stichting pensioenfonds sara lee nederland
09 Jaarverslag
1
JAARVERSLAG 2009
Inhoudsopgave
2
Personalia (stand per 31 december 2009) Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen)
3 6
Bestuursverslag
7
1. Doelstelling en beleid 2. Bestuur en verantwoordingsorgaan 3. Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering 4. Pensioenregelingen 5. Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving 6. Pension Fund Governance en medezeggenschap 7. Risicomanagement en rapport visitatiecommissie VOM 8. Premiebeleid 9. Toeslagbeleid 10. Vermogensbeheer en beleggingsresultaat 11. Financiële positie, toereikendheidstoets en herstelplan 12. Communicatie 13. Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur Bijlage 1. Samenvatting pensioenregelingen
7 7 9 12 14 18 21 23 25 27 32 35 36 39
Jaarrekening 2009
43
14.1 14.2 14.3 14.4 14.4.1 14.4.2 14.5 14.6 14.7
43 44 45 46 46 54 65 76 77
Balans per 31 december 2009 (na resultaatsbestemming) Staat van baten en lasten over 2009 Kasstroomoverzicht Toelichting behorende bij de jaarrekening 2009 Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Risicobeheer en derivaten Toelichting op de balans per 31 december 2009 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Toelichting op de staat van baten en lasten over 2009
Overige gegevens
85
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
85 85 86 90 92 94 98
Uitvoeringsovereenkomst Gebeurtenissen na balansdatum Samenvatting verslag van de visitatiecommissie Actuariële verklaring Accountantsverklaring Verklaring verantwoordingsorgaan Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen
Personalia (stand per 31 december 2009) BESTUUR Het bestuur bestaat uit acht leden. De statuten bepalen dat hiervan vier benoemd zijn door de onderneming, twee benoemd zijn door de Centrale Ondernemingsraad en twee gekozen zijn door de gepensioneerden. De zittingstermijn bedraagt vier jaar. Het volgende overzicht laat de bestuurssamenstelling per 31 december 2009 zien, waarbij het jaar waarin de zittingstermijn eindigt tussen haakjes wordt vermeld.
Bestuurleden, benoemd door de onderneming ■ De heer drs. L. Burgers (2013) ■ De heer ir. E.R. de Groot (2010) ■ Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo, voorzitter bestuur (2011) ■ De heer G. Veltman, plaatsvervangend voorzitter bestuur (2012)
■ De heer R. Burema, secretaris bestuur (2013) ■ De heer drs. A. Verkruyssen RC, plaatsvervangend secretaris bestuur (2011)
Bestuursleden, gekozen door de gepensioneerden ■ De heer M. Hildebrand RA (2012) ■ De heer H. Kramer (2010)
DAGELIJKS BESTUUR EN COMMISSIES Naast het bestuur zijn een dagelijks bestuur (DB) en drie commissies ingesteld. De leden van de commissies bestaan uit zowel bestuursleden als externe leden. In sommige gevallen is een vaste adviseur aangesteld. De samenstelling van deze vier gremia is per 31 december 2009 als volgt:
Dagelijks bestuur ■ De heer R. Burema ■ De heer drs. L. Burgers ■ Mevrouw drs. C.T.M. van Mierlo (voorzitter) ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG (directeur)
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Bestuursleden, benoemd door de Centrale Ondernemingsraad (COR)
Beleggingscommissie Leden ■ De heer drs. L. Burgers (voorzitter) ■ De heer M. Hildebrand RA ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG Externe adviseur ■ De heer drs. M. Iglesias del Sol CFA, werkzaam bij Towers Watson
Commissie Communicatie ■ De heer R. Burema (voorzitter) ■ De heer A. van Dijk ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG ■ Mevrouw A. Nijland ■ Mevrouw S. Soesbergen
3
Commissie Pension Fund Governance Leden ■ De heer ir. E.R. de Groot (voorzitter) ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG ■ De heer K. Hulzebos ■ De heer H. Kramer Interne adviseur ■ De heer mr. drs. A.H. Havelaar (juridische zaken)
VERANTWOORDINGSORGAAN Ultimo boekjaar bestaat het verantwoordingsorgaan uit de volgende zes personen:
Vertegenwoordigers van de onderneming (KDE) ■ De heer P.W.J. Huiskens (2011) ■ De heer H.J.W. van Wageningen (2013)
Vertegenwoordigers van de deelnemers (COR)
JAARVERSLAG 2009
■ De heer F.U. de Boer (2013) ■ De heer C. de Mol, voorzitter (2011)
Vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (VGDE) ■ De heer H.D.C. de Heus (2011) ■ De heer C. Schipper (2013)
COMPLIANCE OFFICER De heer K. Hulzebos
BESTUURSBUREAU ■ De heer drs. L.G. van den Hoek Actuaris AG, directeur ■ De heer mr. drs. E.S. de Vries RC, senior medewerker bestuursbureau (ad interim) ■ Mevrouw S. Soesbergen, secretaresse (parttime)
ADMINISTRATEURS ■ TKP Pensioen BV (vanaf 1 januari 2009) ■ ABN AMRO Pension Services (beleggingsarrangement BPR)
ADVIES EN CERTIFICERING ■ Adviserend actuaris: de heer B. den Hartog Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson ■ Certificerend actuaris: de heer ir. drs. G. Veluwenkamp Actuaris AG, werkzaam bij Towers Watson ■ Certificerend accountant: de heer drs. H.C. van der Rijst RA, werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
INTERN TOEZICHT - VISITATIECOMMISSIE De visitatiecommissie bestaat uit drie visitatoren van het samenwerkingsverband VisitatieOpMaat: ■ De heer D. Wenting AAG RBA ■ De heer H.J. Strang RA ■ De heer drs. J. Groenewoud
4
EXTERNE VERMOGENSBEHEERDERS ■ Aberdeen Asset Management (aanvang contract in juni 2009) ■ Blackrock (aanvang contract in mei 2009) ■ Delta Lloyd Asset Management (einde contract in juli 2009) ■ Goldman Sachs Asset Management ■ Kempen Capital Management ■ Legal & General Investment Management ■ Northern Trust Global Investors
CUSTODIAN The Northern Trust Company
Algemene Levensherverzekeringmaatschappij
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
HERVERZEKERAAR
5
JAARVERSLAG 2009
Vijfjarig overzicht kerncijfers (bedragen in € miljoen) Aantallen Per einde verslagjaar
2009
2008
2007
2006
2005
Actieven,exclusief aspirant deelnemers *) Premievrije deelnemers Pensioengerechtigd Totaal
2.399 3.637 3.935 9.971
2.853 3.452 3.849 10.154
2.966 3.473 3.752 10.191
3.099 3.441 3.628 10.168
3.328 3.378 3.525 10.231
Staat van Baten en Lasten over verslagjaar Exclusief BPR
2009
2008
2007
Totale premiebijdrage deelnemers, werkgevers e.a. - Ontvangen premie regulier - Indexatie volgend kalenderjaar - Herstelactie exit-WA - Extra storting onderneming
71 26 13 - 32
52 41 13 (3) -
40 40 - - -
37 37 - - -
40 40 -
Pensioenuitkeringen Toeslagen actieven - Per 1 januari verslagjaar - Per 1 januari 2010 Toeslagen inactieven - Per 1 januari verslagjaar - Per 1 januari 2010
54
50
48
45
42
3,50% 1,00%
3,00%
1,00%
1,25%
Nihil
Nihil 0,40%
1,48%
1,25%
1,45%
0,82%
2009
2008
2007
2006
2005
1.118 15,3%
946 -12,5%
1.088 -3,3%
1.157 6,5%
1.096 14,1%
1.023 91 109%
997 - 47 95%
835 250 130%
875 259 130%
896 202 123%
Balans per einde verslagjaar Exclusief BPR Beleggingen en overige assets Waarde beleggingen Rendement Verplichtingen op marktwaarde **) Voorziening pensioenverplichtingen Reserves Dekkingsgraad
*) Postactieve vroegpensioeners zijn al pensioengerechtigd, maar bouwen nog ouderdomspensioen op. Vanaf 2009 worden zij alleen bij gepensioneerden meegeteld. In het verleden werden zij tevens bij de actieven geteld. Het gaat hierbij om 313 personen. **) Vanaf 2006 op basis van het FTK. In 2005 op basis van 4% rekenrente.
6
2006
2005
BESTUURSVERSLAG Hierbij bieden wij ingevolge artikel 14 van de statuten ons jaarverslag aan over de gang van zaken bij Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) over het per 31 december 2009 geëindigde boekjaar. Dit is het vierde jaarverslag van de stichting na de fusie tussen de drie pensioenfondsen (basis Douwe Egberts, excedent Douwe Egberts en Household & Bodycare) op 1 januari 2006. De eerste voorganger van de stichting werd op 31 december 1949 opgericht. Per verslagdatum was het dus 60 jaar geleden dat een pensioenfonds ten behoeve van medewerkers van de onderneming werd gestart. Hieraan is beperkt aandacht besteed in de Nieuwsbrieven.
1. Doelstelling en beleid De stichting heeft ten doel het doen van pensioenuitkeringen overeenkomstig de pensioenreglementen en het beheren en doen beheren van de middelen van de stichting. Het beleid van het bestuur is beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), ingangsdatum 1 januari 2009 en door het bestuur vastgesteld op 11 februari 2009. Uitgangspunt van het beleid is dat alle belangen op evenwichtige wijze worden afgewogen, de financiële positie van het pensioenfonds zoveel mogelijk wordt beschermd en consistentie bestaat tussen gewekte verwachtingen, de financiële opzet en de communicatie daarover.
2. Bestuur en verantwoordingsorgaan Bij Personalia zijn de namen van de bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan per einde van het verslagjaar vermeld, inclusief de einddatum van de zittingstermijnen. In het verslagjaar is vermelding van de volgende bijzonderheden relevant.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De uitgangspunten van het Financieel Toetsingskader (FTK) en de verslaggevingsrichtlijnen – in het bijzonder Richtlijn 610 voor de jaarverslaggeving van pensioenfondsen - zijn leidend voor dit verslag en de jaarrekening. Daarnaast wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met relevant geachte onderwerpen en met de richtlijnen voor transparantie. Van de in het jaarverslag gebruikte afkortingen is op de pagina’s 98 tot en met 103 een lijst met de betekenis hiervan terug te vinden.
7
Bestuur
JAARVERSLAG 2009
In juni 2009 eindigde de zittingstermijn van de heren L. Burgers (onderneming) en R. Burema (COR). De benoemende partijen hebben beiden schriftelijk aangegeven dat, in overleg met het betreffende bestuurslid, besloten is tot een herbenoeming met een zittingstermijn van vier jaar tot juni 2013. Verder is het bestuur akkoord gegaan met een ruiling van de zittingstermijn van de heer H. Kramer (van 2012 naar 2010) met die van de heer M. Hildebrand (van 2010 naar 2012). De ruiling is in onderling overleg tot stand gekomen na afstemming met de Vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden (VGDE), die beide kandidaten destijds middels een kieslijst had voorgedragen.
8
Vanaf 2010 zal bij vervulling van vacatures in het bestuur worden gewerkt met een functie– en competentieprofiel. Bij de vervulling van vacatures van bestuursleden gekozen door pensioengerechtigden, zal een aangepaste procedure van toepassing zijn: - De VGDE draagt een kandidaat aan PSLN voor, rekening houdend met het profiel. - PSLN verschaft informatie aan de pensioengerechtigden over deze kandidaat en geeft hen de gelegenheid om binnen een redelijke termijn met één of meerdere tegenkandidaten te komen. Voordat pensioengerechtigden een tegenkandidaat kunnen voordragen, moeten minstens 30 handtekeningen van pensioengerechtigden die geen lid van de VGDE zijn, worden verzameld, die de kandidatuur ondersteunen. Deze kandidaat moet ook voldoen aan het opgestelde profiel. - Bij ontbreken van een rechtsgeldige tegenkandidaat, is het bestuur bevoegd om de kandidaat van de VGDE te benoemen. - Bij opgave van een rechtsgeldige tegenkandidaat, zal het bestuur een schriftelijke verkiezing organiseren.
Verantwoordingsorgaan In juni 2009 eindigde de zittingstermijn van de heren H.J.W. van Wageningen (onderneming), F.U. de Boer (COR) en C. Schipper (VGDE). De benoemende partijen hebben allen schriftelijk aangegeven dat, in overleg met het betreffende lid, is besloten tot een herbenoeming met een zittingstermijn van vier jaar tot 2013. Op verzoek van de VGDE wordt onderzocht of - en zo ja op welke wijze - er aspirant-leden van het verantwoordingsorgaan kunnen worden aangewezen. Doel hiervan is dat bij vervanging van een vertrekkend lid er direct nieuwe leden met kennis van zaken beschikbaar zijn.
3 Organisatie, verantwoording, toezicht en uitvoering Dit hoofdstuk belicht de organisatie van en rond het pensioenfonds. De volgende onderwerpen worden belicht: ■ wijze van aansturing en uitvoering; ■ verantwoording; ■ toezicht; ■ uitvoerders en adviseurs; ■ verslaglegging; ■ overdracht administratieve uitvoering van PVF Achmea naar TKP Pensioen BV (TKP).
Wijze van aansturing en uitvoering De wijze van aansturing en uitvoering van het pensioenfonds is samengevat in het volgende overzicht:
Bestuur
Dagelijks Bestuur
Commissie PFG
Beleggings commissie
Commissie Communicatie
Beleggings administratie en performance rapportage
Uitvoering vermogens beheer
Bestuurs bureau
Pensioen uitvoering en verslaglegging
Uitvoering BPR regeling
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Ten aanzien van verantwoordelijkheden en taakverdeling binnen (dagelijks) bestuur, commissies en bestuursbureau zijn afspraken gemaakt.
Verantwoording Het afleggen van verantwoording en het bereiken van transparantie over het beleid is een wettelijke taak van het bestuur. Het pensioenfonds voert structureel activiteiten uit ten aanzien van het afleggen van verantwoording aan de belanghebbenden. Een centrale rol hierbij is weggelegd voor het verantwoordingsorgaan (zie ook Personalia). Hierbij is sprake van een vertegenwoordiging van alle relevante belanghebbenden: de onderneming, de deelnemers en de pensioengerechtigden. Het verantwoordingsorgaan toetst of bestuursbesluiten gebaseerd zijn op een evenwichtige belangenbehartiging. Daarnaast geeft ze haar oordeel over het communicatieplan en enkele zaken in de governance structuur, zoals de inrichting van het
9
intern toezicht en (eventuele) kostenvergoedingsregelingen. Het verantwoordingsorgaan geeft sinds 2007 een verklaring af in het jaarverslag. Ook in dit jaarverslag is een verklaring van het verantwoordingsorgaan opgenomen (zie pagina 94). Het pensioenfonds legt ook voor het brede publiek verantwoording af in het jaarverslag, nieuwsbrieven en presentaties. Om deze verantwoording meer toegankelijk te maken voor al onze deelnemers, is tevens een beknopte versie van het jaarverslag gemaakt. Deze wordt breed verspreid onder de belanghebbenden en in juli 2010 naar het huisadres van alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden verzonden. Hierbij is meer aandacht voor begrijpelijkheid en beknoptheid, zodat er minder diepgang is.
JAARVERSLAG 2009
Toezicht Op elk pensioenfonds in Nederland is extern toezicht door de toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) van toepassing. Er is in het verslagjaar op meerdere momenten contact en correspondentie geweest met de toezichthouders. Er zijn geen aanwijzingen, sancties of andere maatregelen aan PSLN kenbaar gemaakt. Uiteraard moeten de accountant en waarmerkend actuaris jaarlijks de verslaggeving en de interne beheersing van het pensioenfonds beoordelen. Daarnaast is bij PSLN een visitatiecommissie ingesteld: VisitatieOpMaat (VOM), welke bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. Deze deskundigen focussen bij de visitatie vooral op de organisatie, gehanteerde procedures om tot besluiten te komen en het risicomanagement in brede zin. VOM heeft in de periode september 2009 tot en met januari 2010 een uitgebreide en volledige visitatie bij PSLN uitgevoerd. In dit jaarverslag is een samenvatting van het rapport opgenomen (hoofdstuk 17), wordt bij risicomanagement op de inhoud ingegaan (hoofdstuk 7) en gaat het bestuur in op het rapport van VOM (hoofdstuk 13).
Uitvoerders en adviseurs De diverse uitvoerders waarmee PSLN contracten heeft afgesloten, zijn vermeld onder de personalia: ■ De pensioenadministrateur in brede zin: TKP te Groningen; ■ De administrateur van het beleggingsdeel van de BPR: ABN AMRO Pension Services te Amsterdam; ■ De custodian die de beleggingen administreert en alle noodzakelijke acties hierop uitvoert, en tevens performance-rapportages levert: Northern Trust Company te London; ■ Een zestal vermogensbeheerders, aan wie een specifiek mandaat is verstrekt om een deel van het vermogen binnen gegeven richtlijnen te beleggen: zie bij Personalia en het hoofdstuk Vermogensbeheer. Dit betreft één Nederlandse beheerder (Kempen) en vijf Angelsaksische beheerders, waarbij in de meeste gevallen een Nederlands kantoor het relatiebeheer voert. Tot slot schakelt het pensioenfonds waar nodig of nuttig externe specialisten als adviseur in. De vaste adviseurs zijn ook bij de Personalia vermeld. In september 2009 is de adviserend actuaris gewijzigd: de heer drs. M. Stok Actuaris AG is opgevolgd door de heer B. den Hartog Actuaris AG, eveneens verbonden aan Towers Watson.
10
Verslaglegging De vervaardiging van het jaarverslag 2009, de kwartaalstaten (K) en jaarstaten (J) voor DNB is uitbesteed aan TKP. De accountant en waarmerkend actuaris van PSLN zijn ongewijzigd ten opzichte van boekjaar 2008.
Overdracht administratieve uitvoering van PVF Achmea naar TKP De administratieve uitvoering wordt vanaf 1 januari 2009 verzorgd door TKP te Groningen. Met de vorige pensioenuitvoerder PVF Achmea (inmiddels Syntrus Achmea) is een exit-overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de afwikkeling van verslagjaar 2008 en overdracht van gegevens naar TKP. Na grondige controle van de overgedragen gegevens op juistheid en volledigheid en afwikkeling van openstaande punten, is dit dossier in januari 2010 gesloten.
Op verzoek van het pensioenfonds heeft TKP over de implementatieperiode een aparte ‘ingroeirapportage’ opgesteld. Deze rapportage voldeed nog niet aan alle Service Level afspraken (SLA), die voor reguliere SLA-rapportages gaan gelden. Vanaf het derde kwartaal van 2009 levert TKP reguliere SLA-rapportages. Uit deze rapportages blijkt dat in het derde kwartaal van 2009 nog enkele verbeteringen doorgevoerd moesten worden. Vanaf het vierde kwartaal van 2009 is de administratie geheel up-to-date en is er ook geen achterstand meer in de verwerking van wijzigingen, zodat ook de SLA-rapportages accuraat en compleet zijn.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Vanaf augustus 2008 heeft TKP gewerkt aan de implementatie van de regelingen van PSLN in de systemen van TKP en aan het inbrengen van de administratieve gegevens en (digitale) documenten. Dit is voorspoedig verlopen en in augustus 2009 afgerond. Vlak daarna konden de Uniforme Pensioenoverzichten van 2009 door TKP verzonden worden. Eind 2009 heeft PwC de implementatie van de regelingen en de inbreng van de gegevens in de systemen van TKP steekproefsgewijs gecontroleerd en hierover een rapportage uitgebracht. Op basis hiervan wordt de conclusie getrokken dat de systemen en gegevens betrouwbaar zijn. Diverse belangrijke processen van TKP worden jaarlijks getoetst in het kader van een externe SAS70 audit. Tijdens de implementatiefase van januari tot en met juni 2009 vielen de processen van PSLN echter nog niet onder de scope van de SAS70 procedures van TKP. Daarom is voor PSLN daarnaast nog een aparte audit uitgevoerd op de door TKP gehanteerde processen in deze zes maanden. Ook hieruit zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen.
Monitoring uitvoeringskost en en kosten vermogensbeheer Sinds 2009 werkt het bestuur met een begroting voor de uitvoeringskosten, exclusief de kosten voor het vermogensbeheer. De uitvoeringskosten werden in 2009 begroot op € 1,45 miljoen en zijn in werkelijkheid uitgekomen op € 1,73 miljoen. De hoofdoorzaken van de overschrijding zijn een te lage begroting voor de administratieve uitvoering en hoger dan begrote externe advies- en controlekosten. Voor 2010 worden de uitvoeringskosten begroot op ongeveer € 1,5 miljoen. Vanaf 2010 worden ook de kosten voor het vermogensbeheer begroot en wordt de ontwikkeling van beide kostencategorieën op kwartaalbasis gemonitord. Voor 2010 worden de kosten voor het vermogensbeheer (inclusief dienstverlening rond custody en performancemeting) begroot op ongeveer € 2,7 miljoen, ofwel 0,22% van het belegde vermogen.
11
4 Pensioenregelingen De regelingen zijn inhoudelijk voor het laatst per 1 januari 2006 aangepast en vastgelegd in 2006-reglementen. Per 1 januari 2008 zijn de regelingen aangepast aan de Pensioenwet en is rekening gehouden met de opmerkingen die de belastingdienst eind 2007 heeft gemaakt bij de 2006-reglementen. De 2008-reglementen zijn door het bestuur vastgesteld en voor 2009 zijn de parameters opnieuw vastgesteld en gepubliceerd.
Schematisch overzicht van de regelingen in 2009
62-65
Reglement B – t/m 1949 - Opbouw 4,71% - Geen franchise Vroegpensioen van 62 tot 65 jaar
JAARVERSLAG 2009
65-plus Reglement BPR – t/m 1949 boven € 87.226 Reglement A – t/m 1949 - Opbouw 1,75% - Franchise € 19.483 Ouderdomspensioen vanaf 65 65-plus
Vanaf 2006 is geen opbouw van vroegpensioen meer toegestaan voor geboortejaren van 1950 en hoger. Per 31-12-2005 zijn reeds opgebouwde rechten voor de geboortejaren 1950 tot en met 1960 premievrij gemaakt.
Reglement BPR – vanaf 1950 boven € 87.226 Reglement A – vanaf 1950 - Opbouw 2,25% - Franchise € 12.465 Ouderdomspensioen vanaf 65
De regelingen worden in bijlage 1 beknopt omschreven.
Aanpassingen beschikbarepremieregeling De beschikbarepremieregeling (BPR) is in werking getreden per 1 januari 2005 en per 1 januari 2008 op diverse punten aangepast (zie ook jaarverslag 2008). In 2009 zijn, naast een reguliere update van de aanwendingsfactoren, enkele uitvoeringstechnische punten aangepast: 1. De Pensioenknip (zie hoofdstuk 5 voor een uitleg) is in augustus 2009 als mogelijkheid wettelijk toe ge staan. PSLN voert deze mogelijkheid als volgt uit: a. zolang de wet dit toestaat, zal PSLN deze optie bij aanwending via het pensioenfonds aan bieden. Getracht wordt om ook de twee verzekeraars die een aanbieding doen zo snel mogelijk offertes inclusief een pensioenknip te laten uitbrengen; b. daarbij wordt geen minimum bedrag van € 10.000 vereist, zoals in de wet wordt toegestaan; c. daarbij wordt alleen de mogelijkheid van een 5-jaarsknip (maximum) aangeboden, zonder tussentijdse mogelijkheden of kortere perioden. 2. Vanwege de rentegevoeligheid van de aanwendingsfactor is in november 2009 het Fortis Long Bond Fund aan de lijst van beleggingsfondsen toegevoegd.
12
3.
In het kader van de zorgplicht is een nieuwe basisstandaard ontwikkeld, waarbij het beleggings saldo vanaf acht jaar voor de beoogde pensioendatum in vier stappen geleidelijk wordt ingebracht in het Fortis Long Bond Fund. Hierdoor wordt het beleggings- en renterisico fasegewijs af gebouwd en is vanaf twee jaar vóór de beoogde pensioendatum vrijwel geen beleggings- en renterisico meer aanwezig.
In oktober en november 2009 zijn drie deelnemerspresentaties gehouden, waarbij een toelichting op deze wijzigingen is gegeven. Aansluitend werd een uitgebreide zorgplichtactie met schriftelijke informatie uitgevoerd. Voor het eerste punt wordt bovendien aan de betreffende aspirant-pensioengerechtigden informatie op maat geleverd.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De gebeurtenissen rond ABN AMRO, Fortis en BNP Paribas raken de administratie bij ABN AMRO Pension Services niet. Deze specialistische afdeling is onderdeel van ABN AMRO Nederland. Omdat in beleggingsfondsen wordt deelgenomen via Stichting ABN AMRO Beleggingsrekeningen heeft dit tot gevolg dat de inleg van de deelnemers is ondergebracht in een aparte entiteit, die juridisch gescheiden is van de bank. Een dergelijke stichting heeft alleen een bewaar- en administratiefunctie en mag geen commerciële doeleinden hebben. De naamgeving van de voormalige ABN AMRO beleggingsfondsen in de keuzelijst van de BPR-regeling is eerst gewijzigd naar Fortis en inmiddels zijn de meeste fondsen onder de paraplu van BNP Paribas gekomen. Een complete lijst, inclusief ISIN-code en Total Expense Ratio, is begin 2010 op de website van het pensioenfonds geplaatst.
13
5 Externe ontwikkelingen en nieuwe wetgeving In 2009 is diverse nieuwe wetgeving op pensioengebied in werking getreden. Dit betreft voor een deel wetgeving die is ingegeven door de financiële crisis en de gevolgen voor pensioenfondsen. Daarnaast zijn in het verslagjaar wetsvoorstellen ingediend die in de (nabije) toekomst gevolgen zullen hebben voor pensioenfondsen. In dit hoofdstuk worden vier onderwerpen beschreven, die een directe impact op PSLN (kunnen) hebben:
a. Wettelijke regels in verband met effecten van de financiële crisis; b. Communicatie-eisen; c. Voorbereiding invoering Pensioenregister per 1 januari 2011; d. Gevolgen vergrijzing, ontgroening en aanpassingen in de AOW. Deze onderwerpen hebben in het verslagjaar veel aandacht gekregen van toezichthouders, pensioenkoepels en de pers. Per onderwerp wordt kort aangegeven hoe het bestuur van PSLN met de externe ontwikkelingen is omgegaan. In hoofdstuk 13 worden de belangrijkste voornemens van het bestuur toegelicht.
a. Wettelijke regels in verband met effecten van de financiële crisis.
JAARVERSLAG 2009
In het jaarverslag van 2008 is uitgebreid stilgestaan bij de achtergrond van de financiële crisis. De Pensioenwet kent twee vormen van herstelplannen.
Onderwerp
Kortetermijnherstelplan Langetermijnherstelplan
Wettelijke naam
Dekkingstekort
Reservetekort
Grens dekkingsgraad Minimum vereist vermogen. Bij PSLN: 104,2% 1
Vereist vermogen, afhankelijk van risico’s. Bij PSLN: - eind 2008: 111,9% - eind 2009: 113,9%
Maximum hersteltermijn
15 jaar
3 jaar
De Pensioenwet stelt regels voor situaties van dekkingstekort en reservetekort. Pensioenfondsen zijn verplicht een tekort direct te melden bij DNB. Er moet vervolgens onverwijld een herstelplan worden ingediend. In een herstelplan zet het pensioenfonds de maatregelen op een rij die het treft om ervoor te zorgen dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds binnen wettelijke termijnen weer aan de vereisten voldoet. Het gaat dan bijvoorbeeld om het al of niet toekennen van toeslagen op pensioenaanspraken van ex-deelnemers en ingegane uitkeringen of mogelijke sturing met de hoogte van de pensioenpremie. De politiek erkende dat de kredietcrisis de pensioenfondsen in een moeilijke situatie had gebracht. In oktober 2008 riep DNB de pensioenfondsen op geen overhaaste beslissingen te nemen en er werd breed overleg gevoerd over de gevolgen. Op basis van dit overleg besloot DNB gebruik te maken van haar bevoegdheid tot het verlenen van uitstel: veel pensioenfondsen (waaronder ook PSLN) kregen uitstel voor het indienen van een herstelplan tot 1 april 2009. Het bestuur van PSLN heeft het herstelplan in maart 2009 vastgesteld en bij DNB ingediend. Drie maanden later heeft DNB in een officiële beschikking aangegeven dat zij hiermee instemt. In hoofdstuk 11 zijn de hoofdlijnen en het verloop over 2009 beschreven. De communicatie over de maatregelen en evaluatie van het herstelplan zullen de komende tijd veel aandacht blijven vragen. Beleidsmatig wordt uitgegaan van een dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 105,0%. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 104,2%.
1
14
Inmiddels heeft de commissie Frijns in januari 2010 een uitgebreid adviesrapport aan de Minister uitgebracht over het vermogensbeheer door pensioenfondsen in het licht van het FTK. Hierin zijn diverse aanbevelingen opgenomen. Hoewel deze niet de status van wetgeving hebben, zullen pensioenfondsen de aanbevelingen serieus ter harte nemen (zie ook hoofdstuk 13). Als een medewerker van baan verandert, heeft hij het wettelijk recht zijn pensioen over te dragen naar zijn nieuwe pensioenfonds (waardeoverdracht). Als de dekkingsgraad van een fonds lager is dan 100% mag dit pensioenfonds deze waardeoverdrachten echter niet uitvoeren. Deze moeten volgens de Pensioenwet worden “opgeschort”. Bij PSLN werden waardeoverdrachtsprocedures in de periode van 12 december 2008 tot 1 september 2009 opgeschort. Hoewel nog niet alle fondsen aan procedures konden meewerken, werden in de laatste vier maanden van 2009 weer veel overdrachtstrajecten voortgezet.
b. Communicatie-eisen In 2008 heeft het kabinet de toeslagenmatrix, het toeslagenlabel en de datum van inwerkingtreding hiervan wettelijk vastgelegd. De AFM heeft begin 2009 aangegeven dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoeft te worden, mits pensioenfondsen de (gewezen) deelnemers adequaat informeren over de gevolgen van de financiële crisis voor de pensioenen. PSLN maakte in 2009 gebruik van deze alternatieve mogelijkheid, zodat verwarring bij de betrokkenen zoveel mogelijk werd voorkomen. De AFM heeft vervolgens eind 2009 aangegeven dat zij geen aanleiding meer ziet om invoering van het toeslagenlabel verder op te schorten. Vanaf april 2010 zal de AFM gaan controleren op het correcte gebruik van het toeslagenlabel. Zie verder bij hoofdstuk 12. Ook heeft de AFM in 2009 bij PSLN een onderzoek uitgevoerd naar de kostentransparantie in de startbrieven van de beschikbarepremieregeling. Naar aanleiding hiervan worden in de startbrief niet alleen de kosten genoemd, maar wordt ook expliciet vermeld dat bepaalde kosten (administratiekosten en risicopremies) niet bij de deelnemer in rekening worden gebracht.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Als gevolg van de financiële crisis kunnen ook de rendementen op de beleggingen in een premieovereenkomst (beschikbarepremieregeling, BPR) fors gedaald zijn. Bovendien hebben deelnemers aan deze regelingen last van een laag renteniveau, waardoor pensioenaankoop relatief duur is. Vooral voor degenen die kort voor de pensioenleeftijd zitten, kan het verplicht moeten aanwenden van het gehele saldo leiden tot een blijvend lagere pensioenuitkering. Daarom heeft de wetgever in augustus 2009 voor saldi van minstens € 10.000 de tijdelijke mogelijkheid gecreëerd voor een gesplitste aankoop. Hierdoor bestaat voor een pensioeningang tot 2014 de mogelijkheid dat het nog niet aangewende saldo belegd kan blijven en geprofiteerd kan worden van een zich herstellend beursklimaat en/of een hoger renteniveau. Dit wordt de pensioenknip genoemd. In hoofdstuk 4 is bij ‘Aanpassingen beschikbarepremieregeling’ aangegeven hoe PSLN de implementatie hiervan heeft doorgevoerd.
15
c. Voorbereiding invoering Pensioenregister per 1 januari 2011
JAARVERSLAG 2009
In de Pensioenwet is bepaald dat er een landelijk digitaal Pensioenregister zal komen. De wet verplicht pensioenfondsen en pensioenverzekeraars om dit register per 1 januari 2011 gebruiksklaar te hebben. Hiertoe is in 2008 de Stichting Pensioenregister opgericht: een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, het Verbond van Verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. Deze stichting begeleidt de ontwikkeling van het digitale Pensioenregister. De kosten worden gedragen door de pensioensector zelf. Doelstelling is om via het internet op een toegankelijke manier een overzicht te krijgen van zowel het aanvullend pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd, als de AOW. Het Pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en toekomstige rechten (op de pensioendatum) van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer (BSN) kan vanaf 2011 een overzicht opvragen en daarmee duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening en nabestaandenvoorziening is, bij welk pensioenfonds of verzekeraar de pensioenaanspraken zijn ondergebracht en waar hij terecht kan voor meer informatie. In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet en testen uitgevoerd voor de ontwikkeling van dit Pensioenregister. TKP treft de noodzakelijke voorbereidingen voor een tijdige aansluiting van PSLN op het Pensioenregister en heeft aangegeven hier geen problemen bij te verwachten.
d. Gevolgen vergrijzing, ontgroening en aanpassingen in de AOW Aan de groei van de beroepsbevolking in Nederland van de afgelopen decennia komt vanaf 2010 een einde. In december 2007 is daarom de Commissie Arbeidsparticipatie ingesteld. Deze heeft onderzocht welke maatregelen nodig zijn om de arbeidsparticipatie van ouderen structureel te verhogen tot 80% in 2018. Het rapport richt zich onder andere op oudere werknemers, pensioen en AOW. De commissie concludeert dat een geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar en verdere fiscalisering van de AOW vanaf 2011 (financiering uit belastinggeld en betaling AOW-premie door gepensioneerden) noodzakelijk zijn. De volgende maatregelen zijn inmiddels doorgevoerd respectievelijk voorgesteld: ■ Doorgevoerd per 1 januari 2009: doorwerkbonus voor mensen die doorwerken tussen hun 62ste en 67ste en premiekorting voor werkgevers die werkloze 50-plussers in dienst nemen. ■ In november 2008 is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Achtergrond daarvan is om het doorwerken na 65ste te stimuleren en een flexibeler systeem van pensioneren te introduceren. In het voorstel kan de AOW-uitkering voor maximaal vijf jaar (uiterlijk 70ste) geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld. Een latere ingangsdatum leidt tot een verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. Het wetsvoorstel is nog niet geaccordeerd.
16
■
■
Deze ontwikkelingen zullen naar verwachting tot aanpassing van pensioenregelingen gaan leiden. De inhoud van de pensioenafspraken (de ‘pensioenovereenkomst’) is een zaak van de sociale partners. Het bestuur neemt hierbij derhalve niet het initiatief, maar zal er wel op aandringen dat voorgenomen wijzigingen zo spoedig mogelijk bij het pensioenfonds worden gemeld en tevens toetsen of de voornemens uitvoerbaar zijn en voldoen aan de wettelijke bepalingen.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
In 2009 heeft het (inmiddels demissionaire) kabinet zich voorgenomen om de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Het wetsvoorstel is in november 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel is geregeld dat de AOW-leeftijd in twee stappen wordt verhoogd: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen in de tweede pijler, mede door de suggestie om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen te zijner tijd aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd (zonder de ‘tussenstap’ op leeftijd 66 jaar). Ontwikkelingen in dit dossier zijn pas te verwachten nadat een nieuw kabinet is geformeerd. In januari 2010 is het rapport van de commissie Goudswaard verschenen. In dit rapport wordt de toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel onder de loep genomen. Conclusie is dat er aanpassingen nodig zijn om bij een vergrijzende en steeds langer levende pensioenpopulatie een betaalbaar pensioensysteem in de lucht te houden. Daarbij zal met minder zekerheid en/of een lager ambitieniveau genoegen genomen moeten worden, omdat verhoging van de kosten volgens de commissie niet langer mogelijk is.
17
6 Pension Fund Governance en medezeggenschap Pension Fund Governance (PFG) is een verzamelbegrip voor alles wat met een goed functionerend pensioenfonds te maken heeft. De kernthema’s van PFG zijn: zorgvuldig bestuur, goed functioneren van individuele bestuursleden en het bestuur als geheel, adequaat intern toezicht, open en transparante wijze van verantwoording, bevordering deskundigheid en integriteit. Vanaf 2007 wordt ieder jaar door het bestuur een workshop aan het onderwerp PFG besteed, waarbij prioriteiten worden afgesproken en keuzes worden gemaakt. Vanwege de hoeveelheid hieruit voortvloeiende acties heeft het bestuur er in 2009 voor gekozen een aparte PFG-commissie in te stellen, die alle onderwerpen rondom PFG voorbereidt en de acties op dit terrein monitort. De stand van zaken bij PSLN ten aanzien van de diverse PFG-dossiers per ultimo 2009 wordt hieronder beschreven.
JAARVERSLAG 2009
a. Zorgvuldig bestuur PSLN geeft invulling aan zorgvuldig bestuur door bij alle beleidsbeslissingen het principe van evenwichtige belangenafweging voorop te stellen. Bij zowel beleidsbeslissingen als fondsdocumenten wordt rekening gehouden met adviezen van deskundigen en indien noodzakelijk vindt een juridische en fiscale toetsing plaats. De monitoring van de pensioenuitvoering door het bestuur werd in 2009 door middel van SLA-rapportages van TKP en Executive reports van Northern Trust uitgevoerd. Vanaf het vierde kwartaal wordt door het Bestuursbureau een integrale kwartaalrapportage ten behoeve van het bestuur vervaardigd. Ook de evaluatie van het herstelplan is hierin uitgebreid opgenomen. Ten aanzien van actuariële werkzaamheden bestaat er een scheiding tussen de adviseur van het pensioenfonds en de waarmerkend actuaris. Aan de monitoring van de beleggingen is in 2009 zeer veel aandacht besteed. Verborgen risico’s zijn door de kredietcrisis duidelijker geworden en de beschikbaarheid van detailinformatie is hierdoor aanzienlijk toegenomen. Bij tactische beslissingen is steeds zorg gedragen voor een gelijkblijvend risicoprofiel op totaalniveau. Daarnaast is in kleine stappen geleidelijk bewogen richting de onderkant van de afgesproken strategische bandbreedte voor de zakelijke waarden. Het rapport van de uitgevoerde visitatie in 2009 biedt het bestuur handvaten om de zorgvuldigheid van het bestuur verder te vergroten (zie hoofdstuk 13).
b. Functioneren van bestuursleden en bestuur als geheel Bij de opleidingsdag in november 2009 is een collectief self assessment over het functioneren van het bestuur uitgevoerd. Dit betrof vooral het bestuur als geheel. Het bestuur is zich meer bewust geworden van de noodzaak om de risico’s van het fonds goed te beheersen en te monitoren. Dit komt tot uitdrukking bij het functioneren van de individuele bestuursleden. Zo kan worden geconstateerd dat ieder bestuurslid zich voldoende voorbereidt op de vergaderingen en de te nemen besluiten. Hierbij wordt door ieder bestuurslid evenwichtig aan de discussie deelgenomen. Tevens wordt door alle bestuursleden prioriteit gegeven aan het bijwonen van de bestuursvergaderingen: bij de vergaderingen in 2009 waren doorgaans alle bestuursleden aanwezig. Een enkele keer was één bestuurslid niet aanwezig, waarbij gebruik gemaakt werd van een machtiging. Meerdere bestuursleden nemen deel aan externe bijeenkomsten en commissie-activiteiten, waardoor discussies zich verdiepen en besluiten goed en breed worden voorbereid. Vanaf 2010 wordt voor nieuwe kandidaat-bestuursleden gebruik gemaakt van een functie- en competentieprofiel. Ook zal in 2010 door de commissie PFG nader bekeken worden in hoeverre een systeem van individuele functioneringsgesprekken nuttig of wenselijk is.
18
c. Intern toezicht Het bestuur ziet intern toezicht door onafhankelijke deskundigen als een gelegenheid om de interne bestuursprocessen, besluitvormingsprocedures en de maatregelen ter beheersing van de risico’s verder te verbeteren. Het bestuur heeft in 2007 besloten om intern toezicht bij PSLN in te vullen door de benoeming van een visitatiecommissie. In 2008 zijn drie visitatoren van VisitatieOpMaat aangesteld (zie Personalia). Inmiddels is de visitatie afgerond, zie hoofdstuk 7 en de samenvatting van het rapport achterin het jaarverslag.
d. Verantwoording
e. Deskundigheid PSLN heeft in 2008 een update van het deskundigheidsplan gemaakt. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels. Bij vervanging van bestuursleden wordt zoveel mogelijk aangestuurd op adequate aanvulling op de deskundigheidsmatrix. Ter objectivering van deze deskundigheidsmatrix heeft het bestuur besloten gebruik te maken van het meetinstrument ‘Kennisreflector’ van de Stichting Pensioen Opleidingen. In februari 2009 hebben alle bestuursleden en de directeur pensioenen hier aan deelgenomen. De score van PSLN bleek iets boven de gemiddelde score te liggen. Verder is in 2009 een zestal interne workshops gehouden (waarvan twee ook voor het verantwoordingsorgaan) en is in november een volle opleidingsdag georganiseerd. De inhoud van deze opleidingsdag was afgestemd op de drie kennisgebieden met de collectief laagste score bij de Kennisreflector en werd grotendeels door externe deskundigen gedoceerd. Tot slot zijn ongeveer tien maal via E-learning en via Opf Visie diverse belangrijke ontwikkelingen en landelijke rapporten onder de aandacht van de bestuursleden gebracht. Het bestuur streeft naar een evenwichtige verdeling van de deskundigheidsgebieden over de bestuursleden. Naast het dagelijks bestuur zijn daarom drie commissies ingesteld, waar bestuursleden zitting in hebben (zie hoofdstuk 2).
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het bestuur legt verantwoording af aan de belanghebbenden middels het jaarverslag. Ook tussentijds worden regelmatig bestuursbesluiten aan de belanghebbenden gecommuniceerd en verantwoord, vooral door hier aandacht aan te geven in de Nieuwsbrief Pensioen, welke in 2009 drie keer is verschenen en aan alle actieve deelnemers en gepensioneerden is verzonden. Het bestuur heeft tevens twee gezamenlijke besprekingen per jaar met het verantwoordingsorgaan, om eventuele vragen of opmerkingen door te nemen. Het verantwoordingsorgaan krijgt periodiek een update van alle relevante documenten.
f. Integriteitsbeleid De commissie PFG heeft in samenwerking met het Nederlands Compliance Instituut een document opgesteld waarin een eerste aanzet voor het integriteitsbeleid wordt gegeven. Doelstelling van dit integriteitsbeleid is te stimuleren dat aan PSLN verbonden personen op alle niveaus handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen in het algemeen, en de specifieke waarden en normen die gelden voor PSLN in het bijzonder. Het gaat daarbij om de volgende vier gebieden: ■ persoonlijke integriteit van bestuurders en andere verbonden personen; ■ organisatorische integriteit; ■ relationele integriteit; ■ integriteit met betrekking tot marktgedrag.
19
Naar aanleiding van het integriteitsbeleid zal de PFG commissie voor PSLN een Compliance Programma opstellen. Het doel hiervan is om op structurele wijze te monitoren dat PSLN zich aan de uitgangspunten van het integriteitsbeleid houdt. Voor personen die in en rond PSLN een functie vervullen is een gedragscode van toepassing. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de inhoud en zwaarte van de rol en functie van de betreffende persoon (verbonden personen, betrokkenen en insiders). De gedragscode wordt bij aanvang van de functie voor akkoord ondertekend en jaarlijks wordt tijdens de vergadering waarin het jaarverslag wordt behandeld een verklaring van naleving ondertekend. De inhoud van deze gedragscode wordt op korte termijn opnieuw getoetst. De heer K. Hulzebos is door het bestuur aangesteld in de functie van compliance officer en is daarmee het aanspreekpunt voor de interpretatie en uitvoering van de gedragscode. De compliance officer meldt zijn bevindingen aan het bestuur na de completering van het dossier met ondertekende verklaringen van naleving.
JAARVERSLAG 2009
g. Medezeggenschap pensioengerechtigden
20
Vanaf 2008 worden twee zetels in het bestuur van PSLN ingevuld door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden. In 2009 is in overleg met de VGDE naar mogelijkheden gezocht om de benoemingsprocedure van de gepensioneerdenzetels te vereenvoudigen. Gezien de grote vertegenwoordiging van gepensioneerden in de VGDE, krijgt deze vereniging vanaf 2010 een bijzondere positie bij de invulling van deze bestuurszetels. De VGDE doet een voordracht, rekening houdend met het functie- en competentieprofiel. Het pensioenfonds zorgt voor verspreiding van de relevante informatie over de betreffende kandidaat. Andere voordrachten door pensioengerechtigden zijn onder voorwaarden mogelijk. Mocht dit het geval zijn, dan zal het bestuur verkiezingen organiseren.
7 Risicomanagement en rapport visitatiecommissie VOM De inbedding van integraal risicomanagement in de organisatie van het pensioenfonds is een groeiproces, dat in het verslagjaar een duidelijke impuls heeft gekregen. De laatste jaren hebben de financiële en operationele risico’s al veel aandacht gekregen; zie hiervoor ook de jaarverslagen van 2007 en 2008. In 2009 is door een drietal onafhankelijke deskundigen een visitatie uitgevoerd. In hoofdstuk 3 is het bredere kader van intern toezicht geschetst en bij Personalia zijn de gegevens van de drie visitatoren van VisitatieOpMaat (VOM) vermeld. Het doel van de visitatie is conform de wettelijke taakopdracht, waarbij de volgende zaken door zijn beoordeeld: ■ beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks and balances binnen het fonds; ■ wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; ■ wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn.
Het samenvattend oordeel van de visitatiecommissie in het kader van de wettelijke opdracht luidt: “Op basis van de uitgevoerde visitatie is de visitatiecommissie van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks and balances voldoende zijn ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en bestuurlijk in control is en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op zowel korte als langere termijn.”. Daarnaast geeft de commissie een aanvullend oordeel: ”Naast het oordeel op basis van het gestelde wettelijk kader is de visitatiecommissie van mening dat het pensioenfonds op zorgvuldige wijze en met inzet en deskundigheid wordt bestuurd en daarbij adequaat wordt ondersteund door een professioneel pensioenbureau.” Deze positieve oordelen betekenen echter niet dat er niets meer hoeft te gebeuren. De eisen die aan pensioenfondsen worden gesteld, nemen in hoog tempo toe. De visitatiecommissie geeft aan PSLN in haar rapport 23 aanbevelingen en heeft een uitgebreide risicomatrix opgesteld. Inbedding van risicomanagement in de organisatie zal de komende jaren veel aandacht krijgen. Het gaat daarbij om zowel “harde” risico’s (bijvoorbeeld financiële of operationele risico’s) als “zachte” risico’s, zoals fraude of reputatierisico’s.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De uitgevoerde visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daartoe heeft de commissie alle relevante documenten van PSLN doorgelicht en heeft ze diverse interviews met het bestuur en de directie gehouden. De waarnemingsperiode is op basis van de bestuursnotulen van juni 2007 tot en met juni 2009.
Tijdens de visitatie zijn alle risicogebieden integraal in een ‘risicomatrix’ in kaart gebracht. De risicocategorieën zijn onderverdeeld naar items. Per item zijn steeds de beheersingsdoelstelling, het beleid (met vindplaats), de procedure, de monitoring en tot slot opmerkingen of aanbevelingen in kaart gebracht.
21
De hoofdcategorieën in de risicomatrix zijn: A. Financiële risico’s: Matchingrisico, Renterisico, Marktrisico en Verzekeringstechnische risico’s. B. Operationele risico’s: Organisatiestructuur, Administratieve Organisatie en Interne Controle, Aanlevering en verwerking gegevens, Betalingsproces, Kosten, Personeel en Fraudegevoeligheid. C. IT-risico’s: Strategie en beleid, Beveiliging en Continuïteit. D. Omgevingsrisico’s: Afhankelijkheid van de sponsor, Reputatierisico, Aansluiting of verkoop onderdelen. E. Uitbestedingsrisico’s: Continuïteit bedrijfsvoering, afdwingbaarheid contracten, Integriteit en Kwaliteit dienstverlening. F. Juridische risico’s: Naleving wet- en regelgeving en Aansprakelijkheid. G. Communicatierisico’s: Tijdigheid, begrijpelijkheid, duidelijkheid en juistheid informatie en Zorgplicht beschikbarepremieregeling. H. Risico’s besturing pensioenfonds: Kwaliteit bestuur, Integriteitsrisico en Checks and balances.
JAARVERSLAG 2009
De gebruikte categorisering sluit aan bij de methodiek die DNB bij haar interne analyse systeem (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode, FIRM) hanteert. Het eindrapport van de visitatiecommissie is op 19 januari 2010 aan het bestuur toegelicht en besproken. Een samenvatting van het rapport is achterin dit jaarverslag bij de overige gegevens terug te vinden. Het bestuur heeft de visitatie op 10 maart 2010 geëvalueerd en heeft daarbij de conclusie getrokken dat het traject een goede toegevoegde waarde voor de professionalisering van PSLN heeft opgeleverd. De vervolgacties zijn als volgt: ■ de aanbevelingen worden ingedeeld naar de aandachtsgebieden van de commissies en het dagelijks bestuur; ■ commissies en het dagelijks bestuur adviseren het bestuur op welke wijze met de aanbeveling omgegaan kan worden; ■ gezamenlijk wordt een ‘actielijst risicomanagement’ opgesteld; ■ het bestuursbureau start vervolgens een project ‘inbedding risicomanagement’ en geeft daarbij aan dacht aan de volledige risicomatrix en de implementatie van de actielijst risicomanagement. Uiterlijk in het najaar van 2012 zal een nieuwe visitatie worden opgestart. Afhankelijk van de voortgang van het integrale risicomanagementsysteem kan in 2011 een deelvisitatie voor dit onderdeel worden uitgevoerd.
22
8 Premiebeleid In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het premiebeleid. De cijfers betreffen de totale premie in € 1.000, exclusief de premie voor de beschikbarepremieregeling.
Zie voor een overzicht van de elementen van de uitvoeringsovereenkomst de samenvatting in hoofdstuk 15. De toeslagen voor actieven zijn onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2009 is de toeslag per 1 januari 2010 ad 1,0% verwerkt, zie de toelichting bij de baten. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. De toeslag inactieven per 1 januari 2009 was nihil. In boekjaar 2009 is de koopsom voor toeslagen inactieven per 1 januari 2010 ad 0,40% verwerkt. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies (exclusief de premie uit hoofde van de beschikbarepremieregeling) zijn als volgt vastgesteld en worden hieronder kort toegelicht: Kostendekkende premie Gedempte premie Ontvangen premie
€ 31.280 € 21.482 € 71.354
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Ten aanzien van de premie is in de uitvoeringsovereenkomst het volgende afgesproken: ■ het premiepercentage voor de middelloonregeling is gelijk aan 31% van som van de pensioensalarissen van de middelloonregeling. Dit is 21% van de pensioengrondslagsom 2009 en 10% van de pensioengrondslagsom 2010, wat in overeenstemming is met de opzet van de doorsneepremie in de uitvoeringsovereenkomst; ■ mutaties in de schadereserve exit-WAO’ers worden afzonderlijk doorbelast aan de onderneming; ■ de stortingen in de beschikbarepremieregeling worden afzonderlijk door de onderneming afgedragen; ■ de onderneming verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een extra bijdrage indien zich per balansdatum een dekkingstekort bij het pensioenfonds voordoet. Deze extra bijdrage is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor de minimaal vereiste een dekkingsgraad van 105% en de aanwezige middelen.
Kostendekkende premie De kostendekkende premie is bepaald op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende componenten: ■ koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging; ■ solvabiliteitsopslag over bovengenoemd premieonderdeel; ■ koopsom voor voorwaardelijke onderdelen van pensioentoezegging met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de wijze van financieren; ■ opslag voor uitvoeringskosten; ■ de mutatie van de schadereserve voor exit-WAO’ers (zie 6.1 sub b). De kostendekkende premie in 2009 bedraagt € 31.280.
23
Gedempte premie Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie, waarbij de uitgangspunten gebaseerd worden op de voorschriften van de Pensioenwet. Een belangrijk uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte premie is de verwachte beleggingsopbrengst van het pensioenfonds. Op basis van de door DNB aangegeven maximale te hanteren rendementspercentages, bedraagt het verwachte toekomstige rendement van het pensioenfonds 5,5% per jaar. Ten behoeve van het premiebeleid wordt in de ABTN uitgegaan van een rentevoet van 5,5%. De totale gedempte premie in 2009 bedraagt € 21.482.
Ontvangen premie De ontvangen premie dient minimaal gelijk te zijn aan de gedempte premie. De ontvangen premie is als volgt samengesteld:
JAARVERSLAG 2009
Ontvangen premie in 2009 (bedragen in € x 1.000)
24
Premie 2009 (inclusief FVP-bijdrage) Premie in verband met verwerking toeslag 1 januari 2010 Aanvullende storting in verband met dekkingsgraad*
26.379 12.622 32.353
Totaal (exclusief beschikbarepremieregeling)
71.354
*) Deze aanvullende storting volgt uit de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst. Door de bijstorting ligt de ontvangen premie in 2009 aanzienlijk hoger dan de kostendekkende premie. De dekkingsgraad per ultimo 2009 is 108,9%, zodat deze weer boven het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad is gekomen. De onderneming zal hierdoor in 2010 niet bijstorten. Deze uitvoeringsovereenkomst loopt af per 31 december 2010 (zie ook hoofdstuk 13).
9 Toeslagbeleid De Pensioenwet schrijft voor dat duidelijk gecommuniceerd moet worden over de toeslagen voor actieven enerzijds en voor de ingegane pensioenen en slapers (inactieven) anderzijds. De communicatie moet consistent zijn met de financiering en de te verwachten realisatie. Belangrijkste punten zijn het al dan niet voorwaardelijk zijn van de toeslagen, de maatstaf, het ambitieniveau en het effect van negatieve omstandigheden op de realisatie van de ambitie. In 2008 is een wettelijk verplicht toeslagenlabel ingevoerd, waarin de verwachte koopkrachtontwikkeling wordt weergegeven met stapeltjes muntjes. In 2009 is de bedoeling van het toeslagenlabel algemeen gecommuniceerd, maar nog niet de van toepassing zijnde labels voor PSLN. Wel is een door de AFM ontwikkeld briefmodel gebruikt om de deelnemers over de gevolgen van de kredietcrisis te informeren (zie ook hoofdstuk 5). Vanaf begin 2010 worden afzonderlijke toeslagenlabels voor actieve en inactieve deelnemers gecommuniceerd.
De voorwaardelijke toeslagen voor inactieve deelnemers worden gefinancierd uit de middelen van PSLN. De door de onderneming en deelnemers te betalen premie bevat derhalve geen opslag voor toeslagen voor de inactieven en er wordt door PSLN ook geen reserve aangehouden voor toekomstige toeslagen (variant D1 uit de toeslagenmatrix). Ook in het verleden is de voorwaardelijkheid van de toeslagen van inactieven regelmatig gecommuniceerd. De reglementaire maatstaf is de afgeleide consumentenprijsindex met peildatum oktober. Bij de afgeleide index worden effecten door belastingmaatregelen buiten beschouwing gelaten. Een bestuursbesluit is bepalend voor de mate waarin toekenning hiervan kan plaatsvinden en daarmee voor de uiteindelijke hoogte van de toeslag. Ten behoeve van consistentie is een interne richtlijn ten aanzien van het toeslagenbeleid afgesproken. De grenzen voor gedeeltelijke respectievelijk volledige toeslagen liggen daarbij op 110% respectievelijk 125%. Gebruikelijk is om in de decembervergadering een besluit te nemen over de toeslagverlening per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Beschikking over de informatie ten aanzien van de uitkomst van de maatstaf (stijging van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer per oktober) en de dekkingsgraad per eind november zijn daarbij noodzakelijk. In verband met de lage dekkingsgraad per eind 2008 was het niet mogelijk om per 1 januari 2009 een toeslag te verlenen. De maatstaf per oktober 2008 bedroeg 2,52%. Er wordt vanaf 2000 een ‘toeslagmeter’ bijgehouden, waarbij de gecumuleerde verleende toeslagen en de gecumuleerde maatstaf met elkaar worden vergeleken. Beiden startten in 2000 op een index van 100. In 2010 is de index voor de gecumuleerde toeslagen uitgekomen op 115,80 terwijl de index voor de gecumuleerde maatstaf op 120,83 uitkwam. Dit betekent dat in deze periode 4,2% minder toeslag is gegeven dan de maatstaf. Hierin komt het voorwaardelijke karakter van de toeslagen duidelijk tot uitdrukking.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Toeslagen inactieve deelnemers
Per oktober 2009 bedroeg de uitkomst van de maatstaf 0,40%. Gelet op de dekkingsgraad van PSLN eind november 2009 (111%) en de onduidelijkheid over de trend in het langlevenrisico, heeft het bestuur in december 2009 nog geen besluit genomen over de toeslagverlening per 1 januari 2010. Wel is besloten om de maatstaf van 0,40% ofwel niet ofwel volledig toe te kennen.
25
Op 8 januari 2010 heeft het bestuur, gelet op de voorbereidingen voor de pensioenuitkeringen in januari 2010, de stand van zaken opgemaakt. Er was op dat moment geen aanleiding om te veronderstellen dat een extra voorziening voor het langlevenrisico gevormd zou moeten worden. De beste schatting van de dekkingsgraad per ultimo december 2009 bedroeg op dat moment dus 113%. Gelet op de discussie binnen het bestuur, is op 8 januari 2010 besloten om de toeslag van 0,40% volledig toe te kennen. Dit is vanaf januari verwerkt in de uitkeringen aan pensioengerechtigden. Begin februari is op basis van voortschrijdend inzicht in de toegenomen trend van de levensverwachting besloten toch per 31 december 2009 een extra voorziening ten behoeve van het langleven te vormen (zie ook hoofdstuk 11). Dit heeft geen invloed gehad op het reeds genomen toeslagbesluit. Het toeslagenlabel in 2010 voor inactieve deelnemers bestaat uit twee muntjes als gemiddelde verwachting en één muntje dat hoort bij het op 5% na meest pessimistische scenario (‘als het tegenzit’).
JAARVERSLAG 2009
Indexatie middelloonrechten actieve deelnemers
26
Voor de actieve deelnemers geldt sinds de invoering van de middelloonregeling in 2004 een indexatie van de opgebouwde rechten op basis van de betreffende CAO-verhoging in het voorafgaande kalenderjaar. Deze indexatie is onvoorwaardelijk en de kosten hiervan zijn begrepen in de kostendekkende premie van het betreffende jaar. Tot en met de indexatie van 1 januari 2008 werden de kosten en premie hiervoor geboekt in het boekjaar waarin de indexatie van toepassing was. Vanaf 1 januari 2009 worden de kosten en premie hiervoor geboekt in het boekjaar waarin de indexatie is toegekend. Per 1 januari 2010 is het indexatiepercentage voor actieve deelnemers vastgesteld op 1%. Het toeslagenlabel in 2010 voor actieve deelnemers bestaat uit vijf muntjes als gemiddelde verwachting en vier muntjes die horen bij het op 5% na meest pessimistische scenario (‘als het tegenzit’). De CAO-verhoging is van wezenlijke invloed op de hoogte van de kostendekkende premie. De verwachtingen hieromtrent worden bij de vastlegging van de premieafspraken meegenomen.
10 Vermogensbeheer en beleggingsresultaat Algemeen Begin 2009 werd door weinigen verwacht dat de wereldeconomie en de aandelenbeurzen er eind 2009 relatief zo goed bij zouden staan. Meestal is het zo dat hoe dieper het dal is, des te sterker het herstel. Maar nu was de recessie ontstaan in reactie op onhoudbare schuldencreatie. De consensus leert dat er dan meestal geen gemakkelijk herstel volgt. De ongekende gecoördineerde acties van de centrale banken en regeringen gaven de wereldeconomie echter een impuls.
Begin 2009 leek het erop dat de belangrijke landen tot 6% groei zouden moeten inleveren om de onevenwichtigheden te neutraliseren. Een dergelijke terugval vond afgelopen anderhalf jaar plaats, waardoor de spaartegoeden al flink toenamen. Daarnaast reageerden grote ondernemingen aanvankelijk te fors op een (zoals het nu lijkt) te zwart kredietcrisisscenario. Nu zal men al bij geringe groei zien dat investeringen en voorraadopbouw weer toenemen en de arbeidsmarkt stabiliseert. Verder trekt de binnenlandse vraag in opkomende markten aan, waarvan de oude wereld meeprofiteert. Er is inmiddels sprake van een overgangsperiode. Gezien de zeer beperkte inflatie is het niet te verwachten dat centrale bankiers dit jaar al de rente zullen verhogen. Anderzijds loopt de lange marktrente al wel voorzichtig op. Terugtrekkende bewegingen van overheden zullen het effect van de hierboven genoemde groeifactoren beperken. Hierdoor ligt een economische groei in het vooruitzicht van 2 tot 2,5% voor de VS en iets lager voor de eurozone. Het aandelenrendement zal in 2010 daarom een stuk minder fors zijn dan in 2009.
Vermogensbeheer bij PSLN
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Dat er nog steeds risico’s zijn, blijkt bijvoorbeeld uit het zeer zwakke consumentenvertrouwen en het slecht gestemde midden- en kleinbedrijf. Grote multinationals profiteren van sterke vraag vanuit opkomende markten en kunnen financiering aantrekken via de aandelen- en obligatiemarkten. Ook hebben ze in korte tijd veel werknemers ontslagen. Kleine bedrijven zijn voor hun financiering aangewezen op banken (die nog terughoudend zijn) of afhankelijk van de lokale markt (waardoor moeilijker aan een verminderd activiteitsniveau kan worden aangepast). Ook de consumentenbestedingen blijven nog achter. Dit vanwege de toegenomen en nog dreigende werkloosheid en de wens om met besparingen verdere vermogensdalingen te bestrijden. Ook de schuldenposities en begrotingen van de PIIGS-landen (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje) vormen een nieuw risico dat onder controle gehouden moet worden.
De strategische asset allocatie (SAA) is de voor de langere termijn vastgestelde na te streven beleggingsmix, welke hoort bij de situatie van PSLN en voor de lange termijn uitgaat van een optimale afweging tussen risico (ofwel een stabiele dekkingsgraad, zodat de kans op een tekort klein is) en rendement (ofwel een voldoende hoge dekkingsgraad, zodat de kans op het verlenen van toeslagen groot is).
27
In 2009 is de SAA niet gewijzigd: Toelichting bij het taartdiagram: Commodities Infrastructuur Indirect vastgoed Aandelen in emerging markten
Vastrentende waarden: actief
Aandelen in ontwikkelde markten Vastrentende waarden: passief
JAARVERSLAG 2009
Toelichting bij het taartdiagram: De Matching-portefeuille bestaat uit de twee grote punten rechts (totaal 60%) en is bij twee managers ondergebracht, een actieve- en een passieve manager: ■ de actieve manager belegt 30% van het totale vermogen en doet dit in euro-obligaties (waaronder ook bedrijfsobligaties) en andere instrumenten die horen bij het innemen van posities in de vastrentende markten; ■ de passieve manager belegt eveneens 30% van het totale vermogen, maar beperkt zich tot langlopende euro-staatsleningen en rente-instrumenten. Met de staatsleningen wordt een behoorlijk deel van het renterisico gereduceerd. Met de rente-instrumenten wordt dit aangevuld tot een niveau van 75% renterisico-afdekking. De Return-portefeuille bestaat uit de vijf kleinere punten links: één van 25%, twee van 5% en twee van 2,5% (totaal 40%). Omdat deze onderdelen wereldwijd belegd worden, is over de returnportefeuille een ‘currency overlay’ gelegd. Hiermee worden de belangrijkste vreemde valuta afgedekt naar de euro, zodat alleen het rendement van de beleggingsmarkten zelf wordt gerealiseerd. ■ De grootste beleggingscategorie van 25% wordt in twee mandaten wereldwijd belegd in ‘ontwikkelde markten’. Daarbij wordt belegd in de grote economieën van Europa, Noord Amerika en de ontwikkelde Aziatische economieën, zoals Japan. ■ Een aparte categorie ter grootte van 5% belegt in aandelen in de opkomende markten. Om de risico’s van dit mandaat te beperken, worden alle opkomende markten gespreid opgenomen, ofwel Latijns-Amerikaanse, Centraal-/Oost Europese en opkomende Aziatische economieën zoals China en India. ■ De andere categorie van 5% belegt in Europees beursgenoteerd vastgoed. ■ De kleinste mandaten van elk 2,5% betreffen categorieën die volgens de economische modellen een link hebben met de inflatie: Commodities (grondstoffen) en Infrastructuur (tolwegen, luchthavens en dergelijke). Omdat dit om vrij beperkte mandaten gaat en er toch voldoende spreiding in aangebracht moet worden, zullen hier gepoolde fondsen voor gebruikt worden. Het belang in Infrastructuur is eind 2009 nog niet ingevuld, waardoor het deel voor Aandelen in ontwikkelde markten op 27,5% wordt gesteld.
28
De strategische weging van Returnportefeuille is 40%, maar de werkelijke weging mag zich normaalgesproken binnen de bandbreedte van 30% tot 50% bewegen. Het bestuur heeft in oktober 2008, vlak na het losbarsten van de kredietcrisis, besloten dat tijdelijk is toegestaan om onder deze bandbreedte te blijven. Eind 2008 lag het percentage op 26%. Tegelijk met de vaststelling van het herstelplan in maart 2009 is besloten dat rond de zomer van 2009 de weging weer binnen de bandbreedte gebracht moet worden en eind 2009 weer richting de strategische mix gegroeid mag worden. Rebalancing activiteiten moeten daarbij te allen tijde geleidelijk en voorzichtig uitgevoerd worden. In 2009 zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: Matching
Return portefeuille 40% Activiteiten Valuta afdekking Aandelen 27,5% Aandelen ontwikkelde markten zijn fors onVanaf januari 2009 worden de US derwogen. Er is een kleine investering gedaan dollar en de Japanse yen volledig (april 2009) en de onderweging is verder door afgedekt. Het Britse pond is voor de marktontwikkeling een stuk verminderd. een derde deel afgedekt. 5% Een mandaat voor aandelen in opkomende markten is opgestart in 2009. In meerdere tranAfdekking vindt plaats door ches is een belang van bijna 5% opgebouwd. middel van een lagensysteem, Het mandaat wordt uitgevoerd door een waarbij iedere maand een streng geselecteerde actieve manager. tranche wordt aangelegd van een Alternatieve 5% Beursgenoteerd EU-Vastgoed: Begin 2009 is de 3-maands contract. Er lopen dus beleggingen onderweging in Vastgoed verminderd door steeds drie contracten per een investering. Eind 2009 is een deel hiervan valutasoort, die samen de beoog weer teruggehaald. de afdekking realiseren. 2,5% Commodities: er is een manager geselecteerd die passieve brede commodityfondsen aanBijsturing vindt dus maandelijks biedt. Er wordt ongeveer 65% belegd in een plaats. Non-Energy-fonds en 35% in een Energy-fonds. Het belang van ongeveer 2,5% is in een aantal tranches in de loop van 2009 opgebouwd. 0% Infrastructuur is nog niet ingevuld en het 2,5%belang is nog bij Aandelen ontwikkelde markten ondergebracht (27,5% in plaats van 25%).
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
portefeuille 60% Activiteiten Renteafdekking Vastrentend 30% Inrichting van een Client Ingezette instrumenten – passief Specific Unitised Fund (CSUF), waardoor (oktober 2009): instrumenten voor de afdekking van rente– - gekochte 5-jarige renteswap en/of inflatierisico’s kunnen worden ingezet - verkochte 15-jarige (oktober 2009). renteswaption op 4,9% Vastrentend 30% Aanpassing van de mix tussen staatsleningen (halfjaarcontract) – actief en bedrijfsobligaties, waardoor ongeveer € 100 - verkochte 30-jarige miljoen meer in bedrijfsobligaties wordt belegd renteswaption op 4,9% (februari 2009). (halfjaarcontract)
29
De door de fusie van 2006 ontstane overlap in mandaten is inmiddels bijna geheel uit de structuur gehaald. In 2010 zullen de laatste stappen worden gezet. Bij vastrentende waarden wordt een zuiver onderscheid gemaakt door het gemixte mandaat om te zetten naar een mandaat met alleen bedrijfsobligaties. Bij aandelen ontwikkelde markten zijn de uitgangspunten: passieve stijl en gebaseerd op de principes van Social Responsible Investments.
Social Responsible Investments (SRI)/Maatschappelijk verantwoord beleggen
JAARVERSLAG 2009
In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft het bestuur in 2007 besloten dat de doelstelling van het pensioenfonds bij het beleggingsbeleid leidend is en zo min mogelijk mag worden benadeeld. Social Responsible Investments dient binnen dit raamwerk een plek te krijgen. Vanaf 2007 wordt een beperkte uitsluitingsstrategie gevolgd, waarbij beleggingen in producenten van clusterbommen en landmijnen worden geweerd; een drietal holdings in de portefeuille is in het tweede kwartaal van 2007 geliquideerd. Ook heeft het bestuur aangegeven dat de gedragscode van Sara Lee Corporation bij de verdere invulling van het beleid ten aanzien van Social Responsible Investments dient te worden betrokken.
30
In 2009 vond overleg plaats over SRI met de twee managers van de aandelen ontwikkelde markten en de manager van Europees vastgoed. De manager van Europees vastgoed, Kempen Capital Management, heeft in 2009 besloten samen te werken met Global Ethical Standard Investment Services (GES) om in kaart te brengen of de bedrijven waarin (ten behoeve van derden) wordt belegd zich ethisch verantwoord gedragen. GES is leidend op het gebied van ethisch verantwoord belegen in Europa. GES vertegenwoordigt momenteel zowel vermogensbeheerders als eindbeleggers met een totaal belegd vermogen van € 350 miljard. Ethisch verantwoord is een breed begrip. GES onderzoekt of bedrijven zich houden aan het door de Verenigde Naties gedefinieerde Global Compact. Global Compact is een raamwerk dat tien principes definieert ten aanzien van mensenrechten, kinderarbeid, anticorruptie en milieu. Voor beleggingen in Europese beursgenoteerde vastgoedondernemingen heeft Kempen Capital Management gekozen voor een focus op het aspect milieu en daarbinnen op klimaatverandering. Schendingen van mensenrechten, kinderarbeid en corruptie zijn immers in zeer beperkte mate van belang bij beleggingen in Europese beursgenoteerde vastgoedondernemingen. Kempen Capital Management heeft ervoor gekozen om middels ‘engagement’ managementteams van Europese beursgenoteerde vastgoedondernemingen bewust te maken van hun score. Het doel daarvan is om een verbetering teweeg te brengen bij deze ondernemingen. Aandelen van ondernemingen die geen verbetering laten zien ten aanzien van deze issue’s zullen, mits er een ‘groenere’ alternatieve belegging voorhanden is, verdwijnen uit de beleggingsportefeuille. Met de twee aandelenmanagers wordt nog overleg gevoerd. In het beleggingsplan voor 2010 is opgenomen dat hierover ook duidelijker afspraken zullen worden gemaakt, dan wel dat andere managers zullen worden aangesteld.
Samenstelling beleggingen en rendement in 2009 De samenstelling van de beleggingen en de procentuele verdeling daarvan per balansdatum blijken uit het volgende overzicht (bedragen in € x 1.000): Categorie Ultimo 2009 Leningen 289 Obligaties 735.937 Aandelen ontwikkelde markten 248.052 Aandelen opkomende markten 58.753 Vastgoed beleggingen 49.354 Grondstoffen 21.519 Cash / Deposito’s / Overig 3.973 Totaal 1.117.877
% Ultimo 2008 - 222 66 657.565 22 223.584 5 0 5 27.557 2 0 - 36.607 100 945.535
% 70 24 0 3 0 4 100
De strategische allocatie leverde in 2009 een rendement op van +15,1% (2008: -12,9%). Doordat de beleggingsmix in werkelijkheid afweek van de SAA (negatief effect) en de beheerders outperformance realiseerden (positief effect), was het behaalde rendement per saldo +15,3% (2008: - 12,5%). Het behaalde rendement in 2009 per beleggingscategorie luidt als volgt: Categorie Rendement Benchmark Verschil 2009 2009 2009 Obligaties + 6,9% + 5,8% +1,1% Aandelen *) + 28,3% + 28,1% +0,2% Aandelen onroerend goed + 51,4% + 44,3% +7,1% Totaal + 15,3% +15,1% +0,2% *) voor een deel van 2009 is belegd in Aandelen opkomende markten en Grondstoffen; bij de performancecijfers zijn deze onder Aandelen meegenomen. In 2010 zijn deze categorieën het hele jaar in de portefeuille opgenomen en zullen deze apart worden vermeld.
De vermogensbeheerders worden periodiek bij de beleggingscommissie uitgenodigd om een toelichting te geven op het gevoerde beleid, de gerealiseerde afwijkingen en de wijze waarop aan eventuele beleidsaanpassingen vorm wordt gegeven. De oorzaken van de gerealiseerde afwijkingen zijn divers van aard.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De criteria die gehanteerd worden bij de selectie van gespecialiseerde vermogensbeheerders betreffen zowel de historisch behaalde performance, als de kwaliteit en stabiliteit van het team. Dit is noodzakelijk om een voldoende mate van vertrouwen te hebben ten aanzien van de kwaliteit van de toekomstige performance. Er wordt per categorie expliciet aangegeven of passief belegd moet worden, dan wel een mandaat met een zekere mate van vrijheid aan een actieve beheerder zal worden verstrekt. De maatstaf hiervoor is de ‘tracking error’, die een rekenmaatstaf vormt voor de afwijking ten opzichte van de benchmark.
31
11. Financiële positie, toereikendheidstoets en herstelplan In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële positie, de toereikendheidstoets en het herstelplan. De bedragen zijn in € x 1.000.
Financiële positie
JAARVERSLAG 2009
De technische voorziening (TV) steeg in het verslagjaar met circa 2,6% tot € 1.023.000. Voornaamste oorzaak van deze stijging is de extra voorziening van 4,4%, in verband met de gestegen trend in langleven. Het aanwezig vermogen steeg met € 138.000 van -/- € 47.000 ultimo 2008 tot € 91.000 ultimo 2009. Op grond hiervan bedroeg de dekkingsgraad van het fonds ultimo verslagjaar 109%. De dekkingsgraad is daarmee in 2009 14 procentpunten gestegen. Bij de berekening van de verplichtingen van het fonds wordt uitgegaan van levensverwachtingen van de deelnemers. Deze levenskansen worden ontleend aan de overlevingstabellen opgesteld door het Actuarieel Genootschap. Afwijkingen van deze aangenomen levensverwachtingen betekenen een zeker risico voor het fonds. Teneinde dit risico beheersbaar te houden, is het beleid van het bestuur erop gericht om steeds de laatst beschikbare overlevingstabellen te gebruiken voor het berekenen van de levens- en overlijdenskansen. De sterftetrend tot en met 2050, zoals deze in 2007 werd ingeschat, werd in verslagjaar in de administratieve overlevingstabellen meegenomen. Hoewel er begin 2010 nog geen nieuwe prognosetabellen bekend waren, is uit diverse publicaties duidelijk geworden dat er sprake is van een verhoogde trend van langer leven. Het bestuur heeft daarom in februari 2010 besloten om de verhoogde trend te verwerken in de balans van ultimo 2009, door middel van een extra voorziening van 4,4% van de voorziening pensioenverplichtingen die uit de administratie volgt. Voorts wordt door de actuaris in verband met ervaringssterfte nog een veiligheidsmarge toegepast op de cijfers uit de prognosetabellen. In de loop van 2010 wordt de voorziening in de administratie per 1 januari 2010 omgerekend naar deze update. Dit is consistent met de methodiek die in de ABTN is beschreven.
Actuariële analyse van het resultaat Het resultaat in dit verslagjaar bedraagt € 138.480 positief. Hieronder worden enige aspecten genoemd die tot het positieve resultaat hebben geleid. ■ De beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds bedroegen € 148.477 positief. Het rendement dat nodig is om de TV op te renten, is lager geworden. Na aftrek van dit benodigd rendement is per saldo op de beleggingen een positief resultaat behaald van € 114.589. ■ De wijziging van de rentetermijnstructuur geeft een positief resultaat van € 30.255. ■ De premieafrekening met de werkgever gaf een positief resultaat van € 43.213. Dit is inclusief de bijstorting van € 32.353. De bij de werkgever in rekening gebrachte premie was ruimschoots voldoen de voor een dekking van de comingservicekoopsommen en de indexatiekoopsommen. ■ Het positieve resultaat tussen de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten bedraagt € 280. ■ Het positieve resultaat op kosten bedraagt € 788. ■ Het negatieve resultaat tussen de verwachte en werkelijke uitkeringen bedraagt € 375. ■ Op grondslagen (sterftekansen, partnerfrequenties en dergelijke) werd een negatief resultaat ge boekt van € 229. Dit werd met name veroorzaakt doordat minder gepensioneerden overleden dan volgens de grondslagen verwacht werd. ■ De kosten van toeslagen voor inactieven komen ten laste van het pensioenfonds. Het bestuur heeft begin 2010 besloten om per 1 januari 2010 een toeslag van 0,4% aan inactieven te verlenen. Als ge volg hiervan is er € 2.268 negatief resultaat op toeslagen pensioenen.
32
■ ■
Het negatieve resultaat op incidentele mutaties in de technische voorziening bedraagt € 47.682. Dit houdt grotendeels verband met de aanleg van een extra voorziening ad 4,4% in verband met het langlevenrisico. Het negatieve resultaat op andere oorzaken bedraagt € 91.
Beoordeling van de financiële positie en ontvangen premie De financiële positie van het pensioenfonds wordt beoordeeld op basis van het FTK. Dit levert ultimo 2009 de volgende kengetallen op: Aanwezig vermogen Technische Voorziening Minimaal vereist eigen vermogen (4,2%)² Dekkingspositie
€ € € €
1.114.361 1.023.078 42.969 48.314
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen)
€
42.969
€
99.283
De toetsing van het premieniveau over 2009 levert de volgende kengetallen op (zie hoofdstuk 8): Kostendekkende premie € 31.280 Gedempte premie € 21.482 Feitelijke premie € 71.354 Het premieniveau is ruimschoots voldoende om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Vanaf 2008 is een fair pension deal van toepassing geworden, waarbij onder andere een regeling ten aanzien van de omgang met overschotten en tekorten in werking is getreden. Deze is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
Herstelplan De analyse van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2008 laat zien door welke oorzaken het tekort in 2008 is ontstaan: Realisatie 2008
Begin- Premie Uitke- stand ring 130,0%
-0,4%
2,0%
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Indexe- RTS Overren- Overig Eindring dement stand 0,0%
-18,8%
-18,2%
0,7%
95,3%
In maart 2009 is op grond van artikel 140 van de Pensioenwet een korte- en langetermijnherstelplan bij DNB ingediend. De inhoud van het herstelplan is beschreven in het bestuursverslag bij de jaarrekening over 2008 en volgt het bovenvermelde systeem. In juni 2009 heeft DNB de herstelplannen goedgekeurd.
Beleidsmatig wordt uitgegaan van een minimaal vereist eigen vermogen van 5,0%. Het minimaal vereist eigen vermogen con form de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader
bedraagt 4,2%.
2
33
In 2009 is het volgende gerealiseerd: ■ Op 1 januari 2009 was de maatstaf voor de toeslagverlening aan inactieven 2,52%. De toeslag was nihil. Dit besluit was al genomen voordat het herstelplan werd ingediend. ■ In juni 2009 heeft de onderneming een bijstorting aan het pensioenfonds gedaan van € 32.353 (zie ook hoofdstuk 8). ■ In het beleggingsbeleid zijn geen strategische aanpassingen doorgevoerd. In eerste instantie is de asset allocatie binnen de bandbreedte teruggebracht. Vanaf mei is invulling gegeven aan de tijdelijk opgeschorte implementatie van de nieuwe strategische asset allocatie. Ook hier is zeer behoedzaam te werk gegaan door de nieuwe categorieën in tranches op te bouwen. Bij deze acties is steeds naar het totale risicobudget gekeken. Zie verder hoofdstuk 10. ■ Voor toeslagverlening per 1 januari 2010: zie hoofdstuk 9. In verband met de ontwikkeling van de dekkingsgraad is de opschorting van procedures voor waardeoverdrachten vanaf 1 september 2009 niet langer aan de orde.
JAARVERSLAG 2009
Het volgende overzicht laat de realisatie in 2009 zien, in relatie tot de verwachting voor 2009 zoals die was opgenomen in het ingediende herstelplan: Herstelplan 2009 Realisatie 2009
Begin- Premie Uitke- stand ring
Indexe- RTS Overren- Overig Eindring dement stand
96,0%
3,3%
-0,2%
0,0%
0,0%
2,8%
0,3%
102,1%
95,3%
4,0%
0,8%
-0,3%
2,9%
11,6%
-5,4%
108,9%
Duidelijk is dat het herstel in 2009 sterker was dan voorzien in het herstelplan. De oorzaken zijn een hogere bijdrage vanuit de premie (doordat de indexatie actieven 1% bedroeg), een licht gestegen rente (bijdrage RTS) en een fors hoger overrendement (door het beleggingsresultaat). Een groot negatief effect bij Overig werd veroorzaakt door het verzwaren van de overlevingsgrondslagen (de eerder genoemde opslag van 4,4%), terwijl bij indexering een klein negatief effect van toepassing was door de indexatie inactieven ad 0,40%. DNB heeft in april 2010 aangegeven geen opmerkingen te hebben bij de evaluatie van het herstelplan over 2009. Het kortetermijnherstelplan wordt beëindigd indien de dekkingsgraad gedurende drie achtereenvolgende kwartalen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad 105% is geëindigd. Per einde boekjaar was dit twee kwartalen het geval. Per 31 maart 2010 was de dekkingsgraad 109%, zodat het kortetermijnherstelplan per 1 april 2010 is beëindigd. Op basis van een update van het herstelplan, inclusief de hierbij te hanteren uitgangspunten, is onze verwachting dat het langetermijnherstelplan in de loop van 2011 kan worden beëindigd.
34
12. Communicatie
Gestreefd wordt naar een transparante, makkelijk toegankelijke en begrijpelijke informatievoorziening. Hierbij is het uitgangspunt een goede communicatie bij wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden. Voor zover mogelijk wordt rekening gehouden met een doelgroepbenadering. Er wordt gebruik gemaakt van zowel schriftelijke, mondelinge als elektronische communicatiemiddelen. De commissie Communicatie heeft met deze uitgangspunten een Communicatieplan 2010 opgesteld, welke eind 2009 door het bestuur is goedgekeurd en in samenspraak met TKP wordt uitgevoerd. Voor 2010 gelden in elk geval de volgende aandachtspunten: - eerdere verzending van het UPO (vóór 1 juli) en digitale opvraagbaarheid via het besloten gedeelte van de website. Daarbij wordt tevens een Pensioenplanner aan het UPO gekoppeld; - verdere uitbouw van de website; - zorgplicht beschikbarepremieregeling; - deelnemerspresentaties gericht op de geboortejaren 1950 tot en met 1959; - acties naar aanleiding van de evaluatie van de 2009-enquête; - toeslagenlabel; - communicatie over de stand van zaken rond het herstelplan; - speerpunten van de AFM.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Jaarlijks wordt een communicatieplan gemaakt waarin alle communicatie-acties zijn beschreven en gepland. In 2009 zijn de volgende activiteiten het vermelden waard: ■ In het derde kwartaal is een UPO 2009 verzonden betreffende zowel de middelloonregeling als de beschikbarepremieregeling. ■ In november 2009 is een zorgplichtactie voor de beschikbarepremieregeling uitgevoerd. ■ De gepensioneerden hebben in januari 2009 een uitgebreide brief ontvangen ten aanzien van het herstelplan en de wijzigingen per 1 januari 2009. ■ De actieve deelnemers en gepensioneerden hebben in maart, juli en november 2009 een Nieuws brief Pensioen ontvangen met artikelen over actuele ontwikkelingen bij PSLN, waaronder de financiële positie en het herstelplan. Het nummer van juli is tevens naar de gewezen deelnemers toe gestuurd. ■ Slapers hebben een rechtenopgave ontvangen en pensioengerechtigden met een partner hebben een partneropgave ontvangen. ■ De website is opnieuw opgezet en op diverse onderdelen uitgebreid, bijvoorbeeld op het gebied van de consequenties van diverse wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden. Er is een brochure ontwikkeld die met de startbrief wordt meegestuurd en de startbrief voor de beschikbare premieregeling is uitgebreid met extra informatie over de kosten en de codering van de beleggingsfondsen. ■ In november 2009 is een deelnemersenquête uitgezet. Een terugkoppeling hiervan is gegeven in de nieuwsbrief van april 2010.
35
13. Toekomstige ontwikkelingen en voornemens van het bestuur Het bestuur verwacht de volgende ontwikkelingen voor 2010 en later.
Brede aanpak pensioenvraagstukken In januari 2010 zijn de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard verschenen. Beide commissies zijn door minister Donner ingesteld. De commissie Frijns heeft onderzoek gedaan naar het beleggingsbeleid en de commissie Goudswaard heeft de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel onderzocht. Het bestuur heeft goede nota genomen van beide rapporten en de daarin opgenomen aanbevelingen. Tijdens een opleidingsdag op 17 november 2010 zal het bestuur nagaan welke aanbevelingen aanvullend zijn op de aanbevelingen van de visitatiecommissie en nagaan hoe deze in het bestuursbeleid ingepast kunnen worden.
JAARVERSLAG 2009
In 2010 zal de evaluatie van het Financieel Toetsingskader en van de principes voor goed pensioenfondsbestuur plaatsvinden. De uitkomsten van deze brede aanpak van pensioenvraagstukken zullen door het bestuur nauwlettend worden gevolgd en zonodig worden vertaald in beleid. Los van de rapporten heeft het bestuur besloten om een systeem van integraal risicomanagement op te zetten. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van de visitatiecommissie en aanvullende aanbevelingen.
Herstelplan In 2010 en 2011 zullen de uitvoering van de acties, communicatie en monitoring van het herstelplan aandacht blijven vragen. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Het kortetermijnherstelplan is per 1 april 2010 afgesloten. Als de verwachte (beperkte) groei doorzet, hoopt het bestuur het langetermijnherstelplan medio 2011 ook te kunnen afsluiten.
Verkoop onderdelen van Household and Bodycare De onderneming heeft in 2009 voor twee onderdelen uit de Household and Bodycare-divisie een verkoopovereenkomst gesloten. De volgende twee trajecten zijn in 2009 gestart: 1. Bodycare, kopende partij Unilever, ongeveer 230 deelnemers; 2. Aircare, kopende partij Procter & Gamble, ongeveer 10 deelnemers. Het is de bedoeling dat de overige H&BC-onderdelen ook verkocht worden. Voor het pensioenfonds betreft dit 250 tot 275 deelnemers. De afspraken over de behandeling van pensioen worden naar verwachting in 2010 afgerond.
ALM In verband met het einde van de uitvoeringsovereenkomst per eind 2010 is in november 2009 een nieuw traject van een ALM-studie opgestart. Er zal rekening worden gehouden met de verhoogde trend van langer leven en de aanpassingen in de rendementsverwachtingen. Bij deze studie wordt zowel naar de nominale verplichtingen als de reële ambitie gekeken. In het beleid wordt tot nu toe uitgegaan van de nominale verplichtingen, rekening houdend met de reële ambitie. Het bestuur zal nagaan of het de voorkeur heeft dit om te draaien: uitgaan van de reële ambitie en daarbij rekening houden met de nominale verplichtingen. Een en ander houdt uiteraard ook verband met de evaluatie van het Financieel Toetsingskader, zoals hierboven gemeld.
36
Een ander thema is de verwachte oplopende inflatie in de komende jaren. In de ALM-studie zal worden nagegaan welke plaats dit in het bestuursbeleid dient te krijgen. Ook wordt in de ALM-studie aandacht besteed aan de gevolgen van de versnelde vergrijzing door het langlevenrisico en de verkoop of outsourcing van activiteiten door de onderneming.
Beschikbarepremieregeling De sociale partners hebben afgesproken dat de beschikbarepremieregeling iedere drie jaar geëvalueerd zal worden. Er is medio 2010 een evaluatie gepland, waarbij rekening gehouden zal worden met de actuele gegevens. Dit kan tot aanpassing van de premiestaffel per 1 januari 2011 leiden.
Goed pensioenfonds bestuur
Herstructurering ABTN In 2010 zal de ABTN worden geherstructureerd. Er zal meer worden vastgelegd in onderliggende documenten (jaarplannen, codes, reglementen). De kerntekst zal worden ingekort. Voorkomen wordt dat de gehele ABTN frequent aangepast moet worden. De ABTN wordt tevens gedigitaliseerd, zodat de onderliggende documenten via hyperlinks direct opvraagbaar zijn. Daarmee wordt de ABTN een levend document.
Digitalisering fondsdocumenten Voor diverse doelgroepen zal op het besloten deel van de website een digitaal archief worden opgezet. Daarmee wordt voorkomen dat de documenten op verschillende plaatsen worden gearchiveerd en/of langs diverse kanalen verzonden moeten worden.
Reactie van het bestuur op de verklaring van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft in haar vergadering van 19 mei 2010 een verklaring bij het jaarverslag 2009 voorbereid. Eind mei heeft het bestuur deze verklaring ontvangen. De verklaring is toegevoegd aan dit jaarverslag en is te vinden in de overige gegevens.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
In hoofdstuk 6 is een aantal actiepunten ten aanzien van Goed pensioenfonds bestuur vermeld en toegelicht, waaraan het bestuur in 2010 verdere invulling zal geven. Vooral aan de verdere uitwerking van het integriteitsbeleid, de opzet van een Complianceprogramma en actualisering van de statuten en reglementen zal in 2010 veel aandacht worden besteed. Hierbij wordt tevens aandacht besteed aan de speerpunten van DNB ten aanzien van gedrag en cultuur.
Het bestuur stelt de constructieve opstelling van het verantwoordingsorgaan op prijs. Concreet zal het bestuur actie ondernemen op de volgende punten: a. b.
de Cockpit rapportage geeft ieder kwartaal een kort en bondig beeld van de ontwikkelingen bij PSLN en de oorzaken hiervan. Het bestuur zal deze rapportages ter beschikking blijven stellen aan het verantwoordingsorgaan, zodat het verantwoordingsorgaan ook tussentijds goed geïnformeerd blijft; het bestuur is heel blij met de vele reacties op de deelnemersenquête. Door de commissie Communicatie wordt dit gebruikt om de communicatie-uitingen van PSLN in 2010 verder te verbeteren;
37
JAARVERSLAG 2009
c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
de lijst met afkortingen en begrippen wordt jaarlijks onderhouden. De lijst wordt met een zoekfunctie op de website geplaatst, waardoor lezers van de Nieuwsbrief deze lijst desgewenst als naslagmogelijkheid kunnen gebruiken; de zorgplicht zal blijvend een plaats op de agenda houden en jaarlijks wordt op de 2e dinsdag van juni een zorgplichtactie uitgevoerd; de verdere uitbouw van website is gepland in juni 2010. Ook het onderhoud hiervan zal de nodige aandacht blijven krijgen, zodat deelnemers steeds meer gebruik zullen maken van de informatie die beschikbaar is; de voorbereidingen voor de aansluiting van PSLN aan het Pensioenregister lopen op schema. Getracht zal worden om zoveel mogelijk ontbrekende BSN nummers van de “slapersgroep” te achterhalen, zodat deze basisinformatie voor ons bestand vrijwel compleet zal zijn; ook in het communicatieplan 2011 zal de maand juni als uiterste verzendtermijn van de UPO worden opgenomen. Streven zal zijn om de verzending in de maand mei te laten plaats vinden; de attributie van de behaalde performance naar de oorzaken ‘allocatie’ en ‘performance vermogensbeheerders’ wordt in 2010 in de Cockpit rapportage opgenomen; het bestuur informeert het verantwoordingsorgaan over de condities van de uitvoeringsovereen- komst nadat deze afspraken tussen PSLN en KDE zijn gemaakt. Het bestuur onderschrijft dat de basis uitgangspunten van deze afspraken zoveel mogelijk consistent moeten zijn en tevens niet strijdig mogen zijn met de uitgangspunten van het herstelplan; het bestuur is zich bewust van het verschil in toeslagbeleid tussen actieven en inactieven. Zoals terecht wordt geconstateerd is dit het gevolg van afspraken tussen sociale partners en niet door het bestuur beïnvloedbaar; het bestuursbureau zal in de loop van 2010 een project ‘inbedding integraal risicomanagement’ starten, waarbij rekening zal worden gehouden met zowel de aanbevelingen van de commissie Frijns als de aanbevelingen van de Visitatiecommissie. Gezien de grote hoeveelheid aanbevelingen ontkomt het bestuur niet aan prioritering en gefaseerde implementatie; de uitvoering van het herstelplan zal ook in 2010 en wellicht 2011 door het bestuur gemonitord blijven worden. Daarbij wordt nog steeds de balans gezocht tussen de eisen van het herstelplan en het zoveel mogelijk voldoen aan de lange termijn strategie die nodig is om de diverse voornemens op beleidsonderdelen daadwerkelijk te kunnen realiseren; met de nieuwe commissie PFG zijn de dossiers op dit vlak beter verankerd en wordt de deskundig- heid van diverse bestuursleden op dit terrein sterk verbeterd. Het bestuur is niet voornemens op andere gebieden extra commissies in te stellen en vindt dat de huidige verdeling volstaat.
Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor haar bijdrage aan de beoordeling van het beleid en het opstellen van de verklaring bij het jaarverslag. Het bestuur is verheugd over de positieve conclusie en zal zich ook in het komende jaar op dezelfde wijze inzetten om dit vertrouwen opnieuw waar te maken.
Tot slot Het bestuur spreekt tot slot haar dank uit aan degenen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland en aan de totstandkoming van dit jaarverslag. Utrecht, 16 juni 2010 Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland C.T.M. van Mierlo, voorzitter
38
R. Burema, secretaris
BIJLAGE 1 Samenvatting pensioenregelingen In deze bijlage worden de pensioenregelingen beknopt omschreven. De genoemde bedragen gelden voor het jaar 2008. Groep 1: geboortejaren tot en met 1949 en groep 2: geboortejaren vanaf 1950. De basisregeling ouderdomspensioen (pensioenreglement A) heeft voor de groepen 1 en 2 de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het deelnemerschap vangt overeenkomstig de bepalingen in de CAO aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en de werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Regeling: Middelloon. Jaarinkomen: Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag. Voor deelnemers die op 1 januari 2005 niet met vroegpensioen waren geldt een maximum van € 87.226 (per 1 januari 2009). Het maximum jaarinkomen wordt jaarlijks aangepast aan de loonindex. Loonindex: De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar. Prijsindex: Het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer ‘alle huishoudens’ over de referteperiode 1 oktober van het voorafgaande jaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Pensioengrondslag: Het jaarinkomen minus de franchise. Franchise: De franchise wordt jaarlijks aangepast met de loonindex. De franchise zal niet hoger zijn dan (10/7) maal de AOW voor twee gehuwden, beiden ouder dan 65 jaar, inclusief vakantietoeslag inclusief structurele delen en niet lager dan het fiscaal toegestane minimum. Op 1 januari 2009 bedraagt de franchise voor groep 1 € 19.483 en voor deelnemers behorende tot groep 2 € 12.465. Ouderdomspensioen: De opbouw van het ouderdomspensioen bedraagt per jaar van deelneming 1,75% voor groep 1 en 2,25% voor groep 2 van de pensioengrondslag van het betreffende jaar van deelneming. Levenslang partner70% van het bereikbare ouderdomspensioen. pensioen Tijdelijk partner20% van het bereikbare partnerpensioen. pensioen: Wezenpensioen: 20% van het bereikbare partnerpensioen per wees. Bij volle wezen wordt dit bedrag verdubbeld. WaardevastheidsHet bestuur kan op 1 januari als de middelen dit toestaan toeslag verlenen op de toeslagen voor ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers. Als inactieven: leidraad wordt hiervoor de prijsindex gehanteerd. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om de systematiek van toeslagverlening aan te passen.
39
JAARVERSLAG 2009
De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. Welvaartstoeslagen De pensioenaanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks verhoogd met voor actieven: de loonindex. Voortzetting Bij arbeidsongeschiktheid na einde dienstverband wordt de pensioenopbouw gepensioenopbouw bij heel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktarbeidsongeschiktheid: heid. Het jaarinkomen zal elk jaar worden aangepast op basis van de in dat jaar geldende loonindex. Uitruil partner-pensioen: De mogelijkheid bestaat om op de pensioendatum het partnerpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen van 20%. Dit verzoek dient een half jaar vóór de pensioendatum te worden ingediend bij de Stichting. Uitsluitend na verkregen toestemming van de partner. Bijdrage: Deelnemersbijdrage wordt in de betreffende CAO opgenomen. De bijdrage van de onderneming wordt geregeld in de uitvoeringsovereenkomst. Overgangsbepaling Voor deelnemers die zowel op 31 december 2005 als op 1 januari 2006 deelnemer voor groep 2: waren, geldt het volgende: ■ Aanvullende opbouw van 8,57% van de opgebouwde aanspraken ouder domspensioen en partnerpensioen in gevolge het tot 31 december 2005 geldende pensioenreglement A (inclusief Stichting Excedentenpensioen- fonds Douwe Egberts). ■ Toekenning en financiering van deze opbouw vindt plaats vanaf 1 januari 2006 gedurende een tijdvak van 15 jaar evenredig in tijd. Indien op 1 januari 2006 ouder dan 47 jaar: opbouw in de periode tussen 1 januari 2006 en het bereiken van de 62-jarige leeftijd. ■ Het nog niet toegekende deel van de extra aanspraken volgt jaarlijks de welvaartstoeslagen actieven. De vroegpensioenregeling voor deelnemers in groep 1 heeft de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Normpensioendatum
Einddatum: Regeling: Jaarinkomen:
40
Het deelnemerschap vangt overeenkomstig de bepalingen in de CAO aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 45 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en de werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Uitstel of vervroeging dient ten minste zes maanden voorafgaand aan de ingangsdatum schriftelijk te worden aangevraagd. Indien het vroegpensioen wordt uitgesteld dan bedraagt de hoogte van het vroegpensioen maximaal 100% van het laatst vastgelegde jaarinkomen. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Middelloon. Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag.
Loonindex:
De beschikbarepremieregeling kent voor groep 1 en groep 2 de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd:
Pensioendatum: Regeling: Jaarinkomen:
Loonindex:
Pensioengrondslag: Aanwending pensioenkapitaal:
Het deelnemerschap vangt overeenkomstig de bepalingen in de CAO aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikt, dan wel per de later gelegen eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, tenzij tussen de werkgever en de werknemer uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Deze regeling is niet van toepassing op deelnemers die op 1 januari 2005 al met vroegpensioen waren. De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, waarbij uitstel en vervroeging mogelijk is. Beschikbare premie. Het totaal van het geldende maandsalaris, vermenigvuldigd met de factor 12 en verhoogd met de daaraan verbonden vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering en de ploegentoeslag. De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de refertepe-
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De ontwikkeling van de in het jaarinkomen van het desbetreffende jaar verwerkte structurele collectieve inkomensontwikkeling bij de werkgever, over de referteperiode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar. Jaar van deelneming: Jaren vanaf de 45-jarige leeftijd, mits in dienst bij de werkgever. Vroegpensioen: Het vroegpensioen voorziet in een uitkering tussen leeftijd 62 en 65. Het vroegpensioen bedraagt per jaar van deelneming 4,71% van het jaarinkomen na leeftijd 45 of latere datum van indiensttreding van het betreffende jaar van deelneming. WaardevastheidsHet bestuur kan op 1 januari als de middelen dit toestaan toeslag verlenen op de toeslagen voor ingegane pensioenen en uitgestelde aanspraken van gewezen deelnemers. Als inactieven: leidraad wordt hiervoor de prijsindex gehanteerd. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om de systematiek van toeslagverlening aan te passen. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. Welvaartstoeslagen De vroegpensioenaanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks verhoogd voor actieven: met de loonindex. Laagste uittreedleeftijd: 60 jaar. Bijdrage: Er is geen sprake van een werknemersbijdrage.
riode 2 januari van het voorgaande jaar tot en met1 januari van het betreffende jaar. Het deel van het jaarinkomen dat ligt boven het maximum jaarinkomen zoals dat geldt voor pensioenreglement A. Het opgebouwde pensioenkapitaal wordt bij het bereiken van de pensioendatum door de deelnemer aangewend voor de inkoop van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen in de verhouding van 100% ouderdomspensioen en 70% partnerpensioen. Dit kan naar keuze door overdracht van het kapitaal naar een commerciële verzekeraar of door aanwending binnen het pensioenfonds.
41
Beleggingsinstelling: Uitvoering:
Premiestaffels: * Van groep 1 worden alleen de laatste 2 klassen gebruikt. De eerste klasse bij groep 2 geldt
JAARVERSLAG 2009
vanaf 2008
De instelling die op basis van een overeenkomst met de Stichting de pensioenkapitalen van de individuele deelnemers beheert en administreert. De regeling wordt uitgevoerd door de beleggingsinstelling. Er is een standaardkeuze ten aanzien van de beleggingsfondsen. Als de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de afbouw van het beleggingsrisico en de spreiding overneemt kan, na invulling van een vragenlijst, ook voor een eigen beleggingsmix gekozen worden. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van de toegestane beleggingsfondsen. De waarde van de beleggingen is de totale waarde van de beleggingsparticipaties. Jaarbijdrage (% van de PG) Leeftijd Groep 1 Groep 2 21 t/m 24 6,0%* 7,7%* 25 t/m 29 7,2%* 9,3% 30 t/m 34 8,5%* 10,9% 35 t/m 39 10,2%* 13,1% 40 t/m 44 12,2%* 15,7% 45 t/m 49 14,8%* 19,0% 50 t/m 54 17,8%* 22,9% 55 t/m 59 21,4% 27,5% 60 t/m 64 25,6% 32,9%
Hoogte levenslang partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum:
1,225% (groep 1) resp. 1,4% (groep 2) van de pensioengrondslag over de te bereiken jaren van deelneming gelegen tussen 1 januari 2005 (of latere opnamedatum in de beschikbarepremieregeling) en de pensioendatum. Als gevolg van een waardeoverdracht kunnen extra deelnemersjaren worden toegekend.
Hoogte tijdelijk partner-pensioen bij overlijden voor pensioendatum:
20% van het levenslang partnerpensioen.
Hoogte wezen20% van het levenslang partnerpensioen per wees. pensioen bij overlijden voor pensioendatum: Uitruil partner-pensioen: De mogelijkheid bestaat om op de pensioendatum het ingekochte partnerpensioen om te zetten in een extra ouderdomspensioen van 20%. Dit verzoek dient een half jaar vóór de pensioendatum te worden ingediend bij de Stichting. De bovenomschreven omzetting van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen toestemming van de partner van de (gewezen) deelnemer. Laagste uittreedleeftijd: 60 jaar. Bijdrage deelnemer: De hoogte van de deelnemersbijdrage is in de CAO opgenomen. De risicopremie voor het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico in de beschikbarepremieregeling en de uitvoeringskosten worden door de werkgever betaald.
42
14 Jaarrekening 2009 14.1 Balans per 31 december 2009 (na resultaatsbestemming) (bedragen in € x 1.000) ACTIVA
31 december 2009
31 december 2008
Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds
945.535
Beleggingen voor risico deelnemers 9.176 1.127.053
5.884 951.419
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies 7.222 7.555 Overige vorderingen 1.515 2.648 8.737
10.203
Liquide middelen (3) 2.517 1.138.307 PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves (4) Stichtingskapitaal 1 1 Algemene reserve 91.282 (47.198) 91.283 Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 1.023.078 Voorziening pensioenverplichtingen (6) voor risico deelnemers 9.176 Overige schulden en (7) overlopende passiva Overige schulden 14.770 1.138.307
3.575 965.197
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Vastgoedbeleggingen 49.354 27.557 Aandelen 328.324 223.584 Vastrentende waarden 737.585 687.852 Derivaten 2.614 4.945 Overige beleggingen 0 1.597 1.117.877
(47.197)
997.236
5.884
9.274 965.197
43
14.2 Staat van baten en lasten over 2009
JAARVERSLAG 2009
(bedragen in € x 1.000)
2009
2008
BATEN Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) (8) 71.354 51.500 Premiebijdragen risico deelnemers (9) 2.584 2.233 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (10) 148.477 (135.281) Beleggingsresultaten risico deelnemers (11) 893 (800) Uitkeringen uit hoofde van herverzekering (12) 512 461 Overige baten (13) 113 389 223.933 (81.498) LASTEN Pensioenuitkeringen (14) 54.168 50.443 Pensioenuitvoeringskosten (15) 1.731 1.401 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (16) voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw 26.693 18.836 Indexering en overige toeslagen 2.268 24.218 Rentetoevoeging 33.888 38.462 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (53.546) (51.289) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (1.071) (1.026) Wijziging marktrente (30.255) 140.905 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 47.682 - Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten (301) (350) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 484 (7.575) Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen 25.842 162.181 Mutaties pensioenverplichtingen (17) voor risico deelnemers 3.292 307 Saldo overdrachten van rechten (18) (63) 73 Premies herverzekering (19) 278 325 Onttrekkingen risico deelnemers (20) 185 1.125 Overige lasten (21) 20 43 85.453 215.898 Saldo van baten en lasten 138.480 (297.396)
Bestemming saldo van baten en lasten Algemene reserve
138.480 (297.396)
Het saldo van baten en lasten wordt volledig toegevoegd aan de algemene reserve.
44
14.3 Kasstroomoverzicht
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
(bedragen in € x 1.000) 2009 2008 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies 73.749 36.422 Ontvangen in verband met overdracht van rechten 731 2.017 Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars 198 847 Kasmutatie rekening courant KDE 1.447 (88) 76.125 39.198 Uitgaven Pensioenuitkeringen 54.203 50.356 Betaald in verband met overdracht van rechten 712 2.138 Pensioenuitvoeringskosten 1.737 1.520 Premie herverzekering 623 242 57.275 54.256 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten 18.850 (15.058) Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten 26.344 35.137 Verkopen en aflossingen van beleggingen 1.033.328 831.485 1.059.672 866.622 Uitgaven Aankopen beleggingen 1.076.480 861.740 Beheersuitgaven 3.100 1.872 1.079.580 863.612 Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten (19.908) 3.010 Totale kasstroom (1.058) (12.048) Het verloop van de liquide middelen is als volgt: Liquide middelen per 1 januari 3.575 15.623 Mutatie liquide middelen (1.058) (12.048) Liquide middelen per 31 december 2.517 3.575
45
14.4 Toelichting behorende bij de jaarrekening 2009 Inleiding Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland, statutair gevestigd te Joure (hierna te noemen “het fonds”) is een ondernemingspensioenfonds. Het fonds stelt zich ten doel: het toekennen van aanspraken op, casu quo het uitkeren van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun partners, respectievelijk ex-partners en hun kinderen, overeenkomstig het bepaalde in statuten en reglementen voor de volgende onderneming: Koninklijke Douwe Egberts BV, statutair gevestigd te Joure.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
JAARVERSLAG 2009
14.4.1 Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
46
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Saldering van een actief en een verplichting
Vreemde valuta Activa en passiva in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen marktwaarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1 Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen marktwaarde. Overlopende activa inzake beleggingen en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Participaties in beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort belegging. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van de marktwaarde. Derivaten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Bij zowel de beursgenoteerde als de niet-beursgenoteerde beleggingen is sprake van een frequente marktwaardering. Niet-beursgenoteerde fondsen hebben onderliggende beursgenoteerde beleggingen, waarbij de intrinsieke waarde van het fonds dagelijks dan wel wekelijks bepaald wordt. De gebruikte nietbeursgenoteerde derivaten zijn verhandelbaar en worden frequent en door diverse partijen gewaardeerd. Een wettelijke herwaarderingsreserve is derhalve niet nodig en daarom ook niet opgenomen.
47
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde per 31 december. Voor beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde aandelen is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers.
JAARVERSLAG 2009
Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de marktwaarde van de onderliggende beleggingen representeert. Voor beursgenoteerde obligaties is de marktwaarde de per balansdatum geldende beurskoers. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen marktwaarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten worden opgenomen onder de beleggingen; indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord.
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
Grondslagen voor beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen voor risico van het pensioenfonds worden aangehouden.
48
2 Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk wordt een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde. 3 Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen de kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Algemene reserve De ultimo verslagjaar resterende overschotten of tekorten worden ten gunste respectievelijk ten laste van de algemene reserve gebracht. Het streven is om een algemene reserve aan te houden die minimaal gelijk is aan het vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het vereist eigen vermogen wordt hierbij bepaald op basis van de standaardmethode zoals aangegeven door DNB. 5 Technische Voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op marktwaarde. De voorziening is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balansdatum op grond van het pensioenreglement, rechten zijn verkregen, inclusief de indexatie van de pensioenaanspraken per 1 januari volgend op de balansdatum. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a. Overlevingskansen en sterftetrend De overlevingskansen en sterftetrend conform de methodiek van Towers Watson 2008 worden ontleend aan de AG Generatietafel 2050. De overlevingskansen worden gecorrigeerd voor ervaringssterfte. De sterftekans wordt verlaagd met gemiddeld 11%. Ter dekking van latent wezenpensioen worden de lasten van het partnerpensioen bij nog niet ingegaan partnerpensioen verhoogd met 5%. Voor ingegaan wezenpensioen zijn geen overlevingskansen in aanmerking genomen. Zie bij punt d ten aanzien van een opslag in verband met een verhoogde trend in het langlevenrisico.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
4 Reserves
b. Partnerfrequentie Voor de partnerfrequentie is gebruik gemaakt van een eigen partnerfrequentietabel. De partnerfrequentie van de man is op leeftijd 18 gelijk aan 0,03, vervolgens loopt deze op naar 1 op leeftijd 65. De partnerfrequentie van de vrouw is op leeftijd 18 gelijk aan 0,07, vervolgens loopt deze op naar 0,87 op leeftijd 50, loopt vervolgens weer af naar 0,73 op leeftijd 64 en is gelijk aan 1 op leeftijd 65. Voor pensioengerechtigden wordt de feitelijke burgerlijke staat in acht genomen. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat mannelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw. Met betrekking tot het leeftijdsverschil wordt aangenomen dat vrouwelijke verzekerden gehuwd zijn met een drie jaar oudere man.
49
c. Rentetermijnstructuur Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen worden de opgebouwde pensioenaanspraken contant gemaakt op basis van de rentetermijnstructuur zoals door DNB gepubliceerd. d. Overige bijzonderheden
JAARVERSLAG 2009
Opslagen In de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds zijn de volgende opslagen begrepen: a. een opslag van 2% voor excasso. De toereikendheid van de opslag wordt eens in de drie jaar getoetst. In 2008 is uit de toetsing gebleken dat de opslag voldoende is in geval van continuïteit. In geval van discontinuïteit zal de opslag van 2% naar verwachting net niet voldoende zijn. Bij de verwachte stijging van het uitkeringenvolume zal de opslag naar verwachting binnen enkele jaren wel voldoende zijn. Bij groepsgewijs vertrek van actieve deelnemers wordt de consequentie hiervan ten aanzien van de benodigde kostenopslag in de premie onderzocht en meegenomen bij de eerstvolgende hernieuwde afspraak over de doorsneepremie. Het resultaat op kosten in 2009 is positief; b. een opslag van 4,4% voor de omrekening van overlevingsgrondslagen wegens een begin 2010 gebleken verhoogde trend in het langlevenrisico. Deze opslag is op 10 maart 2010 vastgesteld middels een bestuursbesluit en wordt opgevoerd per 31 december 2009. Zie verder bij ‘toekomstige ontwikkelingen’ in het bestuursverslag.
De schadereserve voor exit-WAO’ers Een deelnemer die een WAO- of WIA-uitkering ontvangt en wiens arbeidscontract is beëindigd, heeft de status van exit-WAO’er. Een exit-WAO’er bouwt alleen 65-plus pensioen op. De mate van arbeidsongeschiktheid (arbeidsongeschiktheidsklasse) is hierbij mede bepalend voor de mate waarin deze pensioenopbouw wordt voortgezet. Voor deelnemers met status exit-WAO is de - op basis van prudente grondslagen vastgestelde - actuariële contante waarde van de nog op te bouwen pensioenaanspraken, inclusief de toegekende toeslagen, afgefinancierd. Het verschil tussen de betreffende waarden van de te bereiken rechten en de verkregen rechten wordt aangemerkt als schadereserve exit-WAO’ers. De schadereserve voor exit-WAO’ers wordt vastgesteld op basis van dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds. Derhalve gelden de grondslagen van het pensioenfonds en wordt rekening gehouden met een excasso-opslag en een wezenopslag per ultimo van het boekjaar. In verband met de aard van de groep exit-WAO’ers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.
Korte beschrijving pensioenregeling Het pensioenfonds kent een basisregeling ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 65 jaar voor deelnemers met geboortejaren tot en met 1949 én in dienst voor 1 januari 2006, alsmede alle deelnemers die voor 1 januari 2006 status van exit-WAO’er hadden (groep 1) en deelnemers met geboortejaren vanaf 1950 (en niet voor 1 januari 2006 status exit-WAO’er) en/of in dienst op of na 1 januari 2006 (groep 2). Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% voor groep 1 en 2,25 % voor groep 2 van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarinkomen minus de franchise. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is mogelijk overeenkomstig de bepalingen in de CAO. Zie ook bijlage 1 bij het verslag van het bestuur. De pensioenaanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk verhoogd met de loonindex.
50
De mate van toeslagverlening voor de inactieven wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als één van de uitgangspunten; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden in ogenschouw nemen.
6 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de beschikbarepremieregeling voor deelnemers. Het beleggings-risico ligt bij de deelnemers. De voorziening voor risico deelnemers is gewaardeerd volgens dezelfde grondslagen die gelden voor de waardering van de corresponderende beleggingen voor risico deelnemers. 7 Kortlopende schulden Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Schulden worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de marktwaarde, inclusief de transactiekosten. Na eerste verwerking wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, gewoonlijk gelijk aan de nominale waarde.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten beleggingsactiviteiten.
en
kasstromen
uit
Grondslagen voor resultaatbepaling
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: - bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag toegekend; - bij een dekkingsgraad van meer dan 110% maar minder dan 125% wordt de toeslag lineair geïnterpoleerd; - bij een dekkingsgraad van 110% of minder wordt geen toeslag verleend.
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in de staat van baten en lasten. 8 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen. De extra storting van de werkgever van € 32,4 miljoen is hier in begrepen. 9 Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen bijdragen in het kader van de beschikbarepremieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
51
10 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten.
Indirecte beleggingsopbrengsten en valutaresultaten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kosten vermogensbeheer
JAARVERSLAG 2009
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de toegerekende interne kosten verstaan. 11 Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico pensioenfonds. 12 Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Hieronder zijn opgenomen de in het boekjaar aan het fonds toegekende uitkeringen uit hoofde van herverzekering. 13 Overige baten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen. 14 Pensioenuitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. 15 Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 16 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
- Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
52
- Indexering en overige toeslagen De onder dit hoofd opgenomen toename van de voorziening betreft het effect van indexering en overige toeslagen op de voorziening. De toeslagen voor actieven zijn onvoorwaardelijk en de koopsom hiervoor is onderdeel van de premie. In boekjaar 2009 is de toeslag per 1 januari 2010 ad 1,0% verwerkt. De toeslag voor inactieven is voorwaardelijk en is geen onderdeel van de premie. Deze wordt gefinancierd uit beleggingsresultaten of andere middelen van het fonds. De toeslag inactieven per 1 januari 2009 was nihil. In boekjaar 2009 is de koopsom voor toeslagen inactieven per 1 januari 2010 ad 0,40% verwerkt.
- Rentetoevoeging
- Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
- Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
- Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 3,826% (2008: 4,696%) de rentetermijnstuctuur van de DNB per 1 januari. De rentetoevoeging wordt berekend over de beginstand van de voorziening pensioenverplichtingen en de mutaties hierin gedurende het jaar.
- Wijziging overige actuariële uitgangspunten De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op incidentele wijziging van de regeling, en/of incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen/methoden. De opslag van 4,4% voor de verhoogde trend in het langlevenrisico is hierin begrepen (zie bij Grondslagen Balanswaardering, Technische Voorzieningen, Overige bijzonderheden).
- Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken met betrekking tot de actuariële waarde.
- Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen.
53
17 Mutaties pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft de wijzigingen in de waarde van de technische voorziening voor risico deelnemers.
JAARVERSLAG 2009
18 Saldo overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. 19 Premies herverzekering Ter zake van het overlijdensrisico heeft het pensioenfonds een herverzekeringsovereenkomst met de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. De herverzekering bestaat uit een integrale stoplossdekking. Het eigen behoud bedraagt € 500 per deelnemer. Voor de herverzekeraar geldt een maximale aansprakelijkheid voor de contractperiode van € 12.500. De prioriteit is 200% van de risicopremie eigen rekening over de contractperiode met een minimum van € 4.052. De contractperiode bedraagt in eerste termijn 12 maanden en wordt vervolgens zonder opzegging telkens verlengd met 12 maanden. Vanaf 1 januari 2010 is het contract herzien. Voor de herverzekeraar geldt een maximale aansprakelijkheid van € 20.000 per kalenderjaar. De prioriteit is 268% van de risicopremie eigen rekening met een minimum van € 5.168 per kalenderjaar. De contractperiode bedraagt 12 maanden en wordt vervolgens zonder opzegging telkens verlengd met 12 maanden. Tevens heeft het pensioenfonds een proportionele herverzekeringsovereenkomst met een eigen behoud van € 500 en een obligo van € 2.000 per deelnemer. De contractsperiode loopt vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009. Vanaf 1 januari 2010 is het contract herzien. Het eigen behoud bedraagt in het nieuwe contract € 500 en het obligo € 3.500 per deelnemer per jaar. De contractperiode loopt van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014. 20 Onttrekkingen risico deelnemers Dit betreft onttrekkingen van bedragen uit de beschikbarepremieregeling die worden aangewend voor inkoop van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen. 21 Overige lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
14.4.2 Risicobeheer en derivaten (bedragen in € x 1.000) In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risico-informatie aan. Deze gegevens zijn bepaald op basis van het doorkijk principe. Waar dit niet het geval is, wordt het aangegeven. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
54
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
% afdekking renterisico Duration van de vastrentende waarden-portefeuille Gedeelte van vermogen in vreemde valuta Verzekeringstechnisch risico Duration van de verplichtingen
28,2% 66,0% 0,0% 3,8% 2,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
81,2% 18,8% 100,0%
58,5% 41,5% 100,0%
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
De gegevens waarop de FTK-toets is gebaseerd zien er als volgt uit: Assetmix Aandelen Vastrentende waarden Direct onroerend goed Indirect onroerend goed Grondstoffen Hedgefondsen Private equity Inflatiegerelateerde obligaties Kas Totaal Aandelen - waarvan ontwikkelde markten - waarvan opkomende markten Totaal Vastrentende waarden (exclusief inflatiegerelateerde obligaties) Niet-credits Credits Totaal Opslag voor kredietrisico bedrijfsobligaties (creditspread) Duration van de credits
2,0% 5,1 jaar
51,0% 9,3 jaar 7,5% 3,4% 12,8 jaar
55
Ultimo 2009 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de gewenste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 13,9% (in euro’s € 142.252) Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille per ultimo 2009. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille voor 2010, dan zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (13,1% of in euro’s € 134.033). Het tekort op FTK-grondslagen in euro’s is als volgt:
JAARVERSLAG 2009
2009
2008
Technische voorzieningen volgens jaarrekening 1.023.078 997.236 Aanpassingen - Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) a) 1.023.078 997.236 Buffers: S1 Renterisico 60.581 52.125 S2 Risico zakelijke waarden 95.237 74.248 S3 Valutarisico 17.480 34.706 S4 Grondstoffenrisico 6.779 S5 Kredietrisico 13.050 4.799 S6 Verzekeringstechnisch risico 34.706 27.600 Diversificatie-effect (85.581) (74.780) Vereist eigen vermogen b) 142.252 118.698 Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b) 1.165.330 1.115.934 Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) 1.114.361 950.039 Tekort (50.969) (165.895)
Marktrisico Marktrisico omvat het prijs(koers)risico, valutarisico, beleggingsrisico en renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in de ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen (exclusief derivaten) naar sector weergegeven:
56
2008
Duurzame consumentengoederen 41.839 Niet-duurzame consumentengoederen 39.634 Energie 31.604 Financiële dienstverlening 348.199 Overheidsinstellingen 165.587 Gezondsheidszorg 26.843 Industrie 47.774 Informatietechnologie 25.341 Basismaterialen 31.555 Telecommunicatie 30.507 Handelsorganisaties 10.967 Nutsbedrijven 33.376 Overig 276.891 1.110.117
18.017 23.730 22.025 551.424 174.866 21.799 45.268 12.414 11.440 17.253 0 14.471 28.227 940.934
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
2009
2008
Ontwikkelde markten 1.039.776 BRIC landen 24.132 Andere opkomende markten 36.802 Overig 9.407
935.951 1.035 1.671 2.277
1.110.117
940.934
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar sectoren is als volgt:
Kantoren Winkels Woningen Industrieel Overige sectoren
2009
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
2009
2008
€
%
€
%
15.653 19.901 1.642 2.135 10.023
32 41 3 4 20
8.625 11.190 1.166 0 6.576
31 41 4 0 24
49.354
100
27.557
100
57
De segmentatie van vastgoedbeleggingen naar regio is als volgt: Europa Overige
2009
2008
€
%
€
%
43.034 6.320
87 13
22.133 5.424
80 20
49.354
100
27.557
100
Prijsrisico
JAARVERSLAG 2009
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Prijsrisico gelopen op andere soorten beleggingen is opgenomen onder marktrisico.
58
Valutarisico De marktwaarde van de beleggingen, uitgesplitst naar valutasoorten, is als volgt weer te geven. De vorderingen en de schulden inzake derivaten zijn in de toelichting op de balans afzonderlijk gerubriceerd. 2009 Portefeuille Derivaten ARS 3 0 AUD 14.284 (8) BRL 3.701 92 CAD 7.977 (11) CHF 14.980 (6) DKK 2.090 0 EUR 983.651 (579) GBP 32.156 71 HKD 11.195 0 HUF 1.058 0 JPY 721 (133) KRW 3.290 (64) MXN 2.174 0 NOK 2.758 0 NZD 1.803 (17) SEK 9.837 10 SGD 2.247 0 USD 211 (4.408) ZAR 2.822 0 OTHER 18.212 0 1.115.170 (5.053)
2008 Totaal Portefeuille Derivaten 3 3 - 14.276 4.282 113 3.793 - - 7.966 3.543 - 14.974 12.956 - 2.090 832 - 983.072 809.870 938 32.227 34.692 214 11.195 1.819 - 1.058 745 61 588 19.480 (237) 3.226 - - 2.174 - 120 2.758 440 - 1.786 115 - 9.847 5.140 38 2.247 1.003 - (4.197) 45.650 (903) 2.822 20 - 18.212 - - 1.110.117 940.590 344
Totaal 3 4.395 3.543 12.956 832 810.808 34.906 1.819 806 19.243 120 440 115 5.178 1.003 44.747 20 940.934
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Balanswaarde 31-dec-09
Balanswaarde 31-dec-08
€ 737.585
% 9,3
€ 687.852
% 9,6
1.023.078
12,8
997.236
13,7
In 2008 is de duration verhoogd door middel van aankoop van units in een Long Bond fonds, dat gevormd wordt uit fysieke staatsleningen. PSLN heeft deze units in 2009 ondergebracht in een specifiek voor PSLN ingericht product met de naam CSUF (zie ook hoofdstuk 10 van het verslag van het bestuur). Hiermee is een instrumentarium beschikbaar ter afdekking van de rente- en/of inflatiegevoeligheid in de cashflow van de nominale en/of reële verplichtingen. In oktober 2009 zijn enkele rente-instrumenten ingezet, namelijk vier renteswaptions en een renteswap.
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds, het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten, en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geld-leningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Duration van de vastrentende waarden Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
59
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: AAA AA A BBB
2009 € 414.315 66.297 163.060 62.162 5.912 25.839 737.585
2008 % 56 9 22 8 1 4 100
€ 424.069 138.644 85.830 13.793 1.791 23.725 687.852
% 63 20 12 2 0 3 100
JAARVERSLAG 2009
Door de ontwikkelingen in de markten is de gemiddelde rating van de benchmark omlaag gegaan, wat ook in de portefeuille is terug te zien. Het totale deel dat niet investment grade is of geen rating heeft is licht gestegen van 3% naar 5%.
Concentratierisico In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Het concentratierisico betreft per 31 december de volgende posten: 2009 Zakelijke waarden Delta Lloyd Inv Fd EUR 1.2 (Investment Fund) -
28.220
Vastrentende waarden Legal & General JP – Euro Govt BD over 15 (Investment Fund) - Legal & General LX - CLIENT UNITISED 35228 259.156
350.577 -
Frankrijk Duitsland Italië
23.772 40.905 42.943
2008
48.064 28.742 44.429
Securities lending Het pensioenfonds heeft aan de custodian toestemming verleend om tegen bepaalde voorwaarden het juridische eigendom van de beleggingen tijdelijk tegen een vergoeding aan derden (‘tegenpartijen’) over te dragen. Deze activiteit heet ‘securities lending’ en de risico’s worden gemanaged doordat een onderpand, het ‘collateral’, op een minimum niveau van 105% wordt afgegeven. Er was eind 2009 voor € 94.000 aan effecten uitgeleend, waarvoor € 100.000 collateral is ontvangen. Dit collateral bestaat uit 34% effecten en 66% cash collateral. Het cash collateral is door de vermogensbeheerder herbelegd. Gedurende
60
2008 is een ongerealiseerd negatief resultaat van € 800 ontstaan als gevolg van de herbelegging van cash collateral (schuld aan de collateral pool). In 2009 is gebleken dat een deel van deze schuld (€ 253) als gevolg van herwaardering kon worden afgeboekt zodat dit in 2009 een positief resultaat oplevert. Een ander deel (€ 251) is in 2009 afgeboekt als gerealiseerd als verlies. Ultimo 2009 staat nog een bedrag ad € 296 open als ongerealiseerd verlies, welke in maart 2010 ook kan worden afgeboekt en in 2010 een positief resultaat zal opleverenheeft opgeleverd. Het pensioenfonds heeft in oktober 2008 diverse extra restricties toegepast ten aanzien van de tegenpartijen en de hoogte van het totaal uitgeleende bedrag aan effecten. Deze zijn in 2009 ongewijzigd van kracht gebleven.
Liquiditeitsrisico
Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: ultimo 2009 zijn er voldoende obligaties, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële arbeidsongeschiktheid.
risico’s
zijn
de
risico’s
van
langleven,
overlijden
(kortleven)
en
Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AGprognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het overlijdensrisico is deels afgedekt door middel van herverzekering. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Hiervoor is een voorziening getroffen.
Toeslagverleningsrisico De toeslagverlening voor actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en voor inactieve deelnemers voorwaardelijk. De toeslagverlening voor actieve deelnemers wordt door de onderneming gefinancierd.
61
Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen inactieve deelnemers te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, prijsinflatie en demografie. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2009 geen toeslag te verlenen aan inactieve deelnemers. Per 1 januari 2010 geldt een toeslag voor inactieve deelnemers van 0,40%. Voor het beleid ten aanzien van toeslagverlening wordt verwezen naar de paragraaf “Korte beschrijving pensioenregeling” en het bestuursverslag.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
JAARVERSLAG 2009
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Het fonds staat onder meer de volgende instrumenten ter beschikking: ■ Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. ■ Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aange gaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Onderstaande tabellen geven inzicht in de derivatenposities. Vorderingen 31 december 2009 31 december 2008 valutaderivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde FFX forward AUD 225 1 AUD - FFX forward CAD 1.776 47 CAD - FFX forward GBP 14.614 388 GBP 1.112 149 FFX forward HUF - - HUF 2.604 140 FFX forward JPY 6.248 167 JPY - FFX forward MXN - - MXN 3.103 192 FFX forward NZD 916 21 NZD - FFX forward SEK 569 10 SEK 454 38 FFX forward USD 18.699 301 USD 16.306 1.018 935 1.537
62
Vorderingen 31 december 2009 31 december 2008 rentederivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt omvang waarde omvang waarde Interest rate swaps AUD - - AUD 2.770 219 Interest rate swaps BRL 32.400 92 BRL - Interest rate swaps EUR 36.700 83 EUR 31.460 1.205 Interest rate swaps GBP - - GBP 1.490 140 Interest rate swaps USD 77.260 1.504 USD 25.070 1.482 1.679 3.046
Vorderingen overige 31 december 2009 31 december 2008 per derivaten valuta contract- markt- valuta contract- markttype contract waarde waarde waarde waarde RPI GBP - - GBP 760 14 - - 14 Schulden 31 december 2009 31 december 2008 valutaderivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde FFX forward AUD 565 (9) AUD - FFX forward CAD 1.696 (58) CAD - FFX forward CHF 559 (6) CHF - FFX forward GBP 33.358 (317) GBP - FFX forward HUF - - HUF 3.348 (79) FFX forward JPY 30.819 (300) JPY - FFX forward NZD 1.392 (38) NZD - FFX forward USD 182.991 (6.179) USD 4.237 (342) (6.907) (421)
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Vorderingen credit 31 december 2009 31 december 2008 default swaps per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Credit default swaps USD - - USD 24.650 348 - 348
63
JAARVERSLAG 2009
Schulden 31 december 2009 31 december 2008 rentederivaten per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Interest rate swaps AUD - - AUD 2.770 (106) Interest rate swaps EUR 36.700 (349) EUR 7.450 (267) Interest rate swaps GBP - - GBP 570 (89) Interest rate swaps JPY - - JPY 1.010.000 (237) Interest rate swaps KRW 25.176 (64) KRW - Interest rate swaps USD 77.260 (34) USD 22.760 (2.521) (447) (3.220)
64
Schulden credit 31 december 2009 31 december 2008 default swaps per type contract valuta contract- markt- valuta contract- markt waarde waarde waarde waarde Credit default swaps EUR 25.050 (313) EUR - Credit default swaps USD - - USD 2.200 (960) (313) (960)
14.5 Toelichting op de balans per 31 december 2009 (bedragen in € x 1.000) 1. BELEGGINGEN
BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS
Stand per
Aankopen,
Beleggings-
1 januari 2009
investeringen
resultaten
Verkopen en
aflossingen 31 december
en verstrekkingen
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen
Stand per 2009
24.676 380.503 405.179
20.166 35.170 55.336
(23.045) (310.933) (333.978)
49.354 328.324 377.678
222
91
0
(24)
289
687.630 687.852
469.236 469.327
250 250
(419.820) (419.844)
737.296 737.585
4.945 1.597
11.816 0
(2.503) 0
(11.644) (1.597)
2.614 0
945.535
886.322
53.083
(767.063)
1.117.877
Stand per
Aankopen,
Beleggings-
Verkopen en
Stand per
1 januari 2008
investeringen
resultaten
Vastrentende waarden Leningen Obligaties en overige vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
aflossingen 31 december
en verstrekkingen
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Leningen Obligaties en overige vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
2008
59.547 384.054 443.601
27.840 291.231 319.071
(30.040) (156.782) (186.822)
(29.790) (294.919) (324.709)
27.557 223.584 251.141
230
0
0
(8)
222
618.700 618.930
541.257 541.257
16.925 16.925
(489.252) (489.260)
687.630 687.852
9.731 16.052
0 557
1.353 0
(6.139) (15.012)
4.945 1.597
1.088.314
860.885
(168.544)
(835.120)
945.535
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
27.557 223.584 251.141
65
Het fonds maakt gebruik van bruikleen effecten waarbij de juridische eigendom wordt overgedragen aan derden, zie securities lending voor meer informatie.
Vastrentende waarden
JAARVERSLAG 2009
In het vastrentende mandaat van Goldman Sachs zijn zogenoemde Asset Backed Securities, Mortgage Backed Securities en Collateralized Mortgage Obligations opgenomen. De kredietcrisis heeft in 2008 de vraag naar deze producten dermate doen afnemen dat eind 2008 geen sprake meer was van een actieve markt voor deze producten. In verslagjaar 2008 is onderzoek gedaan naar een waarderingsverschil ter grootte van € 2.700. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is toen besloten het voorzichtigheidsbeginsel toe te passen en de lagere prijzen van de investment manager te volgen. Het waarderingsverschil is in de loop van 2009 afgenomen. Per eind 2009 bedroeg het verschil € 1.400 en is opnieuw een analyse uitgevoerd aangezien dit verschil nog wel buiten de getolereerde bandbreedte ligt. Het verschil werd grotendeels veroorzaakt door een 16-tal beleggingen, waarop door een derde partij een onafhankelijke toets op de koersen is uitgevoerd. Deze toets leverde een klein verschil op met de prijzen van de custodian. Op basis van het onderzoek is daarom besloten om per eind 2009 geen afboeking op de waardering van de custodian door te voeren. De afwaardering wordt derhalve per ultimo 2009 teruggenomen.
66
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed Kortlopende vorderingen inzake vastgoedbeleggingen Kortlopende schulden inzake vastgoedbeleggingen Liquide middelen inzake vastgoedbeleggingen
31-dec-09
31-dec-08
50.021 134 (476) (324) 49.354
26.537 129 (4) 895 27.557
31-dec-09 31-dec-08 Vastrentende waarden Obligaties Directe beleggingen Officieel genoteerd 355.450 302.865 Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 358.273 351.430 Kortlopende vorderingen inzake obligaties 8.149 1 Liquide middelen inzake obligaties 990 3.269 722.862 657.565 Leningen Kortlopende vorderingen inzake leningen 289 198 - aflossing en interest 0 24 289 222 Overige vastrentende waarden Participaties in liquiditeitenfondsen 14.387 16.065 Deposito’s 46 14.000 14.434 30.065 Totaal vastrentende waarden
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
31-dec-09 31-dec-08 Aandelen Directe beleggingen Officieel genoteerde aandelen 245.691 172.134 Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen 80.341 46.989 Kortlopende vorderingen inzake aandelen - dividend 0 334 - dividendbelasting 531 238 - te ontvangen inzake verkopen 149 23 - overige 288 2 968 597 Kortlopende schulden inzake aandelen 0 (90) Liquide middelen inzake aandelen 1.324 3.954 328.324 223.584 Totaal zakelijke waarden 377.678 251.141
737.585 687.852
67
31-dec-09 31-dec-08 Derivaten Valutaderivaten 935 1.537 Rentederivaten 1.679 3.087 Credit default swaps 0 348 Overige derivaten 0 14 Kortlopende schulden inzake derivaten 0 (41) Totaal derivaten 2.614 4.945 31-dec-09 31-dec-08 Overige beleggingen Collateral inzake security lending 0 (773) Liquide middelen inzake overige beleggingen 0 2.370 Totaal overige beleggingen 0 1.597
JAARVERSLAG 2009
Beleggingen voor risico deelnemers
Stand per
Aankopen,
Verkopen en
Beleggings-
Stand per
1 januari 2009
investeringen
aflossingen
resultaten
31 december
en verstrekkingen
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen 27 13 (14) 12 Aandelen 1.405 1.281 (139) 528 1.432 1.294 (153) 540 Vastrentende waarden 2.885 2.209 (701) 303 Overige beleggingen 1.567 595 (846) 49 5.884 4.098 (1.699) 893
38 3.076 3.114 4.696 1.366 9.176
Stand per
Aankopen,
Verkopen en
Beleggings-
Stand per
1 januari 2008
investeringen
aflossingen
resultaten
31 december
en verstrekkingen
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen 28 36 (18) (19) Aandelen 965 2.297 (1.233) (624) 993 2.333 (1.251) (643) Vastrentende waarden 1.183 2.938 (1.034) (202) Overige beleggingen 3.401 209 (2.088) 45 5.577 5.480 (4.373) (800)
68
2009
2008
27 1.405 1.432 2.885 1.567 5.884
2. VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Premies 31-dec-09 31-dec-08 Te vorderen van werkgever uit hoofde van premie 7.222 7.555 Vorderingen inzake premie 7.222 7.555
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake overige vorderingen:
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
31-dec-09 31-dec-08 Vastgoedbeleggingen Indirecte beleggingen Participaties in vastgoedfondsen 38 27 Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen 3.076 1.405 Vastrentende waarden Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen 4.696 2.885 Overige beleggingen Overige beleggingen 1.366 1.567 Totaal beleggingen voor risico deelnemers 9.176 5.884
31-dec-09 31-dec-08 Premievrije polissen herverzekering 1.022 848 Overlopende rente 1 0 Rekening-courant Koninklijke Douwe Egberts 0 1.358 Uitkeringen 0 9 Waardeoverdrachten 173 183 Uit hoofde van herverzekeringen 318 250 Totaal van de overige vorderingen 1.515 2.648
69
De vordering inzake premievrije polissen herverzekering betreft de waarde van de aan het fonds gecedeerde premievrije polissen, die op dezelfde wijze wordt berekend als de voorziening pensioenverplichtingen. De vordering bedraagt per 31 december 2009 € 922 (2008: € 848) en heeft een looptijd van meer dan één jaar. De rekening-courant met Koninklijke Douwe Egberts is rentedragend. De hiervoor gehanteerde rentevoet is de marginale beleningsrente van de Europese Centrale Bank vermeerderd met één procentpunt. 3. LIQUIDE MIDDELEN
JAARVERSLAG 2009
Rekening courant ABN AMRO Bank Rekening courant Kas Bank N.V. Rekening courant ING-bank
70
31-dec-09
31-dec-08
0 0 2.517 2.517
3.406 169 3.575
PASSIVA 4. STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Stichtingskapitaal Stand per 1 januari Stand per 31 december
Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
1 1
1 1
2009 2008
(47.198) 250.198 138.480 (297.396) 91.282 (47.198)
2009 2008
91.283 (47.197) 42.969 49.862 142.252 118.698
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt per 31 december 2009: 109% (31 december 2008: 95%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden -/- voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) / Technische voorzieningen
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Algemene reserve Stand per 1 januari Mutatie saldo boekjaar Stand per 31 december
2009 2008
De vermogenspositie van het pensioenfonds per 31 december 2009 kan worden gekarakteriseerd als een reservetekort. Ultimo 2009 is er niet langer sprake van een dekkingstekort. De dekkingsgraad van behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen per 31 december 2009 bedraagt: 104%3 (31 december 2008: 105%). De dekkingsgraad behorend bij van het vereist eigen vermogen per 31 december 2009 bedraagt: 114% (31 december 2008: 112%). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van een standaard model. Aangezien het fonds een dekkingstekort heeft, is op grond van artikel 140 van de Pensioenwet op 27 maart 2009 een korte- en langetermijnherstelplan bij DNB ingediend. Het herstelplan laat zien dat het dekkingstekort na 2 jaar - en het reservetekort na 6 jaar is opgeheven, Beleidsmatig wordt uitgegaan van een dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 105%. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 104,2%.
3
71
uitgaande van de veronderstellingen die in het herstelplan gehanteerd zijn. DNB heeft het ingediende herstelplan in juni 2009 goedgekeurd. In het herstelplan wordt gebruik gemaakt van de fair pension deal die met de onderneming is overeengekomen. Onderdeel van deze fair pension deal is dat bij een dekkingsgraad onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen in het volgende boekjaar een extra premie door de onderneming wordt gestort. Deze extra premie bedraagt 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen horend bij 105% en het aanwezig vermogen, met een maximum van de jaarpremie over het boekjaar waarin de dekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad lag. Betaling van de extra premie dient plaats te vinden binnen 1 maand na formele vaststelling van de dekkingsgraad op basis van de goedgekeurde jaarrekening. Ultimo 2008 was de dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Op 25 juni 2009 is 1/3 van het verschil tussen het minimaal vereist eigen vermogen behorend bij 105% en het aanwezig vermogen ten bedrage van € 32.353 gestort door de onderneming. Ultimo 2009 is de dekkingsgraad hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor er geen extra premie verschuldigd is.
JAARVERSLAG 2009
De werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009 overtrof de in het herstelplan opgenomen verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009. Dit kwam met name door gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten. Voor meer informatie: zie het bestuursverslag.
72
Het kortetermijnherstelplan was eind 2009 nog van toepassing, aangezien de dekkingsgraad op dat moment twee kwartalen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad lag. Het kortetermijnherstelplan is niet meer van toepassing als de dekkingsgraad minimaal drie kwartalen achtereen boven de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt. Eind maart 2010 was de dekkingsgraad van het fonds hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor het kortetermijnherstelplan vanaf 1 april 2010 niet langer van toepassing is. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
VOORZIENINGEN
31-dec-08
Stand per 31 december 1.023.078
835.055 18.836 24.218 38.462 (51.289) (1.026) 140.905 (350) (7.575) 997.236
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer. Actieve deelnemers *) Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
31-dec-09 € Aantal 313.587 583.412 126.079 1.023.078
2.399 3.935 3.637 9.971
31-dec-08 € Aantal 423.506 446.974 126.756 997.236
2.853 3.849 3.452 10.154
*) Postactieve vroegpensioeners zijn al pensioengerechtigd, maar bouwen nog ouderdomspensioen op. Vanaf 2009 worden zij alleen bij gepensioneerden meegeteld. In het verleden werden zij tevens bij de actieven geteld. Het gaat hierbij om 313 personen.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
5. TECHNISCHE VOORZIENINGEN 31-dec-09 Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari 997.236 Toevoeging pensioenopbouw 26.693 Toevoeging indexering en overige toeslagen 2.268 Rentetoevoeging 33.888 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (53.546) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten (1.071) Wijziging marktrente (30.255) Wijziging actuariële uitgangspunten 47.682 Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten (301) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 484
73
6. VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR RISICO DEELNEMERS Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten Stand per 31 december
31-dec-09
31-dec-08
5.884 2.584 (185) 893 9.176
5.577 2.232 (1.125) (800) 5.884
Hieronder is een uitsplitsing opgenomen van de opbouw van de voorziening voor risico deelnemers naar aantal en omvang op basis van het soort deelnemer.
JAARVERSLAG 2009
74
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Totaal
31-dec-09 € Aantal 9.019 157 9.176
289 13 302
31-dec-08 € Aantal 5.884 0 5.884
274 0 274
7. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake:
31-dec-09
Verschuldigd aan werkgever uit hoofde van premie
31-dec-08
2.062
Pensioenen Uit hoofde van herverzekeringen Waardeoverdrachten Uitkeringen Belastingen en sociale lasten Kosten Administratiekosten bestuursbureau Exit-fee Syntrus Achmea Pensioenbeheer Advies- en controlekosten Beleggingskosten Rekening-courant Koninklijke Douwe Egberts Overige Totaal van de overige schulden
4.601
0
127 173 0 1.057
472 227 2 1.099 1.357
1.800
189 39 144 3.075 89 55
332 - 80 2.461 - - 3.591 14.770
2.873 9.274
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Derivaten Valutaderivaten 6.907 421 Rentederivaten 447 3.220 Credit default swaps 313 960 7.667 Kortlopende schulden inzake overige beleggingen Collateral inzake security lending 206 0 Liquide middelen inzake overige beleggingen (113) 0 93
-
75
14.6 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Alle bedragen in € x 1.000 Administratiekosten Inzake het voeren van de administratie van het fonds is de administratieovereenkomst met Syntrus Achmea per 1 januari 2009 beëindigd. De exit overeenkomst met Syntrus Achmea is in januari 2010 afgewikkeld. Per 1 januari 2009 is er een langlopende administratieovereenkomst aangegaan met TKP voor een periode van 5 jaar met een opzegtermijn van 6 maanden. De jaarlijkse kosten bedragen ca. € 610. Vermogensbeheerkosten Met de vermogensbeheerder Northern Trust Global Investments is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 290.
JAARVERSLAG 2009
Met de vermogensbeheerder Kempen Capital Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van één maand. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 220. Met de vermogensbeheerder Delta Lloyd Management is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van één maand. Deze overeenkomst is in juli 2009 beëindigd. Met de vermogensbeheerder Aberdeen is in juli 2009 een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 150 Met de vermogensbeheerder Barclays Global Investors (later in 2009 samen gegaan met Blackrock) is in juni 2009 een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 75, welke in de fondsen verrekend worden. Met de vermogensbeheerder Goldman Sachs Asset Management zijn twee beheerovereenkomsten voor onbepaalde tijd aangegaan en kunnen per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 660. Met de vermogensbeheerder Legal & General is een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan per direkt beëindigd worden door middel van een aangetekende brief. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 410. Met de custodian Northern Trust is een overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan en kan beëindigd worden door middel van een aangetekende brief met een opzegtermijn van 30 dagen. De jaarlijkse kosten variëren, maar bedragen ca. € 440. Derivaten Voor de contractomvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2009 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
76
14.7 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2009 (Alle bedragen in € x 1.000)
Baten De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten van de basisregeling en de BPR-regeling bedraagt € 100.289 (2008 € 91.501). 8. Premiebijdragen risico pensioenfonds Periodieke premies
2008
- verplichte verzekering - voortgezette verzekering
26.066 313 26.379
40.648 104 40.752
Extra storting in verband met dekkingstekort Koopsommen toeslagverlening
32.353 12.622 71.354
0 13.378 54.130
Herstelactie exit-WAO
0 71.354
(2.630) 51.500
De kostendekkende premie over het boekjaar 2009 bedraagt € 31.280, de gedempte kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt € 21.482 en de feitelijke premie over het boekjaar bedraagt € 71.354. Het fonds voldoet derhalve aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De jaarlijkse toeslag voor actieve deelnemers is afhankelijk van de loonstijging conform de geldende CAO. De toeslag is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
2009
In boekjaar 2007 en daaraan voorafgaande jaren is deze toeslag gefinancierd vanuit de premie in het lopende boekjaar en werd de voorziening voor de aanspraken uit deze toeslag gevormd op het moment waarop de aanspraken hieruit ontstonden (1 januari). De besluitvorming over de hoogte van de toeslag (lees: de vaststelling van de CAO) vindt plaats in het jaar voorafgaand aan het moment waarop de aanspraken hieruit ontstaan. Op basis van artikel 251 van RJ610 wordt de voorziening voor de aanspraken die volgen uit de toeslag voor actieven vanaf boekjaar 2008 gevormd per ultimo van het huidige boekjaar. De premie die hierop betrekking heeft wordt eveneens op dat moment verantwoord. Vanwege de overgang van de oude naar de nieuwe systematiek wordt in 2008 zowel in de premie als in het verloop van de voorziening een post uit hoofde van toeslagen per 1 januari 2008 en een post uit hoofde van toeslagen per 1 januari 2009 verantwoord. In boekjaar 2009 wordt alleen de toeslagverlening per 1 januari 2010 verantwoord.
77
De correctie in 2008 had betrekking op de herstelactie voor exit-WAO’ers. De herstelactie exit-WAO betreft het vaststellen van de correcte aanspraken van arbeidsongeschikte actieve deelnemers zonder dienstverband. De stand in de administratie is extracomptabel aangepast naar deze correcte aanspraken. In 2009 is deze correctie nihil. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. 9. Premiebijdragen risico deelnemers
2009
2008
Premiebijdragen risico deelnemers
2.584 2.584
2.233 2.233
JAARVERSLAG 2009
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2009 Directe beleggings- opbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen
1.730 7.554 16.310 191 559 26.344
Indirecte beleggings- opbrengsten 1.318 74.445 54.338 (4.221) (646) 125.234
Kosten van vermogensbeheer (265) (533) (1.434) (701) (167) (3.100)
Totaal 2.783 81.467 69.213 (4.732) (254) 148.477
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2008
78
Directe beleggings- opbrengsten
Indirecte beleggings- opbrengsten
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingen
(30.040) (156.782) 16.925 402 951 (168.544)
1.616 9.531 21.749 - 2.239 35.135
Kosten van vermogensbeheer (286) (557) (1.023) - (6) (1.872)
Totaal (28.710) (147.808) 37.651 402 3.184 (135.281)
Overige beleggingen Opbrengst liquiditeiten Valutaresultaten Totaal beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
2009
2008
2.783 81.467 84.250
(28.709) (147.809) (176.518)
61.132 91 7.990 69.213
36.724 15 912 37.651
(7.088) 155 826 1.375 (4.732)
(765) (521) 1.366 322 402
508 (762) (254)
2.233 951 3.184
148.477
(135.281)
11. Beleggingsresultaten risico deelnemers 2009
Directe beleggings- Indirecte beleggings- opbrengsten opbrengsten
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen
1 4 2 0 7
11 524 301 50 886
Kosten van vermogens-beheer 0 0 0 0 0
Totaal 12 528 303 50 893
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Zakelijke waarden Vastgoed beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Leningen Overige vastrentende waarden Derivaten Valutaderivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Overige derivaten
79
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2008
Directe beleggings- Indirecte beleggings- opbrengsten opbrengsten
JAARVERSLAG 2009
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal beleggingen Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Overige beleggingen Overige beleggingen Totaal beleggingsresultaten voor risico deelnemers
2 0 1 0 3
(625) (20) (202) 44 (803)
0 0 0 0 0
2009
2008
12 528 540
(20) (623) (643)
303 303
(201) (201)
50 50
44 44
893
(800)
12. Uitkeringen uit hoofde van herverzekeringen Uitkeringen uit hoofde van risicoherverzekeringen Uitkeringen uit hoofde van elders verzekerden
80
Kosten van vermogens-beheer
2009
2008
348
264
164 512
197 461
Totaal (623) (20) (201) 44 (800)
13. Overige baten Ontvangen interest FVP Ontvangen interest rekening-courant Resultaat afrekening met Delta Lloyd RvB-regeling Bijdrage Northern Trust Diversen
2009
2008
14 86 0 0 0 13 113
0 0 244 52 93 0 389
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND 81
LASTEN 14. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Eenmalige uitkeringen
JAARVERSLAG 2009
15. Pensioenuitvoeringskosten Aandeel administratiekosten TKP (2009)/ Syntrus Achmea Pensioenbeheer (2008)
2009
2008
45.264 8.722 99 0 83 54.168
41.775 8.516 91 1 60 50.443
2009
2008
Boekjaar 608 625 Vorig boekjaar - (59) 608 566 Implementatiekosten TKP 102 Aandeel administratiekosten bestuursbureau 472 417 Controle- en advieskosten - Accountant controle van de jaarrekening 105 66 - Accountant andere controlewerkzaamheden 5 - Accountant fiscale advisering 3 - Actuariële certificering 121 225 - Overige actuariële werkzaamheden 175 - Overige advieskosten 3 28 De Nederlandsche Bank 36 79 Communicatiekosten 58 Overige kosten 43 20 1.731 1.401 Het fonds heeft geen personeel in dienst. Er wordt 2,1 FTE gedetacheerd vanuit de werkgever naar het bestuursbureau. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP dan wel door de vermogensbeheerder.
82
16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Pensioenopbouw
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen
2008
26.693
18.836
- - 2.268 2.268
9.939 14.279 24.218
33.888
38.462
(53.546)
(51.289)
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Kostenopslag premie Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen (1.071) Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur (30.255) Wijziging actuariële uitgangspunten Effect opslag 4,4% in verband met gestegen levensverwachting
(1.026)
140.905
47.682
-
Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
527 (828) (301)
1.633 (1.983) (350)
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Overige
881 587 (57) (927) 484
999 (4.816) (3.758) (7.575)
25.842
162.181
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Indexering en overige toeslagen Indexering en overige toeslagen per 1 januari 2008 Indexering en overige toeslagen per 1 januari 2009 Indexering en overige toeslagen per 1 januari 2010 Rentetoevoeging Interest toevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 3,826% (2008: 4,696%)
2009
83
17. Mutaties pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 2009 Wijziging voorziening voor risico deelnemers 3.292 3.292
2008 307 307
18. Saldo overdracht van rechten 2009 Inkomende waardeoverdrachten overdrachtssom individueel (427) Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtssom individueel 364 Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtssom collectief 0 (63)
2008 (2.007) 2.080 73
JAARVERSLAG 2009
19. Premies herverzekering
2009
2008
Premie herverzekering Premievrije polissen herverzekering
452 (175) 278
545 (220) 325
20. Onttrekkingen risico deelnemers
2009
2008
Onttrekkingen risico deelnemers
185 185
1.125 1.125
De onttrekkingen risico deelnemers hebben betrekking op het omzetten van kapitaal uit de beschikbarepremieregeling in pensioenrechten voor deelnemers waarvan de arbeidsovereenkomst is beëindigd of die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. 21. Overige lasten Bankkosten/provisie Resultaat omzetting premievrije BPR Utrecht, 16 juni 2010 Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland C.T.M. van Mierlo, voorzitter
84
R. Burema, secretaris
2009
2008
20 0 20
0 43 43
Overige gegevens 15. Uitvoeringsovereenkomst De rechten en verplichtingen van de stichting en de onderneming zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst d.d. 13 februari 2008, welke door vertegenwoordigers van de betrokken partijen is ondertekend. De belangrijkste punten uit deze overeenkomst zijn: De onderneming stelt aan het begin van het kalenderjaar de geraamde jaarpremie voor de basispensioenregeling beschikbaar door overboeking hiervan aan het pensioenfonds. Deze premie is gebaseerd op een doorsneepremie van 31% van de som van de geraamde pensioensalarissen. Tijdens de vaststelling van het jaarverslag wordt de eindafrekening opgesteld en afgerekend.
■
De onderneming verbindt zich jegens het pensioenfonds tot het beschikbaar stellen van een extra bij drage indien zich per balansdatum een dekkingstekort bij het pensioenfonds voordoet. Deze extra bijdrage is gelijk aan 1/3 van het verschil tussen de benodigde middelen voor de minimaal vereiste een dekkingsgraad van 105% en de aanwezige middelen.
■
Indien de dekkingsgraad 150% of hoger is, zal het bestuur een onderzoek laten doen naar de mogelijkheid om een deel van het vermogen als overschot te bestempelen. Daarbij dient eerst voldaan te worden aan eisen ten aanzien van toeslagverlening: gedurende de laatste 10 jaar zijn de gecumuleerde toeslagen minstens gelijk aan de gecumuleerde indexatie op basis van de volledige maatstaf en middels een Continuïteitsanalyse wordt aangetoond dat de verwachte toekomstige toeslagen in lijn met de ambitie liggen.
■ De onderneming draagt zorg voor de afdracht van de premies van de beschikbarepremieregeling ten behoeve van storting op de individuele beleggingsrekeningen. ■ De onderneming verplicht zich om alle werknemers die volgens de reglementen voor toetreding in aanmerking komen bij het fonds als deelnemer aan te melden. Het pensioenfonds verplicht zich om deze werknemers tot het pensioenfonds toe te laten. ■ De onderneming zal aan de stichting alle gegevens verstrekken, met betrekking tot de deelnemers, hun echtgenoten en kinderen, welke het bestuur voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig acht.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
■
■ De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010. Zij kan door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van ten minste 6 maanden.
16. Gebeurtenissen na balansdatum Eind maart 2010 was de dekkingsgraad van het fonds hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Op dat moment is de dekkingsgraad drie kwartalen achtereen hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, waardoor het kortetermijnherstelplan vanaf 1 april 2010 niet langer van toepassing is.
85
Het bestuur heeft in februari 2010 besloten om per 31 december 2009 een opslag van 4,4% op de administratieve voorziening te hanteren in verband met de toegenomen trend in de levensverwachting. De onderneming heeft een tweetal onderdelen van Household and Bodycare verkocht, waarbij ongeveer 240 deelnemers zijn betrokken (zie informatie in het bestuursverslag). Het is de verwachting dat in de loop van 2010 nadere afspraken bekend zullen worden. 17. Samenvatting verslag van de visitatiecommissie
Taakopdracht
JAARVERSLAG 2009
De visitatie is ingericht conform het bepaalde in de Pensioenwet en in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het doel van de visitatie is conform de wettelijke taakopdracht: ■ het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks and balances binnen het fonds; ■ het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; ■ het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. Deze visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. Het visitatierapport is gebaseerd op analyse van geleverde documentatie en op interviews met bestuur en directie. De waarnemingsperiode is op basis van de bestuursnotulen juni 2007 t/m juni 2009. De visitatie is uitgevoerd in de tweede helft van 2009. De uitkomsten zijn besproken met het bestuur op 19 januari 2010. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport. Het volledige rapport is beschikbaar bij het bestuur.
Samenvattend oordeel Oordeel (wettelijk kader) Op basis van de uitgevoerde visitatie is de visitatiecommissie van oordeel dat de beleids- en bestuursprocedures en de checks and balances voldoende zijn ontwikkeld, dat het fonds adequaat wordt aangestuurd en bestuurlijk in control is en dat het bestuur verantwoord omgaat met de risico’s op zowel korte als langere termijn.
Aanvullend oordeel Naast het oordeel op basis van het gestelde wettelijk kader is de visitatiecommissie van mening dat het pensioenfonds op zorgvuldige wijze en met inzet en deskundigheid wordt bestuurd en daarbij adequaat wordt ondersteund door een professioneel pensioenbureau.
86
Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit het visitatierapport
Pensioenbeleid ■ Voor de actieven geldt een onvoorwaardelijke indexatie (gefinancierd uit premie); op de niet-actieven is een voorwaardelijke indexatie van toepassing. Het bestuur heeft het verschil in beleid duidelijk gecommuniceerd met de achterban. Naast de inkoopsom voor de onvoorwaardelijke indexatie is een premiecomponent beschikbaar voor financiering van een solvabiliteitsbuffer van 20%. Uiteindelijk resulteert dit in een premieniveau van 31% van het pensioengevend salaris. Zowel onderneming als be- stuur heeft aandacht voor het niveau van de premie. Bestuursfunctioneren ■ Bij een beoordeling van het bestuursfunctioneren gaat het om kwalitatieve zaken zoals betrokkenheid, kwaliteit vergaderingen, kwaliteit vergaderstukken, aanwezigheid en absenties, gelijkwaardigheid gesprekspartners, continuïteit bestuur, vergaderfrequentie, transparantie en bevoegdheden. Uit beoordeling van de notulen en uit het bestuursinterview blijken geen punten die aanleiding geven tot het maken van opmerkingen. De notulen geven discussies en besluitvorming voldoende onderbouwd weer. ■ De bestuursvergaderingen worden meestal voorafgegaan door een workshop waarin in de bestuursvergadering te behandelen thema’s worden toegelicht als voorbereiding op besluitvorming. Daarnaast zijn er drie commissies en een dagelijks bestuur ingesteld, die soepele en efficiënte besluitvorming faciliteren door voorbereidend werk op het gebied van beleidsbepaling en beleidsuitvoering. Het bestuur wordt over uitkomsten van commissies en het dagelijks bestuur geïnformeerd via notities. Efficiënt vergaderen blijft een belangrijk thema voor het bestuur. Aanbevolen wordt de vergaderstukken volgens een afgesproken stramien te stroomlijnen. ■ Het bestuur acht deskundigheid van groot belang en doet veel aan permanenten educatie via studiedagen, workshops, een jaarlijkse opleidingsdag en door het deelnemen in commissies. ■ Het bestuur hanteert een checklist Goed Pensioenfondsbestuur, die als leidraad wordt gehanteerd bij het onderhoud van dit dossier. Tijdens de in september 2008 uitgevoerde zelfevaluatie is een aantal speerpunten ten aanzien van het bestuursfunctioneren gesignaleerd, waarover in het jaarverslag 2008 werd gecommuniceerd. In november 2009 heeft hier een vervolg op plaatsgevonden, waarmee alle relevante onderwerpen zijn geadresseerd.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Algemeen ■ Het pensioenfonds bevindt zich per begin november 2009 boven de herstellijn van het door DNB goed gekeurde herstelplan. ■ Het bestuur heeft naar aanleiding van de kredietcrisis geen noodzaak gezien tot fundamentele wijzigingen in het beleggingsbeleid. Wel is de exposure naar credits gewijzigd. Het kredietrisico wordt nauwlettend gemonitord en de return portefeuille is bewust onderwogen. In de onderhanden ALM studie wordt meer aandacht gegeven aan het “staart-risico”. ■ Het bestuur had reeds voor de kredietcrisis besloten het renterisico voor 75% af te dekken. De kredietcrisis heeft voor het bestuur het belang van renteafdekking bevestigd. Bij aanvang van de kredietcrisis was dit beleid tot 50% geïmplementeerd. In verband met de relatief lage rentestand is implementatie van de laatste 25% afdekking uitgesteld. Aanbevolen wordt het stappenplan inzake de mate van renteafdekking te actualiseren.
87
JAARVERSLAG 2009
Financiële opzet ■ De uitgangspunten voor de in 2009 gestarte ALM-studie zijn uitgebreid besproken in de vergaderingen van het bestuur. Het is aan te bevelen dat bij het beleid op het gebied van het afdekken van het renterisico goed vast te leggen in hoeverre bij afdekking van het renterisico stabilisering van het eigen vermogen wordt beoogd of stabilisering van de dekkingsgraad. ■ Het bestuur is pro-actief in haar communicatie naar de sponsor over ontwikkelingen in de financiële positie van het fonds. ■ De premiestelling wordt driejaarlijks vastgesteld. Via ALM-studie wordt getoetst of de doorsneepremie (thans 31%) naar verwachting voldoende zal blijven voor de kostendekkende premie. In de continuïteitsanalyse van maart 2009 is aangegeven dat de verplichting tot bijstorting bij dekkingsgraden onder 105%de minimaal vereiste dekkingsgraad op grond van de ‘Fair Pension Deal’ duidelijk neerwaartse bescherming biedt. Aanbevolen wordt dat de gevoeligheid op lange termijn van mogelijke wijzigingen in de ‘Fair Pension Deal’ in de ALM-analyses wordt inbegrepen.
88
Beleggingen ■ Het bestuur bespreekt altijd tijdelijke situaties waarbij beleggingsposities zich buiten de bandbreedtes bevinden. De beleggingscommissie besluit over eventuele rebalancing binnen de bandbreedtes. De beleggingscommissie bespreekt de belangrijke afwijkingen in actuele beleggingsposities van de strategische asset allocatie en bereidt voorstellen voor het doorvoeren van positionering voor ter be sluitvorming door het bestuur. De notulen van de vergaderingen van de beleggingscommissie zijn een vast agendapunt voor bestuursvergaderingen. ■ Er is nog niet voorzien in een gedetailleerd beleggingsjaarplan. Veel uitgangspunten voor het korte ter mijn beleggingsbeleid zijn op dit moment in de ABTN verwerkt. Het bestuur geeft aan dat het de bedoeling is om dit aan te passen, zodat de ABTN het lange termijn beleid en procedures beschrijft en het beleggingsjaarplan een nadere invulling daarvan weergeeft. Dit is geagendeerd voor 2010. ■ Het bestuur volgt voor de matchingportefeuille in principe de verplichtingen-benchmark. In de praktijk wordt ook tactisch beleid op de matchingportefeuille gevoerd. Het beleggingsresultaat wordt op het totaal van matching- en returnportefeuille gemonitord. In de onderhanden ALM-studie wordt nader aandacht gegeven aan een striktere toewijzing van het risicobudget aan de matching- en de return portefeuille. ■ De beleggingsrapportages zijn van hoge kwaliteit. De rapportages sluiten aan bij de doelstellingen van het bestuur en bij de in de ABTN vastgelegde informatie-eisen. ■ Jaarlijks wordt getoetst of de beheersingsmaatregelen van de serviceorganisaties die diensten aanbieden aan het fonds, correct zijn beschreven en qua opzet effectief zijn, in gebruik zijn op een specifiek moment en effectief hebben gewerkt. Controles zijn in lijn met wet- en regelgeving en worden getoetst door de accountant.
Organisatie en uitbesteding ■ Het bestuur is bezig met een professionaliseringsproces. In dit kader heeft de inrichting van beleggings commissie de eerste aandacht. ■ Aanbevolen wordt het uitbestedingsbeleid nader uit te werken en vast te leggen in de ABTN. ■ Alle primaire processen zijn uitbesteed. Met betrekking tot de eigen activiteiten is er vooral sprake van kwetsbaarheid in het geval van eventuele uitval van de directie. Het bestuur heeft aangegeven bij uitval dit op te vangen door inzet van een interim-manager en van extra inzet door het dagelijks bestuur. Het fonds beschikt echter niet over een vastgelegd continuïteitsbeleid voor de eigen activiteiten. Aanbevolen wordt een “fall down”’-beleid voor de eigen activiteiten vast te leggen.
Communicatie ■ Het bestuur acht een goed communicatiebeleid van groot belang. Er is een communicatiecommissie ingesteld. Er is een communicatieplan, waarin de doelstellingen, doelgroepen en middelen alsmede een jaarplan is opgenomen. Wij bevelen aan de eind 2009 uitgevoerde effectmeting periodiek – bijvoorbeeld driejaarlijks – te herhalen. Risicobeheersing ■ Op dit moment beschikt het pensioenfonds niet over een integrale vastlegging van het beleid inzake risicobeheersing. Het bestuur heeft risicobeheersing geagendeerd met het doel om integrale risicoanalyse nader vast te leggen. In dit kader heeft reeds een eerste bijeenkomst over risicobeheersing plaatsgevonden met externe deskundigen. ■ In het kader van de visitatie heeft een gesprek plaatsgevonden met het bestuur over een aantal risico’s voor het pensioenfonds en de beheersing daarvan. Samenhangend hiermee is een analyse van de risico’s voor het pensioenfonds gemaakt en daarbij is beschreven hoe het beleid, beheersing en monitoring van deze risico’s zijn vormgegeven. Deze analyse dient als uitgangsstudie om de voor het pensioenfonds relevante risico’s in de toekomst op een gestructureerde en overzichtelijke manier te blijven vastleggen.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Toezicht en controle ■ De transitie naar TKP is medio 2009 afgerond. De transitierapportage is conform contract uitgebracht. ■ In het jaarverslag 2008 is de verklaring van het verantwoordingsorgaan opgenomen. Het verantwoordingsorgaan doet een aantal aanbevelingen. De visitatiecommissie gaat er vanuit dat deze aanbevelingen de aandacht van het bestuur hebben. ■ Het fonds beschikt over een compliance regeling. Aanbevolen wordt dat in de ABTN het compliance beleid verder wordt uitgewerkt inclusief de wijze waarop de compliance officer dient te rapporteren. Ook wordt aanbevolen dat in het jaarverslag, in algemene termen, aandacht wordt besteed aan de bevindingen van de officer.
VisitatieOpMaat, 19 januari 2010 drs. J. Groenewoud H.J.P. Strang RA D. Wenting AAG RBA
89
18. Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland te Joure is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
JAARVERSLAG 2009
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ■ heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en ■ heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
90
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 vanwege een reservetekort. Met betrekking tot artikel 135 merk ik op dat mij niet is gebleken dat niet aan dit artikel is voldaan. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Apeldoorn, 16 juni 2010 ir. drs. G. Veluwenkamp AAG Verbonden aan Towers Watson B.V. STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND 91
HOOFDSTUK 19. Accountantsverklaring Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Thomas R. Malthusstraat 5 1066 JR Amsterdam Postbus 90357 1006 BJ Amsterdam Telefoon (020) 568 66 66 Fax (020) 568 68 88
www.pwc.com/nl
Verklaring betreffende de jaarrekening
JAARVERSLAG 2009
Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland te Joure bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. PricewaterhouseCoopers is de handelsnaam van onder meer de volgende vennootschappen: PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287) en PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289). Op diensten verleend door deze vennootschappen zijn Algemene Voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Deze Algemene Voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam en ook in te zien op www.pwc.com/nl.
92
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 16 juni 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
93
20. Verklaring verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan (VO) van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland (PSLN) is in 2007 ingesteld en heeft vanaf 1 januari 2008 binnen PSLN een formele statutaire rol. Het VO heeft zodanige informatie van het bestuur ontvangen dat onderstaande Verklaring bij het jaarverslag 2009 kan worden afgegeven.
Strekking van de verklaring van het VO Het VO is bevoegd om jaarlijks een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur van PSLN, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO heeft dus geen formele auditfunctie en draagt ook geen aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van PSLN. Ook vormt het VO geen oordeel over de inhoud van de pensioenregelingen van Koninklijke Douwe Egberts / Sara Lee, aangezien deze in het arbeidsvoorwaardenoverleg tot stand komen.
JAARVERSLAG 2009
Samenstelling van het VO In het verslagjaar liep de zittingstermijn van drie leden van het VO af, namelijk van de heren F.U. de Boer, C. Schipper en H.J.W. van Wageningen. De benoemende partijen hebben elk hun respectievelijke lid herbenoemd voor een periode van 4 jaar (2013), zodat de continuïteit binnen het VO volledig aanwezig blijft. Werkzaamheden en beschikbare informatie Werkzaamheden: ■ Het VO heeft in 2009 op 15 april, 19 mei en 22 september interne bijeenkomsten gehouden. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan het jaarverslag 2008, extra mogelijkheden voor het volgen van opleidingen voor het VO, de mogelijke aanstelling van aspirant VO-leden, de werkzaamheden van de Visitatiecommissie, het verloop van het herstelplan, Pension Fund Governance en communicatie. ■ Het VO heeft op 15 april en 17 juni 2009 workshops over het jaarverslag 2008 bijgewoond, waarbij tevens de accountant en actuaris een toelichting hebben gegeven. Informatie: ■ Het VO heeft in 2009 onder andere een drietal Nieuwsbrieven Pensioen ontvangen, waarin de algemene communicatie met de deelnemers en gepensioneerden tot uitdrukking komt. ■ Het VO heeft in 2009 de notulen van de bestuursvergaderingen ontvangen, nadat deze door het bestuur waren vastgesteld. Periodiek is tevens informatie ontvangen over het verloop van de dekkingsgraad, de oorzaken van stijgingen en dalingen alsmede de actuele stand in relatie tot het opgestelde herstelplan. Over het vierde kwartaal van 2009 heeft het VO een ‘Cockpit rapportage’ ontvangen. ■ Op 7 mei 2010 heeft het VO een concept jaarverslag 2009 van PSLN ontvangen. Op 18 mei heeft het VO dit verslag besproken. Op 16 juni 2010 zal het VO workshops bijwonen waarin het actuarieel rapport en het accountantsverslag behorend bij het jaarverslag worden toegelicht. ■ Hoewel de definitieve rapportage van de Visitatiecommissie dateert van januari 2010, neemt het VO deze informatie ook mee bij haar Verklaring bij het jaarverslag 2009.
94
Beoordeling door het VO Op grond van de hierboven vermelde informatie heeft het VO zich een algemeen oordeel gevormd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in 2009 en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. Het VO geeft hieronder haar oordeel over de monitoring van de uitvoering, een viertal beleidsterreinen, de uitvoering van het herstelplan en de omgang van het bestuur met goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance).
1. Monitoring van de uitvoering
De Cockpit rapportage, die vanaf het vierde kwartaal 2009 door het bestuursbureau wordt vervaardigd, levert goede informatie op om de uitvoering en financiële ontwikkeling vanuit de bestuursverantwoordelijkheid te monitoren. Het VO stelt prijs op standaard toezending van deze Cockpit rapportages. Het VO heeft inzage gekregen in de rapportage ten aanzien van klachten over de uitvoering en heeft hierover geen opmerkingen.
2. Het communicatiebeleid Het VO is positief over de nieuwsbrieven, startbrief en vernieuwde brochure ‘pensioenregeling in het kort’. De verdere uitbouw van eventcommunicatie en de opgaven voor slapers en gepensioneerden zijn goede ontwikkelingen, die voortgang moeten vinden. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de veelgemaakte opmerkingen die terugkomen in de in november 2009 gehouden deelnemersenquête. De communicatie over de ontwikkeling van de financiële positie, het verloop van de uitvoering van het herstelplan en de omgang met waardeoverdrachten is tijdig en adequaat uitgevoerd, waarmee een periodieke nieuwsbrief opnieuw haar waarde heeft bewezen. De door VO gewenste begrippenlijst en lijst met afkortingen zou niet alleen in het jaarverslag, maar ook op de website opgenomen moeten worden. Deze lijst dient onderhouden te worden.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het VO heeft kennis genomen van de audits die hebben plaatsgevonden op de overdracht van de administratie van PVF naar TKP en de inregeling van de systemen bij TKP. Het VO is van mening dat afronding van de overdracht in de zomer van 2009 een adequate termijn is waarbij zich geen grote problemen hebben voorgedaan.
De zorgplicht bij de beschikbare premieregeling heeft in 2009 tot extra communicatie geleid. Het VO staat achter de inhoudelijke aanpassing van de beleggingsstandaard (met afbouw naar een beleggingsfonds met langlopende staatsleningen) en vindt de communicatie hierover adequaat. De uitbouw van de website is in 2009 deels gerealiseerd, maar zal in 2010 verder plaats moeten vinden. De inlogmogelijkheid door deelnemers, het zichtbaar maken van de UPO gegevens en inzicht in de effecten van flexibilisering door gebruik te maken van een pensioenplanner zijn daarbij de belangrijkste aandachtspunten van het VO. Het VO gaat er van uit dat deelnemers vanaf begin 2011 informatie kunnen opvragen via het landelijk Pensioenregister en dat het pensioenfonds de deelnemers op deze mogelijkheid zal wijzen.
95
De UPO zou bij voorkeur in het tweede kwartaal verstuurd moeten worden, wat in 2008 en 2009 niet is gelukt. Het VO heeft in haar vorige Verklaring aangegeven er voorstander van te zijn dat de planning zich op de periode mei/juni richt. De planning voor het UPO2010 heeft een deadline van 1 juli 2010, wat hiermee in lijn ligt.Het VO heeft kennis genomen van het communicatieplan 2010 en volgt de verdere uitvoering hiervan met belangstelling.
3. Het premiebeleid In het boekjaar heeft PSLN de afgesproken additionele premie van de onderneming ontvangen, waarmee een belangrijk element van het herstelplan is uitgevoerd.
JAARVERSLAG 2009
Het VO vindt van belang dat het bestuur zich er van gewist dat de ontvangen premie minstens voldoet aan de wettelijke eisen en criteria van De Nederlandsche Bank. Daarbij merkt het VO op dat de premie wel een opslag voor solvabiliteit bevat, maar bij de uitkering de aanwezige buffer niet in mindering op de premie wordt gebracht. Hierdoor wordt naar verwachting een positief resultaat op premie gehaald. Aangezien de huidige afspraken met de onderneming per eind 2010 aflopen, is de nieuwe Uitvoeringsovereenkomst vanaf 2011 het komend jaar een belangrijk aandachtspunt. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de afspraken consistent zijn met de huidige afspraken en niet op gespannen voet staan met het herstelplan. Het VO wordt hier graag in een vroeg stadium over geïnformeerd. Het VO heeft kennis genomen van de plannen van het bestuur om een ALM studie uit te voeren, waarmee nieuwe afspraken onderbouwd kunnen worden. Afspraak is dat het VO periodiek op de hoogte wordt gehouden van de resultaten van deze studie. Inmiddels heeft het VO in maart 2010 een workshop over de eerste fasen van de studie bijgewoond. Hier zullen we in onze Verklaring bij het jaarverslag 2010 nader op ingaan.
4. Het toeslagenbeleid Het VO is van mening dat het bestuur in de periode december 2009 - januari 2010 op zorgvuldige en evenwichtige wijze tot een toeslagbesluit voor inactieve deelnemers is gekomen. De in het reglement opgenomen maatstaf (CPI alle huishoudens afgeleid, gemeten per peildatum oktober) bedroeg over oktober 2008 tot oktober 2009 0,40% en is per 1 januari 2010 toegekend. Daarbij werd uitgegaan van een dekkingsgraad van 113%, aangezien de extra voorziening voor het langlevenrisico op dat moment nog niet was gevormd. In de Nieuwsbrief van januari 2010 is dusdanig over dit besluit gecommuniceerd, dat naar het oordeel van het VO geen verplichtingen naar de toekomst zijn ontstaan. Het VO heeft kennis genomen van de toeslaglabels die in 2010 voor actieven en inactieven van toepassing zijn. De uitkomst van de labels is zeer verschillend: een verwachting van 5 muntjes voor actieven en 2 muntjes voor inactieven en ‘als het tegen zit’ 4 muntjes voor actieven en 1 muntje voor inactieven. Dit volgt uit de huidige afspraken die sociale partners hebben gemaakt, waarop het pensioenfonds geen directe invloed heeft.
5. Het beleggingsbeleid en risico management In 2009 heeft PSLN een fors positief resultaat op de beleggingen gehaald van + 15,3%. Dit vormt de grootste oorzaak van het feit dat PSLN eind 2009 voorloopt op het herstelplan. Het beleggingsbeleid is onderbouwd door een ALM studie (Asset Liability Management, zie bij Overzicht afkortingen achterin dit jaarverslag) en risicobudgetteringsstudie. Uit het jaarverslag blijkt dat in 2009
96
nadrukkelijk een balans is gezocht tussen de eisen van het herstelplan (geen risico toevoegen) en de voortgaande implementatie van het nieuwe beleggingsbeleid. Het VO ondersteunt de voorzichtige wijze van opereren. Het behaalde rendement in 2009 bedroeg +15,3% tegenover een rendement van de benchmark van +15,1%. De allocatie heeft in 2009 tot een negatieve bijdrage geleid en de vermogensbeheerders hebben per saldo een positieve bijdrage geleverd. Het VO is er voorstander van dat de attributieanalyse op kwartaalbasis wordt gemonitord, bijvoorbeeld in de Cockpit rapportage.
6. De uitvoering van het herstelplan Het VO is gedurende 2009 periodiek geïnformeerd over de ontwikkeling van de financiële situatie van PSLN en de stand ten opzichte van het herstelplan. Het VO merkt daarbij op dat de communicatie opnieuw op een transparante wijze is verlopen. Ook is de evaluatie van het herstelplan transparant in het jaarverslag opgenomen en heeft het VO kennis genomen van het feit dat De Nederlandsche Bank geen opmerkingen bij de evaluatie heeft gemaakt. De conclusie van het VO is dat het bestuur in moeilijke omstandigheden adequaat handelt.
7. Goed pensioenfondsbestuur De instelling van een PFG-commissie en het traject dat met de externe Visitatiecommissie is doorlopen zijn goede stappen in de ontwikkeling van het goed pensioenfondsbestuur. Diverse acties zoals opstelling van een functie – en competentieprofiel voor nieuwe bestuursleden, deskundigheidsbevordering, zelfevaluatie functioneren van het bestuur, de opzet van een integriteitsbeleid kregen in 2009 ruim voldoende aandacht. Evenwichtigheid in de besluitvorming is volgens het VO in de afgelopen verslagperiode goed verlopen. Concluderend is het VO van mening dat zowel het bestuur als het bestuursbureau een bijzondere prestatie hebben geleverd. De wijzigingen in wet- en regelgeving zijn fors en de economische omstandigheden ingrijpend. Omdat het Nederlandse pensioen mag worden gezien als het meest complexe financiële product, is het een forse uitdaging om een pensioenfonds in goede banen te leiden. Veel pensioenfondsen verkeren daarom nog steeds in zwaar weer of liggen anderszins onder vuur. De situatie van PSLN is gelukkig relatief gunstig te noemen, zowel in financiële - als in operationele zin. Het VO deelt haar complimenten uit aan het bestuur en het bestuursbureau. Zij spreekt de wens uit dat PSLN het vertrouwen, dat de deelnemers en andere stakeholders in haar hebben, zal blijven waarmaken.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het VO heeft goede nota genomen van het rapport van de Visitatiecommissie. Het VO concludeert dat het bestuur in control is en het bestuursbureau haar werk adequaat uitvoert. Ook blijkt dat de komende jaren veel aandacht zal moeten uitgaan naar verdere inbedding van integraal risico management. Hiermee wordt beoogd onaangename verrassingen zoveel mogelijk te voorkomen. Het VO gaat er van uit dat daarbij tevens zal worden gewerkt aan de aanbevelingen van zowel de Visitatiecommissie als de commissie Frijns.
Utrecht, 16 juni 2010. Het Verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland. F.U. de Boer H.D.C. de Heus P.W.J. Huiskens C. de Mol C. Schipper H.J.W. van Wageningen
97
21. Overzicht gebruikte afkortingen en begrippen
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van beleggingen, premies en toeslagen. Ook worden de pensioenreglementen, organisatie, herverzekering en financiële opzet (waaronder de grondslagen) van het pensioenfonds beschreven. De ABTN dient aan DNB te worden voorgelegd.
Actuaris Een actuaris is een specialist die, met behulp van onder andere technieken uit de levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds berekent en de solvabiliteit van het pensioenfonds toetst. De adviserend actuaris heeft de rol van adviseur bij bijvoorbeeld de opstelling van de ABTN. De certificerend actuaris heeft de rol van waarmerking van de actuariële verklaring bij de jaarrekening en actuariële staten die aan DNB worden toegestuurd. In de actuariële analyse worden de resultaten verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. In het actuariële rapport wordt een uitgebreide analyse opgenomen.
JAARVERSLAG 2009
AFM Autoriteit Financiële Markten, toezichthouder op pensioenfondsen met betrekking tot gedragscode, communicatie, zorgplicht en dergelijke.
Alternatieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen bij PSLN momenteel een drietal categorieën: Indirect onroerend goed, Commodities en Infrastructuur. Bij andere pensioenfondsen zijn hier soms ook private equity, hedge funds en/of specifieke beleggingsniches opgenomen.
Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen en beleggingen. Doel is om het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid in onderlinge samenhang te onderbouwen. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden lange termijn beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. De horizon is meestal 15 jaar.
Beleggingsfonds Een beleggingsfonds is in feite een ‘verzamelpunt’ voor beleggers. Op dat punt komt het geld van alle in het betreffende fonds investerende beleggers samen. Het totaalbedrag wordt het fondsvermogen genoemd. Beleggen middels een beleggingsfonds is een efficiënte manier om een adequate spreiding te bewerkstelligen.
Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals: aandelen, onroerend goed en vastrentende waarden met een nadere onderverdeling in binnen- en buitenlandse beleggingen.
98
Benchmark (index) Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmarkindex is een mandje van -bijvoorbeeld- een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden derhalve veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen.
BPR regeling Beschikbarepremieregeling (Defined Contribution) die geldt voor het pensioengevend inkomen boven de maximum grens van de middelloonregeling.
BRIC-landen De term BRIC is een afkorting van de landen Brazilië, Rusland, India en China.
Beleggen in commodities kan door direct te investeren in grondstoffen of indirect via bijvoorbeeld termijncontracten, waarbij de waarde is gebaseerd op grondstoffen. Verhandelde grondstoffen zijn onder andere energie, metalen en landbouwproducten. Het is ook mogelijk in fondsen te beleggen waarin posities in grondstoffen worden opgenomen.
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden.
Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, dat wil zeggen financiële contracten, waarvan de waarde wordt afgeleid van een onderliggende waarde (bijv. een aandeel), een referentieprijs of een index (bijv. de AEX-index). De hoofdvormen van derivaten zijn opties, swaps, futures contracten en forward contracten.
DNB
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Commodities
De Nederlandsche Bank, de belangrijkste toezichthouder op pensioenfondsen.
Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: Het vermogen dat overeenkomt pensioenverplichtingen
met
een
dekkingsgraad
van
104,2%4
van
de
voorziening
Beleidsmatig wordt uitgegaan van een dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 105%. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 104,2%.
4
99
Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit wordt ook het Beleidsmatig wordt uitgegaan van een dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen van 105%. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen conform de berekening zoals opgenomen in artikel 131 van de Pensioenwet en artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader bedraagt 104,2%. solvabiliteitsniveau genoemd. De hiermee overeenkomende dekkingsgraad bedraagt bij PSLN per 31 december 2008 ongeveer 112,5% Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen verhoogd met het vermogen dat nodig is om de indexatieambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Berekening hiervan vindt plaats conform de wettelijke regels.
JAARVERSLAG 2009
Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is.
Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag.
GBM/GBV Zie bij Overlevingstafels.
Governance Goed Pensioenfonds Bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. De term Pension Fund Governance (PFG) wordt hier ook vaak voor gebruikt.
Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers.
Indexatie Indexatie is het van tijd tot tijd aanpassen van het reeds opgebouwde pensioen aan de (algemene) stijging van de lonen (welvaartsvast) of prijzen (waardevast). Indexatie wordt meestal met het woord ‘toeslag’ aangeduid. Voor de prijzen worden Consumentenprijsindexcijfers (CPI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerd.
Indirect onroerend goed Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in beursgenoteerde vastgoedfondsen.
100
Infrastructuur Beleggingscategorie waarbij belegd wordt in infrastructurele projecten.
Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling.
Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
Outperformance
Overlevingstafels Overlevingstafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en voorzieningen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte overlevingstafels afgeleid: GBM en GBV. De overlevingstafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven.
Partnerpensioen Hieronder vallen de voormalige namen weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioen en geeft een overlijdensdekking aan de partner zoals gedefinieerd in het pensioenreglement (huwelijk, geregistreerd partnerschap en onder voorwaarden samenlevingspartners).
Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid betreffende pensioenen. De Pensioenwet werd voorafgegaan door de Pensioen- en Spaarfondsenwet.
STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND
Het verschil tussen het behaalde rendement en het rendement van de benchmark (positief of negatief). Dit verschil geeft aan hoeveel waarde is toegevoegd door middel van actief beleggen. Outperformance wordt ook wel ‘alpha’ genoemd.
PIIGS-landen De term PIIGS is een afkorting van de landen Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje.
PSLN Stichting Pensioenfonds Sara Lee Nederland.
Rating De rating van een belegging of een onderneming geeft het kredietrisico of debiteurenrisico van een bepaalde belegging weer. Vastrentende waarden hebben bijvoorbeeld pas voldoende kwaliteit vanaf een bepaalde kredietwaardigheid, voorzien van een rating BBB, A, AA of AAA. De ratings worden vastgesteld door gespecialiseerde ratingbureaus.
101
Rente Termijn Structuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt.
Solvabiliteit De mate waarin het pensioenfonds in staat is om negatieve financiële ontwikkelingen op te vangen.
Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie.
Toeslagenlabel Zie ook bij indexatie. Een toeslagenlabel is een beeldende maatstaf waarin de verwachting en het risico wordt weergegeven ten aanzien van het verlenen van een toeslag.
JAARVERSLAG 2009
Tracking error Statistische maatstaf die weergeeft hoe groot de kans is dat de outperformance zal afwijken van nul. De tracking error is de standaarddeviatie van de outperformance. Het is een maatstaf voor het meten van het extra risico van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Een hoge tracking error betekent veel kans op een rendement ver onder of boven de benchmark en dus veel extra risico ten opzichte van de benchmark.
Valutahedging Het afdekken van valutarisico door middel van valutatermijntransacties (forward contracts FX).
Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook als risicomijdend aangeduid.
Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de betrokken werkgever zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
Vermogensbeheerder Een professionele beheerder van vermogens voor organisaties (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en/of vermogende particulieren. Vermogensbeheerders zijn vaak onderdeel van een bank, dan wel financiële instelling, maar kunnen ook een onafhankelijke organisatie zijn. In Nederland kunnen vermogensbeheerders zich onder bepaalde voorwaarden laten registreren bij Autoriteit Financiële Markten (voorheen: Stichting Toezicht Effectenverkeer).
102
Visitatiecommissie De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan van externe onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op het functioneren van het bestuur. De visitatiecommissie beoordeelt onder meer de procedures en de processen binnen het fonds en de manier waarop het bestuur met de risico’s omgaat.
Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
Zakelijke waarden Verzamelnaam voor beleggingen in aandelen en beleggingen in onroerend goed. Deze beleggingen worden ook wel aangeduid als risicodragend. STICHTING PENSIOENFONDS SARA LEE NEDERLAND 103
stichting pensioenfonds sara lee nederland