Ruimtelijke ordening aan de orde
De Middagen van de stedelijke ontwikkeling
Samenvattingen van de conferenties 2013 - 2014
Brussel Stedelijke Ontwikkeling Gewestelijke Overheidsdienst Brussel
1
De Middagen van de stedelijke ontwikkeling
Samenvattingen van de conferenties 2013 - 2014
Verantwoordelijke uitgever: Arlette VERKRUYSSEN, directeur-generaal van Brussel Stedelijke Ontwikkeling CCN, Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Coördinatie van de Middagen en de publicatie: Myriam GOBLET, cel Communicatie van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Redactie van de Franse teksten: Myriam GOBLET voor alle teksten, behalve de syntheses over het Overzicht van het Kantorenpark nr. 33 en Hemels Brussel die werden geschreven door Michel DE BEULE, Directie Studies en Planning Nederlandse vertaling: Dynamics Translations Grafische vormgeving: Carine EFRATAS, cel Communicatie van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Drukwerk: IPM printing Fotocredits: Gewestelijke Overheidsdienst van Brussel, tenzij anders vermeld onder de foto’s Omslagfoto’s: Van links naar rechts : Koningin Groen Park, Schaarbeek (Wijkcontract Brabant-Groen) © Michiel De Cleene; Trap Hotel Tassel Straat P.-E. Janson in Brussel - Victor Horta © sofam; Fototentoonstelling in Graystraat in Elsene (contract duurzame wijk Maalbeek) bron: Inside Out Project XL; Artistieke Bank, Anderlecht (Wijkcontract Aumale - Wayez) © SPKTR Architects. ISBN : D/2014/11.404/5 September 2014 © Gewestelijke overheidsdienst Brussel. Alle rechten voorbehouden.
De inhoud van de conferenties voorgesteld in dit werk geeft uitsluitend het standpunt van de sprekers weer. Brussel Stedelijke Ontwikkeling kan in geen geval verantwoordelijk worden gesteld.
4
Voorwoord Ik heb het genoegen u, voor het derde jaar op een rij, de publicatie voor te stellen met de samenvattingen van de conferenties die plaatsvonden tijdens jaargang 2013-2014 van de Middagen van de Stedelijke Ontwikkeling. Deze uitgave kadert in de collectie “Ruimtelijke ordening aan de orde”, die de documenten voorstelt van de colloquia en conferenties die Brussel Stedelijke Ontwikkeling organiseert of financieel steunt. Sinds september 2013 zijn de Middagen van het BROH omgedoopt tot de Middagen van de Stedelijke Ontwikkeling. Die wijziging is het gevolg van de naamswijziging van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (BROH) dat vanaf nu Brussel Stedelijke Ontwikkeling heet. De doelstellingen en organisatie van de Middagen blijven wel hetzelfde. Waarom zouden we immers een formule veranderen die goed werkt? De Middagen van de Stedelijke Ontwikkeling hebben als doel aan het publiek het recente nieuws mee te delen inzake de vijf materies die beheerd worden door mijn Bestuur (planning, stedenbouw, onroerend erfgoed, stadsvernieuwing en huisvesting) of die rechtstreeks daarmee verband houden (mobiliteit, milieu, energie, Europees beleid, ...). De conferenties en debatten die georganiseerd worden tijdens deze ontmoetingen maken een uitwisseling op hoog niveau mogelijk met onze diverse partners die aan deze Middagen deelnemen, namelijk: gemeentelijke, (para)gewestelijke en federale ambtenaren, onderzoekers, experten en consultants, alsook vertegenwoordigers van verenigingen, adviescommissies en andere gewestelijke politieke verantwoordelijken. Dit bevoorrechte moment maakt een informele ontmoeting mogelijk tussen de spelers van ons Gewest, de gemeenten, de beide andere Gewesten en de federale overheid, in het bijzonder tijdens de lunch die voorafgaat aan de conferenties en na het debat tussen de sprekers en deelnemers. Dankzij hun kwaliteit en diversiteit zorgen de conferenties voor de bijscholing van de personeelsleden van mijn Bestuur en van het Gewest. De conferenties bieden hen de kans op de hoogte te blijven van de evolutie van de verschillende materies die ze dagelijks behandelen en het standpunt te kennen van de andere terreinactoren, en op die manier zijn de conferenties ook een bron van kennis en expertise van hoog niveau. Om aan het grote publiek de inhoud van de conferenties mee te delen en de Middagen als fantastische communicatietool meer bekendheid te verschaffen, werd er een pagina aan gewijd in de rubriek Evenementen van onze portaalsite www.stedelijke-ontwikkeling.irisnet.be. U vindt er, voor elke conferentie, de PowerPointpresentaties van de sprekers, de samenvatting van de presentaties en de contactgegevens van de sprekers (zoals voorgesteld in deze uitgave) en de links naar de pdf-bestanden van de voorgestelde documenten. Als u interesse hebt voor de Middagen van de Stedelijke Ontwikkeling, maar de uitnodigingen niet ontvangt via e-mail, vraag ons dan gerust om u toe te voegen aan onze verzendlijst, ofwel telefonisch op het nummer 02/2.041.768/69, ofwel via e-mail op het adres
[email protected]. Ik kijk ernaar uit u te ontmoeten tijdens het komende seizoen 2014-2015 van de Middagen, en wens u inmiddels veel leesplezier met deze uitgave.
Arlette Verkruyssen Directeur-generaal Brussel Stedelijke Ontwikkeling
5
Inhoudstafel
Voorwoord....................................................................................................................................................................5 De hervorming van de Brusselse Huisvestingscode (2003-2013)............................................................................9 •
De voorbeeldgebouwen in Brussel (Vbgebouwen) Balans van 5 jaar projectoproepen....................................................................................................................13
•
Overzicht van de productieactiviteiten nr. 2 Evolutie van de terreinen voor de bedrijven van 1997 tot 2013......................................................................17
•
Het Kanaalplan Uitwerking van een plan voor de Kanaalzone ................................................................................................21
•
Het Réseau Art Nouveau Network (RANN) Balans van 14 jaar Europese samenwerking en toekomstperspectieven.......................................................25
•
De 4 nieuwe duurzame wijkcontracten 2014..................................................................................................29
•
BruGIS in een nieuw kleedje!...........................................................................................................................35
•
Overzicht van het kantorenpark nr. 32 Balans van de vergunningen 2012....................................................................................................................39
•
De projecten gefinancierd door het EFRO in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Programmering 2007-2013 en vooruitzichten 2014-2020............................................................................... 43
•
Brussel [her]verovert haar buitenruimte..........................................................................................................47
•
Het nieuwe Beheersplan voor erfgoed Voorbeeld van de tuinwijken Le Logis en Floréal............................................................................................51
•
Overzicht van de huisvestingsvergunningen nr. 3 De huisvestingsvergunningen 2012.................................................................................................................55
•
Overzicht van het Kantorenpark nr. 33 Leegstand 2013 in Brussel en de Rand............................................................................................................. 59
•
De strijd tegen de huisjesmelkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest...................................................63
•
De uitvoering van de Europese Landschapsconventie en de organisatie van de Landschapsprijs .............67
•
HemelsBrussel versie 2 ....................................................................................................................................71
•
De solidaire gemeenschappelijke woning Mogelijke obstakels en oplossingen ...............................................................................................................75
•
]pyblik[ De cultuur van de publieke ruimte.................................................................................................... 79
Contactadressen......................................................................................................................................................... 84
7
De hervorming van de Brusselse Huisvestingscode (2003-2013) Conferenties van 1 oktober en 12 november 2013 Nicolas BERNARD en Aurélie MAHOUX
De hervorming van de Brusselse Huisvestingscode, 10 jaar nadat ze is goedgekeurd, is zowel kwantitatief als kwalitatief belangrijk. Kwantitatief heeft ze betrekking op alle domeinen van het huisvestingsbeleid: ongezonde woningen, leegstand, sociale woningen, alternatief wonen, toegang tot eigendom, niet-sociale openbare woningen … Kwalitatief voert ze een aantal innoverende concepten in zoals het herhuisvestingsprotocol voor uit-huiszettngen, de onafhankelijke commissie voor de toewijzing van niet-sociale openbare woningen, de aanwezigheid van bescheiden en middelgrote woningen in het woningenpark van de huisvestingsmaatschappijen of de officiële erkenning van intergenerationeel wonen, solidair wonen en de Community Land Trust.
Ambitie en doelstellingen van de hervorming Op 26 juli 2013 verscheen in het Belgisch Staatsblad de ordonnantie van 11 juli 2013 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode.
(solidair en intergenerationeel wonen, collectief sparen, Community Land Trust…).
Deze hervorming van de Huisvestingscode koestert de ambitie om een “kader voor vandaag en morgen” te creëren. Daarvoor verbetert en versterkt ze het wetgevende kader om beter plaats te bieden aan de toekomstige bevoegdheden van het Gewest (beheer van de huurovereenkomsten en van met name de vastgoedfiscaliteit) en aan innoverende projecten
1. 2.
Deze hervorming streeft 5 grote doelen na: De bekommernis van de bewoner door een heroriëntatie van de strijd tegen ongezonde woningen en de toekenning van de groene lening door het Woningfonds Synergieën en sociale innovatie door de versterking van de banden tussen de gewestelijke en gemeentelijke besturen, de classificatie van het aanbod en de nieuwe woonvormen
9
De hervorming van de Brusselse Huisvestingscode (2003-2013)
3. De participatie van de burgers door de versterking van de adviesraden van de huurders en de vertegenwoordiging van de eigenaars in de sector van de SVK’s (sociale verhuurkantoren) 4. De transparantie van het bestuur door de objectivering van de toewijzing van de openbare woningen en de verhoogde raadpleging van de sector 5. De efficiëntie van de overheidsactie door de classificatie van het woningaanbod en de aanpassing van de bestaande mechanismen aan de realiteit van het terrein.
Verwachte innovaties De nieuwe Huisvestingscode concentreert zich in de eerste plaats op ongezonde woningen, het openbaar beheersrecht en sociaal wonen, en wordt de ruggengraat van alle beleidsstrategieën die te maken hebben met huisvesting. Ze bepaalt immers het recht op een behoorlijke kwaliteitsvolle woning, diversifieert de instrumenten van het huisvestingsbeleid, voert de bevoegde operatoren en het voogdijschap van het Gewest in, organiseert de steun aan privé- en rechtspersonen. Hierbij respecteert ze ten volle de regels van niet-discriminatie, goed bestuur en motivatie van de bestuurshandelingen.
Belangrijkste maatregelen van de hervorming In plaats van artikel per artikel de wijzigingen in de Huisvestingscode op te sommen, bundelden de sprekers deze wijzigingen in 5 grote thema’s:
1. De strijd tegen ongezonde woningen en huisjesmelkers Om de strijd aan te gaan tegen ongezonde woningen en ervoor te zorgen dat ze sneller worden aangepast en weer worden verhuurd, voert de nieuwe Code de volgende maatregelen in: • De afschaffing van het verstrekken van conformiteitsbewijzen en conformiteitsattesten voor woningen. Deze maatregelen bleken in de praktijk immers niet erg efficiënt. Door ze af te schaffen kan de DGHI zich opnieuw concentreren op de woningen die er het meest nood aan hebben. De afschaffing van de attesten vermijdt dat er documenten worden afgeleverd die zijn gebaseerd op een verklaring op eer. • De opschorting van de helft van de boete die wordt opgelegd voor woningen die niet overeenstemmen met de Code, wanneer er aanpassingswerken worden uitgevoerd (de andere helft van de boete blijft van toepassing). • De verlenging van de uitvoeringstermijn van de aanpassingswerken (van 8 maanden tot 12 maanden), om de uitvoering van de werken door de verhuurders te bevorderen. • De invoer van het principe “conform geacht” zodat het pand toch kan worden verhuurd als de conformiteitsgebreken slechts miniem zijn en enkel kunnen worden verholpen door werken die niet in verhouding staan tot de doelstelling die moet worden bereikt. • De informatie van de notarissen wanneer woningen worden verzegeld, zodat de koper van een pand
10
kennis heeft van het verbod van de Gewestelijke Woninginspectie om dit pand te verhuren.
De hervormde Code versterkt ook de strijd tegen de huisjesmelkers door: • De versterking van de machtiging tot het uitvoeren van huisbezoeken door de Gewestelijke Woninginspectie zonder voorafgaande verwittiging, onder welomschreven voorwaarden. De mogelijkheid om een onderzoek in te stellen wanneer een huurder vertrekt. De verhuurder kon immers zijn huurder (meestal onwettig) uit huis zetten om te ontsnappen aan het bezoek van de gewestelijke Inspectie en aan de boete. • De verzegeling van niet-conforme woningen door de burgemeester, om te vermijden dat verzegelde panden door hun eigenaar onmiddellijk weer op de huurmarkt worden gebracht zoals vroeger vaak het geval was. • De versterking van de verplichting om mensen die vanwege deze maatregelen hun woning hebben verloren opnieuw te huisvesten, door de betrokken gemeentelijke diensten of door het Gewest indien nodig.
2. De strijd tegen leegstand De hervorming van de Code verbetert de leegstandbestrijding door de operationaliteit van de bestaande mechanismen te verhogen. Dit door: • De verbetering van de definitie van “leegstaande woning”, met name door de integratie van de stedelijke dimensie en van niet-limitatieve vermoedelijke gevallen van leegstand (vroeger volstonden zelfs een laag wateren elektriciteitsverbruik en de slechts beperkte aanwezigheid van meubilair om een pand als leegstaand te beschouwen). • De invoer van het gemeentelijk register van de leegstaande woningen, opdat de efficiëntie van een maatregel niet in het gedrang zou worden gebracht door een slechte kennis van de leegstandcijfers. • De toegang tot het openbaar beheersrecht voor de SVK’s (sociale verhuurkantoren). Dit mechanisme, dat in 2003 werd ingevoerd, werd nooit tot uitvoering gebracht. Ook de lokale operatoren uit verenigingen kunnen voortaan hun expertise en dynamisme bijbrengen. • De aantekening door de verhuurder van administratief opschortend beroep tegen een beslissing van de Gewestelijke Woninginspectie, en niet meer van niet-opschortend gerechtelijk beroep. Bedoeling is om de afhandeling van het beroep te versnellen en ervoor te zorgen dat de boete pas aan het einde van de beroepsprocedure moet worden betaald.
3. De professionalisering van de SVK’s Deze doelstelling wordt in de Code vertaald door de volgende nieuwe maatregelen: • De uitbreiding van de maatschappelijk begeleiding door de SVK’s tot meerdere actoren, afhankelijk van het doelpubliek. • De verplichte aanwezigheid van een gediplomeerd beheerder om de eigenaars en het Gewest te garanderen dat hun vastgoed correct financieel beheerd wordt (vroeger was enkel de aanwezigheid van een maatschappelijk werker gegarandeerd in een SVK).
De hervorming van de Brusselse Huisvestingscode (2003-2013) • De invoer van een toewijzingsreglement voor elk SVK, om ervoor te zorgen dat de chronologische volgorde van de aanvragen wordt gerespecteerd en de toewijzing van woningen door de SVK’s te kunnen controleren. • De automatisering van de toekenning van subsidies aan de SVK’s, onder bepaalde voorwaarden, om de bestendigheid van de financiering te garanderen (vroeger was de subsidie facultatief en niet gegarandeerd). • De opstelling van een territoriaal dekkingsplan van de SVK’s, zodat er niet meerdere SVK’s actief zijn op eenzelfde grondgebied en hun aantal kan worden beperkt als het aanbod groot genoeg is. • De deelname van de vertegenwoordigers van eigenaars en huurders aan de raden van bestuur van de SVK’s (vroeger werden de private eigenaars, de belangrijkste ‘leveranciers’ van de kantoren, amper geraadpleegd).
4. De verbetering van de toewijzing van openbare woningen De hervormde Code staat garant voor meer homogeniteit, transparantie en gelijkheid bij de toewijzing van openbare woningen dankzij de volgende maatregelen: • De verplichting voor de gewestelijke openbare operatoren (WF en GOMB) om, net als de SVK’s, te beschikken over een openbaar gemaakt toewijzingsreglement, om ervoor te zorgen dat de chronologische volgorde van de aanvragen wordt gerespecteerd en om de toewijzing van woningen te kunnen controleren. • De goedkeuring van een standaardreglement dat de toewijzingscriteria van woningen bepaalt, om te zorgen voor meer homogeniteit en om de toewijzingscriteria van de operatoren te kunnen controleren. • De oprichting van een onafhankelijke toewijzings commissie, op beslissing van de gemeenteraad. • De aantekening van beroep tegen een beslissing over de toewijzing van een gemeentelijke woning bij het college van de gemeente (en niet meer bij de gemeenteraad) om de procedure te vereenvoudigen en de duur van de huurleegstand te beperken. • De afschaffing van de uitsluitingscriteria voor aanvragers verbonden aan hun woonplaats (in een andere gemeente) en hun inkomen (te laag), met naleving van de niet-discriminatieregels.
5. De verhoging van de participatie en begeleiding van de sociale huurders • •
De hervormde Code geeft de huurders meer inspraak in de samenleving dankzij adviesraden. Die worden dynamischer gemaakt, hun levensduur wordt verlengd (4 jaar), de twee vertegenwoordigers van de huurders hebben voortaan stemrecht (vroeger was dat niet het geval) en de raden beschikken over een langere termijn om advies uit te brengen. De hervorming van de Code bevordert ook de strijd tegen lege kamers in sociale woningen, door doorstroming aan te moedigen en bejaarden en personen met een handicap beter te begeleiden naar een woning die meer aangepast is aan hun behoeften.
Nieuwe opdrachten voor de openbare actoren De hervormde Huisvestingscode kent nieuwe bevoegdheden en opdrachten toe aan de sociale huisvestingsmaatschappijen, het Woningfonds en de BGHM. • De sociale huisvestingsmaatschappijen (OVM’s) kunnen voortaan bescheiden en middelgrote woningen beheren in het kader van de nieuwbouw en renovatie van woningcomplexen (maximaal 20% per project en 10% van hun vastgoedpark). Bedoeling is om sociale gemengdheid te garanderen, segregatie te bestrijden en het budgettaire evenwicht te verbeteren terwijl het park van sociale huurwoningen in stand blijft. • De SLRB (Gewestelijke Brusselse Huisvestings maatschappij) kan precaire bewoning begeleiden binnen de sociale huisvestingsmaatschappij, om een tijdelijke oplossing te bieden voor dringende situaties en te vermijden dat panden die het voorwerp uitmaken van renovatieprojecten leeg komen te staan, terwijl de relaties met de buurt worden bevorderd. • Het Woningfonds kan renteloze kredieten toekennen om de energieprestatie van woningen te verbeteren (naast de hypothecaire leningen voor de aankoop van een woning). Het kan ook de weg openen naar gesplitste zakelijke rechten zoals het oppervlakterecht, door het mogelijk te maken dat enkel het gebouw wordt gekocht (los van de grond). Dit verbetert de toegang tot eigendom voor de lagere inkomens.
Contact Aurélie MAHOUX Adviseur op het kabinet van de ex-staatssecretaris bevoegd voor huisvesting, Ch. Doulkeridis Nicolas BERNARD Expert-consultant bij de ex-staatssecretaris bevoegd voor huisvesting, Ch. Doulkeridis, Hoogleraar rechten Facultés universitaires Saint-Louis – Kruidtuinlaan 43 - 1000 Brussel Tel.: 02/211.78.44 E-mail:
[email protected]
11
Passieve woningen in de Zwedenstraat: dankzij de subsidie van “Voorbeeldgebouwen” werden de 30 passiefwoningen van het project ZuidZweden door citydev.brussels verkocht als gemiddelde woningen zonder meerkost. De woningen hebben 1, 2 of 3 kamers (Urban Platform). © Yvan Glavie
De voorbeeldgebouwen in Brussel (Vbgebouwen) Balans van 5 jaar projectoproepen Conferenties van 8 oktober 2013 Bernard DEPREZ en Thibaut HERMANS
Sinds 2007 organiseert het Brussels Hoofdstedelijk Gewest projectoproepen, “Voorbeeldgebouwen” (“Vbgebouwen”) genoemd met het doel de Brusselaars aan te zetten om “duurzaam” te bouwen of renoveren, en aan te tonen dat binnen een redelijk budget al zeer behoorlijke energie- en milieuprestaties kunnen worden behaald. Tussen 2007 en 2012 werden er 5 projectoproepen gelanceerd. Uiteindelijk werden 193 projecten geselecteerd, goed voor een totaal van 522.000 m². Deze projecten zullen uiterlijk tegen 2015 worden gerealiseerd (er zijn er al 77 klaar) dankzij de financiële steun van het Gewest voor een bedrag van 29 miljoen EUR.
Wat is een voorbeeldgebouw?
Waarom Vbgebouwen?
Een gebouw kan als een “voorbeeldgebouw” worden beschouwd als het aan 4 criteria voldoet: 1. De energieprestatie: het voorbeeldproject moet zo weinig mogelijk werkingsenergie verbruiken (verwarming, verlichting…). 2. Ecoconstructie: het voorbeeldproject moet een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk hebben. 3. Technische en economische haalbaarheid: het voorbeeldproject moet eenvoudig te bouwen en te reproduceren zijn (low tech). 4. Architecturale kwaliteit: het voorbeeldproject moet van hoge architecturale en stedenbouwkundige kwaliteit zijn.
Het programma Voorbeeldgebouwen ontstond in 2007 in een context die zowel globaal is (einde van de goedkope olie, limieten van de energiehulpbronnen, massale CO²productie, vierde rapport van het IPCC, conferentie van Kyoto…) als lokaal (dualisering en energiekwetsbaarheid van de Brusselaars, toename van de afvalberg en van het energieverbruik: + 15% tussen 1990 en 2004). Omdat bovendien 72% van de CO²-emissies in Brussel afkomstig is van de bouwsector, stelt het programma Voorbeeldgebouwen duurzaam bouwen voor als oplossing om komaf te maken met de vele problemen die het niet-duurzaam bouwen met zich meebrengt. Het programma streeft twee doelstellingen na: duurzaam bouwen herwaarderen/aanmoedigen en de technische en economische haalbaarheid van deze gebouwen aantonen. Anders gezegd: het is de bedoeling om de vraag te stimuleren en reproduceerbare voorbeelden te promoten.
13
De voorbeeldgebouwen in Brussel (Vbgebouwen)
Meer globaal komt het erop aan om bij te dragen tot de kwalitatieve herwaardering van de Brusselse woningen en openbare ruimte.
Voor wie? De projectoproepen Voorbeeldgebouwen zijn van toepassing op alle bestemmingen, op nieuwbouw en renovaties, op kleine en grote projecten. Alle opdrachtgevers (overheid en privépersonen) kunnen aan deze projectoproepen deelnemen “op vrijwillige basis”.
Hoe? Na de officiële aankondiging van de projectoproep, zijn de belangrijkste etappes ieder jaar dezelfde: indiening van het kandidaatstellingsdossier vóór eind juni, analyse van de dossiers door deskundigen, beoordeling door een jury, selectie door de gewestregering en kennisgeving van de resultaten aan de kandidaten, opvolging van de projecten en monitoring ervan gedurende 5 jaar. Het Gewest biedt een technische begeleiding aan vóór de werken (facilitatoren) en tijdens de uitvoering (deskundigen). Het zorgt er ook voor dat de weerhouden projecten in de kijker worden geplaatst door werfdekzeilen en emailplaatjes aan te brengen, boeken en artikels te publiceren en plaatsbezoeken te organiseren en een website te verzorgen (zie onderstaand kader). Al deze werkzaamheden worden uitgevoerd door een team van 7 medewerkers van de Directie Energie van Leefmilieu Brussel - BIM.
Hoeveel? Voor de realisatie van de geselecteerde projecten biedt het Gewest een financiële steun aan met een maximum van 100 EUR/m². In werkelijkheid geldt dit bedrag enkel privéwoningen: voor collectieve woningen wordt gemiddeld 73 EUR/m² toegekend, voor voorzieningen 69 EUR/m² en voor kantoren 51 EUR/m², rekening houdend met de Europese regels betreffende de maximumsubsidies in het kader van privéprojecten. Voor sommige grote projecten – zoals de 20.000m² in de Belliardstraat 142 – zakt de subsidie tot 15 EUR/ m² en vertegenwoordigt ze nog slechts 1,2% van de totale bouwkost. Het label van Voorbeeldgebouw en de internationale erkenning van het project zijn dan ook meer gegeerd dan de eigenlijke subsidie.
Welke resultaten? Bij de 5 projectoproepen die tussen 2007 en 2012 werden gelanceerd, werden 193 projecten geselecteerd. Samen vertegenwoordigen ze 522.000m² die tegen uiterlijk 2015 zullen worden gerealiseerd (77 projecten zijn al klaar). Op het vlak van bestemmingen zijn de meeste projecten woningen (29% collectieve woningen en 28% individuele woningen), 27% collectieve voorzieningen en 16% kantoren en handelszaken.
14
Wat de geproduceerde oppervlakte betreft daarentegen, halen kantoren en handelszaken het grootste deel naar zich toe (43%), terwijl private en collectieve woningen 32% en de collectieve voorzieningen slechts 25% vertegenwoordigen. Aangaande de aard van de werken ten slotte, gaat het bij de meeste projecten om nieuwbouw. Slechts 27% zijn renovatieprojecten. In alle gevallen zien we een belangrijke doorbraak van het passief. In 2007 vertegenwoordigde passiefbouw 20% van de geproduceerde oppervlakte (ongeveer 30.000m²), tegenover meer dan 80% in 2012 (bijna 130.000m²). Dit versterkt de dalende tendens van het energieverbruik in Brussel (-10%) die in 2004 was ingezet, ondanks de demografische groei. Uit de resultaten blijkt duidelijk de diversiteit van het terrein. Er zijn kleine en grote projecten, residentiële en niet-residentiële projecten, privé- en overheidsprojecten, nieuwbouw- en renovatieprojecten… Het dient ook benadrukt dat achter elk project gemotiveerde opdrachtgevers en vakmensen schuilgaan met al even gevarieerde profielen als de projecten zelf. De vakmensen hebben zich het concept voorbeeldgebouw eigen gemaakt. Ze hebben het spel gespeeld, de laatste kWh gezocht, nieuwe materialen uitgetest, nieuwe technieken aangeleerd … De laureaten maten zich energiestandaards aan die tot dan toe enkel waren voorbehouden voor specialisten en weinig gangbare technologieën (luchtdichtheid, dubbele flux, warmtewisselaars, Canadese putten, groendaken, drievoudige beglazing, dichtheidsmembraan, FSC-hout…). Ze zijn doorgaans heel tevreden over hun experimenten en aarzelen niet om ze kenbaar te maken tijdens vergaderingen en plaatsbezoeken. Op die manier creëren ze een positieve “besmetting”, een grote “empowerment” beweging die bevestigt dat de bevolking zich “al doende” deze duurzame aanpak heeft toegeëigend.
Het programma Voorbeeldgebouwen is ook • Een culturele beweging, een transitioneel leerproces tussen de realiteit van klimaat en energie en de realiteit van het vak (technische documenten, gidsen, webinfo, tentoonstellingen, opvolging door Leefmilieu Brussel…). • Een technisch leerproces (de vakmensen weten vandaag beter waar ze mee bezig zijn en de projecten zijn coherenter). • Een grond voor experimenten rond stedelijke bioklimatiek, woondichtheid, complexiteit en gebruik. • Een platform voor menselijke avonturen (zoals gegroepeerd wonen). • Een kwaliteitsniveau dat hoger reikt dan de beste referentiehandboeken, getuige daarvan de vele buitenlandse vakmensen die een bezoek brengen aan Brussel, de prijzen en awards die worden uitgereikt aan Brusselse projecten. • Het bewijs dat wat onhaalbaar werd geacht toch haalbaar is! Rest ons nog een architectuur uit te vinden...
De voorbeeldgebouwen in Brussel (Vbgebouwen)
Neerstallesteenweg 151-153, 1190 Vorst (B612 associates)
Contact Bernard DEPREZ Burgerlijk ingenieur-architect, docent aan de faculteit Architectuur aan La Cambre Horta (ULB) Co-auteur van het boek “Het verhaal van de voorbeeldgebouwen (in Brussel)” Hoofdredacteur van het architectuurmagazine be.passive Flageyplein 19, 1050 Elsene Tel.: 02/643.66.78
[email protected] www.archi.ulb.ac.be www.bepassive.be (NB. Het magazine “be.passive” kan worden gedownload van deze website). Thibaut HERMANS Architect, diensthoofd (tot 24/07/2014) van het departement Promotie duurzame gebouwen Directie Energie van Leefmilieu Brussel – BIM Gulledelle 100 – 1200 Brussel Tel: 02/775.75.75
[email protected] www.leefmilieubrussel.be
15
Op deze luchtfoto van het Vergotedok en de Groendreef is duidelijk te zien dat de kades volledig worden gebruikt
Overzicht van de productieactiviteiten nr. 2 Evolutie van de bedrijfsgronden van 1997 tot 2013 Conferenties van 22 oktober 2013 Michel De Beule, Alain DOORNAERT, Bart HANSSENS en Pierre DEMEUTER
2 / 2013 Observatoire des activités productives Overzicht van de productieactiviteiten
Terrains pour enTreprises BeDriJFsGronDen Het eerste nummer van het Overzicht van de productieactiviteiten schetste anderhalf jaar geleden de evolutie van het gebruik van de fabrieken en opslagplaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit tweede nummer beschrijft in detail de evolutie van de terreinen bestemd voor nieuwe productie- of logistieke bedrijven die in 1997 nog onbebouwd waren. Tegelijk maakt het de balans op van het GBP dat in 2004 werd goedgekeurd. Het heeft immers betrekking op het thema “productiebedrijven in een stedelijk milieu” in gebieden met een economische bestemming. De conclusies van deze balans kunnen worden samengevat in 4 punten.
1997–2013
Observatoire des activités productives • 2/2013 Overzicht van de productieactiviteiten • 2/2013
1
Belangrijke ontwikkeling van huisvesting ten koste van bedrijven Zoals we zien in de tabel op de volgende pagina, situeert de huisvesting zich steeds vaker in de “gemengde” of “sterk gemengde gebieden” van het GBP. Deze gebieden verworden stilaan tot woongebieden, vooral omdat productieactiviteiten en huisvesting minder verenigbaar worden naarmate er meer woningen bij komen. Een dramatische en hardnekkige tendens. Woongelegenheid neemt momenteel 58 ha in, dit is 25% van de sinds 1997 ingezette oppervlakten. 52% daarvan situeert zich in “sterk gemengd gebied” en 27% in “gemengd gebied”, waar heel wat oude werkplaatsen en fabrieken worden omgebouwd tot woningen.
Enkel de “gebieden voor stedelijke industrie” beschermen de productieactiviteiten door hun preferentiële voorschriften. Hetzelfde geldt voor de logistieke activiteiten in de “gebieden voor havenactiviteiten en vervoer”. Bedrijven werden vooral gevestigd in de bedrijfsparken van Citydev (de voormalige GOMB), vooral in de meest recente die na 1997 werden ingericht. De recente wijziging van het GBP creëerde een “ondernemingsgebied in een stedelijke omgeving” waar huisvesting en productieactiviteiten beter met elkaar zouden worden verenigd.
17
résidentiels (boulevard S. Dupuis à Anderlecht, avenue M. Bervoets à Forest, avenues du Château d’Or et É. Van Ophem à Uccle) ont été érigés durant cette période ou sont en cours d’achèvement, sur de grands terrains pour lesquels le PRAS préconisait une forte mixité.
Overzicht van de productieactiviteiten nr. 2
De andere bestemmingen van beschikbare terreinen tussen 1997 en 2013 zijn handelszaken (7%), kantoren (11%) en collectieve voorzieningen (18%) zoals scholen, sportzalen, culturele centra, gebedshuizen, de gevangenis van Haren, evenals gemeentelijke infrastructuren, groene ruimtes, infrastructuren van de NMBS en de MIVB…
FIG. 4 éVOLUTION DES OCCUPATIONS BEzETTINGSEVOLUTIE
In de tabel hiernaast, de evolutie van de bezettingen (op het ogenblik dat ze concreet werden) wordt bekeken over twee periodes: 1997-2004 en 2005-2013.
ha
De vraag vanwege de logistieke en productiesector is het grootst en gaat in stijgende lijn. Dit bevestigt de permanente grondnood van de bedrijven.
30
Het meest spectaculair is de toename van de woongelegenheid in de periode 2005-2013. Verschillende grote wooncomplexen (S. Dupuislaan in Anderlecht, M. Bervoetslaan in Vorst, Gulden Kasteelstraat en E. Van Ophemstraat in Ukkel) werden in die periode opgericht of worden momenteel afgewerkt op grote stukken grond waarvoor het GBP een sterk gemengd karakter aanbeveelt.
15
40 35
20
10 5 0
10
1997-2004
2005-2013
Atelier Werkplaats
23,6
37,0
Habitation Woning
9,3
29,8
Bureau Kantoor
6,3
5,8
Commerce Handelszaak
3,4
5,1
Voirie intérieure, aire de manœuvre Binnenweg, manoeuvreerruimte
Meudon - 3 ha Marly - 3 ha
Parking Parking
Bempt - 4 ha Evere Local / Lokaal - 6 ha
Espace vert Groenruimte
Noendelle - 5 ha Carli - 3 ha
Autres installations Andere installaties
Galilei - 10 ha
Bâtiment Gebouw
Quai Aa / Aa-Kaai - 3 ha Moyenne - 37 ha Gemiddelde Da Vinci - 33 ha Erasmus - 18 ha 10
20
30
40
50
60
70
80
EMPRISE AU SOL 18
Le coefficient d’emprise au sol (E/S) a été privilégié comme indicateur principal de la densité bâtie car les ateliers sont aujourd’hui quasi tous de plain-pied ; le coefficient fondé sur le rapport planchers/sol s’avère ici peu utile. La figure 8 précise les pourcentages d’emprise
BEzETTINGSE 1997-2004 EN
De studie analyseert dat ze concreet wer 2004 en 2005-2013 productiesector is he vastgestelde perman Het meest spectacul door woningen in d plexen (S. Dupuislaan Kasteelstraat en E. V opgericht of worden waarvoor het GBP ee
Observatoire des activités productives • 2/2013 Overzicht van de productieactiviteiten • 2/2013
EMPRISE GRONDINNAME
0
voor ander gebru Deze categorie is go Ze omvat collectieve zalen, culturele cen – en infrastructuur gewestelijk agentsch aangelegde of natuu zullen veranderen om hectare). De helft (19,3 ha) be
in 2013 resTerend Tot deze categorie hypothetisch, nog b beschikbaarheid van hebben van het wer de grote stedenbouw van de toekomstige 12-14).
25
Een (te) lage bouwdichtheid in industriegebied FIG. 8
voor handelszak In de bestudeerde p en iets meer kantore Meer dan de helft van de kantoren (4, industrie. Die opperv activiteiten voor de v (reglementair, via he
Des différences dans l’importance des emprises caractérisent les zonings aménagés à des époques différentes ; certaines particularités l’expliquent partiellement 18. Les sites Marly, Bempt, Evere Local et Noendelle présentent une densité bâtie plus élevée
90
100 %
Overzicht van de productieactiviteiten nr. 2
In de bovenstaande tabel zien we tien van de twintig industrieparken die worden beheerd door Citydev. Gemiddeld is bijna een derde van de oppervlakte (31%) voorbehouden voor het (karige) groen dat zich in de achteruitbouwstroken en de bufferzones langs de gebouwen bevindt. Dat is meer dan het oppervlaktepercentage bestemd voor de parkings en de manoeuvreerruimtes (29%) die het vrachtverkeer nodig heeft om de gebouwen te bereiken. Gebouwen vertegenwoordigen dus gemiddeld slechts 35 tot 40% van de totale oppervlakte van het terrein. Op het terrein doet de uitspreiding van gebouwen steeds meer vragen rijzen in de industrieparken die werden aangelegd sinds de jaren 70. Kan dit verstedelijkingspatroon waarvan de beperkingen intussen duidelijk zijn worden verbeterd? Dat is de trend die stilaan vorm krijgt in de nieuwe projecten in “gebied voor stedelijke industrie”. Wijzigingen aan de stedenbouwkundige regelgeving kunnen de ontwikkeling versterken en ingang doen vinden in alle oude parken. Door geleidelijk aan de achteruitbouwstroken en bufferzones rond gebouwen af te schaffen, kunnen die gebouwen gevoelig worden uitgebreid (met ongeveer 30%) zonder aan esthetiek of functionaliteit te moeten inboeten. Een dergelijke stedenbouwkundige omwenteling kan interessant zijn voor bestaande bedrijven die willen uitbreiden. Als voor de vernieuwing van de gebouwen wordt gewacht op het vertrek van die bedrijven, dan zal de omwenteling meer tijd vragen (twee tot drie decennia).
Beperkte grondbeschikbaarheid voor de productieactiviteiten Tussen 1997 en 2013 is de onthaalcapaciteit met de helft getroffen: van de 485 ha die in 1987 beschikbaar waren, blijven er nog 257 ha over. 23 ha daarvan (18%) zijn beschikbaar omdat ze gecommercialiseerd zijn en 47 ha (37%) zijn schijnbaar beschikbaar omdat het braakliggende gronden zijn. In totaal hebben 70 ha een dusdanige beschikbaarheidsgraad dat ze op korte of middellange termijn kunnen worden ingezet. Als we kijken naar de snelheid waarmee gronden in de afgelopen 16 jaar zijn ingevuld, zal het wellicht maar een vijftiental jaar duren vooraleer de nu nog beschikbare gronden een bestemming krijgen. Bijna 90% van de in de studie getelde gronden zijn kleiner dan 1 ha. Ze zullen dus eerder een woonbestemming krijgen dan een productiebestemming, temeer omdat een zeer groot deel van de gronden gelegen is in “gemengd” of “sterk gemengd” gebied. Van de 257 beschikbare ha ligt 116 ha bovendien in gebied waar logistieke of productieactiviteiten voorrang hebben. Gezien de reële beschikbaarheidsgraad van de gronden, moeten we uitgaan van de helft van deze oppervlakte, namelijk 58 ha. Met een terreinbezetting die nauwelijks meer dan 50% bedraagt, blijkt slechts 29 hectare op korte of middellange termijn bebouwbaar. Dat is heel weinig, want een grote logistieke of productieeenheid heeft al 2 ha nodig.
Privéweg naar het bedrijfspark Marly van de GOMB. De site is dichter bebouwd, omdat de achteruitbouwstroken beperkt zijn. © Pierre Demeuter
19
Overzicht van de productieactiviteiten nr. 2
Ro‐Ro Prison Gare Formation Tact T&T Béco
Quai Usines Josaphat
Gare Ouest Abattoirs Rives
Deze krappe beschikbaarheid geeft aan hoe moeilijk Citydev het heeft om gronden te vinden waarop ze nieuwe industrieparken kan ontwikkelen, bij voorkeur met een oppervlakte van 10 hectare.
Bijzonder lage leegstand van
Er staan elf grote stedenbouwkundige projecten op stapel die plaats zouden kunnen bieden aan logistieke of productieactiviteiten of, net omgekeerd, de aanwezigheid van deze activiteiten kunnen doen dalen. De eerste zes zijn officieel (in het roze op de kaart), de volgende vijf zijn dat nog niet (in het groen op de kaart).
De gecommercialiseerde leegstand van werkplaatsen en opslagplaatsen, die in 2011 al bijzonder laag was (4,7%), is de laatste twee jaar nog lichtjes gedaald (4,5%). Bovendien is het aantal werkplaatsen en opslagplaatsen die uit de voorraad verdwenen nogmaals afgenomen (239.000 m² verlies over een totaal van 4.500.000 m²). Ze werden omgebouwd tot woningen in meer dan 80% van de gevallen, maar ook tot collectieve voorzieningen en in mindere mate tot handelszaken of kantoren. Ondanks de crisis is er nog steeds een grote vraag. Het blijft een actieve, gespannen markt.
werkplaatsen en opslagplaatsen
Contact Michel DE BEULE Directie Studies en Planning van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat, 80/1 - 1035 Brussel Tel. : 02/204.23.40 E-mail :
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be/studiesenpublicaties/studies-en-observatoria Alain DOORNAERT, Bart HANSSENS en Pierre DEMEUTER Inventimmo - Citydev Gabrielle Petitstraat 6 - 1080 Brussel Tel. : 02/422.50.34 ; 02/422.50.36 ; 02/422.51.96 E-mails :
[email protected] ;
[email protected] ;
[email protected] www.inventimmo.be
20
Het Kanaalplan Uitwerking van een plan voor de Kanaalzone Conferenties van 5 november 2013 Alexandre CHEMETOFF en Christine MIRKES
LE PLAN CANAL
Elaboration d’un plan pour la zone du canal en Région Bruxelles‐Capitale Het Kanaalplan is ontworpen als een antwoord op de uitdagingen waarmee het Gewest de komende 20 jaar zal worden geconfronteerd: huisvesting, tewerkstelling en economie in het algemeen, mobiliteit en levenskwaliteit. In de eerste fase van het Kanaalplan wilde het team van Alexandre Chemetoff, aan wie de uitwerking werd toevertrouwd, het ontwikkelingspotentieel van het gebied belichten en een operationeel instrument ontwikkelen.
HET KANAAL PLAN
Opstelling van een plan voor het kanaalgebied in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Uitwerkingsproces van het Plan
Doelstellingen van het Plan
Het Kanaalplan ging op 7 november 2012 formeel van start toen het winnende team werd aangeduid. Dat is het team van Alexandre Chemetoff et Associés, dat samenwerkt met de bureaus Idea Consult en Ecorem. Van december 2012 tot mei 2013 werden samen met het publiek vijf “workshops” gehouden over de vijf gebieden die werden geïdentificeerd door het ontwerpbureau: Biestebroek, Birmingham, Sainctelette, Van Praet en Buda. Op 1 en 2 juli 2013 werd de “48 uur van het Kanaalplan” georganiseerd. Op 26 september 2013 keurde de Brusselse regering het eindrapport en de selectie van de voorbeeldprojecten van het Kanaalplan goed.
Het doel van het Plan bestaat erin een nieuw operationeel en flexibel instrument te ontwikkelen om de omvorming van de Kanaalzone te begeleiden, rekening houdend met de uitdagingen op het vlak van huisvesting, tewerkstelling, economische ontwikkeling, mobiliteit en levenskwaliteit waarmee het Gewest wordt geconfronteerd: • de woonfunctie versterken tot heil van iedereen, • de economie en de tewerkstelling versterken door een betere stedelijke integratie te associëren met de ontwikkeling van de economische activiteit • de kwaliteit van de openbare ruimtes verbeteren, ervoor zorgen dat het kanaal eerder een verbinding wordt dan een breuklijn in de stad. Toch wil het Kanaalplan geen verordenend document zijn. Het werd uitgedacht als een project dat op korte termijn een gunstige impact zal hebben op de toekomst van de Kanaalzone.
21
Het Kanaalplan
Methodologie van de uitwerking van het Plan Het Kanaalplan omvat een stand van zaken en diagnose van de bestaande toestand, een inzicht in de dynamiek van de lopende projecten en een prospectieve visie die wordt geassocieerd met acties en voorbeeldprojecten die moeten worden verwezenlijkt. Voor de uitwerking van het Plan werd een gigantisch cartografisch werk verricht. Het terrein werd afgebakend en de verschillende bestaande documenten werden met elkaar vergeleken om te komen tot een plaatsbeschrijvingskaart. Op basis van de meegedeelde gegevens werden ook de lopende projecten in kaart gebracht om inzicht te verwerven in hun actualiteit in 2013 (zie kaart hierboven). De kracht van de methodologie van het team van Alexandre Chemetoff zit in de samenstelling van een “gewestelijk domein”, een instrument in dienst van de herontwikkelingsstrategie van het gebied. Het gewestelijk domein is, zoals een netwerk, een selectie van bevoorrechte sites waar projecten kunnen worden gelanceerd. Steunend op vooral openbare gronden, reikt het interventiepistes aan, mogelijkheden, potentialiteiten. Het gewestelijk domein beslaat 5 zones die over een afstand van 14 km langs het Kanaal liggen (Biestebroek, Birmingham, Sainctelette, Van Praet en Buda).
22
Overzicht van de resultaten De onderstaande tekst en illustraties geven slechts een overzicht van de presentatie van Alexandre Chemetoff. Voor een meer volledig beeld kunt u de PowerPoint downloaden op het portaal van het Gewest: www.stedelijkeontwikkeling.irisnet.be/evenementen/middagen-vanCarte du Domaine régional et des projets, 2013 stedelijke-ontwikkeling
Biestebroeck Anderlecht telt een groot aantal (te bebouwen) terreinen die worden beheerd door de gemeenschap. Een eerste verstedelijkingsfase dateert al van de jaren 70. Een tweede zou bijvoorbeeld kunnen worden doorgevoerd in de Van Kalkenlaan en de Paepsemlaan. De Zenne stroomt er zonder dat iemand er bijzondere aandacht aan besteedt en bakent de activiteitenzone af. De rivier zou het middelpunt van de belangstelling kunnen worden, en de leidraad van een nieuwe wijk.
Het Kanaalplan
Birmingham De Heyvaert-wijk wordt gekenmerkt door een belangrijk industrieel erfgoed, getuige van de historische band tussen de stad en het Kanaal. Vandaag vinden we er vooral handels in tweedehandswagens. Wat moeten we doen: de inrichting van woningen promoten of een nieuwe functionele gemengdheid creëren?
Sainctelette In deze wijk bevinden zich langs het Kanaal opmerkelijke gebouwen zoals de Citroën-garage of de voormalige Ferme des Boues. Die zouden een meer stedelijke functie kunnen krijgen en worden geopend voor het publiek. In het Vergotedok zullen de havenactiviteiten, als ze hun plaats in het hart van de stad willen behouden, zich moeten aanpassen aan de stedelijke context en het gebruik van de ruimte moeten delen. De openbare ruimtes hebben het zwaar te verduren, bijvoorbeeld in de Claessensstraat of in de Groendreef waar de Zenne ondergronds stroomt. Hoe kunnen we dit geheel hertekenen en de openbare ruimtes herwaarderen en nieuw leven inblazen?
Van Praet Een prestigieuze maar tegelijk vervallen site met tal van contrasten. De heraanleg van een stedelijke verbinding met het kanaal, achter het station van Schaarbeek, kan samen met de herwaardering van de Zenne een van de nieuwe troeven worden van dit gebied. De Royal Yacht Club is een opmerkelijke plaats vergeleken met wat errond ligt … en het bewijs dat een doordachte inrichting een reële esthetische en sociale meerwaarde kan betekenen voor de omgeving.
Buda Niet ver van de Budabrug genieten we van een landelijk uitzicht en worden we getroffen door de hoge stedelijke kwaliteit van de wijken van Neder-over-Heembeek, zoals in de buurt van de oude Meudon-toren. Nochtans lijden deze elementen onder de ongehoorde brutaliteit waarmee enkele industriegebouwen in hun onmiddellijke omgeving zijn ingeplant. Hoe is het zo ver kunnen komen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zoiets nooit meer gebeurt? Hoe kunnen we die fouten van het verleden rechtzetten? De inrichting (of het gebrek eraan) van het privédomein van de Haven van Brussel zal eveneens een impact hebben op de toekomst van dit gebied. Tijd om anders te gaan denken.
23
Het Kanaalplan
En verder? Tijdens de “48 uur van het Kanaalplan” zaten verschillende overheids- en private partners samen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van “voorbeeldprojecten”. Die zullen laten zien wat er in het gewestelijk domein allemaal mogelijk is. Er werd gepraat over hypothetische projecten. Vervolgens werd het Kanaalplan goedgekeurd door de Regering.
Het Kanaalplan is geen verordenend document maar een uitvoeringsinstrument. Het houdt dus geen enkel verplichting in, maar veronderstelt een vrijwillige inzet van de kandidaten. Zij moeten bereid zijn om tot actie over te gaan, piloten te worden, voorbeeldprojecten te leiden. Wedden dat het Kanaalplan tussen nu en vier jaar realiteit zal worden? Afspraak over twee jaar om de resultaten te evalueren.
Contact Alexandre CHEMETOFF ALEXANDRE CHEMETOFF & ASSOCIES 30, rue d’Arcueil - 94250 Gentilly - Frankrijk Tel.: +33 (0)6.22.05.01.64 E-mail:
[email protected] Christine MIRKES, communication manager Directie Studies en Planning van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel.: 02.204.20.62 E-mail:
[email protected] Het Kanaalplan kan worden gedownload op het portaal van het Gewest: www.stedenbouw.irisnet.be/spelregels/de-strategische-plannen/masterplan-voor-het-kanaalgebied
24
Het Réseau Art Nouveau Network (RANN) Balans van 14 jaar Europese samenwerking en toekomstperspectieven Conferenties van 19 november 2013 Manoëlle WASSEIGE, Anne-Sophie RIFFAUD-BUFFAT en Guy CONDE-REIS
EXHIBITION
Het Réseau Art Nouveau Network (RANN) is een Europees samenwerkingsnetwerk dat momenteel een twintigtal Europese steden en enkele regio’s met een rijk Art Nouveau-erfgoed verenigt. Bedoeling is om een ambitieus programma uit te voeren voor het onderzoek, de bewaring en de herwaardering van dit erfgoed. Sinds het in 1999 werd opgericht door de Directie Monumenten en Landschappen van Brussel Stedelijke Ontwikkeling, ontwikkelde het Netwerk achtereenvolgens 4 projecten met de steun van het DG Cultuur van de Europese Unie. Het organiseerde daarbij tal van activiteiten voor verschillende doelpublieken: tentoonstellingen, publicaties, colloquia, pedagogische hulpmiddelen, opleidingen …
Atelier Gallé, Dragonfly, Photographic plate from the Schoolof Nancy Museum, inv. 2012.2.5.93, © Nancy, School of Nancy Museum
October 4 - December 1, 2013 BIP–Brussels Info Place
The Nature of
Art Nouveau BIP - Brussels Info Place 2-4 rue Royale, 1000 Brussels
[email protected]
www.artnouveau-net.eu
This project has been funded with support from the European Commission. This publication (communication) reflects the view only of the author and the commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.
Responsible publisher : Arlette Verkruyssen, Executive Director, Ministry of the Brussels-Capital Region – Urban Planning and Housing Administration - 80 rue du Progrès, 1035 Brussels. Exempt from stamp duty: art. 198.
Een succesverhaal
Vier belangrijke momenten
Sinds 14 jaar is het Réseau Art Nouveau Network een heus succesverhaal. Manoëlle Wasseige, oprichtster en projectleider van het Netwerk, verklaart dit succes door het feit dat van meet af aan was voldaan aan 3 essentiële voorwaarden 1. Het bestaan van een reële politieke en bestuurlijke wil om het project te dragen en te ondersteunen 2. Het bestaan van het vermogen van de Administratie om het project professioneel uit te voeren en de uitdagingen aan te gaan 3. Het bestaan van een meerwaarde en een grotere zichtbaarheid van de activiteiten van het Netwerk, dankzij de Europese samenwerking.
1. Het begin Alles begint in 1997 met de organisatie van Europalia Horta in België. De Brusselse minister van erfgoed kondigt aan een uitwisselingsnetwerk te willen organiseren tussen steden met een rijk Art Nouveau-erfgoed. Om dat te realiseren, voert de Directie Monumenten en Landschappen (DML) een jaar lang een “haalbaarheidsstudie” uit over de oprichting van een Europees netwerk. Vervolgens krijgt ze vrij makkelijk een financiering voor het programma “Cultuur 2000” van het DG Cultuur van de Europese Unie. Het Netwerk heeft dan 9 maanden de tijd om zijn communicatie te ontwikkelen en een beleid uit te stippelen. Daarvoor worden tal van brainstormsessies georganiseerd. Bij de Belgische fotograaf Serge Brison bestelt het Netwerk ook een zwart-wit fotoreportage van het Art Nouveau-erfgoed in de steden die partner willen worden.
25
Het Réseau Art Nouveau Network (RANN)
2. Art Nouveau in wording (2001-2004)
Réseau Art Nouveau Network: 14 ans de coopération européenne De Natuur van Art Nouveau
Na deze positieve ervaring, reageert de DML op een nieuwe projectoproep “Cultuur 2000”. Het project “Art Nouveau in Wording” loopt van 2001 tot 2004. De DML leidt het project en werkt samen met een tiental partnersteden (Nancy, Barcelona, Reus, Terrassa, Wenen, Ljubljana, Riga, Helsinki, Ålesund, Glasgow, de Provincia di Varese). Het project bestaat in de organisatie van een tentoonstelling rond het thema Art Nouveau in wording (gerestaureerde gebouwen, verdwenen gebouwen of projecten die nooit het licht hebben gezien) die alle steden van het Netwerk aandoet. Een colloquium, sensibiliseringsacties voor jongeren en opleidingen tot de erfgoedberoepen (met de expertise van de Ecole d’Avignon) vullen het project aan.
Midi du développement urbain
3. Art Nouveau en samenleving (2005-2008)
In antwoord op een nieuwe projectoproep van de Europese Unie, stelt de DML een origineel thema voor: “Art Nouveau en Samenleving”. Hierin wordt dieper ingegaan op de architecten, het leven en de mentaliteit van destijds … Ook een multimediaproject wordt georganiseerd, naast interactieve conferenties (historische laboratoria), multilaterale uitwisselingen, sensibiliseringsacties voor jongeren in de scholen, brochures of ludieke online activiteiten.
Manoëlle Wasseige
4. Art Nouveau en ecologie (2010-2015) In antwoord op een projectoproep “Cultuur 20072013” van de Unie, lanceert het netwerk het project “Art Nouveau en Ecologie” dat nog steeds loopt. De activiteiten zijn georganiseerd rond het thema van de natuur als inspiratiebron. Enkele voorbeelden zijn de organisatie van een tentoonstelling “De natuur in de Art Nouveau” (te bekijken in Helsinki en Brussel, en vervolgens in 11 partnersteden), jaarlijkse multilaterale uitwisselingen rond verschillende thema’s, historische laboratoria (het volgende vindt plaats in Riga op 5 september 2014), publicaties voor verschillende doelpublieken en online activiteiten voor kinderen. Het Netwerk is ook actief op sociale media zoals Facebook, waar het ook andere publieksgroepen kan bereiken.
26
Boekje
voor kinderen
Belangrijke administratieve ondersteuning Als projectleider ervaart de DML al snel de behoefte om een “coördinatiebureau” op te richten. Dat is gevestigd in het Hortamuseum. Momenteel wordt het bemand door twee universitairen die een polyvalente opleiding hebben genoten en dus veel verschillende administratieve taken aankunnen: de verschillende teksten en iconografische documenten van de partners verzamelen, de plenaire vergaderingen voorbereiden en mee leiden, de overheidsopdrachten, publicaties, grafische vormgevers,
Het Réseau Art Nouveau Network (RANN)
uitgeverijen en transporteurs beheren, de website beheren, het budget van de projecten beheren (samen met de Directie Administratieve en Financiële Zaken van Brussel Stedelijke Ontwikkeling), deelnemen aan beurzen, colloquia, persconferenties en andere evenementen die te maken hebben met Art Nouveau, de resultaten van de activiteiten verspreiden aan het publiek of het Netwerk coördineren met de vzw “Réseau Art Nouveau”. De vzw “Réseau Art Nouveau Network” werd opgericht om de continuïteit van de projecten te verzekeren tussen de verschillende Europese subsidieperiodes, particulieren die willen meewerken aan de projecten te onthalen en dienst te doen als bezinningsplek over de toekomst van het Netwerk. Philippe Thiéry, directeur van de Directie Administratieve en Financiële Zaken van Brussel stedelijke Ontwikkeling, is secretaris-generaal van de vzw.
De website www.artnouveau-net.eu Deze site is een heus referentiepunt voor professionals en specialisten van de Art Nouveau. Jaarlijks krijgt hij het bezoek van zo’n 40.000 internetgebruikers. Zoals we kunnen zien op de homepagina (zie hieronder), is de site beschikbaar in maar liefst 11 talen! Hij is opgebouwd uit 5 delen (tabbladen) die respectievelijk zijn gewijd aan het Netwerk, de partnersteden, het lopende project “Art Nouveau en Ecologie”, de actualiteit en het onderzoek in verschillende landen.
De homepagina en de sectie “Nieuws” van de site presenteren nieuwe activiteiten van het Netwerk (tentoonstellingen, rondleidingen, publicaties, colloquia,...), terwijl de agenda de Art Nouveau-evenementen op wereldvlak bevat. Het deel “Onderzoek”, dat vooral handig is voor studenten en onderzoekers, bevat een Europese lijst van doctoraatsthesissen over Art Nouveau, een aantal documentatiecentra die zijn voorzien van een Art Nouveaufonds en wetenschappelijke artikels. Via het menu links op het scherm, kan de gebruiker rechtstreeks surfen naar de verschillende “Acties” van het Netwerk. Onder het tabblad “Steden” vinden we informatie over de betreffende stad en haar Art Nouveaukunstenaars, toeristische informatie, een bibliografie van referentiewerken over het onderwerp en de contactadressen, alles rijk geïllustreerd. Ten slotte zijn er nog de “Links”, met zelfs de lijst van de musea, galerijen, winkels, restaurants en andere openbare of privégebouwen die gevestigd zijn in een Art Nouveaumonument. Eén advies: breng zeker een bezoek aan de site, want u vindt er heel wat informatie en animaties voor groot en klein.
27
Het Réseau Art Nouveau Network (RANN)
Welke toekomst voor het Netwerk na 2015? Voor de verdere activiteiten van het Netwerk in de programmeringsperiode 2014-2020 van de EU, bestaan er verschillende pistes: een projectoproep “Creative Europe” met een budget van 400 miljoen euro waarbij cultuur deel uitmaakt van de drie subprogramma’s, of territoriale samenwerkingsprogramma’s zoals “INTERREG” (milieu) en “URBACT” (stadsregeneratie). Meer informatie over Art Nouveau in Brussel vindt u op de Brusselse pagina van de website van het Réseau Art Nouveau www.artnouveau-net.eu en in de PowerPointpresentatie van Guy Conde-Reis die kan worden gedownload van de website http://stedelijke-ontwikkeling.irisnet.be/evenementen/ middagen-van-stedelijke-ontwikkeling
Victor Horta © Sofam
Contact Anne-Sophie RIFFAUD-BUFFAT, coördinatrice van het Netwerk Directie Monumenten en Landschappen van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Hortamuseum – Amerikaanse straat 25 - 1060 Brussel Tel.: 02.543.04.94 E-mail:
[email protected] ;
[email protected] www.artnouveau-net.eu Manoëlle WASSEIGE, oprichtster van het Netwerk, Afgevaardigde van het Gewest in de EU Permanente vertegenwoordiging van België in de Europese Unie Wetstraat 61 - 63 – 1040 Brussel Tel. 02.233.03.00 E-mail :
[email protected] Guy CONDE-REIS, wetenschapspartner van het Netwerk Directie Monumenten en Landschappen van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel.: 02.204.20.70 E-mail:
[email protected]
28
De 4 nieuwe Duurzame Wijkcontracten 2014 Conferenties van 3 december 2013 Sébastien HEUSS, Frank VAN WIJNGAARDEN, Sophie GHYSELEN en Laura Mariana VESCINI, Yannick RIHOUX en Marie DEMANET
Duurzame Wijkcontracten (DWC) zijn stedelijke herwaarderingsprogramma’s die worden uitgevoerd in de Ruimte voor de Versterkte Ontwikkeling van de Huisvesting en de Renovatie (RVOHR) die is bepaald in het Gewestelijk Ontwikkelingsplant. Sinds 2010 vervangen ze de wijkcontracten die 17 jaar lang werden uitgevoerd in de kwetsbare wijken. Vanaf 2014 zullen er vier nieuwe Duurzame Wijkcontracten bijkomen (totaalbudget : 68.884.122 EUR).
Het DWC “Maalbeek” in Elsene De ontwerpers van dit Duurzaam Wijkcontract zijn de bureaus ARTER en EcoRes. De technische diagnose en het participatieve proces die plaatsvonden in 2013, resulteerden in de ontwikkeling van een collectieve visie, een strategie en prioritaire acties voor de wijk. De collectieve visie, ontstaan uit de analyse van de bestaande toestand en de participatie van de wijkbewoners, omvat 5 grote ontwikkelingsassen: 1. Aangename en levende wijk – Toe-eigening van de openbare ruimte om haar om te vormen van de doorgangsplaats die ze nu is tot een heuse gezellige wijk waar het goed verpozen is.
2. Een “groene” wijk waar het water zichtbaar is – Versterking van het groene netwerk, rationeel beheer van het regenwater en herwaardering van de aanwezigheid van de Maalbeek. 3. Zachte mobiliteit – Voorrang en veiligheid voor de zwakke weggebruikers en herwaardering van de Graystraat als drager voor actieve verplaatsingen. 4. Verbindingen creëren – Fysieke, sociale en ecologische verbindingen tussen de verschillende polen van de wijk. 5. Attractiepool en plek voor innovatie – Ontwikkeling van een attractiepool tussen de twee bruggen en dynamisering van de filières duurzame voeding en recuperatie van materialen.
29
De 4 nieuwe Duurzame Wijkcontracten 2014
30
De prioritaire acties hebben betrekking op verschillende specifieke gebieden: • Tussen-Twee-Bruggen-zone: oprichting van een gebouw voor culturele animatie (aansluitend op de activiteiten van Cinematek) en inrichting van gezellige openbare ruimtes, ontwikkeling van de domeinen duurzame voeding en recuperatie van materialen, bouw van een fietserslift naar de GFR van de Graystraat en de Kroonlaan, heraanleg van de Graystraat • Mussenimpasse: stedelijk landbouwproject op het dak van de Colruyt, inrichting van een collectieve groene ruimte en bouw van ongeveer 6 woningen aan de straatkant • Graystraat: herinrichting van het gemeentelijk braakland aan het zwembad van Elsene voor de bouw van passiefwoningen met privétuin en een wijkvoorziening • Graystraat: gemengd project van passiefwoningen, ondersteuning van een collectief huisvestingsproject, inrichting van een wijkvoorziening en een kinderdagverblijf voor 32 kinderen • Korte Malibranstraat: bouw van een wijkvoorziening en woningen, oprichting van een animatieprogramma voor jongeren in het park • Germoirpleintje: herinrichting van de openbare ruimte met het oog op het toekomstige GEN-station • Scepterstraat: vestiging van een sociale kruidenierszaak en socioprofessioneel inschakelings project rond duurzame voeding • Socio-economische projecten: versterking van het woningaanbod, advies voor de duurzame renovatie van gebouwen, technische begeleiding van een project van gegroepeerde woningen (type CLT), inrichting van een blauwe/groene wandeling rond de Maalbeek en ondersteuning van tal van burger- en participatieve projecten. Het totale openbare 14,6 miljoen EUR.
OPERATIONS PRIORITAIRES - PRIORITAIRE PROJECTEN
De actiestrategie bestaat erin om de Graystraat en de zone rond de twee bruggen te herwaarderen met ontwikkelingsacties die elkaar op verschillende punten kruisen. Dit programma kadert in de voortzetting van de strategie van het DC Scepter. De Graystraat wordt beschouwd als een ontwikkelingsas die de acties die in de as Troon-Kroon al werden gestart door het vorige wijkcontract voortzet. De volgende thema’s zullen worden aangepakt: • Passieve woningen: bouw van 27 tot 30 sociale of geconventioneerde passieve woningen en ondersteuning van duurzame renovatie en het creëren van huisvesting • Wijkvoorzieningen: oprichting, tussen de twee bruggen, van een attractiepool rond duurzame voeding en recuperatie van materialen, realisatie van een kinderdagverblijf, oprichting van een netwerk van horecazaken en sociale kruideniers en hergebruik van polyvalente voorzieningen voor de bewoners en gebruikers van de wijk (werkplaatsen, creatieve ruimtes, polyvalente zaal,…) • Openbare ruimtes en duurzame ontwikkeling: creëren van openbare en groene ruimtes voor voetgangers en fietsers, versterking van het ecologisch netwerk, aanleg van een collectieve tuin en rationeel beheer van het regenwater • Ontwikkeling van recreatiestructuren en herwaardering van de Maalbeek (blauwe/groene wandeling, artistieke activiteiten…) • Sociaaleconomische activiteiten: verankering van het lokale verenigingsnet, sensibilisering tot duurzame voeding en recuperatie van materialen, met name door banen te creëren in deze twee domeinen • Zachte mobiliteit en ruimtelijke verbindingen: beveiliging van de duurzame vervoerwijzen, vermindering van het doorgaand verkeer, verbinding tussen de hoge en lage wijk door een fietserslift, geleidelijke toe-eigening van de openbare ruimte door het leven in de wijk…
budget
bedraagt
ongeveer
Logements Huisvesting Equipements Voorzieningen Développement durable Duurzame ontwikkeling Espaces publics / Espace verts Publieke / Groene ruimte Cohésion sociale & socioéconomie Midis de l’AATL / Middagen van het BROH / Árter + Ecores
Sociale cohesie & socioeconomie
Contrat de Quartier Durable Maelbeek / Duurzam Wijkcontract Maalbeek
De 4 nieuwe Duurzame Wijkcontracten 2014
Bockstael
L50
L28A Localisation des opérations lokalisatie van de projecten
A.M. ARTGINEERING – URBAN PLATFORM
L28A L28A
A.M. ARTGINEERING – URBAN PLATFORM
Het DCW “Bockstael” in Laken De ontwerpers van dit duurzaam wijkcontract zijn de bureaus Artgineering en Urban Platform. Hun werkwijze is georganiseerd in 3 etappes: analyse van de bestaande toestand, bepaling van de globale strategie en uitwerking van een vierjarenprogramma met voorbeeldprojecten. De analyse van de bestaande toestand benadrukt de belangrijke kenmerken van deze wijk: • Een wijk getekend door de spoorweg die fysieke barrières creëert • Een groot aantal publieke eigendommen • Een dicht bebouwde wijk maar met onbebouwde residuele ruimtes • Een belangrijk historisch erfgoed • De aanwezigheid van drie grote winkelstraten • Een laag aanbod aan sportvoorzieningen maar een groot cultureel aanbod • Een multimodaal knooppunt (trein, tram, metro en bus: het Bockstaelplein. De strategie vloeit voort uit de voorafgaande analyse. Ze is samengesteld uit 5 krachtlijnen: 1. De wijk inschakelen in een ruimer en toegankelijk groen netwerk 2. Het potentieel van de residuele groene ruimtes van de infrastructuren benutten (bijvoorbeeld de oude spoorlijn L28A)
L50 L50
A.M. ARTGINEERING – URBAN PLATFORM
3. De openbare ruimte terugplaatsen in de ruimere context van de gewestelijke polen (Heizelplateau en Thurn & Taxis) en ze beter toegankelijk maken voor voetgangers 4. De openbare ruimte gezelliger maken en de relatie tussen bebouwing en niet-bebouwing (zoals het Bockstaelplein) verbeteren 5. De bestaande gebouwen herwaarderen (bijvoorbeeld het oude station van Laken). Het programma is georganiseerd rond 3 polen (zie bovenstaande foto’s) waarin 25 projecten zullen worden gerealiseerd. De concrete doelstellingen zijn: 1. Bockstaelwijk: de gezelligheid opvoeren, het imago van het plein en zijn omgeving verbeteren, een grote mix van bezettingstypes bevorderen en de doorgangen voor voetgangers en fietsers beveiligen 2. Zone L50: de gezelligheid opvoeren, het imago van het oude station en zijn omgeving verbeteren, een voetgangers- en fietsersweg inrichten onderaan het spoorwegtalud en een toegang tot lijn 50 creëren vanaf het park 3. Zone L28A: recreatieve en sportruimtes creëren, het binnenterrein van het huizenblok opentrekken naar de wijk en het project inpassen in de continuïteit van het netwerk van groene ruimtes (Thurn & Taxis, park L28…). Het totale openbare 25,02 miljoen EUR.
budget
wordt
geraamd
op
31
De 4 nieuwe Duurzame Wijkcontracten 2014
Het DCW “Kompas” in Anderlecht De auteurs van dit duurzaam wijkcontract zijn Ipé collectif en BUUR. Zij maakten de diagnose van de bestaande toestand, identificeerden prioritaire assen en werkten een programma en projecten uit om hun doelstellingen te bereiken. De diagnose van de bestaande toestand identificeert 3 belangrijke kenmerken van de wijk: • Dichtbebouwde wijk • Postindustriële wijk • Residentiële of gemengde wijk. De 3 prioritaire strategische krachtlijnen van het DCW Kompas vloeien voort uit de diagnose en uit de consultatie van de lokale bevolking: 1. De Lemmenspool herwaarderen 2. De omschakeling van de Heyvaert-wijk starten ten gunste van de bewoners 3. De jongeren aan werk helpen. Het programma bepaalt een aantal doelstellingen die kunnen worden bereikt met materiële en immateriële projecten. Het Park van de Kleine Zenne is de leidraad. Bedoeling is om een landschappelijke verbinding te creëren en een porositeit doorheen de grote postindustriële huizenblokken, de biodiversiteit en de bodemdoorlaatbaarheid te bevorderen en het aantal groene ruimtes op te voeren.
1. De pool Liverpool-Scheikundige, met als doel gemengdheid te creëren, het stedelijk gebied groener en poreuzer te maken en de voorzieningen in de wijk te versterken 2. De as Ropsy Chaudron, met als doel deze grote verbindingsas tussen de stad en de wijk te herwaarderen 3. De Lemmenspool, met als doel van het Lemmensplein een aangename en veilige plek te maken voor iedereen, via 2 concrete projecten 4. Solidaire huisvesting, met als doel kwaliteitswoningen te bouwen voor een kansarme bevolking, via 4 projecten voor de aankoop/renovatie van woningen 5. Netheid, via projecten voor de inrichting/het beheer van kleine containerparken en de sensibilisering tot netheid 6. Zes projecten die verband houden met de voornoemde projecten 7. Opleiding en tewerkstelling via 5 projecten betreffende educatieve praktijken, lokale economie, de wijkkrant, coördinatie van de ISP-netten en het werkgevers platform en de Wijkregie 8. Elf socioculturele projecten rond met name muziek, sport, schoolbegeleiding, jongerendiensten, gezondheid en welzijn 9. Participatie en sociale cohesie via projecten voor de oprichting en het beheer van een wijkantenne, de ondersteuning van burgerprojecten, de jaarlijkse organisatie van het “wijkfeest” en de coördinatie van het duurzaam wijkcontract. Het totale openbare 14,64 miljoen EUR.
32
budget
wordt
geraamd
op
De 4 nieuwe Duurzame Wijkcontracten 2014
prograMMe / PROGRAMMA
Het DCW “As Leuven” in SintJoost-ten-Noode
De ontwerper van dit duurzaam wijkcontract is het Centre d’Etudes et de Recherches Urbaines (ERU) vzw. De werkwijze steunt op de diagnose om de belangrijkste uitdagingen en de uit te voeren programma’s te identificeren.
De programma’s • Programma gebouwen: herinrichting van de binnenterreinen van huizenblokken met oprichting van voorzieningen (sportzaal, kinderopvang, cultuurhuis), groene ruimtes en toegangen naar de omliggende straten 3.4 van atelier couture les jeunes boutique au lycée De diagnose de bestaande toestandpour identificeert de • etProgramma openbare ruimtes: inrichting van belangrijkste kenmerken van de wijk: boetiek gedeelde in ruimtes en groene corridors, met Atelier naaien voor jongeren en het lyceum • Stedenbouw en leefmilieu: dicht bebouwde wijk, speelruimtes, stadsmeubilair en stadskunst, hoogwaardige maar (soms) erg vervallen gebouwen, herdefinitie van het busverkeer… openbare ruimtes slechte staat, • Socio-economisch programma: voorbeeldproject: • Intégrerin les élèves à unverminderd projet valorisant, plus-value à leur formation vanwege de verkeersdruk en bezaaid met afval, netheid (afval reduceren, hergebruiken, recycleren); DeEnergieprestatie jongeren bijvan een waardevol betrekken, meerwaarde voor hun probleem van Gebouwen in de project Leefomgeving (herwaardering van de as Leuven, wijk opleiding premieloket, opleiding en vergroening van de • Sociaal klimaat: grote culturele mix (gebrek aan openbare ruimte); tewerkstelling en opleiding culturele identiteit), hoge werkloosheidsgraad (horeca-opleiding, hulpverlening voor jonge kinderen, • Sensibilisation élèves à l’importance du développement durable le (gebrek aan opleiding, des werkgelegenheid, mobiel loket); socioculturele acties par (fotoproject, economische activiteit) en grote mobiliteit/rotatie biais du recyclage fanfare); sociale cohesie (open straat en participatief van de bewoners. budget). Sensibilisering van leerlingen voor het belang van duurzame ontwikkeling via
recyclage Het totale openbare budget wordt geraamd De 4 uitdagingen van het wijkcontract beantwoorden aan 14,61 miljoen EUR. deze vaststelling: • Netheid en afvalbeheer • Initier à la gestion d’un commerce (mise en place d’une boutique) • Kwaliteit van de leefomgeving (gebouwen en Initiatie tot beheer van een handelszaak (opstarten van een boetiek) openbare ruimtes) • Sociale cohesie en interculturele banden • Socioculturele dynamiek en wedertewerkstelling.
op
Atelier naaien voor jongeren en boetiek in het lyceum.
33
De 4 nieuwe Duurzame Wijkcontracten 2014
Bron : duurzamestad.be Initiatief Leefmilieu Brussel
Contact Sébastien HEUSS, Bureau ARTER Stoofstraat 30 - 1000 Brussel Tel.: 02/513.77.95 E-mail:
[email protected] www.arter.be Frank VAN WIJNGAARDEN, Bureau Artgineering Müllerkade 173 - NL-3024 EP Rotterdam Tel.: +31/(0)102409155 E-mail:
[email protected] www.artgineering.nl Sophie GHYSELEN, Ipé collectif Paleisstraat, 153 - 1030 Brussel Tel.: 02/244.44.62 E-mail:
[email protected] www.ipecollectif.be Laura Mariana VESCINI, BUreau URbanisme - BUUR Sluisstraat 79 - 3000 Leuven Tel.: 016/89.85.50 E-mail:
[email protected] www.buur.be Yannick RIHOUX en Marie DEMANET, ERU vzw Willem Tellstraat, 57 bus 2 - 1060 Brussel Tel.: 02/539.01.41 E-mail:
[email protected] www.eru-urbanisme.be
34
BruGIS in een nieuw kleedje! Conferenties van 10 december 2013 BruGIS Team
Het BruGIS-platform verleent toegang tot alle gegevens van Brussel Stedelijke Ontwikkeling aan de leden van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, de professionals van ruimtelijke ordening en het grote publiek. Aangestuurd door de nieuwe technologieën, evolueren de informatiebehoeften voortdurend. Het BruGIS Team kon niet anders dan daaraan beantwoorden door de laatste standaarden ter zake in te voeren en zijn diensten aan de gebruikers te verbeteren. Een overzicht en een live demonstratie.
12 jaar van technische evoluties en verbeteringen Het project ging van start in 2002, toen een klein team van de Directie Administratieve en Financiële Zaken begon met de ontwikkeling van een Geografisch Informatiesysteem (GIS). Het team verzamelde de cartografische en schriftelijke gegevens die worden beheerd door het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (de vroegere naam van Brussel Stedelijke Ontwikkeling). Deze gegevens, vooraf gecontroleerd, uitgezuiverd en aangevuld, worden per folder gecorreleerd, opgeslagen en geactualiseerd op een centrale server (Oracle).
Op die manier stelt het team de medewerkers van het Bestuur gegevens ter beschikking met betrekking tot planning (GBP, BBP en GewOP), monumenten en landschappen (beschermd erfgoed), stedenbouw (verkavelingsvergunningen) en stadsvernieuwing (wijkcontracten)… Sinds 2006 ontwikkelde het team een cartografische website, BruGIS genaamd, om tegemoet te komen aan de noden van de gebruikers en aan de richtlijnen inzake e-government.
35
BruGIS in een nieuw kleedje!
De intranetversie van BruGIS werd toegankelijk in 2007, de internetversie in 2009. Sinds december 2011 verving het BruGIS-team zijn platform dat was gebaseerd op een propriëtaire oplossing door een “open source” platform. BruGIS werd bij die gelegenheid OpenBruGIS. Eind 2013 was de vervanging van de BruGIS-structuur van propriëtaire oplossingen (Intergraph) door “open source” oplossingen compleet.
Deze nieuwe versie maakt gebruik van een nieuw platform met de laatste technologieën om de gebruikers de best mogelijke service te bieden. Bovendien werd ook de cartografische server die de gegevens aanbiedt vervangen door een “open source” oplossing. Daardoor zijn cartografische services mogelijk die zijn gebaseerd op de “OpenGeospatialConsortium”standaarden zoals WMS en WFS.
Technische evolutie van BruGIS sinds 2007
2007
Dec. 2011
2009
BruGIS
Server016
Client Carto Intergraph Intranet
Client Carto Intergraph Internet
BruGIS OpenBruGIS
CC Ig In
CC OS
WMS Server Carto Intergraph
Server Carto Intergraph
DB Oracle Spatial
DB INTERGRAPH
Dec. 2013
WMS
MyBruGIS
Client Carto Open Source Internet
WMS
Server Carto Intergraph
DB Oracle Spatial
?
WFS*
Server Carto Open Source
DB Oracle Spatial
Client Carto Open Source Internet
WMS
WFS*
WPS*
Server Carto Open Source
DB OpenSource Spatial
2010
Toenemende interoperabiliteit Het doel van de “webservice” bestaat erin een lijst te geven van de verschillende modules die in de toepassingen worden gebruikt, ze opnieuw te creëren in een universele taal en ze toegankelijk te maken voor alle toepassingen door ze aan te bieden op het net. Deze modules worden daardoor Webservices die door alle toepassingen kunnen worden opgeroepen en gebruikt. Dankzij deze methode kan elke toepassing ook verschillende webservices gebruiken na elkaar of tegelijkertijd. Als de voorgestelde webservices niet overeenstemmen met de vraag van de toepassing, kunnen er nieuwe worden gecreëerd die er wel aan voldoen en ook door andere toepassingen kunnen worden gebruikt.
36
De communicatie tussen de toepassing en de webservice gebeurt via een overdrachtstaal (bijvoorbeeld xml). De toepassing kan daardoor een zoekopdracht sturen naar de webservice, bijvoorbeeld een straatnaam voor een markeringsdienst. De webservice zal deze zoekopdracht analyseren en de toepassing een antwoord sturen in dezelfde computertaal; in ons voorbeeld zal de webservice de toepassing alle straatnamen sturen waarin de zoekterm voorkomt, in de vorm van een xml-bestand. Deze technologie biedt verschillende voordelen: de ontwikkeling en de update van de webservice zijn uniek, het systeem is flexibel voor wijzigingen, de gebruikte taal is gestandaardiseerd en de uitwisselingen tussen de
BruGIS in een nieuw kleedje!
webservice en de toepassing zijn parametreerbaar. Door al deze voordelen kunnen de gebruikers tijd en geld besparen.
burgers makkelijker de premies waar ze recht op hebben berekenen door ze te situeren op een kaart.
Door de integratie van de webservice WMS van BruGIS op de site van huisvesting http://www.logement.irisnet. be/primes-et-aides/verifiez-votre-perimetre, kunnen de
Technici die GIS-software gebruiken kunnen dankzij dit type webservice de gegevens van Brussel Stedelijke Ontwikkeling ook weergeven in hun werkruimte.
Schema van de nieuwe interoperabiliteit
MyBruGIS LIVE ! Om zijn gebruikers de best mogelijke service te kunnen bieden, kon BruGIS niet anders dan evolueren en zich de laatste technologieën eigen maken. Een van de verbeteringen is dat MyBruGIS een nieuwe navigatie biedt op de kaart, om aan intuïtiviteit en fluïditeit te winnen. De legendes van de lagen op de kaarten worden rechtstreeks weergegeven in de legende van BruGIS. De gebruiker hoeft dus enkel een beeldbestand te downloaden dat de legende bevat.
Er werd een lokalisatietool geïntegreerd en het opzoeken van adressen werd aangepast om de dagelijkse updates van Urbis (CIBG) te kunnen benutten. De nieuwe interface kan op om het even welke tablet worden bediend met de vinger. Ten slotte kan BruGIS gegevens weergeven die afkomstig zijn van andere entiteiten, zoals Leefmilieu Brussel of het CIBG. Die gebruiken dezelfde types webservices dan deze die worden aangeboden door BruGIS.
37
BruGIS in een nieuw kleedje!
De toekomst: een constante evolutie Het BruGIS-platform evolueert nog constant, samen met de technologische oplossingen en de behoeften van de gebruikers. De toekomstige ontwikkelingen van het platform zullen: • Het mogelijk maken om de laatste configuratie die was weergegeven bij het sluiten van de browser te behouden: lagen, zoom, zoekopdrachten, … Zo vindt u uw workspace terug zoals u ze had achtergelaten
• De opslag van de workspace mogelijk maken door een kaartopslaginterface te creëren: “MyMaps” • Zoeken mogelijk maken op basis van een kadastrale referentie • De online opmaak mogelijk maken voor geauthentificeerde gebruikers binnen het ministerie • Het mogelijk maken om een URL op te roepen om de kaart te centreren via X-Y-coördinaten. • Kopiëren en plakken mogelijk maken vanuit de tool voor de raadpleging van de informatie (Get Feature Info), enz.
gis brugis brugis brugis brugis brugis brugis brugis brugis bru
Contact Team BruGIS Directie Administratieve en Financiële Zaken van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel E-mail:
[email protected] www.brugis.be
38
Overzicht van het kantorenpark nr. 32 Balans van de vergunningen 2012 Conferenties van 19 december 2013 Michel DE BEULE en Sophie KOECKELBERGHS
32 / 2013
Observatoire des bureaux Overzicht van het kantorenpark Office Property Observatory
Dit nummer van het Overzicht van het kantorenpark maakt de balans op van alle kantoorvergunningen die werden afgeleverd in de loop van 2012. Het thema wordt benaderd vanuit diverse ooghoeken, zoals de grootte van de werken, hun aard (renovatie, bouw), hun locatie enz. Er wordt ook aandacht geschonken aan de conversies van kantoren in andere gebruiksbestemmingen, in het bijzonder woningen.
Permis 2012 Vergunningen 2012 Permits 2012 Observatoire des bureaux Permis 2012 Overzicht van het kantorenpark Vergunningen 2012 Office Property Observatory Permits 2012
1
Profiel van het jaar De grote trends in 2012 : een herstel van de nieuwe inplantingen en de verderzetting van de kantoorrenovaties, maar wat vooral ook opvalt is de opmerkelijke toename van de conversies van kantoren in woningen. De toegestane 221.807 m² komen erbij op een kantorenmarkt die eind 2012 een leegstand van 8,3 % vertoonde in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de rand buiten beschouwing gelaten. Dat totaal van 221.807 m² berust op vier parameters, waarvan de specifieke evolutie van jaar tot jaar uiteenlopende contrasten vertoont, zoals ook te zien is in de tabel op de volgende pagina.
Alles bij mekaar genomen stellen we een vermindering van de totale oppervlakte van het kantorenpark vast ten belope van 16.040 m², waarmee de netto daling van die oppervlakte over de voorbije 4 jaar komt op bijna 110.000 m² (op een kantorenpark van 13 miljoen m²). Bij de nieuwe inplantingen van kantoren onthouden we vooral de bouwvergunning voor de WTC-toren (56.000 m², de bestaande sokkel meegerekend), of nog de nieuwe zetel van Leefmilieu Brussel (BIM), goed voor 17.000 m², beide in de Noordwijk.
39
Overzicht van het kantorenpark nr. 32
40
Overzicht van het kantorenpark nr. 32
Conversie van kantoren De conversies bereiken in 2012 een ongekend hoogtepunt. Zo werd in 2012 de conversie toegestaan van 128.220 m² kantoren, waarvan 82 % voor huisvesting (met inbegrip van studentenkamers en rusthuizen), 12 % in voorzieningen (waaronder een politiecommissariaat, een hogeschool, een crèche, een polykliniek en het Huis van de Europese geschiedenis in het Leopoldpark) en 4 % voor andere bestemmingen (hotel, flathotel). Bijna 70 % van de conversies die in 2012 werden vergund, zijn gelegen in een administratiegebied van het GBP. Dat is een bijzonder hoog percentage vergeleken met de voorgaande jaren, toen de conversies zich veeleer situeerden in woongebieden of gemengde gebieden. We zien de aantrekkingskracht van de gedecentraliseerde gebieden voor de kantoormarkt verder afzwakken, en die trend is nog steeds het sterkst aan de kant van Marcel Thiry / Kolonel Bourg (-21.000 m²), maar laat zich nu ook sterk voelen aan de kant van de Terhulpsesteenweg (-18.000 m²). De grote nieuwigheid wordt gevormd door veranderingen in het oostelijk gedeelte van de Vijfhoek, als gevolg van het grootschalig project ‘Chambon’ (-30.000 m²) dat een volledig huizenblok omvat (een zestal gebouwen), of nog de conversie tot flathotel van een gebouw aan de Regentlaan, tegenover het Madouplein. Een ander grootschalig project betreft de conversie van 17.000 m² kantoren tot woningen in het hart van de Europese wijk (‘Livingstone’). Deze operaties in administratiegebied (-89.000 m²) nopen ons ertoe om na te denken over de algemene gang van zaken op de Brusselse vastgoedmarkt, waar de woonfunctie opnieuw terrein wint ten opzichte van de kantoorruimte, zelfs in de centraal gelegen Vijfhoek. Tot op heden situeerden de conversies zich veelal in kleine tot middelgrote kantoorgebouwen (tot 3.500 m²). Bij de conversievergunningen van 2012 zien we echter enkele grootschaligere projecten, van 10.000 m² en meer. De oorspronkelijke omvang en configuratie van die gebouwen doen onvermijdelijk vragen rijzen aangaande de aard en de kwaliteit van de gecreëerde woningen, de stedelijke omgeving (bijvoorbeeld Marcel Thirylaan) en de architecturale kwaliteit van de nieuwe woningen (doorlopend of niet, oriëntatie, creatie van terrassen, loggia’s enz.) Als we kijken naar de ouderdom van de gebouwen, zien we dat 38 % van de geconverteerde oppervlakten in gebouwen van minstens 1.000 m² vloeroppervlakte zich situeert in gebouwen die werden opgericht in de jaren ‘70, 31 % in gebouwen van de jaren ‘80 en 26 % in gebouwen van de jaren ‘90.
Type vergunningen, grootte van de gebouwen en locatie De studie van alle vergunningen op grond van de grootte van de gebouwen, hun lokalisatie en type vergunning leert ons het volgende: • Er is een ruim overwicht van gebouwen van meer dan 10.000 m² (64 % van de oppervlakten), terwijl 21 % van de oppervlakten zich bevindt in gebouwen van 3.500 tot 10.000 m². • Bouwwerken nemen het leeuwendeel voor hun rekening, aangezien deze 46 % van de vergunde kantooroppervlakten vertegenwoordigen, gevolgd door de lichte renovatiewerken (36 %). De zware renovatie is goed voor 14 % van de oppervlakten. Ten slotte werden twee afbraak- en wederopbouwprojecten geregistreerd. • We noteren een ruim overwicht van de Vijfhoek (b.v. de Kanselarijstraat, de Brederodestraat en de Kreupelenstraat) en de Noordwijk (WTC4, Thurn & Taxis).
Stedenbouwkundige lasten De stedenbouwkundige lasten waren in 2012 goed voor een totaal bedrag van 10.165.969 EUR.
Vergunningsaanvragers Als we kijken naar de aanvragers van de vergunningen, zien we een terugkeer van de sector van het bank- en verzekeringswezen, die initiatiefnemer is van maar liefst 61 % van de in 2012 vergunde kantooroppervlakten. De aanwezigheid van de verzekeringsmaatschappijen is geen verrassing, vermits het beheer van vastgoed op lange termijn tot hun vakgebied hoort. Nagenoeg het volledige saldo is toe te schrijven aan de privésector (ondernemingen of particulieren). De rechtstreekse tussenkomst van de Belgische overheidssector en de Europese Unie is te verwaarlozen.
Invloed van de verordenende voorschriften De nieuwe kantoorinplantingen (107.833 m²) zijn voor 52 % gelegen in administratiegebied (WTC4 in de Noordwijk). De GGB nemen 32 % van deze oppervlakten voor hun rekening (met name GGB nr. 7 Van Volxem en GGB nr. 6B Thurn & Taxis). De rest is gelegen in sterk gemengde gebieden of in een gebied voor havenactiviteiten en vervoer.
41
Overzicht van het kantorenpark nr. 32
Stijgende saldi van de toelaatbare kantooroppervlakten De KaSTK (kaart van de saldi van de toelaatbare kantooroppervlakten in woongebieden en gemengde gebieden) wordt bijgewerkt bij elke aflevering van een vergunning. Voor alle mazen is de toename van de beschikbare KaSTK-saldi als gevolg van conversies in andere bestemmingen beduidend groter dan de vermindering van de saldi die voortvloeit uit de vergunning van nieuwe kantooroppervlakten. Met andere woorden, er is een sterkere afname van kantooroppervlakten (34.027 m², 52 vergunningen) dan er nieuwe kantoren bijkomen (15.881 m², 54 vergunningen). De talrijke conversies in administratiegebied (89.000 m²) hebben overigens geen invloed op de KaSTK. Sinds de inwerkingtreding van het GBP op 29/06/2001 is er in het Gewest een haast perfect evenwicht tussen de vermeerdering (+380.334 m²) en de vermindering van de kantooroppervlakten (-372.853 m²). Als we de analyse maken per gemeente, is dat niet het geval. De gemeenten waar nieuwe oppervlakten werden vergund (centrum van Molenbeek, het westen van Anderlecht, Oudergem) zijn niet systematisch die waar de meeste conversies werden genoteerd (Brussel-Stad, Elsene, Sint-Gillis, Schaarbeek, zijnde de centraler gelegen gemeenten).
Conclusies Uit de analyse van de vergunningen 2012 onthouden we vooral de volgende punten: • De “comeback“ van de nieuwe inplantingen, vooral in de Noordwijk. • Het belang van de conversies, dat niet enkel tot uiting komt in de omvang van de betreffende oppervlakten (128.000 m²), maar ook in de grootte van de gebouwen (> 10.000 m²) en dus hun ouderdom (jaren ’70, ‘80 en zelfs ‘90), hun lokalisatie in administratiegebied, in de gedecentraliseerde wijken (Marcel Thiry, Kolonel Bourg, Terhulpsesteenweg) maar ook in het oostelijk gedeelte van de Vijfhoek. Deze situatie vormt weliswaar een gepast antwoord op de leegstand van de gebouwen, maar is anderzijds ook een teken van de groeiende bestemmingswijziging van kantoren naar woningen. • Het sterke overwicht van de huisvesting als nieuwe bestemming van de geconverteerde oppervlakten, met inbegrip van seniorenflats en studentenkamers. • Een lichte daling van het totale kantorenpark, en dit voor de derde keer sinds 2009. • Een toename van de KaSTK-saldi (als gevolg van de conversies) die twee keer groter is dan de vermindering (die voortvloeit uit de vergunning van nieuwe kantooroppervlakten). De Brusselse kantoormarkt is volop aan het veranderen. Aan de ene kant verminderen de investeerders het aandeel kantoren in hun portefeuilles. Aan de andere kant gaan bedrijven hun vastgoedbehoeften anders benaderen. Ze doen geen voorspellingen meer op lange termijn. Daartegenover staan dan de investeerders, die streven naar zo langdurig mogelijke huurtermijnen. Tot slot mogen we ook niet vergeten dat de banken na de financiële crisis ook veel strikter zijn geworden inzake de toegang tot bankkredieten. Al deze elementen, gekoppeld aan de groeiende trend naar minder kantooroppervlakte per bediende, zullen de komende jaren ongetwijfeld een impact hebben op vraag en aanbod van de kantoren in Brussel.
Contact Michel DE BEULE en Sophie COEKELBERGHS, onderzoek en verwezenlijking van het werk Directie Studies en Planning van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat, 80/1 - 1035 Brussel Tél. : 02/204.20.93 E-mails :
[email protected];
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be/studiesenpublicaties/studies-en-observatoria
42
De projecten gefinancierd door het EFRO in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Programmering 2007-2013 en vooruitzichten 2014-2020 Conferenties van 11 februari 2014 Corentin DUSSART en Marion COURTOIS
De Europese Unie trekt tussen 2014 en 2020 376 miljard EUR uit voor de uitvoering van haar Cohesiebeleid in de 28 lidstaten van de Unie. Het Gewest zal deze financiële insteek aanwenden voor de cofinanciering van projecten die gericht zijn op slimme, duurzame en inclusieve groei zoals is bepaald in de “strategie Europa 2020”. Ter gelegenheid van de lancering van deze nieuwe programmering 2014-2020 van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), schetsen we de voortgang van de projecten die in de periode 2007-2013 werden gelanceerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals het toekomstige operationeel programma 2014-2020.
STRATEGIE EUROPE 2020
strategie europa 2020
Intelligent Intelligente (en investissant de façon plus (door efficiënter te investeren in onderwijs, efficace dans l’éducation, la recherche et onderzoek en innovatie) l’innovation)
Duurzaam Durable (en donnant la priorité à une
(door voorrang te geven aan een koolstofarme économie à faibles émissions de carbone et une economie en een concurrentiële industrie) industrie compétitive)
Inclusief
Inclusive
(en mettant clairement l’accent (door duidelijk het accent te leggen op het sur creëren van banen et enlahet verminderen van de la création d’emplois réduction de la pauvreté) armoede)
Eerste balans van de EFROprojecten 2007-2013 Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is de financiële hefboom waarmee de Europese Unie haar cohesie- en gewestelijke ontwikkelingsbeleid ten uitvoer legt. Anders gezegd: het EFRO stelt zich tot doel om de economische, sociale en territoriale ongelijkheid in de 28 lidstaten van de Europese Unie te verkleinen door projecten te cofinancieren die gericht zijn op slimme, duurzame en inclusieve groei, zoals is bepaald in de “strategie Europa 2020”. Het reglement van het EFRO bepaalt “programmeringsperiodes” van 7 jaar voor de realisatie van projecten in de verschillende Europese regio’s, plus 2 of 3 jaar voor de voltooiing van deze projecten indien nodig. De projecten die in de programmeringsperiode 2007-2013 werden gelanceerd zullen dus eind 2015 aflopen en pas na 2015 zal een volledige balans van de programmering worden opgemaakt.
De fondsen die het EFRO toekende aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de periode 2007-2013, bedragen 57 miljoen EUR, op een totaal van 115 miljoen EUR. Daarmee konden 34 projecten worden gerealiseerd die zijn onderverdeeld in 2 prioritaire assen of doelstellingen: het territoriale concurrentievermogen ondersteunen en de territoriale cohesie versterken. Naast de vele infrastructuurwerken die nog aan de gang zijn, kunnen we alvast enkele veelzeggende resultaten geven van de steun aan kmo’s en zko’s: 250 leningen en 78 beurzen werden toegekend, bijna 600 banen werden gecreëerd, 23 handelszaken werden gerenoveerd … Maar ook: 10.745 mensen werden bereikt met acties rond ondernemingszin en 20.000 m² nieuwe onthaalruimte voor bedrijven werd gecreëerd, 120.000 m² bodem werd gesaneerd en 2 nieuwe onderzoekscentra werden opgericht.
43
De projecten gefinancierd door het EFRO in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Verder benadrukken we de inrichting van een overdekte markt en een stadsboerderij, de bouw van 9 vormingscentra (waarvan er al 6 actief zijn), de activiteiten van MAD (Mode And Design) Brussels of de bouw van 7 kinderdagverblijven (waarvan 3 al actief) voor 300 extra kinderen tegen het einde van de programmering. Ten slotte moet ook het “stadsmarketingproject” worden aangehaald vanwege de vele activiteiten voor de herwaardering van de centrale wijken. Meer informatie daarover vindt men op www.bruplus.irisnet.be
Het toekomstige operationeel programma EFRO 2014-2020
Om deze uitdagingen aan te gaan, heeft het operationeel programma 5 van de 10 thematische doelstellingen die het EFRO voorstelde weerhouden . Zoals we zien in de onderstaande tabel, werden deze 5 thematische doelstellingen gegroepeerd in 3 strategische assen: • As 1: Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, evenals de oprichting en ontwikkeling van kmo’s in de filières, ook in de sociale economie, ondersteunen. • As 2: de ontwikkeling van een “kringloopeconomie” (zie kader) en het rationeel gebruik van hulpbronnen ondersteunen in de filières. • As 3: de sociale, economische en milieugebonden dualisering verminderen (door de verbetering van de leefomgeving en het leefmilieu van de wijken en de kwetsbare groepen).
Het ontwerp van “operationeel programma” EFRO van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de periode 20142020 werd in december 2013 in eerste lezing goedgekeurd. Tot begin maart was het onderworpen aan een openbaar onderzoek en begin april heeft de gewestregering het waarschijnlijk definitief goedgekeurd. Daarna is nog de goedkeuring van de Europese Unie nodig voordat het officieel kan worden gelanceerd. Dit operationeel programma is gebaseerd op een diagnose van het Gewest die 3 grote uitdagingen identificeerde: 1. De economische uitdaging: sociaaleconomische herwaardering van de informatienetwerken en versterking van de concurrentiekracht van de bedrijven. 2. De milieu-uitdagingen: hernieuwbare energie, energieprestatie van gebouwen (EPB), ecologische overgang van de economie. 3. De uitdaging vermindering van de sociale, economische en milieugebonden dualisering van het grondgebied.
T.D. Versterkenlavan onderzoek, O.T. 11.Renforcer recherche, le technologische ontwikkeling en développement technologiqueinnovatie et l’innovation
A A S X E 1 1
T.D.3. Versterken van het O.T. 3 Renforcer la compétitivité concurrentievermogen van kmo’s des PME
30%
T.D. van de omschakeling O.T.4.4 Ondersteunen Soutenir la transition vers une naar een koolstofarme economiedebinnen alle économie à faibles émissions CO2 dans sectoren tous les secteurs
31%
T.D. van het milieueten O.T.6.6 Bescherming Protéger l’environnement bevordering een efficiënt gebruik van promouvoirvan l’utilisation rationnelle des de hulpbronnen ressources
A S X E2
4%
2
15%
A X S E 3 3
T.D. socialesociale inclusieetenlutter O.T.9.9 Bevordering Promouvoir van l’inclusion bestrijding van armoede contre la pauvreté 44
20%
A
A
De projecten gefinancierd door het EFRO in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Voor elk van de 5 thematische doelstellingen werden de percentages van de Europese steun vastgesteld. As 1 bijvoorbeeld vertegenwoordigt 50% van de totale financiering, tegenover 35% voor as 2 en 15% voor as 3. Deze 3 strategische assen steunen op een logica van filières. Hierbij zijn 56 filières betrokken: • Duurzaam bouwen en hernieuwbare energie (EPB, ondersteunende activiteiten, hernieuwbare energie, beheer van bouwafval…). • Gezondheid en diensten aan personen (e-gezondheid, telebewaking…). • Hulpbronnen en afval (water, riolering, vervuilde sites, huishoudelijk afval…). • Media, creatieve sectoren en toerisme (tv, events, mode-design, toerisme…). • Duurzame voeding en horeca (stedelijke landbouw, distributiewijzen, hallen…). Ook informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zullen worden gefinancierd als transversale filière bij de 5 andere.
En verder? Zodra de Regering het Brusselse operationeel programma heeft goedgekeurd, kan de projectoproep officieel van start gaan. Om de aanvragers te helpen bij de omschrijving van hun projecten en de identificatie, ontmoeting en samenwerking met andere geïnteresseerde partners, lanceerde de EFRO-cel eind januari de “EFRO Academy” die een tiental werkseminaries organiseert en de nuttige informatie verspreidt aan het publiek. De projectoproep zal worden afgesloten in september en de geselecteerde projecten zullen eind 2014 worden gelanceerd. U kunt het operationeel programma en de lokalisatiekaart van de projecten raadplegen op de website www.feder. irisnet.be (Actualiteit/openbaar onderzoek), of u een mail sturen naar de EFRO-cel op het adres feder@sprb. irisnet.be
Deze strategische assen steunen op een territoriale benadering. In het algemeen is het operationeel programma van toepassing op het hele grondgebied, maar as 3 betreft enkel het stadsvernieuwingsgebied (rond het Kanaal).
De kringloopeconomie Industriële ecologie
Het 7de Milieuactieprogramma (2014-2020) van de Europese Unie beveelt de lidstaten aan om de overgang te maken van een “lineaire economie” naar een “kringloopeconomie”. Waar de lineaire economie een lineair proces is dat begint met ontginning of productie, overgaat naar consumptie en eindigt met de verwijdering van het afval, is de kringloopeconomie een continu proces waarbij het afval wordt gerecycleerd en nieuwe productie en consumptie mogelijk maakt, Op die manier moet er aanzienlijk minder afval worden verwijderd. De kringloopeconomie laat ons dus toe om vooruit te komen op de duurzaamheidscurve.
Functionaliteitseconomie
Eco-ontwerpen
Recycling
Hergebruik
Recuperatie
Herstelling
Contact Corentin DUSSART, Coördinator van de EFRO-cel, Brussel Gewestelijke Coördinatie Vooruitgangstraat 80/1 – 1035 Brussel Tel.: 02/204.17.60 E-mails:
[email protected],
[email protected] www.efro.irisnet.be Marion COURTOIS, directeur van de cel Green Economy, Leefmilieu Brussel-BIM Gulledelle 100 – 1200 Brussel Tel.: 02/563.44.05 E-mail:
[email protected] www.leefmilieubrussel.be
45
46
Het Koningin Groenpark, Schaarbeek © Michiel De Cleene
Brussel [her]verovert haar buitenruimte Conferenties van 25 februari 2014 Aglaée DEGROS, Michiel de CLEENE en Luc GWIAZDZINSKI
Sinds twintig jaar geleden de wijkcontracten in het leven werden geroepen, zijn de interventies in de Brusselse openbare ruimte aanzienlijk geëvolueerd. In het begin beperkten ze zich nog tot het louter aanpassen van de wegen, maar vandaag dragen de wijkcontracten bij tot de creatie van volwaardige ontmoetingsplaatsen. Dit boek belicht de bijzonderheid van de nieuwe werkwijzen die worden ontwikkeld om de Brusselse buitenruimte te (her)veroveren, in het bijzonder: reliance, reflexiviteit en manoeuvreerkunst.
Inhoud van het boek Dit boek handelt over de openbare ruimte die wordt gerealiseerd in het kader van de Duurzame Wijkcontracten (die dit jaar hun 20-jarig bestaan vieren). Bedoeling is om de Brusselse benadering opnieuw te situeren in een Europese context, focussend op het engagement van de stedelijke beleidslijnen ten aanzien van de ecologische en sociale uitdagingen.
die deze werkwijzen toetsen aan de realiteit, niet alleen om de zwakke punten te achterhalen maar ook en vooral om ze te verbeteren en om de stad te verbeteren. Een en ander wordt geïllustreerd via 10 projecten die worden gerealiseerd in het kader van de Wijkcontracten..
Het boek gaat dieper in op drie nieuwe werkwijzen die Brussel de laatste tien jaar ontwikkelde om deze uitdagingen aan te gaan. Reliance, reflexiviteit en manoeuvreerkunst worden geanalyseerd in het editoriaal en in korte theoretische essays van 10 terreinspelers
Voorwoord (7 pagina’s) • Vier vragen aan de Brusselse stadsvernieuwing • Wat is een Duurzaam Wijkcontract? • Voorwoord
De inhoudstafel van dit boek ziet er als volgt uit: minister
voor
47
Brussel [her]verovert haar buitenruimte
Editoriaal (16 pagina’s) • Studiegebied • Werkwijzen • De openbare ruimte ,van concept tot actie op het terrein Projecten (152 pagina’s) • Park System • Speeltuin Dubrucq • Monplaisirlaan • Houffalizeplein • Koningin Groenpark • Gemeenteplein van Molenbeek • Ruimte Kessels • Liverpoolplein • Dissémination Rose • Loopbrug over de Berenkooi Essays en ontmoetingen met de terreinspelers (52 pagina’s) • Over reliance: Chris Younès, Benoît Moritz, Xavier Van Der Kelen • Over reflexiviteit: Pascal Amphoux, Vincent Degrune en Marc Mohy, Pierre Vanderstraeten • Over manoeuvreerkunst: Luc Gwiazdzinski, Laurence Jenard, Maarten Roels.
Brussel [her]verovert haar buitenruimte De titel spreekt van een “[her]verovering” van de buitenruimte omdat we nieuwe ruimten moeten “veroveren” in het dichte stadsweefsel en bestaande openbare ruimten moeten “herveroveren” omdat ze om verschillende redenen niet meer overeenstemmen met de huidige praktijken in deze ruimte. Het werkwoord “veroveren” klinkt enigszins avontuurlijk en bijna krijgshaftig. We gebruiken het in plaats van “creëren” omdat de mensen die op het terrein werken weten dat het realiseren van openbare ruimte in Brussel niet mogelijk is zonder bestrijding van het technocratische denken en de fragmentering van de overheden en het territoriale beheer. De “openbare ruimte” wordt bovendien opgevat als een plaats van ontmoeting en uitwisseling. Een plaats waar verschillende parcours elkaar kruisen, zich met elkaar vermengen en soms de confrontatie aangaan met elkaar. Een plaats waar cultuur de politiek ontmoet, waar de sociale territoria zich vermengen met de individuele territoria. Hoewel de openbare ruimte vele benamingen en vormen aanneemt (markt- of kerkplein, hoofdstraat, boulevard, voorplein, square, park, tuin…), garandeert ze steeds het bestaan van materiële en immateriële uitwisselingsplaatsen die het private domein overschrijden. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertonen de openbare ruimten die werden herveroverd in het kader van de Duurzame Wijkcontracten een aantal bijzonderheden, namelijk: • ze situeren zich in een gebied (Ruimte voor Versterkte Ontwikkeling van de Huisvesting en de Renovatie RVOHR) in de benedenstad dat wordt gekenmerkt
48
door een dicht stadsweefsel met veel industriële gebouwen, weinig openbare ruimten en kleine woningen. • De bevolking neemt er voortdurend toe: ze is kwetsbaar en blootgesteld aan armoede. Deze bevolking is multicultureel (34% van de mensen is afkomstig uit een vijftigtal verschillende landen) en de gemiddelde leeftijd komt er steeds lager te liggen (sterke vertegenwoordiging van kinderen van 0 tot 3 jaar). Daarom bestaat de grootste uitdaging bij de inrichting van openbare ruimte in dit gebied erin om nieuwe openbare ruimten te “veroveren” (vermeerdering van het aantal vierkante meter voor openbare ruimte) door braakgronden, privépercelen, niet meer gebruikte infrastructuren of restanten van infrastructuren aan te kopen. De tweede uitdaging is de “herverovering” van de bestaande openbare ruimten die het vermogen hebben verloren - of zelfs nooit gehad hebben - om een plaats van leven en ontmoeting te zijn in dienst van de gemeenschap. De laatste tien jaar werden drie nieuwe werkzijen (reliance, reflexiviteit en manoeuvreerkunst) gehanteerd om van de openbare ruimten echte ontmoetingsplaatsen te maken, stedelijke laboratoria waarmee we de sociale en ecologische uitdagingen kunnen aangaan. Deze werkwijzen vereisen dat er innoverende en vruchtbare oplossingen worden ontwikkeld die zijn aangepast aan hun context.
1. Reliance Reliance is een werkwijze die verschillende elementen combineert en ruimtelijke, ecologische, functionele en temporele continuïteiten instelt tussen openbaar gemaakte stadsdelen. Openbaar geworden percelen worden verzoend met de stad. Bedoeling is om een continuïteit te genereren in een gefragmenteerd weefsel, en eerder banden te creëren dan limieten op te leggen. In Elsene bijvoorbeeld is het project “Park System”, een concept van openbare ruimte dat diverse restruimten verenigt en aan elkaar linkt, zoals spoorwegtaluds, parken en tuinen. Zo opent het project de weg naar ecologische (link tussen mens en natuur), ruimtelijke (link tussen kleine projecten en tussen lokale en regionale schaal), functionele (specifieke netten voor de actieve mobiliteit en spelen) en tijdelijke (gefragmenteerde en in de tijd verspreide realisaties) continuïteiten. Een ander voorbeeld van reliance is de “Montplaisirlaan”, een verkeersader langs de spoorlijnen naar het station van Schaarbeek. Vroeger was deze laan een uitgestrekte parkingzone, maar vandaag werd ze in het kader van het Wijkcontract Prinses Elisabeth (2004-2008) heraangelegd tot een met bomen omzoonde weg met minder parking en meer ruimte voor voetgangers en fietsers. De laan maakt ook deel uit van de 60km van het Brusselse groene wegennet.
Brussel [her]verovert haar buitenruimte
2. Reflexiviteit
3. Manoeuvreerkunst
Reflexiviteit is een werkwijze die “burgerparticipatie” integreert in de regeneratie van ruimten waarvan de inrichting niet meer beantwoordt aan de huidige vereisten. Reflexiviteit is gebaseerd op de opeenstapeling en filtering van ervaringen. Het project vloeit dus niet meer voort uit principes, maar uit ervaringsuitwisseling, een constructieve dialoog tussen officieel erkende deskundigen en terreinspelers met burgerexpertise. Bedoeling is om te werken vanuit concrete problemen zoals die zich stellen in de wijken, en niet vanuit een zogenaamd gekende situatie of gebruiksklare oplossingen.
Manoeuvreerkunst is een werkwijze die stratagemen bedenkt voor het omvormen en het zich toeëigenen van de stedelijke ruimte, om zo een nieuw gebruik te doen ontstaan. Het omvormen van de ruimte en haar meubilair vereist inventiviteit, stratagemen, “listige ingrepen” van de zwakken in de orde die is gevestigd door de sterken. Met een soort van goocheltoer, creëert de manoeuvreerkunst een soort van verrassingseffect en verandert ze een onbeduidende, waardeloze plaats in een levendige plek waar mensen samenkomen. Ook tracht de manoeuvreerkunst het openbare domein te herwaarderen met een minimum aan middelen (soberheidsbeginsel).
In Schaarbeek bijvoorbeeld had de “Ruimte Kessels”, een semi-openbare tuin op het binnenterrein van een huizenblok die werd ingericht tot een kindertuin, slechts weinig succes. Dankzij de dialoog met de bewoners en de wijkverenigingen, werd deze ruimte in het kader van het Wijkcontract Lehon-Kessels (2005-2009) heraangelegd tot een groot grasveld met spelen, compostparken en kleine moestuinen dat wordt beheerd door deze zelfde verenigingen en bewoners. De 0,3ha groen brengen de kinderen rechtstreeks in contact met de natuur.
Een voorbeeld van manoeuvreerkunst zien we op het “Liverpoolplein” in Sint-Jans-Molenbeek. Aanvankelijk heerste op dit plein een druk autoverkeer, tot het in 2001 werd heraangelegd (gedeeltelijke verbreding van de voetpaden en ingroening). Deze ingreep werkte echter niet in deze wijk waar veel autodealers gevestigd zijn. Een nieuw inrichtingsproject, uitgevoerd in het kader van het Wijkcontract Sluis – Sint-Lazarus (2008-2012), stelde daarom voor om een stuk straat om te vormen tot een plein met stevig stadsmeubilair. Dankzij de manoeuvreerkunst kon 918 m² verkeersinfrastructuur worden herveroverd om er een ontmoetingsruimte van te maken voor de gebruikers van de wijk. De inrichting gebeurde met materialen die ter plaatse werden gerecupereerd.
Het Koningin Groenpark is een gelijkaardig voorbeeld. De werkgroepen, die bedenkers en gebruikers samenbrengen, hebben zich gebogen over de zwakke punten, de vormen van overlast en de gebreken die hebben geleid tot de sluiting van het vroegere park, om na te gaan wat de stedelijke en ruimtelijke ambities zouden kunnen zijn om het park opnieuw aan te leggen. Het project is ontstaan uit de lessen die zijn getrokken uit de sociale, ruimtelijke en functionele context die het eigen zijn (zie foto pagina 46).
In dezelfde gedachtegang werden op verschillende plaatsen in Anderlecht “artistieke banken” geïnstalleerd om onbeduidende ruimten om te vormen tot stedelijke salons (zie foto hieronder). Voor het ontwerp van deze banken werd een wedstrijd uitgeschreven. Niet alleen het esthetische resultaat (de banken zijn origineel en echte blikvangers), maar ook de manoeuvreerkunst is hier interessant: uitsluitend met voorwerpen die het midden houden tussen kunst en stadsmeubilair, werd de wegruimte zelf omgevormd en geherwaardeerd zonder al te veel financiële kosten.
Artistieke bank, Anderlecht, Wijkcontract Aumale - Wayez, 2005-2009 © SPKTR Architects.
49
Brussel [her]verovert haar buitenruimte
Methodologie van het nemen van foto’s De fotograaf van dit boek, Michiel De Cleene, koos voor een werkmethode waarbij de projecten van openbare ruimten werden gelinkt aan hun context. Zijn foto’s tonen eerder “stedelijke landschappen” dan openbare ruimten. Hij legde ook het accent op het zich eigen maken van het project in de tijd. De gerealiseerde openbare ruimten zijn geen afgewerkte producten, maar evolueren nog steeds met de tijd. Uiteindelijk resulteerde deze benadering in beelden van het evolutieve proces, de temporaliteit van de stedelijke landschappen. Anders gezegd: de foto’s tonen eerder het veranderende dan het veranderde stedelijke landschap.
Tip: een reeks van werken over de wijkcontracten Dit boek is het derde in een reeks die gewijd is aan de wijkcontracten. • Het eerste boek, verschenen in 2007, draagt de titel “In Brussel, dicht bij ons. Architectuur in de Wijkcontracten”. De tekst is van Maurizio Cohen en de illustraties van Marie-Françoise Plissart. • Het tweede boek, verschenen in 2009, is “Brussels getoetst op inspraak”. Het werd geschreven door Mathieu Berger en geïllustreerd door Pauline Beugnies. • Het derde boek, dat we hier bespraken, verscheen in 2014 en is verkrijgbaar voor 25 EUR. ISBN 978-2-930774-00-8.
Contact Aglaée DEGROS, stedenbouwkundige, auteur van het boek Bureau Artgineering - Müllerkade, 173 - 3024 EP Rotterdam - Nederland Tel.: +31 (0)10.24.09.155 E-mail:
[email protected] www.artgineering.nl Luc GWIAZDZINSKI, geograaf, medewerker aan het boek Laboratoire Pacte - Université Joseph Fourier - Grenoble E-mail:
[email protected] Michiel DE CLEENE, fotograaf Wespstraat 63 - 9000 Gent E-mail:
[email protected] www.michieldecleene.be
50
Het nieuwe Beheersplan voor erfgoed Voorbeeld van de tuinwijken Le Logis en Floréal Conferenties van 11 maart 2014 Philippe PIEREUSE en Manja VANHAELEN
Op 15 maart 2013 keurde de Regering een nieuw instrument goed voor het beheer van de restauratie van grote beschermde erfgoedgehelen (beschermd of ingeschreven op de bewaarlijst): het “Beheersplan voor erfgoed”. Dit beheersplan maakt het met name mogelijk om de werken die erin beschreven zijn vrij te stellen van de stedenbouwkundige vergunning. Het werd voor het eerst uitgetest voor de tuinwijken Le Logis en Floréal die sinds 2001 beschermd zijn.
Een nieuw juridisch instrument voor het beheer van het erfgoed De ordonnantie van 15 maart 2013 wijzigt het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) door in boek V, over het onroerend erfgoed, de artikels 242/1 tot 242/14 betreffende het “Beheersplan voor erfgoed” in te lassen. Artikel 242/1 luidt als volgt: De Regering kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een derde, een beheersplan voor erfgoed vaststellen dat, voor een geheel, een gebouw met meerdere verdiepingen of een landschap dat beschermd is of ingeschreven staat op de bewaarlijst, de te verwezenlijken doelstellingen voor het behoud, de middelen en de werken om hiertoe te komen en de globale beheersvoorwaarden vaststelt met het oog op een harmonisch behoud van dit goed dat behoort tot het betrokken onroerend vastgoed.
Het ontwerp van beheersplan voor erfgoed moet verschillende documenten bevatten: een intentienota waarin de doelstellingen van het plan worden toegelicht, de voorstudies, de plannen en overzichten, de nauwkeurige beschrijving van de werken en technieken en desgevallend een actieplan en een spreidingsplan van de ingrepen. Het ontwerpbeheersplan wordt voorgelegd aan het openbaar onderzoek, het advies van de betreffende gemeente(n) en het conforme advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML). Vragen om afwijkingen van de eisen inzake de energieprestaties van gebouwen (EPB) worden ook voorgelegd aan het advies van Leefmilieu Brussel (BIM).
51
Het nieuwe Beheersplan voor erfgoed
Vervolgens keurt de gewestregering het Plan definitief goed en bepaalt ze de datum van inwerkingtreding van het Plan. Bij ontstentenis treedt het een maand na de publicatie in het Belgisch Staatsblad in werking. Indien nodig bepaalt de Regering de subsidiemodaliteiten en hecht ze haar goedkeuring aan de uitvoeringsbesluiten. De bepalingen van het Plan hebben verordenende waarde. De opdrachtgever die restauratiewerken wil uitvoeren overeenkomstig het Beheersplan voor erfgoed, dient geen stedenbouwkundige vergunning aan te vragen maar moet de Directie Monumenten en Landschappen van Brussel Stedelijke Ontwikkeling minstens 1 maand vóór de start van de werken op de hoogte brengen zodat ze de conformiteit met het Plan kan controleren. Het Beheersplan voor erfgoed is geldig zo lang de Regering niet heeft beslist om het te wijzigen. Bij elke wijziging van het Plan moet dezelfde procedure worden gevolgd als bij de uitwerking ervan.
Het opmerkelijke belang van de tuinwijken Le Logis en Floréal Beide tuinwijken werden hoofdzakelijk tijdens het interbellum gebouwd. Ze werden ontworpen door een stedenbouwkundig landschapstekenaar, Louis Van der Swaelmen en een architect, Jean-Jules Eggericx. Tijdens hun vlucht naar Nederland en Engeland in de Eerste Wereldoorlog, kregen beiden de gelegenheid om mee na te denken over nieuwe bouwvormen voor goedkope woningen als middel om de destijds heersende woningcrisis het hoofd te bieden. Ook twee andere architecten, Raymond Moenaert en Lucien François, realiseerden enkele gebouwen zoals we kunnen zien op de onderstaande kaart. In totaal waren 7 bouwwerven en 16 bouwfasen nodig om dit architecturale geheel, het grootste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, te realiseren. Het opmerkelijke belang van het geheel ligt zowel in de verzorgde architectuur als in de landschappelijke stedenbouw. “Eenheid in de verscheidenheid”, zo zou het motto kunnen luiden. Elementen worden inderdaad herhaald zonder dat het banaal wordt, van ver gezien lijken de wijken op elkaar maar van dichtbij zien we toch verschillen, de bouwelementen zijn standaard maar de wijken hebben elk hun bijzonderheden (bijvoorbeeld de kleur van de kozijnen). Er zijn 84 typeplannen van woningen, wegen van verschillende grootte (van laan tot steeg) en een gestructureerde stedenbouwkundige
52
organisatie die echter het reliëf van de site respecteert en benut. Vanwege dit opmerkelijke belang werden de beide tuinwijken op 15 februari 2001 beschermd als “architecturaal geheel”. De bescherming betreft zowel de mantel van de gebouwen als de site zelf, dwz de gevels en daken van 1.029 huizen die werden gebouwd vóór 1940 en hun achteruitbouwstroken, tuinen, paden, steegjes, plantsoenen en openbare pleinen (36ha in totaal). Deze bescherming gaat gepaard met een “beschermzone” (21ha). Op 5 november van hetzelfde jaar, gaf de Regering toestemming voor onderhouds- en restauratiewerken die zijn beschreven in een typebestek. De voorschriften betreffen vooral de gevels, het buitenschrijnwerk en de daken van de beschermde eengezins- en duplexwoningen.
Het ontwerp van “Beheersplan voor erfgoed” van Le Logis en Floréal Op 19 december 2013 beslist de Regering een Beheersplan voor erfgoed voor de beide tuinwijken uit te werken en hecht ze haar goedkeuring aan de voorlopige structuur. Dit plan stelt zich tot doel om de (op 5 november 2013) al toegestane onderhouds- en restauratiewerken een juridische vorm te geven. Ook wordt een luik toegevoegd betreffende de verbetering van het thermisch en akoestisch comfort en van de veiligheid en gezondheid, met respect voor het erfgoed en het originele uitzicht van de beide tuinwijken. Het biedt ook het voordeel dat de werken die erin beschreven zijn worden vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning. Met andere woorden: zodra het Plan is goedgekeurd door de Regering, moet voor de werken conform het Plan geen stedenbouwkundige vergunning worden aangevraagd. Dat betekent een uitsparing van honderden vergunningen in de komende jaren! Toch dient benadrukt dat deze vrijstelling niet betekent dat de “buitenisolatiewerken” niet moeten worden onderworpen aan een voorafgaande energieaudit en aan het advies van de Directie Monumenten en Landschappen. De werken voor de “vochtbehandeling van de gevelmuren” moeten eveneens vooraf een vochtigheidsaudit ondergaan en worden voorgelegd aan het advies van de Directie Monumenten en Landschappen.
Het nieuwe Beheersplan voor erfgoed
Het ontwerp van Beheersplan voor erfgoed van LogisFloréal is samengesteld uit verschillende boeken met teksten en plannen.
Teksten • T00. Vademecum en doelstellingen van het Beheersplan voor erfgoed: gebruiksaanwijzing en doelstellingen van het Plan (bewaring van het erfgoed = bewaring van het materiaal en dat impliceert een hiërarchie in de ingrepen: onderhoud, reparatie, vervanging) • T01. Tabel van de beschermde woningen: identificatie van de elementen (deuren, kozijnen, bovenlicht ...) van elke woning (84 verschillende typeplannen) • T02. Technische voorschriften: technische voorschriften (bestek) van de toegestane werken aan de beschermde delen: onderhoud, restauratie, verbetering • T03. Onderzoeksrapporten: boek met de verschillende studies die de uitwerking van de technische voorschriften voorafgaan (aard van de bepleistering, inplanting van de dakramen, sluiting van de portalen, soorten bovenlichten…) • T04. “Eenheid in de Verscheidenheid”: uiteenzetting van de ontwerpprincipes van de tuinwijken Le Logis en Floréal
• T05. Aanpassing van de oorspronkelijke toestand aan de huidige behoeften: uiteenzetting van de uitdagingen en de aanbevolen maatregelen om de woningen aan te passen aan de huidige comfortbehoeften (hygrothermie, energiebesparing, geluidsisolatie, veiligheid) • T06. Inventaris van de beschermde woningen: plaatsbeschrijving van de oorspronkelijke toestand en van de toestand op het ogenblik van de bescherming.
Plannen en tekeningen • • • • • •
P01. Catalogus van het “klein patrimonium”: inventaris van alle modellen van deuren, kozijnen, afdaken, luiken, loggia’s, schoorstenen... en verwijzing naar de technische voorschriften P02. Constructiedetails: technische details die beantwoorden aan de technische voorschriften (T02) P03. Thematische kaarten: 23 grote thematische kaarten voor de identificatie van de eigendomstypes (privé/publiek), de bouwtypes... P04. Uittreksels uit de plannen: idem als P03 maar uittreksels in A4-formaat P10. Huistypes Le Logis: A4-fiche voor elke woning P20. Huistypes Floréal: A4-fiche voor elke woning.
Het Beheersplan voor erfgoed bepaalt de werken die het comfort van de woningen kunnen verhogen, zoals we hier kunnen zien.
53
Het nieuwe Beheersplan voor erfgoed
Verdere procedure • Voorlegging voor openbaar onderzoek: van 24/02 tot 14/03/2014 • Advies van Leefmilieu Brussel (BIM) aangaande de EPB-afwijking: 45 dagen vanaf 24/02/2014 • Conform advies van de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen (KCML): 45 dagen vanaf 24/02/2014
• • • •
Advies van de gemeente: 30 dagen vanaf 14/03/2014 Definitieve goedkeuring: 23/05/2014 Voorziene inwerkingtreding: 01/09/2014 Publicatie in het Belgisch Staatsblad: 19/08/2014.
Het ontwerp van Beheersplan voor erfgoed van LogisFloréal kan worden gedownload op het portaal van het Gewest: www.monument.irisnet.be
Contact Philippe PIEREUSE, (tot 01/05/2014) 1ste attaché, gedelegeerd ambtenaar, medeverantwoordelijke van het Departement Restauratie Manja VANHAELEN, 1ste ingenieur, gedelegeerd ambtenaar, medeverantwoordelijke van het Departement Restauratie Directie Monumenten en Landschappen van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel.: 02.204.24.38 E-mail:
[email protected] www.monument.irisnet.be
54
Overzicht van de huisvestingsvergunningen nr. 3 De huisvestingsvergunningen 2012 Conferentie van 25 maart 2014 Marion POURBAIX
Huisvesting is vandaag een centraal thema in het politieke en sociale debat. De demografische groei en de stijgende vastgoedprijzen plaatsen het Brussels Gewest voor enorme uitdagingen op het vlak van woningproductie (zie prioriteit van het “Stadsproject” van het ontwerp van GPDO). In die context is het Overzicht van de Huisvestingsvergunningen een belangrijk meetinstrument voor de woondynamiek op het gewestelijke grondgebied. De resultaten van de analyse van de in 2012 toegekende vergunningen, bevestigen de tendensen die al tussen 2003 en 2011 werden waargenomen.
Inhoud van de publicatie
Dit derde nummer van het Overzicht van de Huisvestingsvergunningen maakt de balans op van de in 2012 toegekende vergunningen voor de productie of schrapping van woningen via nieuwbouw, afbraak en wederopbouw of verbouwing. Het schetst ook de resultaten van 2012 ten aanzien van de observatiejaren (2003-2012). Net als in het Overzicht van het Kantorenpark, zijn de analyses die in het Overzicht van de Huisvestingsvergunningen zijn gepubliceerd vooral afkomstig van de exploitatie van de stedenbouwkundige vergunningen. Woningen die zonder vergunning werden gecreëerd, werden dus per definitie niet in aanmerking genomen.
De statistische analyse werpt een licht op de woningproductiedynamiek op infragemeentelijk niveau, per type woning, type aanvrager, productiemodaliteit, enz. In die zin biedt ze een aantal indicatoren van de recente (en toekomstige) woningproductie, kunnen we beoordelen welke inspanningen er al werden geleverd (of nog nodig zijn) ten aanzien van de kwantitatieve behoeften en doelstellingen van het Gewest en draagt ze bij tot de opvolging en prospectie van het stedelijke planningsbeleid.
55
Overzicht van de huisvestingsvergunningen nr. 3
Context: demografische groei en huisvestingscrisis nagenoeg gelijk geëvolueerd in de drie gewesten van Door de aanzienlijke toename van de Brusselse bevolking het land. Er is dus een impact van de supragewestelijke van de laatste jaren, is het “historische” aantal inwoners voorwaarden in de woningproductie. van eind jaren 60 overschreden. Het gevolg daarvan, en van de vermindering van de grootte van de gezinnen Observatoire des permis logement no 3 - 2014 | Les permis logement 2012 | 25 Denrhuidige van het aantal woningen 2012 komt er van de 3 - 2014daling | De huisvestingsvergunningen | nadat tot begin jaren 90, is Overzicht een gebrek aanhuisvestingsvergunningen “historische” elk van de drie gewesten midden jaren 2000 nog een stock van beschikbare woningen om de aangekondigde uitzonderlijk hoog aantal kon optekenen. Toch lijkt het demografische groei op te vangen. aantal toegelaten woningen in het Vlaamse Gewest sinds 2009 gestabiliseerd, terwijl het in het Waalse Gewest en Zoals we kunnen zien in de tabel hieronder, is het aantal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steeds afneemt. toegelaten woningen over een periode van 15 jaar LogeMeNts autorisÉs eN BeLgiQue VerguNDe WoNiNgeN iN nog BeLgiË
Nombre de logements Aantal woningen
Fig. 14 | Évolution des logements autorisés en Belgique (1996-2012) Fig. 14 | Evolutie van de vergunde woningen in België (1996-2012)
80000
70000
60000
50000
40000
30000
20000
10000
Région wallonne Waals Gewest Vlaams Gewest Région flamande Région de Bruxelles-Capitale Brussels Hoofdstedelijk Gewest
0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 RéalisaƟon : Observatoire des permis logement (DEP - BDU - SPRB), 2013 RealisaƟe : Overzicht van de huisvesƟngsvergunningen (DSP - BSO - GOB), 2013 Source : DGSIE Bron : ADSEI
du nombre de logements2012: autorisés par BL’évolution elangrijkste resultaten UpJLRQ GHSXLV OD ¿Q GHV DQQpHV QRQDQWH UDSSHOOH que le tarissement fait suite à un nombre bevestiging vanactuel de tendensen van
exceptionnellement élevé enregistré au milieu des 2003-2011 années 2000 et ce dans chacune des trois régions belges (Observatoire des permis logement n°1, chap. 1.1). Les tendances générales, sur quinze ans, similaires “De in montrent 2012 bevestigen het pour bevindingen les trois régions l’impact de over conditions algemeen de trends die reeds in de periode 2003supra régionales dans les intentions de production 2011 werden vastgesteld cf. Overzicht van de résidentielle. Huisvestingsvergunningen nr. 1 en 2. 'H PDQLqUH SOXV ¿QH RQ FRQVWDWH FHSHQGDQW TXH OH De 3.200 vergunde woningen in 2012 onderschrijven nombre de logements autorisés semble stabilisé en een daling, in een context waar er druk heerst op de 5pJLRQ ÀDPDQGH GHSXLV DORUV TX¶LO FRQWLQXH woningmarkt en waar de bevolking blijft stijgen. In 2012 à décroître en Région walonne comme en Région komt hierbij nog een groot aantal kamers in collectieve de Bruxelles-Capitale et ce dans un contexte woningen (voor ouderen). d’accroissement démographique dans chacune des trois régions. De versterking van de woonfunctie ten opzichte van de andere functies komt duidelijk naar boven bij de herbestemmingen die vooralDe positief zijn voor de autres ÉLÉMeNts CoNteXte huisvesting en bij het niet-verwaarloosbare aantal vergunde woningen 2012 in de “administratiegebieden” Le lecteur trouveraindavantage d’éléments de contexte van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP). GpPRJUDSKLTXH VRFLRpFRQRPLTXH RX SOXV VSpFL¿TXH au logement (notamment parc et marché du logement)
56 en consultant les sites de l’Observatoire régional
de l’Habitat, de l’Institut Bruxellois de statistique et d’Analyse (en particulier le Monitoring des Quartiers)
De evolutie vergunde woningen gewest Het belangvan vanhet hetaantal Centrum en van de eersteper kroon voor nieuwe huisvestingsprojecten wordt andermaal bevestigd sinds eind de jaren negentig herinnert aan het feit dat de en uit vertraging zich in een sterke oververtegenwoordiging van huidige volgt op een uitzonderlijk hoog aantal vergunde woningen de 2000 “Ruimte geregistreerd halfweg deinjaren en ditvoor in elk Versterkte Belgisch Ontwikkeling van de en Renovatie (RVOHR)” gewest (Overzicht vanHuisvesting de Huisvestingsvergunningen nr. het Gewestelijk Ontwikkelingsplan 1,van hoofdstuk 1.1). De algemene trends,(GewOp). gespreid over vijftien jaar, zijn gelijkaardig voor de drie gewesten en De de structuur de woningtypes en opde tonen impact vanvan supragewestelijke voorwaarden productiemodaliteiten van de woningen is stabiel de intentie van residentiële productie. gebleven: er is een blijvende overheersing van tweekamerappartementen en een duidelijke afname vanweeengezinswoningen; groot deel resulteert Als iets verder kijken, daneen stellen we echter vast dat uit verbouwingen van bestaande het aantal vergunde woningen sinds 2009 in hetgebouwen Vlaams niettegenstaande de lijkt, blijvende dominantie Gewest gestabiliseerd terwijl dit blijft dalen van in hetde nieuwbouw. weHoofdstedelijk dat er op het Gewest vlak van Waals GewestInen2012 in hetmerken Brussels herbestemming duidelijk meer woningen resulteren uit HQGLWLQHHQFRQWH[WYDQGHPRJUD¿VFKHJURHLYRRUHON kantoorgebouwen dan uit industriegebouwen. van de drie gewesten. Niettegenstaande het streven van de gewestelijke huisvestingshulpmiddelen en de gemeentelijke aNDere programma’s,CoNteXteLeMeNteN daalt in 2012 het aantal afgeleverde vergunningen voor woningen uit overheidsinitiatief.“ De lezer zal terugvinden rond de (Uittreksel uit meer paginaelementen 3 van de publicatie.) GHPRJUD¿VFKH VRFLRHFRQRPLVFKH RI PHHU VSHFL¿HNH KXLVYHVWLQJVFRQWH[W VSHFL¿HN ZRQLQJSDUN HQ PDUNW door de websites te raadplegen van het Gewestelijk Observatiecentrum voor de huisvesting, het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse VSHFL¿HN GH
Overzicht van de huisvestingsvergunningen nr. 3 Observatoire des permis logement no 3 - 2014 | Les permis logement 2012 | Overzicht van de huisvestingsvergunningen nr 3 - 2014 | De huisvestingsvergunningen 2012 |
27
Fig. 4 bis| Logements autorisés par type (2003 - 2012) Fig. 4 bis| Vergunde woningen per type (2003 - 2012)
EŽŵďƌĞĂŶŶƵĞůŵŽLJĞŶĚĞ ůŽŐĞŵĞŶƚƐĂƵƚŽƌŝƐĠƐƉĂƌƐĞĐƚĞƵƌƐƚĂƟƐƟƋƵĞ Gemiddeld jaarlijks aantal vergunde woningen ƉĞƌƐƚĂƟƐƟƐĐŚĞƐĞĐƚŽƌ
10 50 100
Studio App. 1 ch/slpk
ƵƚŽƌŝƐĂƟŽŶƐŶĞƩĞƐсĐƌĠĂƟŽŶƐͲƐƵƉƉƌĞƐƐŝŽŶƐ EĞƩŽǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐĞŶсĐƌĞĂƟĞƐͲŽƉŚĞĸŶŐĞŶ
0
1
2
3
4 km
App. 2 ch/slpk App. 3 ch/slpk App. шϰĐŚͬslpk
^ĞĐƚĞƵƌƐƐƚĂƟƐƟƋƵĞƐ ^ƚĂƟƐƟƐĐŚĞƐĞĐƚŽƌĞŶ Communes Gemeentes
Maison unifamiliale Eengezinswoning
ZĠĂůŝƐĂƟŽŶ͗KďƐĞƌǀĂƚŽŝƌĞĚĞƐƉĞƌŵŝƐůŽŐĞŵĞŶƚ;WͲhͲ^WZͿ͕ϮϬϭϰ Source : DU - BDU - SPRB Réalisé avec Brussels UrbIS ΞͲŝƐƚƌŝďƵƟŽŶΘŽƉLJƌŝŐŚƚ/Z
>ŽŌ
ZĞĂůŝƐĂƟĞ͗KǀĞƌnjŝĐŚƚǀĂŶĚĞŚƵŝƐǀĞƐƟŶŐƐǀĞƌŐƵŶŶŝŶŐĞŶ;^WͲ^KͲ'KͿ͕ϮϬϭϰ Bron : SD - BSO - GOB Verwezenlijkt door middel van Brussels UrbIS © - Verdeling & Copyright CIBG
®
®
Indéterminé/Onbepaald
Contact Marion POURBAIX, beheerder van het Overzicht van de huisvestingsvergunningen Directie Studies en Planning van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel.: 02.204.17.68/69 E-mail. :
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be Deze tweetalige publicatie bestaat enkel in elektronische versie. Ze kan in pdf-formaat worden gedownload op www.stedenbouw.irisnet.be/studiesenpublicaties/studies-en-observatoria
57
Observatoire des permis De logement N°3 van de Rogier Tower verloopt stroef. Eigenaar Belfius zoekt een oplossing. commercialisering
58
Overzicht van het Kantorenpark nr. 33 Leegstand 2013 in Brussel en de Rand Conferenties van 18 februari 2014 Michel DE BEULE, Alain DOORNAERT en Bart HANSSENS
Voor de derde keer bogen de Directie Studies en Planning (Brussel Stedelijke Ontwikkeling) en de dienst Inventimmo (citydev.brussels) zich over de toestand op de kantorenmarkt in de Brusselse rand. In 2009 leverde een eerste analyse van het gebied rond de luchthaven (Machelen-Zaventem) verrassende resultaten op. Het gecommercialiseerde leegstandspercentage lag er ruim boven de 30%. In 2010 werd dit bijzonder zorgwekkende cijfer bevestigd door eenzelfde analyse, ditmaal uitgebreid tot de Rand. Ook in 2013 onderwierp de Brusselse administratie de businessparken in de rand aan een grondig onderzoek om er de leegstand in kaart te brengen. De cijfers zijn nog altijd even verontrustend., temeer omdat ook de blijvende - dus structurele - leegstand werd geïdentificeerd.
Leegstand in Brussel
Door hun gegevens over het gewestelijke grondgebied samen te voegen, onderzochten de twee administraties de situatie op de Brusselse kantorenmarkt, een jaarlijkse gewoonte sinds 2007. Zoals werd voorspeld in de vorige studie, werd eindelijk een reductie genoteerd van de leegstand in de gedecentraliseerde wijken.
Leegstand per wijk
Verloop op de vastgoedmarkt Met een vraag die dankzij een lichte verbetering van de economische toestand in België licht kan toenemen, zal de leegstand in 2014 waarschijnlijk verder dalen. Het eerder beperkte recente aanbod is kenmerkend voor een zekere zelfregulering van de vastgoedmarkt en zal aldus het delicate evenwicht in stand houden. Het aanbod dat al jarenlang beschikbaar is, blijft immers te groot.
Eind 2013 maakte de gecommercialiseerde leegstand 8% van de voorraad uit. Vooral in de gedecentraliseerde wijken neemt de leegstand gevoelig af. De daling is significant in de wijken met een grote voorraad.
59
Overzicht van het Kantorenpark nr. 33
Huurprijzen
Evolutie van de voorraad in de afgelopen 4 jaar
De mediane huurprijs in het Gewest daalt van 160 naar 150€/m²/jaar. De huurprijzen liggen zeer vaak hoger in de centrale wijken en lager in de gedecentraliseerde wijken. De exacte bedragen verschillen van de aangekondigde prijzen. Er worden immers incentives gegeven die vertrouwelijk blijven.
Renovatie, afbraak, reconversie en constructie Met verbazing moeten we vaststellen hoe weinig er wordt gerenoveerd in de businessparken, terwijl een aantal gebouwen toch al enkele tientallen jaren oud zijn. De situatie in de Rand staat in schril contrast met die in het Brussels gewest, waar op grote schaal wordt gerenoveerd. In 2009 werden tien gerenoveerde gebouwen geteld. Vier jaar later zijn ook vijftien andere gebouwen gemoderniseerd. De 25 gebouwen zijn samen goed voor 49.500 m² (d.i. 3% van de kantoorvoorraad in de Rand).
Projecten Op korte termijn (2014) zullen slechts zeer weinig nieuwe kantoren te huur of te koop komen. Op middellange termijn (2015 en 2016), zou de Brussels Tower (63.000 m², Noordwijk) de enige grote nieuwkomer zijn, samen met de kantoren van de Chambon-site (20.000 m², centrum). De andere projecten zijn uitgesteld tot na 2016: de Victor-torens (Zuidwijk), de Silver Tower en WTC 4 (Noordwijk). Indien nodig kunnen deze projecten wel snel worden uitgevoerd aangezien de meeste al vergund zijn. Mocht de Europese Commissie belang gaan stellen in de vastgoedontwikkelingen in de Noordwijk, dan zou dit de bouw uiteraard in een stroomversnelling brengen.
Blijvende leegstand De commercialiseringsduur is een maat voor het kwalitatieve aspect van de leegstand. Het is een essentieel gegeven dat, meer dan het algemene leegstandspercentage, de aantrekkelijkheid van de beschikbare kantoren aangeeft. Er werd een indeling gemaakt in drie categorieën: minder dan 3 jaar, tussen 3 en 7 jaar en langer dan 7 jaar. Achter het algemene leegstandspercentage, dat eerder laag is, gaat een diepgeworteld en groot probleem schuil dat almaar erger wordt. Hoewel de blijvende leegstand tussen 2012 en 2013 enigs afneemt in oppervlakte, wordt het verschil in leegstandsduur groter. Blijvende leegstand komt in alle wijken voor en er is onvoldoende vraag om ze weg te werken, zelfs in de wijken met recente kantoorgebouwen. Gebouwen aan de man brengen die al meer dan 7 jaar beschikbaar zijn, is heel moeilijk. Deze categorie bevat 23% van de beschikbare kantoren in de Europese wijk en net geen 15% in de Louizawijk (tegenover 20% in het hele Gewest).
Leegstand in de rand De situatie in de Rand gaat er slechts zeer licht op vooruit. De leegstand is tussen 2010 en 2013 weliswaar afgenomen, maar ligt nog steeds boven de 30%. Rond de luchthaven, waar 75% van alle kantoren van de Rand is gevestigd, blijft de leegstand het meest onrustwekkend.
Blijvende leegstand De blijvende leegstand (>3 jaar) stelt zich nog scherper in de Rand dan in Brussel. Meer dan twee derde van de lege kantoren die in 2010 al op de markt waren, wordt in 2013 nog steeds zonder succes gecommercialiseerd. Door de grote vastgoedcrisis zien eigenaars zich genoodzaakt hun huurprijzen drastisch te verlagen.
60
We stelden geen enkele reconversie van kantoren tot woningen vast en er werden geen nieuwe kantoren bijgebouwd.
Projecten In 2009 werden de in de Rand aangekondigde kantoorprojecten geteld. Alles samen ging het om 891.000 m². Er werd niet de minste aanzet gegeven tot de concrete uitvoering van een van deze geplande ruimten. De 163.000 m² kantoren die op de Uplace-site in Vilvoorde zouden komen zijn geschrapt, maar de andere projecten zijn daarom nog niet opgeborgen.
Gedecentraliseerde wijken en de rand (NW & NO) Meer dan 95% van het kantooraanbod rond Brussel ligt ten noorden van de stad, tussen Dilbeek en Zaventem. De Rand wordt vaak voorgesteld als concurrent van Brussel omdat ze aantrekkelijk zou zijn voor tertiaire bedrijven, maar uit een onderzoek van de bedrijven die langs beide kanten van de gewestgrens zijn gevestigd, blijkt dat we deze bewering sterk moeten nuanceren. Bedrijven kiezen hun ligging volgens een complexe logica gebaseerd op vele criteria. Elk bedrijf geeft voorrang aan een of ander aspect dat zijn ontwikkeling ten goede komt. De huurprijs, de lokale belastingen en de dichte nabijheid van de Ring of de luchthaven zijn lang niet de enige criteria bij hun keuze. De leegstandscijfers bewezen het: het leegstandspercentage ligt veel hoger in de noordoostelijke Rand dan in de aangrenzende Brusselse wijken (32,1% en 12,3% voor eenzelfde kantoorvoorraad).
Airport Plaza (Zaventem). Vier bedrijven zijn afkomstig uit Brussel en vier andere uit de buurt; bijna een derde van het complex staat nog steeds leeg.
Overzicht van het Kantorenpark nr. 33
Conclusies
Op het eerste gezicht lijken de leegstandscijfers aan te geven dat de situatie op de vastgoedmarkt er in Brussel op vooruit gaat en dat ze er in de Rand niet verder op achteruit gaat. Een grondiger bestudering van de cijfers van de blijvende leegstand levert echter een minder rooskleurige conclusie op: kantoren die al meer dan 3 jaar zonder succes worden gecommercialiseerd en die 3/5 van het aanbod in Brussel en 2/3 van dat in de Rand uitmaken. Een blijvende leegstand die vaak, zowel in Brussel als in de Rand, voorkomt in recente gebouwen zoals de Rogier Tower, en soms zelfs in heel recente gebouwen zoals het Corporate Village (om maar twee voorbeelden te noemen. Een structureel overaanbod, zowel in de stad als in het hinterland. Het vertegenwoordigt 4% van de kantoorvoorraad in de centrale wijken en 7% in de gedecentraliseerde wijken, maar maar liefst 21% in de Rand. In tegenstelling tot wat in sommige alarmerende persartikels wordt beweerd, zuigt de Rand de Brusselse bedrijven niet aan. De overheid onderneemt geen enkele actie om de vastgoedmarkt te regelen. Er worden geen kantoren omgevormd, renovatie gebeurt er schoorvoetend en projecten zijn er bevroren.
De leegstand zou in Brussel nog enigszins moeten afnemen met een verbetering van de economische situatie in België, die kwetsbaar zoniet onzeker blijft. Sinds het begin van de economische crisis was het nieuwe aanbod even beperkt als de vraag, wat het evenwicht op de kantoormarkt garandeerde. In de pipeline zitten evenwel verschillende grote projecten klaar om uit de startblokken te schieten zodra zich betere tijden aandienen, maar slechts één daarvan zal op korte termijn starten. De huurprijzen dalen nochtans. Van de 8% kantoren die leeg staan, staat 5% structureel (blijvend) leeg en neemt 3% echt deel aan het spel van vraag en aanbod. 20% van de beschikbare kantoren wordt al meer dan 7 jaar gecommercialiseerd. Reconversies van verouderde kantoren, vooral tot woningen, is slechts een gedeeltelijke oplossing, en dan nog enkel in Brussel. Op 16 jaar tijd is 640.000 m² omgevormd. Dit cijfer gaat in stijgende lijn. Een groot deel van de 630.000 m² die al meer dan 3 jaar gecommercialiseerd wordt blijkt moeilijk te verbouwen (vanwege hun recente aard, hun architecturale vorm of hun stedenbouwkundige situatie). Ook leidt de trend om de oppervlakte per werkpost te rationaliseren tot een negatieve netto-opname. De renovatie van het bestaande kantorenpark moet worden voortgezet. Daarbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat er meer mensen op minder oppervlakte zullen werken.
Renovatie van het Ikaros Park (Zaventem). Het gebouw op de achtergrond is al gemoderniseerd.
Contact Michel De BEULE, Directie Studies van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel. 02/204.23.40 E-mails:
[email protected];
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be/studiesenpublicaties/studies-en-observatoria Alain DOORNAERT en Bart HANSSENS Dienst Inventimmo van de GOMB – Gabrielle Petitstraat 6 – 1080 Brussel Tel. 02/422.50.34 et 02/422.50.36 E-mails:
[email protected] ;
[email protected] www.inventimmo.be
61
“Iedereen heeft recht op een behoorlijke huisvesting”(Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 23 van de Belgische grondwet)
62
De strijd tegen de huisjesmelkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Conferenties van 22 april 2014 Julie FELD, Marie-Aurore Dagnely, Marc DENIS en Sandrine JACOBS
Merci pour votre attention In de context van de Brusselse bevolkingsgroei, wordt het steeds moeilijker om een woning te vinden. Goed nieuws dus voor de huisjesmelkers? Niet als we alles in het werk stellen om hun praktijken - die indruisen tegen alle respect en tegen de menselijke waardigheid te bestrijden. Volgens het Verdrag van de Rechten van de Mens en artikel 23 van de Belgische grondwet, heeft iedereen recht op een behoorlijke huisvesting. Daarom slaan Justitie, politie en Brussel Stedelijke Ontwikkeling de handen in elkaar om het verschijnsel uit te roeien.
Wat is een “huisjesmelker”?
In de wet van 15/12/1980 (art. 77bis §1) werd de huisjesmelker oorspronkelijk omschreven als: “hij die rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdeling verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van kamers of enige andere ruimte met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren”.
zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid door, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed, een kamer of een andere in artikel 479 van het Strafwetboek bedoelde ruimte, te verkopen, te verhuren of ter beschikking te stellen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid…”.
In 2005 breidde de wet de definitie van huisjesmelker uit, zowel op het niveau van de slachtoffercategorieën als van het type verhuurd goed. Artikel 433decies van het Strafwetboek bepaalt de huisjesmelker als: “hij die rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik maakt van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd,
Er zijn dus 5 elementen of criteria waaraan moet worden voldaan om te kunnen spreken van ‘huisjesmelker’: 1. Terbeschikkingstelling, verhuur of verkoop 2. Van een roerend goed, een onroerend goed, een kamer of een ruimte 3. In omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid 4. Misbruik van kwetsbaarheid 5. Abnormaal profijt.
63
De strijd tegen de huisjesmelkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De meeste van deze noties zijn omschreven in de wetgeving, de rechtspraak of de memorie van toelichting van de wet, maar sommige (zoals ‘omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid”) blijven vaag en afhankelijk van het soevereine oordeel van de rechter. Ook dient benadrukt dat hoewel de huidige definitie van huisjesmelker breder is dan ooit, de boetes die hij kan oplopen lichter zijn dan voorheen.
Welke overheden zijn verantwoordelijk in de strijd tegen de huisjesmelkers?
De strijd tegen de huisjesmelker is een federale bevoegdheid van het ministerie van Justitie en in het bijzonder van het parket (het parket van Brussel voor het gerechtelijke grondgebied). De onderzoeksrechter (een magistraat van de rechtbank van eerste aanleg) leidt het onderzoek: opsporen van de daders van de misdrijven, verzameling van bewijzen en uitvoeren van metingen zodat de rechtspraak kan oordelen met kennis van zaken. Zijn beslissingen kunnen dwang impliceren of afbreuk doen aan de fundamentele vrijheden en rechten, zoals een aanhoudingsmandaat, een huiszoekingsbevel of beslag op een roerend of onroerend goed (ook de procureur des konings kan hiertoe beslissen). De federale gerechtelijke politie en de lokale politie staan de onderzoeksrechter bij op het terrein. De ambtenaren van politie (en niet de politieagenten) leiden het onderzoek: controlebezoeken ter plaatse, verhoor van slachtoffers en bijkomende onderzoeken (buurtonderzoek, bankonderzoek…). Het hele onderzoek vergt een multidisciplinaire benadering en betreft zeer uiteenlopende aspecten: • Aantal betrokken gebouwen / foto’s en schema’s van de plaats • Oppervlakte / aantal bewoners (waaronder kinderen) • Conformiteit gas-elektriciteit, veiligheid, uitrusting (vochtig? schadelijk?) • Inkomensbronnen / bestaansmiddelen van de slachtoffers • Kwetsbare toestand / onwettig verblijf van de slachtoffers • Kennis van de huursituatie (soort overeenkomst? filières? Ronselaars in de centra voor asielzoekers, referentieappartement verschillend van het verhuurde appartement…) • Relatie met de eigenaar (renovatie of materialen geleverd door de huurder? illegale arbeiders…?) • Profiel, inkomens en vermogen van de eigenaar (bankonderzoek om eventuele witwassing van geld, een kapitaalvlucht naar het buitenland, de herkomst van middelen waarmee goederen werden aangekocht, het aantal eigendommen… op te sporen) • Bedrag van de huur en de huurlasten (eventuele supplementen?) / betalingswijze / verrichter van de betaling (huurder, OCMW…) • Berekening van de periode van inbreuk en bepaling van de onwettig verkregen, activa, enz.
64
De Directie van de Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI) van Brussel Stedelijke Ontwikkeling (Gewestelijke Overheidsdienst van Brussel) werkt regelmatig samen met de bevoegde overheden, zelfs al behoort dit eigenlijk niet tot haar wettelijke opdrachten. De kennis van de technici van de DGHI van de huisvestingsnormen (veiligheid, bewoonbaarheid en uitrusting zoals bepaald in de Brusselse Huisvestingscode) is zeer kostbaar voor de politieagenten op het terrein die deze technische aspecten doorgaans minder goed kennen. Bovendien is de gerechtelijke argumentatie gebaseerd op de technische vaststellingen. De DGHI werkt met het parket samen op twee niveaus: 1. Indiening van een klacht bij het parket wanneer ze een feitelijk geval van huisjesmelkerij vermoedt 2. Uitvoering van expertises voor rekening van het parket: inspectierapporten aangepast aan de gerechtelijke procedure, waarmee het parket de onbewoonbaarheid van het goed en de notie ‘abnormaal profijt’ kan aantonen.
Welke sancties riskeren de huisjesmelkers? Het parket van Brussel is bevoegd om de huisjesmelkers hoofdstraffen en bijkomende straffen op te leggen. De hoofdstraffen verschillen naargelang het gaat om een basismisdrijf, een gewone activiteit, een bendeactiviteit of een criminele organisatie. • Als het gaat om een basismisdrijf, riskeert de huisjesmelker 6 maanden tot 3 jaar gevangenisstraf en een boete van 500 tot 25.000 EUR naargelang de slachtoffers (de boete moet zoveel keer worden betaald als er slachtoffers zijn). • Als het gaat om een gewone activiteit of een bendeactiviteit (zie art. 322 van het Strafwetboek), zijn de straffen zwaarder: een gevangenisstraf van 1 tot 5 jaar en een boete van 1.000 tot 100.000 EUR. • Als het gaat om een criminele organisatie (zie art. 324bis van het Strafwetboek), varieert de gevangenisstraf van 5 tot 10 jaar en de boete van 1.000 tot 150.000 EUR. De wetgever voorziet ook bijkomende straffen. Zij bestaan in de ontzetting van de in artikel.31 van het Strafwetboek genoemde rechten en in de verbeurdverklaring van de betreffende goederen, ongeacht of de huisjesmelker er al dan niet de eigenaar van is. Ook de Directie van de Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI) kan de eigenaars (onder wie de huisjesmelkers) overigens sancties opleggen wanneer ze zich niet houden aan de bewoonbaarheids-, veiligheids- en uitrustingsnormen die zijn bepaald in de Brusselse Huisvestingscode. Er zijn drie soorten sancties: • Ingebrekestelling om de nodige werkzaamheden uit te voeren om zich in orde te stellen met de normen • Verbod om het niet-conforme goed te verhuren en boete voor eventuele niet-naleving van dit verbod van 10.000 EUR • Boetes van 3.000 tot 25.000 EUR per woning (afhankelijk van het aantal en de aard van de vastgestelde gebreken) die in geval van herhaling kunnen worden verdubbeld.
De strijd tegen de huisjesmelkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Welke praktische problemen doen zich voor op het terrein? We zagen al dat de autoriteiten bevoegd voor de bestrijding van huisjesmelkers het soms moeilijk hebben om de wetgeving toe te passen op het terrein omdat sommige gebruikte begrippen (bijvoorbeeld “in strijd met de menselijke waardigheid”) slechts vaag omschreven zijn en dit soort dossiers technisch erg complex zijn (vooral op het vlak van stedenbouw en huisvesting). Ook de uitvoering van het gerechtelijk onderzoek door de politie – en in het bijzonder het verhoor van de slachtoffers van de huisjesmelkers – gaat soms met problemen gepaard vanwege de taal van de slachtoffers, hun kwetsbare positie (onwettige of precaire administratieve toestand, precaire sociale toestand, leeftijd, ziekte, lichamelijk of geestelijk gebrek) of gewoon de vrees dat ze hun woning zullen verliezen. Hetzelfde geldt voor de toepassing van het “beslag”. Er bestaan immers tal van verschillen in de toepassing van het beslag tussen het gemeen recht (art. 35 bis van het Wetboek van Strafvordering) en het strafrecht (art. 433 quaterdecies van het Strafwetboek), wat praktische problemen en discriminatie kan veroorzaken. Het verzegelen van goederen brengt ook praktische problemen mee wanneer er huurders vertrekken of opnieuw moeten worden gehuisvest (binnen welke termijn? wie betaalt de herhuisvestingskosten?) en het goed moet worden beheerd in afwachting van het vonnis (wat met de huur, vervreemding van het goed? …). De wet voorziet dat het goed ter beschikking kan worden gesteld van het OCMW, maar dat vereist het schriftelijke akkoord van de eigenaar of de verhuurder. Bovendien zegt de wet niets over de vorm en de inhoud van dit document, noch over de restauratiekosten van het goed voordat het weer op de huurmarkt wordt gebracht, de inning van de huurprijs, het lot van de nieuwe bewoners in geval van vrijspraak…
Conclusies • Prioritair doel van de strijd tegen de huisjesmelkers: bescherming van de huurders die het slachtoffer zijn van misbruik door huisjesmelkers. • Belang om te beschikken over duidelijke juridische teksten gezien de huidige problemen met de praktische toepassing ervan, de vele vragen die rijzen en de evolutie van de rechtspraak ter zake. • Belang van de feitelijke technische vaststellingen door de partners op het terrein (politie, Gewestelijke Huisvestingsinspectie en gemeentelijke dienst stedenbouw) waarop de gerechtelijke argumentatie gebaseerd is. • Belang om het verschijnsel multidisciplinair te blijven aanpakken door de samenwerking tussen het parket, de politie en DGHI op te voeren, dit om de technische inhoud (huisvestingsnormen) van de strafdossiers te garanderen en de conformiteitswerken aan de goederen op te volgen. • Belang om een strafsanctie in te voeren voor ongezonde woningen, wanneer de gewone sancties niet efficiënt zijn of de verhuurder niet kan worden beschouwd als huisjesmelker. Deze maatregel zou het parket bevrijden van klachten waaraan het geen gevolg kan geven. • Belang om ook een mechanisme in te voeren waardoor de BGHI kan verhelpen aan het feit dat de vonnissen van het parket niet voorzien in de opknapping van ongezonde woningen. Het zou onmiskenbaar interessant zijn om het gerechtelijk onderzoek te koppelen aan de vervolging van stedenbouwkundige inbreuken en inbreuken tegen de bewoonbaarheid van woningen, en zo de samenwerking tussen het parket, de politie en de betrokken diensten van Brussel Stedelijke Ontwikkeling op te voeren.
Contact Julie FELD, Substituut van de procureur des konings – Parket van Brussel Gebouw Portalis – Vierarmenstraat, 4 – 1000 Brussel Tel. 02/508.71.32 E-mail:
[email protected] Marie-Aurore DAGNELY, onderzoeksrechter – Tribunal de première instance francophone de Bruxelles Gebouw Portalis – Vierarmenstraat 4 – 1000 Brussel Tel. 02/508.74.16 E-mail :
[email protected] Marc DENIS, commissaris van polilie – Politie 5340 Zone West van Brussel Alcyonstraat 15 – Sint-Agatha-Berchem Tel.: 02/412.66.52 E-mail:
[email protected] Sandrine JACOBS, verantwoordelijke (tot 30/04/2014) voor de dossiers inzake huisjesmelkerij Frédéric Degives, Directeur van de Directie van de Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI) van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80 bus 1 – 1035 Brussel Tel.: 02/204.12.41 E-mail :
[email protected]
65
De strijd tegen de huisjesmelkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
66
De uitvoering van de Europese Landschapsconventie en de organisatie van de Landschapsprijs Conférences du 6 mai 2014 Isabelle LEROY, Marie-Françoise GODART et Ina METALIDIS
De “Europese Landschapsconventie” van de Raad van Europa werd door België bekrachtigd op 28 oktober 2004. Ze beoogt het bevorderen van de bescherming, het beheer en de inrichting van de Europese landschappen en het organiseren van de Europese samenwerking in dit domein. Sinds 2010 reikt de Raad van Europa om de twee jaar een “Europese Landschapsprijs” uit aan projecten die tot voorbeeld strekken. De selectie van de Belgische kandidaat voor deze Prijs wordt om beurten georganiseerd door de Gewesten. Dit jaar mag het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de Belgische kandidaat kiezen.
De Europese Landschapsconventie
De Europese Landschapsconventie van de Raad van Europa, ook wel het Verdrag van Florence genoemd, werd door België bekrachtigd op 28 oktober 2004 en trad in werking op 1 februari 2005. “Landschap” is een deel van het grondgebied zoals dat door de bevolking wordt waargenomen en waarvan het karakter bepaald wordt door natuurlijke en/of menselijke factoren. In de landschappen komen de Europese identiteit en diversiteit tot uiting. Ze vormen ons levend natuurlijk en cultureel erfgoed, of het nu gaat om opmerkelijke of alledaagse landschappen, in de stad of op het platteland, aan land of in het water.
Het doel van het Verdrag van Florence is het bevorderen van de bescherming, het beheer en de inrichting van de Europese landschappen en het organiseren van de Europese samenwerking in dit domein. In de zin van de Conventie, is landschapsbeheer een zeer transversale materie. Het vergt immers tussenkomsten in niet alleen het erfgoed- en milieubeleid, maar ook in planning, stedenbouw, stadsvernieuwing en zelfs mobiliteit. Voor meer informatie over het Verdrag van Florence verwijzen we naar de website van de Raad van Europa www.coe.int
67
Europese Landschapsconventie en Landschapsprijs
De “Atlas des Paysages de Wallonie”, een voorbeeld dat navolging verdient
Het Vlaamse Gewest identificeerde 60 landschappen in de “Landschapsatas”. Deze landschappen worden in aanmerking genomen in het planningsbeleid en 11 van hen genieten een bijzondere bescherming.
Sinds België tien jaar geleden het Verdrag van Florence bekrachtigde, is de uitvoering ervan erg verschillend van Gewest tot Gewest.
Het Waalse Gewest van zijn kant werkt al sinds 2005 aan de “Atlas des paysages de Wallonie”. De realisatie werd toevertrouwd aan universitaire onderzoekers van de CPDT (Conférence Permanente de Développement Territorial), onder de wetenschappelijke leiding van M-F. Godart. Van de 13 grote landschapsgehelen die in het Gewest werden geïdentificeerd, maakten er al 5 het voorwerp uit van een atlas (zie onderstaande kaart).
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestond tot voor kort geen manifeste wil om dit Verdrag uit te voeren. Alleen Leefmilieu Brussel maakte een landschapsstudie van het Zoniënwoud.
Les atlas des paysages de Wallonie
2007
2009
2010
Wat? De atlassen zijn meer dan een beschrijvende analyse. Het zijn interdisciplinaire studies die de geografische, historische, ecologische en sociologische benaderingen combineren. Deze kennisinstrumenten impliceren ook landschappelijke doelen en werkpistes. Ze werken dus als een beheersinstrument en interface tussen alle spelers die kunnen tussenkomen in de landschappen. Waarom? De atlassen zijn referentie- en oriëntatiedocumenten (zonder verordenende waarde) die een harmonisatie van de inrichtingsbeslissingen willen bewerkstelligen of mogelijk maken. Deze doelstellingen beantwoorden aan artikel 5c van het Verdrag van Florence.
68
2012
2014
Voor wie? Voor de beslissingnemers (van gewestelijk en lokaal niveau), de terreinspelers (ambtenaren, diverse verenigingen, adviesorganen, bedrijven), de burgers die geïnteresseerd zijn in hun Gewest en de landschappen, de leerkrachten… Hoe? De uitwerking van de atlassen steunt op 4 pijlers: bibliografisch onderzoek, ruimtelijke gegevens, sociologische enquêtes en waarnemingen op het terrein. Er worden twee benaderingen voorgesteld: • Een globale benadering: identificatie van de sociale vertegenwoordigingen; karakterisatie van het geheel en analyse van de dynamieken; bepaling van globale belangen. • Een gedetailleerde benadering: identificatie van de gebieden; karakterisering van de gebieden en analyse van de dynamieken; bepaling van lokale belangen.
Europese Landschapsconventie en Landschapsprijs
Naast de inleiding worden twee invalswegen geopend: per thema en per landschappelijk gebied (zodat trouwe gebruikers er zich makkelijk in kunnen oriënteren). NB. In de Waalse atlassen komen ook de “stedelijke” landschappen aan bod: onderscheid met de verstedelijkte gebieden; globale beschrijving; onderscheid tussen duidelijk identificeerbare gebieden; toelichting van de belangrijkste oriëntatiepunten; toelichting van de geschiedenis als verklarend element van de organisatie en de huidige perceptie van de stedelijke landschappen. Voor meer informatie of om de Atlas des paysages de Wallonie te downloaden verwijzen wij naar de website van de CPDT http://cpdt.wallonie.be
Europese en Belgische Landschapsprijs Sinds 2011 reikt de Raad van Europa om de twee jaar een “Europese Landschapsprijs” uit voor projecten die tot voorbeeld strekken. De prijs is een erkenning van voorbeeldprojecten voor de bescherming, het beheer en/of de inrichting van landschappen die getuigen van een duurzame efficiëntie en een voorbeeld zijn op Europees niveau. Hij wordt uitgereikt door het Comité van Ministers van de Raad van Europa, op voorstel van het deskundigencomité dat de uitvoering van het Verdrag van Florence opvolgt. De selectie van de Belgische kandidaat voor deze Europese Prijs wordt met een beurtrol georganiseerd door de Gewesten, die daarvoor een “Belgische Landschapsprijs” organiseren. In 2011 viel de keuze op het Waalse project “la route paysagère du Parc naturel des Plaines de l’Escaut”. In 2013 werd het Vlaamse project
voor het beheer en de herwaardering van het industrieel landschap dat werd omgevormd tot het nationaal park “Hoge Kempen” geselecteerd (zie presentatie op de volgende pagina). Dit jaar wordt de 3de editie van de Belgische Landschapsprijs georganiseerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De winnaar wordt tevens de Belgische kandidaat voor de Europese Landschapsprijs 2015. De Belgische Landschapsprijs staat open voor verenigingen, lokale gemeenschappen of overheden die actief zijn op het grondgebied van het Gewest, alleen of in samenwerking met andere lokale of gewestelijke spelers. Gewestoverschrijdende projecten komen in aanmerking op voorwaarde dat ze het voorwerp uitmaken van een gecoördineerd beheer. De kandidaten dienen bijzondere aandacht te besteden aan duurzame ruimtelijke ontwikkeling, sensibilisering en burgerparticipatie. Het winnende project moet bovendien als voorbeeld kunnen dienen voor andere landschapsprojecten op zowel nationaal als Europees niveau. De kandidaatstellingen moeten worden ingediend tegen uiterlijk 30 juni 2014. Ze worden beoordeeld door een professionele jury op basis van nauwkeurige criteria. Het reglement van de Prijs en het kandidaatstellingsformulier zijn beschikbaar op de website van de Directie Monumenten en Landschappen: http://www.monument. irisnet.be.
69
Europese Landschapsconventie en Landschapsprijs
Het nationaal park “Hoge Kempen”, winnaar van de Landschapsprijs 2013 “Hoge Kempen” is het enige nationaal park van België. Het is met zijn 5.746 ha gelegen in de provincie Limburg, op de grens met Nederland, en strekt zich uit over de gemeenten Dilsen-Stokkem, Maasmechelen, Zutendaal, Lanaken, Genk en As. Het park dankt zijn huidige troeven zowel aan zijn natuurlijke eigenschappen als aan de gecombineerde inwerking van mens en natuur. Op natuurlijk vlak zorgen de aanwezigheid van de Maas in de Maasvallei, de moerassen, de heuvels, de velden, de zandvlaktes en de steenizones voor een heel specifiek landschap en biotoop. In de loop van de geschiedenis heeft de mens verschillende malen ingegrepen in dit landschap, van landbouwexploitatie (met boerderijen) tot industriële steenkoolontginning (met industriegebouwen, tuinwijken, scholen, ziekenhuizen, kerken, ...), over de inplanting van villa’s, hotels en andere gebouwen van de middenklasse.
Om dit ambitieuze doel te bereiken, steunt het team vooral op communicatie en op verschillende gesprekspartners: terreinanimator, projectbeheerder, een team van landschapstekenaars, natuurcoördinator en, sinds 2007, rangers die de recreatieve installaties in en rond het park onderhouden en meewerken aan kleine natuurrestauratieprojecten. Behalve vele afgebakende paden voor voetgangers en fietsers, biedt het nationaal park de bezoekers een natuuren milieucentrum (gevestigd in een oude hoeve), evenals een technologisch innovatiecentrum (in de voormalige mijngebouwen). Het nationaal park is kandidaat voor de titel van Werelderfgoed” van UNESCO. Voor meer informatie over het park verwijzen we naar de website www.visitnationaalpark.be ou www.rlkm.be
Vandaag behoort het nationaal park toe aan eigenaars uit de overheids- en de privésector. Het beheer van het park resulteert uit een partnerschap tussen de Vlaamse Regering (erfgoed, natuur en bos), de provincie Limburg, de betrokken gemeenten en landbouw-, toerisme- en natuurorganisaties. Een projectteam begeleidt de samenwerking tussen deze 23 partners. Het doel is om het evenwicht te vinden tussen natuurbehoud, landschapsbeheer, economische ontwikkeling, (duurzaam) recreatief gebruik en onderwijs.
Contact Isabelle LEROY, verantwoordelijke Europese dossiers - Directie Monumenten en Landschappen Brussel Stedelijke Ontwikkeling - Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel.: 02/204.24.50 E-mail:
[email protected] www.monument.irisnet.be Marie-Françoise GODART, docente aan de ULB-IGEAT, directrice van GESTe, onderzoeker van de CPDT en auteur van de “ Atlas des Paysages de Wallonie” Franklin Rooseveltlaan 50 - CP.130/02 - 1050 Brussel Tel.: 02/650.43.28 E-mail:
[email protected] http://cpdt.wallonie.be Ina METALIDIS, projectverantwoordelijke Regionaal Landschap Kempen en Maasland vzw Projectbureau Nationaal park Hoge Kempen Winterslagstraat, 87 – 3600 Genk Tel.: 089/65.56.65 E-mail:
[email protected] www.erfgoeghogekempen.be – www.visitnationaalpark.be – www.rlkm.be
70
HemelsBrussel versie 2 Conferenties van 20 mei 2014 Michel DE BEULE en Ralph BOSWELL
Versie 2 van HemelsBrussel werd online gezet in februari 2014, dwz een jaar na de eerste versie. De vergelijkende visualisatie van luchtfoto’s van Brussel wordt aangevuld met 2.000 oude foto’s genomen van op de grond of vanuit de hoogte. Deze foto’s illustreren enerzijds de stedenbouwkundige realisaties van Brussel sinds begin 19de eeuw en anderzijds de grote verbouwingen die in de jaren 50 werden gestart om tegemoet te komen aan de nieuwe communicatiewijzen.
Inleiding Het doel van deze tweede versie bestaat erin om een extra dimensie toe te voegen aan versie 1. Die kon immers te beredeneerd lijken omdat de vergelijkende visualisatie van de oude en recente luchtfoto’s enkel steunde op de cartografie.
Dank aan het kabinet van de minister-president voor de steun aan dit voluntaristische initiatief, en aan de verschillende administratieve diensten voor hun kostbare medewerking (de collega’s van het documentatiecentrum van onze administratie, van de federale Regie der Gebouwen maar ook van het CIBG).
Versie 2 toont ook de aaneenrijging van gebouwen of straten zodat de gebruikers, zoals een van hen het stelde, “vanuit de lucht door de tijd kunnen flaneren”. Aanvankelijk was het de bedoeling om deze foto’s wezenlijk op te nemen in de eerste versie. Om budgettaire redenen werd echter besloten om het programma te presenteren in verschillende fasen (na de eerste en tweede zullen er nog meer fasen volgen).
71
HemelsBrussel versie 2
Methodologie en overzicht van de weerhouden foto’s • De foto’s, opgenomen en gereferentieerd op de plaats waar ze werden genomen, zijn gedateerd per decennium (met vermelding van het exacte jaar wanneer dat bekend is). Soms wordt de datering geraamd (fouten zijn altijd mogelijk, met name als de foto in het begin of aan het einde van een decennium werd genomen). Deze datering is van essentieel belang voor een historisch werk. • Twee soorten foto’s helpen om versie 1, die verticale luchtfoto’s bevat, beter te begrijpen: foto’s genomen van op de grond en foto’s genomen van in de hoogte (het gaat dus om schuine luchtfoto’s of foto’s genomen vanaf een hoog gebouw). • Verder werden er plaatsen weerhouden die feitelijk verdwenen zijn maar nog te zien zijn op de oude luchtfoto’s, bijvoorbeeld de Zenne ter hoogte van de Werktuigkundigenstraat (in de Noordwijk), de Centrale Hallen (naast de Beurs) of de gasfabriek van Vorst. • De beelden werden hoofdzakelijk gekozen uit twee collecties: postkaarten uit de Belfius-collectie en foto’s van het ministerie van openbare werken. 1. De postkaarten van de Belfius-collectie werden enkele jaren geleden ingescand door onze collega’s en worden bewaard in ons documentatiecentrum. Uit de 25000 postkaarten die de collectie rijk is werden er ongeveer 1.300 geselecteerd vanwege hun stedenbouwkundige inhoud (het zijn beelden van een straat of een deel van een straat). Ze illustreren de voltooiing van de Leopoldiaanse stad die zich over alle Brusselse gemeenten uitstrekttot in de jaren 30. De bourgeoisiewijken zijn in deze collectie zeer sterk vertegenwoordigd, maar in de latere versie 3 zullen we foto’s opnemen van andere archieven die eerder de industrie- en volkswijken tonen. 2. Een 700-tal foto’s van het ministerie van Openbare Werken waarvan de meeste nog nooit werden getoond zijn afkomstig uit de archieven (afdeling Werven). Deze foto’s hebben wij zelf gedigitaliseerd. De foto’s van de jaren 30 illustreren de grote en kleine werken aan infrastructuren en voorzieningen zoals: • De Noord-Zuid spoorwegverbinding • De verbreding van het kanaal van Charleroi • Het vliegveld van Haren-Evere: aan de inplanting daarvan zien we vandaag dat de huidige luchthaven enkele kilometers verder in de Rand werd gebouwd • De inrichtingen die zijn ontstaan door de eerste verkeersproblemen, met de eerste bespijkerde oversteekplaatsen, de schuilhokjes voor de agenten die het verkeer regelden, de eerste ondergrondse oversteekplaatsen voor voetgangers, ... De foto’s van de jaren 50 illustreren de verdere bouw van voorzieningen zoals de basiliek van Koekelberg, maar vooral de infrastructuurwerken, dwz de eerste stedelijke autowegen die werden aangelegd voor Expo 58 (onder of naast de eerste ringlanen maar ook onder de Louizalaan of boven de Leopold II-laan). Als er geen bijkomende infrastructuur wordt gebouwd, wordt er wel een weg
72
verbreed of een bomenrij geveld, zoals in de Tervurenlaan. Andere zeer grote werken beginnen enkele jaren later, bijvoorbeeld de bouw van de Berlaymont. Ook worden er kleinere maar even noodzakelijke werken aangevat zoals de bouw van deze sociale woningen in Ukkel of Oudergem of van deze tijdelijke school om de naoorlogse babyboom op te vangen. In de jaren 60 en 70 lopen de stedelijke autowegen over of onder de tweede ringlanen, weldra gevolgd door de premetro. Deze stedelijke autowegen komen uit op de Ring, met haar uitritten en allerhande verkeerswisselaars. In het stadscentrum, naast de hoge kantoorgebouwen, veranderen enkele openbare ondergrondse parkings de kenmerken van de openbare ruimte (de bomen worden nu in potten geplant). Eind jaren 70 - begin jaren 80 leiden de handelscentra in de Rand tot een mindere handelsvitaliteit in het stadscentrum. Ook worden de laatste stukken stedelijke autoweg gerealiseerd, ondanks het verzet van de bevolking.
Niet alleen foto’s, ook getuige van de vier golven van verbrusseling De foto’s trachten ook de vier golven van verbrusseling te verklaren die de hoofdstad in de loop van de 20ste eeuw heeft ondergaan, al slagen ze daar tot op heden niet volledig in.. Verbrusseling is - als het gaat om een operatie op overheidsinitiatief - het volledig met de grond gelijk maken van een of meerdere zeer drukke woon- en handelswijken met hoogwaardig bouwkundig erfgoed. Ze worden platgegooid voor een exclusief doel, hoewel er alternatieve oplossingen mogelijk zijn. 1. De Kunstberg De eerste golf werd de Kunstberg gedoopt. Leopold II wilde die aanleggen ondanks het hardnekkige verzet van burgemeester Charles Buls. Het woord “Kunstberg” alleen al bevat het hele concept: een (culturele) zoning, zelfs voordat dat woord bestond, waarvoor eind jaren 1890 en begin jaren 1900 de prachtige wijk van de Blindenberg (tussen de Ravensteinen de Hofbergstraat) moest wijken. Op de luchtfoto’s van 1935 is enkel nog één kant van de Hofbergstraat te zien. De bouwkundige kwaliteit en de handelsverscheidenheid van deze straat zijn vergelijkbaar met die van de lager gelegen Magdalenastraat (tenminste aan de kant van de straat die nu nog bestaat). Hemels Brussel toont echter enkel nog de tuin van de Kunstberg die in 1910 snel werd aangelegd om de bezoekers van de Internationale Expo van dat jaar een aanvaardbaar beeld van het stadscentrum te bieden. De regering had het bouwproject van Leopold II in 1908 immers afgekeurd. Omdat er al gebouwen leegstonden en afbraakwerken waren gestart, en de koning bovendien gebouwen had opgekocht (via zijn Kroonstichting) om zijn project te kunnen realiseren, besloot de regering om de tuin voorlopig aan te leggen. Uiteindelijk zou ze bijna een halve eeuw standhouden. De tuin op de helling viel enorm in de smaak bij de Brusselaars, maar de handelaars betreurden het verlies aan handelsactiviteit dat met de aanleg gepaard ging. De bomen kregen de tijd om te groeien in volle aarde
HemelsBrussel versie 2
en dit mooie landschapsaspect is nog goed te zien op de luchtfoto van 1953. Eind jaren 30 vat de regering echter opnieuw de idee op om de belangrijkste culturele instellingen samen te brengen op één plaats. Eind jaren 60 krijgt deze idee concreet vorm als op de met bomen begroeide esplanade de koninklijke bibliotheek wordt gebouwd. Voor de laatste transformatie om deze concentratie tot stand te brengen, werd in de jaren 70 en 80 het laatste nog resterende stuk van de Hofbergstraat afgebroken om er het ondergrondse Museum voor Moderne Kunst te bouwen (nochtans was hiervoor een alternatief mogelijk, want vandaag wordt de eventuele vestiging van dit museum in de Citroën-garage op het IJzerplein beschouwd als een element dat meer leven zal brengen in de wijk waar het wordt ondergebracht). Voor de uitbreiding van de Algemene Archieven van het Koninkrijk wordt een kant van de Ruisbroekstraat afgebroken. 2. De spoorwegverbinding Noord-Zuid Deze verbinding vormt de tweede golf van verbrusseling en ook de brutaalste. Verschillende wijken, de ene al even interessant en levendig als de andere, moeten ervoor plaats ruimen. De Noord-Zuidverbinding betekent de doodsteek voor de middenstad tussen de boven- en de benedenstad. De werken gaan in 1900 van start maar worden in 1914 onderbroken. Na de oorlog ligt er een gigantische braakliggende grond waarop in allerijl een houten noodbrug (die de wat pompeuze naam Pont Woodrow Wilson meekrijgt) wordt aangelegd tussen de Grasmarkt en de Ravensteinstraat. Pas in de jaren 30 worden de werken hervat. De ondergrondse doorgang is 35 meter breed, het station (met zes perrons) 70 meter. Toch werd er op sommige plaatsen over een breedte van bijna 200 meter onteigend, zoals we kunnen zien op de kaart in Hemels Brussel. Op de luchtfoto van 1935 zijn de werken net hervat, met de afbraak van de houten brug. Uiteindelijk zullen ze duren tot 1952. Er bestaat een opmerkelijke fotocollectie van deze straten die volledig verdwenen zijn. Momenteel onderhandelt BSO over de digitalisering van deze meer dan 200 foto’s, om ze te kunnen opnemen in versie 3. Zij laten perfect zien welke onherstelbare verliezen deze infrastructuur heeft veroorzaakt. 3. Het Rijksadministratief Centrum Deze derde golf van verbrusseling brengt de wijk (ook haar prachtige monumentale trap) begin jaren 60 de genadeslag toe. 4. De Europese wijk Beter bekend is de vierde golf die van start gaat als Brussel hoofdstad van Europa wordt. Eerst wordt de kloosterschool van de Dames van Berlaymont afgebroken, samen met het huizenblok van amper drie hectare. De regering wil er een Europese administratie
vestigen waarvan nu al kan worden voorzien dat ze steeds zal moeten uitbreiden (samen met het aantal lidstaten van de Europese Unie). Tegelijk wordt ook al “het gebouw van de vertalers” opgetrokken in het aangrenzende huizenblok. De hele Wetstraat en de Leopoldwijk worden het slachtoffer van deze toenemende herverstedelijking. Ze zijn echter niet de enige, want ook de Noordwijk moet er in een versneld tempo aan geloven. Deze periode ligt nog voldoende vers in het geheugen om er even bij stil te staan. De planning van de afbraakwerken wordt in 1967 goedgekeurd, maar bijna vijftig jaar later resten er nog steeds braakliggende gronden. Ook elders slaat de verbrusseling toe, misschien iets minder voelbaar maar even onherroepelijk. De protestbewegingen die eind jaren 50 amper hoorbaar waren, staan tien jaar later al veel sterker en het verzet (de strijd tegen de stad) neemt toe. Het krijgt vooral vorm als de plannen om het Volkshuis af te breken worden aangekondigd en steunt vooral de bewoners van de Marollenwijk als die zich verzetten tegen de uitbreiding van het ministerie van Justitie. De term “stadsvernieuwing” krijgt in die tijd een andere betekenis: afbraak-wederopbouw maakt plaats voor het behoud van de bouwkundige kenmerken van de gebouwen met modernisering van hun technische uitrustingen. De Marollen zijn de eerste Brusselse wijk waar vanaf 1974 een pilootoperatie van stadsvernieuwing wordt doorgevoerd.
Conclusies Deze versie 2 is zeker niet de laatste. Er wordt al volop gewerkt aan een versie 3 (die volgend jaar online zal worden gezet). Daarin zullen een of twee essentiële kaarten worden toegevoegd, met name het tracé van de grote Leopoldiaanse wegen om de postkaarten beter te kunnen situeren. Ook zullen nog meer foto’s worden toegevoegd, met name van de economische ontwikkeling in de 20ste eeuw. Systematisch zal worden gezocht naar foto’s van fabrieken en werkplaatsen. Tot in de jaren 80 was Brussel immers de grootste industriestad van het land. Ook aan de kwestie mobiliteit zal veel aandacht worden besteed: foto’s van de trams die zich tot in de jaren 60 een weg baanden door de smalle straten van de stad, tonen de efficiëntie aan van het openbaar vervoer waarvan veelvuldig gebruik werd gemaakt. Op termijn zal het aantal foto’s in Hemels Brussel worden verdubbeld. Ook zullen er nog orthofotoplannen worden toegevoegd.
Contact Michel DE BEULE en Ralph BOSWELL Directie Studies en Planning van Brussel Stedelijke Ontwikkeling Vooruitgangstraat 80/1 - 1035 Brussel Tel.: 02/204.23.40 E-mail:
[email protected] http://stedenbouw.irisnet.be/cartografie/hemelsbrussel ou www.hemelsbrussel.be
73
Kunstenaarsateliers in de Cité Mommen, Liefdadigheidsstraat 37 in Sint-Joost-ten-Node - Bron: http://ateliersmommen.collectifs.net
74
De solidaire gemeenschappelijke woning Mogelijke obstakels en oplossingen Conferentie van 3 juni 2014 Nicolas BERNARD
“Solidair wonen”, een formule die volop opgang maakt, is een vorm van samenwonen waaraan minstens één persoon in een kwetsbare sociale toestand deelneemt. Mensen in moeilijkheden krijgen niet alleen een dak boven hun hoofd, maar zetten ook een eerste stap naar sociale revalidatie. Solidair wonen stuit echter soms op tal van juridische obstakels: sociale uitkeringen, stedenbouwkundige beperkingen, gezondheidsnormen voor collectieve woningen, de burgerprincipes van het samen huren… In het boek dat eind 2013 verscheen bij Larcier, identificeren de auteurs deze juridische obstakels en reiken ze oplossingen aan om de verspreiding van deze nieuwe woonvorm aan te moedigen.
Concepten en Brusselse voorbeelden Groepswonen (cohousing) Bijna een halve eeuw na het ontstaan van het communewonen, is er een nieuwe vorm van collectief wonen ontstaan, namelijk het groepswonen. Deze vorm steunt op 3 basiselementen: 1. Een participatief proces: de beslissingen worden genomen door alle deelnemers en de taken en verantwoordelijkheden worden verdeeld. 2. Een bewuste gemeenschap: alle bewoners hebben vrij gekozen voor een gedeeltelijke gemeenschap van goederen. 3. Collectieve ruimten: eet- of ontmoetingsruimte, speelplein voor de kinderen, atelier, wasplaats, collectieve fietsen of auto’s… Er bestaan verschillende vormen van groepswonen, met name:
• De begijnhoven voor ouderen (bv. Cité Jouet-Rey in Etterbeek, Entre voisins in Etterbeek, Le martin pêcheur in Watermaal-Bosvoorde) • De kunstenaarsateliers (bv de ateliers Mommen in Sint-Joost, zie foto’s hiernaast) • De collectieve woningen voor mensen met een mentale handicap, desgevallend geïntegreerd in gemeenschappelijke woningen (bv. huizen van Afrikaanse Peul beheerd door de vzw L’autre lieu in het Brussels Gewest) • Kangoeroe- of intergenerationele woningen (Dar el Amal in Sint-Jans-Molenbeek en Les trois pommiers, sociaal verhuurkantoor in Brussel) • Groepswoningen voor oud-gevangenen en collectieve opvanghuizen voor daklozen (bv. Spullenhulp, Un toit à soi in Elsene) • Woningen op een permanente camping (bv in Wallonië) • Squats (bv. de Gesu in de Botanique (geëvacueerd) en Woningen 123 logements in de Koningstraat).
75
De solidaire gemeenschappelijke woning
De groepswoning kan zowel een huur- als een koopwoning zijn en zowel een private als een openbare woning. De mensen kunnen er bewust zijn gaan samenwonen of toevallig, met of zonder sociale begeleiding. De verschillende vormen van groepswonen hebben echter één ding gemeen: alle bewoners oordeelden op een bepaald moment in hun leven dat collectief wonen de beste manier was om een woning te vinden en zich er te kunnen ontwikkelen. De persoonlijke motivaties kunnen heel verschillend zijn, maar ideologische beweegredenen – zoals in de jaren 60, toen er communes werden opgericht om met een nieuwe levensstijl de wereld te veranderen – lijken weinig of geen rol te spelen. Vooral materiële noodzaak brengt mensen ertoe om zich te verenigen en te gaan samenwonen.
Solidair groepswonen Solidair wonen is een variant op het groepswonen of collectief wonen in die zin dat verschillende huishoudens (gezinnen, koppels of alleenstaanden) onder hetzelfde dak wonen. Er is echter één bijzonderheid: minstens één van de deelnemers bevindt zich in een kwetsbare sociale toestand. Deze kwetsbaarheid is niet enkel het gevolg van geldproblemen, er zijn ook andere registers/criteria: de fysieke of mentale gezondheid, de leeftijd, het gebrek aan woning (of het hebben van een slechte woning), sociaal isolement, mobiliteitsproblemen (mensen met een handicap), verslaving (alcohol, drugs)… Mensen moeten aan minstens twee van deze criteria voldoen om als een ‘kwetsbare’ persoon te worden beschouwd, dit om te vermijden dat sommigen deze erkenning zouden misbruiken voor hun persoonlijk voordeel. Een solidaire woning is een bouwkundig geheel van privéwoningen/kamers met minstens één gemeenschappelijke leefruimte, gebruikt door meer dan twee volwassenen die met elkaar geen andere band hebben dan dat ze onder hetzelfde dak wonen. Soms wonen de mensen er onder sociale begeleiding. Deze formule biedt mensen in nood dus niet alleen een dak boven het hoofd, maar wil ook sociale banden en sociale cohesie creëren.
Juridische obstakels voor solidair wonen en mogelijke oplossingen In de wetgeving bestaan veel dubbelzinnigheden. Afhankelijk van het onderwerp zijn de regels vaak ofwel te uitgebreid ofwel te discreet en dat komt de toepassing van het recht op wonen niet altijd ten goede, wel integendeel. Een overzicht van de obstakels voor de ontwikkeling van het solidair wonen en de mogelijke manieren om daaraan te verhelpen.
De regels betreffende de sociale uitkeringen Wanneer een sociaal gerechtigde een vervangingsinkomen geniet (werkloosheidsuitkering, leefloon, gewaarborgd inkomen voor ouderen, invaliditeitsuitkering), wordt deze uitkering automatisch verlaagd als de bevoegde overheid de persoon beschouwt als samenwonend en niet als alleenstaand.
76
Deze regel is bij groepswonen van toepassing voor alleenstaanden (mensen zonder gezinslast of levenspartner) die met de andere bewoners geen huishouden vormen in de traditionele betekenis van het woord. Als de uitkering van de onthaalde persoon dezelfde blijft, gaat soms de uitkering van de persoon die hem onthaalt naar omlaag. Beide polen van de solidariteitsrelatie die het groepswonen kenmerkt, kunnen dus worden gepenaliseerd. De sociaal gerechtigden in kwestie moeten dus soms gaan onderhandelen met de overheid, in de hoop dat hen een afwijking zal worden toegestaan (en ze dus als alleenstaand zullen worden beschouwd). Deze situatie creëert een dubbele juridische onzekerheid: niet alleen hangt de toekenning van de afwijking sterk af van de overredingskracht van de betrokkene, de verschillende bevoegde diensten (RVA, OCMW, politie, enz.) hanteren ook nog eens verschillende interpretaties van de notie samenwonen. De oplossing die de auteurs van het boek voorstellen bestaat erin om het huidige systeem van afwijkingen (toegekend als een gunst of een uitzondering) te vervangen door een volwaardig recht voor iedereen die aan de vereiste voorwaarden voldoet. Anders gezegd: deze oplossing opteert eerder voor de goedkeuring van een rechtsregime (en juridische zekerheid) dan voor de uitbreiding van een uitzonderingsregime. Ook vermijdt ze elke willekeurige of discriminerende behandeling tussen de sociaal gerechtigden die in een solidaire woning wonen. De sociale uitkering van alle alleenstaanden die in een solidaire woning wonen, zou een bedrag zijn tussen de uitkering voor alleenstaanden en de uitkering voor samenwonenden liggen voor de werkloosheidsuitkering en het leefloon, tussen het minimum en het maximum voor het gewaarborgd inkomen voor ouderen of tussen categorie A en categorie B voor de invaliditeitsuitkering.
NB. De spreker sloot tijdens het debat ook niet de mogelijkheid van een universele uitkering uit. Die zou het voordeel bieden dat ze veel makkelijker is in de praktijk en dat elke vorm van misbruik of discriminatie tussen de sociaal gerechtigden zou worden vermeden.
De regels betreffende huisvesting Solidair wonen is niet enkel onderworpen aan de regels betreffende de persoonlijke situatie van de deelnemer (sociale uitkeringen), ook de regels betreffende de huisvesting (stedenbouw, domiciliëring, cohousing en gezondheid) spelen voor velen een rol. 1. Stedenbouw In de stedenbouwkundige wetgeving van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stuit de inrichting van solidaire woningen op steeds meer obstakels, vooral op het vlak van bewoonbaarheidsnormen en de onderverdeling van gebouwen. Nieuwbouw of zware renovaties van bestaande gebouwen zijn onderworpen aan strikte bewoonbaarheidsnormen. Die zijn bepaald in titel II van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) en hebben vooral betrekking op de minimumoppervlakte van de
De solidaire gemeenschappelijke woning
kamers, de hoogtes onder het plafond, de natuurlijke verlichting, de water-/gas-/elektriciteitsaansluitingen, de bad- of douchekamer, de keuken, de toiletten, … Al deze regels belemmeren enigszins de ontwikkeling van solidaire woningen.
operatie omkeerbaar maken, de verstrekkende overheid geruster stellen en voorkomen dat een gebouw in stukjes (dwz in verschillende aparte woningen) zou worden verkocht.
2. Hoofdverblijfplaats en domiciliëring Een afwijking van deze normen wordt toegestaan voor rusthuizen, hotelinrichtingen en collectieve woongebouwen (dit zijn enkel lokalen die eigendom zijn van een publiekrechtelijke rechtspersoon of een rechtspersoon van openbaar nut en de mogelijkheid bieden van een collectief verblijf, zoals pensionaten en studentenkamers die eigendom zijn van een universiteit). Solidaire (privé)woningen genieten deze afwijking dus niet. Het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening (BWRO) legt ook normen op inzake de onderverdeling van gebouwen. Om een gebouw onder te verdelen in verschillende woningen is een stedenbouwkundige vergunning vereist, ook als er geen enkele bouwkundige ingreep is voorzien. Deze normen zijn van toepassing bij de inrichting van een solidaire woning in een bestaand gebouw (onderverdeling om elke verdieping of deel van een verdieping voor te behouden voor een ander huishouden). Bovendien stellen we vast dat de Brusselse gemeenten die de vergunningen voor de onderverdeling van woningen afleveren aan privé-aanvragers, beslist hebben om dit verschijnsel te bestrijden omdat ze vrezen voor een te hoge verkeersdruk in de wijken of een daling van de levenskwaliteit in deze woningen. Sommige gemeenten, zoals Brussels-Stad en Schaarbeek, keurden formele aanbevelingen goed ten aanzien van hun stedenbouwkundige diensten (minimumoppervlakte van de woningen, aantal kamers per woning, …). Andere, zoals Oudergem en Schaarbeek, leggen specifieke belastingen op voor onderverdelingen van gebouwen die zijn doorgevoerd zonder stedenbouwkundige vergunning. De auteurs van het boek stellen verschillende alternatieve oplossingen voor om de bewoonbaarheidsnormen en de regels betreffende de onderverdeling van gebouwen te versoepelen voor solidaire woningen: • De interpretatie versoepelen van de notie wooneenheid die is omschreven in de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV). De GSV zou hierdoor niet moeten worden gewijzigd, maar wel de vergunning afschaffen die nodig is om een gebouw onder te verdelen om er een solidaire woning van te maken. • In de Brusselse wetgeving de notie zorgwonen of appartement onder toezicht opnemen (zoals die bestaat in het Vlaamse Gewest), zodat voor de onderverdeling van het betrokken gebouw (met name voor een solidaire woning) geen vergunning meer nodig is. • De stedenbouwkundige vergunning voor onderverdeling vervangen door een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring (zeker als er geen vergunningplichtige werken zullen worden uitgevoerd); dit zou de huidige procedure verkorten en er de kosten van verlagen. • Voor de onderverdeling van een gebouw om er een solidaire woning van te maken een stedenbouwkundige vergunning van bepaalde duur uitreiken (door het besluit van 29/01/2004 te wijzigen); dit zou de
Iedere persoon heeft het recht en de verplichting om zich in te schrijven in de bevolkingsregisters van de gemeente waar zich zijn hoofdverblijfplaats bevindt. In de praktijk weigeren sommige gemeenten echter deze domiciliëring, zelfs als die voorlopig is. Dit probleem zien we regelmatig in het kader van solidaire woningen. Onder het mom van stedenbouwkundige redenen, gezondheid, bescherming van het algemeen belang of de menselijke waardigheid, trachten deze lokale overheden vaak een bevolking te weren die weinig bijdraagt aan de gemeentekas en een flink deel van het sociale budget verbruikt. Soms ook is het de beheerder van de solidaire woning die deze domiciliëring weigert aan de persoon in een kwetsbare toestand, om te voorkomen dat de samenwoningsbelasting wordt geheven of dat er, wanneer beslag wordt gelegd, samen met de inboedel van de in gebreke blijvende schuldenaar ook meubels van de anderen zouden worden verkocht. Hoe dan ook komt de betrokken persoon vanwege dit gebrek aan domiciliëring in een soort van juridisch en administratief no man’s land terecht, met alle problemen van dien: gerechtelijke problemen, zorgverzekering, bepaling van het tarief van sommige sociale prestaties en uitkeringen (alleenstaand of samenwonend?), ontvangst van briefwisseling (aangetekende schrijvens, dagvaardingen, beslagberichten, brieven van het OCMW, …), stemrecht (niet ingeschreven op de kieslijst) of aanzienlijke achterstand bij de betaling van de uitkeringen (vanwege territoriale bevoegdheidsconflicten tussen OCMW’s). Kortom, de weigering om een persoon in te schrijven in het bevolkingsregister, vergroot nog zijn reeds bestaande financiële moeilijkheden. De auteurs van het boek stellen geen specifieke oplossing voor om het domiciliëringsrecht/de domiciliëringsplicht te doen naleven, met name voor mensen in een kwetsbare toestand die hun intrek willen nemen in een solidaire woning, maar leggen de nadruk op: • De omzendbrief van 15/03/2006 waarin de minister van Binnenlandse Zaken de lokale overheden wijzen op de regelgeving inzake de (verplichte) voorlopige inschrijving in de bevolkingsregisters en hen verzoekt om deze regelgeving strikt en correct toe te passen. • De mogelijkheid om te gepasten tijde een notariële boedelbeschrijving op te maken van de roerende goederen van de verschillende bewoners, om te vermijden dat hun meubel in geval van beslag onterecht zouden worden verkocht. 3. Medehuur Heel wat solidaire woonprojecten worden opgezet in huurwoningen (in plaats van koopwoningen). Zodra er – behalve de verhuurder – meer dan één ondertekenaar is van het huurcontract, spreken we van medehuur.
77
De solidaire gemeenschappelijke woning
Deze medehuur legt verplichtingen op: • hetzij gezamenlijke verplichtingen: verdeling van de schuld tussen de medehuurders, wat betekent dat de insolvabiliteit van een van de medehuurders wordt gedragen door de verhuurder • hetzij solidaire verplichtingen: eenheid van schuld, wat impliceert dat de verhuurder elke schuld kan vorderen van elk van de medehuurders. Deze laatste formule, waaraan de verhuurders de voorkeur geven, is vaak van toepassing. De solidaire verplichtingen hebben heel wat juridische gevolgen, in verband met de betaling van de huur maar ook op het vlak van huurwaarborg, huurschade, onderhoud van de woning, vervroegd vertrek van een huurder en het zoeken naar een nieuwe huurder … Bij al deze verplichtingen speelt ook het solidariteitsbeginsel mee, wat voor de partijen soms onbeheersbare problemen veroorzaakt, vooral ook omdat de regels inzake medehuur zeer vaag zijn. Een oplossing die de auteurs van het boek voorstellen bestaat erin dat alle medehuurders een medehuurpact ondertekenen dat tegenstelbaar is jegens elkaar maar niet jegens de verhuurder. Dit pact, dat wordt ondertekend bij de aanvang van het huurcontract, kan de verdeelsleutel van de huur bepalen en zaken regelen zoals de huurwaarborg, de uitsplitsing van de huurschade, de verdeling van de lasten, de brandverzekering, … Behalve deze bijdrage in de schuld, kan het pact ook een huishoudelijk reglement instellen die de meest praktische aspecten van het samenleven regelt (vuilnisbakken, vaat, boodschappen, opruimen …) en vaak bepalend is voor het succes van het collectief wonen. Dit pact kan ook zaken regelen die zijn verbonden aan het vervroegd vertrek van een medehuurder: wat gebeurt er met de bankwaarborg die werd betaald door de vertrekkende huurder, wie betaalt de eventuele huurschade terug (na een tussentijdse plaatsbeschrijving), door wie wordt de huurder vervangen …Hierbij dient benadrukt dat wanneer een huurder vertrekt, het medehuurpact formeel moet worden aangepast, naast het opstellen van het aanhangsel bij het huurcontract. Een dergelijk pact is van cruciaal belang als sommige huurders geen overeenkomst hebben gesloten met de verhuurder. In dat geval is het immers het enige juridische document dat hen aan de medehuur bindt en voorkomt dat ze vrije elektronen worden (die de woning verlaten zonder vooropzeg, hun deel van de huur niet betalen, …). 4. Gezondheid De gezondheid van de woning kwam tijdens deze conferentie niet aan bod aangezien deze aangelegenheid, die vroeger was verdeeld tussen de federale overheid (in het kader van de huurcontracten) en de gewestelijke overheid (in het kader van het woonbeleid) op 1 juli
2014 werd geregionaliseerd als gevolg van de 6de staatshervorming. De toekomst zal uitwijzen of deze regionalisering veranderingen zal teweegbrengen in de Brusselse Huisvestingscode en meer bepaald in zijn toepassingsbesluit van 04/09/2003 tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen.
Naar een labelling voor solidaire woningen? Labelling biedt verschillende voordelen voor de overheid. Eerst en vooral kan zij haar interventies richten op de solidaire woningen die voldoen aan de voorwaarden die zij heeft bepaald en bijdragen tot de uitvoering van haar beleidslijnen. Vervolgens kan ze, dankzij deze certificatie of juridische erkenning van de “echte” solidaire woningen een doelgericht beleid voeren inzake sociale uitkeringen, stedenbouw, huisvesting, enz. (pilootexperimenten, afwijkingen). Ten slotte kunnen ze dankzij labelling de kredieten bestemd voor solidaire woningen afbakenen en beperken. Labelling houdt echter ook valkuilen in. In het algemeen moet worden vermeden dat de vermenigvuldiging van de labels, zoals we die tegenwoordig zien, de leesbaarheid ervan niet aantast en ze niet ongeloofwaardig maakt in de ogen van het publiek dat door het bos de bomen niet meer ziet. Ook moeten we vermijden om een label toe te kennen aan formules van groepswonen die niet worden ondersteund door een sociaal project (het risico dat huisjesmelkers worden aangemoedigd door de voordelen van dit label is niet denkbeeldig). Laten we ook niet diegenen die het goed menen met solidair wonen ontmoedigen door aan het label al te veel beperkingen te verbinden. En ten slotte: het bestaan van gelabelde structuren voor solidair wonen mag de overheid er niet toe brengen om haar verantwoordelijkheid niet te nemen op het vlak van het wegwerken van de kwetsbaarheid en de toegang tot huisvesting. Maar wat moet er precies gelabeld worden? Een plaats, personen of projecten? De keuze van de plaats (de bakstenen) betekent dat het label wordt onderworpen aan voorwaarden inzake huisvesting en het soort structuur. De keuze van de personen verbindt het aan vereisten inzake het parcours van de kwetsbare personen (wat problemen stelt voor zowel de onthaalde persoon die wordt gestigmatiseerd als voor de onthalende bewoners). De keuze van de projecten (en hun dragers) ten slotte bevordert projecten die beantwoorden aan criteria inzake de configuratie van het gebouw en de interpersoonlijke solidariteit die het project nastreeft.
Contact Nicolas BERNARD, Hoogleraar rechten, auteur van het boek samen met Valérie LEMAIRE Facultés universitaires Saint-Louis – Kruidtuinlaan 43 - 1000 Brussel Tel.: 02/211.78.44 E-mail:
[email protected]
78
]pyblik[ De cultuur van de publieke ruimte Conferenties van 17 juni 2014 Stéphanie VAN DOOSSELAERE en Annelies KUMS Inleiding Judith LEMAIRE en Benoît MORITZ
Het ]pyblik[-project werd in 2007 opgericht op initiatief van verschillende ministers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het stelt zich tot doel de kwaliteit van de Brusselse publieke ruimte te verbeteren en alle expertise inzake de publieke ruimte te centraliseren via masterclasses, themadagen, actieve bibliografie, prijs van de publieke ruimte... ]pyblik[ richt zich op administraties en ontwerpers actief in het Brussels Gewest.
Drie doelstellingen
Het ]pyblik[-project stelt zich tot doel de kwaliteit van de publieke ruimte in het Brussels Gewest te verbeteren. Daarvoor moet het kunnen beschikken over enthousiaste en competente experts. De synergie tussen de academische wereld, de ontwerpers en de Brusselse administraties moet worden opgevoerd zodat de ervaring en kennis kunnen worden versterkt en gedeeld door alle spelers van de publieke ruimte. ]pyblik[ streeft daarom 3 doelstellingen na: 1. Vormen. ]pyblik[ heeft als doelstelling om vakmensen te vormen inzake cultuur, beheer en inrichting van publieke ruimtes door lezingen, workshops, projectbezoeken en studiereizen te organiseren. Het doel is om de bestaande middelen binnen de gewestelijke instellingen te optimaliseren en zo de kwaliteit te verbeteren en bij te dragen tot de totstandbrenging van een gewestelijke strategie voor publieke ruimtes.
2. Sensibiliseren. ]pyblik[ sensibiliseert drie types van publiek: beleidsmensen, vakmensen en het grote publiek. Deze sensibilisering steunt in het bijzonder op de kwaliteit en de duurzaamheid van de publieke ruimten en het belang om in hun inrichting weer een gastvrije en speelse dimensie in te voeren met een bijzondere aandacht voor de plaats van jongeren en kinderen. 3. Uitrusten. ]pyblik[ werkt nauw samen met de documentatiecentra van de partnerinstellingen van het project (ULB, VUB, UCL, KULeuven), door onderzoeken en links te verzamelen (oprichting van een website) en artikels te publiceren in de gespecialiseerde pers. Bedoeling is om ontmoetingen aan te moedigen waar ervaringen en de synergie tussen de verschillende intervenanten van de publieke ruimte worden uitgewisseld.
79
]pyblik[ De cultuur van de publieke ruimte
Balans van de voorbije activiteiten 2007-2010
2010-2013
Het ]pyblik[-project gaat in 2007 van start na een polemiek over de inrichting van het Flageyplein in Elsene. Bedoeling is om de knowhow en de expertises inzake de Brusselse publieke ruimten te ontwikkelen door hun inrichting niet alleen technisch te bekijken, maar ook programmatorisch.
In deze periode steunt het ]pyblik[-project op het consortium van architectuurscholen met daarin de Faculteit Architectuur La Cambre et Horta (vandaag Faculteit Architectuur van de ULB) en Sint-Lukas Architectuur (vandaag KU Leuven, Faculteit Architectuur, Campus Sint-Lukas (@LUCA)) en werkt het als toeleverancier met BRAL vzw.
]pyblik[ werd opgericht door de Brusselse ministers bevoegd voor ruimtelijke ordening en stedenbouw, leefmilieu, stadsvernieuwing, mobiliteit en openbare werken. Drie gewestelijke besturen nemen deel aan het project: het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (Brussel Stedelijke Ontwikkeling), het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) en het Bestuur Uitrusting en Vervoer (Mobiel Brussel). Het ]pyblik[-project wordt gedragen door een consortium van architectuurscholen: de Faculteit Architectuur La Cambre et Horta (vandaag Faculteit Architectuur van de ULB), Sint-Lukas Architectuur (vandaag KU Leuven, Faculteit Architectuur, Campus Sint-Lukas (@LUCA)) en Atelier Publieke Ruimte van de KULeuven. Aanvankelijk werden er opleidingen georganiseerd voor enerzijds ontwerpers en anderzijds administratief verantwoordelijken. Al snel echter werd gestreefd naar interactie tussen deze groepen. Daarvoor werden er steeds meer gezamenlijke activiteiten opgezet: eerst in de vorm van forums [pyblik] waar expertises en capaciteiten werden uitgewisseld via gezamenlijke evaluaties, debatten, exposities en studiereizen, later ook in de vorm van gemengde sessies. Tijdens de opleidingen wordt gewerkt aan projecten inzake publieke ruimten die [pyblik] voorstelt.
80
Het ontwikkelt institutionele partnerschappen met de Brusselse gemeenten (Anderlecht, Elsene, Koekelberg, Neder-Over-Heembeek, Sint-Joost-ten-Node en Stad Brussel) en met andere overheidsspelers (GOMBCitydev, de Bouwmeester, het kabinet van minister Vervoort, Beliris, Infrabel, Renovas…). In het kader van de opleidingen worden er “masterclasses” georganiseerd (9 in totaal voor de hele periode). De thema’s worden gekozen naargelang de actualiteit en de praktijkcases uit de lopende dossiers (meestal in het kader van de Wijkcontracten). Na de masterclass wordt er een luik participatie ontwikkeld in samenwerking met BRAL, om de link te leggen met de bewoners die zijn betrokken bij de case studies. Hiervoor wordt vooral samengewerkt met BuroVelo en Map-it (bezinning op basis van de cartografie). Daarnaast organiseert ]pyblik[ ook “themadagen” waarop de sprekers theoretisch de belangrijkste onderwerpen en uitdagingen bespreken die aan bod komen tijdens de masterclasses. Relevante kwesties voor de toekomst van de publieke ruimte in Brussel worden bekeken vanuit alle disciplines, om de knowhow te ontwikkelen en goede voorbeelden in Brussel en daarbuiten onder de aandacht te brengen.
]pyblik[ De cultuur van de publieke ruimte
Bij het begin van de masterclass ontvangen alle deelnemers een koffertje met daarin alle basisdocumenten over de cases die worden bestudeerd (teksten en kaarten over de utopie van de bewoners, de bestaande toestand en het Wijkcontract), zodat ze zich volledig kunnen onderdompelen in het onderwerp. Tijdens de masterclasses nemen lokale experts het woord op de eerste dag, internationale experts op de tweede dag en nationale experts op de derde dag. Zo krijgen de deelnemers een benadering/visie te horen van lokaal tot globaal, met verschillende referentieniveaus. Ten slotte worden de informatie en denkoefeningen die tijdens elke masterclass worden behandeld in twee talen gepubliceerd in A5-formaat (zie pagina 79). Deze publicaties en de PowerPoint-presentaties van de experts van onze themadagen, kunnen worden gedownload op de website www.pyblik.be. Deze opleidingen hebben een output in die zin dat ze de sensibilisering en betrokkenheid verhogen van de overheidsspelers in lopende projecten voor de inrichting van de publieke ruimte. In het project van de duurzame wijk Tivoli bijvoorbeeld, bestaat de publicatie van de masterclass uit een “poster” gedeelte dat de voorstellen bespreekt die werden gedaan tijdens de masterclass, en een deel met 10 aanbevelingen voor de site. Dit resultaat werd gepresenteerd aan de GOMB, die deze aanbevelingen heeft opgenomen in het bestek voor de inrichting van de site. Een ander voorbeeld betreft de wijk Brabant waar, na de masterclass, 2 deelnemers een collectief hebben opgericht met het doel om in elke straat van de wijk gedurende één dag per week animatie te voorzien, geheel volgens de concepten van duurzame ontwikkeling en recyclage. In elke straat werden bijvoorbeeld workshops
georganiseerd met plastic flessen waarvan groene plantenbakken werden gemaakt, om zo een groene toets te geven aan de wijk (zie foto hieronder). Deze opleidingen hebben meestal ook een input op het steunpunt ]pyblik[: • Opstelling van een “Verklaring voor een kwalitatieve publieke ruimte in Brussel”. Deze verklaring stelt een aantal waarden of kwaliteiten voor om de Brusselse publieke ruimte te bedenken, te beoordelen en te ontwerpen (structurerende, multifunctionele, universeel toegankelijke publieke ruimte, publieke ruimte als kweekbodem van het ecosysteem, grootstedelijke publieke ruimte en publieke ruimte en burgerschap. Ze kan worden gedownload op de website www.pyblik.be • Uitwerking van een “actieve bibliografie” met boeken en keywords. Elke intervenant die werd betrokken in een evenement van ]pyblik[ beveelt boeken aan die hij/zij pertinent en nuttig acht over het thema. Deze referenties vormen een verzameling boeken waarin het nut om de publieke ruimte te bestuderen en te creëren wordt aangetoond. • Oprichting van een tweejaarlijkse “]pyblik[-prijs“ gericht op recente Brusselse projecten. De prijs richt zich niet alleen op de ruimtelijke kwaliteit van het resultaat, maar op de kwaliteit van de procedure die aan het project voorafging. Daarom richt de prijs zich tot Brusselse overheidsinstanties om vernieuwende, kwalitatieve en open methodes voor het ontwerp van publieke ruimten aan te moedigen. ]pyblik[ reikte deze prijs voor het eerst uit tijdens het Congres Publieke Ruimte dat doorging op 5 en 6 februari 2014 in Brussels Expo. Het winnende project Walking Madou bestond uit een tijdelijke voetgangerszone op de Leuvensesteenweg in Sint Joost-ten-Node. Het had met weinig middelen een enorme impact. (zie foto hieronder).
81
]pyblik[ De cultuur van de publieke ruimte
Programma van de activiteiten 2014-2015 Voor de periode 2014-2015 heeft ]pyblik[ het consortium van partners uitgebreid tot twee andere universiteiten: de VUB (Faculteit Wetenschappen, Departement Geografie en zijn onderzoekscentrum Cosmopolis) en de UCL (Faculteit Architectuur, architecturale engineering en stedenbouw en zijn onderzoekscentrum CREAT). Momenteel zijn er dus 4 universiteiten partner van het project. De drie doelstellingen blijven dezelfde maar zijn eerder gericht op de medewerkers van het Bestuur, willen meer aandacht voor de Brusselse gemeenten van de tweede kroon en nemen nog meer tijd om de projecten grondig te onderzoeken en de theorie beter om te zetten in de praktijk. 1. Vormen: Studio ]pyblik[. Het vormingsprogramma, geaccrediteerd door het ERAP, heet voortaan “Studio ]pyblik[“. Het combineert theorielessen die in de voormiddag worden gegeven door experts met praktische workshops die in de namiddag worden georganiseerd. Bedoeling is om lopende publieke ruimteopdrachten in het Gewest te begeleiden en het programma richt zich vooral op de gewestelijke en gemeentelijke ambtenaren en de OCMW’s die verantwoordelijk zijn voor inrichtingsprojecten in de Brusselse publieke ruimte. De volledige opleiding wordt gespreid over 12 dagen: 9 basismodules en 3 themadagen. Het volledige verloop en praktische
info over deze dagen, die plaatsvinden tussen 26 september en 10 april 2015, vindt men op de website www.pyblik.be. 2. Sensibiliseren: ]pyblik[-prijs, publicaties en Verklaring. De ]pyblik[-prijs zal nog steeds om de twee jaar worden georganiseerd en de resultaten van de vormingsdagen Studio ]pyblik[ zullen opnieuw worden gepubliceerd. De Verklaring voor een kwaliteitsvolle publieke ruimte in Brussel werd nog niet erkend door de politieke verantwoordelijken, maar de nieuwe regering kan daar verandering in brengen. De verklaring maakt het mogelijk om de afgelopen en toekomstige evenementen van ]pyblik[ te vereenzelvigen en een gedeelde cultuur rond kwalitatieve publieke ruimte op te eisen. 3. Uitrusten: website, actieve bibliografie en artikels. De website van ]pyblik[ zal regelmatig worden bijgewerkt en aangevuld (news, agenda van de evenementen, interactieve bibliografie, boek van de maand, publicaties en uiteenzettingen om te downloaden…). Bovendien zullen de referenties van de actieve bibliografie worden gearticuleerd volgens verschillende benaderingen van de publieke ruimte (waarden van de Verklaring, etappes van het ontwerpproces van de publieke ruimte …). Door deze referenties met elkaar te kruisen, zullen transversale bezinningen worden gevoerd over specifieke aspecten en de huidige uitdagingen van de publieke ruimte. Deze nieuwe artikels (editorialen) bieden een visie over de uitdagingen van de publieke ruimte en een toegangspunt tot de actieve bibliografie.
Contact
Steunpunt ]pyblik[ Stéphanie VAN DOOSSELAERE en Annelies KUMS, architectes en coördinatrices Tel.: 02/645.56.43 ; 0479/60.36.33 ; 0476/71.46.76 E-mails:
[email protected];
[email protected];
[email protected] www.pyblik.be
Partners ULB, - Faculteit Architectuur en zij onderzoekscentrum LoUIsE Eugène Flageyplein 19 - 1050 Brussel Tel.: 02/640.96.96 http://louise.clara-recherche.be VUB, Faculteut Wetenschappen, Departement Geografie en zijn onderzoekscentrum Cosmopolis Pleinlaan 2 - 1050 Brussel Tel.: 02/629.37.41 www.cosmopolis.be UCL- LOCI, Faculteit Architectuur, architecturale engineering en stedenbouw en zijn onderzoekscentrum CREAT Wafelaertsstraat 47-51 - Bus B3.01.01 - 1060 Brussel Tel. : 02/539.71.11 http://sites.uclouvain.be/creat-loci/ KULeuven, Faculteit Architectuur en zijn onderzoekscentrum Departement Architectuur Paleizenstraat 65-67 - 1030 Brussel Tel.: 02/242.00.00 www.asro.kuleuven.be
82
De Middagen van de stedelijke ontwikkeling De Middagen vinden twee keer per maand plaats op dinsdag, behalve tijdens schoolvakanties. De deelnemers krijgen een lichte lunch aangeboden tussen 11.45 en 12.15 uur. De conferenties duren van 12.15 tot 13.15. Daarna volgen de debatten tot 13.45 uur. De uitnodigingen en inschrijvingen gebeuren uitsluitend per via mail. De deelname is gratis, maar inschrijven is verplicht. Op onze website vindt u de PowerPoint-presentaties van de conferenties, evenals de pdf-bestanden van de samenvattingen van dit werk. U kunt ook gratis een exemplaar van deze publicatie verkrijgen op eenvoudig verzoek, telefonisch of per mail. De contactgegevens vindt u hierna. De Middagen van de stedelijke ontwikkeling CCN - Noordstation, mezzanine verdieping (1,5) zalen Horta en Iris Vooruitgangstraat 80 - 1035 Brussel Tel : 02/204.17.68/69
[email protected] www.developpement-urbain.irisnet.be (pagina over de Middagen in de rubriek “Evenementen”).
83
Contactadressen Brussel Stedelijke Ontwikkeling (BSO) Directeur-generaal: Arlette VERKRUYSSEN CCN - Vooruitgangstraat 80 – 1035 BRUSSEL Tel.: 02 204 17 68/69 - Fax: 02 204 15 58 Info:
[email protected] www.stedelijke-ontwikkeling.irisnet.be
Directie Studies en Planning (DSP)
Directie Huisvesting (DHU)
Wnd. Directrice: Ann GEETS Tel.: 02 204 23 33 - Fax: 02 204 15 24
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be
Directeur: Peter Verhaeghe Tel.: 02 204 19 92 - Fax.: 02 204 15 18
[email protected] www.huisvesting.irisnet.be
Directie Stedenbouw (DS)
Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHi)
Directeur: Albert GOFFART Tel.: 02 204 23 77 - Fax: 02 204 15 23
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be
Directie Monumenten en Landschappen (DML) Directeur: Thierry WAUTERS Tel.: 02 204 25 75 - Fax: 02 204 15 22
[email protected] www.monument.irisnet.be
Directie Stadsvernieuwing (DSv) Directeur: Philippe PIEREUSE Tel.: 02 204 24 26 - Fax: 02 204 15 50
[email protected] www.wijken.irisnet.be
84
Directeur: Frédéric DEGIVES Tel.: 02 204 12 41 - Fax: 02 204 12 73
[email protected] www.huisvestingsinspectie.irisnet.be
Directie Administratieve en Financiële Zaken (DAFZ) Directeur: Philippe THIÉRY Tel.: 02 204 24 72 - Fax: 02 204 15 58
[email protected] www.stedelijke-ontwikkeling.irisnet.be
Directie Advies en Beroep (DAB) Verantwoordelijke: Violaine BOELAERTS Tel.: 02 204 22 99 - Fax: 02 204 15 56
[email protected] www.stedenbouw.irisnet.be