stichting pensioenfonds sara lee nederland
2010 Jaarverslag
1
Inhoudsopgave Personalia (stand per 31 december 2010) Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen)
3 6
Bestuursverslag
7
JAARVERSLAG 2010
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
2
Doelstelling en beleid Bestuur en verantwoordingsorgaan Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering Pensioenregelingen Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving Pension Fund Governance en medezeggenschap Risicomanagement Premiebeleid Toeslagbeleid Vermogensbeheer en beleggingsresultaat Financiële positie, toereikendheidstoets en herstelplan Communicatie Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur
Bijlage 1. Samenvatting pensioenregelingen 14 14.1 14.2 14.3 14.4 14.4.1 14.4.2 14.4.3 14.5 14.5.1 14.6 14.7 14.7.1
Jaarrekening 2010 Balans per 31 december 2010 (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Staat van baten en lasten over 2010 Kasstroomoverzicht Toelichting behorende bij de jaarrekening 2010 Algemeen Bepalingen wet- en regelgeving Waarderings- en berekeningsgrondslagen Toelichting op de balans per 31 december 2010 Risicobeheer en derivaten Niet in de balans opgenomen verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2010 Verbonden partijen
8 9 10 13 15 19 22 28 30 32 39 43 47
52 57 57 59 60 61 61 61 61 68 79 93 95 103
Overige gegevens
104
15 16 17 18 19 20 21
105 106 107 109 111 113 118
Uitvoeringsovereenkomst Gebeurtenissen na balansdatum Samenvatting verslag van de compliance officer Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring Verantwoordingsorgaan Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen
Personalia (stand per 31 december 2010) BESTUUR Het bestuur bestaat uit acht leden. De statuten bepalen dat hiervan vier benoemd zijn door de onderneming, twee benoemd zijn door de Centrale Ondernemingsraad (COR) en twee gekozen zijn door de gepensioneerden. De zittingstermijn bedraagt vier jaar. Het volgende overzicht laat de bestuurssamenstelling per 31 december 2010 zien, waarbij het jaar waarin de zittingstermijn eindigt tussen haakjes wordt vermeld.
Bestuurleden, benoemd door de onderneming ■ De heer drs. L. Burgers (2013) ■ De heer ir. E.R. de Groot (2014) ■ Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo, voorzitter bestuur (2011) ■ De heer G. Veltman, plaatsvervangend voorzitter bestuur (2012)
■ De heer R. Burema, secretaris bestuur (2013) ■ De heer drs. A. Verkruyssen RC, plaatsvervangend secretaris bestuur (2011)
Bestuursleden, gekozen door de gepensioneerden ■ De heer M. Hildebrand RA (2012) ■ De heer mr. A. Six (2014)
DAGELIJKS BESTUUR EN COMMISSIES Naast het bestuur is een dagelijks bestuur (DB) en drie commissies ingesteld. De leden van de commissies bestaan uit zowel bestuursleden als externe leden. In sommige gevallen is een vaste adviseur aangesteld. De samenstelling van deze vier gremia is per 31 december 2010 als volgt:
Dagelijks bestuur ■ De heer R. Burema ■ De heer drs. L. Burgers ■ Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo (voorzitter)
Beleggingscommissie
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Bestuursleden, benoemd door de Centrale Ondernemingsraad (COR)
■ De heer drs. L. Burgers (voorzitter) ■ De heer M. Hildebrand RA ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG Adviseurs ■ De heer drs. M. Iglesias del Sol CFA, Towers Watson ■ De heer E. Koopmans, Sara Lee Corporation
Commissie Communicatie ■ De heer R. Burema (voorzitter) ■ De heer A. van Dijk, Sara Lee Corporate and Public Relations ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG ■ Mevrouw A. Nijland, Sara Lee Human Resources ■ De heer B.C. van der Kwast
3
Commissie Pension Fund Governance ■ De heer ir. E.R. de Groot (voorzitter) ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG ■ De heer K. Hulzebos, Sara Lee Finance and Accounting ■ De heer mr. A. Six (vanaf oktober 2010) Adviseur ■ De heer mr. drs. A.H. Havelaar, Sara Lee Juridische Zaken
VERANTWOORDINGSORGAAN Ultimo boekjaar bestaat het verantwoordingsorgaan uit de volgende zes personen:
Vertegenwoordigers van de onderneming (KDE) ■ De heer P.W.J. Huiskens (2011), Sara Lee Human Resources ■ De heer H.J.W. van Wageningen (2013), Sara Lee HR Operations & Facility Management
Vertegenwoordigers van de deelnemers (COR) ■ De heer F.U. de Boer (2013) ■ De heer C. de Mol, voorzitter (2011) JAARVERSLAG 2010
Vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (VGDE) ■ De heer H.D.C. de Heus (2011) ■ De heer C. Schipper (2013)
COMPLIANCE OFFICER De heer K. Hulzebos, Sara Lee Finance and Accounting
BESTUURSBUREAU ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG, directeur ■ De heer mr. drs. E.S. de Vries RC, senior medewerker bestuursbureau (ad interim) ■ De heer B.C. van der Kwast, medewerker bestuursbureau (vanaf 15 november) ■ Mevrouw S. Soesbergen, secretaresse (parttime)
ADMINISTRATEURS ■ TKP Pensioen BV (vanaf 1 januari 2009) ■ ABN AMRO Pension Services (beleggingsarrangement BPR)
ADVIES EN CERTIFICERING ■ Adviserend actuaris: de heer B. den Hartog Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson ■ Certificerend actuaris: de heer ir. drs. G. Veluwenkamp Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson ■ Certificerend accountant: de heer drs. H.C. van der Rijst RA, werkzaam bij PWC Accountants N.V.
INTERN TOEZICHT - VISITATIECOMMISSIE De visitatiecommissie bestaat uit drie visitatoren van het onafhankelijke samenwerkingsverband VisitatieOpMaat: ■ De heer D. Wenting AAG RBA ■ De heer H.J. Strang RA ■ De heer drs. J. Groenewoud
4
EXTERNE VERMOGENSBEHEERDERS ■ Aberdeen International Fund Managers Limited ■ BlackRock Advisors (UK) Limited ■ Goldman Sachs Asset Management International Unlimited ■ Kempen Capital Management N.V. ■ Legal & General Assurance (Pensions Management) Limited ■ SNS Asset Management N.V. (aanvang contract in juli 2010) ■ Northern Trust Global Investments Limited
CUSTODIAN The Northern Trust Company
Algemene Levensherverzekeringmaatschappij N.V.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
HERVERZEKERAAR
5
JAARVERSLAG 2010
Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen) Aantallen Per einde verslagjaar
2010
2009
2008
2007
2006
Actieven, exclusief aspirant deelnemers *) Premievrije deelnemers Pensioengerechtigd Totaal
2.167 3.614 4.027 9.808
2.399 3.637 3.935 9.971
2.853 3.452 3.849 10.154
2.966 3.473 3.752 10.191
3.099 3.441 3.628 10.168
Staat van Baten en Lasten over verslagjaar Exclusief BPR
2010
2009
2008
2007
2006
Totale premiebijdrage deelnemers, werkgevers e.a. - Ontvangen premie regulier - Indexatie volgend kalenderjaar - Herstelactie exit-WAO - Extra storting onderneming
30 25 5 - -
71 26 13 - 32
52 41 13 (3) -
40 40 - - -
37 37 -
Pensioenuitkeringen Toeslagen actieven - Per 1 januari verslagjaar - Per 1 januari 2011: C&T H&BC Toeslagen inactieven - Per 1 januari verslagjaar - Per 1 januari 2011
56
54
50
48
45
1,00% 1,10% 1,65%
3,50%
3,00%
1,00%
1,25%
0,40% Nihil
Nihil
1,48%
1,25%
1,45%
2010
2009
2008
2007
2006
1.196 9,3%
1.118 15,3%
946 -12,5%
1.088 -3,3%
1.157 6,5%
1.111 77 13,7 53% 107% 73%
1.023 91 12,8 51% 109% 73%
997 835 - 47 250 13,3 nvt nvt 95% 130% nvt nvt
875 259
Balans per einde verslagjaar Exclusief BPR Beleggingen en overige assets Waarde beleggingen Rendement Verplichtingen op marktwaarde Voorziening pensioenverplichtingen Reserves Duration van de verplichtingen Percentage afdekking renterisico Dekkingsgraad nominaal Dekkingsgraad reëel
nvt 130% nvt
*) Postactieve vroegpensioeners (geboren voor 1950) zijn al pensioengerechtigd, maar bouwen nog ouderdomspensioen op. Vanaf 2009 worden zij alleen bij gepensioneerden meegeteld. Tot en met 2008 werden zij tevens bij de actieven geteld. De voormalige medewerkers die zijn meegegaan met onlangs verkochte bedrijfsonderdelen of in een Outplacement-traject zijn ondergebracht en voor wie tijdelijke voortzetting van pensioenopbouw is afgesproken, zijn in het jaar 2010 opgenomen onder de actieve deelnemers.
6
BESTUURSVERSLAG Hierbij bieden wij ingevolge artikel 15 van de statuten, welke voor het laatst zijn gewijzigd op 11 mei 2010, ons jaarverslag aan over de gang van zaken bij Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) over het per 31 december 2010 geëindigde boekjaar. Dit is het vijfde jaarverslag van de stichting na de fusie tussen de drie pensioenfondsen (basisfonds Douwe Egberts, excedentfonds Douwe Egberts en Household & Bodycare) op 1 januari 2006. De eerste voorganger van de stichting werd op 31 december 1949 opgericht, zodat de stichting inmiddels een historie van 61 jaar heeft.
Naast dit jaarverslag is een verkort publicitair jaarverslag opgesteld. Dit verkorte jaarverslag wordt aan de actieve deelnemers en pensioengerechtigden toegezonden en op verzoek aan overige belangstellenden verstrekt. Het volledige jaarverslag is op de website raadpleegbaar.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De uitgangspunten van het Financieel Toetsingskader (FTK) en de verslaggevingsrichtlijnen – in het bijzonder Richtlijn 610 voor de jaarverslaggeving van pensioenfondsen - zijn leidend voor dit verslag en de jaarrekening. Daarnaast wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met relevant geachte onderwerpen en met de richtlijnen voor transparantie. Van de in het jaarverslag gebruikte afkortingen en begrippen is in hoofdstuk 21 een overzicht met de betekenissen hiervan terug te vinden.
7
HOOFDSTUK 1 Doelstelling en beleid
JAARVERSLAG 2010
De stichting heeft ten doel het doen van pensioenuitkeringen overeenkomstig de pensioenreglementen en het beheren en doen beheren van de middelen van de stichting. Het beleid van het bestuur is beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) door het bestuur vastgesteld op 8 december 2010. Uitgangspunt van het beleid is dat alle belangen op evenwichtige wijze worden afgewogen, de financiële positie van het pensioenfonds zoveel mogelijk wordt beschermd en consistentie bestaat tussen gewekte verwachtingen, de financiële opzet en de communicatie daarover.
8
2 bestuur en verantwoordingsorgaan Bij Personalia zijn de namen van de bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan per einde van het verslagjaar vermeld, inclusief de einddatum van de zittingstermijnen. In het verslagjaar is vermelding van de volgende bijzonderheden relevant.
Bestuur In juni 2010 eindigde de zittingstermijn van de heer H. Kramer (namens pensioengerechtigden). Het betreffende bestuurslid heeft kenbaar gemaakt zich niet verkiesbaar te stellen voor een nieuwe zittingstermijn, maar op verzoek van het bestuur wel bereid te zijn het einde van de lopende termijn enkele maanden uit te stellen tot 1 oktober 2010.
Door de VGDE is de heer A. Six – volgens de hiervoor opgenomen procedure - voorgedragen als nieuw bestuurslid namens de pensioengerechtigden. Aangezien de heer Six per 1 oktober 2010 pensioengerechtigd is, is de aanvangsdatum van de zittingstermijn op verzoek van de VGDE opgeschoven van juni 2010 naar oktober 2010. De einddatum van de zittingstermijn is gehandhaafd op juni 2014. Er zijn geen andere kandidaten door pensioengerechtigden voorgedragen. De heer Six is per 1 oktober 2010 toegetreden tot het bestuur.
Verantwoordingsorgaan In het jaar 2010 hebben zich geen wijzigingen voorgedaan in de samenstelling van het verantwoordingsorgaan. Voor het verantwoordingsorgaan kunnen aspirant-leden worden aangewezen. Doel hiervan is dat bij vervanging van een vertrekkend lid er direct nieuwe leden met kennis van zaken beschikbaar zijn.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Vanaf 2010 wordt bij vervulling van vacatures in het bestuur gewerkt met een functie– en competentieprofiel. Bij de vervulling van vacatures van bestuursleden door pensioengerechtigden, is een aangepaste procedure van toepassing waarbij de VGDE een kandidaat voordraagt (zie ook hoofdstuk 6).
9
3 Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering Dit hoofdstuk belicht de organisatie van en rond het pensioenfonds. De volgende onderwerpen worden belicht: ■ wijze van aansturing en uitvoering; ■ verantwoording; ■ toezicht; ■ uitvoerders en adviseurs; ■ verslaglegging; ■ administratieve uitvoering van de pensioenregeling; ■ monitoring uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer.
Wijze van aansturing en uitvoering De wijze van aansturing en uitvoering van het pensioenfonds is samengevat in het volgende overzicht:
JAARVERSLAG 2010
Bestuur
Dagelijks Bestuur
Commissie PFG
Beleggings commissie
Commissie Communicatie
Beleggings administratie en performance rapportage
Uitvoering vermogens beheer
Bestuurs bureau
Pensioen uitvoering en verslaglegging
Uitvoering BPR regeling
Ten aanzien van verantwoordelijkheden en taakverdeling binnen (dagelijks) bestuur, commissies en bestuursbureau zijn afspraken gemaakt.
10
Verantwoording Het afleggen van verantwoording en het bereiken van transparantie over het beleid is een wettelijke taak van het bestuur. Het pensioenfonds voert structureel activiteiten uit ten aanzien van het afleggen van verantwoording aan de belanghebbenden. Een centrale rol hierbij is weggelegd voor het verantwoordingsorgaan (zie ook Personalia). Hierbij is sprake van een vertegenwoordiging van alle relevante belanghebbenden: de onderneming, de deelnemers en de pensioengerechtigden. Het VO is bevoegd om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur van PSLN, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO heeft dus geen formele auditfunctie en draagt ook geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van PSLN. Ook vormt het VO geen oordeel over de inhoud van de pensioenregelingen van Koninklijke Douwe Egberts / Sara Lee, aangezien deze in het arbeidsvoorwaardenoverleg tot stand komen.
Toezicht Op elk pensioenfonds in Nederland is extern toezicht door de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) van toepassing. Er is in het verslagjaar op meerdere momenten contact en correspondentie geweest met de toezichthouders. Er zijn geen aanwijzingen, sancties of andere maatregelen aan PSLN kenbaar gemaakt. Uiteraard moeten de accountant en waarmerkend actuaris jaarlijks de verslaggeving en de interne beheersing van het pensioenfonds beoordelen. Daarnaast is er bij PSLN een visitatiecommissie ingesteld: VisitatieOpMaat (VOM), welke bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. Deze deskundigen focussen bij de visitatie vooral op de organisatie, gehanteerde procedures om tot besluiten te komen en het risicomanagement in brede zin. VOM heeft in het voorgaande verslagjaar een volledige visitatie uitgevoerd. De invulling van het risicomanagement wordt mede gebaseerd op de aanbevelingen uit het opgestelde visitatierapport. In 2012 zal opnieuw een (deel) visitatie plaatsvinden.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt of bestuursbesluiten gebaseerd zijn op een evenwichtige belangenbehartiging. Daarnaast geeft ze haar oordeel over het communicatieplan en enkele zaken in de governance structuur, zoals de inrichting van het intern toezicht en (eventuele) kostenvergoedingsregelingen. Het verantwoordingsorgaan geeft sinds 2007 een verklaring af in het jaarverslag. Ook in dit jaarverslag is een verklaring van het verantwoordingsorgaan opgenomen (zie hoofdstuk 20). Het pensioenfonds legt ook voor het brede publiek verantwoording af in het jaarverslag, nieuwsbrieven en presentaties. Om deze verantwoording meer toegankelijk te maken voor al onze deelnemers, is tevens een beknopte (populaire) versie van het jaarverslag gemaakt. Deze wordt breed verspreid onder de belanghebbenden en in juli 2011 naar het huisadres van alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden verzonden. Hierbij is meer aandacht voor begrijpelijkheid en beknoptheid.
Uitvoerders en adviseurs De diverse uitvoerders waarmee PSLN contracten heeft afgesloten, zijn vermeld onder de Personalia: ■ De pensioenuitvoerder: TKP te Groningen; ■ De administrateur van het beleggingsdeel van de BPR: ABN AMRO Pension Services te Amsterdam; ■ De custodian die de beleggingen administreert en alle noodzakelijke acties hierop uitvoert, en daarnaast namens het pensioenfonds activiteiten uitvoert op het gebied van securities lending en afdekking van valuta risico’s en tot slot tevens performance-rapportages levert: Northern Trust Company te London; ■ Een zevental vermogensbeheerders, aan wie een specifiek mandaat is verstrekt om een deel van het vermogen binnen gegeven richtlijnen te beleggen: zie bij Personalia en het hoofdstuk Vermogensbeheer.
11
Tot slot schakelt het pensioenfonds waar nodig externe specialisten als adviseur in. De vaste adviseurs zijn ook bij de Personalia vermeld.
Verslaglegging De vervaardiging van het jaarverslag 2010, de kwartaalstaten (K) en jaarstaten (J) voor DNB is uitbesteed aan TKP. De accountant en waarmerkend actuaris van PSLN zijn ongewijzigd ten opzichte van boekjaar 2009. Het bestuur zal zich periodiek overtuigen van de deskundigheid en onafhankelijkheid van de certificeerders en indien nodig maatregelen nemen.
Administratieve uitvoering van de pensioenregeling De administratie van de pensioenen (middelloonregeling) vindt plaats door TKP.
JAARVERSLAG 2010
Per kwartaal rapporteert TKP over de administratieve performance. Tot het jaar 2010 werden de processen van TKP getoetst aan SAS70 procedures. Vanaf het verslagjaar 2010 vindt deze toetsing plaats op basis van een nieuwe kwaliteitsstandaard ISAE 3402. In hoofdstuk 7 – Risicomanagement wordt uitgebreid ingegaan op deze nieuwe standaard.
Monitoring uitvoeringskosten en kosten vermogensbeheer Het bestuur werkt met een begroting voor de uitvoeringskosten, exclusief de kosten voor het vermogensbeheer. De uitvoeringskosten werden in 2010 begroot op € 1,5 miljoen en zijn in werkelijkheid uitgekomen op € 1,6 miljoen. De overschrijding heeft voornamelijk betrekking op de externe advies- en controlekosten (inclusief kosten DNB), die hoger uitvielen dan begroot. Door het bestuur is aan DNB verzocht om in de toekomst eerder zicht op de kosten te krijgen, zodat hiermee ook rekening gehouden kan worden in de begroting. Voor 2011 worden de uitvoeringskosten begroot op ongeveer € 1,7 miljoen. Vanaf 2010 worden ook de kosten voor het vermogensbeheer begroot en wordt de ontwikkeling van beide kostencategorieën op kwartaalbasis gemonitord. Voor 2010 werden de kosten voor het vermogensbeheer (inclusief dienstverlening rond custody en performancemeting) begroot op ongeveer € 2,7 miljoen, ofwel 0,22% van het belegde vermogen. De daadwerkelijke kosten voor het vermogensbeheer bedroegen € 2,2 miljoen. Performance fees worden niet begroot omdat er dan ook sprake is van outperformance. In 2010 is er aan Aberdeen een performance fee betaald van € 0,9 miljoen. De totale vermogensbeheerkosten kwamen hierdoor uit op ongeveer € 3,1 miljoen, ofwel 0,25% van het belegde vermogen.
12
4 Pensioenregelingen De pensioenregelingen zijn inhoudelijk voor het laatst per 1 januari 2006 aangepast en vastgelegd in 2006reglementen. Per 1 januari 2008 zijn de pensioenregelingen aangepast aan de nieuw in werking getreden Pensioenwet en is rekening gehouden met enkele technische opmerkingen die de belastingdienst eind 2007 heeft gemaakt bij de 2006-reglementen. Als gevolg van wet- en regelgeving zijn per 1 januari 2010 enkele wijzigingen in de reglementen doorgevoerd, die hieronder kort worden beschreven. De 2010-reglementen zijn door het bestuur vastgesteld en voor 2010 zijn de parameters opnieuw vastgesteld en gepubliceerd.
Schematisch overzicht van de pensioenregelingen in 2010
62-65
Vroegpensioen van 62 tot 65 jaar Vanaf 2006 is geen opbouw van vroegpensioen meer toegestaan voor geboortejaren van 1950 en hoger. Per 31-12-2005 zijn reeds opgebouwde rechten voor de geboortejaren 1950 tot en met 1960 premievrij gemaakt.
Reglement A – t/m 1949 - Opbouw 1,75% - Franchise € 19.678 Ouderdomspensioen vanaf 65 65-plus Reglement BPR – vanaf 1950 boven € 88.098 Reglement A – vanaf 1950 - Opbouw 2,25% - Franchise € 12.673 Ouderdomspensioen vanaf 65
De regelingen worden in bijlage 1 beknopt omschreven. In de middelloonreglementen zijn per 1 januari 2010 de volgende teksten aangepast: ■ Aan de bestaande teksten ten aanzien van de mogelijkheid tot korting op de pensioenrechten is toegevoegd dat een korting in het kader van een korte termijn herstelplan dient plaats te vinden en bovendien de effectuering van een besluit tot korting op z’n vroegst 1 maand nadat hierover is gecommuniceerd kan plaatsvinden. ■ Na afstemming met de AFM zijn de reglementaire teksten ten aanzien van de voorwaardelijkheids verklaring op enkele onderdelen meer in lijn gebracht met de wettelijke teksten.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Reglement B – t/m 1949 - Opbouw 4,71% - Geen franchise
65-plus Reglement BPR – t/m 1949 boven € 88.098
In de beschikbare premie reglementen (BPR) zijn per 1 januari 2010 enkele teksten met betrekking tot de methodiek van aanwending van het pensioenkapitaal aangepast: ■ Ten behoeve van een zorgvuldig offertetraject is een vast verkoopmoment van het saldo vastgelegd: 2 maanden voor het moment van aanwending wordt het saldo verkocht en het offertetraject gestart; ■ Bij aanwending binnen het pensioenfonds geldt maandelijkse - in plaats van jaarlijkse vaststelling van het tarief voor de aanwendingsfactor; ■ De aanwending van het beschikbare kapitaal voor de inkoop van pensioen vindt als standaard plaats bij
13
een pensioenverzekeraar in plaats van bij het pensioenfonds. Als uitzondering hierop geldt dat deelnemers die op 31 december 2009 reeds deelnamen aan de BPR de keuzemogelijkheid houden om met het beschikbare kapitaal pensioen in te kopen bij PSLN. Deelnemers die op of na 1 januari 2010 aan BPR zijn gaan deelnemen hebben deze keuzemogelijkheid niet.
In het kader van de zorgplicht wordt er voor de beschikbare premieregeling een basisstandaard gehanteerd, waarbij het beleggingssaldo vanaf acht jaar voor de beoogde pensioendatum in vier stappen geleidelijk wordt ingebracht in het Long Bond Fund. Hierdoor wordt het beleggings- en renterisico fasegewijs afgebouwd en is het beleggingsrisico vanaf twee jaar vóór de beoogde pensioendatum vrijwel afgebouwd.
JAARVERSLAG 2010
In juni 2010 is een zorgplichtactie uitgevoerd. Bij deze actie is tevens een mailing verstuurd aan de deelnemers die gebruik maken van standaardbeleggingsmogelijkheid. In deze mailing wordt vermeld dat (een deel van) de fondswaarde uit het Life Cycle Fund geleidelijk – volgens een switchschema – wordt overgeheveld naar het Long Bond Fund. Ook in het verslagjaar 2010 hadden BPR-deelnemers de mogelijkheid om op de pensioendatum een pensioenknip toe te passen waarbij een deel van het opgebouwde kapitaal wordt aangewend voor de inkoop van pensioen. Met het resterende kapitaal wordt ten laatste na 5 jaar pensioen ingekocht. PSLN biedt deze knip mogelijkheid zolang dit wettelijk is toegestaan. ABN AMRO Pension Services is een specialistische afdeling van ABN AMRO Nederland. Omdat in beleggingsfondsen wordt deelgenomen via Stichting ABN AMRO Beleggingsrekeningen heeft dit tot gevolg dat de inleg van de deelnemers is ondergebracht in een aparte entiteit, die juridisch gescheiden is van de bank en alleen een bewaar- en administratiefunctie mag hebben. De naamgeving van de voormalige ABN AMRO beleggingsfondsen in de keuzelijst van de BPR-regeling is eerst gewijzigd naar Fortis en inmiddels zijn de meeste fondsen onder de paraplu van BNP Paribas gekomen. Een complete lijst, inclusief ISIN-code en Total Expense Ratio, is begin 2010 op de website van het pensioenfonds geplaatst en wordt periodiek geactualiseerd. De overeenkomst met ABN AMRO is aangegaan voor onbepaalde tijd en kent een opzegtermijn van 3 maanden.
14
5 Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de AOW, de uitvoeringsmogelijkheden en Pension Fund Governance, maar ook de brede discussie rondom de houdbaarheid ten aanzien van de pensioentoezegging als arbeidsvoorwaarde. Daarnaast worden er in 2011 wijzigingen in de pensioenwetgeving en het Financieel Toetsingskader verwacht, naar aanleiding van het op 4 juni 2010 gesloten Pensioenakkoord. Het aftreden van het kabinet Balkenende en het aantreden van het kabinet Rutte heeft echter tot vertraging geleid waardoor de voortgang van een aantal onderwerpen onzeker is.
In dit hoofdstuk worden onderwerpen beschreven, die een directe impact op PSLN (kunnen) hebben:
1. Herstel van de financiële markten en langer leven: de gevolgen voor de dekkingsgraden en financiële positie. Na herstel van de dekkingsgraden van pensioenfondsen in 2009 en de eerste maanden van 2010 stond het jaar 2010 opnieuw in het teken van een daling van de dekkingsgraden. Vooral vlak na de zomerperiode werden veel pensioenfondsen door een dalende rente en aanvullende reserveringen voor het langer leven geconfronteerd met een dekkingstekort. Sommige fondsen waren hierdoor opnieuw genoodzaakt om aanvullende maatregelen in het korte termijn herstelplan te treffen (PSLN heeft de termijn van 3 naar 5 jaar verlengd) en/of procedures van waardeoverdrachten opnieuw op te schorten (PSLN: maanden september tot en met november). Door een stijgende rente en behaalde beleggingsrendementen in het laatste kwartaal was een groot deel van de fondsen eind 2010 uit de gevarenzone (PSLN: dekkingsgraad ultimo 2010: 107%; uit dekkingstekort, maar nog wel reservetekort). Slechts enkele fondsen moesten overgaan op (de aankondiging van) een maatregel tot het korten van pensioenen. Op dit moment mag een groter deel van de pensioenfondsen weer meewerken aan waardeoverdrachten. Het ziet er naar uit dat de in de loop van 2010 ingezette stijging van de rente zich enigszins zal voortzetten. De renteontwikkeling blijft nog steeds onzeker.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Deze ontwikkelingen zullen naar verwachting tot verdere aanpassing van pensioenregelingen gaan leiden. De inhoud van de pensioenafspraken (de ‘pensioenovereenkomst’) is een zaak van de sociale partners. Het bestuur neemt hierbij derhalve niet het initiatief. Het bestuur zal wel met inachtneming van haar wettelijke taken en verantwoordelijkheden er op aandringen dat voorgenomen wijzigingen zo spoedig mogelijk bij het pensioenfonds worden gemeld en tevens toetsen of de voornemens uitvoerbaar zijn en voldoen aan de wettelijke bepalingen. In hoofdstuk 13 worden onder andere de voornemens van het bestuur ten aanzien van deze onderwerpen toegelicht.
2. Wijzigingen in wet- en regelgeving a. Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) een akkoord gesloten over de AOW en de aanvullende pensioenen. In het akkoord zijn de twee problemen geschetst waar het Nederlandse pensioenstelsel mee te maken heeft, te weten: de stijgende levensverwachting en de onvoldoende schokbestendigheid van het huidige stelsel. Om deze problemen op te kunnen lossen, is in het Pensioenakkoord een aantal aanpassingen voorgesteld. Het voorstel is om de aanpassingen van de AOW in de eerste pijler en de arbeidspensioenen in de tweede pijler beter op elkaar af te stemmen door in beide pijlers rekening te houden met de stijgende levensverwachting. De AOW moet tevens een robuuster fundament van het totale stelsel worden. Uit het pensioenakkoord kan worden afgeleid dat de risico’s steeds meer bij de (gewezen) deelnemers komen te liggen. Het
15
kabinet zal in overleg met de sociale partners nagaan welke aanpassingen in de pensioenwetgeving en in het Financieel Toetsingskader (zie hierna) nodig zijn om invulling te kunnen geven aan het Pensioenakkoord. Het is uiteindelijk aan de sociale partners om te bepalen hoe daarmee wordt omgegaan. Wat de concrete gevolgen zijn van het pensioenakkoord voor de pensioenfondsen is op dit moment niet te zeggen.
b. Verhoging AOW-leeftijd Het vorige kabinet heeft in 2009 een wetsvoorstel ingediend om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen, mede door het voorstel om aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd. Het is nog niet duidelijk hoe het huidige kabinet precies met dit wetsvoorstel om zal gaan, maar dat de AOWleeftijd verhoogd zal worden, lijkt wel waarschijnlijk.
JAARVERSLAG 2010
c. Uitstel AOW-uitkering Tevens is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd geheel of gedeeltelijk vrijwillig uit te stellen. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. De behandeling is onder het vorige kabinet stopgezet, maar zal naar verwachting door het huidige kabinet verder worden behandeld.
d. FVP-bijdrageregeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. Het bestuur van de Stichting FVP heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat alleen werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen.
3. Toezicht a. Aanpassing Financieel Toetsingskader (FTK) In het verslagjaar is het door de Pensioenwet geïntroduceerde FTK geëvalueerd. In de evaluatie worden vier knelpunten binnen het FTK benoemd: ■ het spanningsveld tussen reële ambitie (met als doel het indexeren van pensioenen op zowel korte als lange termijn) en nominale zekerheid (hoge mate van zekerheid dat de opgebouwde pensioenrech ten niet worden aangetast); ■ het evenwicht tussen rendement en risico; ■ de wijze waarop met volatiliteit en marktwaardering wordt omgegaan; ■ de toereikendheid van de buffers.
16
Het kabinet benadrukt dat naast de mogelijke wijzigingen naar aanleiding van de FTK-evaluatie, ook de aanbevelingen van de Commissie Frijns (19 januari 2010) en Goudswaard (27 januari 2010) - die grotendeels hun neerslag hebben gevonden in het Pensioenakkoord - tot nadere aanpassing van het FTK zullen leiden. Naar verwachting zal de aanpassing van het FTK in 2011 zijn beslag krijgen.
b. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ DNB en AFM
c. Pension Fund Governance Op 27 september 2010 is door het kabinet een voorontwerp ‘Governance pensioenfondsen’ aan de Eerste Kamer gezonden. Doelstelling van het voorontwerp is de bevordering van deskundigheid binnen besturen, het tegengaan van overlap van de verschillende organen binnen pensioenfondsen en het verbeteren van medezeggenschap van pensioengerechtigden. In het voorontwerp worden drie bestuursmodellen geïntroduceerd: ■ het paritaire model; ■ een bestuur met (externe) deskundigen; ■ een combinatie hiervan. Naast de uitwerking van het paritaire model, worden de contouren van de twee andere modellen geschetst. Deze drie modellen moeten nog nader worden uitgewerkt en in één wetsvoorstel worden opgenomen. De planning is dat wetsvoorstel vóór de zomer van 2011 worden ingediend bij de Tweede Kamer.
4. Communicatie
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
DNB en AFM hebben in september 2010 een consultatieversie van de vernieuwde beleidsregel ‘Deskundigheid’ gepubliceerd. In de nieuwe beleidsregel worden de deskundigheidseisen verder aangescherpt. De vereiste deskundigheid moet blijken uit opleiding, werkervaring en competenties. DNB blijft de toetsende instantie. De nieuwe beleidsregel ‘Deskundigheid’ is op 1 januari 2011 in werking getreden en geldt voor nieuwe (kandidaat)bestuursleden. De beleidsregel leidt tot aanpassing van de deskundigheidsplannen van pensioenfondsen.
Pensioenregister In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van het Pensioenregister (www.mijnpensioenoverzicht.nl). Met ingang van 1 januari 2011 is het Pensioenregister operationeel. Daardoor kunnen (gewezen) deelnemers via het internet op een toegankelijke manier een overzicht krijgen van zowel de te verwachten AOW-uitkering als het aanvullend pensioen. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en te bereiken rechten van zowel ouderdomspensioen als partnerpensioen van de huidige en eerdere werkgevers.
5. Nieuwe pensioenfondsorganisaties Op 1 januari 2011 zijn door nieuwe wetgeving 2 nieuwe vormen van pensioenorganisaties mogelijk geworden en wordt gewerkt aan wetgeving voor een derde vorm.
a. Multi-OPF De wet ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ maakt het mogelijk dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen
17
samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds (een Multi-opf) voor meerdere ondernemingen financieel gescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. In geval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming, bestaat ook de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden.
b. Premiepensioeninstelling (PPI) De ‘Wet introductie premiepensioeninstellingen’ maakt het mogelijk dat nieuwe pensioenuitvoerders pensioenregelingen mogen uitvoeren, maar daarbij geen risico’s mag verzekeren (zoals langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid), en geen garanties over het rendement (de grondslag voor de uitkeringen) mag geven. Dat maakt de PPI met name geschikt voor de uitvoering van DC-regelingen, waarbij de premiebijdrage vaststaat, maar de hoogte van het uiteindelijke pensioen niet. Omdat er geen risico’s mogen worden gelopen, zal de PPI op de uitkeringsdatum het opgebouwde kapitaal aan een verzekeraar of aan een pensioenfonds (als de deelnemer daar al pensioen heeft opgebouwd) moeten overdragen, zodat de verzekeraar of het pensioenfonds de uitkeringsfase kan verzorgen.
JAARVERSLAG 2010
c. API Er wordt op dit moment nog gewerkt aan Wetgeving voor invoering van de Algemene Pensioeninstelling (API). Voor de invoering van de derde fase van de API is sprake van een nauwe samenhang met de regels voor goed pensioenfondsbestuur en de toepassing van het financieel toetsingskader. In de eerste helft van het jaar 2011 zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer informeren over de stand van zaken rondom de API.
6. Kwaliteitsstandaard Overgang SAS 70 naar ISAE 3402 (type II) In september 2009 heeft de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) een nieuwe standaard goedgekeurd voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten en certificering door externe accountants. Deze nieuwe standaard ‘International Standard on Assurance Engagements 3402’ (ISAE 3402) zal per 15 juni 2011 de standaard zijn voor rapportage over interne beheersing van uitbestede activiteiten. De SAS 70 standaard zal hiermee verdwijnen. ISAE 3402 bevat geen fundamentele wijzigingen, maar wel een aantal aandachtspunten: ■ het rapport moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse; ■ het begrip materialiteit wordt geïntroduceerd voor afweging van de bevindingen; ■ ISAE 3402 vereist een verklaring van het management (TKP voegde deze verklaring in het jaar 2010 al vrijwillig toe aan het SAS 70-rapport).
18
6 Pension Fund Governance en medezeggenschap Pension Fund Governance (PFG) is een verzamelbegrip voor alles wat met een goed functionerend pensioenfonds te maken heeft. De kernthema’s van PFG zijn: zorgvuldig bestuur, goed functioneren van individuele bestuursleden en het bestuur als geheel, adequaat intern toezicht, open en transparante wijze van verantwoording, bevordering deskundigheid en integriteit. In het kader van deskundigheidsbevordering binnen het bestuur en verantwoordingsorgaan wordt jaarlijks een workshop gewijd aan Pension Fund Governance. De Commissie PFG bereidt deze workshop voor in nauwe samenwerking met het bestuursbureau. De activiteiten ten aanzien van de diverse PFG-dossiers per ultimo 2010 wordt hieronder beschreven.
a. Zorgvuldig bestuur
Ter ondersteuning van het bestuur stelt het bestuursbureau voor het bestuur een integrale kwartaalrapportage op, de zogenoemde Cockpitrapportage. Deze Cockpit biedt het bestuur op kwartaalbasis alle relevante informatie over de actuele situatie van het fonds, de monitoring van de risico’s en uitvoering door de externe partijen. De rapportage wordt in de bestuursvergadering toegelicht en besproken. In één overzicht worden onder andere de nominale – en reële dekkingsgraad, afdekking van het renterisico, de baten en lasten, het beleggingsrendement en het balansmanagement getoond. Ook het verloop ten opzichte van het herstelplan en een evaluatie van de oorzaken van afwijkingen is in de Cockpit opgenomen. Als bijlage bij de Cockpit zijn de SLA-rapportage van TKP (kwaliteit van dienstverlening door TKP), Executive performance report van Northern Trust (inzicht in beleggingsresultaten) en de FTK-rapportage aan DNB toegevoegd. De Cockpitrapportage wordt door het bestuur als doelmatig ervaren voor de totale monitoring. Aan de monitoring van de beleggingen is in 2010 opnieuw zeer veel aandacht besteed. Verborgen risico’s zijn door de kredietcrisis duidelijker geworden en de beschikbaarheid van detailinformatie is hierdoor aanzienlijk toegenomen. Bij tactische beslissingen is steeds zorg gedragen voor een gelijkblijvend risicoprofiel op totaalniveau. Daarnaast is in kleine stappen geleidelijk bewogen richting de onderkant van de afgesproken strategische bandbreedte voor de zakelijke waarden.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
PSLN geeft invulling aan zorgvuldig bestuur door bij alle beleidsbeslissingen het principe van evenwichtige belangenafweging voorop te stellen. Bij zowel beleidsbeslissingen als fondsdocumenten wordt rekening gehouden met adviezen van deskundigen en indien noodzakelijk vindt een juridische en fiscale toetsing plaats.
In het verslagjaar 2010 heeft geen visitatie plaatsgevonden. Het rapport van de uitgevoerde visitatie in 2009 biedt het bestuur nog voldoende handvaten om de zorgvuldigheid van het bestuur verder te vergroten. Bovendien gaf het rapport geen aanleiding tot ingrijpende maatregelen. Ten aanzien van actuariële werkzaamheden bestaat er een scheiding tussen de adviseur van het pensioenfonds en de waarmerkend actuaris.
b. Functioneren van bestuursleden en bestuur als geheel Een workshop op 8 september 2010 en de opleidingsdag van 17 november 2010 stonden in het teken van Pension Fund Governance. Er is aandacht besteed aan de verdere professionalisering van PSLN en externe ontwikkelingen. Er is gesproken over het deskundigheidsplan en er heeft een eerste verkenning plaatsgevonden over mogelijke bestuursmodellen en verdere professionalisering van het bestuur. De rapporten van
19
de commissie Goudswaard en Frijns zijn besproken en de mogelijke gevolgen hiervan voor PSLN. Verder is er aandacht besteed aan het risicomanagement van PSLN. Tijdens deze bijeenkomsten vastgestelde actiepunten zullen in 2011 door de PFG-commissie worden uitgewerkt. Voor wat betreft de participatie tijdens bestuursvergaderingen kan worden geconstateerd dat ieder bestuurslid zich voldoende voorbereidt op de vergaderingen en de te nemen besluiten. Door ieder bestuurslid wordt actief aan de discussie deelgenomen. In de besluitvorming door het bestuur staat voor de individuele leden voorop om tot evenwichtige besluitvorming te komen in het belang van een gezond pensioenfonds op korte en vooral ook langere termijn, boven het behartigen van de belangen van de doelgroep waaruit zij voortkomen. Tevens wordt door alle bestuursleden prioriteit gegeven aan het bijwonen van de bestuursvergaderingen: bij de vergaderingen in 2010 waren doorgaans alle bestuursleden aanwezig. Bij uitzondering was één bestuurslid niet aanwezig, waarbij gebruik gemaakt werd van een machtiging. Meerdere bestuursleden namen deel aan externe bijeenkomsten en commissie-activiteiten, waardoor discussies zich verdiepen en besluiten goed en breed worden voorbereid.
JAARVERSLAG 2010
Vanaf 2010 wordt voor nieuwe kandidaat-bestuursleden gebruik gemaakt van een algemeen functie- en competentieprofiel. Deze wordt nog verder aangescherpt. Ook zal in 2011 door de commissie PFG nader bekeken worden in hoeverre een systeem van individuele functioneringsgesprekken nuttig of wenselijk is.
c. Intern toezicht Het bestuur ziet intern toezicht door onafhankelijke deskundigen als een gelegenheid om de interne bestuursprocessen, besluitvormingsprocedures en de maatregelen ter beheersing van de risico’s verder te verbeteren. Het bestuur heeft in 2007 besloten om intern toezicht bij PSLN in te vullen door de benoeming van een visitatiecommissie. Er zijn drie visitatoren van VisitatieOpMaat aangesteld (zie Personalia). In het jaar 2010 heeft er geen visitatie plaatsgevonden. Naar verwachting zal er in 2012 opnieuw een (deel) visitatie plaatsvinden.
d. Verantwoording Het bestuur legt verantwoording af aan de belanghebbenden middels het jaarverslag. Ook tussentijds worden regelmatig bestuursbesluiten aan de belanghebbenden gecommuniceerd en verantwoord, vooral door hier aandacht aan te geven in de Nieuwsbrief Pensioen, welke in 2010 drie keer is verschenen en aan alle actieve deelnemers en gepensioneerden is verzonden. Het bestuur heeft tevens twee gezamenlijke besprekingen per jaar met het verantwoordingsorgaan, om eventuele vragen of opmerkingen door te nemen. Het verantwoordingsorgaan krijgt regelmatig relevante documenten toegezonden.
e. Deskundigheid PSLN heeft in 2008 een update van het deskundigheidsplan gemaakt. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels. Bij vervanging van bestuursleden wordt zoveel mogelijk aangestuurd op adequate aanvulling op de deskundigheidsmatrix. Ter bevordering van kennis is er in 2010 een zestal interne workshops gehouden (waarvan twee ook voor het verantwoordingsorgaan) en is in november een opleidingsdag georganiseerd. Tot slot is ongeveer tien maal via digitale kennisuitwisseling en via Opf Visie (een periodieke uitgave van de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen) diverse belangrijke ontwikkelingen en landelijke rapporten onder de aandacht van de bestuursleden gebracht. Het bestuur streeft naar een evenwichtige verdeling van de deskundigheidsgebieden over de bestuursle-
20
den. Naast het dagelijks bestuur zijn daarom drie commissies ingesteld, waar bestuursleden zitting in hebben (zie hoofdstuk 2).
f. Integriteitsbeleid De commissie PFG heeft in samenwerking met het Nederlands Compliance Instituut een eerste aanzet voor het integriteitsbeleid gemaakt, dat in 2011 ter goedkeuring aan het bestuur zal worden aangeboden en vervolgens via de PSLN website gepubliceerd zal worden. Doelstelling van dit integriteitsbeleid is te stimuleren dat aan PSLN verbonden personen op alle niveaus handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen in het algemeen, en de specifieke waarden en normen die gelden voor PSLN in het bijzonder.
Naar aanleiding van het integriteitsbeleid zal de PFG commissie in 2011 voor PSLN een Compliance Programma opstellen. Het doel hiervan is om op structurele wijze te monitoren dat PSLN zich aan de uitgangspunten van het integriteitsbeleid houdt. Voor personen die in en rond PSLN een functie vervullen is een gedragscode van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de inhoud en zwaarte van de rol en functie van de betreffende persoon (verbonden personen, betrokkenen en insiders). De gedragscode wordt bij aanvang van de functie voor akkoord ondertekend en jaarlijks wordt tijdens de vergadering waarin het jaarverslag wordt behandeld een verklaring van naleving ondertekend. De inhoud van deze gedragscode wordt op korte termijn opnieuw getoetst. De compliance officer is door het bestuur aangesteld en is daarmee het aanspreekpunt voor de interpretatie en uitvoering van de gedragscode. De compliance officer meldt zijn bevindingen aan het bestuur na de completering van het dossier met ondertekende verklaringen van naleving. Een samenvatting van het rapport van de compliance officer is opgenomen in hoofdstuk 17.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het gaat daarbij om de volgende vier gebieden: ■ persoonlijke integriteit van bestuurders en andere verbonden personen; ■ organisatorische integriteit (interne procedures en maatregelen op het gebied van administratieve organisatie en interne controle ter bestrijding van onoorbaar gedrag); ■ relationele integriteit (marktgedrag van het pensioenfonds in haar relatie tot derden alsmede het gedrag van derden dat PSLN kan aantasten); ■ integriteit met betrekking tot marktgedrag (het voorkomen van koersmanipulatie c.q. koersstabilisatie rond emissies, het bijsturen van koersen teneinde andere gerelateerde transacties te beïnvloeden).
g. Medezeggenschap pensioengerechtigden Vanaf 2008 worden twee zetels in het bestuur van PSLN ingevuld door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. In overleg met de VGDE is naar mogelijkheden gezocht om de benoemingsprocedure van de gepensioneerdenzetels te vereenvoudigen. Gezien de grote vertegenwoordiging van gepensioneerden in de VGDE, heeft deze vereniging vanaf 2010 een bijzondere positie bij de invulling van deze bestuurszetels. De VGDE doet een voordracht, rekening houdend met het functie- en competentieprofiel. Het pensioenfonds zorgt voor verspreiding van de relevante informatie over de betreffende kandidaat. Andere voordrachten door pensioengerechtigden zijn onder voorwaarden mogelijk. Mocht dit het geval zijn, dan zal het bestuur verkiezingen organiseren.
21
7 Risicomanagement De inbedding van integraal risicomanagement in de organisatie van het pensioenfonds is een groeiproces, dat in het verslagjaar een duidelijke impuls heeft gekregen. De laatste jaren hebben de financiële en operationele risico’s al veel aandacht gekregen; zie hiervoor ook de jaarverslagen van 2007 tot en met 2009. De visitatiecommissie heeft begin 2010 aan het pensioenfonds in haar rapport aanbevelingen gedaan en heeft een uitgebreide risicomatrix opgesteld. Inbedding van risicomanagement in de organisatie zal de komende jaren veel aandacht krijgen. Het gaat daarbij om zowel “harde” risico’s (bijvoorbeeld financiële of operationele risico’s) als “zachte” risico’s, zoals fraude of reputatierisico’s. Tijdens de visitatie zijn alle risicogebieden integraal in een ‘risicomatrix’ in kaart gebracht. De risicocategorieën zijn onderverdeeld naar soort. Per soort zijn steeds de beheersingsdoelstelling, het beleid (met vindplaats), de procedure, de monitoring en tot slot aanbevelingen in kaart gebracht.
JAARVERSLAG 2010
Het bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem ten behoeve van alle risico’s waaraan het pensioenfonds zich ziet blootgesteld. Integraal risicomanagement is nog niet volledig geïmplementeerd bij het pensioenfonds. De volgende onderdelen zijn al wel (nader) vormgegeven (in 2010 of eerder) en bovendien is een aantal belangrijke stappen gezet om te komen tot integraal risicomanagement:
22
■
De financiële risico’s worden maandelijks gemonitord door de beleggingscommissie. Het bestuur volgt de financiële risico’s per kwartaal aan de hand van ontvangen rapportages van de vermogensbeheerders en de beleggingscommissie. Vanaf het eerste kwartaal is er een cockpitrapportage opgesteld waarin over een aantal risico’s (zoals renterisico) wordt gerapporteerd. Maar ook het verloop van de dekkingsgraad, evaluatie herstelplan, reële dekkingsgraad en voorziening pensioenverplichtingen zijn opgenomen. Deze cockpitrapportage wordt elk kwartaal door het bestuursbureau aan het bestuur opgeleverd.
■
Het beleid is dat het pensioenfonds het renterisico gedeeltelijk afdekt. Het fonds heeft een matchingportefeuille die als doel heeft om de waardeontwikkeling van de verplichtingen voor 75% af te dekken. Hoe dit precies vormgegeven wordt, staat omschreven in het beleggingsplan. De beleggingscommissie monitort het renterisico periodiek. Zij ontvangt maandrapportages van de vermogensbeheerder en kwartaalrapportages van Northern Trust en Towers Watson ten behoeve van de monitoring. Er wordt per kwartaal separaat gerapporteerd over het renterisico.
■
Het valutabeleid is erop gericht om alle exposure naar vreemde valuta’s af te dekken voor zover dit op redelijk efficiënte wijze te implementeren is. Het afdekken van het valutarisico gebeurt door valutatermijntransacties. Het pensioenfonds staat actief beheer van vreemde valuta exposure toe binnen een bepaalde bandbreedte. In het beleggingsplan staat het valutarisico afdekkingsbeleid nader beschreven. De beleggingscommissie heeft de taak het valutarisico te monitoren.
■
Met betrekking tot het inflatierisico is nog geen beleid vastgesteld. In hoofdstuk 9 is een omschrijving van het toeslagbeleid gegeven. Voor actieve deelnemers geldt onvoorwaardelijke indexatie en is onderdeel van pensioentoezegging conform variant F2 uit de Beleidsregels toeslagenmatrix. Hiervoor wordt premie betaald door de werkgever. Voor inactieve deelnemers geldt voorwaardelijke indexatie. Het bestuur is verantwoordelijk voor het monitoren van het inflatierisico.
Het beleid op het gebied van marktrisico is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen en is vastgesteld op basis van een ALM-studie. In de beleggingsrichtlijnen is vastgelegd door welke partij en op welke wijze (spreiding en soorten beleggingen) het vermogen belegd dient te worden. De beleggingsrichtlijnen worden vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevatten alle limieten waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. De implementatie wordt gedaan door middel van beleggingsfondsen. Monitoring van het marktrisico geschiedt met behulp van maandrapportages van de vermogensbeheerder en kwartaalrapportages van Northern Trust. Op deze wijze wordt de werkelijke portefeuilleverdeling vergeleken met de richtlijnen. De beleggingscommissie bespreekt maandelijks de beleggingsresultaten.
■
Het kredietrisico wordt in kaart gebracht door middel van beleggingsrapportages. In het beleggingsplan staat beschreven wat de minimale rating van een tegenpartij moet zijn en hoeveel er belegd mag worden in emerging markets debt en corporate high yield obligaties. De monitoring van het beleid vindt plaats op basis van de maandrapportages die ontvangen worden van de vermogensbeheerders en de kwartaalrapportages van Northern Trust.
■ Voor het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. gesloten. De herverzekering bestaat uit een integrale stoploss dekking en een proportionele herverzekeringsovereenkomst. ■ Het langlevenrisico wordt door het fonds in eigen beheer gehouden. De grondslagen waarop de tech nische voorzieningen gebaseerd worden, staan vermeld in Uitwerking actuariële grondslagen. ■ Ter zake van het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt sinds ultimo 2007 een schadereserve voor exit WAO-ers gevormd in eigen beheer; ontwikkeling van deze reserve als gevolg van mutaties in het be stand worden afgerekend met de onderneming. ■
De deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie worden uitgevoerd door TKP Pensioen. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst afgesloten. De administratie van de beleggingen voor rekening en risico van deelnemers uit hoofde van de beschikbare premie regeling wordt uitgevoerd door ABN AMRO Pension Services Nederland. Zowel met TKP als met ABN AMRO is een SLA afgesloten. Het pensioenfonds ontvangt elk kwartaal SLA rapportages. TKP rapporteert als eerste pensioenuitvoerder van Nederland over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van de nieuwe standaard ISAE 3402 type II over het jaar 2010 (in plaats van SAS70). Het rapport geeft een gedetailleerd inzicht in de wijze waarop de organisatie de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. Het bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse van uit het perspectief van de klant. Naast de risicoanalyse moet het ISAE-rapport een managementverklaring bevatten. Hierin bevestigt de directie dat het beschreven beheersingsraamwerk voldoende is om de geïdentificeerde risico’s te beheersen. Daarnaast bevestigt de directie dat de beschreven maatregelen gedurende de afgelopen periode voldoende effectief zijn geweest. De externe accountant PwC heeft in 2010 controlewerkzaamheden bij TKP uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek, aangevuld met de resultaten van de risicoanalyse en de onderbouwing van de managementverklaring, heeft de accountant een Assurance rapport afgegeven bij het ISAE 3402 type II-rapport voor TKP.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
■
23
■
Het uitbestedingsrisico vermogensbeheer betreft Northern Trust als custodian en de diverse vermogensbeheerders: Aberdeen Asset Management, Blackrock, Goldman Sachs Asset Management, Kempen Capital Management, Legal & General Investment Management, Northern Trust Global Investors en SNS Asset Management. Met de custodian is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere zijn vastgelegd de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages. De afspraken zijn vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). Ook voor de custodian zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek (SAS70, type II). Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. De beleggings commissie wordt door twee adviseurs ondersteund. De selectie van externe dienstverleners vindt plaats op basis van eisen van DNB en eisen van het bestuur met betrekking tot deskundigheid, cultuur, etc. De afspraken met de vermogensbeheerders worden vastgelegd in SLA’s.
JAARVERSLAG 2010
■ Het uitbestedingsrisico bestuursondersteuning betreft naast TKP ook het bestuursbureau en Towers Watson B.V. als actuariëel-, beleggings- en juridisch adviseur. De afspraken met Towers Watson worden vastgelegd in een engagement letter. ■
Het omgevingsrisico wordt nog niet breed getoetst. Wel heeft er in 2009 een enquête plaatsgevonden onder deelnemers. Het fonds maakt jaarlijks een communicatieplan, waarin duidelijke doelstellingen met betrekking tot communicatie zijn opgenomen. Het communicatiebeleid van PSLN wordt hierbij betrokken.
■ Daarnaast is het pensioenfonds in 2007 gestart met Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen verder vorm te geven. Dit beleid is met ingang van 2010 verder uitgewerkt. Zie hiervoor hoofdstuk 10. ■
Er is een gedragscode opgesteld die voldoet aan de eisen van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Het pensioenfonds heeft een compliance officer aangesteld. De compliance officer houdt toezicht op naleving van de gedragscode. In dit jaarverslag is voor het eerst een verklaring opgenomen van de compliance officer, zie hoofdstuk 17.
■ Voor de beheersing van het juridisch risico maakt PSLN gebruik van informatie/kennisoverdracht op het gebied van wet- en regelgeving van pensioenkoepels, de actuaris, toezichthouders en juridisch adviseur. Relevante fondsdocumenten worden juridisch getoetst door externe adviseurs.
Verdere implementatie van het Financiële Instellingen Risico Management (FIRM) In 2011 zal een integraal risicomanagementsysteem worden opgezet. In het systeem wordt voor de FIRM risicocategorieën gedocumenteerd welke specifieke risico´s het pensioenfonds loopt, welke (interne) beheersmaatregelen reeds zijn getroffen en welke additionele beheersmaatregelen nodig zijn. Hierna worden de risicocategorieën en beheersingscategorieën verder toegelicht.
24
Risicocategorieën
Beheersingscategorieën
Financiële risico’s Matching- / renterisico Marktrisico Kredietrisico Verzekeringstechnisch risico
Risicospecifieke beheersing Organisatie Management Solvabiliteitsbeheer Liquidititeitsbeheer
Niet financiële-risico’s Omgevingsrisico Operationeel risico Uitbestedingsrisico IT-risico Intergriteitsrisico Juridisch risico
De risicocategorieën worden verdeeld in 2 hoofdgebieden en een aantal subgebieden:
1)
Financiële risico’s Het risico als gevolg van het niet gematcht zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel inkomsten en uitgaven in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta, liquiditeit typische looptijden en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil;
b. Marktrisico
Het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in markt prijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille;
c. Kredietrisico
Het risico dat een tegenpartij contractuele of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als ge volg van het aan restricties onderhevig zijn van buitenlandse betalingen;
d. Verzekeringstechnisch risico
Het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product;
2)
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
a. Matching-/renterisico
Niet-financiële risico’s
a. Omgevingsrisico
Het risico als gevolg van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van belanghebbenden, reputatie en organisatieklimaat;
b. Operationeel risico
Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering;
c. Uitbestedingsrisico
Het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de sponsor) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad; 25
d. IT-risico
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continue of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT;
e. Integriteitsrisico
Het risico dat de integriteit van het fonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wetten, regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen;
f. Juridisch risico
Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn.
JAARVERSLAG 2010
Daarnaast is er generieke beheersing die voor het pensioenfonds van belang is, en dat zijn organisatie en management.
26
Organisatie
De transparantie van de juridische of organisatorische structuur alsmede de geschiktheid ervan om op effectieve wijze invulling te geven aan de bedrijfsvoering, waaronder ook is begrepen managementinformatie, personeelsbeleid, interne samenwerking en communicatie en auditmaatregelen;
Management
De wijze waarop effectief invulling wordt gegeven aan het leiderschap van het fonds. Het betreft hier kwaliteit en structuur van het fonds, de strategie en doelstelling van het fonds, de risico/controlhouding en de besturing van en de besluitvorming binnen het fonds.
De risico-inventarisatie wordt met de betreffende commissies besproken en aansluitend wordt een risicoassessment uitgevoerd en daarbij worden de risico’s van een score voorzien. De score is gebaseerd op de kans dat het risico zich voordoet en de mogelijke impact van het risico. Op basis van de scores zal het pensioenfonds een risicoprofiel opstellen. Op deze manier heeft het bestuur een volledig overzicht van de mate waarin het fonds de verschillende risico’s beheerst. Aan de hand van het risicoprofiel zal een plan van aanpak worden opgesteld, dat beschrijft welke additionele beheersmaatregelen noodzakelijk zijn om met name de onvoldoende beheerste risico’s alsnog te kunnen beheersen. Afhankelijk van het inherent gewogen risico en de interne beheersing van het risico, leidt dit tot een viertal mogelijke controleactiviteiten namelijk accepteren, optimaliseren, verbeteren of controleren van het risico. In dit systeem zal mede het compliance programma worden opgenomen, waarmee op structurele wijze gemonitord kan worden dat PSLN zich aan de uitgangspunten van het integriteitsbeleid houdt. STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Voor informatie en communicatie zal door het bestuursbureau op kwartaalbasis een risicorapportage worden opgesteld waarin zij het bestuur informeert over de status en de voortgang van de risicomonitoring. Deze risicorapportage wordt een uitbreiding van de huidige Cockpitrapportage en zal door het bestuur worden besproken in de bestuursvergaderingen. In het kader van de monitoring wordt periodiek (minimaal jaarlijks) het risicomanagement-systeem geëvalueerd en indien nodig bijgewerkt. In 2012 zal een nieuwe visitatie worden opgestart. Afhankelijk van de voortgang van het integrale risicomanagementsysteem kan eerder een deelvisitatie voor dit onderdeel worden uitgevoerd.
27
8 Premiebeleid In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het premiebeleid. De cijfers betreffen de totale premie in € 1.000. Ten aanzien van de premie (exclusief BPR) is in 2010 in de uitvoeringsovereenkomst het volgende afgesproken: ■ het premiepercentage voor de middelloonregeling was in 2010 gelijk aan 31% van som van de pensioensalarissen van de middelloonregeling. In het jaar 2010 is door de werkgever een premie verschuldigd van 21% van de pensioengrondslagsom 2010 ten behoeve van de inkoop van nominale pensioenen. Voor de toeslagen per 1 januari 2011 is – in tegenstelling tot het jaar 2010 – niet een premie betaald van 10%, maar is een actuariële premie verschuldigd op basis van de technische grondslagen die zijn opgenomen in de ABTN; ■ mutaties in de schadereserve exit-WAO’ers worden afzonderlijk doorbelast aan de onderneming; ■ de stortingen in de beschikbarepremieregeling worden afzonderlijk door de onderneming afgedragen; ■ de onderneming verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een extra bijdrage indien zich per balansdatum een dekkingstekort bij het pensioenfonds voordoet. Deze extra bijdrage is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor de minimaal vereiste dekkingsgraad, verondersteld op 105%, en de aanwezige middelen met een maximum bedrag van de totale jaarpremie.
JAARVERSLAG 2010
Zie voor een overzicht van de elementen van de uitvoeringsovereenkomst de samenvatting in hoofdstuk 15. De toeslagen voor actieven zijn onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2010 is de toeslag per 1 januari 2011 ad 1,65% (CAO H&BC) respectievelijk 1,1% (CAO C&T) verwerkt, zie de toelichting bij de baten. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. De toeslag inactieven per 1 januari 2011 was nihil. In boekjaar 2010 is daarom geen koopsom voor toeslagen inactieven verwerkt. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies (exclusief de premie uit hoofde van de beschikbarepremieregeling) zijn als volgt vastgesteld en worden hieronder kort toegelicht: Kostendekkende premie Gedempte premie Ontvangen premie
€ 30.388 € 24.516 € 30.439
Kostendekkende premie De kostendekkende premie is bepaald op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende componenten: ■ koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; ■ solvabiliteitsopslag over bovengenoemd premieonderdeel; ■ koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren; ■ opslag voor uitvoeringskosten; ■ de mutatie van de schadereserve voor exit-WAO’ers voor zover deze wordt veroorzaakt door mutaties in het bestand (inclusief de mate van arbeidsongeschiktheid) (zie 6.1 sub b). De kostendekkende premie in 2010 bedraagt € 30.388.
28
Gedempte premie Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie, waarbij de uitgangspunten gebaseerd worden op de voorschriften van de Pensioenwet. Een belangrijk uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte premie is de verwachte beleggingsopbrengst van het pensioenfonds. Op basis van de door DNB aangegeven maximale te hanteren rendementspercentages, bedraagt het verwachte toekomstige rendement van het pensioenfonds 5% per jaar. Ten behoeve van het premiebeleid wordt in de ABTN uitgegaan van een rentevoet van 5%. In 2009 was dit percentage 5,5%. De totale gedempte premie in 2010 bedraagt € 24.516.
Ontvangen premie De ontvangen premie dient minimaal gelijk te zijn aan de gedempte premie. De ontvangen premie is als volgt samengesteld:
Ontvangen premie in 2010 (bedragen in € x 1.000) Premie 2010 (inclusief FVP-bijdrage) Premie in verband met verwerking toeslag 1 januari 2011
25.021 5.418
Totaal (exclusief beschikbarepremieregeling)
30.439
*) In 2010 was geen aanvullende storting verschuldigd. De dekkingsgraad per ultimo 2010 is 107% zodat deze boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. De onderneming zal hierdoor in 2011 opnieuw niet bijstorten.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
29
9 Toeslagbeleid De Pensioenwet schrijft voor dat duidelijk gecommuniceerd moet worden over de toeslagen voor actieven enerzijds en voor de pensioengerechtigden en slapers (inactieven) anderzijds. De communicatie moet consistent zijn met de financiering en de te verwachten realisatie. Belangrijkste punten zijn het al dan niet voorwaardelijk zijn van de toeslagen, de maatstaf, het ambitieniveau en het effect van negatieve omstandigheden op de realisatie van de ambitie. In 2008 is een wettelijk verplicht toeslagenlabel ingevoerd, waarin de verwachte koopkrachtontwikkeling wordt weergegeven met stapeltjes muntjes. In 2009 is de bedoeling van het toeslagenlabel algemeen gecommuniceerd, maar nog niet de van toepassing zijnde labels voor PSLN. Wel is een door de AFM ontwikkeld briefmodel gebruikt om de deelnemers over de gevolgen van de kredietcrisis te informeren (zie ook hoofdstuk 5). In 2010 werden afzonderlijke toeslagenlabels voor actieve en inactieve deelnemers gecommuniceerd.
Toeslagen inactieve deelnemers
JAARVERSLAG 2010
De voorwaardelijke toeslagen voor inactieve deelnemers worden gefinancierd uit de middelen van PSLN. De door de onderneming en deelnemers te betalen premie bevat derhalve geen opslag voor toeslagen voor de inactieven en er wordt door PSLN ook geen reserve aangehouden voor toekomstige toeslagen (variant D1 uit de toeslagenmatrix). Ook in het verleden is de voorwaardelijkheid van de toeslagen van inactieven regelmatig gecommuniceerd. De reglementaire maatstaf is de afgeleide consumentenprijsindex met peildatum oktober. Bij de afgeleide index worden effecten door belastingmaatregelen buiten beschouwing gelaten. Een bestuursbesluit is bepalend voor de mate waarin toekenning hiervan kan plaatsvinden en daarmee voor de uiteindelijke hoogte van de toeslag. Ten behoeve van consistentie is een interne richtlijn ten aanzien van het toeslagenbeleid afgesproken. De grenzen voor gedeeltelijke respectievelijk volledige toeslagen liggen daarbij op 110% respectievelijk 125%. Gebruikelijk is om in de decembervergadering een besluit te nemen over de toeslagverlening per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Beschikking over de informatie ten aanzien van de uitkomst van de maatstaf (stijging van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer per oktober) en de dekkingsgraad per eind november zijn daarbij noodzakelijk. De maatstaf in december 2010 bedroeg 1,38%. In 2009 en 2010 moest PSLN een extra voorziening vormen om de gemiddeld langere uitkeringsperiode te kunnen opvangen. Deze verhoging van de levensverwachting in combinatie met de lage rentestand hebben een grote neerwaartse invloed op de dekkingsgraad. Het bestuur heeft besloten om de maatstaf niet te volgen en niet te indexeren vanwege de lage dekkingsgraad. Er wordt vanaf 2000 een ‘toeslagmeter’ bijgehouden, waarbij de gecumuleerde verleende toeslagen en de gecumuleerde maatstaf met elkaar worden vergeleken. Beiden startten in 2000 op een index van 100. In 2011 is de index voor de gecumuleerde toeslagen uitgekomen op 115,80 (2010: 115,80) terwijl de index voor de gecumuleerde maatstaf op 122,50 (2010: 120,83) uitkwam. Dit betekent dat in deze periode 6,7% minder toeslag is gegeven dan de maatstaf. Hierin komt het voorwaardelijke karakter van de toeslagen duidelijk tot uitdrukking. Voor de lange termijn is het de ambitie van het bestuur om de index van de verleende toeslagen op hetzelfde niveau te houden als de index van de reglementaire maatstaf. Het is op dit moment niet te voorzien wanneer de financiële positie weer voldoende solide is om deze ambitie te kunnen waarmaken.
30
Het is de derde keer in het bestaan van het pensioenfonds dat de toeslagtoekenning helaas overgeslagen moet worden: 2004, 2009 en in 2011.
Indexatie middelloonrechten actieve deelnemers
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Voor de actieve deelnemers geldt sinds de invoering van de middelloonregeling in 2004 een indexatie van de opgebouwde rechten op basis van de betreffende CAO-verhoging in het voorafgaande kalenderjaar. Deze indexatie is onvoorwaardelijk en de kosten hiervan zijn begrepen in de kostendekkende premie van het betreffende jaar. Tot en met de indexatie van 1 januari 2008 werden de kosten en premie hiervoor geboekt in het boekjaar waarin de indexatie van toepassing was. Vanaf 1 januari 2009 worden de kosten en premie hiervoor geboekt in het boekjaar waarin de indexatie is toegekend. Per 1 januari 2011 is het indexatiepercentage voor actieve deelnemers vastgesteld op 1,1% (CAO C&T) en 1,65% (CAO H&BC). De toekenning van deze toeslagen is verwerkt in deze jaarrekening. De CAO-verhoging is van wezenlijke invloed op de hoogte van de kostendekkende premie.
31
10 Vermogensbeheer en beleggingsresultaat Algemeen In 2010 zijn de economische omstandigheden nog zeer onzeker te noemen. Economen zijn het oneens over de vraag of de ontwikkelde economieën wederom in een recessie zullen belanden (de ‘double dip’). Zeker is dat uit verschillende macro-economische indicatoren duidelijk wordt dat het economische herstel wat aan kracht aan het inboeten is. Men maakt zich hierbij met name zorgen over de Amerikaanse economie. Binnen Europa doet vooral de Duitse economie het goed. Er zijn en blijven echter grote zorgen over de ZuidEuropese economieën en de schulden van de overheden in de PIIGS-landen.
JAARVERSLAG 2010
De rente is in 2010 in eerste instantie sterk gedaald, met name in het derde kwartaal. In het vierde kwartaal is de rente weer fors gestegen. De volatiliteit op de rentemarkten is hoog. De rentecurve is op het lange eind nog steeds invers. De aandelenmarkten lieten in 2010 kleine plussen zien en lijken momenteel in een bandbreedte met beperkte volatiliteit te bewegen. De valutakoersen worden steeds beweeglijker en sommige commentatoren spreken al van ‘valuta oorlogen’. De olieprijs beweegt al maanden in de bandbreedte 70 – 100 dollar. De inflatieverwachtingen zijn, ondanks alle monetaire stimuleringsmaatregelen, voor de korte tot middellange termijn vrijwel overal laag, maar lopen richting het eind van het jaar licht op.
32
Regionaal bezien is het duidelijk dat de ‘opkomende markten’ de hoogste economische groei zullen laten zien, met name in Azië en Latijns Amerika. Als gevolg van deze groei en de onrust in diverse olieproducerende landen zullen prijzen van grondstoffen zeer waarschijnlijk blijven stijgen, alhoewel de snelheid van deze stijging wellicht wat zal afnemen zolang de aanbodzijde niet verstoord wordt.
Vermogensbeheer bij PSLN De strategische asset allocatie (SAA) is de voor de langere termijn vastgestelde na te streven beleggingsmix, welke hoort bij de situatie van PSLN en voor de lange termijn uitgaat van een optimale afweging tussen risico (ofwel een stabiele dekkingsgraad, zodat de kans op een tekort voldoende klein is) en rendement (ofwel een voldoende hoge dekkingsgraad, zodat de kans op het verlenen van toeslagen in voldoende mate aan de ambitie tegemoet komt). Daarnaast wordt ook meer aandacht gegeven aan ‘stresstesten’ door bijvoorbeeld de neerwaartse beweging van de dekkingsgraad bij extreem lage renteniveau’s te beperken.
In 2010 is de SAA niet gewijzigd: Toelichting bij het taartdiagram: 2,5% Commodities 2,5% Infrastructuur 5% Indirect vastgoed 5% Aandelen in emerging markten
24% Vastrentende waarden: actief
25% Aandelen in ontwikkelde markten 36% Vastrentende waarden: passief
De Return-portefeuille bestaat uit de vijf kleinere punten links: één van 25%, twee van 5% en twee van 2,5% (totaal 40%). Omdat deze onderdelen wereldwijd belegd worden, is over de returnportefeuille een ‘currency overlay’ gelegd. Hiermee worden de belangrijkste vreemde valuta afgedekt naar de euro, zodat alleen het rendement van de beleggingsmarkten zelf wordt gerealiseerd. ■ De grootste beleggingscategorie van 25% wordt in twee mandaten wereldwijd belegd in ‘ontwikkelde markten’. Daarbij wordt belegd in de grote economieën van Europa, Noord Amerika en de ontwikkelde Aziatische economieën, zoals Japan. Hierbij wordt uitgegaan van passief beheer (index-volgend), waar bij tevens het principe van maatschappelijk verantwoord beleggen wordt toegepast. ■ Een aparte categorie ter grootte van 5% belegt in een actief beheerde geconcentreerde portefeuille van aandelen in de opkomende markten. Om de risico’s van dit mandaat te beperken, worden alle opkomende markten gespreid opgenomen, ofwel Latijns-Amerikaanse, Centraal-/Oost Europese en opkomende Aziatische economieën zoals China en India. ■ De andere categorie van 5% belegt in een actief beheerde portefeuille van Europees beursgenoteerd vastgoed. ■ De kleinste mandaten van elk 2,5% betreffen categorieën die volgens de economische modellen een link hebben met de inflatie: Commodities (grondstoffen) en Infrastructuur (tolwegen, luchthavens en dergelijke). Omdat dit om vrij beperkte mandaten gaat en er toch voldoende spreiding in aangebracht moet worden, worden hier gepoolde passief beheerde fondsen voor gebruikt. Het belang in Infrastructuur is eind 2010 nog niet ingevuld, waardoor het deel voor Aandelen in ontwikkelde markten op 27,5% wordt gesteld.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De Matching-portefeuille bestaat uit de twee grote punten rechts (totaal 60%) en is bij twee managers ondergebracht, een actieve- en een passieve manager: ■ De actieve manager belegt 24% van het totale vermogen in deze categorie en doet dit in euro- bedrijfs obligaties en andere instrumenten die horen bij het innemen van posities in de vastrentende markten; het principe van maatschappelijk verantwoord beleggen leidt voor dit mandaat tot een uitsluitingslijst. ■ De passieve manager belegt eveneens 36% van het totale vermogen in deze categorie, maar beperkt zich tot langlopende euro-staatsleningen en rente-instrumenten. Met de staatsleningen wordt een behoorlijk deel van het renterisico gereduceerd. Met de rente-instrumenten wordt dit in het strategisch beleid aangevuld tot een niveau van 75% renterisico-afdekking. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een beleggingsvehicel (Client Specific Unitised Fund; CSUF) waarin PSLN diverse financiële instrumenten voor de afdekking van het rente- en/of inflatierisico beschikbaar heeft.
33
De strategische weging van Returnportefeuille is 40%, maar de werkelijke weging mag zich normaalgesproken binnen de bandbreedte van 30% tot 50% bewegen. Zolang het pensioenfonds in herstel is, moeten rebalancing activiteiten geleidelijk en voorzichtig uitgevoerd worden.
Matching portefeuille
60% Activiteiten
JAARVERSLAG 2010
Vastrentend – passief 36%
34
Omzetting in diverse tranches van ongeveer 75% van het pooled fund in algemene Europese langlopende staatsleningen naar het pooled fund in langlopende staatsleningen in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Toevoeging van ongeveer €60 miljoen Europese staatsleningen van alle looptijden, afkomstig uit het actief beheerde vastrentende mandaat.
Vastrentend – actief 24%
Omzetting van gemengd mandaat naar mandaat zonder staatsobligaties, waar door ongeveer € 60 miljoen naar de CSUF is overgedragen.
Aanscherping van de guidelines en uitbreiding van de uitsluitingslijst
Renteafdekking Ingezette instrumenten Maart 2010: - verkochte 15-jarige ren teswaption op 4,9% (jaarcontract) - verkochte 30-jarige ren teswaption op 4,9% (jaarcontract) December 2010: - 20-jarige receiver rente swap - 30-jarige receiver rente swap
Return portefeuille Aandelen ontwikkelde markten
40% Activiteiten Actief beheerd mandaat is beëindigd en middels transitie omgezet naar passief beheerde SRI-fondsen. Globale handhaving van de regionale verdeling. Enhanced mandaat is middels transitie omgezet naar passief beheerd SRI-mandaat.
5%
De sterke outperformance is onder de aandacht en wordt gemonitord. Mandaat is grootste overweging ten opzichte van SAA, mede door marktontwikkelingen
Alternatieve beleggin- 5% gen vastgoed
De sterke underperformance is onder de aandacht en wordt aandelijks gemonitord. Alternatieve beleggingen Commodities
Alternatieve beleggingen Commodities
Geen bijzonderheden.
Aandelen opkomende markten
Alternatieve beleggingen Infrastructuur
2,5%
0%
Infrastructuur is nog niet ingevuld en het 2,5%-belang is nog bij Aandelen ontwikkelde markten ondergebracht (27,5% in plaats van 25%).
Valuta afdekking
In 2010 werden de US dollar en de Japanse yen volledig afgedekt. Het Britse pond werd voor een derde deel afgedekt. Afdekking vindt plaats door middel van een lagensysteem, waarbij iedere maand een tranche wordt aangelegd van een 3-maands contract. Er lopen dus steeds drie contracten per valutasoort, die samen de beoogde afdekking realiseren. Bijsturing vindt dus maandelijks plaats.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
27,5%
De door de fusie van 2006 ontstane overlap in mandaten is geheel uit de structuur gehaald. In 2011 zal worden nagegaan of het zinvol is de twee passieve SRI-aandelenmandaten te bundelen. Verder is het mogelijk dat afronding van de ALM studie en/of introductie van een toeslagdepot actieven tot nieuwe beleggingscategorieën gaat leiden.
Social Responsible Investments (SRI)/Maatschappelijk verantwoord beleggen Het pensioenfonds heeft een helder kader ontwikkeld voor maatschappelijk verantwoord beleggen. In 2010 is een nadere invulling gegeven aan dit kader. De doelstelling van het pensioenfonds is bij het beleggingsbeleid leidend en mag zo min mogelijk worden benadeeld. Social Responsible Investments heeft binnen dit raamwerk een plek gekregen. Vanaf 2007 werd reeds een beperkte uitsluitingsstrategie gevolgd, waarbij een drietal beleggingen in producenten van clusterbommen en landmijnen werden geweerd.
35
Ook heeft het bestuur aangegeven dat de gedragscode van Sara Lee Corporation bij de verdere invulling van het beleid ten aanzien van Social Responsible Investments dient te worden betrokken. Inmiddels heeft verder overleg plaatsgevonden over SRI in de gebieden van vastgoed, aandelen ontwikkelde markten en bedrijfsobligaties. De manager van Europees vastgoed, Kempen Capital Management, heeft in 2009 besloten samen te werken met Global Ethical Standard Investment Services (GES) om in kaart te brengen of de bedrijven waarin (ten behoeve van derden) wordt belegd zich ethisch verantwoord gedragen. GES is leidend op het gebied van ethisch verantwoord belegen in Europa. GES vertegenwoordigt momenteel zowel vermogensbeheerders als eindbeleggers met een totaal belegd vermogen van € 350 miljard.
JAARVERSLAG 2010
Kempen Capital Management heeft ervoor gekozen om middels ‘engagement’ managementteams van Europese beursgenoteerde vastgoedondernemingen bewust te maken van hun score. Het doel daarvan is om een verbetering teweeg te brengen bij deze ondernemingen. Aandelen van ondernemingen die geen verbetering laten zien ten aanzien van deze issue’s zullen, mits er een ‘groenere’ alternatieve belegging voorhanden is, verdwijnen uit de beleggingsportefeuille. De twee bestaande aandelenportefeuilles zijn geanalyseerd en waar mogelijk in lijn gebracht met het beleid. Dat heeft geleid tot het omzetten van de actieve Northern Trust portefeuille naar een maatschappelijk verantwoorde passieve Northern Trust portefeuille. Voor de bestaande Goldman Sachs portefeuille was geen verantwoord alternatief voor handen. Dit heeft ertoe geleid dat het pensioenfonds is overgestapt op de verantwoorde passieve fondsen van SNS Asset Management. De filosofie van deze fondsen sluit zeer goed aan bij de uitgangspunten van het pensioenfonds. Voor de SNS fondsen vormen internationale verdragen de richtlijn voor het beleggingsbeleid. Voorbeelden van deze verdragen zijn de VN Verklaring voor de Rechten van de Mens of de OESO Richtlijnen op het vlak van omkoping en corruptie. Daarnaast spelen wapenverdragen een centrale rol in het beleggingsbeleid, zoals de verdragen gericht op het terugdringen en uitbannen van landmijnen, clusterbommen en nucleaire, biologische en chemische wapens. Goed renderend vermogensbeheer gaat niet uit van het uitsluiten van ondernemingen, maar van het beleggen in goede ondernemingen. Als in een aantal gevallen een onderneming niet beantwoordt aan de criteria, maar de schending van de uitgangspunten beperkt is, kiest de vermogensbeheer voor een goed gesprek met de onderneming. Het uitblijven van resultaten als gevolg van het gesprek, kan ertoe leiden dat de onderneming wordt uitgesloten. Of dat in werkelijkheid ook gebeurd hangt af van de ernst van de schending. In 2010 hebben de SNS Fondsen in totaal 10 Europese onderneming uitgesloten. In de Verenigde Staten belegt SNS Asset Management niet in 18 ondernemingen, terwijl in de Pacific 3 bedrijven buiten het beleggingsuniversum blijven. De vermogensbeheerder ging in 2010 het gesprek met 3 ondernemingen aan. Als gevolg van de gesprekken viel het Indiase Vedanta alsnog uit het universum. Ondanks intensieve gesprekken bleek de mijnbouwonderneming niet bereid tot het respecteren van de mensenrechten. De uitsluitingslijst van de SNS fondsen wordt tevens toegepast op het andere aandelenmandaat bij Northern Trust en het mandaat in bedrijfsobligaties bij Goldman Sachs.
36
Samenstelling beleggingen en rendement in 2010 De samenstelling van de beleggingen en de procentuele verdeling daarvan per balansdatum blijken uit het volgende overzicht (bedragen in € x 1.000):
Categorie Ultimo 2010 265 721.772 292.370 89.190 50.672 35.140 6.295 1.195.704
- 60 25 7 4 3 1 100
289 735.937 248.052 58.753 49.354 21.519 3.973 1.117.877
% 66 22 5 5 2 100
De strategische asset allocatie leverde in 2010 een rendement op van 8,9% (2009: 15,1%). Doordat de beleggingsmix in werkelijkheid afweek van de SAA (negatief effect) en de beheerders outperformance realiseerden (positief effect), was het behaalde rendement per saldo 9,3% (2009: 15,3%). Het behaalde rendement in 2010 per beleggingscategorie luidt als volgt:
Categorie Rendement 2010 Obligaties Aandelen Aandelen onroerend goed Totaal excl valuta afdekking Valuta afdekking Totaal incl valuta afdekking
+ 5,8% + 21,3% + 10,0% +10,9% - 1,6% + 9,3%
Benchmark 2010 Verschil 2010 + 5,2% + 18,9% + 18,1% +10,5% - 1,6% + 8,9%
+0,6% +2,4% - 8,1% +0,4% +0,4%
Stijgingen van de waarde der obligaties en aandelen ontstonden deels door de gestegen koers van de US dollar, maar omdat de waarde van de dollar continue wordt afgedekt, leidde dit in 2010 tot een negatief rendement op valuta afdekking. Onderdeel van de monitoring van het renterisico is de vergelijking van het rendement in de Matching Portefeuille met het fictieve rendement op de cashflow van de verplichtingen (Liability benchmark). Dit fictieve rendement wordt vastgesteld door de cashflow van de verplichtingen contant te maken tegen de Rentetermijnstructuur en vervolgens het verloop van de contante waarden in een rendement uit te drukken.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Leningen Obligaties Aandelen ontwikkelde markten Aandelen opkomende markten Vastgoed beleggingen Grondstoffen Cash / Deposito’s / Overig Totaal
% Ultimo 2009
37
Deze cijfers zijn als volgt:
Categorie Cashflow van de verplichtingen
Matching porteuille Liability benchmark Verschil 2010 2010 2010 + 5,6%
+ 5,6%
-
Ook wordt in dit kader gemonitord hoe hoog het openstaande renterisico voor elk gedeelte van de looptijden is. Dit wordt gemeten door alles uit te drukken in balanseffecten per 1 basispunt renteverschil (PV01). Eind 2010 was 53% van dit balanseffect afgedekt.
JAARVERSLAG 2010
De vermogensbeheerders worden periodiek bij de beleggingscommissie uitgenodigd om een toelichting te geven op het gevoerde beleid, de gerealiseerde afwijkingen en de wijze waarop aan eventuele beleidsaanpassingen vorm wordt gegeven. De oorzaken van de gerealiseerde afwijkingen zijn divers van aard.
38
De criteria die gehanteerd worden bij de selectie van gespecialiseerde vermogensbeheerders betreffen zowel de historisch behaalde performance, als de kwaliteit en stabiliteit van het team. Dit is noodzakelijk om een voldoende mate van vertrouwen te hebben ten aanzien van de kwaliteit van de toekomstige performance. Er wordt per categorie expliciet aangegeven of passief belegd moet worden, dan wel een mandaat met een zekere mate van vrijheid aan een actieve beheerder zal worden verstrekt. De maatstaf hiervoor is de ‘tracking error’, die een rekenmaatstaf vormt voor de afwijking ten opzichte van de benchmark.
11. Financiële positie, toereikendheidstoets en herstelplan In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële positie, de toereikendheidstoets en het herstelplan. De bedragen zijn in € x 1.000.
Financiële positie De technische voorziening (TV) steeg in het verslagjaar met circa 8,6% tot € 1.111.000. De voornaamste oorzaak van deze stijging is het toepassen van een nieuwe prognosetafel. In het verslagjaar 2009 was al een extra voorziening van 4,4% gevormd (€ 43.000) in verband met de gestegen trend in lang leven. In het verslagjaar 2010 is ten behoeve van de maandelijkse schattingen van de voorziening – rekeninghoudend met de in loop van 2010 gepubliceerde prognosetafels – de voorziening verder verhoogd met 3,5%. Deze verhogingen zijn bepaald op basis van de RTS per 31 december 2009 en 30 september 2010.
In totaal is er € 67.000 aan de voorziening toegevoegd in verband met stijging van de toekomstige levensverwachting. Dit komt neer op een verhoging van de voorziening met 6,8%. Het aanwezig vermogen daalde met € 14.000 van € 91.000 ultimo 2009 tot € 77.000 ultimo 2010. Op grond hiervan bedroeg de dekkingsgraad van het fonds ultimo verslagjaar 107%. De dekkingsgraad is in 2010 2 procentpunten gedaald ten opzichte van ultimo 2009. Bij de berekening van de verplichtingen van het fonds wordt uitgegaan van levensverwachtingen van de deelnemers. Deze levenskansen worden ontleend aan de overlevingstabellen opgesteld door het Actuarieel Genootschap. Afwijkingen van deze aangenomen levensverwachtingen betekenen een zeker risico voor het fonds. Om dit risico beheersbaar te houden, is het beleid van het bestuur erop gericht om steeds de laatst beschikbare overlevingstabellen te gebruiken voor het berekenen van de levens- en overlijdenskansen.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De hoogte van de aanvullende voorziening wordt mede bepaald door de RTS. Per 1 januari 2010 is op basis van de RTS per die datum en de nieuwe overlevingstafels bepaald wat het daadwerkelijke effect op de voorziening is.
Bij de bepaling van de levens- en overlijdenskansen wordt sinds oktober 2010 rekening gehouden met de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2010 – 2060. Dit is consistent met de methodiek die in de ABTN is beschreven. De hiervoor genoemde prognosetafel is gebaseerd op de bevolkingssterfte in de jaren 1987 tot en met 2008. Bij deze prognosetafel wordt onderscheid gemaakt tussen de verwachte sterfte op korte termijn en de verwachte sterfte op lange termijn. Hiervoor is een aparte kortetermijntrend bepaald, die uitgaat van een waargenomen sterfte tussen 2002 en 2008. De prognosetafel is vervolgens vastgesteld door de kortetermijntrend de eerste jaren door te trekken en vervolgens langzaam af te vlakken naar de trend op lange termijn. Hierdoor stijgt de levensverwachting de eerstkomende jaren naar verwachting sneller dan in latere jaren. Omdat de prognosetafel is gebaseerd op bevolkingsgegevens dient er nog een correctie plaats te vinden op basis van fondsspecifieke karakteristieken van de deelnemerspopulatie van PSLN om te komen tot voor het fonds prudente grondslagen. PSLN maakt hiervoor gebruik van de door Towers Watson in 2010 geactualiseerde ervaringssterfte.
39
JAARVERSLAG 2010
Actuariële analyse van het resultaat Het resultaat in dit verslagjaar bedraagt € 14.420 negatief. Hieronder worden enige aspecten genoemd die tot het negatieve resultaat hebben geleid. ■ De beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds bedroegen € 99.973. Er is in 2010 (na aftrek kosten vermogensbeheer) een beleggingsrendement gerealiseerd van 9,3%, terwijl voor het oprenten van de technische voorziening gemiddeld een rendement van 1,3% nodig was. De benodigde interest is met ingang van 2010 gebaseerd op de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar. Voorheen werd met een gemiddelde rente gerekend. Na aftrek van het benodigd rendement is per saldo op de beleggingen een positief resultaat behaald van € 86.957. ■ De wijziging van de rentetermijnstructuur geeft een negatief resultaat van € 84.145. ■ De premieafrekening met de werkgever gaf een positief resultaat van € 3.559. De bij de werkgever in rekening gebrachte premie was ruimschoots voldoende voor een dekking van de comingservicekoop sommen en de indexatiekoopsommen. ■ Het positieve resultaat op inkomende en uitgaande waardeoverdrachten bedraagt € 331. ■ Het positieve resultaat op kosten bedraagt € 768. ■ Het positieve resultaat tussen de verwachte en werkelijke uitkeringen bedraagt € 51. ■ Op grondslagen (sterftekansen, partnerfrequenties en dergelijke) werd in 2010 een positief resultaat geboekt van € 1.163. Dit werd met name veroorzaakt doordat minder gepensioneerden overleden dan volgens de grondslagen verwacht werd. De aanpassing van de overlevingstafels wordt onder inciden tele mutaties verantwoord. ■ De kosten van toeslagen voor inactieven komen ten laste van het pensioenfonds. Het bestuur heeft eind 2010 besloten om per 1 januari 2011 geen toeslag te verlenen. In het resultaat is een positief bedrag van € 171 verantwoord uit hoofde van toeslagverlening. Dit betreft een correctie op de indexatiekoopsom van vorig jaar. ■ Het negatieve resultaat op incidentele mutaties in de technische voorziening bedraagt € 24.285. Dit houdt grotendeels verband met de hogere voorziening in verband met de nieuwe overlevingstafels. Tevens is hieronder opgenomen het effect van de wijziging van de methodiek van het vaststellen van de voorziening voor excassokosten. ■ Het positieve resultaat op andere oorzaken bedraagt € 1.010.
Beoordeling van de financiële positie en ontvangen premie De financiële positie van het pensioenfonds wordt beoordeeld op basis van het FTK. Dit levert ultimo 2010 de volgende kengetallen op:
Aanwezig vermogen Technische Voorziening Minimaal vereist eigen vermogen (4,2%)* Dekkingspositie
€ € € €
1.187.423 1.110.560 45.424 31.439
*) Beleidsmatig wordt uitgegaan van een minimaal vereist eigen vermogen van 5,0%. Het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 4,2%.
40
Minimaal vereist eigen vermogen € 45.424 Vereist eigen vermogen € 120.304 (exclusief minimaal vereist eigen vermogen) De toetsing van het premieniveau over 2010 levert de volgende kengetallen op (zie hoofdstuk 8):
Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie (exclusief BPR)
€ € €
30.388 24.516 30.439
Herstelplan Begin 2009 is op grond van artikel 140 van de Pensoenwet een korte- en langetermijnherstelplan bij DNB ingediend. Dit plan bestond uit een 3-jarig kortetermijnherstelplan en een 15-jarig langetermijnherstelplan. De analyse van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2008 laat zien door welke oorzaken het tekort in 2008 is ontstaan:
Begin- Premie Uitkering Indexering RTS Overren- Overig Eindstand dement stand
Realisatie 2008
130,0%
-0,4%
2,0%
0,0%
-18,8%
-18,2%
0,7%
95,3%
Het bestuur monitort het verloop van het herstelplan op kwartaalbasis. Eind 2010 heeft er een evaluatie plaatsgevonden van het 3-jarig herstelplan. Daarbij constateerde het bestuur over de periode van totaal 21 maanden het volgende:
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het premieniveau is ruimschoots voldoende om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Vanaf 2008 is een fair pension deal van toepassing geworden, waarbij onder andere een regeling ten aanzien van de omgang met overschotten en tekorten in werking is getreden. Deze is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
a. De onderdelen ‘Premie’, ‘Uitkering’ en ‘Indexatie’ lagen per saldo goed in lijn met het 3 jarig korte termijn herstelplan. b. Het onderdeel ‘RTS’ had een forse negatieve bijdrage. Hier stond echter een forse positieve bijdrage van het onderdeel ‘Rendement’ tegenover. Dit werd grotendeels veroorzaakt door een gedeeltelijke rentehedge (vooral in 2010) en deels door de gunstige financiële markten (vooral in 2009). De achter stand bij de RTS werd ruim gecompenseerd door de voorsprong bij het onderdeel Rendement. c. Het onderdeel ‘Overig’ veroorzaakte een forse verstoring. Dit werd grotendeels veroorzaakt door de extra voorziening voor toegenomen levensverwachting. Deze verhoogde trend van langer leven was bij het opstellen van het herstelplan niet bekend. De impact hiervan in relatie tot de herstelkracht van PSLN komt overeen met ruim 2 extra hersteljaren. Hierdoor was het risico dat de 3-jarige termijn alsnog
overschreden werd aanzienlijk toegenomen. Uit het aangepaste 5-jarige korte termijnplan bleek dat, uitgaande van de stand per 30 september 2010, nog ongeveer 1,5 jaar was om uit dekkingstekort te komen. Daarmee leverde de 3-jaars termijn teveel risico’s voor het fonds.
41
Bij een extra hersteltermijn van 2 jaar (tot en met 31 december 2013), is de kans dat PSLN binnen de hersteltermijn uit de situatie van dekkingstekort komt aanzienlijk groter. Toepassing van een 5-jaarstermijn voorkwam dat PSLN begin 2011 mogelijk over diende te gaan tot een eventuele rechtenreductie. Het bestuur heeft daarom in december 2010 voor gekozen om alsnog gebruik te maken van de mogelijkheid om het kortetermijnherstelplan te wijzigen in een 5-jarig kortetermijnherstelplan waarbij tevens het langetermijnherstelplan is herzien. Dit herstelplan is door DNB op 27 januari 2011 goedgekeurd. Het volgende overzicht laat de realisatie in 2010 zien in relatie tot de verwachting voor 2010 zoals deze is opgenomen in het ingediende 5-jarige korte termijn herstelplan.
JAARVERSLAG 2010
Herstelplan 2010 Realisatie 2010
42
Begin- Premie Uitkering Indexering RTS Overren- Overig Eindstand dement stand 108,9%
0,2%
0,6%
0,0%
-14,2%
7,8%
-4.6%
98,8%
108,9%
0,1%
0,5%
0,0%
-8,3%
8,3%
-2,6%
106,9%
Van januari 2010 tot mei 2010 was er geen sprake van een dekkingstekort. Vanaf mei fluctueerde de dekkingsgraad – vooral door een sterke daling van de RTS – sterk. Van mei tot en met november was er sprake van een dekkingstekort, met als dieptepunt een dekkingsgraad van ruim 93% in de maand augustus. In de maanden september, oktober en november was PSLN genoodzaakt om de waardeoverdrachtsprocedures op te schorten. Door vooral de stijging van de RTS was de dekkingsgraad eind november boven 100% en konden procedures voor waardeoverdrachten weer worden opgestart. Eind december lag de dekkingsgraad weer boven 105%.
12. Communicatie PSLN streeft naar een transparante, makkelijk toegankelijke en begrijpelijke informatievoorziening. In november 2009 is onder actieve en pensioengerechtigde deelnemers een schriftelijke enquête gehouden, waarin gevraagd is naar de mening over de communicatie van PSLN. In het voorjaar van 2010 zijn de resultaten van deze enquête geëvalueerd. Voornamelijk het vermijden van afkortingen en het hanteren van begrijpelijke taal kwamen als aandachtspunten naar voren. Hiermee wordt in de toekomstige communicatie-uitingen zoveel mogelijk rekening gehouden. De voorgenomen communicatie activiteiten worden jaarlijks beschreven in een communicatieplan met een jaarplanning. De bijzonderheden van de pensioencommunicatie hebben in 2010 voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de kredietcrisis. Als gevolg van de financiële crisis heeft het pensioenfonds diverse specifieke communicatieactiviteiten uitgevoerd om deelnemers over de consequenties van de crisis te informeren. In 2010 vonden onder andere de volgende activiteiten plaats:
■ ■ ■ ■ ■
In het verslagjaar is drie keer een Nieuwsbrief Pensioen verschenen; Actieve deelnemers ontvangen jaarlijks een Uniform Pensioenoverzicht. Inactieve deelnemers ontvangen één keer in de drie jaar een Uniform Pensioenoverzicht; In augustus is een verkorte versie van het jaarverslag gepubliceerd; Jaarlijks vindt er een zorgplicht actie plaats voor de deelnemers aan de beschikbare premieregeling; In 2010 is ook voor het eerst het toeslagenlabel (de afbeelding met de muntjes) toegevoegd aan de procesbrieven.
Communicatie over financiële positie van het fonds ■ ■
Op de website wordt maandelijks de dekkingsgraad gepubliceerd; Communicatie over het dekkingstekort en het herstelplan en de mogelijke gevolgen voor deelnemers heeft op de volgende wijze plaatsgevonden: o Publicaties op de website; o Via de periodieke nieuwsbrieven; o Via een persoonlijke brief aan de (gewezen) deelnemers.
Communicatie aan specifieke deelnemersgroepen ■ ■ ■
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Periodieke communicatie
Aan medewerkers van H&BC die betrokken zijn in de verkoop van het betreffende bedrijfsonderdeel zijn brieven verstuurd en zijn presentaties gegeven; Aan deelnemers die geboren zijn in de periode van 1950 tot 1959 en op 1 januari 2006 in dienst waren is de mogelijkheid geboden om in een HR-planner gesprek te worden geïnformeerd over de flexibiliseringsmogelijkheden die de pensioenregeling biedt om op 62-jarige leeftijd uit te treden. Met behulp van een rekentool wordt in een persoonlijk gesprek de pensioensituatie geschetst; In bovenvermelde groep zijn tevens deelnemers die een ouderenregeling in het kader van een sociaal plan van de onderneming hebben getekend. De inkomenssituatie tussen 62 en 65 jaar wordt eveneens via een HR-planner gesprek in kaart gebracht.
Uitbreiding van de website (www.pensioenfondssaralee.nl) ■ Aan de website is een pensioenplanner toegevoegd waar medewerkers individuele berekeningen kunnen maken, rekening houdend met de flexibiliseringsmogelijkheden die de pensioenregeling biedt; ■ Op de website worden relevante documenten en communicatie uitingen gepubliceerd.
43
Individuele communicatie met deelnemers De individuele communicatie met deelnemers vindt grotendeels plaats door TKP. Van belang hierbij is onder andere dat er tijdig en duidelijk wordt gecommuniceerd.
JAARVERSLAG 2010
In 2010 zijn bij de Pensioendesk van het pensioenfonds in totaal 1.806 vragen gesteld. Twee derde van alle schriftelijke vragen werden binnen de normtijd van 10 werkdagen beantwoord. Voor het restant was meer tijd benodigd, omdat het hier met name verzoeken betrof om uitwerking van de historische pensioenopbouw. De deelnemers die het betrof zijn tussentijds op de hoogte gehouden van de realistische beantwoordingstermijn. Van al het e-mail verkeer heeft de beantwoording in slechts een enkel geval langer geduurd dan de norm van 2 werkdagen. In onderstaande figuur is het verloop van de communicatie per “kanaal” opgenomen, vanaf het 4e kwartaal van 2009 tot en met het 4e kwartaal van 2010. 500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0
4e kwartaal 2009 Telefonische vragen
1e kwartaal 2010
2e kwartaal 2010
Schriftelijke vragen
3e kwartaal 2010
4e kwartaal 2010
E-mail contact
Er zijn in 2010 96 schriftelijke vragen binnengekomen, 453 vragen per e-mail en 1.257 telefonische vragen. In totaal zijn er 1.806 vragen binnengekomen, waarvan 70% per telefoon
44
In onderstaande tabel valt af te lezen over welke onderwerpen er per telefoon vragen gesteld worden. Onderwerp Pensioenproducten Pensioentoekenningen Specificaties / Jaaropgave Pensioenopgaven NAW-gegevens Echtscheiding In- en uitdiensttredingen Overig* Totaal
Q4-2010 64 37 36 25 18 12 10 52 254
Q3-2010 83 30 30 22 18 5 16 82 286
Q2-2010 76 39 24 14 14 23 17 32 239
Q1-2010 132 38 107 65 22 16 38 60 478
TOTAAL 355 144 197 126 72 56 81 226 1.257
% 28% 11% 16% 10% 6% 4% 6% 18% 100%
In de crisis-communicatie heeft het pensioenfonds geprobeerd een goede balans te vinden tussen enerzijds het wijzen op de risico’s waaraan het Nederlandse pensioenstelsel bloot staat en anderzijds het voorkomen van onnodige onrust. Ook voor 2011 is weer een aantal focuspunten gekozen. Op basis van de ontwikkelingen in 2010 heeft het bestuur geconstateerd dat de communicatie ten aanzien van duidelijkheid en tijdigheid verdere verbetering behoeft. Het streven van het bestuur is om over de activiteiten van het pensioenfonds de deelnemer niet alleen te informeren, maar er over met hem/haar in gesprek te gaan. Voor het verslagjaar 2011 is opnieuw een communicatieplan opgesteld. Hierbij is het uitgangspunt een goede communicatie bij wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden. Voor zover mogelijk wordt rekening gehouden met een doelgroepbenadering. Er wordt gebruik gemaakt van zowel schriftelijke, mondelinge als elektronische communicatiemiddelen. In dit communicatieplan is een aantal zaken benoemd en uitgewerkt die in 2011 extra aandacht zullen vragen. ■ Periodieke communicatie. ■ Mogelijke wijziging van de pensioenregeling en de communicatie hierover met de deelnemers. ■ Communicatie over (mogelijke) aanpassing van Wet- en regelgeving zoals: o Verhoging AOW-leeftijd; o Aanpassing van het FTK in 2012. ■ Toepassen Zorgplicht voor BPR door: o Toevoegen van nieuwe beleggingsstandaard binnen de life-cycle fondsen; o Introductie van een deelnemersportal (www.abnamropensionservices.nl) waar deelnemers de pensioenen kunnen raadplegen, uitwisseling van informatie plaatsvindt en switchopdrachten kunnen worden gegeven.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
* (o.a. arbeidsongeschiktheid, waardeoverdracht, afkoop en website)
45
■ ■ ■ ■ ■
Invoering van het pensioenregister (www.mijnpensioenoverzicht.nl). Deelnemerscommunicatie aan medewerkers van verkochte organisatie onderdelen en medewerkers die vallen onder een reorganisatie over de gevolgen voor de pensioenen. Invulling geven aan de wijziging in de pensioenwet die hogere eisen stelt aan de communicatie over de hoogte van het partnerpensioen voor onder andere gepensioneerden. Verdere benutting van de mogelijkheden die de eerder genoemde websites bieden. Onder andere het bieden van informatie waardoor een deelnemer beter inzicht krijgt in zijn of haar pensioensituatie. Gerichte communicatie aan deelnemers die de 61-jarige leeftijd bereiken en hen begeleiden bij de keuze voor de flexibiliseringsmogelijkheden van de pensioenregeling. Het aan belanghebbenden beschikbaar stellen van een verkort jaarverslag.
JAARVERSLAG 2010
Het is de bedoeling om in 2012 opnieuw een deelnemersenquête uit te voeren en te meten hoe de deelnemers de communicatie over de pensioenregeling beoordelen. Eind 2011 zullen hier de voorbereidingen voor worden getroffen.
46
13. Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur Het bestuur verwacht de volgende ontwikkelingen voor 2011 en later.
Brede aanpak pensioenvraagstukken In hoofdstuk 5 van dit jaarverslag zijn diverse externe ontwikkelingen en mogelijk nieuwe wetgeving vermeld. In december 2010 is door zowel De Nederlandsche Bank als de Autoriteit Financiële Markten een brief verstuurd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In deze brief geven zij aan op welke punten naar hun mening risico’s aanwezig zijn en waar wetgevingsacties op plaats zouden moeten vinden. Verder heeft de Nederlandsche Bank speerpunten gepubliceerd voor het toezicht voor het jaar 2011 waarbij men zich meer zal richten op kwalitatieve aspecten.
Het bestuur heeft hiervan nota genomen. De uitkomsten van de brede aanpak van pensioenvraagstukken zullen door het bestuur nauwlettend worden gevolgd en zij zal waar nodig haar beleid hierop aanpassen.
Bestuursmodel Rond de zomer wordt voor het onderwerp Pension Fund Governance een wetsvoorstel verwacht. Al eerder heeft de visitatiecommissie aanbevelingen gedaan voor mogelijke verbetering van het bestuursmodel. In de tweede helft van 2011 wordt een opleidingsdag georganiseerd waarin mogelijke bestuursmodellen uitgebreid aan de orde zullen komen. Verder heeft het bestuur besloten om een systeem van integraal risicomanagement op te zetten. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van de visitatiecommissie en aanvullende aanbevelingen.
Herstelplan
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in december 2010 een brief verstuurd aan de Tweede Kamer waarin de prioriteiten en een planning wordt gegeven voor het nemen van uiteenlopende besluiten. Naar verwachting worden in het eerste halfjaar van 2011 besluiten over een toekomstbestendig aanvullend pensioenstelsel genomen.
In 2010 en 2011 zullen de uitvoering van de acties, communicatie en monitoring van het herstelplan aandacht blijven vragen. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen worden genomen.
Verkoop onderdelen van Household and Bodycare De onderneming heeft in 2010 en 2011 verschillende onderdelen uit de Household and Bodycare-divisie een verkoopovereenkomst gesloten. De volgende trajecten zijn gestart: 1. Bodycare (2010), kopende partij Unilever, ongeveer 205 medewerkers; 2. Aircare (2010), kopende partij Procter & Gamble, ongeveer 7 medewerkers; 3. Shoecare (2011), kopende partij SC Johnson, ongeveer 21 medewerkers; 4. Insecticiden (2011), kopende partij SC Johnson, geen medewerkers.
47
Met Unilever en Procter & Gamble is een Transitional Service Agreement (TSA) overeengekomen. Gedurende de TSA periode blijven de betreffende werknemers deelnemen aan de pensioenregeling van PSLN. Met Unilever is overeengekomen dat de Bodycare- werknemers tot uiterlijk 1 januari 2012 kunnen blijven deelnemen aan het pensioenfonds van Sara Lee. De uitvoering zal waarschijnlijk plaatsvinden op basis van een uitvoeringsprotocol.
Splitsing Sara Lee Begin 2011 heeft Sara Lee Corporation aangekondigd dat de onderneming zichzelf zal opsplitsen in twee afzonderlijke beursgenoteerde ondernemingen. Deze opsplitsing zal begin 2012 worden geëffectueerd. Het is op dit moment nog niet bekend welke gevolgen dit voor PSLN heeft.
JAARVERSLAG 2010
Wijziging van de pensioenregeling per 1 april 2011 De pensioenregeling voor de werknemers waarop de C&T CAO van toepassing is wordt per 1 april 2011 aangepast. De CAO partijen zijn op 18 mei 2011 een Pensioenprotocol overeengekomen. De aanpassingen leiden tot een versobering van de pensioenregeling. Dit betreft de volgende aanpassingen: ■ Een wijziging van het toeslagbeleid voor actieve deelnemers van onvoorwaardelijke – naar voorwaardelijke toeslagen; ■ Verlaging van het maximum pensioensalaris voor de middelloonregeling van € 89.067 naar € 70.000 (voorlopig bevroren). Het deel van het pensioensalaris boven dit maximum wordt ondergebracht in de beschikbare premieregeling; ■ Een eigen bijdrage voor alle deelnemers, die in 8 jaar zal groeien naar 4% van de volledige pensioen grondslag. Voor de nieuwe deelnemers geldt direct 4% bijdrage zonder ingroeiregeling. Het pensioenfonds heeft de voorgenomen aanpassing in de periode januari tot en met april getoetst op duidelijkheid, compleetheid, evenwichtigheid, wet- en regelgeving en uitvoerbaarheid. Het plan van aanpak is erop gericht dat de formalisering, implementatie en communicatie naar verwachting in de zomer van 2011 zullen worden afgerond.
Afspraken over de Uitvoeringsovereenkomst tot eind 2016 Het pensioenfonds heeft tijdens het toetsingstraject ten aanzien van de aanpassingen van de pensioenregeling direct afspraken met de onderneming gemaakt over de condities van de nieuwe Uitvoeringsovereenkomst. Op hoofdlijnen is hierover de volgende overeenstemming bereikt: ■ Er zal een nieuwe meerjarige Uitvoeringsovereenkomst worden gesloten voor de periode tot en met 31 december 2016; ■ ■
Hierbij zal worden gewerkt met een meerjarige doorsneepremie, die gerelateerd is aan de regeling, de marktomstandigheden en de wettelijke solvabiliteitseisen. Deze premie is momenteel berekend op 26% van de salarissom in de middelloonregeling; De methodiek van herstelpremies in geval van onderdekking blijft van toepassing, waarbij echter per herstelplanperiode een maximum bedrag van € 75 miljoen van toepassing zal worden. Ook dit traject zal naar verwachting in of vlak na de zomer van 2011 worden afgerond.
Beschikbarepremieregeling De standaard beleggingsmogelijkheid zal in 2011 waarschijnlijk worden aangepast in verband met een verbeterde versie van het Life Cycle product. Daarnaast zullen Indextrackers aan het assortiment worden toegevoegd. Ook zal in 2011 bij de informatievoorziening gebruik gemaakt worden van een webportal.
48
De onderneming heeft aangegeven dat de beschikbarepremieregeling iedere drie jaar geëvalueerd zal worden. Er was medio 2010 een evaluatie gepland. Er is voor gekozen om – in afwachting van uitkomsten van de gewijzigde pensioenregeling en netto beschikbare premiestaffels - deze evaluatie in de loop van 2011 uit te voeren. Dit kan in de toekomst tot aanpassing van de premiestaffel leiden.
ALM
Een ander thema is de verwachte oplopende inflatie in de komende jaren. In de ALM-studie zal worden nagegaan welke plaats dit in het bestuursbeleid dient te krijgen. Ook wordt in de ALM-studie aandacht besteed aan de gevolgen van de versnelde vergrijzing door het langlevenrisico en de verkoop en outsourcing van activiteiten door de onderneming.
Goed pensioenfonds bestuur In hoofdstuk 6 is een aantal actiepunten ten aanzien van Goed pensioenfonds bestuur vermeld en toegelicht waaraan het bestuur in 2011 verdere invulling zal geven. Vooral aan de verdere uitwerking van het integriteitsbeleid, de opzet van een Complianceprogramma en het opzetten van een integraal risico managementsysteem. Hierbij wordt tevens aandacht besteed aan de speerpunten van DNB. In 2011 zal aandacht worden besteed aan de vraag welk bestuursmodel het beste past bij PSLN.
Herstructurering ABTN In 2011 zal de ABTN verder worden geherstructureerd. Er zal meer worden vastgelegd in onderliggende documenten (jaarplannen, codes, reglementen). Voorkomen wordt dat de gehele ABTN frequent aangepast moet worden. Daarmee wordt de ABTN een dynamisch document.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
In verband met een mogelijke wijziging van de Uitvoeringsovereenkomst en periodieke toetsing van de strategische asset allocatie is een ALM-studie uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met de verhoogde trend van langer leven en de aanpassingen in de rendementsverwachtingen. Bij deze studie is zowel naar de nominale verplichtingen als de reële ambitie gekeken. In het beleid wordt tot nu toe uitgegaan van de nominale verplichtingen, rekening houdend met de reële ambitie. Wetgeving maakt het waarschijnlijk mogelijk om dit om te draaien en uit te gaan van de reële ambitie en daarbij rekening houden met de nominale verplichtingen. Het bestuur zal in 2011 besluiten of men hiertoe over zal gaan. Een en ander houdt uiteraard ook verband met de evaluatie van het Financieel Toetsingskader, zoals hierboven gemeld.
49
Digitalisering fondsdocumenten In het jaar 2010 is een eerste aanzet gedaan om voor diverse doelgroepen op het besloten deel van de website een digitaal archief te plaatsen. Daarmee wordt voorkomen dat de documenten op verschillende plaatsen worden gearchiveerd en/of langs diverse kanalen verzonden moeten worden. In het jaar 2011 wordt dit verder uitgewerkt.
Reactie van het bestuur op de verklaring van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft in haar vergadering van 10 mei 2011 een verklaring bij het jaarverslag 2010 voorbereid. De verklaring is opgenomen in hoofdstuk 20 van dit jaarverslag.
JAARVERSLAG 2010
Het bestuur stelt de constructieve opstelling van het verantwoordingsorgaan op prijs. Concreet zal het bestuur actie ondernemen op de volgende punten:
50
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Het bestuur zal het VO blijven voorzien van de Cockpit rapportage die per kwartaal is opgesteld. Ook zal het bestuursbureau jaarlijks een klachtenrapportage opstellen en deze met het VO bespreken. Het be stuur is van mening dat het aantal klachten zeer beperkt is, maar zal blijven sturen op een snelle en correcte afhandeling hiervan. Communicatie over de pensioenen staat ook voor het bestuur hoog op de agenda. Dit wordt onder andere op een structurele wijze vorm gegeven door jaarlijks een communicatieplan op te stellen met daarin verbeterpunten voor communicatie. Het bestuur is verheugd dat het VO de communicatie rond om de dekkingsgraad en het dekkingstekort als adequaat heeft beschouwd. Wij delen de mening dat vooral de verdere professionalisering van de website en de tijdige verstrekking van het Uniform Pensioenoverzicht nog steeds een aandachtspunt is. Hierop zal de communicatie commissie acties ondernemen. Het bestuur heeft in 2010 wijzigingen in de Uitvoeringsovereenkomst 2011 gedeeld met het VO. In verband met de afspraak van sociale partners over de invoering van een aangepaste pensioenregeling per 1 april 2011, zal het bestuur het VO uitgebreid inzicht geven in het uitgevoerde toetsingstraject, de vastgelegde afspraken ten aanzien van toekomstige Uitvoeringsovereenkomst en haar inzicht verstrekken in de ALM-studie die aan de gemaakte afspraken ten grondslag ligt. De focus van het bestuur zal blijvend gericht zijn op het vinden van de juiste balans tussen risico, rendement en zekerheid. Het bestuur zal het bestuursbureau opdracht geven om het valuta risico, het tegenpartij risico bij securities lending en een attributie analyse op te nemen in de Cockpit rapportages. Het verslagjaar 2011 zal in het teken staan van een verdere inbedding van een integraal risicomanagement systeem. Vervolgens zal weer een visitatie worden gepland. Op kwartaalbasis blijft het bestuur het herstelplan monitoren. Jaarlijks wordt een formele evaluatie ingediend bij DNB. Het bestuur heeft van DNB geen opmerking gehad bij de evaluatie van het herstelplan 2010. Het bestuur zal de dossiers die spelen bij PFG (goed pensioenfondsbestuur) in 2011 verder vertalen in beleid voor het eigen fonds.
Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor haar bijdrage aan de beoordeling van het beleid en het opstellen van de verklaring bij het jaarverslag. Het bestuur is verheugd over de positieve conclusie en zal zich ook in het komende jaar op dezelfde wijze inzetten om dit vertrouwen opnieuw waar te maken.
Tot slot Het bestuur spreekt tot slot haar dank uit aan degenen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland en aan de totstandkoming van dit jaarverslag. Utrecht, 1 juni 2011 Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland R. Burema, secretaris
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
C.T.M. van Mierlo, voorzitter
51
BIJLAGE 1 Samenvatting pensioenregelingen In deze bijlage worden de pensioenregelingen beknopt omschreven. De genoemde bedragen gelden voor het jaar 2008. Groep 1: geboortejaren tot en met 1949 en groep 2: geboortejaren vanaf 1950. De basisregeling ouderdomspensioen (pensioenreglement A) heeft voor de groepen 1 en 2 de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Pensioendatum:
JAARVERSLAG 2010
Regeling: Jaarinkomen:
Loonindex:
Prijsindex:
Pensioengrondslag: Franchise:
Ouderdomspensioen: Levenslang partnerpensioen: Tijdelijk partnerpensioen: Wezenpensioen: Waardevastheidstoeslagen voor inactieven:
52
Het deelnemerschap vangt overeenkomstig de bepalingen in de CAO aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en de werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Middelloon. Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag. Voor deelnemers die op 1 januari 2005 niet met vroegpensioen waren geldt een maximum van € 88.098 (per 1 januari 2010). Het maximum jaarinkomen wordt jaarlijks aangepast aan de loonindex. De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar. Het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer ‘alle huishoudens’ over de referteperiode 1 oktober van het voorafgaande jaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het jaarinkomen minus de franchise. De franchise wordt jaarlijks aangepast met de loonindex. De franchise zal niet hoger zijn dan (10/7) maal de AOW voor twee gehuwden, beiden ouder dan 65 jaar, inclusief vakantietoeslag inclusief structurele delen en niet lager dan het fiscaal toegestane minimum. Op 1 januari 2010 bedraagt de franchise voor groep 1 € 19.678 en voor deelnemers behorende tot groep 2 € 12.673. De opbouw van het ouderdomspensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75% voor groep 1 en 2,25% voor groep 2 van de pensioengrondslag van het betreffende jaar van deelneming. 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. 20% van het bereikbare partnerpensioen. 20% van het bereikbare partnerpensioen per wees. Bij volle wezen wordt dit bedrag verdubbeld. Het bestuur kan op 1 januari als de middelen dit toestaan toeslag verlenen op de ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers. Als leidraad wordt hiervoor de prijsindex gehanteerd. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om de systematiek van toeslagverlening aan te passen. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden.
Welvaartstoeslagen voor actieven: Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Uitruil partnerpensioen: Bijdrage:
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Overgangsbepaling voor groep 2:
De pensioenaanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks verhoogd met de loonindex. Bij arbeidsongeschiktheid na einde dienstverband wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het jaarinkomen zal elk jaar worden aangepast op basis van de in dat jaar geldende loonindex. De mogelijkheid bestaat om op de pensioendatum het partnerpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen van 20%. Dit verzoek dient een half jaar vóór de pensioendatum te worden ingediend bij de Stichting. Uitsluitend na verkregen toestemming van de partner. Deelnemersbijdrage wordt in de betreffende CAO opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst. Voor deelnemers die zowel op 31 december 2005 als op 1 januari 2006 deelnemer waren, geldt het volgende: ■ Aanvullende opbouw van 8,57% van de opgebouwde aanspraken ouderdoms pensioen en partnerpensioen in gevolge het tot 31 december 2005 geldende pensioenreglement A (inclusief Stichting Excedentenpensioenfonds Douwe Egberts). ■ Toekenning en financiering van deze opbouw vindt plaats vanaf 1 januari 2006 gedurende een tijdvak van 15 jaar evenredig in tijd. Indien op 1 januari 2006 ouder dan 47 jaar: opbouw in de periode tussen 1 januari 2006 en het bereiken van de 62-jarige leeftijd. ■ Het nog niet toegekende deel van de extra aanspraken volgt jaarlijks de welvaartstoeslagen actieven.
53
De vroegpensioenregeling voor deelnemers in groep 1 heeft de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Normpensioendatum
Einddatum:
JAARVERSLAG 2010
Regeling: Jaarinkomen:
Loonindex:
Jaar van deelneming: Vroegpensioen:
Waardevastheidstoeslagen voor inactieven:
Welvaartstoeslagen voor actieven: Laagste uittreedleeftijd: Bijdrage:
54
Het deelnemerschap vangt overeenkomstig de bepalingen in de CAO aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 45 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en de werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Uitstel of vervroeging dient ten minste zes maanden voorafgaand aan de ingangsdatum schriftelijk te worden aangevraagd. Indien het vroegpensioen wordt uitgesteld dan bedraagt de hoogte van het vroegpensioen maximaal 100% van het laatst vastgelegde jaarinkomen. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Middelloon. Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag. De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar. Jaren vanaf de 45-jarige leeftijd, mits in dienst bij de werkgever. Het vroegpensioen voorziet in een uitkering tussen leeftijd 62 en 65. Het vroegpensioen bedraagt per jaar van deelneming 4,71% van het jaarinkomen na leeftijd 45 of latere datum van indiensttreding van het betreffende jaar van deelneming. Het bestuur kan op 1 januari als de middelen dit toestaan toeslag verlenen op de ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers. Als leidraad wordt hiervoor de prijsindex gehanteerd. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om de systematiek van toeslagverlening aan te passen. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. De vroegpensioenaanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks verhoogd met de loonindex. 60 jaar. Er is geen sprake van een werknemersbijdrage.
Toetredingsleeftijd:
Pensioendatum: Regeling: Jaarinkomen:
Pensioengrondslag: Aanwending pensioenkapitaal:
Beleggingsinstelling: Uitvoering:
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Loonindex:
Het deelnemerschap vangt overeenkomstig de bepalingen in de CAO aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en de werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Deze regeling is niet van toepassing op deelnemers die op 1 januari 2005 al met vroegpensioen waren. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Beschikbare premie. Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag. De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar. Het deel van het jaarinkomen dat ligt boven het maximum jaarinkomen zoals dat geldt voor pensioenreglement A. Het opgebouwde pensioenkapitaal wordt bij het bereiken van de pensioendatum door de deelnemer aangewend voor de inkoop van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen in de verhouding van 100% ouderdomspensioen en 70% partnerpensioen. Dit gebeurt door overdracht van het kapitaal naar een commerciële verzekeraar naar keuze. Deelnemers die op 31 december 2009 al aan deze regeling deelnamen kunnen er voor kiezen om het kapitaal aan te wenden bij het pensioenfonds. De instelling die op basis van een overeenkomst met de Stichting de pensioenkapitalen van de individuele deelnemers beheert en administreert. De regeling wordt uitgevoerd door de beleggingsinstelling. Er is een standaardkeuze ten aanzien van de beleggingsfondsen. Als de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de afbouw van het beleggingsrisico en de spreiding overneemt kan, na invulling van een vragenlijst, ook voor een eigen beleggingsmix gekozen worden. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van de toegestane beleggingsfondsen. De waarde van de beleggingen is de totale waarde van de beleggingsparticipaties.
55
JAARVERSLAG 2010
Premiestaffels:
Leeftijd Jaarbijdrage (% van de PG) Groep 1 Groep 2
* Van groep 1 worden alleen de laatste 2 klassen gebruikt. De eerste klasse bij groep 2 geldt vanaf 2008
21 t/m 24 25 t/m 29 30 t/m 34 35 t/m 39 40 t/m 44 45 t/m 49 50 t/m 54 55 t/m 59 60 t/m 64
Hoogte levenslang partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum: Hoogte tijdelijk partner-pensioen bij overlijden voor pensioendatum: Hoogte wezenpensioen bij overlijden voor pensioendatum: Uitruil partnerpensioen:
1,225% (groep 1) resp. 1,4% (groep 2) van de pensioengrondslag over de te bereiken jaren van deelneming gelegen tussen 1 januari 2005 (of latere opnamedatum in de beschikbarepremieregeling) en de pensioendatum. Als gevolg van een waardeoverdracht kunnen extra deelnemersjaren worden toegekend. 20% van het levenslang partnerpensioen.
Laagste uittreedleeftijd: Bijdrage deelnemer:
56
6,0%* 7,2%* 8,5%* 10,2%* 12,2%* 14,8%* 17,8%* 21,4% 25,6%
7,7%* 9,3% 10,9% 13,1% 15,7% 19,0% 22,9% 27,5% 32,9%
20% van het levenslang partnerpensioen per wees.
De mogelijkheid bestaat om op de pensioendatum het ingekochte partnerpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen van 20%. Dit verzoek dient een half jaar vóór de pensioendatum te worden ingediend bij de Stichting. De bovenomschreven omzetting van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen toestemming van de partner van de (gewezen) deelnemer. 60 jaar. De hoogte van de deelnemersbijdrage is in de CAO opgenomen. De risicopremie voor het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico in de beschikbarepremieregeling en de uitvoeringskosten worden door het de werkgever betaald.
14 Jaarrekening 2010 14.1 Balans per 31 december 2010 (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 68.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
(bedragen in € x 1.000) 31 december 2010 31 december 2009 ACTIVA Beleggingen [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen 50.672 49.354 Aandelen 416.700 328.324 Vastrentende waarden 722.037 737.585 Derivaten 5.302 2.614 Overige beleggingen 993 0 1.195.704 1.117.877 Beleggingen voor risico deelnemers 11.308 9.176 1.207.012 1.127.053 Vorderingen en overlopende activa [2] Premies 5.418 7.222 Premievrije polissen herverzekering 1.047 1.022 Overige vorderingen 418 493 6.883 8.737 Overige activa [3] Liquide middelen 3.259 2.517 1.217.154 1.138.307
57
31 december 2010 PASSIVA
JAARVERSLAG 2010
Stichtingskapitaal en reserves [4] Stichtingskapitaal Algemene reserve
58
1 76.862
31 december 2009
1 91.282 76.863
91.283
Technische voorzieningen [5] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 1.110.560 1.023.078 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [6] 11.308 9.176 Overige schulden en overlopende passiva [7] Derivaten 13.519 7.667 Overige schulden 4.904 7.103 18.423 14.770
1.217.154
1.138.307
14.2 Staat van baten en lasten over 2010
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen 87.482 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers [17] 2.132 Saldo overdrachten van rechten [18] 254 Onttrekkingen risico deelnemers [19] 735 Overige lasten [20] 128 148.827 Saldo van baten en lasten (14.420)
71.354 2.584 148.477 893 234 113 223.655 54.168 1.731
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
(bedragen in € x 1.000) 2010 2009 BATEN Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) [8] 30.439 Premiebijdragen risico deelnemers [9] 2.142 Beleggingsresultaten risicopensioenfonds [10] 99.973 Beleggingsresultaten risico deelnemers [11] 726 Herverzekering [12] 185 Overige baten [13] 942 134.407 LASTEN Pensioenuitkeringen [14] 56.460 Pensioenuitvoeringskosten [15] 1.636 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds [16] Pensioenopbouw 20.482 26.693 Toeslagverlening 4.540 2.268 Rentetoevoeging 13.016 33.888 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (56.337) (53.546) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (1.165) (1.071) Wijziging marktrente 84.146 (30.255) Wijziging overige actuariële uitgangspunten 24.284 47.682 Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten (1.080) (301) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen (404) 484
25.842
3.292 (63) 185 20 85.175 138.480
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 95.
Bestemming saldo van baten en lasten Algemene reserve (14.420)
138.480
Het saldo van baten en lasten wordt volledig toegevoegd aan/onttrokken van de algemene reserve.
59
JAARVERSLAG 2010
14.3 Kasstroomoverzicht
60
(bedragen in € x 1.000) 2010 2009 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies 31.782 75.196 Ontvangen in verband met overdracht van rechten 1.077 731 Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars 174 85 Overige inkomsten 942 113 33.975 76.125 Uitgaven Pensioenuitkeringen 56.477 54.203 Betaald in verband met overdracht van rechten 1.144 712 Pensioenuitvoeringskosten 1.734 1.717 Premie herverzekering 229 623 Overige lasten 127 20 59.711 57.275 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten (25.736) Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten 25.279 26.344 Verkopen en aflossingen van beleggingen 1.501.742 1.033.328 1.527.021 1.059.672 Uitgaven Aankopen beleggingen 1.496.017 1.076.480 Beheersuitgaven 4.526 3.100 1.500.543 1.079.580 Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten 26.478 Totale kasstroom 742 Het verloop van de liquide middelen is als volgt: Liquide middelen per 1 januari 2.517 Mutatie liquide middelen 742 Liquide middelen per 31 december 3.259
18.850
(19.908) (1.058)
3.575 (1.058) 2.517
14.4 Toelichting behorende bij de jaarrekening 2010 14.4.1 Algemeen Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland, statutair gevestigd te Joure (hierna te noemen “het fonds”) is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds stelt zich ten doel: het toekennen van aanspraken op, casu quo het uitkeren van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun partners, respectievelijk ex-partners en hun kinderen, overeenkomstig het bepaalde in statuten en reglementen voor de volgende onderneming: Koninklijke Douwe Egberts BV, statutair gevestigd te Joure.
14.4.2 Bepalingen wet- en regelgeving
Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
14.4.3 Waarderings- en berekeningsgrondslagen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
Schattingswijziging overlevingskansen Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 2010-2060 heeft het bestuur besloten om de technische voorziening met 4,4% per ultimo 2009 te verhogen. Deze verhoging is gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingstafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. De nieuwe prognosetafel is met terugwerkende kracht per 1 januari 2010 ingevoerd. De gehanteerde ervaringssterfte is eveneens per die datum geactualiseerd. Per 1 januari 2010 is de methodiek voor de bepaling van de excassovoorziening gewijzigd. Voorheen werd de technische voorziening voor risico fonds verhoogd met een vast percentage van 2%. Volgens de nieuwe methodiek wordt de voorziening voor excassokosten als de contante waarde van toekomstige uitvoeringskosten in het geval dat alle actieve deelnemers
61
per balansdatum premievrij zouden worden gemaakt. Bij de contantmaking wordt rekening gehouden met de verwachte inflatie. Uitgedrukt als percentage van de netto technische voorzieningen is de excasso-opslag primo 2010 2,1% en ultimo 2010 2,0%.
Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
JAARVERSLAG 2010
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde-veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro’s, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen marktwaarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. 62
Algemeen beleggingen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen marktwaarde. Overlopende activa inzake beleggingen en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort belegging. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van de marktwaarde. Derivaten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid.
Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde per 31 december. Voor beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers.
Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde aandelen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers.
Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde obligaties is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Bij zowel de beursgenoteerde als de niet-beursgenoteerde beleggingen is sprake van een frequente marktwaardering. Niet-beursgenoteerde fondsen hebben onderliggende beursgenoteerde beleggingen, waarbij de intrinsieke waarde van het fonds dagelijks dan wel wekelijks bepaald wordt. De gebruikte niet-beursgenoteerde derivaten zijn verhandelbaar en worden frequent en door diverse partijen gewaardeerd. Een wettelijke herwaarderingsreserve is derhalve niet nodig en daarom ook niet opgenomen.
Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
63
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten worden opgenomen onder de beleggingen; indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
Grondslagen voor beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
Vorderingen en overlopende activa
JAARVERSLAG 2010
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk wordt een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde.
Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen de kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Het streven is om een algemene reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het vereist eigen vermogen wordt hierbij bepaald op basis van de standaardmethode zoals aangegeven door DNB.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op marktwaarde. De voorziening is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het pensioenreglement, rechten zijn verkregen, inclusief de toeslagverlening op de pensioenaanspraken per 1 januari volgend op de balansdatum. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
a. Overlevingskansen en sterftetrend Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2010-2060. Om rekening te houden met het gegeven dat de werkende populatie gezonder is dan de niet-werkende populatie is een leeftijdsafhankelijke afslag op de sterftekansen toegepast
64
De voorziening ultimo 2009 was gebaseerd op de AG prognosetafel 2050, verhoogd met een opslag van 4,4% in verband met een verhoogde trend in het langlevenrisico. De opslag van 4,4% is op 10 maart 2010 vastgesteld middels een bestuursbesluit en is per 31 december 2009 opgenomen in de voorziening. Ter dekking van latent wezenpensioen worden de lasten van het partnerpensioen bij nog niet ingegaan partnerpensioen verhoogd met 5%. Voor ingegaan wezenpensioen zijn geen overlevingskansen in aanmerking genomen.
b. Partnerfrequentie
c. Rentetermijnstructuur Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden de opgebouwde pensioenaanspraken contant gemaakt op basis van de rentetermijnstructuur zoals door DNB gepubliceerd.
d. Overige bijzonderheden ■ Excassokosten Voor excassokosten wordt een voorziening getroffen, die gebaseerd wordt op de contante waarde van de geschatte jaarlijkse uitvoeringskosten in het geval dat alle actieve deelnemers per balansdatum premievrij zouden worden gemaakt. Contantmaking geschiedt op basis van de rentetermijnstructuur in reële termijn, ofwel rekening houdend met de verwachte inflatie. Uitgedrukt als percentage van de netto technische voorzieningen is de excasso-opslag primo 2010 2,1% en ultimo 2010 2,0%. ■ De schadereserve voor exit-WAO’ers Een deelnemer die een WAO- of WIA-uitkering ontvangt en wiens arbeidscontract is beëindigd, heeft de status van exit-WAO’er. Een exit-WAO’er bouwt alleen 65-plus pensioen op. De mate van arbeidsongeschiktheid (arbeidsongeschiktheidsklasse) is hierbij mede bepalend voor de mate waarin deze pensioenopbouw wordt voortgezet. Voor deelnemers met status exit-WAO is de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde - actuariële contante waarde van de nog op te bouwen pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen, afgefinancierd. Het verschil tussen de betreffende waarden van de te bereiken rechten en de verkregen rechten wordt aangemerkt als schadereserve exit-WAO’ers. De schadereserve voor exit-WAO’ers wordt vastgesteld op basis van dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Derhalve gelden de grondslagen van het pensioenfonds en wordt rekening gehouden met een excasso-opslag en een wezenopslag per ultimo van het boekjaar. In verband met de aard van de groep exit-WAO’ers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Voor de partnerfrequentie is gebruik gemaakt van een eigen partnerfrequentietabel. De partnerfrequentie van de man is op leeftijd 18 gelijk aan 0,03, vervolgens loopt deze op naar 1 op leeftijd 65. De partnerfrequentie van de vrouw is op leeftijd 18 gelijk aan 0,07, vervolgens loopt deze op naar 0,87 op leeftijd 50, loopt vervolgens weer af naar 0,73 op leeftijd 64 en is gelijk aan 1 op leeftijd 65. Voor pensioengerechtigden wordt de feitelijke burgerlijke staat in acht genomen. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man.
65
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbarepremieregeling voor deelnemers. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De voorziening voor risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor risico deelnemers.
Kortlopende schulden Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Schulden worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde.
Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
JAARVERSLAG 2010
Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen bijdragen in het kader van de beschikbarepremieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds ■ Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. ■ Indirecte beleggingsopbrengsten en valutaresultaten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. ■ Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de toegerekende interne kosten verstaan.
Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds.
Herverzekering ■ Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Hieronder zijn opgenomen de in het boekjaar aan het fonds toegekende uitkeringen uit hoofde van herverzekering.
66
■ Premies herverzekering Ter zake van het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking. Het eigen behoud bedraagt € 500 per deelnemer. Voor de herverzekeraar geldt een maximale aansprakelijkheid voor de contractperiode van € 12.500. De prioriteit is 200% van de risicopremie eigen rekening over de contractperiode met een minimum van € 4.052. De contractperiode bedraagt in eerste termijn 12 maanden en wordt vervolgens zonder opzegging telkens verlengd met 12 maanden.Vanaf 1 januari 2010 is het contract herzien. Voor de herverzekeraar geldt een maximale aansprakelijkheid van € 20.000 per kalenderjaar. De prioriteit is 268% van de risicopremie eigen rekening met een minimum van € 5.168 per kalenderjaar. De contractperiode bedraagt 12 maanden en wordt vervolgens zonder opzegging telkens verlengd met 12 maanden.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Tevens heeft het pensioenfonds een proportionele herverzekeringsovereenkomst met een eigen behoud van € 500 en een obligo van € 2.000 per deelnemer. De contractsperiode loopt vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009. Vanaf 1 januari 2010 is het contract herzien. Het eigen behoud bedraagt in het nieuwe contract € 500 en het obligo € 3.500 per deelnemer per jaar. De contractperiode loopt van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014.
67
14.5
Toelichting op de balans per 31 december 2010
(bedragen in € x 1.000)
1. BELEGGINGEN BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS
JAARVERSLAG 2010
Stand per Aankopen, Beleggings- Verkopen en Stand per 1 januari 2010 investeringen en resultaten aflossingen 31 december verstrekkingen 2010
68
Vastgoedbeleggingen 49.354 27.035 (2.673) (23.044) 50.672 Aandelen 328.324 563.321 74.112 (549.057) 416.700 Vastrentende waarden Leningen 289 0 0 (24) 265 Obligaties en overige vastrentende waarden 737.296 885.620 5.815 (906.959) 721.772 737.585 885.620 5.815 (906.983) 722.037 Derivaten 2.614 18.812 (3.275) (12.849) 5.302 Overige beleggingen 0 6.955 14 (5.976) 993 1.117.877 1.501.743 73.993 (1.497.909) 1.195.704 Stand per Aankopen, Beleggings- Verkopen en Stand per 1 januari 2009 investeringen en resultaten aflossingen 31 december verstrekkingen 2009 Vastgoedbeleggingen 27.557 24.676 20.166 (23.045) 49.354 Aandelen 223.584 380.503 35.170 (310.933) 328.324 Vastrentende waarden Leningen 222 91 0 (24) 289 Obligaties en overige vastrentende waarden 687.630 469.236 250 (419.820) 737.296 687.852 469.327 250 (419.844) 737.585 Derivaten 4.945 11.816 (2.503) (11.644) 2.614 Overige beleggingen 1.597 0 0 (1.597) 0 945.535 886.322 53.083 (767.063) 1.117.877
Het fonds maakt gebruik van bruikleen effecten waarbij de juridische eigendom wordt overgedragen aan derden, zie securities lending voor meer informatie.
Vastrentende waarden In het vastrentende mandaat van Goldman Sachs is in het verslagjaar 2010 een waarderingsverschil opgetreden. Uit de reguliere reconciliatieprocedure tussen de custodian en de investment manager bleek op een bedrijfsobligatie van Royal Bank of Scotland eind 2010 een waarderingsverschil ter grootte van € 466 te bestaan. Het betreft een waarderingsverschil van meer dan 2% op deze bedrijfsobligatie.
31-dec-10 31-dec-09 Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed 50.617 50.021 Kortlopende vorderingen inzake vastgoedbeleggingen Kortlopende schulden inzake vastgoedbeleggingen Liquide middelen inzake vastgoedbeleggingen
55
134
0
(476)
0 50.672
(324) 49.354
31-dec-10 31-dec-09 Aandelen Directe beleggingen Officieel genoteerde aandelen 161.924 245.691 Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen 254.477 80.341 Kortlopende vorderingen inzake aandelen - dividendbelasting 0 531 - te ontvangen inzake verkopen 9 149 - overige 47 288 56 968 Kortlopende schulden inzake aandelen (56) 0 Liquide middelen inzake aandelen 299 1.324 416.700 328.324
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
PSLN heeft een onafhankelijke derde partij gevraagd om een nader onderzoek uit te voeren naar de gehanteerde prijs. De uitkomst van het onderzoek is dat de gehanteerde prijs van de custodian te hoog bleek. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is besloten het voorzichtigheidsbeginsel toe te passen en de prijs van de investment manager te volgen. Het bestuur van PSLN heeft besloten om per 31 december 2010 € 466 af te waarderen op de marktwaarde van de beleggingen zoals die is gerapporteerd door de custodian.
69
JAARVERSLAG 2010
31-dec-10 31-dec-09 Vastrentende waarden Obligaties Directe beleggingen Officieel genoteerd 305.930 355.450 Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 415.761 358.273 Kortlopende vorderingen inzake obligaties 0 8.149 Liquide middelen inzake obligaties 81 990 721.772 722.862 Leningen Kortlopende vorderingen inzake leningen 289 289 - aflossing en interest (24) 0 265 289 Overige vastrentende waarden Participaties in liquiditeitenfondsen 0 14.387 Deposito’s 0 46 0 14.434 Totaal vastrentende waarden 722.037 737.585
31-dec-10 31-dec-09 Derivaten Valutaderivaten 1.708 935 Rentederivaten 3.209 1.679 Credit default swaps 385 0 Totaal derivaten 5.302 2.614
31-dec-10 31-dec-09 Overige beleggingen Liquide middelen inzake overige beleggingen 993 0 Totaal overige beleggingen 993
0
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benaderd als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
70
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Directe Afgeleide marktnotering marktnotering
Totaal
299 10.989 55 5.302 993 17.638
416.700 722.037 50.672 5.302 993 1.195.704
1.869 17.676 354 2.614 0 22.513
328.324 737.585 49.354 2.614 0 1.117.877
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Per 31 december 2010 Aandelen 416.401 Vastrentende waarden 257.908 453.140 Vastgoed 50.617 Derivaten activa Overige beleggingen 724.926 453.140 Per 31 december 2009 Aandelen 326.455 Vastrentende waarden 261.033 458.876 Vastgoed 49.000 Derivaten activa Overige beleggingen 636.488 458.876
Waarderingsmodellen en -technieken
71
Beleggingen voor risico deelnemers
JAARVERSLAG 2010
Stand per Aankopen, Beleggings- Verkopen en Stand per 1 januari 2010 investeringen en resultaten aflossingen 31 december verstrekkingen 2010 Vastgoedbeleggingen 38 8 0 11 57 Aandelen 3.076 229 (11) 443 3.737 Vastrentende waarden 4.696 1.359 (553) 201 5.703 Overige beleggingen 1.366 545 (171) 71 1.811 9.176 2.141 (735) 726 11.308 Stand per Aankopen, Beleggings- Verkopen en Stand per 1 januari 2009 investeringen en resultaten aflossingen 31 december verstrekkingen 2009 Vastgoedbeleggingen 27 13 (14) 12 38 Aandelen 1.405 1.281 (139) 528 3.076 Vastrentende waarden 2.885 2.209 (701) 303 4.696 Overige beleggingen 1.567 595 (846) 49 1.366 5.884 4.098 (1.699) 893 9.176
31-dec-10
31-dec-09
Vastgoedbeleggingen Indirecte beleggingen Participaties in vastgoedfondsen 57 38 Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen 3.737 3.076 Vastrentende waarden Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 5.703 4.696 Overige beleggingen Overige beleggingen 1.811 1.366 Totaal beleggingen voor risico deelnemers 11.308 9.176
72
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Premies 31-dec-10 31-dec-09 Te vorderen van werkgever uit hoofde van premie 5.418 Vorderingen inzake premie 5.418
7.222 7.222
Premievrije polissen herverzekering
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake overige vorderingen: 31-dec-10 31-dec-09 Overlopende rente 5 Uitkeringen 5 Waardeoverdrachten 0 Uit hoofde van herverzekeringen 407 Overige 1 Totaal van de overige vorderingen 418 Totaal vorderingen en overlopende activa 6.883
1 0 173 319 0
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
31-dec-10 31-dec-09 Premievrije polissen herverzekering 1.047 1.022 Vorderingen inzake premievrije polissen herverzekering 1.047 1.022 De vordering inzake premievrije polissen herverzekering betreft de waarde van de aan het fonds gecedeerde premievrije polissen, die op dezelfde wijze wordt berekend als de voorziening pensioenverplichtingen. De vordering bedraagt per 31 december 2010 € 1.047 (2009: € 1.022) en heeft een looptijd van meer dan één jaar.
493 8.737
3. LIQUIDE MIDDELEN 31-dec-10 31-dec-09 Rekening courant ING-bank 3.259 3.259
2.517 2.517
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. 73
PASSIVA
JAARVERSLAG 2010
4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES 31-dec-10 31-dec-09 Stichtingskapitaal Stand per 1 januari 1 1 Stand per 31 december 1 1 31-dec-10 31-dec-09 Algemene reserve Stand per 1 januari 91.282 (47.198) Mutatie saldo boekjaar (14.420) 138.480 Stand per 31 december 76.862 91.282 31-dec-10 31-dec-09 Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen 76.863 91.283 Minimaal vereist eigen vermogen 45.424 42.969 Vereist eigen vermogen 165.728 142.252 De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2010 106,9% (31 december 2009: 108,9%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden -/- voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) / Technische voorzieningen. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen per 31 december 2010 bedraagt: 104,2% (31 december 2009: 104,2%). De dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen per 31 december 2010 bedraagt: 114,9% (31 december 2009: 113,9%). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. De dekkingsgraad van het pensioenfonds per 31 december 2010 is hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, maar lager dan de vereiste dekkingsgraad. De vermogenspositie van het pensioenfonds per 31 december 2010 kan derhalve worden gekarakteriseerd als een reservetekort.
Aangepast herstelplan Doordat de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 achterbleef bij het herstelpad zoals geformuleerd in het op 27 maart 2009 ingediende korte- en langetermijnherstelplan, heeft het bestuur besloten om een aangepast herstelplan in te dienen bij DNB. Het aangepaste herstelplan is op 10 december 2010 ingediend bij DNB en loopt tot eind 2013. In het aangepaste herstelplan wordt alsnog gebruik gemaakt van de mogelijkheid te kiezen voor een hersteltermijn van 5 jaar i.p.v. 3 jaar. De maatregelen komen overeen met het oorspronkelijke herstelplan, maar de gebruikte parameters zijn wel geactualiseerd.
74
Eén van de maatregelen die is opgenomen in zowel het oorspronkelijke als het aangepaste herstelplan is de fair pension deal die met de onderneming is overeengekomen. Onderdeel van deze fair pension deal is dat bij een dekkingsgraad onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen in het volgende boekjaar een extra premie door de onderneming wordt gestort. Deze extra premie bedraagt 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig vermogen, met een maximum van de jaarpremie over het boekjaar waarin de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad lag. Betaling van de extra premie dient plaats te vinden binnen 1 maand na formele vaststelling van de dekkingsgraad op basis van de goedgekeurde jaarrekening. Ultimo 2009 en ultimo 2010 is de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er geen extra premie verschuldigd is.
Hoewel de dekkingsgraad eind 2010 hoger was dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, blijft het kortetermijnherstelplan nog wel van toepassing. Het kortetermijnherstelplan is niet meer van toepassing als de dekkingsgraad minimaal drie kwartalen achtereen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. De dekkingsgraad lag op 31 december 2010 voor het eerst weer boven de minimaal vereiste dekkingsgraad. Begin 2011 heeft een evaluatie plaatsgevonden van het gerealiseerde herstelpad tot en met 31 december 2010, waarbij het aangepaste herstelplan als basis is gebruikt.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
DNB heeft het nieuwe herstelplan (zowel het kortetermijn- als het langetermijnherstelplan) op 27 januari 2011 goedgekeurd. In het nieuwe herstelplan is een verwachte dekkingsgraad per eind 2010 opgenomen van 98,8%. Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland loopt dus behoorlijk voor op het aangepaste herstelplan. In het oorspronkelijke herstelplan is een verwachte dekkingsgraad per eind 2010 opgenomen van 106,3%, de werkelijke dekkingsgraad per eind december 2010 van 106,9% ligt ook hier boven.
75
VOORZIENINGEN
JAARVERSLAG 2010
5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN 31-dec-10 31-dec-09 Pensioenverplichtingen voor risic pensioenfonds Stand per 1 januari 1.023.078 997.236 Toevoeging pensioenopbouw 20.482 26.693 Toeslagverlening 4.540 2.268 Rentetoevoeging 13.016 33.888 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (56.337) (53.546) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (1.165) (1.071) Wijziging marktrente 84.146 (30.255) Wijziging actuariële uitgangspunten 24.284 47.682 Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten (1.080) (301) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen (404) 484 Stand per 31 december 1.110.560 1.023.078 Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. 31-dec-10 31-dec-09 € Aantal € Aantal Actieve deelnemers 27,5% 305.476 2.167 313.587 2.399 Pensioengerechtigden 58,7% 651.554 4.027 583.412 3.935 Gewezen deelnemers 13,8% 153.530 3.614 126.079 3.637 Totaal 100,0% 1.110.560 9.808 1.023.078 9.971
Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent een basisregeling ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 65 jaar voor deelnemers met geboortejaren tot en met 1949 én in dienst voor 1 januari 2006, alsmede alle deelnemers die voor 1 januari 2006 status van exit-WAO’er hadden (groep 1) en deelnemers met geboortejaren vanaf 1950 (en niet voor 1 januari 2006 status exit-WAO’er) en/of in dienst op of na 1 januari 2006 (groep 2). Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor groep 1 en 2,25 % voor groep 2 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarinkomen minus de franchise. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk overeenkomstig de bepalingen in de CAO. Zie ook bijlage 1 bij het verslag van het bestuur.
76
Toeslagverlening De pensioenaanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk verhoogd met de loonindex. De mate van toeslagverlening voor de inactieven wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als één van de uitgangspunten; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden in ogenschouw nemen.
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS 31-dec-10 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari 9.176 Inleg en stortingen 2.141 Uitkeringen en onttrekkingen (735) Beleggingsresultaten 726 Stand per 31 december 11.308
31-dec-09
5.884 2.584 (185) 893 9.176
Hieronder is een uitsplitsing opgenomen van de opbouw van de voorziening voor risico deelnemers naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. 31-dec-10 € Aantal € Actieve deelnemers 9.428 246 9.019 Gewezen deelnemers 1.880 50 157 Totaal 11.308 296 9.176
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: ■ bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag toegekend; ■ bij een dekkingsgraad van meer dan 110% maar minder dan 125% wordt de toeslag lineair geïnterpoleerd; ■ bij een dekkingsgraad van 110% of minder wordt geen toeslag verleend.
31-dec-09 Aantal 289 13 302
77
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA
JAARVERSLAG 2010
Derivaten 31-dec-10 Valutaderivaten 6.120 Rentederivaten 7.399 Credit default swaps 0 Totaal derivaten 13.519 Overige schulden 31-dec-10 Verschuldigd aan werkgever uit hoofde van premie 1.601 2.062 Kortlopende schulden inzake overige beleggingen Collateral inzake security lending 0 206 Liquide middelen inzake overige beleggingen 0 (113) 0 Pensioenen Uit hoofde van herverzekeringen 0 127 Waardeoverdrachten 188 173 Belastingen en sociale lasten 1.044 1.057 1.232 Kosten Administratiekosten bestuursbureau 195 189 Exit-fee Syntrus Achmea Pensioenbeheer 0 39 Advies- en controlekosten 130 144 Beleggingskosten 1.637 3.075 Rekening-courant Koninklijke Douwe Egberts 100 89 Overige 9 55 Totaal van de overige schulden
31-dec-09 6.907 447 313 7.667
31-dec-09
93
1.357
2.071 4.904
3.591 7.103
Totaal overige schulden en overlopende passiva 18.423
14.770
De rekening-courant met Koninklijke Douwe Egberts is rentedragend. De hiervoor gehanteerde rentevoet is de marginale beleningsrente van de Europese Centrale Bank vermeerderd met één procentpunt.
78
14.5.1 Risicobeheer en derivaten (bedragen in € x 1.000) In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Deze gegevens zijn bepaald op basis van de onderliggende beleggingen (doorkijkprinicpe). Waar dit niet het geval is wordt dit aangegeven.
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De gegevens waarop de FTK-toets is gebaseerd zien er als volgt uit: Assetmix Aandelen Vastrentende waarden Direct onroerend goed Indirect onroerend goed Grondstoffen Hedgefondsen Private equity Inflatiegerelateerde obligaties Kas Totaal Aandelen - waarvan ontwikkelde markten - waarvan opkomende markten Totaal Vastrentende waarden (exclusief inflatiegerelateerde obligaties) Niet-credits Credits Totaal
32,3% 60,4% 0,0% 4,3% 3,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
77,0% 23,0% 100,0%
58,0% 42,0% 100,0%
79
Opslag voor kredietrisico bedrijfsobligaties (creditspread) Duration van de niet-credits Duration van de credits Duration van de vastrentende waarden totaal
JAARVERSLAG 2010
% afdekking renterisico Gedeelte van vermogen in vreemde valuta Verzekeringstechnisch risico Duration van de verplichtingen
80
2,0% 13,6 jaar 5,0 jaar 9,5 jaar 53,1% 9,0% 3,5% 13,7 jaar
Ultimo 2010 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 14,9% (in euro’s € 165.728). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille ultimo 2010. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille ultimo 2010, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (13,0%). Ultimo 2009 bedroeg het vereist eigen vermogen 13,9% op basis van de werkelijke portefeuille (13,1% op basis van de strategische portefeuille).
Het tekort op FTK-grondslagen in euro’s is als volgt: 2009 1.023.078 1.023.078
60.581 95.237 17.480 6.779 13.050 34.706 (85.581) 142.252 1.165.330 1.114.361 (50.969)
Marktrisico Marktrisico omvat het prijs(koers)risico, valutarisico, beleggingsrisico en renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in de ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
2010 Technische voorzieningen volgens jaarrekening 1.110.560 Aanpassingen - Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) a) 1.110.560 Buffers: S1 Renterisico 59.892 S2 Risico zakelijke waarden 120.055 S3 Valutarisico 22.973 S4 Grondstoffenrisico 11.104 S5 Kredietrisico 12.448 S6 Verzekeringstechnisch risico 38.332 Diversificatie-effect (99.076) Vereist eigen vermogen b) 165.728 Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b) 1.276.288 Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) 1.187.423 Tekort (88.865)
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan onder andere worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
81
Balanswaarde Duration van de vastrentende waarden (exclusief derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
31 december Balanswaarde 2010
31 december 2009
€
Jaren
€
Jaren
722.037
9,5
737.585
9,3
1.110.560
13,7
1.023.078
12,8
*) In de beleggingsportefeuille zijn tevens langlopende Interest Rate Swaps opgenomen, welke een bijdrage leveren aan de reductie van het renterisico. Deze zijn niet in de hierboven vermelde duration meegenomen. Als deze derivaten wel worden meegenomen, is de duration van de vastrentende waarden ultimo 2010 11,5 jaar.
JAARVERSLAG 2010
De stijging van de duration van de pensioenverplichtingen van 12,8 ultimo 2009 naar 13,7 ultimo 2010 wordt veroorzaakt door de aangepaste overlevingsgrondslagen en de gedaalde rente. Indien de duration zou zijn bepaald op basis van de rentetermijnstructuur per ultimo 2009 zou de duration 13,1 bedragen. De monitoring van het renterisico wordt op kwartaalbasis uitgevoerd. Voor de pensioenverplichtingen is vanaf het derde kwartaal rekening gehouden met de aangepaste overlevingsgrondslagen, waardoor de gerapporteerde duration van de pensioenverplichtingen met ongeveer 0,6 jaar werd verhoogd en de mate van renteafdekking daalde tot 43%. In verband hiermee zijn in het vierde kwartaal van 2010 langlopende Interest Rate Swaps toegevoegd, waardoor de duration van vastrentende waarden (inclusief derivaten) ultimo 2010 is gestegen naar 11,5 jaar (per 30 september 2010; 10,2) en de mate van renteafdekking op 53% is uitgekomen. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen * € 1.000 €
2010 % €
2009 %
Resterende looptijd ≤ 1 jaar
15.030
2,1%
8.693
1,2%
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar 124.282 Resterende looptijd ≥ 5 jaar 582.725 Totaal 722.037
17,2% 80,7%
139.574 589.318
18,9% 79,9%
100,0%
737.585
100,0%
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen.
82
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: Bedragen * € 1.000 € Resterende looptijd ≤ 5 jaar 278.123 Resterende looptijd > 5 jaar en < 10 jaar 222.982 Resterende looptijd > 10 jaar en < 20 jaar 309.122 Resterende looptijd ≥ 20 jaar 300.333 Totaal 1.110.560
2010 % €
2009 %
25,1% 20,1% 27,8% 27,0%
283.757 216.418 278.093 244.810
27,7% 21,2% 27,2% 23,9%
100,0%
1.023.078
100,0%
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND 83
Valutarisico De marktwaarde van de beleggingen, uitgesplitst naar valutasoorten, is als volgt weer te geven. De vorderingen en de schulden inzake derivaten zijn in de toelichting op de balans afzonderlijk gerubriceerd.
JAARVERSLAG 2010
2010 2009 Portefeuille Derivaten Totaal Portefeuille Derivaten Totaal ARS AUD BRL CAD CHF DKK EUR GBP HKD HUF IDR INR JPY KRW LKR MXN MYR NOK NZD PHP PLN SEK SGD THB TRY TWD USD ZAR OTHER
84
0 14.808 5.967 4.980 20.536 2.294 743.355 68.358 17.099 2.025 2.158 10.979 38.032 5.162 107 3.086 2.604 2.042 212 1.846 1.329 10.693 2.917 3.782 3.871 4.424 206.631 4.451 11.956
0 0 0 0 0 0 (11.780) (115) 0 0 0 0 (4) 0 0 0 0 (1) 0 0 0 (3) 0 0 0 0 (1.616) 0 0
0 14.808 5.967 4.980 20.536 2.294 731.575 68.243 17.099 2.025 2.158 10.979 38.028 5.162 107 3.086 2.604 2.041 212 1.846 1.329 10.690 2.917 3.782 3.871 4.424 205.015 4.451 11.956
3 14.284 3.701 7.977 14.980 2.090 983.651 32.156 11.195 1.058 0 0 721 3.290 0 2.174 0 2.758 1.803 0 0 9.837 2.247 0 0 0 211 2.822 18.212
0 (8) 92 (11) (6) 0 (579) 71 0 0 0 0 (133) (64) 0 0 0 0 (17) 0 0 10 0 0 0 0 (4.408) 0 0
3 14.276 3.793 7.966 14.974 2.090 983.072 32.227 11.195 1.058 0 0 588 3.226 0 2.174 0 2.758 1.786 0 0 9.847 2.247 0 0 0 (4.197) 2.822 18.212
1.195.704
(13.519)
1.182.185
1.115.170
(5.053)
1.110.117
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Prijsrisico gelopen op andere soorten beleggingen is opgenomen onder marktrisico. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven:
2010
2009
Duurzame consumentengoederen Niet-duurzame consumentengoederen Energie Financiële dienstverlening Overheidsinstellingen
63.441 31.393 67.802 296.568 417.913
41.839 39.634 31.604 348.199 165.587
Gezondsheidszorg Industrie Informatietechnologie Basismaterialen Telecommunicatie Handelsorganisaties Nutsbedrijven Overig
20.571 94.794 39.187 18.673 40.020 4.868 21.093 65.862
26.843 47.774 25.341 31.555 30.507 10.967 33.376 276.891
1.182.185
1.110.117
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel: 2010 Ontwikkelde markten 1.097.363 BRIC landen 44.450 Andere opkomende markten 36.818 Overig 3.554
1.039.776 24.132 36.802 9.407
1.182.185
1.110.117
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
2009
85
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar sectoren is als volgt: Kantoren Winkels Woningen Industrieel Overige sectoren
2010
2009
€
%
14.788 22.817 3.363 5.476 4.228 50.672
29 45 7 11 8 100
€
%
15.653 19.901 1.642 2.135 10.023 49.354
32 41 3 4 20 100
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar regio is als volgt:
JAARVERSLAG 2010
Europa Overige
2010 € 46.139 4.533 50.672
2009 % 91 9 100
€
%
43.034 6.320 49.354
87 13 100
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds, het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTCderivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
86
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
€ 377.043 118.404 134.409 40.720 4.354 47.107 722.037
2009 % 52 16 19 6 1 6 100
€ 414.315 66.297 163.060 62.162 5.912 25.839 737.585
% 56 9 22 8 1 4 100
Door de ontwikkelingen in de markten is de gemiddelde rating van de benchmark omlaag gegaan, wat ook in de portefeuille is terug te zien. Het totale deel dat niet investment grade is of geen rating heeft is gestegen van 4% naar 7%.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langleven¬risico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioen¬verplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het overlijdensrisico is deels afgedekt door middel van herverzekering.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
AAA AA A BBB
2010
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Hiervoor is een voorziening getroffen.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
87
Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: ultimo 2010 zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Toeslagverleningsrisico De toeslagverlening voor actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en voor inactieve deelnemers voorwaardelijk. De toeslagverlening voor actieve deelnemers wordt door de onderneming gefinancierd. Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen inactieve deelnemers te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, prijsinflatie en demografie. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2010 een toeslag te verlenen voor inactieve deelnemers van 0,40%. Per 1 januari 2011 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen aan inactieve deelnemers.
JAARVERSLAG 2010
Voor het beleid ten aanzien van toeslagverlening wordt verwezen naar de paragraaf “Korte beschrijving pensioenregeling” en het bestuursverslag.
Concentratierisico In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Het concentratierisico betreft per 31 december de volgende posten:
2010
2009
Vastrentende waarden Legal & General LX - CLIENT UNITISED 35228 - 259.156 Staatsobligaties Frankrijk 143.283 23.772 Staatsobligaties Duitsland 164.177 40.905 Staatsobligaties Italië 37.315 42.943 Staatsobligaties Nederland 33.272 Overige beleggingen Goldman Sachs FDS Euro LQD RES(INSTL)NAV(USD) 32.473 -
88
Overige niet-financiele risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. Het belangrijkste niet-financiële risico is het operationele risico. ■ Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van onder andere het pensioen- en vermogensbeheer en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (pensioenadministrateur), ABN Amro Pension Services (beleggingsarrangement BPR), the Northern Trust Company (custodian) en diverse externe vermogensbeheerders.
De deelnemers-, uitkeringen- en financiële administratie worden uitgevoerd door TKP. Met TKP is een uitbestedingsovereenkomst afgesloten. De administratie van de beleggingen voor rekening en risico van deelnemers uit hoofde van de beschikbare premie regeling wordt uitgevoerd door ABN AMRO Pension Services Nederland. Zowel met TKP als met ABN AMRO is een SLA afgesloten. Het pensioenfonds ontvangt elk kwartaal SLA rapportages. TKP rapporteert als eerste pensioenuitvoerder van Nederland over haar bedrijfsvoering aan klanten op basis van de nieuwe standaard ISAE 3402 type II over het jaar 2010 (in plaats van SAS70). Het rapport geeft een gedetailleerd inzicht in de wijze waarop de organisatie de kwaliteit van de dienstverlening waarborgt. Het bevat een managementverklaring en een oordeel van een externe accountant en is gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse vanuit het perspectief van de klant. Naast de risicoanalyse moet het ISAE-rapport een managementverklaring bevatten. Hierin bevestigt de directie dat het beschreven beheersingsraamwerk voldoende is om de geïdentificeerde risico’s te beheersen. Daarnaast bevestigt de directie dat de beschreven maatregelen gedurende de afgelopen periode voldoende effectief zijn geweest. De externe accountant PwC heeft in 2010 controlewerkzaamheden bij TKP uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek, aangevuld met de resultaten van de risicoanalyse en de onderbouwing van de managementverklaring, heeft de accountant een Assurance rapport afgegeven bij het ISAE 3402 type II-rapport voor TKP.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden en aan de hand van SAS70 en ISAE 3402 rapportages.
Het uitbestedingsrisico inzake vermogensbeheer betreft Northern Trust als custodian en de diverse vermogensbeheerders: Aberdeen Asset Management, Blackrock, Goldman Sachs Asset Management, Kempen Capital Management, Legal & General Investment Management, Northern Trust Global Investors en SNS Asset Management. Met de custodian is een overeenkomst afgesloten waarin onder andere zijn vastgelegd de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages. De afspraken zijn vastgelegd in een SLA. Ook voor de custodian zijn procedures opgesteld en vastgelegd in een procedureboek (SAS70, type II). De beleggingsresultaten worden geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. De beleggingscommissie komt hiervoor minimaal eens per kwartaal bijeen. Daarnaast zijn er tussentijdse vergaderingen. De beleggingscommissie wordt door twee adviseurs ondersteund. De selectie van externe dienstverleners vindt plaats op basis van eisen van DNB en eisen van het bestuur met betrekking tot deskundigheid, cultuur, etc. De afspraken met de vermogensbeheerders worden vastgelegd in SLA’s. 89
De selectie van extrene dienstverleners vindt plaats op basis van eisen van DNB en eisen van het bestuur met betrekking tot deskundigheid, cultuur, etc. De afspraken met de vermogensbeheerders worden vastgelegd in SLA’s. ■ Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
JAARVERSLAG 2010
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Het fonds staat onder meer de volgende instrumenten ter beschikking: ■ Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncon tracten worden valutarisico’s afgedekt. ■ Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aange gaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Onderstaande tabellen geven inzicht in de derivatenposities. Vorderingen 31 december 2010 31 december 2009 valutaderivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde FFX forward AUD 1.425 80 AUD 225 1 FFX forward CAD 1.574 15 CAD 1.776 47 FFX forward CHF 1.208 40 CHF - FFX forward EUR 149.045 729 EUR - FFX forward GBP 276 3 GBP 14.614 388 FFX forward JPY 25.720 791 JPY 6.248 167 FFX forward NOK 447 16 NOK - FFX forward NZD 749 22 NZD 916 21 FFX forward SEK 490 7 SEK 569 10 FFX forward USD 107 5 USD 18.699 301 90
181.041
1.708
43.047
935
Vorderingen 31 december 2010 31 december 2009 rentederivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Interest rate swaps BRL - - BRL 32.400 92 Interest rate swaps CAD 4.230 58 CAD - Interest rate swaps EUR 102.910 1.003 EUR 36.700 83 Interest rate swaps GBP 14.750 54 GBP - Interest rate swaps KRW 25.176.475 69 KRW - Interest rate swaps USD 85.250 2.025 USD 77.260 1.504
25.383.615
3.209
146.360
1.679
Schulden 31 december 2010 31 december 2009 valutaderivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde FFX forward AUD - - AUD 565 (9) FFX forward CAD - - CAD 1.696 (58) FFX forward CHF - - CHF 559 (6) FFX forward EUR 194.813 (5.423) EUR - FFX forward GBP 1.090 (8) GBP 33.358 (317) FFX forward JPY 187 (4) JPY 30.819 (300) FFX forward NOK 191 (1) NOK - FFX forward NZD - - NZD 1.392 (38) FFX forward USD 44.611 (681) USD 182.991 (6.179) FFX forward SEK 194 (3) SEK -
241.086
(6.120)
251.380
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Vorderingen credit 31 december 2010 31 december 2009 default swaps per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Credit default swaps USD 16.600 385 USD - 16.600 385 - -
(6.907)
91
Schulden 31 december 2010 31 december 2009 rentederivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde IInterest rate swaps EUR 269.430 (6.353) EUR 36.700 (257) Interest rate swaps GBP 10.130 (107) GBP - Interest rate swaps KRW - - KRW 25.176 (64) Interest rate swaps USD 21.230 (935) USD 77.260 (34) 300.790 (7.394) 139.136 (355)
JAARVERSLAG 2010
Schulden credit 31 december 2010 31 december 2009 default swaps per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Credit default swaps EUR - - EUR 25.050 (313) - - 25.050 (313)
Schulden credit 31 december 2010 31 december 2009 default Swaptions per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Swaptions EUR 224.000 (5) EUR 224.000 (92) 224.000 (5) 224.000 (92)
Securities lending Het pensioenfonds heeft aan de custodian toestemming verleend om tegen bepaalde voorwaarden het juridische eigendom van de beleggingen tijdelijk tegen een vergoeding aan derden (‘tegenpartijen’) over te dragen. Deze activiteit heet ‘securities lending’ en de risico’s worden gemanaged doordat een onderpand, het ‘collateral’, op een minimum niveau van 105% wordt afgegeven. Er was eind 2010 voor € 92.000 (2009: € 94.000) aan effecten uitgeleend, waarvoor € 100.000 (2009: € 100.000) collateral is ontvangen. Dit collateral bestaat uit 34% effecten en 66% cash collateral. Het cash collateral is door de vermogensbeheerder herbelegd. Gedurende 2008 was een ongerealiseerd negatief resultaat van € 596 (USD 800) ontstaan als gevolg van de herbelegging van cash collateral (schuld aan de collateral pool). In 2009 bleek dat een deel van deze schuld (€ 189, USD 253) als gevolg van herwaardering in 2009 een positief resultaat had opgeleverd. Een ander deel (€ 187, USD 251) werd in 2009 gerealiseerd als verlies. Ultimo 2009 stond er nog een bedrag ad € 221 (USD 296) open als ongerealiseerd verlies. In maart 2010 is een positief resultaat behaald van € 221 (USD 296). Ultimo 2010 is de schuld aan de collateral pool € 0. Het pensioenfonds heeft in oktober 2008 diverse extra restricties toegepast ten aanzien van de tegenpartijen en de hoogte van het totaal uitgeleende bedrag aan effecten. Deze zijn in 2010 ongewijzigd van kracht gebleven.
92
14.6 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Alle bedragen in € x 1.000
Administratiekosten Inzake het voeren van de administratie van het fonds is de administratieovereenkomst met Syntrus Achmea per 1 januari 2009 beëindigd. De exit overeenkomst met Syntrus Achmea is in januari 2010 afgewikkeld. Per 1 januari 2009 is er een langlopende administratieovereenkomst aangegaan met TKP voor een periode van 5 jaar met een opzegtermijn van 6 maanden. De jaarlijkse kosten bedragen ca. € 630.
Vermogensbeheerkosten
Met de vermogensbeheerder Kempen Capital Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van één maand. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 280. Met de vermogensbeheerder Aberdeen is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 240. Met de vermogensbeheerder Blackrock Advisors is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 80, welke in de fondsen verrekend worden. Met de vermogensbeheerder Goldman Sachs Asset Management zijn in het verleden twee beheerovereenkomsten voor onbepaalde tijd aangegaan. Deze overeenkomsten kunnen per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. In juli 2010 is één van de twee beheerovereenkomsten, het aandelenmandaat, beëindigd. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen in totaal ca. € 700. De verwachting is dat de jaarlijkse kosten vanaf 2011 in totaal ca. € 100 zullen bedragen voor de overgebleven beheerovereenkomst.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Met de vermogensbeheerder Northern Trust Global Investments is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 290.
Met de vermogensbeheerder Legal & General is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 490. Met de vermogensbeheerder SNS Asset Management is vanaf juli 2010 een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 250, welke in de fondsen verrekend worden. Met de custodian Northern Trust is een overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De overeenkomst kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van 30 dagen. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 370.
93
Derivaten
JAARVERSLAG 2010
Voor de contractomvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2010 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
94
14.7 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2010 (Alle bedragen in € x 1.000)
8. Premiebijdragen risico pensioenfonds 2010
2009
24.985 40 25.025
26.066 313 26.379
0 5.418 30.443
32.353 12.622 71.354
(4) 30.439
0 71.354
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie
30.388 24.516
31.280 21.482
Feitelijke premie (excl BPR) 30.439 73.938 Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Ultimo 2008 was de dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Op 25 juni 2009 is 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het aanwezig eigen vermogen ten bedrage van € 32.353 gestort door de onderneming. Dit is conform de fair pension deal die met de onderneming is overeengekomen in het kader van het herstelplan. De extra storting is in 2009 als opbrengst verantwoord. Ultimo 2009 en ultimo 2010 is de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er geen extra premie verschuldigd is.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Periodieke premies - verplichte verzekering - voortgezette verzekering Extra storting in verband met dekkingstekort Koopsommen toeslagverlening Premie inzake vorig boekjaar
De jaarlijkse toeslag voor actieve deelnemers is afhankelijk van de loonstijging conform de geldende CAO. De toeslag is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Op basis van artikel 251 van RJ 610 wordt de voorziening voor de aanspraken die volgen uit de toeslag voor actieven per 1 januari van het volgende boekjaar gevormd per ultimo van het huidige boekjaar. De premie die hierop betrekking heeft wordt eveneens op dat moment verantwoord. De koopsom toeslagverlening die ten gunste komt van boekjaar 2010 heeft betrekking op de toeslagverlening per 1 januari 2011 (1,1% CAO C&T en 1,65% CAO H&BC). De koopsom toeslagverlening die ten gunste komt van boekjaar 2009 heeft betrekking op de toeslagverlening per 1 januari 2010 (1,0%). De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds.
95
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven.
9. Premiebijdragen risico deelnemers 2010 Premiebijdragen risico deelnemers 2.142 2.142
2009 2.584 2.584
JAARVERSLAG 2010
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2010 Directe beleggings- opbrengsten Vastgoedbeleggingen 1.442 Aandelen 6.926 Vastrentende waarden 13.532 Derivaten 259 Overige beleggingen 393 Totaal beleggingen 22.552
Indirecte beleggings- opbrengsten 2.103 61.934 28.399 (18.082) 6.191 80.545
Kosten van- vermogens beheer (301) (1.545) (1.267) (7) (4) (3.124)
Totaal
3.244 67.315 40.664 (17.830) 6.580 99.973
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2009 Directe beleggings- opbrengsten Vastgoedbeleggingen 1.730 Aandelen 7.554 Vastrentende waarden 16.310 Derivaten 191 Overige beleggingen 559 Totaal beleggingen 26.344
96
Indirecte beleggings- opbrengsten 1.318 74.445 54.338 (4.221) (646) 125.234
Kosten van- Totaal vermogens beheer (265) (533) (1.434) (701) (167) (3.100)
2.783 81.467 69.213 (4.732) (254) 148.477
11. Beleggingsresultaten risico deelnemers 2010 Directe beleggings- opbrengsten Vastgoedbeleggingen 0 Aandelen 4 Vastrentende waarden 2 Overige beleggingen 0 Totaal beleggingen 6
Indirecte beleggings- opbrengsten 11 439 199 71 720
Kosten van- vermogens beheer 0 0 0 0 0
Totaal
11 443 201 71 726
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers 2009 Directe beleggings- opbrengsten Vastgoedbeleggingen 1 Aandelen 4 Vastrentende waarden 2 Overige beleggingen 0 Totaal beleggingen 7
Indirecte beleggings- opbrengsten 11 524 301 50 886
Kosten van- Totaal vermogens beheer 0 0 0 0 0
12 528 303 50 893
12. Herverzekering Periodieke premies Premie herverzekering Claims herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen Premievrije polissen herverzekering
2010
2009
(314) 306 168 25 185
(453) 0 512 175 234
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
97
13. Overige baten
JAARVERSLAG 2010
Ontvangen interest FVP Ontvangen interest rekening-courant Vrijval reservering af te dragen BTW 2005-2009 Diversen
98
2010
2009
0 10 877 55 942
14 86 0 13 113
LASTEN
14. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Eenmalige uitkeringen
2009
47.165 9.086 86 0 123 56.460
45.264 8.722 99 0 83 54.168
2010 Aandeel administratiekosten TKP 628 Implementatiekosten TKP 0 Aandeel administratiekosten bestuursbureau 397 Controle- en advieskosten - Accountant controle van de jaarrekening 61 - Accountant andere controlewerkzaamheden 7 - Accountant fiscale advisering 0 - Actuariële certificering 86 - Overige actuariële werkzaamheden 226 - Overige advieskosten 13 Kosten toezicht DNB en AFM 122 Communicatiekosten 43 Overige kosten 53 1.636
2009
15. Pensioenuitvoeringskosten
608 102 472
105 5 3 121 175 3 36 58 43 1.731
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
2010
Personeel Het fonds heeft geen personeel in dienst. Er wordt 2,9 FTE gedetacheerd vanuit de werkgever naar het bestuursbureau. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP dan wel door de vermogensbeheerder.
Financiële vergoeding bestuurders De overige kosten bevatten onder andere de vacatiegelden en de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders (2010: € 3 en 2009: € 2). De bestuurders ontvangen geen andere bezoldigingen van het pensioenfonds voor de uitvoering van hun functie als bestuurslid.
99
16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Toeslagverlening
JAARVERSLAG 2010
De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening. De toeslagen voor actieven zijn onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2009 is de toeslag per 1 januari 2010 ad 1,0% verwerkt. In boekjaar 2010 is de toeslag per 1 januari 2011 ad 1,1% (CAO C&T) respectievelijk 1,65% (CAO H&BC) verwerkt. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. In boekjaar 2009 is de toeslag voor inactieven per 1 januari 2010 ad 0,40% verwerkt. In boekjaar 2010 heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen aan de inactieven per 1 januari 2011.
Rentetoevoeging De methodiek van rentetoevoeging in de actuariële analyse is in 2010 gewijzigd ten opzichte van 2009. In 2010 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 1,3%. In de analyse over boekjaar 2009 werden de pensioenverplichtingen opgerent met de gemiddelde rente van de toen geldende RTS-curve zijnde 3,8%.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
100
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Per 1 januari 2010 is de methodiek voor de bepaling van de excassovoorziening gewijzigd. Voorheen werd de technische voorziening voor risico fonds verhoogd met een vast percentage van 2%. Volgens de nieuwe methodiek wordt de voorziening voor excassokosten als de contante waarde van toekomstige uitvoeringskosten in het geval dat alle actieve deelnemers per balansdatum premievrij zouden worden gemaakt. Bij de contantmaking wordt rekening gehouden met de verwachte inflatie. Uitgedrukt als percentage van de netto technische voorzieningen is de excasso-opslag primo 2010 2,1% en ultimo 2010 2,0%. Het effect van de wijziging van de methodiek op het resultaat in 2010 bedraagt € 0,8 miljoen.
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen en kunnen als volgt worden toegelicht: Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Overige
2010 213 158 806 (1.581) (404)
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Eind 2009 is een maatschappelijke discussie ontstaan over de prudentie van de twee jaar geleden ingevoerde prognosetafels. Het CBS is met nieuwe tafels gekomen op basis van door hen gemeten langere levensverwachting. Toepassing van deze nieuwe tafels zou een materiële verzwaring van de voorziening tot gevolg hebben. Vooruitlopend op de herziene prognosetafel is de technische voorziening voor risico pensioenfonds per eind 2009 verhoogd met 4,4% (€ 43,1 miljoen). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Als gevolg van de overgang op de nieuwe prognosetafels is de voorziening in 2010 verhoogd met € 23,5 miljoen.
2009 881 587 (57) (927) 484
17. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Wijziging voorziening voor risico deelnemers
2010
2009
2.132 2.132
3.292 3.292
101
18. Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten overdrachtssom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtssom individueel
2010
2009
(890)
(427)
1.144 254
364 (63)
2010
2009
735 735
185 185
19. Onttrekkingen risico deelnemers
JAARVERSLAG 2010
Onttrekkingen risico deelnemers
De onttrekkingen risico deelnemers hebben betrekking op het omzetten van kapitaal uit de beschikbare premieregeling in pensioenrechten voor deelnemers waarvan de arbeidsovereenkomst is beëindigd of die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
20. Overige lasten Bankkosten/provisie Afboekingen waardeoverdrachten Betaalde interest overig
102
2010
2009
0 127 1 128
20 0 0 20
14.7.1 Verbonden partijen Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst d.d. 27 augustus 2010 afgesloten met Koninklijke Douwe Egberts BV ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. Zie hiervoor hoofdstuk 15.
Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland C.T.M. van Mierlo, voorzitter R. Burema, secretaris
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Utrecht, 1 juni 2011
103
Overige gegevens
15 Uitvoeringsovereenkomst De rechten en verplichtingen van de stichting en de onderneming zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst d.d. 27 augustus 2010, welke door vertegenwoordigers van de betrokken partijen is ondertekend. De belangrijkste punten uit deze overeenkomst zijn: De onderneming stelt aan het begin van het kalenderjaar de geraamde jaarpremie voor de basispensioenregeling beschikbaar door overboeking hiervan aan het pensioenfonds. Deze premie is gebaseerd op een doorsneepremie van 31% van de som van de geraamde pensioensalarissen. Tijdens de vaststelling van het jaarverslag wordt de eindafrekening opgesteld en afgerekend. De onderneming verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een extra bijdrage indien zich per balansdatum een dekkingstekort bij het pensioenfonds voordoet. Deze extra bijdrage is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor de minimaal vereiste dekkingsgraad en de aanwezige middelen. Indien de dekkingsgraad 150% of hoger is, zal het bestuur een onderzoek laten doen naar de mogelijkheid om een deel van het vermogen als overschot te bestempelen. Daarbij dient eerst voldaan te worden aan eisen ten aanzien van toeslagverlening: gedurende de laatste 10 jaar zijn de gecumuleerde toeslagen minstens gelijk aan de gecumuleerde indexatie op basis van de volledige maatstaf en middels een Continuïteitsanalyse wordt aangetoond dat de verwachte toekomstige toeslagen in lijn met de ambitie liggen. De onderneming draagt zorg voor de afdracht van de premies van de beschikbarepremieregeling ten behoeve van storting op de individuele beleggingsrekeningen. De onderneming verplicht zich om alle werknemers die volgens de reglementen voor toetreding in aanmerking komen bij het fonds als deelnemer aan te melden. Het pensioenfonds verplicht zich om deze werknemers tot het pensioenfonds toe te laten. De onderneming zal aan de stichting alle gegevens verstrekken, met betrekking tot de deelnemers, hun echtgenoten en kinderen, welke het bestuur voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig acht. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 en voor het laatst aangepast per 27 augustus 2010. Zij kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van ten minste 6 maanden. De inkoop van de toeslag voor actieven per 1 januari 2011 wordt gebaseerd op de methodiek, zoals afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst die is aangegaan voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Hierbij wordt niet uitgegaan van een doorsneepremie, maar een actuariële premie voor onder andere de toeslag voor actieven, verhoogd met een solvabiliteitsopslag van 15%. In deze jaarrekening is hier rekening mee gehouden.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
De onderneming heeft in juni 2010 de per eind 2010 aflopende Uitvoeringovereenkomst opgezegd. Voor het jaar 2011 is een eenjarige overeenkomst afgesloten. In deze overeenkomst is de doorsneepremie vervangen door een zuiver actuariële premie verhoogd met een solvabiliteitsopslag van 15% en een vaste vergoeding van € 1,6 miljoen voor uitvoeringskosten. Verder is het forfaitaire minimum vereist eigen vermogen van 105% vervangen door het daadwerkelijk minimum vereist eigen vermogen.
105
16 Gebeurtenissen na balansdatum
JAARVERSLAG 2010
Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum die van invloed zijn op de financiële positie van PSLN per 31 december 2010.
106
17 Samenvatting verslag van de compliance officer De missie van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland is sturing geven aan het beleid en uitvoering van de Pensioensrechten van haar deelnemers conform wettelijke en fiscale regelgeving. Compliance is een onmisbare schakel daarin. Daarnaast wordt er nadrukkelijk belang gehecht aan een gestructureerde inbedding van compliance. Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland heeft het bevorderen van een goede reputatie hoog in het vaandel staan. Afgelopen jaar heeft PSLN zich op het gebied van compliance gericht op de volgende aspecten:
Status matrix compliance activiteiten: Compliance activiteiten 2010 Status
Toelichting status
Internal Controls (Sarbanes Oxley).
Geen controle issues vastgesteld in 2010. Zowel Sara Lee als TKP voldeden aan de internal control vereisten.
Samenwerkingsovereenkomst TKP
Samenwerking TKP is goed. Werkprocessen zijn stabiel. Compliance is onderdeel van het contract (ISAE 3402)
Invulling (intern) toezicht
Verantwoordingsorgaan geïnstalleerd en reglement opgesteld. Visitatiecommissie: onafhankelijk samenwerkingsverband Visitatie Op Maat
Deskundigheid bestuur
Veel aandacht voor behoud van deskundigheid in het bestuur. Functie- en competentieprofielen zijn ontwikkeld. Kennis en deskundigheid worden onderhouden middels o.a. workshops of seminars.
ABTN 2010
ABTN update 2010. Specifiek aandacht voor Pension Fund Governance, met paragraaf over; Goed Bestuur; Gedragcode; Bevordering deskundigheid.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Compliance aspecten 2010: ■ Samenwerkingsovereenkomst / Samenwerking TKP ■ Invulling (intern) toezicht o Verantwoordingsorgaan PSLN o Visitatiecommissie ■ Deskundigheid bestuur o Functie- en competentieprofiel bestuursleden o Deskundigheidsplan ■ Actuariële- en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) 2010 ■ Commissie Pensioenfonds Governance ■ Integriteitbeleid o Gedragscode ■ Monitoren ontwikkelingen vermogensbeleid / dekkingsgraad
107
Commissie Pensioenfonds Governance (PFG commissie)
Commissie is het hele kalenderjaar 2010 actief geweest. Compliance Officer is gesprekspartner in PFG commissie. Duidelijke afspraken zijn vastgesteld in 2009. Regelmatige afstemming met heldere actielijsten en notities.
Integriteitbeleid
Integriteitbeleid in concept beschikbaar (versie 0.2 – 2010)
Monitoren Vermogensbeleid / Dekkingsgraad
Sterke focus vanuit bestuur op uitvoering actieplan en ontwikkeling van dekkingsgraad.
JAARVERSLAG 2010
Compliance aspecten 2011: In de rest van dit jaar zal PSLN zich op het gebied van compliance richten op de volgende zaken: ■ Functioneren- en verantwoording bestuur o Functie- en competentieprofiel bestuursleden en vacatieregeling o Training- en workshops ter bevordering van deskundigheid ■ ■ ■ ■
108
o Bestuursmodel o Bestuursaansprakelijkheid Governance o Gedragscode: aanpassing met betrekking tot insiderregeling o Wetvoorstel Governance Verantwoordingsorgaan o Klachtenregistratie en meetinstrumenten Risicomanagementmodel Communicatie en informatie aan leden van PSLN o Transparantie en publicatie fondsbeleid
18 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland te Joure is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening van 1 juni 2011.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ■ heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en ■ heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
109
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland is naar mijn mening niet voldoende, vanwege een reservetekort. Op basis van de evaluatie van het herstelplan per balansdatum verwacht het pensioenfonds eind 2012 uit reservetekort te zijn.
JAARVERSLAG 2010
Apeldoorn, 1 juni 2011
110
ir. drs. G. Veluwenkamp AAG Verbonden aan Towers Watson
19 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland te Joure gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet . Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
111
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
JAARVERSLAG 2010
Amsterdam, 1 juni 2011
112
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
20 Verklaring Verantwoordingsorgaan Verklaring Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan (VO) van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) is in 2007 ingesteld en heeft vanaf 1 januari 2008 binnen PSLN een formele statutaire rol. Het VO heeft zodanige informatie van het bestuur ontvangen dat onderstaande Verklaring bij het jaarverslag 2010 kan worden afgegeven.
Samenstelling van het VO In het verslagjaar deden zich geen wijzigingen voor in de samenstelling van het VO. In het verslagjaar 2010 is het mogelijk gemaakt om aspirant VO-leden te benoemen. Het doel is om kennis op te bouwen en zo de continuïteit te waarborgen indien één van de leden aftreedt. De aspirant VO-leden hebben niet het recht om vergaderingen bij te wonen of VO-leden bij verhindering te vervangen. De VGDE heeft in het verslagjaar twee aspirant VO-leden benoemd: de heren S. Meerema en H. van der Waard.
Werkzaamheden en beschikbare informatie Werkzaamheden: ■ Het VO heeft in 2010 op 15 april en 20 oktober interne bijeenkomsten gehouden. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan het jaarverslag 2009, aanpassingen van de statuten, aanpassing van de uitvoe ringsovereenkomst, het rapport van de visitatiecommissie, klachtenrapportages, monitoring van het ren terisico, de financiële positie van PSLN en de wijziging van het herstelplan. ■ Het VO heeft daarnaast in 2010 op 14 april en 16 juni 2010 workshops over het jaarverslag 2009 en ALM studies bijgewoond, waarbij bij de laatste bijeenkomst tevens de accountant en actuaris een toelichting hebben gegeven op het jaarverslag.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Strekking van de verklaring van het VO Het VO is bevoegd om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur van PSLN, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO heeft dus geen formele auditfunctie en draagt ook geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van PSLN. Ook vormt het VO geen oordeel over de inhoud van de pensioenregelingen van Koninklijke Douwe Egberts / Sara Lee, aangezien deze in het arbeidsvoorwaardenoverleg tot stand komen.
Informatie: ■ Het VO heeft in 2010 onder andere een drietal Nieuwsbrieven Pensioen ontvangen, waarin de algemene communicatie met de deelnemers en gepensioneerden tot uitdrukking komt. ■ Het VO heeft in 2010 de notulen van de bestuursvergaderingen ontvangen, nadat deze door het bestuur waren vastgesteld. Periodiek is tevens informatie ontvangen over het verloop van de dekkingsgraad, de oorzaken van stijgingen en dalingen alsmede de actuele stand in relatie tot het opgestelde herstelplan. Het VO heeft tevens ‘Cockpitrapportages’ ontvangen. ■ Op 29 april 2011 heeft het VO een concept jaarverslag 2010 van PSLN ontvangen. Op 10 mei heeft het VO dit verslag besproken. Op 1 juni 2011 heeft het VO een workshop bijgewoond waarin het actuarieel rapport en het accountantsverslag behorend bij het jaarverslag zijn toegelicht.
113
Beoordeling door het VO Op grond van de hierboven vermelde informatie heeft het VO zich een algemeen oordeel gevormd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in 2010 en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO geeft hieronder haar oordeel over de monitoring van de uitvoering, een viertal beleidsterreinen, de uitvoering van het herstelplan en de omgang van het bestuur met goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). 1. Monitoring van de uitvoering Elk kwartaal wordt er een Cockpit rapportage opgesteld. Deze rapportage is ook aan het VO verstrekt en levert goede informatie op om de uitvoering en financiële ontwikkeling vanuit de bestuursverant woordelijkheid te monitoren. Het VO stelt prijs op standaard toezending van deze Cockpit rapportages.
JAARVERSLAG 2010
114
Het VO heeft inzage gekregen in de rapportage ten aanzien van klachten over de uitvoering en heeft hierover geen opmerkingen.
2. Het communicatiebeleid Het VO heeft een adviesrecht ten aanzien van het communicatiebeleid van PSLN en heeft het opgestelde communicatieplan 2010 beoordeeld. Het VO heeft kennis genomen van het communicatie plan en is van mening dat deze bijdraagt aan een transparante, duidelijke en goede communicatie.
De communicatie over de ontwikkeling van de financiële positie, het verloop van de uitvoering van het herstelplan en de omgang met waardeoverdrachten is tijdig uitgevoerd
In 2010 heeft er regelmatig “crisis” communicatie plaatsgevonden vanwege het dekkingstekort. Onder andere de volgende communicatie heeft plaatsgevonden: ■ Het persoonlijk informeren van deelnemers middels een brief ■ Het plaatsen van berichten op de website van PSLN ■ Extra aandacht voor het dekkingstekort in de nieuwsbrief van september 2010 en het eind 2010 aangepaste herstelplan in de nieuwsbrief van januari 2011
Naar mening van het VO heeft PSLN hierin adequate acties ondernomen.
De dekkingsgraad van PSLN wordt maandelijks gepubliceerd op de website waardoor de deelnemers de financiële positie van het fonds op de voet kunnen volgen.
De zorgplicht bij de beschikbare premieregeling heeft ook in 2010 tot extra communicatie geleid. Het VO staat achter de inhoudelijke aanpassing van de beleggingsstandaard (met afbouw naar een beleggingsfonds met langlopende staatsleningen) en vindt de communicatie hierover adequaat. Wel ontbreekt nog communicatie over de risico-landen, waarvan ook langlopende staatsleningen zijn opgenomen.
In 2010 is op de website de pensioenplanner geïntroduceerd. Hiermee hebben deelnemers inzicht in de pensioenen zoals vermeld op de laatst verstrekte UPO. Verder kunnen zij – binnen de mogelijkheden die het pensioenreglement biedt – flexibiliseringsberekeningen maken. Het VO is van mening dat hiermee de nodige voortgang is geboekt.
In 2010 is gewerkt aan de aansluiting op het Pensioenregister. Vanaf januari 2011 kunnen deelnemers hun pensioenen raadplegen. Het VO stelt vast dat PSLN haar deelnemers voldoende heeft gewezen op de mogelijkheden van het Pensioenregister. In 2010 is het opnieuw niet gelukt om de UPO aan de actieve deelnemers eind juni te versturen voor de deadline van 1 juli 2010, maar op 7 juli 2010. Hoewel deze overschrijding beperkt is, heeft PSLN hiermee niet voldaan aan de wens van het VO om de UPO in het tweede kwartaal te versturen. Het VO ondersteunt het streven van PSLN, zoals blijkt uit het communicatieplan 2011, om het UPO 2011 voor 1 juni 2011 te versturen. De deelnemersbrochure is door het VO beoordeeld en naar haar mening duidelijk leesbaar.
3. Het premiebeleid De 3-jarige uitvoeringsovereenkomst met de onderneming liep eind 2010 af. Vanwege de ontwik kelingen zoals onder andere een voorgenomen nieuwe pensioenregeling, het rente niveau en eventuele aanpassing van het FTK is de uitvoeringsovereenkomst door KDE opgezegd. In onderling overleg is ervoor gekozen om niet een nieuwe meerjarige overeenkomst aan te gaan, maar een overeenkomst voor het jaar 2011. Vanwege de bovengenoemde punten wordt in 2011 niet met een doorsneepremie gewerkt.
Het VO is hiervan op de hoogte gesteld en heeft kennisgenomen van deze aanpassingen en van de methodiek van vaststelling van de premie zoals deze is overeengekomen in de éénjarige uitvoeringsovereenkomst.
Aandachtspunt in 2011 zal een nieuwe meerjarige overeenkomst zijn. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de afspraken consistent zijn met de huidige afspraken en niet op gespannen voet staan met het herstelplan. Het VO wordt graag uitgebreid geïnformeerd over de nieuwe uitvoeringsovereenkomst als deze tot stand gekomen is.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het VO heeft kennis genomen van het communicatieplan 2011 en volgt de verdere uitvoering hiervan met belangstelling.
Eind 2009 is PSLN van start gegaan met een traject van een ALM studie waarmee onder andere nieuwe afspraken onderbouwd kunnen worden en het strategische beleggingsbeleid getoetst kan worden. In maart 2010 heeft het VO een workshop over de eerste fasen van de studie bijgewoond. In de loop van het verslagjaar hebben CAO partijen overleg gevoerd over het wijzigen van de pensioenregeling. Hier door is het ALM traject nog niet afgerond en is het VO niet op de hoogte gebracht van tussentijdse uitkomsten van de ALM-studie. Op het moment dat de ALM-studie is afgerond stelt het VO prijs op informatie over de uitkomsten van de ALM-studie. Het VO vindt van belang dat het bestuur zich er van gewist dat de ontvangen premie minstens voldoet aan de wettelijke eisen en criteria.
115
JAARVERSLAG 2010
4. Het toeslagenbeleid Het VO is van mening dat het bestuur in december 2010 op zorgvuldige en evenwichtige wijze tot een toeslagbesluit voor inactieve deelnemers is gekomen. De in het reglement opgenomen maatstaf (CPI alle huishoudens afgeleid, gemeten per peildatum oktober) bedroeg over oktober 2009 tot oktober 2010 1,38%. Vanwege het de lage niveau van de dekkingsgraad heeft het bestuur besloten de pensioenen van inactieven niet te kunnen indexeren. Aan de gepensioneerden heeft hierover uitleg plaatsge vonden in een persoonlijke brief.
Naar het oordeel van het VO is hierover voldoende en duidelijk gecommuniceerd zodat er geen verplichtingen naar de toekomst zijn ontstaan.
Het VO heeft kennis genomen van het feit dat PSLN het communiceren van de toeslaglabels heeft opgeschort tot het moment dat er door de AFM meer duidelijkheid wordt verstrekt over hoe over toeslagen gecommuniceerd dient te worden.
5. Het beleggingsbeleid en risico management In 2010 heeft PSLN een positief resultaat op de beleggingen gehaald van + 9,3% tegenover een benchmark van 8,9%. Het beleggingsbeleid is onderbouwd door een ALM studie en risicobudgetterings studie.
Uit het jaarverslag blijkt dat in 2010 voldaan is aan de eisen van het herstelplan. Het VO blijft er voorstander van dat de attributieanalyse op kwartaalbasis wordt gevolgd, bijvoorbeeld in de Cockpit rapportage.
Het VO concludeert dat het bestuur in control is en het bestuursbureau haar werk adequaat uitvoert. Ook blijkt dat de komende jaren veel aandacht zal moeten uitgaan naar verdere inbedding van integraal risico management. Hiermee wordt beoogd onaangename verrassingen zoveel mogelijk te voorkomen. Het VO is van mening dat het bestuur zorgvuldig is omgegaan met het vinden van de juiste balans tussen risico, rendement en zekerheid.
Het VO gaat er vanuit dat de Cockpitrapportage zal worden uitgebreid met de monitoring van diverse andere risico’s (bijvoorbeeld valutarisico, tegenpartijrisico bij securities lending en dergelijke). Het VO gaat er tevens van uit dat daarbij zal worden gewerkt aan de aanbevelingen van zowel de Visitatie commissie als de commissie Frijns.
6. De uitvoering van het herstelplan Het VO is gedurende 2010 periodiek geïnformeerd over de ontwikkeling van de financiële situatie van PSLN en de stand ten opzichte van het herstelplan. Eind 2010 is er door PSLN een gewijzigd herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het VO is hiervan tijdig op de hoogte gesteld.
116
Het VO merkt op dat de communicatie over het (gewijzigde) herstelplan opnieuw op een transparante wijze is verlopen. Ook is de evaluatie van het herstelplan transparant in het jaarverslag opgenomen en heeft het VO kennis genomen van het feit dat De Nederlandsche Bank geen opmerkingen bij de evaluatie heeft gemaakt en het gewijzigde herstelplan heeft goedgekeurd. De conclusie van het VO is dat het bestuur in moeilijke omstandigheden adequaat handelt.
7. Goed pensioenfondsbestuur De instelling van een PFG-commissie en het traject dat begin 2010 met de externe Visitatiecommissie is afgerond zijn goede stappen in de ontwikkeling van het goed pensioenfondsbestuur. Diverse (voor genomen) acties zoals opstelling van een functie – en competentieprofiel voor nieuwe bestuursleden, deskundigheidsbevordering, zelfevaluatie functioneren van het bestuur, de eerste opzet van een in tegriteitsbeleid kregen in 2010 voldoende aandacht. Evenwichtigheid in de besluitvorming is volgens het VO in de afgelopen verslagperiode goed verlopen. De uitbreiding en verdere professionalisering van het bestuursbureau is een positieve ontwikkeling. Hier mee is naar onze mening tevens de continuïteit van de uitvoering en beleidsvoorbereiding ten behoeve van het bestuur goed gewaarborgd. Het VO wijst erop dat bestuursleden en medewerkers van het bestuursbureau soms meerdere rollen hebben. In voorkomende situaties is duidelijkheid gewenst over de rol van waaruit in die situatie wordt geopereerd.
Concluderend is het VO van mening dat het bestuur in 2010 haar taken en bevoegdheden op juiste wijze heeft uitgevoerd.
Utrecht, 1 juni 2011. Het Verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland. F.U. de Boer H.D.C. de Heus P.W.J. Huiskens C. de Mol C. Schipper H.J.W. van Wageningen
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
117
21 verzicht gebruikte afkortingen en begrippen ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van beleggingen, premies en toeslagen. Ook worden de pensioenreglementen, organisatie, herverzekering en financiële opzet (waaronder de grondslagen) van het pensioenfonds beschreven. De ABTN dient aan DNB te worden voorgelegd. Actuaris Een actuaris is een specialist die, met behulp van onder andere technieken uit de levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds berekent en de solvabiliteit van het pensioenfonds toetst. De adviserend actuaris heeft de rol van adviseur bij bijvoorbeeld de opstelling van de ABTN. De certificerend actuaris heeft de rol van waarmerking van de actuariële verklaring bij de jaarrekening en actuariële staten die aan DNB worden toegestuurd. In de actuariële analyse worden de resultaten verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. In het actuariële rapport wordt een uitgebreide analyse opgenomen.
JAARVERSLAG 2010
AFM Autoriteit Financiële Markten, toezichthouder op pensioenfondsen met betrekking tot gedragscode, communicatie, zorgplicht en dergelijke. Alternatieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen bij PSLN momenteel een drietal categorieën: Indirect onroerend goed, Commodities en Infrastructuur. Bij andere pensioenfondsen zijn hier soms ook private equity, hedge funds en/of specifieke beleggingsniches opgenomen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen en beleggingen. Doel is om het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te onderbouwen. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden lange termijn beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. De horizon is meestal 15 jaar. Beleggingsfonds Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen. Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen.
118
BPRO regeling Beschikbarepremieregeling (Defined Contribution) die geldt voor het pensioengevend inkomen boven de maximum grens van de middelloonregeling. BRIC-landen De term BRIC is een afkorting van de landen Brazilië, Rusland, India en China. Commodities Beleggen in commodities kan door direct te investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten. Het is ook mogelijk in fondsen te beleggen waarin posities in grondstoffen worden opgenomen.
CSUF (Client Specific Unitised Fund) Beleggingsvehicel, waarin het pensioenfonds diverse financiële instrumenten voor de afdekking van renteen/of inflatierisico beschikbaar heeft. Custodian Effectenbewaarder die fysieke stukken zoals aandelen en obligaties bewaart. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, swaps, futures contracten en forward contracten.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Compliance Begrip waarmee wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving.
DNB De Nederlandsche Bank, de belangrijkste toezichthouder op pensioenfondsen. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging Markets Opkomende financiële markten van ontwikkelingslanden.
119
Minimaal vereist eigen vermogen Het vermogen dat overeenkomt met een dekkingsgraad van 104,2%* van de voorziening pensioenverplichtingen Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit wordt ook het solvabiliteitsniveau genoemd. Gewenst eigen vermogen Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen verhoogd met het vermogen dat nodig is om de indexatieambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Berekening hiervan vindt plaats conform de wettelijke regels.
JAARVERSLAG 2010
Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) is een geïntegreerde methode voor analyse van risico’s bij alle typen ondernemingen waarop De Nederlandsche Bank toezicht houdt. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie bij Overlevingstafels. Governance Goed pensioenfonds bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. De term Pension Fund Governance (PFG) wordt hier ook vaak voor gebruikt. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. * Beleidsmatig wordt uitgegaan van een dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 105%. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 104,2%.
120
Indexatie Indexatie is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de (algemene) stijging van de lonen (welvaartsvast) of prijzen (waardevast). Indexatie wordt meestal met het woord ‘toeslag’ aangeduid. Voor de prijzen worden Consumentenprijsindexcijfers (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerd. Indirect onroerend goed Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in beursgenoteerde vastgoedfondsen. Infrastructuur Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in infrastructurele projecten.
Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling. Nominale zekerheid De nominale zekerheid van toegezegde pensioenen vindt haar basis in het Financieel Toetsingskader (FTK). Door de regels van het FTK streeft de wetgever naar een hoge mate van zekerheid dat toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk worden nagekomen. Gekozen is voor een risicovrije rentevoet (zie Rentetermijnstructuur) en een zekerheidsmaat van 97,5%. Als het pensioenfonds hieraan voldoet is sprake van een voldoende solvabiliteit. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
ISAE 3402 International Standard on Assurance Engagements 3402 (ISAE 3402) is een internationale standaardrapportage over de interne beheersing van uitbestede activiteiten.
Outperformance Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel ‘alpha’ genoemd. Overlevingstafels Overlevingstafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en voorzieningen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte overlevingstafels afgeleid: GBM en GBV. De overlevingstafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven. Partnerpensioen Hieronder vallen de voormalige namen weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioen en geeft een overlijdensdekking aan de partner zoals gedefinieerd in het pensioenreglement (huwelijk, geregistreerd partnerschap en onder voorwaarden samenlevingspartners).
121
Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid betreffende pensioenen. De Pensioenwet werd voorafgegaan door de Pensioen- en Spaarfondsenwet. PFG Pension Fund Governance (PFG) is het geheel aan regels die zijn opgesteld om de besturing van een pensioenfonds te verbeteren. In het Burgerlijk Wetboek en de Pensioenwet (PW) staan verschillende bepalingen waarop de principes waarnaar een pensioenfonds moet opereren worden gebaseerd. PIIGS-landen De term PIIGS is een afkorting van de landen Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje. PSLN Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland.
JAARVERSLAG 2010
Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde ratingbureaus. Reële ambitie Het streven naar een waarde- of welvaartsvast pensioen, zonder dat hiervoor garanties worden gegeven of hoge mate van zekerheid aan verbonden wordt. De reële ambitie is niet gefinancierd en de mate waarin de reële ambitie kan worden gerealiseerd hangt af van de mate waarin risico’s worden gelopen en deze risico’s daadwerkelijk worden beloond. Rente Termijn Structuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. Service Level Agreement (SLA) Een Service Level Agreement (SLA) is een schriftelijke overeenkomst tussen een aanbieder en een afnemer van diensten. In een SLA worden de te leveren diensten beschreven en de rechten en plichten van zowel de aanbieder als de afnemer. Ook wordt hierin het overeengekomen kwaliteitsniveau van de te leveren diensten vastgelegd. Solvabiliteit De mate waarin het pensioenfonds in staat is om negatieve financiële ontwikkelingen op te vangen. SRI (Social Responsible Investments) Beleggingen waarbij duurzaam wordt belegd in ondernemingen die meer doen dan wettelijk vereist is. Beleggen in ondernemingen die laten zien dat zij zich in de gemeenschappen waarin ze actief zijn als een verantwoordelijk wereldburger opstellen, die zich bekommeren om hun medewerkers en zich inzetten voor het milieu.
122
Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swap Een (rente)swap is een afspraak tussen twee partijen, waarbij vaste en variabele renten tegen elkaar geruild kunnen worden. Swaption Dit is een optie op een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op een bepaald tijdstip.
Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark. Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijntransacties (forward contracts FX). Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook als risicomijdend aangeduid.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Toeslagenlabel Zie ook bij indexatie. Een toeslagenlabel is een beeldende maatstaf waarin de verwachting en het risico wordt weergegeven ten aanzien van het verlenen van een toeslag.
Verantwoordingsorgaan (VO) De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de betrokken werkgever zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer).
123
Visitatiecommissie De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan van externe onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op het functioneren van het bestuur. De visitatiecommissie beoordeelt onder meer de procedures en de processen binnen het fonds en de manier waarop het bestuur met de risico’s omgaat. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
JAARVERSLAG 2010
Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend.
124
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
125
stichting pensioenfonds sara lee nederland