Samen werken aan een sterk en vitale Noord-Veluwe Duurzaamheidsonderzoek met aanbevelingen voor de Noord-Veluwe
November 2013
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................... 5 A. BOVENGEMIDDELDE TRIPLE P SCORE ................................................................... 5 B. STERKTEN EN ZWAKTEN ........................................................................................... 6 C. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ......................................................................... 7 C1. ALGEMEEN : EEN DUURZAAM EN VITALE NOORD-VELUWE ................................ 8 C2. TOEKOMSTVISIE EN AMBITIE .............................................................................. 9 C3. SAMENWERKING EN OPSCHALING ..................................................................... 10 C4. BEVOLKING, DEMOGRAFIE EN WONEN .............................................................. 12 C5. ECONOMIE EN BEDRIJVIGHEID, AGRARISCH , TOERISME EN ZORG ................. 14 C6. VERNIEUWING .................................................................................................... 17 C7. RUIMTELIJKE ASPECTEN EN BELEID .................................................................. 18 C8. PROFILERING EN ACQUISITIE ........................................................................... 20 1
INLEIDING .......................................................................................................... 21
1.1 1.2 1.3 1.4 2
PEOPLE ................................................................................................................. 25
2.1 2.2 2.3 3
INLEIDING .......................................................................................................... 37 ECOLOGISCHE DUURZAAMHEID VAN HET WERKGEBIED ................................... 38 SAMENVATTING .................................................................................................. 44
PROFIT.................................................................................................................. 45
4.1 4.2 4.3 5
INLEIDING .......................................................................................................... 25 SOCIALE DUURZAAMHEID VAN HET WERKGEBIED ............................................ 26 SAMENVATTING .................................................................................................. 35
PLANET ................................................................................................................. 37
3.1 3.2 3.3 4
DUURZAAMHEID EN TRIPLE P ........................................................................... 21 CENTRALE VRAAG : HOE DUURZAAM IS DE N OORD-VELUWE? ......................... 21 DE TRIPLE P-MONITOR ..................................................................................... 22 LEESWIJZER BIJ DE TRIPLE P ANALYSE ........................................................... 23
INLEIDING .......................................................................................................... 45 ECONOMISCHE DUURZAAMHEID IN HET WERKGEBIED ..................................... 46 SAMENVATTING .................................................................................................. 58
WERKEN AAN EEN DUURZAAM WERKGEBIED ......................................... 59
5.1 5.2 5.3
BOVENGEMIDDELDE TRIPLE P SCORE ............................................................... 59 KANSEN VOOR VERDUURZAMING ...................................................................... 59 VAN ANALYSE NAAR ACTIE ................................................................................ 60
BIJLAGE 1: TRIPLE P VARIABELEN .................................................................. 61 BIJLAGE 2: INFORMATIEBRONNEN .................................................................. 62 DEELNEMERS INTERVIEWS .......................................................................................... 62 LITERATUUR EN OVERIGE BRONNEN ........................................................................... 62 COLOFON ................................................................................................................... 63
3
Managementsamenvatting en leeswijzer De belangrijkste bevindingen van het Triple P-onderzoek voor de Noord-Veluwe zijn: x De regio presteert zeer behoorlijk, op de onderdelen ‘Planet’ zeer goed, op ‘People’ iets bovengemiddeld en op ‘Profit’ licht achterblijvend. x Ontgroening en vergrijzing zijn op het niveau van de Noord-Veluwe nog geen uitgesproken items. Drie van de vijf gemeenten zullen in de nabije toekomst krimpen. x Er is sprake van een hechte gemeenschap met grote maatschappelijke betrokkenheid. De Noord-Veluwe scoort hoog op leefbaarheid, mede dankzij de hoge landschappelijke kwaliteiten, het sociale profiel en het goede woonklimaat. x De werkloosheid neemt ook hier toe, maar is nog relatief laag. De werkgelegenheid ontwikkelt zich beter (minder slecht) dan landelijk. In de arbeidsmarkt zit nog enige restcapaciteit wat op termijn een voordeel kan zijn. x De Noord-Veluwe is aantrekkelijk voor bedrijfsvestiging. Er is nog volop ruimte voor bedrijfsvestiging. De keerzijde daarvan is een aanzienlijk financieel beslag op gemeentemiddelen vanwege nog niet ontwikkelde of verkochte bedrijventerreinen. x Er is geringe druk op het milieu vanuit bedrijven en bewoners; wel zorgt het (doorgaande) verkeer voor enige milieubelasting. Er is relatief veel woonwerkverkeer. Er is een behoorlijk duurzaamheidsbewustzijn bij bewoners, ondernemers, overheid en organisaties. x Het bedrijfsleven is tamelijk traditioneel en weinig vernieuwend. Het grote aandeel ‘maakactiviteiten’ maakt de regionale economie in het huidige tijdsbestek kwetsbaar. x De Veluwe is een sterk merk, dat nog onvoldoende onder de aandacht wordt gebracht. x Toerisme en recreatie is een belangrijk speerpunt van de Noord-Veluwe, maar kan qua voorzieningen en kwaliteit beter. x Ook zorg (care, cure, zorg voor elkaar) is een sterk punt van het gebied. Dat leidt tot onder meer de volgende aanbevelingen. x Gezien ligging en aanwezige kwaliteiten kan de regio beter presteren. De ambitie mag een trede hoger worden gesteld. x Maak serieus werk van regionale samenwerking en een gezamenlijke toekomstvisie. x Wen en werk aan de gedachte dat bepaalde voorzieningen niet langer op het niveau van kernen en (soms) gemeenten behouden kunnen worden. x Geef ruimte aan de uitnodigingsplanologie: zoek de grenzen van de regelgeving op. x Maak een actieplan voor het behoud van jongeren; scheer ouderen niet over een kam en kijk wat hun specifieke wensen en mogelijkheden zijn. x Ontwikkel de Noord-Veluwe tot een unieke, onderscheidende woonregio. x Maak van de Noord-Veluwe de proeftuin voor nieuwe zorgconcepten. x Investeer in vernieuwing in het gebied en het bedrijfsleven. Dat kan onder andere met samenwerking met onderwijsinstellingen (stages, opdrachten, gastdocenten), maar ook door van elkaar te leren. x Werk samen aan duurzaamheid. Zo veranker je de kwaliteiten van het gebied en profileer je het gebied op een aansprekende wijze die goed bij het gebied past. Het rapport opent met een samenvatting en uitgebreide conclusies en aanbevelingen. Het onderzoek is in belangrijke mate gebaseerd op een Triple P analyse. Deze staat beschreven in de hoofdstukken 2 tot en met 5. Ieder hoofdstuk sluit af met een korte samenvatting. De bijlagen bevatten een overzicht van de personen die met een interview bijdragen hebben geleverd en gebruikte bronnen.
4
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen De Noord-Veluwe bestaat in dit onderzoek uit de gemeenten Elburg, Epe, Heerde, Nunspeet en Oldebroek. Deze gemeenten komen nagenoeg overeen met het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe. De vijf gemeenten hebben ieder hun eigen kenmerken, maar op hoofdlijnen lijken ze toch veel op elkaar. Alle vijf behoren ze tot de categorie weinig stedelijke gemeenten, waarin het landelijk gebied, in belangrijke mate bos en natuur, (voor Oldebroek ook wel agrarisch landschap) een belangrijke en beeldbepalende factor is. In dit onderzoek hebben we de duurzaamheid op het gebied van people, planet en profit voor de vijf gemeenten zowel afzonderlijk als in zijn geheel weergegeven. In hoofdstuk vijf staan concrete aanbevelingen per P weergegeven die de verschillende partijen in de regio zouden kunnen oppakken. Kaart Vijf gemeenten in het onderzoeksgebied (groen gemarkeerd)
A. Bovengemiddelde Triple P score Als we de totale score van Triple P berekenen (het gemiddelde van de drie dimensies) voor de Noord-Veluwe, dan blijkt dat het gebied per saldo duurzamer is dan gemiddeld Nederland. Vooral op Planet scoort de regio bovengemiddeld, maar ook bij People zien we een licht bovengemiddelde score. Profit blijft echter een aandachtspunt. Uiteraard vertonen de gemeenten onderling verschillen, maar op hoofdlijnen is er in de Triple P uitkomsten sprake van een verrassende eenvormigheid. Figuur A Triple P balans
5
B. Sterkten en zwakten Aanvullend kunnen nog de volgende sterke en zwakke punten worden genoemd. People
Sterkten
Zwakten
9 ‘Gemiddeld leeftijdsprofiel’, ontgroening en vergrijzing is (nog) geen uitgesproken item, hoewel enkele gemeenten al krimp kennen
9 Toekomstige krimp in drie van de vijf gemeenten (m.n. in Epe), waardoor afnemend (economisch, sociaal) draagvlak
9 Grote maatschappelijke betrokkenheid, consensus
9
9 Bos en natuur ondersteunen prettige woonomgeving
Per saldo iets minder werk en voorzieningen in het werkgebied; de omgeving compenseert dit, maar dit leidt wel tot veel pendel
9 Vanwege hoge aandeel natuur relatief weinig ruimte om te wonen
9 Hoge scores op leefbaarheid 9 Geringe werkloosheid en afhankelijkheid
Planet
Sterkten
Zwakten
9
Aanzienlijk en aaneengesloten areaal bos en natuur
9
Beperkte biodiversiteitsoortenrijkdom
9
Landschappelijk gevarieerd (bos, natuur, agrarisch, open gebied), weinig verstening
9
Hoger autogebruik inwoners
9
Milieubelasting door verkeer (m.n. A28 en – voor het gebied – in mindere mate A50)
9
Veel ruimte voor verblijfsrecreatie
9
Positieve bijdragen vanuit cultuurlandschap
9
Per saldo geringe milieudruk vanuit bevolking en vanuit bedrijfsleven
9
Duurzaamheidsbewustzijn en – activiteiten bewoners en organisaties
Profit
Sterkten 9
Werkgelegenheid ontwikkelt zich beter dan landelijk
9
Bovengemiddeld (maar in de tijd enigszins afnemend) aandeel T&R in werkgelegenheid
9
Zwakten
Nog enige restcapaciteit in arbeidsparticipatie, m.n. bij vrouwen
9
Restcapaciteit bedrijventerreinen
9
Goede interne ontsluiting
6
9
Groot aandeel ‘maakactiviteiten’ maakt regionale economie in het huidige conjuncturele tijdsgewricht kwetsbaar
9
Geringe vernieuwingsgraad bedrijfsleven (innovatie/starters)
9
Relatieve uitgestrektheid gebied beperkt bereikbaarheid banenberoepsbevolking: veel pendel
9
Externe bereikbaarheid (filedruk)
C. Conclusies en aanbevelingen Perspectief ontstaat door iets meer afstand te nemen en dat beeld te verrijken met interpretatie en visie. In dit hoofdstuk brengen we de bevindingen uit het onderzoek, de interviews en de workshops bij elkaar en schetsen we mogelijke perspectieven en kansen voor de Noord-Veluwe en factoren die daarop van invloed zijn. Het geschetste perspectief is geen gedrukte routekaart naar een duurzame en welvarende toekomst. Het geeft aan welke keuzes gemaakt kunnen worden. Het is aan betrokkenen zelf (bewoners, ondernemers, bestuurders, organisaties) om de keuzes te maken en de prioriteiten te stellen. Bovendien leert de ervaring dat we waarschijnlijk over enkele jaren weer andere beelden, prioriteiten en misschien zelfs ook wel waarden hebben dan we nu kunnen vermoeden. Dat betekent dat je regelmatig het perspectief zult moeten herijken, evenals de route om dat perspectief te bereiken. De belangrijkste conclusies staan in de navolgende paragrafen. Deze zijn gegroepeerd naar de belangrijkste thema’s en aandachtspunten. Om de lezer door de tekst te leiden, staan in de kantlijn korte cursieve kaderteksten. Op grond van het onderzoek kunnen tevens aanbevelingen worden gedaan. Deze staan in de groene kaders die iedere paragraaf afsluiten. Vaak zal het thema zelf al grotendeels bepalen wie de meest aangewezen partijen zijn om met de aanbevelingen aan de gang te gaan, maar zal de feitelijke actie in onderling overleg moeten komen. Omdat het buiten de kaders van dit onderzoek valt, worden de aanbevelingen hier niet aan de verschillende partijen (bewoners, ondernemers, overheden, organisaties) geadresseerd.
7
C1.
Algemeen: Een duurzaam en vitale Noord-Veluwe
De regio kan beter
Uit de kwantitatieve analyse blijkt, dat de regio zeer behoorlijk presteert, op de onderdelen ‘Planet’ zeer goed, op ‘People’ iets bovengemiddeld en op ‘Profit’ enigszins achterblijvend. Daarmee is het onderwerp ‘Profit’ een aandachtspunt. Dat wil echter niet zeggen dat de regio arm is of in acute problemen verkeert. De werkloosheid is relatief laag en de koopkracht zelfs bovengemiddeld. Aandachtspunten zitten vooral bij het bedrijfsleven met een wat traditionele structuur en relatief weinig vernieuwing.
Profit ondersteunt andere kwaliteiten
‘Profit’ is vanuit veel opzichten en opvattingen geen doel op zich, maar een randvoorwaarde om andere kwaliteiten in stand te kunnen houden. Zonder werk trekt bijvoorbeeld de jeugd weg en het in stand houden van de hoge landschappelijke kwaliteiten vraagt onderhoud en investeringen.
Zorgvuldig werken aan de toekomst
Duurzaamheid heeft vele aspecten, zoals ook uit dit onderzoek blijkt. De rode draad van duurzaamheid zit in een zorgvuldig evenwicht tussen de factoren (dingen) en mensen die gezamenlijk de duurzaamheid van de Noord-Veluwe bepalen. Op een aantal aspecten, zoals de natuur, heeft de regio goud in handen en het is de uitdaging om dat verder te ontwikkelen en ten gunste te laten komen van andere elementen, zoals de economie. Goede plannen zijn belangrijk omdat we spreken over ontwikkelingen op lange termijn. Daarom is een goed onderbouwd lange termijn perspectief onmisbaar, evenals het pad dat daarnaar zal leiden.
Aandacht voor profit
NoordVeluwe heeft goud in handen
Inspireren, organiseren en verbinden
Duurzaamheid doe je - samen x x
Centraal staat de wil om samen aan een duurzaam en vitaal gebied te werken. Er zijn al enkele trekkers – instanties, maar vooral ook mensen – die inspireren, de grote lijnen uitzetten, organiseren en mensen met elkaar verbinden. De Noord-Veluwe heeft de potentie om aan de kop van het regionale duurzaamheidspeloton te gaan. Daarvan zal het zelf profiteren en ook een voorbeeld voor andere regio’s zijn. Dat vraagt nog wat extra inzet, zoals in dit onderzoek beschreven. Maar de potentie is er overduidelijk. Duurzaamheid is geen losse modieuze term, het vertegenwoordigt een onderbouwde visie en samenhangende waarden en inspireert mensen om eraan te werken. Duurzaamheid doe je – samen.
Maak een ambitieuze en haalbare duurzaamheidsagenda voor de Noord-Veluwe. Gebruik koplopers om nieuwe wegen te vinden, maar verlies de aansluiting met de achterban niet.
8
C2.
Toekomstvisie en ambitie
Stilstand is achteruitgang
Deze regio kan economisch beter presteren. Als er geen ambitieuzere koers wordt gekozen, zal de regio geleidelijk op achterstand komen, zeker als de economie straks weer aantrekt. Stilstand is achteruitgang. Om dit te voorkomen, is het verstandig om nu een uitdagende visie op het gebied te ontwikkelen, ambitie te tonen en stap voor stap aan de slag te gaan. Er ligt al veel materiaal dat daarvoor gebruikt kan worden en dit onderzoek draagt ook een steentje bij.
Open dialoog
Een goede start is om bestaande ideeën te communiceren en deze open met elkaar te bespreken. Een gezonde ambitie komt van binnenuit en is het resultaat van een open en toekomstgerichte dialoog. Soms zullen individuele concessies moeten worden gedaan om tot een beter collectief resultaat te komen. Het is belangrijk om ideeën en opvattingen breed te verzamelen, bij bewoners en ondernemers, bestuurders en organisaties. Bewoners en ondernemers zijn de enige belanghebbenden waarnaar anderen (overheid, organisaties, instituties) zich zouden moeten richten.
Start het visieproces breed en van onderaf
Visie geeft toegang tot geld Een gezonde ambitie komt van binnenuit
Lijntjes uit het verleden doortrekken werkt niet meer
x x x
Visie is ook nodig om geld te krijgen. Het zou onverstandig zijn om geen gebruik te maken van de fondsen die er zijn, provinciaal, nationaal en Europees. Laat het verkrijgen van geld echter niet het hoofdmotief zijn. Dat leidt tot verkeerde verwachtingen en reflexen. Overweeg de gelden in een regionaal ontwikkelingsfonds te bundelen. Pas op met reflexen die uitgaan van meer van hetzelfde. Een tandje erbij, hier wat meer, daar wat minder is niet de oplossing. De wereld na de grote crisis van 2008 is een andere dan die daarvoor. Ondernemers realiseren zich meer dan ooit dat zij afhankelijk zijn van goede relaties met hun stakeholders, klanten, medewerkers en omgeving. Markt en consument bepalen wat er gebeurt. Als ze niet tevreden zijn, zijn ze met twee muisklikken weg. We hebben nu een andere werkelijkheid dan voorheen en andere mechanismen.
Communiceer zorgvuldig en open, gebruik bestaande plannen. Gebruik de te ontwikkelen toekomstvisie voor fondsenwerving (provinciaal, nationaal, Europees). Maak –daarmee - een regionaal investeringsfonds. Investeer planmatig en bewust in goede onderlinge relaties. Creëer laagdrempelige ontmoetingsmomenten en kom bij elkaar over de vloer. Geef daarbij aan wat je beweegt en wat beter kan.
9
C3.
Samenwerking en opschaling
Uitdagingen vragen een regionale aanpak
Regionaal aanvliegen om lokale belangen beter te dienen
Onderlinge verschillen zijn een verrijking en geen hindernis Door nu samen te werken is opschaling straks een formaliteit Beginnen met backoffice en gemeenschappelijk geluid Voldoende massa om eigen entiteit te zijn …, … als evenwichtsorgaan van grootstedelijke regio’s
Dit onderzoek richt zich op de vijf gemeenten in het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe. De regio Noord-Veluwe heeft iets andere grenzen. Maar de problematiek is op hoofdlijnen gelijk. De discussie gaat niet over een gemeente meer of minder. Er is een bovenlokale schaal nodig om de complexe uitdagingen goed aan te pakken. Samenwerken is de beste keuze om een gezamenlijke toekomst te bepalen en als individuele (kleinere) gemeenten niet meer in staat zijn om alle voorzieningen in stand te houden. Een regionale benadering geeft de mogelijkheid om op bepaalde deelgebieden accenten te leggen, die passen bij de ruimtelijke kenmerken van het gebied. Zoals ruimte voor bedrijvigheid, wonen, natuur, water en recreëren. Bovendien geeft het een duidelijke stem aan de regio en wordt zij op deze wijze een volwaardige gesprekspartner, voor burgers, ondernemers en de overheid zelf. Ook voor acquisitie van bedrijven en profilering (zie later) is een regionale aanpak veruit de beste. De gemeenten op de Noord-Veluwe hebben veel gemeen en vullen elkaar goed aan. Samen vormen ze een compleet gebied met toekomstperspectief dat zich op haar kernkwaliteiten kan meten met omliggende regio’s. Veel andere regio’s hebben een bovenliggende centrale stad, waarnaar de kleinere omliggende kernen zich moeten schikken. Dat speelt hier minder, er is geen duidelijke natuurlijke leider. Dat vraagt een andere samenwerkingsstrategie, waarbij het effectief is als een relatieve buitenstaander, bijvoorbeeld de Regio Noord-Veluwe een richtinggevende en coördinerende rol vervult. Het Rijk maakt haast met bestuurlijke opschaling. Nu anticiperen is beter dan later verrast worden. Door nu goed samen te werken, is een toekomstige opschaling slechts een bevestiging van de bestaande situatie. Van een koude fusering, die veel onnodige energie kost, is dan geen sprake. Hou de regie in eigen hand. Verschillende elementen kunnen snel worden opgepakt. Zoals afstemming van beleid en communicatie, het al eerder genoemde opstellen van een toekomstperspectief en het samen organiseren van de backoffice. De Noord-Veluwe heeft voldoende massa en onderscheidend vermogen om een eigen entiteit te zijn binnen de grotere regio (Veluwe, centraal Nederland) en de omliggende grootstedelijke gebieden. Dat is echter geen gegeven. Men zal voortdurend haar plaatsje moeten bevechten, omdat qua aandacht en geld de grootstedelijke gebieden hoger op het lijstje staan. Het is onverstandig om je als de concurrent van de grootstedelijke regio’s neer te zetten, daar ligt de kracht niet. Veel meer zal naar een aanvullende verbindingsfunctie gezocht kunnen worden, het evenwichtsorgaan dat ook de grootstedelijke regio’s stabiel houdt.
10
Overheid geeft het goede voorbeeld, anderen volgen
In termen van opschaling is de overheid nu een belangrijk brandpunt. Door met volle kracht en overtuiging voor intensievere samenwerking te gaan, geeft ze een signaal af aan anderen om te volgen. Dat inspireert om ook te investeren in samenwerking en hechtere verbanden.
Een federatie kan een werkbaar model zijn
Vaak is een federatief model effectief: een gezamenlijke koepel ‘boven’ kleinere eenheden. Dat combineert de kracht van groot èn klein. Maak dubbele verbindingen: regionaal (bijvoorbeeld binnen de Noord-Veluwe) en op thema of doelgroep. En niet op de laatste plaats: leer van elkaar. Laat de kennis en organisatiekracht die de overheid ontwikkelt of inhuurt ook aan andere initiatieven ten goede komen. De kaders en schaling zijn uiteraard anders, maar het proces van overtuigen, masseren, stapje voor stapje drempels wegnemen en afspraken maken, zal hetzelfde zijn.
Samenwerking begint met vertrouwen
Samenwerking steunt op vertrouwen. De volksaard op de Noord-Veluwe mag dan misschien wat gesloten zijn, de keerzijde daarvan is dat men elkaar kent, vertrouwt en wederzijds respecteert. Als dat samengaat met een gezamenlijke toekomstvisie en het geheel wordt opgewarmd door een zekere sense of urgency, kan een bijzondere chemie ontstaan.
Samenwerking en social return
x x x x x
Door samenwerking tussen enerzijds gemeenten en anderzijds ondernemers parallel te laten verlopen en van elkaar te leren, wordt ook een basis gelegd voor goede zakelijke transacties. In de vormgeving van de samenwerking zal vaak besloten moeten worden wie wat doet. Daar ligt de opening naar social return: ondernemers kunnen meehelpen om sociale problemen op te lossen, bijvoorbeeld door werklozen aan het werk te helpen. Andersom zijn er wellicht taken die de overheid nu nog zelf uitvoert, maar die eigenlijk beter bij het eigen bedrijfsleven neergelegd kunnen worden.
Kies voor gemeentelijke samenwerking als enige duurzame optie. Start met een groep met voldoende overtuiging en schaal. Twijfelaars kunnen later aansluiten. Wen en werk aan de gedachte dat bepaalde voorzieningen niet langer op het niveau van kernen en (soms) gemeenten behouden kunnen worden. Laat een vertrouwde en niet-bedreigende buitenstaander de samenwerking op gang helpen, maar houd de regie in eigen hand. Bundel backoffices, bestuurlijk, op het niveau van ondernemersfederaties, in de zorg en bij de verkoop en promotie van het gebied. Postitioneer je niet als concurrent, maar als partner van de omliggende grootstedelijke regio’s.
11
C4.
Bevolking, demografie en wonen
Demografische krimp is voor de regio als geheel nog niet aan de orde
Werken Æ Wonen Æ Demografie
Verlies van jongeren is geen gegeven
Werk- en leertrajecten i.s.m. bedrijfsleven en onderwijs Ouderen zijn een interessante doelgroep … … maar scheer ze niet over een kam Vrijwilligers werk is essentieel voor maatschappelijk draagvlak
De Noord-Veluwe heeft een licht bovengemiddelde sociale kwaliteit. De schrikbeelden die we uit de periferie van ons land kennen (sterke vergrijzing, krimp, sloop van woningen) bestaan hier niet. Maar de regio kan zich niet aan de demografische ontwikkelingen onttrekken. Er is ook hier sprake van vitale vergrijzing: de oudere van vandaag is niet van gisteren en is veel langer actief dan de vorige generatie. Ze vragen andere woonvormen en vormen steeds meer kleine of zelfs 1persoonshuishoudens. Daardoor zal de behoefte aan woningen minder snel afnemen dan de bevolkingsomvang. Nog steeds bepaalt werk (en scholing) sterk de woonplaatskeuze. Pendel geeft enige rek, maar deze beperkt zich traditioneel tot een uur reistijd en is bovendien een belasting voor infrastructuur en milieu. De regio verliest jongeren aan meer grootstedelijke regio’s, vanwege opleidingsmogelijkheden en de voor hen aantrekkelijke leefomgeving. Daarin staat de Noord-Veluwe niet alleen. Accepteer dat niet als een onvermijdelijk gegeven. Blijf er aan werken, geef de jongeren zelf het voortouw bij het maken van een actieplan om de Noord-Veluwe zo aantrekkelijk mogelijk voor ze te houden. Ze benaderen zaken heel anders dan bijvoorbeeld de gemeente of woningbouwvereniging. Blijf in dialoog. Zorg voor werk en leer-werktrajecten. Het mes snijdt zo aan twee kanten: het biedt perspectief voor jongeren en het brengt dynamiek en vernieuwing in de bedrijven. Maak in samenwerking met het bedrijfsleven en onderwijs een roulatiesysteem, waarbij jongeren met meerdere bedrijven kennis kunnen maken. Voorkom dat jongeren buiten de boot vallen omdat ze de vereiste kennis niet hebben en regel bijscholing, ook bij voortijdige schoolverlaters. Zorg voor eigentijdse vrijetijds- en recreatievoorzieningen. De Noord-Veluwe is ontegenzeggelijk aantrekkelijk voor ouderen, vanwege de passende omgeving, voorzieningen en formele en informele zorg. Ouderen zijn een interessante doelgroep. Niet alleen nemen ze in aantallen het snelste toe, ze beschikken bovendien over relatief veel koopkracht. Als deze niet in de stenen van het huis zit verankerd, is dat vrij besteedbaar. Deze doelgroep vraagt een gesegmenteerde en genuanceerde benadering. Sommige mensen zijn al jong oud, sommige ouderen gedragen zich als jongeren. Ze werken langer door, zijn op hoge leeftijd nog actief en betrokken bij maatschappelijke activiteiten en hebben vaak de wereld gezien waarna de Veluwe aan het wensenpakket voldoet. Veel ouderen stoppen met werken voor de officiële pensioenleeftijd. Als dit geen bewuste keuze is, maar het gevolg van niet meer meekunnen of een te lage productiviteit, helpen bijscholing en het vinden van passend werk, zowel de economie als de ouderen. Anderen zullen via werk geen actieve bijdrage meer leveren aan de economie, maar zijn een niet te missen factor voor het in stand houden van voorzieningen en maatschappelijk draagvlak. Vrijwilligerswerk is daarbij een belangrijke vorm.
12
Wonen is een belangrijk thema. Er zijn relaties met veel eerder genoemde thema’s, het thema Wonen kent lange plantermijnen en een sterke overheidsregulering. De actuele crisis en de draconische bezuinigingsopgaven waarvoor de woningcorporaties worden gesteld, kunnen niet verhullen dat de woonfunctie van de Noord-Veluwe zeer uitdagend is. Noord Veluwe heeft uitgesproken woonkansen
Vernieuwend wonen in een traditionele regio
Daag partijen op de woningmarkt uit om te vernieuwen
Laat ‘migratiesaldo nul’ los
x
x
x x
De Noord-Veluwe heeft uitgesproken woonkansen. De ligging in het centrum van het land biedt goede perspectieven. Wonen en werken komen in een andere verhouding tot elkaar te staan. We zien ontkoppeling, waarbij mensen bereid zijn verder te reizen tussen hun werk en een goede woonomgeving, maar ook raken wonen en werken steeds meer verweven dankzij de opkomst van werken op locatie of thuis en snel internet. Dat betekent dat de Noord-Veluwe nog sterker kan inzetten op wonen, met de ontwikkeling van nieuwe, onderscheidende woonconcepten, in alle marktsegmenten. Vernieuwend wonen in een traditionele regio. Dat kunnen goedkope starterswoningen zijn, woningen die het mogelijk maken om wonen en werken te combineren (niet alleen in de dienstverlening, maar ook voor ambachten handel –teleshops- en kleine nijverheid), levensloopbestendige of kangeroewoningen, waterwoningen, landgoederen etc. Huur-koopcombinaties en cascowoningen zullen de betaalbaarheid ten goede komen. Aan creativiteit is geen gebrek, daag architecten en ontwikkelaars uit. Probeer de bestaande reguleringskaders op te rekken. Dat vraagt krachtenbundeling. Een extra argument is dat versterking van de woonfunctie ook het economisch en demografisch profiel van de NoordVeluwe ondersteunt. Daarnaast kan de ‘uitnodigingsplanologie’ (zie ook later) ook voor het woondossier beweging betekenen. Het pleidooi om vooral – of vaak alleen – voor de eigen bevolking(sgroei) te bouwen of een iets ruimere variant daarvan (migratiesaldo nul) is begrijpelijk maar levert niet de noodzakelijke dynamiek. De Noord-Veluwe raakt onvermijdelijk inwoners (jongeren) kwijt aan andere regio’s. Daar staat tegenover dat de regio heel aantrekkelijk is voor nieuwkomers, bijvoorbeeld jonge gezinnen. Vasthouden aan ‘migratiesaldo nul’ is dan een boekhoudkundige benadering die geen recht doet aan de feitelijke situatie op de woningmarkt en de wensen van de consument.
Accepteer het verlies van jongeren niet als een onvermijdelijk gegeven. Maak een gezamenlijk actieplan en investeer in passend werk, opleidings- en woonmogelijkheden en vrijetijdsvoorzieningen. Ontwikkel een gesegmenteerde doelgroepbenadering voor ouderen, van rijk en vitaal tot zorgvragend en afhankelijk. Maak via vrijwilligerswerk ouderen een onderdeel van de oplossing. Daag ouderen uit langer actief te blijven, in een – aangepaste – betaalde baan of als vrijwilliger. Blijf ook in ouderen investeren. Maak de Noord-Veluwe tot een vernieuwende woonregio met traditionele waarden.
13
C5.
Economie en bedrijvigheid, agrarisch, toerisme en zorg
Kamer van Koophandel, accountants en banken kunnen een eerstehulplijn opzetten voor ondernemers in nood – met overlevingskansen
Bepaal samen met de ondernemers een toekomststrategie voor de agrarische sector
Agrarisch en toerisme, recreatie en horeca kunnen meer samen doen…,
… maar het moet wel bij de boer passen en professioneel worden aangepakt
Idem: agrarisch en zorg
Dit is een ondernemende regio, de handen gaan uit de mouwen. Maar tegelijkertijd ook vrij traditioneel, in de manier van werken en sectorkeuze. Veel kleine ondernemers en zzp-ers hebben het nu moeilijk. Het is niet ‘Veluws’ om daarmee te koop te lopen. Velen zullen ermee geholpen zijn als ze door elkaar en anderen, zoals de Kamer van Koophandel, accountants en banken ondersteund worden. In het weer op de rails krijgen van hun bedrijf, of als het niet anders kan, een goede sanering. Een gedwongen bedrijfsbeëindiging heeft immers grote gevolgen, zakelijk en emotioneel. Niet alleen voor de ondernemer en zijn gezin, maar ook voor werknemers en de omgeving waarin het bedrijf functioneert. Vaak kost het minder moeite (en geld) om 10 bestaande arbeidsplaatsen te behouden door tijdig bij te sturen, dan 10 nieuwe aan te trekken. De agrarische sector is economisch belangrijk, onderhoudt het landelijke gebied en geeft de regio daarmee een gezicht. De meest voorkomende activiteit (melkveehouderij) past bij de kwaliteiten en het profiel van het gebied (de koe in de wei). De beperkte intensieve veehouderij vraagt een goede ruimtelijke inpassing die niet ten koste gaat van andere kwaliteiten. Het agrarisch areaal is wat versnipperd, ruimtelijk en tussen de bedrijven onderling. Extensieve vormen van landbouw, zoals biologisch, die heel goed in de regio zouden passen, kunnen daardoor niet de benodigde schaalomvang krijgen. Tegen deze achtergrond zouden betrokkenen (ondernemers, standsorganisaties, banken) met elkaar in gesprek kunnen gaan over het regionale perspectief van de agrarische sector. Vanwege hun profijt van en verantwoordelijkheid voor het landschap zijn in veel gebieden de agrarische en toeristisch-recreatieve ondernemers natuurlijke partners. In bijvoorbeeld het Groene Hart is dat duidelijk het geval en levert het voor beide partners revenuen op. Dat is op de NoordVeluwe nog minder het geval. Er liggen samenwerkingskansen in het ontwikkelen van gezamenlijke producten en marktbenadering. Consumenten hebben toenemende belangstelling voor de herkomst van hun voedsel, waarop de horeca kan inspelen. Door het ontwikkelen van streekproducten kan de agrarische sector hiervan profiteren en daarnaast een bijdrage leveren aan de profilering van het gebied. De ervaringen leren dat er twee belangrijke randvoorwaarden zijn: het moet persoonlijk passen bij de agrarische ondernemer en de ontwikkeling, verkoop en marketing van streekproducten vraagt een professionele aanpak die ogenschijnlijk kan conflicteren met het karakter en de uitstraling van het product. Een vergelijkbaar pleidooi geldt voor de combinatie van agrarisch en zorg. Elders zien we succesvolle zorgboerderijen, omdat het de ondernemer inspireert en het past in de zoektocht naar goedkopere zorgconcepten. De randvoorwaarden zijn overigens ook grotendeels dezelfde, waarbij de regelgeving voor de zorg wel verder gaat.
14
Opkomst ‘green economy’
T&R heeft last van de remmende voorsprong
T&R-stip aan de horizon
Kijk bij elkaar in de keuken
365 dagen per jaar geopend
Combineer met andere waarden van Noord Veluwe Start een kwaliteitsproject
Een relatief nieuw verschijnsel is de opkomst van de ‘green economy’ een situatie waarbij economie een onderdeel is van het ecosysteem waartoe het behoort. Het ecosysteem is dan leidend. Het kan zich uiten in een situatie waarin de agrarische sector de aanvoerder is van een keten, die uiteindelijk ook andere dan de traditionele agrarische producten voortbrengt. Vaak hebben die een hogere toegevoegde waarde. Een andere verschijningsvorm is de situatie waarbij reststoffen niet langer worden gezien als afval, maar als waardevolle basis voor een volgende fase (circulaire economie). Daarbij kan de agrarische sector ook een rol spelen. De regio heeft op dit punt veel kennis en ervaring. Toerisme en recreatie (T&R) zijn belangrijk voor de Noord-Veluwe en hebben veel potentie. De sector heeft wel enkele (kwaliteits)impulsen nodig. In zekere zin heeft de Noord-Veluwe last van de remmende voorsprong. De regio is zo vanzelfsprekend een toeristisch-recreatieve bestemming, dat er uiteindelijk te weinig mee wordt gedaan. De prikkel om te vechten voor marktaandeel heeft vaak ontbroken. Daardoor is minder geïnvesteerd in (elk weer)voorzieningen, kwaliteit en promotie/verkoop. Ook de toeristisch-recreatieve sector kan een stip aan de horizon zetten. Waar staat men in 2025, wat zijn de consumentenontwikkelingen, op welke wijze wil de sector zich in de markt positioneren, hoe kan men zich van andere aanbieders in binnen- en buitenland onderscheiden? Zo’n traject geeft belangrijk inzichten en de kans om elkaar beter te leren kennen. Ondernemers in de sector zijn vaak op zichzelf gericht, terwijl ze juist gezamenlijk het T&R-product Noord-Veluwe maken. Om meer inzicht te verkrijgen en uiteindelijke ook de bedrijfsvoering te verbeteren, kan men – letterlijk – bij elkaar in de keuken kijken en discussiëren over bedrijfsvoerings- en bedrijfseconomische aspecten. Zo investeer je ook in de kwaliteit van het ondernemerschap. Streef naar een jaarrond-exploitatie. Meer accent op verblijfsaccommodatie vergroot de basis onder een jaarrond-exploitatie en levert per saldo meer toegevoegde waarde op. Een dergelijke exploitatie geeft zicht op vaste werkgelegenheid en doorgroei-, c.q. leermogelijkheden voor jongeren en verbreedt de basis onder investeringen. Investeer in kwaliteit, de consument heeft de keuze uit een welhaast onbegrensd aanbod, niet alleen nationaal, maar ook internationaal tegen zeer scherpe prijzen. Maak combinaties met andere waarden van de Noord-Veluwe: de natuur, het water, de dorpen, de cultuurhistorie, de agrarische sector. Verleid de overheid om aanvullend te investeren. Hanteer de grenzen pragmatisch. De omliggende grote steden en de vrijetijdsvoorzieningen in Flevoland kunnen dan ook als onderdeel van het toeristisch product worden gezien. Start een kwaliteitsproject om het product daadwerkelijk te verbeteren. Spreek ondernemers en medewerkers aan op hun vakmanschap, dat is hun trots. Stimuleer anderen om korte vakcursussen te volgen, organiseer een
15
Digitaliseer op de schaal van de Veluwe
Geef toeristenbelasting terug
Zinnige en zuinige zorg
gastvrijheidsacademie. Communiceer over nieuwe producten, seizoensaanbiedingen, acties bij bedrijven en bedrijfspresentaties. Organiseer de verkoop van het product op het niveau van de Veluwe. Dat spreekt de klant aan en maakt minder afhankelijk van lokale organisaties die soms moeizaam het hoofd boven water kunnen houden. Zet vol in op digitale informatie. Bij zoeken en boeken, en het verkrijgen van informatie in het veld. Gebruik de opbrengsten van de toeristenbelasting ten behoeve van de sector zelf. Daarmee geeft ook de gemeente aan dat zij de sector serieus neemt en wil bijdragen aan de versterking ervan. Care (chronische en langdurige zorg), cure (genezen en medisch specialistische zorg) en Veluwe zijn nauw aan elkaar verbonden. Hier liggen kansen. De Noord-Veluwe telt al enkele grote zorginstellingen en daarmee bestaat een cluster waaraan verder gebouwd kan worden. De zorg staat aan de vooravond van enkele grote uitdagingen. Qua bekostiging zullen ingrijpende besluiten moeten worden genomen. Om met name de ouderenzorgkosten in de hand te houden, blijven ouderen langer zelfstandig wonen. Ook anderen dan gediplomeerd personeel, zoals familieleden en buren, zal gevraagd worden meer zorg te verlenen.
Noord Veluwe als zorgproeftuin
x x
x x x x
x
x
Het is zoeken naar haalbare vormen van zorg en het verkennen van de grenzen van wat we haalbaar en betaalbaar vinden. Het impliceert grote veranderingen, waarbij een grotere inbreng wordt gevraagd van de zorgvrager zelf en zijn directe omgeving (buren, familie, kennissen). We gaan naar nieuwe zorgconcepten. Gezien de aard van de regio, de arbeidsmarkt, de uitdagingen waarvoor de woningmarkt staat en het belang van de agrarische en toeristisch-recreatieve sector, zou de Veluwe zich kunnen ontwikkelen tot de zorg-proeftuin, waar nieuwe concepten worden ontwikkeld en getest.
Maak een eerstehulppost waar ondernemers terecht kunnen voor een eerste en vertrouwelijk advies. Organiseer werk- en discussiegroepen om de bedrijfsvoering te verbeteren en van elkaar te leren. Verzamel harde cijfers over het functioneren van de toeristisch-recreatieve sector, dan ben je volwaardig gesprekspartner. Bepaal samen met de agrarische sector hun beste toekomstperspectief en werk gezamenlijk aan de voorwaarden die realisatie daarvan mogelijk maken. Verbind de agrarische sector met toerisme en recreatie en zorg. Werk gezamenlijk aan de voorwaarden die realisatie daarvan mogelijk maken. Maak met en voor de toeristisch-recreatieve sector een uitdagend toekomstperspectief. Investeer in kwaliteit, vakmanschap en een jaarrond-exploitatie. Maak een privaat-publiek investeringsfonds, een gastvrijheidsacademie en een consumentenklankbord. Organiseer de toeristisch-recreatieve verkoop op het niveau van de gehele Veluwe. Dat is interessant voor de consument en voorkomt dat de inspanningen versnipperd raken. Digitaliseer: modern en traditie! Maak van de Veluwe de proeftuin voor nieuwe zorgconcepten: dichter bij de consument, van en voor iedereen, beter en goedkoper. 16
C6.
Vernieuwing
Traditie en met de tijd mee
Innovatie hoger op de agenda
Toon succesvolle voorbeelden en kijk over de schutting
Stages, gastdocenten en opdrachten
x
x
x
De Noord-Veluwe (en Veluwe in het algemeen) roept vaak traditionele beelden op. Dat zien we terug in het karakter van de samenleving en delen van het bedrijfsleven. Dat zijn intrinsieke en belangrijke waarden, het geeft continuïteit een zekere mate van comfort. Het ontslaat je echter niet van de noodzaak om met de tijd mee te gaan, als was het maar omdat klantwensen ook voortdurend veranderen. Het bedrijfsleven op de Noord-Veluwe is minder innovatief en vernieuwend dan elders in het land. Voor een deel heeft dit te maken met bestaande structuren, zoals de oververtegenwoordiging van sectoren waarin ‘handen’ een belangrijke rol spelen. Er zijn geen hogescholen of universiteiten, waarvan bekend is dat ze in de regio een innovatieve spin-off hebben. Toch zou innovatie hoger op de agenda moeten komen. Een eerste stap in die richting kan bestaan uit het laten zien van succesvolle innovaties die op de Noord-Veluwe zijn gerealiseerd, inclusief het verhaal van de ondernemer daarachter. Liefst zowel product als procesinnovaties. Dit zou anderen kunnen inspireren. Kijk ook eens over de grenzen van de eigen sector. Vaak zijn in andere sectoren al oplossingen bedacht die met enige aanpassingen ook in het eigen bedrijf toepasbaar zijn. Geef voorlichting over de ondersteuning (advies, begeleiding, fiscaal) die innovatieve ondernemers kunnen krijgen. De belangrijkste sleutel tot innovatie zit in het onderwijs en kennisinstellingen. In de nabijheid van de regio (Zwolle, Lelystad, Utrecht, Wageningen) zitten toonaangevende kennisinstellingen, die hun kennis graag delen. Organiseer ontmoetingen tussen onderwijs en bedrijfsleven, kom bij elkaar over de vloer, breng vraagstuk en oplossing bij elkaar. Maak gebruik van stages en gastdocentschap, geef opdrachten aan de onderwijsen kennisinstellingen om zaken uit te zoeken.
Laat regelmatig en laagdrempelig zien welke slimme producten en oplossingen ondernemers en organisaties op de Noord-Veluwe hebben bedacht. Ook dat is innovatie. Smeed strategische kennisallianties tussen het bedrijfsleven en kennisinstellingen in de wijdere regio (Zwolle, Wageningen, Lelystad, Utrecht). Laat dat leiden tot kennisuitwisseling, uitruil (stages, gastdocenten) en opdrachten. Zet vernieuwers in het zonnetje en geef ze een steuntje in de rug.
17
C7.
Ruimtelijke aspecten en beleid
Functies worden sterk planologisch bepaald
De uitnodigingsplanologie is de moeite van het experiment waard
Functies zijn in een groter geheel veel beter inpasbaar
Herschikking van functies kan interessant zijn, maar onderschat de gevolgen niet
Verruim vestigingsregels voor startende ondernemers
Regio’s hebben diverse functies, voor de eigen inwoners en ondernemers, maar ook voor de omgeving. Wonen, werken, recreëren zijn daarvan voorbeelden, maar ook functies in termen van natuur, waterberging, buffers tussen gebieden of infrastructuur en bereikbaarheid (corridors). Functies zijn in beginsel natuurlijk bepaald, dankzij ligging, fysieke kenmerken of andere specifieke omstandigheden en vervolgens van achter de tekentafel bekrachtigd. Ons bestuur kent daarnaast een stevige ruimtelijke-ordeningstraditie, waarin nauwgezet is vastgelegd wat waar kan of mag. En waar in de praktijk eerder op de onmogelijkheden dan de mogelijkheden werd gelet. We zien een lichte kentering, waarbij de overheid meer op de mogelijkheden dan de onmogelijkheden stuurt. Dit wordt ook wel uitnodigingsplanologie genoemd, waarbij de overheid zo goed mogelijk plannen probeert in te passen, in plaats van ze af te wijzen. De NoordVeluwe lijkt op voorhand niet de meest aangewezen regio om hiermee te experimenteren, vanwege de belangrijke natuurwaarden. Maar zoveel mogelijk meedenken met plannen in plaats van ze alleen te toetsen (en vaak af te wijzen), betekent niet dat alle voorwaarden vervallen. Bovendien is de Noord-Veluwe wel gebaat bij een dergelijke benadering omdat het de zoektocht naar meer dynamiek ondersteunt. Het bestuurlijke lef dat ermee getoond wordt, zou binnen de sterke sociale context die de regio kenmerkt, gewaardeerd kunnen worden en mogelijk tot resultaten leiden. De ruimtelijke schaal is bepalend voor de mogelijkheid om bepaalde functies in te passen. Hoewel veel gemeenten traditioneel alle functies (willen) bieden, is dat in de praktijk vaak niet mogelijk, of alleen tegen hoge kosten en een net niet toereikend product. Invulling op een grotere ruimtelijke schaal gaat dan veel beter. Ook tegen die achtergrond is een ruimtelijke opschaling (door samenwerking) zeer interessant. Het geeft de mogelijkheid die functies daar te leggen waar ze het beste passen en op die manier tot een sterk en compleet gebied te komen. Nu is de Noord-Veluwe geen leeg, maagdelijk gebied dat van achter de tekentafel ingevuld kan worden. De mogelijkheid bestaat wel om daar waar van veranderingen sprake is, tot een zekere herstructurering te komen. Werken en infrastructuur (bereikbaarheid) kunnen logische combinaties zijn, evenals wonen en voorzieningen. Als de agrarische sector meer een onderdeel zou kunnen zijn van het toeristisch-recreatief potentieel (zie ook eerder), ligt ook daar een combinatie voor de hand. Intensieve vormen van veehouderij, in de nieuwe Landbouw Ontwikkelings Gebieden (LOG’s) passen op hun beurt niet bij een hoogwaardige woonomgeving. Een functiewijziging ‘light’ kan bestaan uit het oprekken van benoemde functies. Voorbeelden daarvan zijn het toestaan van bepaalde vormen van
18
bedrijvigheid in de woonomgeving. Dat kan relevant zijn voor starters, al dan niet in de dienstverlening. Voor de bedrijventerreinen en kantorenproblematiek op de Noord-Veluwe (enkele terreinen met hardnekkige leegstand, overcapaciteit), zou het ‘oprekken’ van de bestemming wellicht soelaas kunnen bieden. Daarbij valt te denken aan informele, laagdrempelige en relatief goedkope huisvesting voor startende en vernieuwende ondernemingen.
Aanhoudende overcapaciteit bedrijventerreinen
Revitaliseer en probeer sommige terreinen een andere bestemming te geven
x x x
Veel bedrijven zijn op een bedrijventerrein gevestigd. Vanwege de lange plantermijnen en de crisis van 2008 beschikt de Noord-Veluwe momenteel over een ruim aanbod van bedrijventerreinen, zowel nieuw, nog te ontwikkelen (met grondposities), als bestaand. Revitaliseren van bestaande terreinen en vermindering van regel- en bestemmingsdruk vergroten de kans op uitgifte. Toch is het risico aanwezig dat een volledige bezetting van het gehele areaal nog geruime tijd zal vergen, als het al lukt. Het probleem beperkt zich namelijk niet alleen tot de Noord-Veluwe, ook andere regio’s hebben er last van. Overweeg om terreinen en kantoren een andere bestemming te geven. Oudere terreinen, die vaak in of nabij de bebouwde kom zijn gelegen, zouden wellicht tot woonlocatie kunnen worden herbestemd. Voor andere locaties bestaan dergelijke alternatieven vaak niet. Een terugkeer naar een agrarische bestemming of een natuurfunctie is dan vaak de enige mogelijkheid. Dat gaat gepaard met een aanzienlijke kapitaalvernietiging of boekverliezen op de grond. Dat zijn lastige keuzes, je kunt immers altijd nog besluiten om je verlies te nemen. Gezien het dilemma verdient het aanbeveling om nog eens goed te kijken wat op de middellange termijn de afzet- en verkoopmogelijkheden zijn. Kijk daarbij ook heel concreet naar de vraagzijde, de wensen en verwachtingen van de ondernemers uit de eigen en nabijgelegen regio’s.
Geef meer ruimte aan de uitnodigingsplanologie. Ontwikkel binnen de regio functies daar waar ze het beste passen. Dat is niet altijd de bestaande locatie. Bepaal waar functiemenging een meerwaarde vormt voor het gebied en nodig betrokkenen uit om dat mede vorm te geven. Verruim bestemmingen of saneer om leegstand te voorkomen of te verhelpen (bedrijventerreinen, kantoorlocaties).
19
C8.
Profilering en acquisitie
Zonder profilering zijn kwaliteiten waardeloos Veluwe is een sterk merk Profilering is meer dan het bedenken van een slogan Veluwe is recreëren, wonen en werken Veluwse reviews Betrek grootstedelijke gebieden bij profilering Profilering moet ook banen opleveren
Beter de achterdeur dicht dan elkaar binnen de regio beconcurreren
x
x
Profilering en acquisitie zijn belangrijk voor de Noord-Veluwe. Je kunt overlopen van kwaliteiten, als het niet bekend is, levert het niets op. Goede profilering begint met een helder beeld van jezelf, inclusief een doelgroepenstrategie. Veluwe is een sterk merk, maar tegelijkertijd wat eenzijdig. Daarnaast behoeft het voortdurend onderhoud, omdat de doelgroepen, ongeacht wie ze zijn, steeds (en steeds sneller) evolueren. Een pakkende slogan helpt, maar moet vooral de lading dekken. Die lading bestaat uit ‘hardware’, de zichtbare kwaliteiten en de ‘software’, goede analyses, kennis van de markt en doelgroepen, en – al eerder gezegd – de vraag wie je uiteindelijk wilt zijn. De bekende hardware is rust, ruimte en natuur. De mogelijkheden om hier te werken en te wonen verdienen ook aandacht. Dat hoort er wel bij. Juist de combinatie van die drie elementen: wonen, werken en recreëren toont de Veluwe in haar volle kracht. Traditie en dynamiek, dorps en werelds, verrassende combinaties. Bij een sterk overkoepelend beeldmerk is het onverstandig om onderdelen te profileren, zeker als ze niet echt onderscheidend zijn. Dat geldt ook voor gemeenten of deelgebieden. Met de ‘Gelderse Streken’ is een mooi profileringskader neergezet. Maar beperkt het niet tot het massa-mediale, geregisseerde. Iedereen die de regio kent en waardeert, is ambassadeur. De ontwikkeling van social media geeft duidelijk aan dat de mening van het individu er wel degelijk toe doet. Zoek de dialoog en afstemming met de omliggende meer grootstedelijke gebieden. De onderlinge complementariteit is een sterk punt, op het vlak van wonen, voorzieningen (retail, zorg, onderwijs, cultuur), werken en recreëren. Door een totaalaanbod neer te zetten, met hulp van de buren, ontstaat een aanmerkelijk sterker beeld. Hetzelfde geldt overigens ook andersom: de grootstedelijke gebieden profiteren bij hun profilering ook van de kwaliteiten van de Noord-Veluwe. Profilering moet ook leiden tot meer bedrijven en nieuwe werkgelegenheid. Daarvoor is aanvullende gerichte acquisitie nodig. Wees realistisch in de verwachtingen. Bedrijven zijn in de praktijk tamelijk honkvast en bedrijfsverplaatsing over grotere afstanden is niet eenvoudig. Dat betekent dat vaak van verplaatsingen binnen de regio sprake zal zijn. Tenzij het betreffende bedrijf daarvoor duidelijke eigen motieven heeft, is het wegtrekken binnen de eigen regio niet zinvol. Vaak is het beter om bestaande bedrijven zo goed mogelijk te faciliteren: de achterdeur dicht.
Maak aansluitend op het toekomstperspectief een scherp en doelgroepengericht profilerings- en acquisitieplan – voor de regio als geheel en niet voor individuele gemeenten. Maak groei (economie, bevolking) een concrete profileringsdoelstelling, stuur daarop en reken daarop af.
20
1 1.1
Inleiding Duurzaamheid en Triple P De noodzaak van duurzaamheid Het beslag op de ons beschikbare ecologische hulpbronnen is de afgelopen decennia zozeer toegenomen dat dit de draagkracht van de aarde te boven gaat. Steeds meer worden we, door uitputting van ecologische hulpbronnen, milieuvervuiling en klimaatverandering, geconfronteerd met negatieve ‘externe effecten’ van onze technologische en economische ontwikkeling. Om te voorkomen dat de samenleving hierdoor ten onder gaat, is de omslag naar een ‘duurzame’ ontwikkeling nodig, waarbij niet langer sprake is van uitputting en vervuiling van onze leefomgeving, zo leerden onder meer de rapporten van de Club van Rome (1970) en de Commissie Brundtland (1988). In de decennia die zijn verstreken sinds het ontstaan van dit inzicht heeft het begrip ‘duurzaamheid’ zich langzaam maar zeker in het centrum van ons bewustzijn genesteld. Duurzaamheid in drieën: Triple P ‘Duurzaamheid’ heeft gaandeweg een bredere strekking gekregen dan de oorspronkelijke, puur ecologische. Naast ‘goed rentmeesterschap’ over onze ecologische omgeving behelst duurzaamheid dan ook het ‘behoud van welvaart’ en ‘sociale samenhang en veiligheid’. De sociale, ecologische en economische dimensie worden in het Engels doorgaans aangeduid als ‘Triple P’: ‘people, planet, profit’. Met deze 3 dimensies omvat het begrip ‘duurzaamheid’ de samenleving in de breedste zin.
1.2
Centrale vraag: hoe duurzaam is de Noord-Veluwe? Om een concrete bijdrage te leveren aan een voorspoedige ontwikkeling van het werkgebied, heeft Rabobank Noord Veluwe besloten een zogenoemd Triple P onderzoek (people - bevolking, planet - omgeving, profit - economie) uit te laten voeren. Een dergelijk onderzoek geeft aan op welke punten de Noord-Veluwe verder verduurzaamd kan worden en heeft een verbindende werking naar partners (burgers, bedrijfsleven, overheid) die daarbij betrokken kunnen worden. Bij de uitwerking gaat het enerzijds om de bijdrage die burgers, bedrijven en omgeving leveren aan het in stand houden en mogelijk verbeteren van de samenleving in het gebied. Anderzijds heeft duurzaamheid betrekking op de mate waarin samenleving, economie en ruimte een duurzaam kader vormen voor inwoners, bedrijven en natuur. Het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe omvat de gemeenten Elburg, Epe, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en (kleine) delen van het landelijk gebied van de gemeenten Kampen en Olst-Wijhe. Omdat het meeste basismateriaal op gemeente-niveau beschikbaar is, worden laatstgenoemde gemeenten niet in het onderzoek betrokken. Bij de uitvoering van het onderzoek stond de volgende vraag centraal: Hoe duurzaam zijn de gemeenten in het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe in sociaal, ecologisch en economisch opzicht en welke mogelijkheden zijn er om de duurzaamheid van het gebied te versterken?
21
1.3
De Triple P-Monitor Om de duurzaamheid van een regio te meten, heeft de Rabobank de Triple Pmonitor ontwikkeld. Dit instrument heeft inmiddels voor meerdere projecten van lokale Rabobanken haar waarde bewezen en vormt ook de basis van dit onderzoek. Het instrument meet de kwaliteit van de leefomgeving in een gebied op sociaal, ecologisch en een economisch terrein, ofwel People, Planet en Profit. De duurzaamheid op deze drie dimensies wordt gemeten aan de hand van twaalf eigenschappen die op hun beurt zijn gebaseerd op 46 kenmerken. Bovendien staan de drie dimensies niet los van elkaar maar oefenen ze invloed op elkaar uit. Zo is economische duurzaamheid afhankelijk van sociale eigenschappen van een regio en vice versa. Denk daarbij aan het gebruik van arbeidskrachten (people) door het bedrijfsleven (profit) en het gebruik dat de bevolking (people) maakt van voorzieningen zoals winkels (profit). De aard en omvang van deze invloed komen tot uiting in de zogenaamde connectoren. Onderstaand schema geeft de dimensies en bijbehorende eigenschappen weer, alsmede de onderlinge verbindingen tussen de drie P’s. Figuur 1.1 Triple P-Monitor (dimensies en eigenschappen)
De scores in de Triple P-monitor zijn ongewogen gemiddelden van de onderliggende waarden 1. Omwille van de onderlinge vergelijkbaarheid worden ze gestandaardiseerd, waarbij de landelijke waarde op 1 is gesteld. De bedoeling van het instrument is immers om zo objectief en helder mogelijk te laten zien in welk opzicht de Noord-Veluwe duurzamer of juist minder duurzaam is dan de rest van Nederland en de gehele Veluwe. Veel duurzaamheidskenmerken worden door ruimtelijke factoren beïnvloed. Denk bijvoorbeeld aan zaken die raken aan economische of ecologische aspecten. Daarom wordt naast een landelijke (Nederland) en regionale (Veluwe) benchmark nog een derde referentiekader gebruikt: stedelijkheid. Deze is gebaseerd op adressendichtheid. Stedelijkheid is van belang omdat veel zaken afhankelijk zijn van stedelijkheid. Alle vijf onderzochte gemeenten vallen in de categorie ‘weinig stedelijk’.
________________________________ 1 Er is gebruik gemaakt van de meest recente beschikbare cijfers. Dit is echter niet altijd het kalenderjaar 2012 omdat niet alle bronnen even snel of jaarlijks worden geactualiseerd.
22
De Triple P-monitor is een kwantitatief en objectief vertrekpunt om de duurzaamheid van het gebied in kaart te brengen en om aan te geven wat waarvan afhankelijk is. In de praktijk geeft iedereen echter andere waarden aan de verschillende deelaspecten, afhankelijk van de positie en visie die men heeft. En waar we praten over verbeteringen, is de mening van personen nog belangrijker, waar het gaat om haalbaarheid en draagvlak. Om daaraan tegemoet te komen en om het cijfermatig deel van het onderzoek goed in een lokaal perspectief te plaatsen, zijn aanvullend op de Triple P monitor interviews en workshops met een grote groep mensen uit de regio en andere deskundigen gehouden. Deze hebben veel en goede aanvullende inzichten opgeleverd en zijn dus van grote toegevoegde waarde voor het onderzoek gebleken.
1.4
Leeswijzer bij de Triple P analyse De volgende drie hoofdstukken (2 t/m 4) behandelen ieder één P en gaan dus in op de sociale duurzaamheid (people), ecologische duurzaamheid (planet) en economische duurzaamheid (profit) van de vijf gemeenten Elburg, Epe, Heerde, Nunspeet en Oldebroek. Deze vijf gemeenten worden in de kwantitatieve analyse ‘het werkgebied’ genoemd. 2 Ieder hoofdstuk begint met een uitleg van de samenstelling van de betreffende duurzaamheidsdimensie. Iedere volgende paragraaf laat de scores van de regio zien op de Triple P. Bovendien worden i n deze paragrafen de resultaten van de aanvullende analyses weergegeven. Omdat we de vijf gemeenten afzonderlijk, gezamenlijk en ook nog tegen twee benchmarks analyseren, presenteren we de uitkomsten omwille van de overzichtelijkheid steeds in twee gelijk opgebouwde grafieken, de linker met de vijf afzonderlijke gemeenten, de rechter met het gebiedstotaal en de benchmarks ‘Veluwe’ en ‘weinig stedelijke gemeenten’. Ondanks de kwantitatieve onderbouwing hebben we gekozen voor een schaalweergave van ‘ongunsti g’ tot ‘gunstig’, onder of boven het Nederlandse gemiddelde. Voor alle grafieken is de schaalverdeling gelijk gehouden, waardoor de verschillen ook eenduidig onderling vergelijkbaar zijn.3 De analyses richten zich op gemeenten, een tamelijk laag ruimtelijk niveau. Het voordeel daarvan is, dat herkenbare inzichten worden geleverd en vaak ook lokale oplossingen gevonden kunnen worden. Dat is echter niet altijd het geval. Zo zijn ruimtelijke aspecten (Planet) vaak beperkt lokaal beïnvloedbaar en worden ook andere deelaspecten (denk aan ruimte voor bedrijven en woningbouw) vaak op bovenlokaal niveau besloten. Ook omdat afstanden in ons land beperkt zijn, is het vaak verstandig om bij de interpretatie van de lokale uitkomsten het grotere regionale geheel niet uit het oog te verliezen. Alle drie de hoofdstukken beginnen met een samenvattend beeld en sluiten af met een conclusie voor wat betreft de duurzaamheid van het gebied op de desbetreffende dimensie. Daar tussenin zit de onderbouwing en verdere toelichting. Ten slotte wordt in hoofdstuk vijf de balans opgemaakt waarbij we op
________________________________ 2 Daarmee voorkomen we verwarring met de Regio Noord-Veluwe (RNV), het samenwerkingsverband van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Deze gemeenten werken vrijwillig samen aan de ontwikkeling van een gebied op het vlak van wonen, werken en recreëren. De gemeenten Epe, Hattem, Heerde, Nijkerk en Zeewolde nemen op diverse terreinen ook deel aan de regionale samenwerking. 3 De schaal is bij alle grafieken vastgezet tussen 40% en 160% van de Nederlandse waarden.
23
overzichtelijke wijze laten zien hoe het met de duurzaamheid van het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe is gesteld en waar de kansen liggen om deze in de toekomst te verbeteren. De uitkomsten van de Triple P analyse zijn aanleiding geweest voor uitgebreide consultaties met lokaal betrokkenen, in de vorm van interviews en workshops. Samen met literatuurstudie hebben beide elementen geresulteerd in conclusies en aanbevelingen, die in het openingshoofdstuk van deze rapportage staan.
Schematisch kan de onderzoeksaanpak als volgt worden weergegeven. Figuur 1.2 Onderzoeksaanpak
Box 1 Berekening Triple P scores In de Triple P-monitor wordt duurzaamheid gemeten op basis van de scores van een regio op de onderliggende kenmerken. Bij ieder kenmerk hebben we gekeken of de betreffende score positief of negatief bijdraagt aan de betreffende dimensie van duurzaamheid. Het landelijk gemiddelde is voor ieder kenmerk op 1 vastgesteld. Vervolgens kijken we in hoeverre het onderzoeksgebied boven of onder het landelijk gemiddelde scoort. Een score hoger dan 1 betekent dat het gebied op het betreffende kenmerk beter scoort dan landelijk en dus sterker bijdraagt aan de duurzaamheid van het gebied. Dit zijn de waardes die worden weergegeven in de grafieken. Een score hoger dan 1 wordt in de grafiek weergegeven als “gunstig” en een score lager dan 1 als “ongunstig”. De scores zeggen dus niets over de absolute uitkomst van het betreffende kenmerk maar wel over de bijdrage van de uitkomst aan de duurzaamheid van het gebied. Voor een juiste interpretatie van de uitkomsten is het belangrijk om steeds te weten wat de achterliggende waarden zijn en hoe deze zijn berekend. Soms komt de uitslag niet overe en met het algemene beeld dat men heeft en juist dan is het goed om de methodiek en achterliggende waarden te kennen. De primaire insteek van de Triple P methodiek is kwantitatief van aard. Daarmee wordt een zo objectief mogelijk beeld gegeven van de lokale duurzaamheid en dat is een goed vertrekpunt bij een onderwerp waarvan beoordeling, beleving en waardering belangrijke dimensies zijn. De cijfertjes zijn echter maar een tussenstap. Uiteindelijk gaat het om een gezamenlijk en gedragen beeld over de richting waarin het gebied in de toekomst zich zou kunnen ontwikkelen en concrete plannen en energie om dat werkelijkheid te maken.
24
2
People
2.1
Inleiding Sociale duurzaamheid geeft aan in hoeverre een regio beschikt over die kenmerken die nodig zijn om de samenleving in stand te houden. Het zijn in de eerste plaats de samenstelling en de onderlinge verbondenheid van de bevolking die bepalen in hoeverre onze samenleving in de huidige vorm kan blijven voortbestaan. De sociale duurzaamheid van een regio is echter ook afhankelijk van wat de ecologische en economische dimensies aan de inwoners te bieden hebben. Voor de eerste eigenschap –de bevolkingssamenstelling– kijken we naar een aantal ‘harde’ kenmerken, namelijk het aantal bijstandsuitkeringen, het opleidingsniveau, het aantal jongeren en de demografische dynamiek (bevolkingsgroei). Een samenleving die zorgt voor een volgende generatie en investeert in opleiding is immers duurzamer dan een samenleving die wordt gekenmerkt door sociale achterstanden en vergrijzing. De eigenschap sociale cohesie gaat in op de maatschappelijke samenhang in een regio. Hierbij gaat het om de wat meer ‘zachte’ indicatoren die aangeven hoe de mens in het leven staat. Sociale cohesie geeft de mate van binding tussen de individuen weer. Kenmerken van sociale cohesie, zoals het aandeel van de bevolking dat participeert in vrijwilligerswerk en de opkomst bij Tweede Kamerverkiezingen, geven inzicht in de mate waarin de inwoners betrokken zijn bij hun samenleving. Daarnaast is de wijze waarop sociale interactie plaatsvindt van belang voor de sociale cohesie. Interactie kan immers gericht zijn op samenwerking en daarmee de samenleving versterken, maar ook op confrontatie en daarmee de samenleving verzwakken. Daarom zijn ook het aandeel van protestpartijen in de verkiezingsuitslag en de criminaliteit belangrijke indicatoren voor de sociale cohesie in een gebied. Het bedrijfsleven vervult voor de inwoners van een gebied twee verschillende rollen. De economische dimensie heeft daardoor op twee manieren invloed op de sociale duurzaamheid van een regio. In de eerste plaats voorzien bedrijven en instellingen in de behoefte aan producten en diensten op allerlei gebied. In dit kader is het aanbod van winkels en vrijetijdsvoorzieningen -waarvan de bevolking in de regio gebruik kan maken- van belang. Daarnaast biedt het bedrijfsleven werkgelegenheid aan de beroepsbevolking. Daarvoor is gekeken naar de gemiddelde bedrijfsomvang en de bereikbaarheid van arbeidsplaatsen in de regio. Deze kenmerken zijn ondergebracht in het begrip ‘werk en voorzieningen’. Voor de inwoners van een gebied is de ecologische dimensie vooral van belang als woonomgeving. Zij gebruiken hun omgeving om te wonen en te recreëren. De beschikbaarheid van fysieke ruimte bepaalt de intensiteit van het ruimtegebruik (stedelijkheid) en de aantrekkelijkheid van de woonomgeving. De WOZ-waarde geeft een indicatie van de fysieke kwaliteit van de woonomgeving. Dit vormt dan ook een indicator voor de mate waarin de fysieke ruimte bijdraagt aan de sociale duurzaamheid van een regio.
25
2.2
Sociale duurzaamheid van het werkgebied Als we de verschillende scores samenvatten, dan heeft het werkgebied als geheel een licht ongunstige score waar het gaat om de sociale duurzaamheid. Dit is vooral te wijten aan een enigszins ongunstige score op ‘woonomgeving’, maar ook als we kijken naar de aanwezigheid van werk en voorzieningen. De sociale cohesie is echter bovengemiddeld. Bezien in het licht van de ruimtelijke benchmarks (Veluwe en de weinig stedelijke gebieden), is het niet onevenwichtig: ook deze eenheden scoren licht ongunstig. Maar ook hier springt ‘woonomgeving’ er uit. Voorts valt op dat op hoofdlijnen de vijf gemeenten tamelijk eenduidig scoren. Ze kennen onderling wel verfschillen, maar de richting is op hoofdlijnen hetzelfde. In het vervolg tonen we meer in detail wat er achter zit. Figuur 2.1 Sociale duurzaamheid
Bron: Rabobank
Gemiddelde duurzaamheid bevolking Per saldo scoort de bevolkingssamenstelling van het werkgebied verrassend dicht bij de landelijke cijfers, met per saldo zelfs een licht positief verschil. Voor het gehele werkgebied is dat te danken aan een iets gunstiger leeftijdsprofiel (‘jeugdigheid’, aandeel jongeren onder 25 jaar) en een iets grotere onafhankelijkheid (minder mensen afhankelijk van uitkering of bijstand). De bevolkingsdynamiek (groei bevolkingsomvang) blijft iets achter. Het gemiddelde opleidingsniveau ligt nagenoeg op het landelijke cijfer. Dat geldt overigens ook voor de gehele Veluwe. Als we naar de individuele gemeenten kijken, dan zien we iets meer verschillen, maar nog steeds zijn de verschillen niet groot. Epe en Oldebroek scoren per saldo wat minder, vanwege de combinatie van een wat lagere jeugdigheid en (daarmee samenhangende) geringere dynamiek. De drie andere gemeenten scoren daar juist aanmerkelijk beter. Het opleidingsniveau beroepsbevolking heeft ook link naar economie (zie onder ‘profit’), maar we moeten ons realiseren dat dat op regionaal niveau speelt. Uit ander onderzoek 4 blijkt namelijk dat het opleidingsniveau van de arbeidsplaatsen in de regio (Nb: de Noord-Veluwe) in bedrijven en instellingen in de regio ruim lager is dan het nationaal gemiddelde. Dat kan verklaard worden uit de sectorstructuur (zie ook later bij profit). Het duidt er ook op dat het goed opgeleide deel van de beroepsbevolking vooral werk elders vindt. Zie ook pendel later. Kenmerkend voor woon-werk stromen is dat de gemiddelde afstand tussen woon- en werkplaats toeneemt naarmate het opleidingsniveau hoger is. En dat zal ongetwijfeld ook hier het geval zijn.
________________________________ 4 Louter (2012)
26
Figuur 2.2 Samenstelling bevolking
Bron: Rabobank
Bevolkingsontwikkeling op de Noord-Veluwe e.o. Sinds 2000 is de omvang van de bevolking van de vijf gemeenten zeer licht toegenomen van 121.358 personen naar 122.696 personen, een groei met 1,1%. Landelijk was in deze periode sprake van een groei van 5,8%. Per gemeente zien we grote verschillen. De grootste groeibijdrage kwam in deze periode van Elburg (+890 personen), in Epe was daarentegen sprake van een bevolkingskrimp met 700 personen (-2,1%). In deze gemeente is al vanaf 2005 sprake van bevolkingskrimp. Fig. 2.3 Bevolkingsontwikkeling (2000=100)
Fig. 2.4 Aandeel leeftijdsgroepen (2012)
Bron: CBS
Naast omvang is ook de samenstelling van de bevolking relevant. Verschillende leeftijdsgroepen stellen immers andere eisen aan bijvoorbeeld onderwijs, werk en zorg. Uitgezonderd Oldebroek ligt het aandeel ouderen (65 jaar en ouder) boven het landelijke cijfer (16,8%), met Epe (22,2%) en Heerde (20,5%) als meest ‘grijze’ gemeenten. Ondanks deze waarden kan het werkgebied als geheel niet uitgesproken grijs worden genoemd: in totaliteit ligt het aandeel ouderen nauwelijks boven het landelijke cijfer. Ook het aandeel jongeren (jonger dan 20 jaar) ligt voor het gehele werkgebied nagenoeg op het landelijke niveau (23,13% vs. 23,06%). Uitgesproken ‘groene’ gemeenten zijn Elburg en Nunspeet met beiden een aandeel van meer dan 26%. Drie van de vijf gemeenten zullen op termijn met krimp worden geconfronteerd. Epe zit zoals gezegd al in een krimpsituatie en naar verwachting zal de bevolkingsomvang van deze gemeente afnemen van 32.900 personen in 2010 naar 31.000 in 2040. Heerde gaat van 18.300 naar 17.700. Elburg en Heerde
27
zullen naar verwachting na 2025 met enige krimp rekening moeten houden. Per saldo wordt voor het gehele werkgebied een kleine teruggang van de bevolkingsomvang verwacht, van 122.800 personen in 2010 naar 122.300 in 2040. Figuur 2.5 Bevolkingsprognoses (2010=100)
Bron: Primos Model
Deze vrij gematigde ontwikkeling kan niet verhullen dat door ontgroening en vergrijzing grote verschuivingen in de leeftijdsopbouw zullen plaatsvinden. Het aandeel de komende twee decennia aanzienlijk afnemen. Dit heeft gevolgen voor het sociale draagvlak onder de samenleving en beperkt uiteraard ook de omvang van de ‘arbeidsmarktvijver’ waarin ondernemers kunnen vissen. Om het wat abstracte aandeelcijfer wat meer kleur te geven: de daling van het aandeel van de beroepsbevolking in Elburg van ruim 64% in 2010 naar 56% in 2030 gaat gepaard met een absolute krimp van deze groep van 17.000 naar 15.400 personen in 2030. Omdat dit de werkers van de toekomst zijn, zal het duidelijk zijn dat hierin een link ligt naar het economische potentieel van het werkgebied.
Figuur 2.6 Aandeel beroepsbevolking
Figuur 2.7 Aandeel ouderen
Bron: CBS
Tegelijkertijd stijgt het aandeel ouderen (65 jaar en ouder), met als gevolg een fors hogere vraag naar ondersteuning, zorg en voorzieningen, ook omdat ouderen steeds ouder worden (dubbele vergrijzing). Ter illustratie de cijfers voor Epe: de groei van het aandeel ouderen van 19% naar 27% betekent in hier een toename van 4.900 personen in deze leeftijdsgroep in 2010 naar 7.500 in 2030.
28
Sociale cohesie: grote maatschappelijke betrokkenheid De ‘sociale cohesie’ heeft betrekking op de intensiteit waarmee mensen met elkaar omgaan en deelnemen aan het maatschappelijk proces. Deze intensiteit verschilt sterk binnen Nederland. Stedelingen zijn over het algemeen veel meer individualistisch in hun gedrag dan inwoners van landelijke gebieden die meer gericht zijn op contact binnen de kaders van sociale structuren. Stedelingen gaan meer naar het café, maar besteden minder tijd aan familie en vrienden, verenigingsleven en bezoek aan gebedshuizen, en komen minder opdagen bij verkiezingen. In het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe is de sociale cohesie bovengemiddeld. Dit geldt voor alle vijf gemeenten en voor de Veluwe als geheel. De maatschappelijke participatie (afgemeten aan vrijwilligerswerk) ligt fors hoger dan landelijk. Ook de verkiezingsopkomst (betrokkenheid) en het aandeel stemmen op protestpartijen (consensus) bij Tweede Kamerverkiezingen , steken gunstig af bij het landelijk gemiddelde. Het aantal mensen dat stemt op protestpartijen als de SP, PVV en de Partij voor de Dieren, is lager dan in Nederland. Ook de religieuze betrokkenheid is groot, voor de meeste gemeenten (uitgezonderd Epe) op meer dan het dubbele van de landelijke participatie en aanzienlijk meer dan de gehele Veluwe. Op het gebied van veiligheid scoort het werkgebied iets bovengemiddeld, maar verschillen zijn niet groot. In Epe ligt het relatieve aantal misdrijven rond het landelijke gemiddelde. Figuur 2.8 Sociale cohesie
Bron: Rabobank
Werk en voorzieningen: gevarieerd beeld Werk en voorzieningen hebben twee raakvlakken met de Triple P-methodiek. Ze zijn belangrijk voor de bevolking, maar hebben ook hun invloed op het economisch profiel, zie later in deze rapportage. Zaken als pendel, arbeidsparticipatie en werkloosheid komen onder het onderdeel ‘ arbeidsmarkt’ terug bij profit. Uitgezonderd Elburg scoort het werkgebied met name bij werken onder het landelijke cijfer. Dit is vooral te wijten aan een g eringere aanwezigheid van banen binnen een goed bereikbare afstand (<45 minuten enkele reistijd). Hierin is de ligging van het gebied zichtbaar. Een andere (maar minder prominente) verklaring is een iets geringer aantal banen, afgezet tegen de omvang van de potentiele beroepsbevolking. Per 100 personen behorend tot de potentiele beroepsbevolking (15-65 jaar) telt het werkgebied 73 banen (Veluwe 84, Nederland 77), met tussen de gemeenten aanzienlijke verschillen (Elburg 77, Epe 81, Heerde 70, Nunspeet 76 en Oldebroek 60). Op grond van de bevolkingsomvang zouden dus iets meer arbeidsplaatsen verwacht mogen worden, maar
29
gezien de aard van het gebied is de achterstand wel verklaarbaar. Ook andere onderzoeken (Louter) wijzen in deze richting. Een onderdeel van de indicator ‘werk en voorzieningen’ is ook de gemiddelde bedrijfsomvang, het aantal banen per bedrijf. Hoewel er voor- en tegenargumenten zijn, is de algemene opvatting dat naarmate een bedrijf groter is, het beter in staat is om tegenvallers op te vangen, door meer keuzemogelijkheden, specialisaties, de mogelijkheid om internationale markten te betreden en te investeren in kennis en innovatie. De bedrijven in het werkgebied zijn met 5,8 banen per bedrijf iets kleiner dan landelijk het geval is (6,8). Voorzieningen betreffen hier de voorzieningen waarvan de bevolking gebruik kan maken, waaronder winkels en vrijetijdsvoorzieningen (horeca, sport, vermaak, cultuur etc.). Het winkelaanbod (aantal verkooppunten ligt voor het gehele werkgebied iets boven het landelijke cijfer, maar we zien per gemeente wel grote verschillen, met als ‘uitersten’ Oldebroek (20% minder) en Elburg (25% meer). Hierbij moet overigens aangetekend worden dat als maatstaf de eigen bevolkingsomvang is genomen en bij toeristische gemeenten tevens rekening gehouden kan worden met bestedingen van bezoekers. De voorzieningengraad vrijetijd ligt fractioneel onder landelijk, maar daarvan weten we dat het vaak wat meer in de grootstedelijke gebieden geconcentreerd is. Figuur 2.9 Werk en voorzieningen
Bron: Rabobank
Verdieping detailhandel Omdat de detailhandel een belangrijke factor in een gebied is, zowel in termen van economie en werkgelegenheid als qua voorzieningen en uitstraling, gaan we er hier iets dieper op in. Als eerste laten we zien wat het aanbod per inwoner is. Hier in m2 verkoopoppervlakte, waar we eerste vestigingen telden. Figuur 2.10 geeft daarin meer inzicht voor enkele artikelgroepen, waarbij we omwille van de overzichtelijkheid hebben gestandaardiseerd met de benchmark weinig stedelijke gebieden. In totaliteit scoren Elburg en Nunspeet bovengemiddeld. Voorts valt op dat in drie van de vijf gemeenten mode en luxeartikelen goed vertegenwoordigd zijn.
30
Figuur 2.10 Detailhandelsaanbod per inwoner (m 2, weinig stedelijk = 100), 2011
Bron: Rabobank Koopstromenmonitor (2011)
Naast het aanbod is uiteindelijk ook het keuzegedrag van de consument van belang. Op basis van koopstromen kunnen we in kaart brengen waar mensen wonen en waar zij winkelen. De mate waarin de inwoners van een gemeente hun bestedingen in de eigen gemeente doen, wordt uitgedrukt in koopkrachtbinding. De koopkrachtbinding neemt over het algemeen toe naarmate een gemeente meer stedelijk is. Daarom hebben we de betreffende stedelijkheidscategorie erbij gezet. In het algemeen hebben de dagelijkse bestedingen een hogere koopkrachtbinding dan niet-dagelijks: voor de dagelijkse boodschappen reist men minder ver dan voor niet-dagelijkse (w.o. mode en luxe, in en om huis, vrije tijd etc.). Uitgezonderd Oldebroek kent de lokale detailhandel hogere bindingspercentages dan op grond van de stedelijkheidscategorie verwacht zou mogen worden. Dat geldt vooral voor Epe en Nunspeet. Beide gemeenten hebben dat vooral te danken aan in- en om huis en mode en luxe. Voor dit op zich mooie beeld kan geen eenduidige verklaring worden gegeven. Deels zit het waarschijnlijk in een zekere honkvastheid van de consument, maar het zal ook te maken hebben met de kwaliteit van de winkel en het winkelgebied (inclusief fysieke facto ren als bereikbaarheid, parkeergelegenheid etc.) en de dienstverlening van de ondernemer en zijn personeel. Figuur 2.11 Koopkrachtbinding en -toevloeiing
Koopkrachtbinding
Koopkrachttoevloeiing
Bron: Rabobank Koopstromenmonitor (2011)
31
De tweede figuur laat zien welk deel van de bestedingen bij de lokale detailhandel afkomstig is van de inwoners van buiten de eigen gemeente (toevloeiing).5 Ook daar zien we voor drie van de vijf gemeenten (Elburg, Epe en Nunspeet) een iets hogere koopkrachttoevloeiing, anders gezegd: de betekenis van inkomende koopstromen is groter dan op grond van de stedelijkheid verwacht mocht worden. Elburg heeft dit vooral te danken aan niet-dagelijks (In en om huis, mode en luxe en vrije tijd). Voor Epe zit het meer in de dagelijkse goederen en mode. In dagelijks zien we T&R terug. Nunspeet vooral dagelijks en mode. Tot slot iets over de afstand in een aantal afstandsklassen. De eerste figuur toont de afstand van de koopkrachttoevloeiing, hoe ver woont de consument die in de betreffende gemeenten heeft besteed maar er niet woont. De tweede is afvloeiing: waar (hoe ver) heeft de eigen consument buiten de eigen gemeente besteed. Gemeten is vanaf geografische middelpunt van de gemeenten, er is geen rekening gehouden met situering van de bebouwde komt, locatie van winkelgebieden, de feitelijke woonplaats van de consument en de bereikbaarheid/reistijd. Het betreft de detailhandel totaal, dus inclusief dagelijkse artikelen, we hebben eerder gezien dat de betekenis daarvan bij toe-en afvloeiing vrij bescheiden is. In het algemeen is sprake van een vrij beperkte actieradius. Ongeveer driekwart van de toe- en afvloeiing heeft een straal van 25 kilometer. Nunspeet is de uitzondering, vooral bij toevloeiing is hier sprake van grotere afstanden, maar we zien dat ook bij de afvloeiing terug. Hiervoor is geen directe verklaring, maar bereikbaarheid en ligging aan autosnelweg en grote betekenis van (verblijfs)toerisme zou een belangrijke verklaring kunnen zijn. De uitslag van Epe zou bepaald kunnen worden door de enigszins excentrische ligging van Epe in het onderzoeksgebied, hoewel de meest nabijgelegen andere kern (Heerde) toch binnen de 10-kilometergrens ligt. Figuur 2.12 Afvloeiing en toevloeiing naar afstand
Koopkrachttoevloeiing
Koopkrachtafvloeiing
Bron: Rabobank Koopstromenmonitor (2011)
________________________________ 5 De onderliggende formule van figuur 2.11a (lokale bestedingen van de eigen inwoners / totale bestedingen eigen inwoners) heeft een andere noemer dan figuur 2.11b (bestedingen niet-lokale inwoners / bestedingen totaal). Daarmee tellen de percentages niet op tot 100%.
32
Beperkte ruimte voor wonen; natuur en bos compenseren gering aanbod recreatieruimte De beleving en waardering van de woonomgeving is sterk afhankelijk van persoonlijke voorkeuren en de mate waarin men er in slaagt om deze te vinden. Vooral door de aanwezige natuur is het werkgebied en de Veluwe in het algemeen voor velen een aantrekkelijke woonlocatie. In een door Bureau Louter voor Elsevier opgestelde gemeentelijke ranglijst van de woonaantrekkelijkheid scoort Heerde 27 van 415 gemeenten, Epe op 86, Elburg op 113, Nunspeet op 141 en Oldebroek op 236. In het onderzoek is een groot aantal indicatoren opgenomen, zoals woonomgeving (historisch decor, aantrekkelijke buurt, natuur, rust en ruimte), basisvoorzieningen (kinderpakket, jongerenpakket, zorgpakket en winkels), plusvoorzieningen (cultuur, uitgaan, recreatie, sport en fitness), overlast en veiligheid (weinig overlast, weinig misdaad, verkeersveiligheid), sociaal klimaat (samenstelling bevolking, saamhorigheid), economie (bedrijvigheid en werk), bereikbaarheid (openbaar vervoer, bereikbaarheid per auto) en gemeentelijke diensten en tarieven. Een groot aantal van deze elementen komt ook in dit onderzoek terug, maar zijn verdeeld naar de thema’s van de Triple P methodiek. Hier kijken we meer naar de ruimtelijke aspecten van de woonomgeving. Het aanbod van voldoende voorzieningen kan een gebied tot een prettige woonomgeving maken. Hierin verschillen ‘stad’ en ‘land’ aanzienlijk. Het aanbod van voorzieningen in steden is veel groter dan in het landelijk gebied. Daar staat tegenover dat dankzij de beschikbaarheid van ‘rust en ruimte’ de tevredenheid met de woonomgeving in het landelijk gebied veel hoger is dan in de stad. In het algemeen wordt de woonomgeving van het werkgebied volgens de Triple P methodiek en variabelen als minder gunstig beoordeeld. De belangrijkste verklaring zit in ruimtelijke onderdelen. De beschikbare woonruimte (oppervlakte land met woonbestemming) is relatief beperkt, evenals de ruimte die specifieke recreatieve functies heeft (parken en recreatieterrein). Een en ander wordt natuurlijk in belangrijke mate verklaard door de ruimte die ‘natuur’ en agrarische bedrijvigheid voor zich opeisen. (zie ook bij planet) Met name het natuurareaal kan als plus aan de woonomgeving worden gezien, voor zover deze voor het publiek toegankelijk is. Daarnaast komt de aantrekkelijkheid van een woonomgeving tot uiting in de WOZ-waarde van een woning. De WOZ-waarde geeft een indicatie van de fysieke kwaliteit van de woonomgeving. De WOZwaarden liggen in het werkgebied gemiddeld een kwart boven de landelijke waarden, met een uitschieter in Heerde (+32%) en een minder groot, maar nog steeds substantieel verschil in Elburg (+13%). Tot slot wordt gekeken naar de mate van stedelijkheid, omdat de nabijheid van stedelijke voorzieningen ook van invloed zin op het woonklimaat. Er zijn weinig verschillen tussen de gemeenten onderling en ook dezelfde patronen voor de Veluwe en de vergelijkingsgroep weinig stedelijke gebieden.
33
Figuur 2.13 Woonomgeving
Bron: Rabobank
Box 2 Leefbaarometer In
de
Leefbaarometer
(www.leefbaarometer.nl)
wordt
de
leefomgeving
beoordeeld
op
verschillende aspecten: de woningvoorraad, publieke ruimte, voorzieningen, samenstelling van de bevolking, sociale samenhang, veiligheid en de aanwezigheid van groen en water. De Minister
van
Binnenlandse
Zaken
gebruikt
de
Leefbaarometer
onder
andere voor
monitoring van de aanpak in de aandachtswijken.
Het gebied en de kernen scoren zonder uitzondering zeer positief tot uiterst positief. Vooral wijken in grote steden (op de kaart niet zichtbaar) scoren minder.
34
de
2.3
Samenvatting Sterkten
Zwakten
9 ‘Gemiddeld leeftijdsprofiel’ , ontgroening en vergrijzing is (nog) geen uitgesproken item, hoewel enkele gemeenten al krimp kennen
9 Toekomstige krimp in drie van de vijf gemeenten (m.n. in Epe), waardoor afnemend (economisch, sociaal) draagvlak 9
9 Grote maatschappelijke betrokkenheid, consensus 9 Bos en natuur ondersteunen prettige woonomgeving
Per saldo iets minder werk en voorzieningen in het werkgebied; de omgeving compenseert dit, maar dit leidt wel tot veel pendel
9 Vanwege hoge aandeel natuur relatief weinig ruimte om te wonen
9 Hoge scores op leefbaarheid 9 Geringe werkloosheid en afhankelijkheid
35
3 3.1
Planet Inleiding Bij ecologische duurzaamheid gaat het erom in hoeverre een regio beschikt over de kenmerken die nodig zijn om de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden. Natuur en cultuurhistorie in een regio zijn de primaire dragers van de ecologische duurzaamheid. Maar voor het voortbestaan van onze beschaving is het ook noodzakelijk dat de huidige generatie de aarde op zodanige wijze bewoont, dat dit niet ten koste gaat van de leefbaarheid voor toekomstige generaties. Dit ‘goed rentmeesterschap’ is afhankelijk van de aanwezigheid en het gedrag van zowel bevolking (sociale dimensie) als bedrijfsleven (economische dimensie). De eigenschap ‘natuur’ geeft de mate aan waarin in een gebied sprake is van duurzaamheid qua natuur en landschap. Hiervoor kijken we in de eerste p laats naar het grondgebruik waarbij de oppervlakte natuur en de ontwikkeling daarvan relevant zijn. Daarnaast speelt kwaliteit van de ecologische omgeving een rol. Hiervoor kijken we naar de flora in het gebied op basis van het aanwezige aantal (bedreigde) plantensoorten. Behalve de natuur dragen culturele elementen bij aan de ruimtelijke kwaliteit en daarmee de ecologische duurzaamheid van een regio. Hiervoor brengen we het aantal beschermde gezichten en de aanwezigheid van monumenten en cultuurhistorische elementen in kaart. Daarnaast is de ecologische duurzaamheid afhankelijk van de druk die de bevolking en het bedrijfsleven uitoefenen op de ecologische omgeving. Enerzijds vormt de mens alleen al door zijn aanwezigheid een belasting voor het milieu. Deze belasting kan worden weergegeven door de bevolkingsdichtheid en het ruimtebeslag dat gepaard gaat met de aanwezigheid van deze bevolking. Maar ook het menselijk gedrag is van invloed op het milieu, bijvoorbeeld door autobezit en stroomverbruik. Dit meten we aan de hand van de CO2-uitstoot per inwoner. Ten slotte wordt de ecologische duurzaamheid beïnvloed door de aanwezigheid en het gedrag van het bedrijfsleven. Net als een individueel mens vormt een onderneming door haar aanwezigheid alleen al een belasting voor het milieu. Deze belasting kan worden weergegeven door de werkgelegenheidsdichtheid en het ruimtebeslag dat gepaard gaat met de aanwezigheid van bedrijven. Verder zijn bedrijven ook door hun gedrag van invloed op de ecologische duurzaamheid , bijvoorbeeld door het gebruik van machines en het transport van goederen. Deze milieubelasting meten we aan de hand van de CO2-uitstoot per baan en per kilometer weg.
37
3.2
Ecologische duurzaamheid van het werkgebied Als eerste laten we de overall-score van ‘Planet’ zien, opgebouwd uit de deelindicatoren ‘natuur’, ‘cultuurlandschap’, milieudruk bevolking’ en ‘milieudruk economie’. Het zal niet verbazen dat het werkgebied volgens de gehanteerde definities een hoge ecologische duurzaamheid heeft. Figuur 3.1 Ecologische duurzaamheid
Bron: Rabobank
De onderzochte indicatoren worden in het vervolg verder toegelicht. Opvallend is in ieder geval dat ‘natuur’ wat achterblijft. De gemeente Epe scoort per saldo het hoogst, vooral dankzij het aanwezige cultuurlandschap en de zeer geringe milieudruk die de economie veroorzaakt. Maar ook de minst scorende gemeente Elburg zit nog aanzienlijk boven het nationale gemiddelde. Ook hier zien we een tamelijk grote gelijkvormigheid tussen de vijf gemeenten en een score van het werkgebied die de hoge uitslag van de Veluwe als geheel zelfs nog overtreft. Veel aaneengesloten natuur, maar weinig diversiteit De natuur in het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe draagt iets benedengemiddeld bij aan de ecologische kwaliteit van het gebied. Dat is opvallend, omdat bos en natuur zeer nadrukkelijk in het werkgebied aanwezig zijn (zie ook figuur x) en in belangrijke mate het profiel van het gebied bepalen. In de Triple P gaan we echter niet alleen in op de omvang van het areaal bos en natuur, maar ook op een aantal onderliggende kwaliteiten, waaronder gevarieerdheid en de aanwezigheid van bijzondere soorten. De regio heeft namelijk een beperkte biodiversiteit (in de grafiek aangeduid als reservaatfunctie). Dit betekent dat er weinig bijzondere (bedreigde) plantensoorten in het gebied bevinden. Door de uitgestrektheid van bos en natuur is de natuur weinig versnipperd, in tegenstelling tot veel andere gebieden in Nederland. Figuur 3.2 Natuur
Bron: Rabobank
38
Box 3 Natuurtop 2013 Staatsecretaris Dijksma organiseerde op 22 juni 2013 een Natuurtop met partijen die van belang zijn voor een levendige natuur. Dat zijn behalve maatschappelijke (natuur)organisaties ook het bedrijfsleven, provincies en andere overheden. De staatssecretaris vindt dat het tijd is om met een gezamenlijke visie op natuur te komen. De vraag is hoe er komende jaren meer mensen van de natuur kunnen gaan genieten, hoe de natuur beter gewaardeerd wordt en hoe de natuur voldoende kan worden beschermd. Wie gaat meehelpen met de verdere ontwikkeling, beheer en onderhoud van de natuur? De Natuurtop vormt de basis waar het Ministerie van Economische Zaken samen met de betrokkenen uit de maatschappij werkt aan een natuurvisie die begin volgend jaar af moet zijn. De staatsecretaris wil een robuust nationaal natuurnetwerk waarbij er minder aandacht is voor soorten en categorieën, maar waarbij meer gekeken wordt naar wat een gebied nodig heeft. Daarbij moet gebruiken en genieten meer op de voorgrond komen. Verder meent ze dat de natuur ontwikkeling juist kan stimuleren: in de recreatiesector, bouw en als vestigingsplaats van bedrijven. De natuur moet zich volgens haar ontwikkelen van hindermacht naar kracht. (www.binnenlands bestuur.nl)
Grondgebruik in het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe Nederland is een van de dichtst bevolkte en sterkst verstedelijkte landen van Europa. Minder dan 40 procent van de bevolking woont op het platteland. Toch beheren boeren en tuinders nog altijd het merendeel van het landoppervlak. Circ a 10 procent van de grond bestaat uit natuurgebieden. Ons land als geheel heeft dus nog een sterk ‘groen’ karakter, maar door het geringe reliëf en door de sterke versnippering van het grondgebruik is toch sprake van een sterke (visuele) ‘verrommeling’. Het Nederlandse landschap staat daardoor sterk onder druk. Het landschap van de Noord-Veluwe kent een minder intensief gebruik, hetgeen ten gunste komt van agrarische ruimte en (vooral) grondgebruik door bos en natuur. Onderling verschillen de gemeenten op dit punt aanzienlijk. Oldebroek is (ruimtelijk) vooral een agrarische gemeente (hoewel nog steeds minder dan geheel Nederland) in Nunspeet is het ruimtegebruik door bos en natuur v eruit dominant, maar ook de andere gemeenten scoren hoog. Figuur 3.3 Grondgebruik Noord-Veluwe, algemeen
Bron: CBS
39
In de tweede figuur is de verdeling van ‘intensief’ weergegeven. Vergeleken met Nederland is sprake van minder ruimte voor wonen en ‘stenen’ (infrastructuur, bedrijventerreinen, voorzieningen). Dit bevestigt het beeld dat de gerichtheid van de regio op werken relatief gering is. Er is eveneens minder ruimte voor parken en recreatieterreinen, maar dat wordt meer dan gecompenseerd door de aanwezige bos en natuur. De ruimte voor verblijfsrecreatie is relatief aanzienlijk (globaal 3 maal zoveel als landelijk), maar per saldo beperkt het zich op het niveau van het werkgebied tot minder dan 1,5% van het grondgebruik. Het aandeel hiervan in Nunspeet is aanzienlijk meer. Dat gaat daar overigens samen met een eveneens zeer fors aandeel bos en natuur. Figuur 3.4
Grondgebruik Noord-Veluwe, intensief
Bron: CBS
40
Box 4 Gelderse Omgevingsvisie De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, met ruimtelijke ordening, waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies en wordt in de loop van 2013 vastgesteld. De opgaven waar de regio voor staat: Economische ontwikkeling is motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische x sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector. x Behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen. x Verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap. x Ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven Enkele voor het werkgebied relevante uitgangspunten zijn: x Zowel voor stedelijke gebieden als een vitaal platteland ligt de focus op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. x Voor zover er sprake zal zijn van nieuwbouw, wil de provincie variëren in het maken van keuzes. Soms is een toevoeging in het landelijk gebied een plus die gewenst is. Dit kan zijn op het gebied van kleinschalig wonen, werken, vrijetijdseconomie etc. Het uitgangspunt is wel dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden. x Ruimte voor bedrijvigheid is vastgelegd in afspraken met partijen op regionaal niveau. De Provincie biedt ondersteuning aan bedrijven die zich duurzaam willen ontwikkelen door waar mogelijk te faciliteren bij processen en procedures. x Bij het ontwikkelen van nieuwe verblijfsrecreatieterreinen zal ook worden gekeken naar terreinen die zich niet goed ontwikkelen. x In het Gelders Natuurnetwerk zijn geen nieuwe initiatieven mogelijk. Eventuele uitzonderingen zijn ontwikkelingen van een groot algemeen of provinciaal belang of waarvoor geen alternatieven bestaan.
x
De Gelderse Groene Ontwikkelingszone is een gebied waar partners en partijen orden uitgenodigd om actief ‘groene’ doelen mee te helpen realiseren. Er is hier ruimte voor de verdere ontwikkeling van bestaande en bij het gebied behorende bedrijvigheid of bewoning .
De Provincie stimuleert duurzame vernieuwingen in de landbouw door extra groeiruimte te bieden aan bedrijven die investeren in kwaliteit op het terrein van duurzaamheid, dierenwelzijn, gezondheid en ruimte. Bron: Provincie Gelderland
Positieve bijdrage vanuit cultuurlandschap Tot de elementen die de waarde van het cultuurlandschap bepalen, behoren binnen de Triple P methodiek het aantal archeologische monumenten, het aantal gebouwde monumenten en de cultuurhistorische waarde van het buitengebied. De normering naar het nationale gemiddelde is verkregen door de aanwezigheid uit te drukken per ha land. Op een aantal elementen geeft het werkgebied een gevarieerd beeld. Zo bieden Nunspeet en met name Epe relatief veel objecten van archeologische waarde, en onderscheidt Elburg zich juist met veel gebouwde monumenten. Een deel van Elburg is een beschermd stadsgezicht. Verder zijn er in Elburg enkele honderden rijksmonumenten en een aantal oorlogsmonumenten . In alle gemeenten is sprake van een zeer hoge score op de cultuurhistorische waarde van het buitengebied.
41
Figuur 3.5 Cultuurlandschap 6
Bron: Rabobank
Box 5 Stiltegebieden Op de kaart zijn de stiltegebieden in de regio aangegeven. Mensen krijgen steeds meer behoefte aan plekken waar nog rust heerst. Stille groene gebieden kunnen mensen bovendien helpen om te herstellen van stress. Bij voorkeur zijn zulke gebieden dicht bij huis te vinden. Maar ook rustige plekken in de stad zijn belangrijk. Circa 650 duizend hectare van Nederland is door de provincies aangewezen als stiltegebied. Ruim de helft hiervan ligt in de Waddenzee en de Zeeuwse wateren.
Geringe milieudruk door bevolking De bevolking van het werkgebied legt een relatief geringe druk op het milieu, vooral dankzij een geringe bevolkingsdichtheid. Deze ligt twee maal zo laag als landelijk het geval is. Hierin zien we ook het eerder getoonde grondgebruik in het gebied terug. De inwoners van het gebied wonen relatief ruim: landelijk (inclusief
________________________________ 6 Er is sprake van een zeer forse oververtegenwoordiging, gemiddeld met een factor 3,5 en individueel zelfs meer. Omwille van de onderlinge vergelijkbaarheid hebben alle figuren een vaste asschaal, waardoor de hoge score is afgetopt en niet meer zichtbaar is.
42
de grote steden) telt ons land 32 woningen per woonhectare, in het werkgebied is dat 23. Enerzijds komt dit het woongenot ten goede, maar vanuit de Triple P benadering scoort een hogere dichtheid (en dus minder grondgebruik voor wonen) beter. De milieubelasting door de inwoners ligt iets ongunstiger, maar het verschil is niet groot. De CO2-uitstoot per inwoner ligt beter dan landelijk, maar men maakt gemiddeld iets meer autokilometers, want waarschijnlijk veroorzaakt wordt door ligging en fysieke kenmerken van het gebied (grotere afstanden naar voorzieningen). Ook hebben meer mensen een auto en zijn de auto’s iets vervuilender dan landelijk. Figuur 3.6 Milieudruk bevolking
Bron: Rabobank
Klimatologische voetafdruk In figuur 3.7 staat de klimatologische voetafdruk van de vijf gemeenten, voor wat betreft CO 2-uitstoot. Landelijk ligt de CO2-uitstoot per inwoner op 6,8 ton per jaar, voor het werkgebied variëren deze waarden van 6,0 (Oldebroek) tot 7,4 (Epe) ton per jaar. De eerste figuur geeft aan wat de belangrijkste CO2-bronnen van de gemeente zijn. Verreweg grootste deel (ca. 60%) is afkomstig van bebouwde omgeving, dat geldt overigens ook voor de vergelijkingsgebieden, uitgezonderd de weinig stedelijke gemeenten. Verkeer en bedri jvigheid (industrie en landbouw) doen ieder ongeveer 20%. De onderlinge verschillen zijn niet zo groot: Epe wat meer vanuit bebouwd (wonen), Heerde wat lager vanuit bedrijvigheid. De tweede figuur toont aanvullend de absolute waarden (tonnen per inwoner per jaar). Figuur 3.7 Klimatologische voetafdruk gemeenten
Bron: Rijkswaterstaat Klimaatmonitor (www.klimaatmonitor.databank.nl)
43
Zeer geringe druk vanuit het bedrijfsleven op de ecologische kwaliteit Per saldo legt het bedrijfsleven een zeer geringe druk op de ecologische kwaliteit van het werkgebied. Het aantal banen per ha totaal is relatief laag en dat leidt (bij Planet. i.t.t. Profit) tot een positieve score. Het aantal vestigingen per ha bedrijventerrein is relatief hoog, wat betekent dat de ruimte intensief/zuinig gebruikt wordt. Elburg is daarop overigens een uitzondering. Het werkgebied doet het zelfs aanzienlijk beter dan de Veluwe als geheel. De enige minder positieve is de milieubelasting door het verkeer. Maar daarbij moet worden aangetekend dat dat vanwege A28 ook/vooral doorgaand verkeer zal zijn, waarmee het bedrijfsleven of de lokale economie niets te maken heeft. Vooral Nunspeet scoort dan ongunstig Figuur 3.8 Milieudruk economie
Bron: Rabobank
Box 6 Veluwe Duurzaam Veluwe Duurzaam (www.veluweduurzaam.nl) is een samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven. Het doel van Veluwe Duurzaam is om duurzaam bouwen, wonen en werken op de Veluwe te stimuleren. Veluwe Duurzaam is een platform dat de verbinding maakt tussen alle informatie en activiteiten op het gebied van duurzaamheid op de Veluwe.
3.3
Samenvatting Sterkten
Zwakten
9
Aanzienlijk en aaneengesloten areaal bos en natuur
9
Beperkte biodiversiteitsoortenrijkdom
9
Landschappelijk gevarieerd (bos, natuur, agrarisch, open gebied), weinig verstening
9
Hoger autogebruik inwoners
9
Veel ruimte voor verblijfsrecreatie
9
9
Positieve bijdragen vanuit cultuurlandschap
Milieubelasting door verkeer (m.n. A28)
9
Per saldo geringe milieudruk vanuit bevolking
9
Geringe milieudruk bedrijfsleven
9
Duurzaamheidsbewustzijn en –activiteiten bewoners en organisaties
44
4 4.1
Profit Inleiding Bij de economische duurzaamheid van een gebied gaat het om de vraag of de regio over die eigenschappen beschikt die ervoor zorgen dat de welvaart in stand kan worden gehouden. Het bedrijfsleven in het gebied is de belangrijkste drager van de economische duurzaamheid en draagt hieraan bij door welvaartscreatie en economische vernieuwing. Maar economische duurzaamheid is ook afhankelijk van de bevolking als afzet- en arbeidsmarkt (sociale dimensie) en de mogelijkheden die de fysieke ruimte biedt voor het ontplooien van economische activiteiten (ecologische dimensie). De eerste eigenschap –welvaartscreatie- bestaat uit een aantal bedrijfseconomische indicatoren. Een gezond bedrijfsleven is immers productief, zodat het welvaart tot stand brengt en kan investeren in producten en activiteiten die in de toekomst tot welvaart kunnen leiden. Ook moet het ‘vlees op de botten’ hebben voor mindere tijden. Daarom geven de arbeidsproductiviteit en de winstgevendheid een indruk van de mate waarin het bedrijfsleven is voorbereid op de toekomst. Daarnaast duidt een goede solvabiliteit erop dat een onderneming over een buffer beschikt waarmee zij onverwachte tegenvallers kan opvangen. Voor het voortbestaan van de economie in de toekomst speelt ten slotte de werkgelegenheidscreatie door ondernemingen een rol. Daarom is ook het tempo van de werkgelegenheidsgroei van belang voor de duurzaamheid van de economie. De eigenschap ‘vernieuwing’ geeft de mate weer waarin het bedrijfsleven zich aanpast aan de voortdurend veranderende omstandigheden. Dit uit zich in het algemeen in investeringen. Investeren staat immers gelijk aan het uitstellen van het uitkeren van bedrijfsopbrengsten ten behoeve van toekomstige opbrengsten. In het bijzonder vinden investeringen plaats in activiteiten die op speur- en ontwikkelingswerk zijn gericht. Daarnaast is ook de creatie van een geheel nieuwe onderneming een vorm van vernieuwing. Indicatoren voor ‘vernieuwing’ zijn daarom het aandeel van speur- en ontwikkelingsactiviteiten in de werkgelegenheid, het aantal starters ten opzichte van de omvang van de beroepsbevolking, de omvang van investeringen ten opzichte van de toegevoegde waarde (investeringsratio) en het saldo van vestiging/oprichting en vertrek. Economische duurzaamheid is ook afhankelijk van de bevolkingssamenstelling in een regio (sociale dimensie). In de eerste plaats vormt de bevolking in een gebied de afzetmarkt voor het regionale bedrijfsleven. Naarmate de koopkracht van de inwoners groter is, speelt dat gebied een belangrijkere rol als afzetmarkt. Daarnaast voorziet de bevolking in arbeidskrachten die voor economische activiteiten noodzakelijk zijn. Voor de rol die een gebied speelt als arbeidsmarkt zijn de bereikbaarheid van de beroepsbevolking en de arbeidsparticipatie in de regio belangrijke kenmerken. Ten slotte is economische duurzaamheid afhankelijk van de mate waarin een regio ruimte biedt voor economische activiteiten (ecologische dimensie). In dit verband is de ruimte die het bedrijfsleven en de agrarische sector in beslag nemen relevant. Daarnaast hebben bedrijven infrastructuur nodig voor transport en bereikbaarheid voor werknemers, klanten en toeleveranciers. Hiervoor kijken we naar de oppervlakte spoor- en hoofdwegen. De beschikbaarheid van fysieke ruimte bepaalt ook de waarde van het zakelijk onroerend goed in een regio.
45
4.2
Economische duurzaamheid in het werkgebied Over het algemeen heeft het werkgebied een beperkte economische duurzaamheid. Alle factoren scoren ongunstig, de arbeids- en afzetmarkt iets minder zwak, maar nog steeds lager dan gemiddeld. Ook per gemeente zien we nauwelijks uitzonderingen. Het is opvallend dat het werkgebied het ook slechter doet dan de Veluwe als geheel en de benchmark ‘weinig stedelijke gebieden’. Figuur 4.1 Economische duurzaamheid
Bron: Rabobank
Daarmee is de economische duurzaamheid de enige P die ondergemiddeld scoort, eerder zagen we gunstige scores bij People en Planet. In de volgende alinea’s worden de resultaten verder toegelicht. Maar eerst kijken we naar de economische omvang en structuur van het gebied. Economische omvang en structuur werkgebied De economische structuur van een gebied wordt vaak afgemeten aan de verdeling van de werkgelegenheid of het aantal vestigingen over de verschillende sectoren. De gedachte daarachter is, dat sectoren uiteenlopende levenscycli hebben, verschillend door de huidige zwakke conjunctuur geraakt worden en ook verschillende eisen stellen aan hun omgeving (planologische inpassing, fysieke en virtuele ontsluiting, maar ook de beschikbaarheid van productiefactoren als ruimte, kapitaal en arbeid). Hier kijken we naar de verdeling van de werkgelegenheid en de verhouding MKB-grootbedrijf. Het werkgebied telt ca. 50.000 banen. Epe en Nunspeet zijn de grootste werkgevers met ca. 12.500 banen, gevolgd door Elburg (9.700, Oldebroek (8.200) en Heerde (7.000). Dit is overigens zonder 5.800 personen die als zelfstandige niet meetellen in de werkgelegenheidsstatistieken, maar die wel een bijdrage leveren aan de lokale economie. De maakactiviteiten (totaal van landbouw, industrie en bouwnijverheid) zijn dominant, met een aandeel van 30% (landelijk 20%). Voor Heerde en Epe is de industrie belangrijk (ongeveer 20% van de werkgelegenheid, het dubbele van landelijk), Oldebroek en Elburg zijn sterk in de bouwnijverheid met 16%, c.q. 14% van de werkgelegenheid (landelijk 6%).
46
Figuur 4.2
Sectorstructuur (banen)
Bron: Lisa (2011)
Deze oververtegenwoordiging gaat onvermijdelijk ten koste van de bijdrage van uit andere sectoren. Dat is vooral de zakelijke dienstverlening. Aan de ene kant is dat niet gek omdat deze bedrijven vaak de voorkeur hebben voor vestiging in grotere, centraal gelegen gemeentes. Aan de andere kant is het wat laag, omdat ook bekend is dat kennisdienstverleners en zelfstandigen vaak een aantrekkelijke woonomgeving, goed bereikbaar en niet al te ver weg, op prijs stellen. Verdieping op toerisme en recreatie (T&R) Toerisme en recreatie is voor het werkgebied een belangrijke activiteit. Het is een gezichtsbepalende factor voor het gebied en de hefboom die de grote natuurwaarden van het gebied vertaalt naar werkgelegenheid en activiteiten die bezoekers naar het gebied brengen. Voldoende reden voor een verdieping. Figuur 4.3 Werkgelegenheidsaandeel Horeca
Bron: Lisa (2011)
47
Figuur 4.4 Sectorstructuur Horeca
bron: Bedrijfschap Horeca en Catering (2011)
Tabel 1
Kerncijfers economisch presteren Horeca (2012)
Toegevoegde waarde (% omzet) Resultaat (% omzet) Investeringsratio (% toegev.waarde) Arbeidsproductiviteit (€ 1000)
Werkgebied 49,0% 10,0% 5,3% 109
Veluwe 48,7% 9,4% 5,2% 108
Nederland 46,2% 10,0% 6,8% 100
Bron: Rabobank
Naar analogie van de detailhandel kunnen we ook van de toeristisch-recreatieve consument zijn herkomst in beeld brengen. De resultaten daarvan staan in tabel 2. Daarbij tonen we de cijfers voor de gehele sector en een belangrijk onderdeel daarvan, de verblijfsrecreatie. Tabel 2 10 belangrijkste herkomstgebieden consumenten T&R werkgebied (2011) van Vrijetijdssector van Verblijfsrecreatie] Veluwe 62,0% Veluwe 39,6% Noord-Overijssel 6,2% Groot-Amsterdam 7,3% Groot-Amsterdam 3,2% Groot-Rijnmond 5,3% Flevoland 3,2% Flevoland 4,8% Groot-Rijnmond 2,9% Noord-Overijssel 4,7% Utrecht 2,5% Kop Noord-Holland 3,8% Kop Noord-Holland 2,0% Utrecht 3,5% Aggl.' s-Gravenhage 1,4% Aggl. Haarlem 2,6% ZO-Zuid-Holland 1,2% ZO-Holland 2,5% Arnhem/Nijmegen 1,1% Aggl.' s-Gravenhage 2,4% rest NL 14,4% rest NL 23,5% Bron: Rabobank Koopstromen (2011)
48
Box 7 Toeristisch-recreatief beleid Noord Veluwe De Regio Noord-Veluwe heeft in 2008 onder de titel ‘Water Wild Wellness’ een verkenning van de regionale ontwikkeling van toerisme en recreatie op de Noord-Veluwe uitgevoerd. Hierin worden de volgende ambities geformuleerd: x x x x x
Een gezamenlijke visie gebaseerd op de unieke kwaliteiten van de Noord- Veluwe, waardoor de Noord-Veluwe zich positief onderscheidt binnen de Veluwe als geheel. Versterking wat de gemeenten gezamenlijk ambiëren; ruimte laten voor de ‘couleur lokale’ van iedere gemeente afzonderlijk. Hogere omzet van de recreatie en toerisme sector, door een groter en kwalitatief beter aanbod Ontwikkeling van een jaarrond toeristisch en recreatief aanbod (productontwikkeling is een taak van het samenwerkingsverband Noord-Veluwe). Versterking van het voorzieningenniveau in de gemeenten.
Daaruit resulteren de volgende doelen: x x x x x x x
Verhoog de kwaliteit van het bestaande aanbod, verbeter de infrastructuur, ontwikkel nieuw aanbod (nieuwe attracties, evenementen en trekpleisters) Leg de nadruk op thema’s die passen bij de Noord-Veluwe Benader vanuit vraag èn aanbod en match deze vervolgens Schep een aantrekkelijk ondernemersklimaat; stroomlijn de regelgeving en schep aantrekkelijke voorwaarden voor ondernemers Verbeter communicatie en promotie; breng beter over het voetlicht wat er nu al allemaal is Maak gebruik van ontwikkelingen in andere sectoren, zoals de (zakelijke) congresmarkt, de zorgsector en de functieverandering van het landelijk gebied Maak gebruik van de mogelijkheden die duurzaamheid en duurzame ontwikkeling bieden. Aandacht voor ‘people-profit-planet’ sluit zeer goed aan bij de toeristisch recreatieve sector.
49
Werkgelegenheidsontwikkeling Op lange termijn bezien (1998 – 2012) heeft de werkgelegenheid in het werkgebied zich relatief goed ontwikkeld. Vanaf 2010 wordt de voorsprong van het werkgebied iets groter, doordat de landelijke stabilisatie (als opmaat naar enige krimp) zich in 2010 al voordoet, en deze zich in het werkgebied een jaar later etaleert. Deze vertraagde omslag is opvallend, omdat de sectorstructuur met een groot aandeel maakactiviteiten (waaronder bouw) relatief gevoelig is voor de huidige laagconjunctuur. Mogelijk speelt hierbij een rol dat het hier goed vertegenwoordigde MKB en de ‘ons kent ons mentaliteit’ een rem vormt om snel en hard in het werknemersbestand te snijden als de conjunctuur omslaat. Figuur 4.5
Werkgelegenheidsontwikkeling totaal (banen)
Bron: Arbeidsmarktmonitor Gelderland
Een alternatieve blik ontstaat door te kijken naar sectoren en het MKB versus het grootbedrijf. Als eerste belichten we de bijdragen van sectoren, in dit geval op basis van de toegevoegde waarde, de waarde die bedrijven in hun productieproces toevoegen. In termen van toegevoegde waarde ontlopen de gemeenten elkaar niet zo veel, Heerde is duidelijk de kleinste met een toegevoegde waarde van ca. € 375 mln., grofweg de helft van Epe. Omdat we het over sectoren hebben, hebben we het over het werkgebied in totaliteit en dus niet per gemeenten. Er is sprake van een oververtegenwoordiging in de bouw, detailhandel, overheid en onderwijs en agrarische sectoren. Daar tegenover staat een duidelijke ondervertegenwoordiging in industrie, ICT en zakelijke dienstverlening, maar ook in zorg.
Figuur 4.6
Toegevoegde waarde (2011)
Bron: Rabobank
50
Welvaartscreatie: gezond bedrijfsleven blijft een aandachtspunt De bijdrage van het bedrijfsleven in het werkgebied aan de economische duurzaamheid van het gebied is een aandachtspunt. De scores op de bedrijfseconomische kenmerken liggen over de gehele linie rond de landelijke cijfers. In 2012 heeft het bedrijfsleven een economisch resultaat behaald van 7,3% van de omzet, iets meer dan het landelijke cijfer (7,0%). De solvabiliteit geeft aan in welke mate het bedrijfsleven ‘vlees op de botten heeft’, waarmee tegenvallers kunnen worden opgevangen. Het getal weerspiegelt het vermogen van het bedrijf om eigen vermogen aan te trekken en de reserveringscapaciteit in voorgaande jaren. Voor zowel het werkgebied als de Veluwe als geheel ligt de solvabiliteit nagenoeg op het landelijke niveau van ca. 32%. De arbeidsproductiviteit ligt iets lager (hoewel Epe er in negatieve zin uit springt), maar het is moeilijk op daarvoor op voorhand een verklaring te geven. Zo is de al eerder genoemde sectorstructuur hierop van invloed. Zo kan een arbeidskracht in een kapitaalintensieve industrie (bijvoorbeeld de chemische industrie) een veel hogere productie maken dan eentje in een sector waarin ‘handen’ veel belangrijker zijn, zoals de zorg. Daarnaast staat de arbeidsproductiviteit onder druk als de hoeveelheid arbeid niet direct wordt aangepast op de verminderde productie. Dat zou hier nog wel eens het geval kunnen zijn, zie ook werkgelegenheidsontwikkeling. Verhoging van de productiviteit is ook van belang, omdat de potentiële beroepsbevolking op termijn kleiner zal worden, wat in de komende decennia een rem op de potentiële economische groei zal zetten. Doordat het arbeidsaanbod in de nabije toekomst veel minder gemakkelijk uit te breiden zal zijn dan voorheen, neemt het belang van productiviteitsgroei als bron van economische groei toe. Gegeven de bestaande economische structuur zal een hogere arbeidsproductiviteit vooral verkregen moeten worden door te investeren in producten met een hogere toegevoegde waarde en efficiëntere productiemethoden. Innovatie is hiervoor een belangrijke sleutelwaarde en levert een belangrijke bijdrage aan de groei van de productiviteit, maar ook aan het verduurzamen van de economische groei. In de economische dynamiek zit de groei van werkgelegenheid over een langere termijn. We hebben al eerder gezien dat die net boven het nationale cijfer zit. Opvallend is dat het werkgebied echt wel een uitzondering vormt. Niet alleen tegen de landelijke achtergrond, maar nog meer als we de Veluwe en de vergelijkingsgroep weinig stedelijke gemeenten erbij pakken. Figuur 4.7 Welvaartscreatie
Bron: Rabobank
51
We kunnen op enkele onderdelen iets verder ingaan op de verschillen tussen enerzijds het MKB en anderzijds het grootbedrijf 7. Als eerste tonen we de bijdragen van deze twee groepen aan de totale toegevoegde waarde. Figuur 4.8 Verdeling toegevoegde waarde MKB en grootbedrijf
bron: Rabobank
Landelijk is het grootbedrijf goed voor ongeveer de helft van de toegevoegde waarde. Voor het werkgebied en de individuele gemeenten ligt dit lager, met als top de gemeente Epe, die echt een MKB-gemeente kan worden genoemd. Tabel 3 Kerncijfers MKB en Grootbedrijf (2012)
Werkgebied MKB Grootbedrijf Resultaat 1) 7,3% 1,9% Solvabiliteit 2) 34,3% 30,4% Investeringsratio 3) 22,6% 18,4% 1) economisch resultaat in % van de omzet 2) eigen vermogen / totaal vermogen 3) investeringen als percentage van de toegevoegde waarde
Nederland MKB Grootbedrijf 7,0% 4,9% 32,2% 31,3% 20,6% 15,3%
De tweede invalshoek zijn bedrijfseconomische cijfers. We laten die voor het werkgebied als geheel zien (en voor Nederland), omdat het basismateriaal voor een gemeentelijk niveau ontoereikend is (zie ook het geringe aandeel grootbedrijf in enkele gemeenten). De zwakke score van het bedrijfsleven in het werkgebied blijkt vooral bij het grootbedrijf te zitten. Overigens moet hierbij opgemerkt worden, dat wanneer een bedrijf geen rechtsvorm heeft (BV of NV) het ondernemersloon nog uit het bedrijfsresultaat betaald moet worden. Dat zal vooral bij het MKB het geval zijn. Ten opzichte van de cijfers van het gr ootbedrijf zijn de cijfers van het MKB dus enigszins geflatteerd. De investeringsratio ligt in het werkgebied enkele procentspunten hoger dan landelijk. Relatief minder vernieuwing in het werkgebied Bovengenoemde investeringsratio is ook onderdeel van de indicator ‘vernieuwing’. Hoewel deze investeringsratio min of meer conform het landelijke beeld is, beoordelen we de vernieuwingsgraad van het bedrijfsleven toch als ondergemiddeld. Het aantal starters is lager dan landelijk, waarbij met name Heerde er in negatieve zin uitspringt. Ook vergeleken met de weinig stedelijke gebieden en de Veluwe als geheel, is er enige achterstand, hoewel deze wat minder groot is.
________________________________ 7 In de tellingen worden alle vestigingen meegenomen, dus ook niet op winst gerichte organisaties, zoals overheid, onderwijs en zorg.
52
Een ander belangrijk aspect van economische vernieuwing is het aantal banen dat gericht is op onderzoek en ontwikkeling. In de regio zijn dergelijke banen ondervertegenwoordigd en het aantal is vooral ICT-gerelateerd. Dit beeld komt op hoofdlijnen overeen met andere onderzoeken (Louter 2012). De gemiddelde technologische hoog-waardigheid is laag op de Noord-Veluwe. Er zijn geen grote hightech bedrijven of universiteiten die voor afgeleide werkgelegenheid zorgen. Figuur 4.9 Vernieuwing
Bron: Rabobank
Iets minder gunstige afzet- en arbeidsmarkt Het werkgebied heeft per saldo een iets ongunstiger afzet- en arbeidsmarkt, maar de verschillen zijn niet groot. Epe doet het iets slechter, vooral waar het gaat om de beschikbaarheid van beroepsbevolking (<45 min. reistijd), een mix van het demografisch profiel (iets ouder) en ligging van de gemeente. Het aanbod van arbeidskrachten is een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven, waarbij blijkt dat vanwege pendel arbeidsmarkten meer regionaal dan lokaal opereren. Figuur 4.10 Afzet- en arbeidsmarkt
Bron: Rabobank
De koopkracht (inkomen per huishouden) ligt iets bovengemiddeld en varieert per gemeente: van + 9% in Oldebroek tot + 3% in Elburg.
53
Arbeidsmarkt De arbeidsparticipatie geeft weer welk deel van de beroepsbevolking op de arbeidsmarkt actief is. Hier hanteren we de bruto participatiegraad, het deel van de potentiele beroepsbevolking (leegtijdscategorie 15-64 jaar) dat werkt of zou willen werken (dus ongeacht de vraag of men daadwerkelijk werk gevonden heeft). Figuur 4.11 Bruto participatiegraad (2012) Mannen
Vrouwen
Bron: Arbeidsmarktmonitor Gelderland
De arbeidsparticipatie ligt voor mannen vrijwel voor alle leeftijdscategorieën en alle gemeenten boven het landelijke cijfer. Bij is juist sprake van een lagere arbeidsparticipatie. Al eerder bleek (figuur 4.5) dat de langetermijn werkgelegenheidsontwikkeling in het werkgebied zich iets beter heeft ontwikkeld dan landelijk. Desondanks is ook in de onderzochte gemeenten de werkloosheid toegenomen. Achterliggende oorzaken zijn toename van het arbeidsaanbod en ontwikkelingen in de grotere regio. Vergeleken met Nederland blijft de werkloosheid laag, maar het wordt met percentages van meer dan 5% in vrijwel alle gemeenten wel steeds meer een aandachtspunt. Bovendien steeg in de periode 2008 (Heerde uitgezonderd) de werkloosheid iets sterker (ten minste verdubbeling) dan landelijk (+90%). Figuur 4.12 Werkloosheid (jaarultimo)
bron: UWV Werkbedrijf (2012)
54
Pendel Al eerder hebben we gezien dat het werkgebied belangrijke woonkwaliteiten heeft en gunstig ligt ten opzichte van omliggende grotere kernen met relatief veel werkgelegenheid. Dat beeld komt terug in de pendelcijfers. Figuur 4.13 toont als eerste op hoofdlijnen de pendelcijfers per gemeente (2010), afgerond in honderdtallen van de beroepsbevolking die in de eigen gemeente werkt, de inkomende arbeid (elders wonen en in de gemeente werken) en de uitgaande pendel. Er is sprake van veel pendelbewegingen: in enkele gemeenten bijna net zoveel uitgaand als in de eigen gemeente en inkomend samen. Het lijkt voor de hand om te denken dat het de duurzaamheid ten goede zou komen als mensen in hun eigen woongemeente zouden werken, maar de praktijk leert dat dat genuanceerder ligt. Betekent wel relatief veel forensenverkeer tussen gemeenten. Figuur 4.13 Pendelrelaties (per gemeente in bijlage) Overzicht Elburg
Epe
Heerde
Nunspeet
Oldebroek
Bron: CBS
55
Andere grafieken laten de patronen per gemeente zien (belangrijkste herkomsten bestemmingsgemeenten). We zien duidelijke verschillen in gerichtheid op zichzelf en de ligging van de individuele gemeenten t.o.v. de grotere kernen. De belangrijkste bestemmingsgemeenten van Elburg zijn Nunspeet, Harderwijk en Zwolle. Epe is voor werk zeer sterk op Apeldoorn gericht. Zwolle is voor Heerde de belangrijkste bestemmingsgemeenten, gevolgd door Epe en Apeldoorn. Alleen in Nunspeet komt het aantal eigen mensen dat in de eigen gemeente werkt , enigszins in de buurt van de uitgaande pendel. In de andere gemeenten is deze verhouding veel ongunstiger. Productiefactor: relatief veel bedrijventerreinen Bedrijvigheid heeft ruimte nodig. De beschikbaarheid van bedrijfshuisvesting, productie- en distributiehallen en kantoren, is dan ook een belangrijke vestigingsfactor voor ondernemingen en daardoor een belangrijke voorwaarde voor economische ontwikkeling. Daarbij speelt een belangrijke rol dat bedrijven vanwege de herkomst van de (startende) ondernemer en van de werknemers doorgaans sterk aan de regio van vestiging gebonden zijn. Daarom laat een tekort aan huisvestingsmogelijkheden in de ene regio zich nauwelijks salderen met vrije ruimte in een andere regio. Anderzijds zien we wel dat veel huisvestingsvraagstukken van bedrijven tegenwoordig op regionaal niveau worden aangepakt, om te voorkomen dat iedere gemeente met zijn eigen oplossing komt. Onder de kwaliteit ‘productiefactor’ vallen de beschikbare ruimte voor de bedrijvigheid (inclusief de ruimte voor de agrarische sector), de bereikbaarheid (beschikbare infrastructuur) en de waarde van commercieel vastgoed, afgemeten aan de gemiddelde WOZ-waarde. Figuur 4.14 Productiefactor
Bron: Rabobank
Het werkgebied scoort ondergemiddeld op de indicator ‘productiefactor’. Dit geldt voor alle indicatoren en gemeenten, uitgezonderd ruimte voor bedrijvigheid in Nunspeet. Ook vergeleken met de benchmarks ‘Veluwe’ en ‘weinig stedelijk’ is sprake van achterblijvende waarden.
56
Bedrijventerreinen De gemeenten hebben gezamenlijk een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) opgesteld, waarin op de schaal van de samenwerkende gemeenten afspraken zijn gemaakt over de planning en programmering van bedrijventerreinen. Het RPB is het regionaal afsprakenkader van de gemeenten op de en de provincie Gelderland. Tot 2020 zijn er voldoende bedrijventerreinen in de regio. Van de 335 ha netto beschikbaar bedrijventerrein in de vijf gemeenten was op 1 januari 2013 nog 17,9 ha direct uitgeefbaar en 34,5 niet direct. De gemiddelde jaarlijkse uitgifte over de afgelopen drie jaar was in de vijf gemeenten gezamenlijk ongeveer 2,5 ha. Het jaar daarvoor (2009) was een uitschieter met een naar het lijkt eenmalige top met een uitgifte van 11,2 ha. In de gehele regio Noord-Veluwe (zie begrip) bedroeg de restcapaciteit 84ha, resp ectievelijk 109 ha. bedrijventerrein Wanneer gemeenten behoefte hebben aan nieuwe terreinen, passen ze de SERladder toe. Eerst wordt dan nagegaan of herstructurering van verouderde terreinen of intensivering van het bestaande gebruik soelaas biedt. Pas als dat niet het geval is, kan een nieuw terrein worden ontwikkeld. De gemeenten stellen jaarlijks een regionale herstructureringsopgave op voor de komende jaren. Daarmee geven ze niet alleen inzicht in de verbeteringsplannen; de opgave dient tevens een onderbouwing van subsidieverzoeken door de provincie. De bedrijventerreinen op de Noord-Veluwe zijn van een relatief goede kwaliteit. De mate van veroudering valt mee, mede dank zijn het actieve herstructureringsbeleid. Op grond hiervan mag wordt het ongunstige beeld van ‘ruimte voor bedrijvigheid’ genuanceerd. Vergeleken met de Nederlandse situatie is het areaal krap, maar gezien de restcapaciteit en het huidige uitgiftetempo kan de voorraad als voldoende worden gekwalificeerd.
Box 8 Nieuwe koers voor H2O De drie gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek hebben ingestemd met het nieuwe perspectief voor Bedrijvenpark H2O. Dit nieuwe perspectief richt zich op een logische en marktgerichte herprofilering en sluit aan op de huidige feitelijke marktontwikkelingen. Met het besluit kan het Bedrijvenpark verder worden ontwikkeld en zijn er weer kansen dat het uitgroeit tot een belangrijke economische motor voor de drie H2O-gemeenten. Onderdeel van het besluit is een afwaardering van een deel van het terrein en een aanvullende garantstelling van € 2 miljoen euro per gemeente, zodat de Ontwikkelingsmaatschappij voldoende middelen heeft voor het verder ontwikkelen van het bedrijventerrein. Daarbij richt men zich in eerste aanleg op de ontwikkeling van het Oldebroekse plandeel van het bedrijvenpark, dat al geheel gereed is voor uitgifte. Hoewel de winstverwachting naar beneden toe is bijgesteld, lijkt met de gewijzigde koers en de besluiten van de gemeenteraden de ontwikkeling van het bedrijvenpark weer kansrijk te zijn. Bron: www.heerde.nl
57
Bereikbaarheid De Atlas Hoofdwegennet van Rijkswaterstaat (november 2012) geeft inzicht in het gebruik van Rijkswegen en de congestie. De meeste knelpunten zitten in het westen, midden (Utrecht en Amersfoort) en Oosten (Arnhem-Nijmegen) van ons land. Zwolle stond in 2000 als enige in de regio in de file top50 (plaats 39), maar is in 2011 daaruit verdwenen. Daaruit kan geconcludeerd worden dat bereikbaarheid binnen de regio geen probleem hoeft te zijn. De externe bereikbaarheid (van elders in land naar de regio) kan echter wel problemen ondervinden. Door de eerder aangegeven knelpunten. Een meer gedetailleerd inzicht dan de file top50 geeft de zogenaamde maatgevende spits, d.w.z. de hoogste vertraging per weg(vak). De A28 (tot Harderwijk) en de A50 (gehele stuk tot knooppunt Hattemerbroek) hebben dan een reistijd die maximaal 1,5 keer van de oorspronkelijke is. Figuur 4.15 Maatgevende reistijd
Bron: Rijkswaterstaat (2012)
4.3
Samenvatting Sterkten 9
Werkgelegenheid ontwikkelt zich beter dan landelijk
9
Bovengemiddeld (maar iets afnemend) aandeel T&R in werkgelegenheid
9
Enige restcapaciteit in arbeidsparticipatie, m.n. bij vrouwen
9
Restcapaciteit bedrijventerreinen
9
Zwakten
Goede interne ontsluiting
58
9
Groot aandeel ‘maakactiviteiten’ maakt regionale economie in het huidige conjuncturele tijdsgewricht kwetsbaar
9
Geringe vernieuwingsgraad bedrijfsleven (innovatie, starters)
9
Relatieve uitgestrektheid gebied beperkt bereikbaarheid banen-beroepsbevolking en leidt tot veel pendel
9
Externe bereikbaarheid (filedruk op hoofdwegen)
5 5.1
Werken aan een duurzaam werkgebied Bovengemiddelde Triple P score Als we de totale score van Triple P berekenen (het gemiddelde van de drie dimensies) voor het werkgebied, blijkt dat het gebied per saldo duurzamer is dan gemiddeld Nederland. Dit is vooral te danken aan hoge scores op ‘Planet’, op ‘People’ is sprake van enige achterstand, evenals op ‘Profit’. Figuur 5.1 Triple P balans
Tussen de gemeenten onderling zijn verschillen zichtbaar, maar de vorm van de driehoek verschilt per gemeente niet wezenlijk. De kleinste spreiding zien we bij ‘Profit’ en ‘People’. Hier lopen de gestandaardiseerde waarden (Nederland = 1) uiteen tussen 0,72 (Epe) tot 0,85 (Nunspeet), respectievelijk 0,87 (Oldebroek) tot 1,01 (Elburg). De grootste variatie zien we bij Planet, met waarden van 1,36 (Elburg) tot 1,94 (Epe). Om het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe klaar te maken voor een duurzame toekomst is het zaak om niet alleen de focus op de economische dimensie te leggen, maar zeker ook de sociale en ecologische niet uit het oog te verliezen. De drie dimensies zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op hoofdlijnen zou de vraag gesteld kunnen worden hoe de economische kracht versterkt kan worden, mede profiterend van de grote ecologische kwaliteiten, zonder dat dit ten koste gaat van de ecologische en sociale waarden.
5.2
Kansen voor verduurzaming In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien welke dimensies positief dan wel negatief bijdragen aan de duurzaamheid van het werkgebied van Rabobank Noord Veluwe. Waar het uiteindelijk om gaat is het verbeteren van de duurzaamheid van de hele regio. In deze paragraaf laten we zien welke eigenschappen van het gebied kunnen worden verbeterd zodat de duurzaamheid van de regio toeneemt. Figuur 5.2 geeft samenvattend weer welke bijdragen de drie dimensies en onderliggende eigenschappen leveren aan de duurzaamheid van de regio. Een negatieve bijdrage bevindt zich links van de middenas, een positieve rechts. Links van de middenas bevinden zich dus de schakels voor verbetering, rechts voor behoud en versterking.
58
Figuur 5.2 Bijdrage aan duurzaamheid per eigenschap: schakels voor behoud of verbetering
In de vorige paragraaf zagen we dat de economische kwaliteit op onderdelen aandacht behoeft. Dit zit vooral in de vernieuwingsgraad. Een andere reden is de productiefactor en – in iets mindere mate – de arbeidsmarkt. Bij de versterking van de economische kwaliteit door alleen te werken aan meer ruimte voor het bedrijfsleven, is het risico aanwezig dat dit ten koste gaat van de waarde van planet. De ecologische kwaliteit draagt immers fors bij aan de score van profit. Versterking van het economisch profiel zou dus bereikt kunnen worden door inzet op factoren binnen profit zelf, met name vernieuwing. Verder zien we dat de ecologische kwaliteit in positieve zin bijdraagt aan p eople en profit. Ook dat heeft met de kenmerken van het gebied te maken. De huidige oppervlakte die is toegeschreven aan wonen en werken is relatief groot. Tot slot valt op dat de economische kwaliteit positief bijdraagt aan people, maar benedengemiddeld bijdraagt aan een duurzame economische toekomst. De sociale kwaliteit draagt daarentegen wel bij aan een duurzame sociale toekomst.
5.3
Van analyse naar actie Duurzaamheid draait slechts gedeeltelijk om cijfers, het gaat ook om kwalitatieve zaken en menselijk gedrag. Daarom is deze analyse op basis van data en literatuur met interviews en workshops. In totaal zijn daarbij ca. 80 personen betrokken geweest, vanuit een brede achtergrond. De interviews waren vooral gericht op een inkleuring van bevindingen uit de data-analyse en literatuurstudie. Voor de workshops is een iets andere insteek gekozen. Deze waren meer oplossingsgericht, met focus op wat zou moeten gebeuren en met welke prioriteit, omdat je nu eenmaal niet alles tegelijkertijd kunt. De interviews en workshops hebben een schat aan informatie, ideeën en voorstellen opgeleverd. De creativiteit en betrokkenheid hebben tevens onderstreept dat duurzaamheid hier ‘leeft’ en er een grote bereidheid is om samen de handen uit de mouwen te steken. De bevindingen en aanbevelingen uit de interviews en workshops zijn verwerkt in de conclusies en aanbevelingen die in het openingshoofdstuk staan.
60
Bijlage 1: Triple P variabelen PEOPLE samenstelling bevolking afhankelijkheid (% niet-bijstandsgerechtigden) opleidingsniveau (% hoogopgeleiden) jeugdigheid (% 25-) bevolkingsdynamiek (groei %) sociale cohesie betrokkenheid (opkomst % verkiezingen) consensus (% niet-protestpartijen) maatschappelijke participatie (% vrijwilligers) criminaliteit (misdrijven / inwoner) werk en voorzieningen bereikbare arbeidsplaatsen gemiddelde bedrijfsomvang (banen / bedrijf) voorzieningengraad detailhandel (vkp / bedrijf) voorzieningengraad vrije tijd (horeca sport recreatie / bedrijf) woonomgeving aandeel woonoppervlakte (opp. wonen / totaal) aandeel recreatieruimte (opp. recreatie / totaal) gemiddelde WOZ-waarde woning stedelijkheid (adressendichtheid) PROFIT welvaartscreatie arbeidsproductiviteit (BTW / arbeidsvolume) RTV (winst t.o.v. vermogen) solvabiliteit (eigen vermogen / balanstotaal) economische dynamiek (groei % werkgel.) vernieuwing R&D (banen ICT, R&D / totale werkgelegenheid) verjonging (startende ondern. / potentiële ber.bev.) investeringsratio (investeringen / BTW) vestigingssaldo (oprichtingen, vestiging, vertrek) bevolking als arbeids- en afzetmarkt bereikbare (beroeps)bevolking koopkracht (inkomen / huish.) arbeidsparticipatie (werkzame ber.bev. / bevolking) productiefactor ruimte bedrijventerrein agrarische ruimte ruimte infrastructuur gemiddelde WOZ-waarde commercieel vastgoed PLANET natuur versnippering landschap (opp. natuur en agrarisch / totaal) groei areaal natuur (%) variatie flora (hogere planten / ha) reservaatfunctie flora (bedreigde planten / ha) cultuurhistorie stedeschoon (beschermde gezichten / ha) monumentdichtheid (monumenten / ha bebouwd) cultuurhistorische kenmerkendheid (culthist. elementen / ha) milieudruk economie werkgelegenheidsdichtheid (banen / ha) ruimtebeslag bedrijven (opp terrein / bedrijven) CO2-uitstoot bedrijfsleven (CO2-uitstoot / banen) CO2-uitstoot verkeer (CO2-uitstoot / weglengte) milieudruk bevolking bevolkingsdichtheid (bevolking / ha) ruimtebeslag wonen (woningen / woonoppervlak) CO2-uitstoot bevolking (CO2-uitstoot / bevolking)
61
ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS WDM ABF-Research/AD ABF-Research/CBS ABF-Research/LISA ABF-Research/LISA ABF-Research/LISA ABF Research/CBS ABF Research/CBS ABF Research/CBS CBS Rabobank Rabobank Rabobank ABF-Research/LISA ABF-Research/LISA Kamer van Koophandel Rabobank Kamer van Koophandel ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS ABF Research/CBS ABF Research/CBS ABF Research/CBS ABF Research/CBS ABF-Research/LISA ABF-Research/LISA Floron Floron OC&W OC&W Planbur, v.d. Leefomgeving ABF-Research/LISA ABF-Research/LISA SenterNovem SenterNovem ABF-Research/CBS ABF-Research/CBS SenterNovem
Bijlage 2: Informatiebronnen Deelnemers interviews Zonder de inbreng van velen was dit onderzoek niet tot stand gekomen. Rabobank Noord Veluwe is iedereen die een bijdrage aan het onderzoek heeft geleverd zeer dankbaar, met name de volgende personen die aan een interview hebben meegewerkt: -
Mevrouw E.P. Simon, Regio Noord-Veluwe De heer A. Westerkamp, wethouder gemeente Heerde De heer D.H.A. van Hemmen, burgemeester gemeente Nunspeet De heer F. Spoelstra, Regio Noord-Veluwe De heer H.J.H. van de Ven, directeur-bestuurder Triada Woondiensten De heer J. Dijkhuis, gemeente Heerde De heer W. Bosgoed, manager Agrarisch Centrum Rabobank De heer W. van Werven, directeur Van Werven Oldebroek
Literatuur en overige bronnen -
Bureau Louter (2012) De economie van de regio Noord-Veluwe. Ontwikkelingen, positie en perspectieven Provincie Gelderland (2013) Arbeidsmarktmonitor Gelderland (http://ammgelderland.databank.nl/) Provincie Gelderland (2013) IBIS-onderzoek Gelderland Provincie Gelderland (2013) De Omgevingsvisie in Vogelvlucht Provincie Gelderland. Statennotitie Duurzame Veehouderij Rabobank (2013) Cijfers & Trends, sectorprognoses 2014 Rabobank (2013) Koopstromenmonitor 2011 Rabobank (2013) Regionaal-economische thermometer, meerdere jaren Rabobank (2013) Triple P Monitor Regio Noord-Veluwe (2007) Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe (2010) Projectplan Vitale Arbeidsmarkt Noord-Veluwe Regio Noord-Veluwe (2011) Regionaal Programma Bedrijventerreinen NoordVeluwe 2011-2020 Regio Noord-Veluwe (2012) Pendel Regio Noord-Veluwe 2010 Regio Noord-Veluwe (2012) Klimaatactieplan 2013-2015 Regio Noord-Veluwe (2013) Presentatie Netwerkbijeenkomst Energietransitie. Regio Noord-Veluwe (2013) Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2012 Regio Noord-Veluwe (2008) Verkenning van regionale ontwikkeling van toerisme en recreatie op de Noord-Veluwe Regio Noord-Veluwe. Omgevingsvisie Noord-Veluwe, Input provinciale omgevingsvisie Regio Noord-Veluwe. Presentatie Klimaatacties Noord-Veluwe Rijkswaterstaat (2012) Atlas Hoofdwegennet Rijkswaterstaat (2011) Klimaatmonitor SEO Noord-Veluwe (2006) Convenant Bedrijventerreinen UWV WERKbedrijf (2012) Regio in beeld 2011-2012
62
Colofon Titel
Samen werken aan een sterk en vitale Noord-Veluwe Ondertitel
Duurzaamheidsonderzoek met aanbevelingen voor de Noord-Veluwe Samenstelling
AldusWillem Willem van der Velden Constantijnstraat 5 2712 CZ Zoetermeer www.alduswillem.nl Publicatiedatum
13 november 2013 In opdracht van:
Rabobank Noord Veluwe Contactgegevens
Rabobank Noord Veluwe Postbus 14 8070 AA Nunspeet www.rabobank.nl/noordveluwe
© AldusWillem, 2013 De in deze publicatie gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op gegevens uit door ons betrouwbaar geachte in- en externe bronnen. Deze gegevens zijn op zorgvuldige wijze in onze analyses verwerkt. AldusWillem aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor het geval dat de in deze publicatie neergelegde gegevens of prognoses onjuistheden bevatten. Het betreft algemene informatie die aan veranderingen onderhevig is. Aan de verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. AldusWillem aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de inhoud hiervan of voor informatie die op of via de site wordt verstrekt. Gehele of gedeeltelijke overname is uitsluitend toegestaan met bronvermelding. De afnemer van de informatie is verantwoordelijk voor de keuze en elk gebruik van de informatie.
63
www.rabobank.nl/noordveluwe
64