‘t Rabot Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Auteurs Woody Bousson Eskil de Jong Nicolas Willemyns Promotor Lotte T’Sjoen
Eindwerk tot het bekomen van de graad Bachelor in de Maatschappelijke Veiligheid ACADEMIEJAAR 2013-2014 KATHOLIEKE HOGESCHOOL VIVES STUDIEGEBIED SOCIAAL – AGOGISCH WERK
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Inhoudsopgave 1
Inleiding ................................................................................... 6
1.1
Situering ..................................................................................... 6
1.2
Probleemstelling .......................................................................... 6
1.3
Opbouw van de bachelorproef ....................................................... 8 DEEL I LITERATUURONDERZOEK
2
Historiek sociale hoogbouw .................................................... 10
3
De Rabot-site .......................................................................... 12
3.1
Situering plangebied................................................................... 12
3.2
Historiek Rabot-site .................................................................... 13
3.3
Leefbaarheid ............................................................................. 14
3.4
Reeds getroffen maatregelen ....................................................... 23
3.5
Actuele situatie .......................................................................... 28
4
Concepten ............................................................................... 31
4.1
CPTED ...................................................................................... 31
4.2
Sociaal Veilig Ontwerpen............................................................. 33
5
Besluit..................................................................................... 37 DEEL II PRAKTIJKONDERZOEK
6
Methodiek ............................................................................... 39
6.1
Onderzoeksmethode................................................................... 40
6.2
Resultaten ................................................................................ 41
6.2.1
Burgerbeleving .......................................................................... 41
6.2.2
Burgerparticipatie ...................................................................... 43
6.2.3
Integratie in de stad ................................................................... 45
6.2.4
Leefbaarheids- en veiligheidsbevorderende maatregelen ................. 48 DEEL III AANBEVELINGEN
7
Aanbevelingen ........................................................................ 53
7.1
Stimuleren openbare ruimte ........................................................ 54
7.1.1
Invulling wijkvoorziening strook A ................................................ 54
7.1.2
Deprived Neighbourhood Approach............................................... 55
7.2
Stimuleren sociale cohesie .......................................................... 58
7.2.1
Waarden en normen verschil tussen bewoners............................... 58
7.2.2
Taalbarrière .............................................................................. 59
7.2.3
Wijkfeesten ............................................................................... 61
7.3
Stimuleren sociale veiligheid ....................................................... 61
7.3.1
Publieke en semipublieke ruimten ................................................ 61
7.3.2
Rabot-stroken ........................................................................... 64
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.3
Parken en pleinen ...................................................................... 67
7.3.4
Sportpark ................................................................................. 69
7.3.5
Zwerfvuil en sluikstort ................................................................ 70
7.3.6
Afvalcontainers .......................................................................... 72
7.3.7
Openbaar Vervoer ...................................................................... 76
7.3.8
Straatmeubilair .......................................................................... 77
7.3.9
Straat/weg ................................................................................ 78
7.3.10 Fietsenbergingen ....................................................................... 82 7.3.11 Verlichting ................................................................................ 84 7.3.12 Hondenpoep .............................................................................. 86 7.3.13 Parkeergarage ........................................................................... 89 8
Besluit..................................................................................... 91
9
Conclusie ................................................................................ 93
10
Bibliografie ............................................................................. 96
11
Bijlagen................................................................................. 105
11.1
Bijlage 1: Tabel respondenten ....................................................106
11.2
Bijlage 2: Half gestructureerd expertinterviewschema ...................107
11.3
Bijlage 3: Uitgeschreven interview – Groep 1 ...............................111
11.4
Bijlage 4: Uitgeschreven interview – Groep 2 ...............................115
11.5
Bijlage 5: Uitgeschreven interview – Groep 3 ...............................118
11.6
Bijlage 6: Uitgeschreven interview – Groep 4 ...............................120
11.7
Bijlage 7: Theoretisch kader focusgroep.......................................124
11.8
Bijlage 8: PowerPointpresentatie focusgroep ................................129
11.9
Bijlage 9: Uitgeschreven focusgroep ............................................131
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Afkortingen BiZa:
Binnenlandse Zaken
CAW:
Centrum voor Algemeen Welzijnswerk
CPTED:
Crime Prevention Through Environmental Design
DNA:
Deprived Neighbourhood Approach
FOD:
Federale Overheidsdienst
GAS:
Gemeentelijke Administratieve Sanctie
GFT:
Groenten-, fruit- en tuinafval
JOC:
Jongerenontmoetingscentrum
KAHO:
Katholieke Hogeschool
LCSC:
Lancaster Community Safety Coalition
OCMW:
Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn
OMV:
Onderzoeksgroep Maatschappelijke Veiligheid
OV:
Openbaar Vervoer
OVAM:
Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij
POLO:
Poponcini & Lootens ir architecten
RUP:
Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan
SLIV:
Directie Lokale Integrale Veiligheid
SVO:
Sociaal Veilig Ontwerp
SVOB:
Sociaal Veilig Ontwerp en Beheer
VMSW:
Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen
VRP:
Vereniging voor Ruimte en Planning
WODC:
Wetenschappelijk Onderzoek en Documentencentrum
ZETA:
Zichtbaarheid, Eenduidigheid, Toegankelijkheid en Aantrekkelijkheid
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Dankwoord Wij danken iedereen die op een directe of indirecte manier heeft meegewerkt aan
het
ontstaan
van
deze
geïntegreerde
bachelorproef,
alsook
de
verschillende personen die inhoudelijk dit onderzoek hebben voortgestuwd. In het bijzonder danken wij onze docent-projectbegeleidster Lotte T’Sjoen voor
haar
intensieve
begeleiding.
Tevens
bedanken
we
de
docent-
projectindieners Hans Vermeersch en Evelien De Pauw, onderzoekers bij het Onderzoeksgroep Maatschappelijke Veiligheid. Hun open vragen spoorden ons aan tot een kritische houding tegenover het kluwen van informatie. Vervolgens
willen
Verhaverbeke
wij
ook
de
(Projectarchitect
volgende
personen
ontwerpbureau
bedanken:
POLO),
Anne
Michiel
Baudewijn
(Procesbegeleidster dienst Wonen), Stefaan Vervaet (Wijkregisseur RabotBlaisantvest), Wannes Haghebaert (Programmacommunicator dienst Stedelijke Vernieuwing),
Anne
Leefbaarheid
Schiettekatte
(Afdelingshoofd
WoninGent),
Griet
Sociale
zaken
en
Vandekerckhove
(Communicatieverantwoordelijke WoninGent), Sofie Lerouge (Sectorarchitect VMSW) en Ann Keerman (Wijkmonitor WoninGent) voor de mogelijkheid hen te interviewen. Dankzij hun actieve betrokkenheid kregen wij inzicht in de reeds genomen stappen met betrekking tot het herstructureringsproject van de Rabot-site. Voor de steun en het doorzettingsvermogen bedanken wij ook elkaar. We zijn als team begonnen en zijn ook op die manier geëindigd. De creatieve mix aan persoonlijkheden
zorgde
steeds
voor
vernieuwende
voorliggend document is hiervan het resultaat.
invalshoeken.
Het
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
1 1.1
Inleiding Situering
Gedurende het opleidingsonderdeel Methodiek Integrale Veiligheid, gedoceerd door Evelien De Pauw, maakten we voor het eerst kennis met allerlei maatregelen omtrent de preventie van criminaliteitsfenomenen. De concepten ‘Crime Prevention Through Environmental Design’ (hierna CPTED) en ‘Sociaal Veilig
Ontwerp’
(hierna
SVO)
stonden
hierbij
centraal.
Daaropvolgend
wakkerde het vak Technologie & Infrastructuur onze belangstelling verder aan door dieper in te gaan op de details van deze concepten. Doordat de onderzoeksgroep Maatschappelijke Veiligheid een geïntegreerde bachelorproef inrichtte omtrent dit onderwerp, kregen we de opportuniteit de aangeleerde concepten in de praktijk toe te passen. Het projectvoorstel werd geïnspireerd door een gelijkaardig project van Saxion Hogeschool met als titel ‘Veilig ontwerpen voor Transburg, onderzoeksrapport Saxion’ (Saxion, 2013). Omdat internationale vergelijkingen zeer leerrijk kunnen zijn, werd vanuit de onderzoeksgroep Maatschappelijke Veiligheid beslist een Belgische casestudy op te zetten. Deze studie, onze bachelorproef, gaat over de problematiek van sociale
veiligheid
in
en
rond
hoogbouw
en
hoe
deze
in
herstructureringsprojecten kan worden bevorderd. In het bijzonder handelt de bachelorproef over het herstructureringsproject van de ‘Rabot-site’ te Gent.
1.2 In
Probleemstelling de
jaren
zeventig
was
de
bouw
van
sociale
hoogbouwcomplexen
vernieuwend en oplossingsgericht. Goedkope huisvesting op een kleine oppervlakte zorgde voor een creatieve oplossing voor onder andere het woontekort en armoede. Anno
2013
werd
duidelijk
dat
sociale
hoogbouwcomplexen
vaak
geconfronteerd worden met een aantal problemen dat inspelen op de sociale en fysieke leefbaarheid van de omgeving. In de eerste plaats gaat het om een zwak sociaal weefsel: veelal worden de complexen bewoond door maatschappelijk kwetsbare groepen, wat zich vaak vertaalt in isolement en eenzaamheid. Daarnaast worden de complexen geconfronteerd met sociale overlast. Overlastfenomenen zoals sluikstort, zwerfvuil, vandalisme, geluidsoverlast, druggebruik, enzovoort wakkeren onveiligheidsgevoelens aan en bemoeilijken het samenleven. Tot slot laat de kwaliteit van het wonen de wensen over. De woonomgeving is verouderd en kwalitatief ondermaats. Dit heeft niet alleen financiële gevolgen zoals hoge
6 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
woonlasten door energieverslindende gebouwen maar bemoeilijkt ook het samenleven. Denk bijvoorbeeld aan geluidsoverlast door slecht geïsoleerde muren
(Onderzoeksgroep
Maatschappelijke
Veiligheid,
persoonlijke
communicatie, 30 januari 2014). Met verschillende stadsontwikkelingsprojecten proberen Vlaamse steden in te spelen op deze problematiek. Recent werd bijvoorbeeld in Gent beslist om de drie hoogbouwtorens aan het Rabot te ontmantelen en deze te vervangen door acht lagere gebouwen. De hoofdvraag van deze bachelorproef luidt als volgt: Hoe kan stadsontwikkeling bij het ontwikkelen van plannen voor de inrichting van de publieke en semipublieke ruimten in de Rabot-site rekening houden met sociale veiligheid en leefbaarheid? De deelvragen in deze bachelorproef zijn de volgende:
Hoe beleven bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid in hun wijk?
Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk?
Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad?
Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabot-site te bevorderen?
Pas sinds de jaren zeventig bestaan er in België regels betreffende stedenbouw. Voor deze periode mocht men gelijk waar en op welke manier bouwen. Na 1962 kwam er een meer planmatige en geordende ruimtelijke ontwikkeling. Deze regels hielden echter geen rekening met de sociale veiligheid. In recente ontwikkelingen gebeurt dit wel (VRP, 2012). Het is onze taak dit verhaal toe te passen op de Rabot-site. Gedurende deze bachelorproef worden er aanbevelingen op bovenstaande vragen geformuleerd. Op die manier willen wij Stad Gent een hulpmiddel bieden in de zoektocht naar efficiënte,
omgevingsgerichte
veiligheid-
en
leefbaarheidssmaatregelen
toegepast op dit herstructureringsproject.
7 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
1.3
Opbouw van de bachelorproef
De bachelorproef is opgedeeld in drie delen. Vooreerst wordt in het literatuuronderzoek een achtergrond geschetst waarin de historiek van sociale hoogbouw in het algemeen, en meer specifiek de historiek van de Rabot-site, uiteengezet wordt. Daarop volgt een situering van de Rabot-wijk en wordt de situatie met betrekking tot de leefbaarheid verklaard. Hieronder worden vijf contextuele factoren eigen aan de locatie in beeld gebracht. Omdat de vernieuwde Rabot-site geïntegreerd moet zijn in de rest van de wijk zullen we de contextuele factoren en de reeds genomen maatregelen, zoals initiatieven op sociaal vlak, van de volledige wijk beschrijven. Hierop volgende worden de concepten CPTED en SVO verduidelijkt. De kennis uit dit eerste deel zorgt voor een gefundeerde basis waarmee we vervolgens overgaan tot het tweede gedeelte. In het tweede deel van deze bachelorproef komen de bevindingen uit het praktijkonderzoek naar voren. Dit onderzoek, gebaseerd op kwalitatieve interviews met verscheidene sleutelfiguren uit het werkveld en een focusgroep met de bewoners, moet ons meer inzicht geven op de verschillende invalshoeken en visies betreffende de huidige situatie en de toekomst van de Rabot-site. Met de output van het praktijkonderzoek komt het laatste deel tot stand. In dit deel worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen weergegeven op een kritische en overzichtelijke manier. Hiervoor maken we gebruik van informatie uit interviews, een focusgroep en verschillende ‘good practices’. Ook
wordt
onder
het
punt
conclusie
de
resultaten
en
bevindingen
geïnterpreteerd, verklaard en geduid. In dit deel is er bovendien plaats voor een eigen mening, het beschrijven van tekortkomingen en moeilijkheden tijdens het onderzoek enzovoort.
8 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Deel I Literatuuronderzoek
9 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
2
Historiek sociale hoogbouw
Na de eerste Wereldoorlog deed een nieuwe kunststroming zijn intrede in Europa, het Modernisme genaamd. Tijdens deze periode stond vernieuwing centraal, de westerse maatschappij moest zich van het oude ontdoen en vernieuwing omarmen. In de architectuur zorgde dit voor een verschuiving van het uitgangspunt. Waar architecten vroeger mooie en sierlijke gebouwen wilde creëren, ging de voorkeur nu uit naar sterk pragmatische gebouwen (Stigter, z.d.). Deze pragmatische visie kwam er door de vernielingen gedurende beide Wereldoorlogen. Doordat Europa in puin lag, was er een zeer groot woningtekort. Dit tekort werd versterkt door een bouwstop tijdens de oorlog en de ‘naoorlogse babyboom’. Men moest dus snel en efficiënt bouwen voor een groot aantal personen. De meest praktische manier hiervoor was hoogbouw (Hoet, 2013; Frampton, 1995; Watkin, 2008). Een tweede gevolg van het grote woningtekort was wildbouw. In deze periode kon men namelijk overal en op gelijk welke manier bouwen. Een voorbeeld hiervan is de Belgische kust, in de tweede helft van de twintigste eeuw werd bijna de hele kustlijn volgebouwd met flatgebouwen. Het duurde tot 1962 voor er een ‘Wet op de Stedebouw’ werd opgemaakt. Deze wet leidde samen met de gewestplannen tot een overgang naar meer planmatige en geordende ruimtelijke ontwikkeling (Hoet, 2013; Frampton, 1995; Watkin, 2008). Naast snelle huisvestiging had hoogbouw een tweede voordeel, namelijk het heropleven van de economie. Na de tweede Wereldoorlog moest de economie terug op gang worden gebracht. Bouwprojecten waren hierin zeer belangrijk, er waren namelijk veel werkkrachten nodig om deze te verwezenlijken. Op die manier werden banen gecreëerd (Hoet, 2013; Frampton, 1995; Watkin, 2008). Na de tweede wereldoorlog heerste er een sterke positieve houding ten opzichte van hoogbouw. Hier zou echter snel verandering in komen. Hoogbouw
bracht
namelijk,
door
de
vele
bewoners
op
een
gering
woonoppervlak, veel spanningen met zich mee. Naast de kleine woonentiteiten was er, door financiële tekortkomingen tijdens de bouw, ook een tekort aan collectieve functies. De nieuwe gebouwen waren bijgevolg niet meer dan opeengestapelde individuele compartimenten. Doordat de modernistische architecten de hoogbouwwijken een autonoom karakter (zelfstandig en zelfvoorzienend) wilden geven en er nog geen sprake was van ruimtelijke planning, plantten ze de wijken in aan de rand van de
Deel I – Literatuuronderzoek
10 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
stad. Deze inplanting zorgde echter voor een te grote afstand tussen de woonblokken en de stadskern, waar voorzieningen en werkgelegenheid gelokaliseerd waren. De bewoners werden op die manier als het ware geïsoleerd. Hoogbouw trok door de grote afstand naar werkgelegenheid vooral werklozen en gepensioneerden aan. Zo werd er indirect een verarming van de buurt gecreëerd wat leidde tot nog meer spanningen in de gemeenschap (Hoet, 2013; Frampton, 1995; Watkin, 2008). Om
hoogbouwwijken
nieuw
herstructureringsprojecten
op.
leven Hierbij
in
te
blazen
kunnen
twee
dringen uitersten
zich
nu
worden
onderscheiden. Enerzijds kan er worden gekozen voor de optie afbraak en anderzijds kan er geopteerd worden voor volledige renovatie van de bestaande gebouwen. De Gentse maatschappij voor sociale huisvesting WoninGent heeft in de kwestie van de Rabot-torens gekozen voor de eerste optie, namelijk afbraak en volledige vernieuwing.
11 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
3
De Rabot-site
Waar hoofdstuk 2 zich toespitst op de algemene geschiedenis van hoogbouw, gaat hoofdstuk 3 specifiek in op de situatie rond de Rabot-site. Eerst wordt een situering van het plangebied gegeven. Daarna bespreken we de geschiedenis van de site. Vervolgens worden de verschillende facetten van leefbaarheid besproken. Hierbij worden ook de contextuele factoren van de wijk Rabot in beeld gebracht. Tenslotte wordt de actuele situatie uiteen gezet. Dit sinds het moment dat de sociale huisvestingsmaatschappij WoninGent besloot om vervanggebouwen te plaatsen.
3.1
Situering plangebied
Bij het afbakenen van de wijk baseren wij ons op het bestaande ruimtelijk
gemeentelijk uitvoeringsplan
164 ‘Wonen aan het Rabot’ (Stad
Gent,
ruimtelijk
2014).
Een
uitvoeringsplan
(hierna RUP) is een plan waarmee overheden in een bepaald
gebied
de
bestemming van bepaalde percelen waarbij wordt
vastlegt de
en
mogelijkheid
gegeven
aan
de
Foto 1 - Plangebied Rabot-wijk (Vandermissen, 2014)
burgers om bezwaarschriften in te dienen (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, 2012). Ruimtelijke uitvoeringsplannen vervangen de gewestplannen (cf. hoofdstuk 2 Historiek sociale hoogbouw). Het RUP behandelt de duidelijke afbakening van het gebied, dit heet het ‘plangebied’. Stad Gent (2014) situeert de Rabot-wijk net ten noorden van het historisch centrum. De belangrijkste straten van deze wijk zijn de Opgeëistenlaan en het Griendeplein.
Het
gebied
grenst
aan
de
Begijnhoflaan,
de
Katholieke
Hogeschool (KAHO Sint-Lieven), de Filips van Cleeflaan en het Rabotpark. Het plangebied verspreidt zich over 4,66 hectare.
12 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
3.2
Historiek Rabot-site
Begin de jaren zeventig werden drie sociale woontorens opgetrokken, hedendaags bekend onder de naam ‘de Rabot-torens’, als voorbeeld van het modernistische ideaal. De sociale hoogbouwflats in het groen vormden een reactie tegen de overvolle stad met problematische uitzichten, een tekort aan privacy,
een
ondermaats
patrimonium,
een
gebrek
aan
open
ruimte,
enzovoort (dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013). De drie woontorens van de sociale huisvestingsmaatschappij WoninGent zijn gelegen binnen de negentiende eeuwse Rabot-wijk, waar het voormalige Rabotstation
was
gevestigd.
De
wijk
wordt
gekenmerkt
door
kleine
arbeidswoningen en de drie Rabot-torens. (WoninGent, 2009). De eerste woontoren, gelegen aan de Begijnhoflaan, werd gebouwd in 1972 en beschikt over 178 appartementen. Deze toren wordt gedurende deze bachelorproef ‘toren 1’ genoemd. De tweede woontoren, gelegen aan de Filip Van Cleeflaan, werd gebouwd in 1973 en beschikt over 197 appartementen. Deze tweede toren wordt gedurende de bachelorproef ‘toren 2’ genoemd. De derde woontoren, gelegen aan de Opgeëstenlaan, werd gebouwd in 1974 en beschikt eveneens over 197 appartementen. Naar deze toren verwijzen we als ‘toren 3’ (WoninGent, 2009).
Foto 2 – Van links naar rechts toren 1, 2 en 3 (Google inc., 2009)
De afgelopen 35 jaar heeft WoninGent verscheidene investeringen gedaan in de woontorens. Zo werden de zijkanten van toren 2 verstevigd met nieuwe panelen, de brandveiligheid verbeterd, nieuwe borstweringen en bevloering van de galerijen geïnstalleerd en werd de isolatie van de drie daken vernieuwd (WoninGent, 2009).
13 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Ondanks deze jarenlange inspanningen kampten de torens nog steeds met een aantal ernstige technische problemen. Een onafhankelijk studiebureau bracht alle problemen in kaart:
Onvoldoende geluidsisolatie, De installaties van gas en elektriciteit moeten vervangen worden, De waterleidingen zijn in gietijzer en bevatten barsten en lekken, Er is betonrot vastgesteld, De liften zijn verouderd, langzaam en vaak buiten dienst, Er is een te kort aan liften, Buitengevels moeten vervangen worden, De ramen zijn van enkelvoudig glas en moeten vervangen worden, De warmteketels moeten vervangen worden.
WoninGent moest hieruit concluderen dat ze de kwaliteit en het wooncomfort van de huurders niet langer kon waarborgen in de huidige gebouwen. Daarom werd in 2009 besloten om de drie torens te slopen en te vervangen. De Gentse ‘skyline’, zoals die veertig jaar lang bestond zou veranderen. De drie torens moeten ruimte maken voor acht lagere gebouwen (WoninGent, 2009).
3.3
Leefbaarheid
Leefbaarheid is een containerbegrip, dit wil zeggen dat ‘de leefbaarheid’ op zich niet bestaat. Het is een samenspel van verschillende factoren die elk hun invloed uitoefenen en zo leiden tot een leefbare of onleefbare samenleving. Mensen geven hun eigen invulling aan het begrip, wat de ene als leefbaar ervaart, kan de ander onleefbaar vinden. Om het begrip toch objectief te definiëren, wordt de definitie van Wouter Stol (2006) gebruikt: “In het algemeen wordt leefbaarheid omschreven als de omvang waarin de directe sociale omgeving mensen in staat stelt om te voorzien in hun levensbehoeften.
Een
leefbare
omgeving
biedt
voldoende
sociale
en
economische kansen voor mensen die er wonen.” Hieronder worden tevens de factoren besproken die de leefbaarheid in de Rabot-wijk beïnvloeden. We onderscheiden in het bijzonder het begrip ‘veiligheid’. Wij zijn ervan overtuigd dat veiligheid een voorwaarde is om een leefbare samenleving te creëren. Naast veiligheid worden er nog andere contextuele
factoren
Gedurende
deze
sociologische
besproken
bachelorproef
factoren,
die
invloed
worden
demografische
vijf
hebben groepen
factoren,
op
leefbaarheid.
onderscheiden:
ecologische
factoren,
materiële factoren. Hiernaast is ook de economische context een interessant gegeven voor ons onderzoek gezien onze aanbevelingen worden afgestemd op de buurtbewoners en hun omgeving (De Brabander & Lombaert, 2006).
Deel I – Literatuuronderzoek
14 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Veiligheid
Sociale veiligheid
Sociale veiligheid heeft betrekking op de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door onder meer misdrijven, overtredingen en overlast door andere mensen, ongeacht de intentie van de veroorzaker of de graad van schade of leed (Stol, 2006). Deze vorm van veiligheid kent dus een subjectieve en objectieve dimensie. Uit een van de interviews (cf. Bijlage 4) bleek dat de Rabot-wijk als relatief veilig wordt ervaren. Volgens een van de respondenten behoren meldingen rond overlast en drugs tot de meest voorkomende klachten. Cijfergegevens omtrent deze vorm van veiligheid worden echter niet op wijkniveau verstrekt. Niettemin werd tijdens de focusgroep door alle bewoners bevestigd dat er in de wijk heel wat criminaliteit is. Laatst werden er tientallen kelders opengebroken, ook de garageboxen zijn een geliefde plaats voor mensen die op zoek zijn naar geld. Dit is vooral het geval tijdens de Gentse feesten, dan kennen de inbraken in de kelders en garageboxen een piekmoment. De kelders geven al langer problemen maar door een gebrek aan onderhoud wordt hier weinig aan gedaan. Zelfs de wijkmonitor durft niet alleen de kelders te betreden. Hierover worden betrekkelijk weinig meldingen gemaakt bij de politie. Bewoners hebben namelijk het gevoel dat hiermee toch niets wordt gedaan. Een bewoner getuigde “Ik kom niet meer buiten ’s avonds, als ik dat dan toch doe neem ik bijvoorbeeld nooit mijn tas mee. Dat kunnen ze dan alvast niet stelen”. Buiten de criminaliteit in en rond de gebouwen, ervaren de bewoners ook angst voor de psychiatrische patiënten in de torens. Deze worden hier vaak gehuisvest door het OCMW. Naar de mening van bewoners krijgen deze mensen onvoldoende begeleiding. De meest voorkomende vormen van overlast zijn volgens WoninGent, lawaaioverlast,
sluikstort
en
overlast
veroorzaakt
door
huurders
met
psychische problemen of door huurders met een verslavingsproblematiek (alcohol, drugs, medicatie). Eén van de grote ergernissen is ook het niet opruimen van hondenuitwerpselen door hondenbezitters en het niet correct gebruiken van afvalzakken (Persoonlijke communicatie, 20 mei 2014).
15 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Fysieke veiligheid
Daar waar sociale veiligheid zich focust op alle vormen van onveiligheid van menselijke aard, richt fysieke veiligheid zich in hoofdzaak op de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door niet-menselijke oorsprong (Stol, 2006). Denk hierbij aan natuurrampen, epidemieën enzovoort. Deze vorm van veiligheid kent dus een subjectieve en objectieve dimensie. Volgens de wijkregisseur en de projectbegeleidster komen klachten rond de kwaliteit van de gebouwen zeer vaak voor. Dit werd eveneens bevestigd door de bewoners tijdens de focusgroep. Zo is men bij onweer en hevige regenval bang voor stormschade en wateroverlast aan en rond het gebouw. Subjectieve veiligheid Subjectieve veiligheid wordt gemeten aan de hand van gevoelens/angst van mensen om mogelijk slachtoffer te worden van misdrijven, ongevallen enzovoort. Percepties van de eigen kwetsbaarheid, media en psychische toestand spelen hierbij een rol (Stol, 2006). De Rabot-wijk wordt, zo blijkt uit de interviews met actoren, als relatief veilig ervaren. De kleine netwerken tussen bewoners van eenzelfde gang of gebouw bevorderen het leefklimaat tussen de bewoners onderling. Echter is het belangrijk op te merken dat dit voor allochtone alleenstaande vrouwen geen evidentie is. Net door het ontbreken van dergelijke netwerken in of buiten de woonblokken voelen zij zich extra kwetsbaar (Keerman, 2009). Rond deze kwestie is ook de aanwezige taal- en cultuurbarrière een bron van onveiligheidsgevoelens. De sociale cohesie wordt door het groot aantal ‘vreemdelingen’ zeker niet bevorderd volgens de bewoners. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om contact te leggen met de buren, vroeger ging dit wel. We kunnen dus concluderen dat de verschillende aanwezige culturen zorgen voor onveiligheidsgevoelens bij een deel van de bewoners. Doordat een groot aantal
personen
elkaars
taal
niet
spreken
de
torens
ontstaan
hier
communicatieproblemen. De
beperkte
verlichting
onveiligheidsgevoelens
bij
in de
bewoners.
De
speelt donkere
ook
in
ruimten
op
de
trekken
drugsgebruikers en dronken mensen aan die naast zwerfafval ook spuiten en andere druggerelateerde materialen achterlaten. Op een dag werden maar liefst 315 spuiten gevonden rond de torens. Dit zorgt voor verloedering wat een onveilig beeld schetst van de buurt (Persoonlijke communicatie, 20 mei 2014). De angst om naar de kelders te gaan is eveneens aan deze problematiek verbonden. De bewoners hebben schrik om in de kelders op
Deel I – Literatuuronderzoek
16 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
drugsspuiten te stappen of slapende daklozen aan te treffen. Om dit te vermijden, werden reeds sensibiliseringsacties genomen waarbij mensen werden gewaarschuwd op te passen in de kelders. Objectieve veiligheid
Objectieve veiligheid duidt op het bestaan van objectieve gegevens met betrekking tot slachtofferschap van al dan niet menselijke aard. Veiligheid kan onder meer gemeten worden aan de hand van uiterlijk waarneembare verschijnselen (Stol, 2006). Vandalisme en druggebruik in de buurt nemen toe (Keerman, 2009). Dit gegeven wordt ook bevestigd door WoninGent (2014). Objectieve cijfers rond criminaliteit en overlast zijn voor de wijk niet beschikbaar. Een analyse van dergelijke politionele gegevens wordt namelijk enkel op niveau van Stad Gent verstrekt. Deze richtlijn werd in samenspraak met de politie en hun overheden vastgelegd.
Sociologische factoren Sociologische contextuele factoren zijn het resultaat van de interactie tussen personen of sociale eenheden. Ze kunnen op hun beurt deze interacties beïnvloeden (De Brabander & Lombaert, 2006). Sociale overlast
In het Belgisch staatsblad (24 december 2013) wordt sociale overlast gedefinieerd als: “factoren van het stadsleven waarvan de openbare uiting leidt tot een onveiligheidsgevoel. Dit vertaalt zich in milieubederf en een achteruitgang van het sociaal weefsel. Het betreft de inbreuken op de burgerlijke wellevendheid voorzien door de Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties”. Zo werd in 2012 een totaal
van
370
vaststellingen
met
betrekking
tot
sluikstorten opgemaakt De
in
buurt
Gent. Rabot-
Blaisantvest telt voor 8%
van
aantal
het
totaal
vaststellingen
en behoort tot de top zes van stadswijken.
17 Tabel 1 - Percentage vaststellingen sluikstort (Stad Gent, 2012)
141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Rond de Rabot-torens wordt vaak vandalisme gepleegd door niet-bewoners, zoals bezoekers (Keerman, 2009). Binnen de torens hebben sommige oudere bewoners
last
van
geluidsoverlast
door
spelende
kinderen,
honden,
luidruchtige buren, enzovoort. Naast sluikstorten is hondenpoep een waar probleem. Volgens bewoners wordt er nooit gebruik gemaakt van hondenpoepzakjes. “Als er tien buiten gaan met hun hond, zijn er twee die het opruimen. Om de hoek van de Rabot-torens is nochtans een hondentoilet aanwezig, maar voor de oude mensen is deze moeilijk bereikbaar.” Ook worden er opmerkingen gemaakt over honden zonder leiband. In het verleden werden al verschillende bewoners in en rond de wijk gebeten door loslopende honden. Door de veel verschillende nationaliteiten botsen bewoners regelmatig op cultuurverschillen. Denk bijvoorbeeld aan culturen waar het normaal is om bezoek te ontvangen tot in de vroege uren. Deze bezoeken gaan vaak gepaard met geluid, wat door de buren als overlast wordt ervaren (Keerman, 2009). Door de slechte isolatie is alles zeer goed hoorbaar. De bewoners denken dat door de betonstructuur het lawaai door het gebouw wordt geleid. Op die manier is het moeilijk de verantwoordelijke van de overlast te identificeren.
Sociale controle
Sociale controle betreft het geheel van beïnvloedingsprocessen waardoor een persoon of groep gestimuleerd of gedwongen wordt om zich te conformeren aan een bepaald cultuurpatroon en om orde en stabiliteit in dat patroon te handhaven. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen formele en informele
sociale
controle.
Overheidsdiensten
zoals
politie
en
gemeenschapswachten zijn hoofdactoren bij formele controle, terwijl de burgers centraal staan bij het principe van informele controle (De Brabander & Lombaert, 2006). Op gebied van sociale controle scoort de Rabot-wijk bij de bewoners matig door de hoge bevolkingsdichtheid. Er is altijd iemand op straat waardoor de sociale controle hoog is (Keerman, 2009). Onder
Sociale cohesie sociale
cohesie
wordt
de
samenhang
tussen
mensen
in
een
gemeenschap en de sociale relaties tussen mensen begrepen. De Rabot-wijk is als het ware een dorp binnen de stad, er zijn voldoende contacten tussen de bewoners (Keerman, 2009). Echter zorgt de taalbarrière voor een kloof tussen de autochtone en de allochtone Belgen uit de buurt. Deze bevinding kwam tot uiting zowel tijdens de interviews als de focusgroep met bewoners en omwonende, cf. het punt Subjectieve veiligheid.
18 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Demografische factoren Demografische
factoren
zijn
de
wetenschappelijke
bestudering
van
kwantitatieve eigenschappen van de bevolking. Ze behandelt daarbij de veranderingen en de gevolgen van deze eigenschappen. Het gaat over eigenschappen
zoals
bevolkingsdichtheid,
bevolkingsgroei,
bevolkingssamenstelling enzovoort (De Brabander & Lombaert, 2006).
Bevolkingsdichtheid
De Rabot-wijk heeft een oppervlakte van 0,9km² en telde in 2009 ongeveer 9.465 inwoners per km². Hiermee is de wijk één van de dichtstbevolkte buurten van Gent. De Rabot-torens worden bewoond door 844 mensen (Keerman, 2009).
Bevolkingsgroei
De natuurlijke groei ligt met 14,7 per 1000 inwoners boven het Gents gemiddelde (3,0/1000 inwoners). Dit wil zeggen dat het aantal inwoners in de wijk sterk toeneemt. De bevolkingsdichtheid als gevolg hiervan ook verhogen.
Woonstabiliteit
De verhuisbewegingen worden besproken a.d.h.v. het migratiesaldo. Het migratiesaldo is het verschil tussen het aantal ingeweken en uitgeweken personen (dienst Stedenbeleid, z.d.). De Rabot-wijk heeft een intern migratiesaldo (mensen die verhuizen van de ene naar de andere plaats binnen de wijk) van -17,2. Dit wil zeggen dat er binnen de wijk zeer veel mensen verhuizen en er is dus een groot verloop aanwezig is. In de wijk is er een extern migratiesaldo (mensen die naar een plaats buiten de wijk verhuizen of omgekeerd) van 6,6. Dit wil zeggen dat er meer inwijkelingen zijn in de wijk dan uitwijkelingen (Stad Gent, 2013). De Wondelgemstraat was vroeger zeer bruisend met mooie winkels. Door de migratiestroom is systematisch een verandering ingezet, al dan niet gestuurd door initiatieven vanuit Stad Gent. Steeds meer werden de aanwezige winkels vervangen door nachtwinkels en kebabzaken. Deze situatie geeft jonge startende ondernemers de mogelijkheid om een eigen zaak op richten, ze heeft ook negatieve gevolgen. Het eenzijdig aanbod van winkels en horeca in de buurt voldoet niet aan de noden van alle bewoners. Zo blijkt uit de focusgroep (Bijlage 9) dat er een grote vraag is naar een budgetvriendelijke supermarkt. De migratiestroom speelt dus ook in op economische factoren (Persoonlijke communicatie, 20 mei 2014).
19 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Samenstelling huishoudens
In de wijk wonen 18% gehuwden zonder kinderen, 29,2% gehuwden met thuiswonende kinderen, 9,8% eenoudergezinnen en 43,1% alleenstaanden. Het aantal alleenstaanden is dus oververtegenwoordigd in de Rabot-wijk.
Tabel 2 – Percentage samenstelling (Keerman, 2009)
Leeftijd
De grootste bevolkingscategorieën in de Rabot-wijk zijn mannen tussen 30 en 39 jaar (19%) en vrouwen tussen 20 en 29 jaar (18,2%) (Stad Gent, 2013). De leeftijd van de huurders binnen de Rabot-torens is echter zeer ongelijk verspreid. Het aantal mensen ouder dan 70 jaar is in alle drie de torens oververtegenwoordigd. Zo is in Toren 1 (Begijnhoflaan) 31% van de bewoners ouder dan 70 jaar, in toren 2 (Filips van Cleeflaan) bedraagt dit 24% en in toren 3 (Opgeëistenlaan) zelfs 30% van alle bewoners (Keerman, 2009).
Afkomst
In 2013 viel 50,9% van de bewoners onder de categorie etnisch culturele minderheden. De Rabot-wijk was met dit cijfer opnieuw koploper vergeleken met de rest van de Gentse wijken (Stad Gent, 2013). Het aantal personen zonder geldige verblijfsvergunning binnen de wijk wordt geschat op 3000 personen, wat ongeveer gelijk staat aan 37% van het totaal aantal inwoners in de wijk (Keerman, 2009).
Ecologische factoren Ecologische factoren zijn de geografische kenmerken van een omgeving. Hieronder verstaan we groenzones, parken, pleinen, industrieterreinen, invalswegen, enzovoort. (De Brabander & Lombaert, 2006). Onder dit punt worden de meest relevante elementen voor dit onderzoek aangehaald.
20 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Groenzones
In en rondom de Rabot-wijk zijn er verschillende groenzones zoals een stadspark, pleinen met zitbanken en speelpleintjes. De groenzones worden echter niet optimaal gebruikt gezien onder de actoren onduidelijkheid heerst omtrent de verantwoordelijk ervan (Keerman, 2009).
Toegankelijkheid
De Rabot-torens zijn niet enkel vlot te bereiken met het openbaar vervoer maar ook met andere transportmiddelen. De openbaar vervoersmaatschappij De Lijn verzorgt het vervoer van personen door middel van tram en bus. Dit geldt voor de volledige wijk. (Keerman, 2009). Deze toegankelijkheid heeft echter
een
nadeel.
Wie
met
de
wagen
komt,
ondervindt
een
grote
parkeerproblematiek. “Met de tram of te voet sta je zo in het centrum. Er is geen betere plaats om te wonen dan in onze torens”, aldus F. Geirnaert (Gentcement, 2014).
Materiële factoren Materiële factoren gaan over technologieën en infrastructuur in een bepaalde omgeving (De Brabander & Lombaert, 2006). Voor het onderzoek is het aspect ‘infrastructuur’ van groot belang, gezien de aanbevelingen gericht zijn op het inrichten van de publieke en semipublieke ruimten. Onder publieke ruimten wordt verstaan ‘elke plaats die niet door een omsluiting afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek’. Denk hierbij aan de openbare weg, een marktplein, stadparken enzovoort. Semipublieke ruimten definiëren we als elk besloten gebouw of elke besloten plaats die uitsluitend bestemd is voor gebruik door het publiek. Hieronder vallen onder meer handelszaken, supermarkten, sportzalen, cafés. De private ruimte wordt als volgt omschreven: elk gebouw of elke plaats die uitsluitend bestemd is voor gebruik door de reguliere gebruikers. Bijvoorbeeld familiewoningen,
appartementsgebouwen
en
kantoorgebouwen
(Portaal
Belgische Overheid, 2012).
Kwaliteit en comfort woningen
Stad Gent verklaarde al 62% van de woningen in de wijk onbewoonbaar. In de buurt is er tevens grote vervuiling, verloedering en geluidsoverlast aanwezig. De huidige Rabot-torens voldoen niet meer aan de hedendaagse normen. Zo zijn er te weinig liften aanwezig, zijn de ramen niet goed geïsoleerd en werd er asbest vastgesteld (Keerman, 2009).
21 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Type sociale woningen
Het percentage sociale huurwoningen in de wijk ligt op 70%. Zoals
in
grafiek
1
duidelijk
wordt,
bevatten de drie Rabot-torens samen 44%
eenkamerwoningen,
tweekamerwoningen,
46% 4%
driekamerwoningen en 6% studio’s. In de torens wonen vooral alleenstaanden en tweepersoonsgezinnen,
respectievelijk
65% en 25% (Keerman, 2009).
Grafiek 1 –Type woning (Keerman, 2009)
Economische factoren Economische factoren staan in verband met de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten (De Brabander & Lombaert, 2006). Tijdens deze bachelorproef worden onderstaande aspecten gelinkt aan de economische factoren.
Inkomen
Met een gemiddeld inkomen van 15.440 euro per jaar scoort de wijk het laagst van heel Stad Gent, de rijkste wijk is Drongen met 35.000 euro per jaar (Stad Gent, 2013). De wijk heeft tevens het hoogste aantal OCMW-gerechtigden. Wel is de langdurige werkloosheid sinds 1999 merkbaar gedaald. De werkloosheidsdruk (de verhouding werkende – niet werkende) ligt met 15,9% echter nog steeds 6,1% hoger dan het Gents gemiddelde (Stad Gent, 2013). Binnen de torens verkrijgt slechts 25% zijn inkomen via werk, 28% is werkloos, 19% krijgt een invaliditeitsuitkering, 6% krijgt
een
pensioen
en
19%
is
afhankelijk van het OCMW. 64%
van
de
bewoners
heeft
een
inkomen van 0 tot 12.394,68 euro per jaar,
25%
heeft
een
inkomen
van
12.394,68 tot 19.831,50 euro en 11% heeft een inkomen van 19.831,50 tot Grafiek 2 – Herkomst inkomen (Keerman, 2009)
23.549,88 euro (Keerman, 2009).
22 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Huur
De gemiddelde basishuur voor de drie torens ligt anno 2009 op ongeveer 237 euro per maand. Het totaal huurachterstallen lag in hetzelfde jaar op 16.368,57 euro (Keerman, 2009). Voorzieningen
In
de
Wondelgemstraat
zijn
verscheidene
bakkers,
kebabzaken
en
nachtwinkels aanwezig. Het winkelaanbod wordt aldus eenzijdig ervaren. Ook sociale voorzieningen zoals een OCMW, buurtcentrum en woonwinkel zijn in de dichtere omgeving aanwezig (Keerman, 2009). In de wijk bevindt zich tevens een moskee. Bewoners van vreemde afkomst, die minder goed de Nederlandse taal beheersen, kunnen veelal bij de imam terecht
voor
hulp.
De
imam
is
ook
een
belangrijk
figuur
in
sensibiliseringsacties en speelt dus op zijn beurt in op de sociale cohesie tussen bewoners en omwonenden van allochtone afkomst (Persoonlijke communicatie, 20 mei 2014).
3.4
Reeds getroffen maatregelen
Om de leefbaarheid in de buurt en de torens te verhogen werden in het verleden enkele maatregelen genomen. Voorbeelden van initiatieven worden hieronder besproken. De actoren die betrokken zijn bij deze maatregelen worden hier eveneens toelicht. Het is echter belangrijk hieraan toe te voegen dat dit een niet-limitatieve opsomming van projecten betreft, die naar voren kwamen tijdens de verschillende interviews. Naast de opgesomde projecten zijn er tal van andere initiatieven die verzorgd worden door voor de hand liggende actoren in Gent zoals de Politie, Preventiedienst, Gemeenschapswachten, IVAGO, Groendienst, Straathoekwerk, enzovoort.
Onthaalbezoeken
Dergelijke bezoeken worden uitgevoerd wanneer een nieuwe bewoner in de torens intrekt. Ze zijn bedoeld om de denk- en leefwereld van de bewoner te leren kennen. De huurder ontvangt een wegwijs brochure en kan oriënterende vragen stellen aan medewerkers van WoninGent (Keerman, 2009). Deze
bezoeken
worden
Samenlevingsopbouw
in
samenwerking
georganiseerd.
WoninGent
met is
de
WoninGent Gentse
en
sociale
huisvestingsmaatschappij. De maatschappij staat in voor het beheer en de toewijzing
van
sociale
woningen
(WoninGent,
2014).
Dienst
samenlevingsopbouw is een middenveldorganisatie die aan de hand van ‘empowerment’ de burger wil activeren. Door middel van ‘coaching’ tracht de Deel I – Literatuuronderzoek
23 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
organisatie mensen opnieuw greep te doen krijgen op hun leven en omgeving. (Samenlevingsopbouw Vlaanderen vzw, 2014).
Klachtenprocedure
WoninGent beschikt over een duidelijke huisvestingsmaatschappij
ziet
een
klachtenprocedure. De sociale
klacht
als
een
ontevreden
huurder/kandidaat die melding maakt over een handeling of prestatie die WoninGent, al dan niet, verricht heeft. Elke bewoner heeft de mogelijkheid een klacht in te dienen. Klachten kunnen zowel mondeling als schriftelijk gebeuren (WoninGent, z.d.).
Overlastprocedure
WoninGent beschikt over een duidelijke overlastprocedure waar de sociale huisvestingsmaatschappij zich op kan baseren in geval van aanhoudende overlast. Overlast wordt door WoninGent gezien als storend gedrag van medebewoners, waardoor de woonrust en/of het woongenot van de andere bewoners in het gebouw of in de wijk ernstig in het gedrang komt (WoninGent, z.d.). Een overlastprocedure wordt opgedeeld in vier verschillende stappen. In eerste instantie wordt een brief verstuurd naar de probleemhuurder. Als de overlast ophoudt na het ontvangen van de brief dan stopt WoninGent de procedure. Wanneer dit niet het geval is, zal men in een tweede stap een eerste huisbezoek uitvoeren. Bij het huisbezoek wordt de probleemhuurder, door een medewerker van de Sociale Dienst, onder andere aangesproken op zijn gedrag. Wanneer ook dit geen baat heeft, wordt een tweede huisbezoek georganiseerd. Opnieuw wordt de probleemhuurder aangesproken op zijn probleemgedrag, wordt er uitleg gegeven over de overlastprocedure en de verschillende stappen. Als deze stappen geen duurzame oplossing bieden, wordt in een vierde stap het gerecht ingeschakeld en wordt de procedure voor uithuiszetting gestart. Deze procedure impliceert dat subsidiaire mogelijkheden worden getroffen en pas als laatste stap het gerecht. Hierbij komt terug het belang van preventief en sensibiliserend werken (Persoonlijke communicatie, 20 mei 2014).
Wijk van de Maand
Het in 2013 ontstaan initiatief ‘Wijk van de Maand’ tracht de betrokkenheid van de burgers omtrent verschillende thema’s zoals duurzaam ondernemen, cultuur,
mobiliteit,
samenleven,
jongerenbeleid
en
seniorenbeleid,
met
betrekking tot hun eigen buurt te verhogen (Persoonlijke communicatie, 8 mei 2014).
Gedurende
één
maand
worden
verschillende
ontmoetingen
georganiseerd tussen het college van burgemeester en schepenen en de bewoners van de vijfentwintig Gentse wijken. Wijk van de Maand is een nieuw Deel I – Literatuuronderzoek
24 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
concept, gebaseerd op de eerdere wijkdebatten. Deze debatten vonden maandelijks
plaats
maar
door
hun
hoogdrempelig
karakter
gaven
de
schepenen weinig aandacht aan de vragen van burgers. Bijzonder aan Wijk van de Maand is dat bewonersgroepen, professionelen en lokale verenigingen zorgen voor de organisatie en uitwerking van dit initiatief. De krachten van verschillende partners worden samengebundeld om zo de verschillende
buurten
te
verbeteren,
aangepast
aan
de
aanwezige
doelgroepen. Stad Gent wil met dit initiatief een beter beeld krijgen over hoe bewoners hun buurt ervaren en hierop volgende hoe de buurten verbeterd kunnen worden. Iedere maand staat er een andere Gentse wijk in de kijker. In juni 2014 was dit Rabot-Blaisantvest. Wijk van de Maand tracht, net zoals voorgaande besproken initiatieven, in te spelen op de betrokkenheid van de burger (Stad Gent, 2013).
Buurt Bestuurt
Een nieuwe manier van werken is het zogenaamde ‘Buurt Bestuurt’. Hierbij worden bewoners op een actieve manier betrokken bij de verbetering van de woon- en leefsituatie in het Rabot. Het Buurt Bestuurt comité, bestaande uit Rabot-bewoners, bepaalt in samenspraak met de politie en Stad Gent welke problemen in hun buurt prioritair moeten worden aangepakt. Deze manier van werken kan de wens tot een veiligere en meer leefbare buurt helpen vervullen. De leden van het Buurt Bestuurt comité inventariseren de problemen uit de buurt op vlak van veiligheid en leefbaarheid en stellen vervolgens een aantal prioriteiten. Vervolgens krijgen ze de kans om een aantal politie-uren te gebruiken om deze problemen actief aan te pakken. Kortom, de bewoners krijgen de kans om te bepalen waar een aantal van de diensturen van de politie naartoe gaan binnen hun wijk. Buurt Bestuurt is een initiatief dat is overgewaaid uit Nederland. De verantwoordelijke voor dit project is in eerste instantie Stad Gent, in samenspraak met de lokale bewoners (Gemeente Rotterdam, 2014).
Wijk aan Zet
In het kader van haar programma ‘Gebiedsgerichte Werking’ wil Stad Gent het zelfinitiatief en medebeheer van bewonersgroepen financieel ondersteunen. Met de toelagen uit ‘Wijk aan Zet’ krijgen bewoners de mogelijkheid acties met betrekking tot leefbaarheid, samenleven en communicatie binnen de wijk te verbeteren. Hierbij staat burgerbetrokkenheid centraal. De acties moeten op initiatief van de burger ontstaan en binnen de visie van Stad Gent passen (Persoonlijke communicatie, 8 mei 2014).
25 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Het
college
van
burgemeester
en
schepenen
kent,
onder
bepaalde
voorwaarden en modaliteiten, elk jaar opnieuw een bedrag toe voor deze acties. Het programma Gebiedsgerichte Werking kan omschreven worden als een integrale beleidsaanpak van wijkrelevante thema’s die als hoofddoelstelling duurzame ontwikkeling en activering van burgerparticipatie hebben. De verscheidene thema’s worden door middel van wijkprogramma’s ontwikkeld en uitgevoerd (Kenniscentrum Vlaamse Steden, 2014).
Torekes
Sinds 2008 heeft Rabot-Blaisantvest haar eigen complementaire munt. De bewoners van het Rabot die zich inzetten voor hun wijk krijgen als het ware een beloning wanneer ze de wijk schoon, groen, prettig en veilig maken. De Torekes, zoals de munt genoemd wordt, kan door de bewoners omgeruild worden bij lokale handelaars voor producten zoals brood of groenten. Tevens kunnen ze met de munt gebruik maken van het openbaar vervoer, naar de bioscoop gaan of een volkstuintje huren. Door dit project hoopt Stad Gent de burgers
te
betrekken
en
op
die
manier
eigenaarschap
en
een
verantwoordelijkheidsgevoel te creëren (Stad Gent, 2014). De
financiering gebeurt
door de stad zelf, terwijl het project wordt
gecoördineerd door dienst Samenlevingsopbouw (Persoonlijke communicatie, 8 mei 2014).
De Site
De fabrieksgebouwen van Alcatel Bell in de Gasmeterlaan werden in 2006 afgebroken. Dit had als gevolg dat er een groot terrein, midden in de RabotBlaisantvest,
vrij
kwam.
Stad
Gent,
in
samenwerking
met
Tondelier
Development nv, gaan de site gezamenlijk vernieuwen tot een woonwijk waar duurzaamheid
centraal
staat.
Er
komt
een
kinderdagverblijf,
diverse
jeugdlokalen, een park en een buurtsporthal. Vooraleer er gebouwd wordt op het terrein zijn er nog jaren van voorbereidend werk nodig. Dit had als gevolg dat de toenmalige betonnen fabrieksvloer nog jaren ongebruikt blijft (Stad Gent, 2014). In
juni
2007
besloot
Stad
Gent
met
diverse
partners
als
dienst
Samenlevingsopbouw vzw en vzw Rocsa om een tijdelijk invullingproject op te starten. Onder de naam ‘De Site’ wordt er volop ingezet op burgerparticipatie. Momenteel zijn er 160 volkstuintjes met een oppervlakte van 4m² per stuk, waar gezinnen groenten en fruit kunnen kweken. De tuintjes kunnen gehuurd worden
voor
ongeveer
150
Torekes
per
jaar.
Gemeenschappelijk
werkmateriaal, toegang tot water en tien vormingssessies zijn in de prijs
26 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
inbegrepen. Deze vormingssessies worden gedragen door vzw Velt, een organisatie die zich inzet voor ecologisch leven en tuinieren (Velt vzw, 2014). Naast de tuintjes ontstonden er verscheidene initiatieven zoals voetbalploegjes en
buurtbarbecues,
waarbij
er
wordt
ingespeeld
op
burgerverantwoordelijkheid. Sinds 2013 is er op de site ook een BMX-parcours en stadsakker aanwezig. In het gebouw van de toenmalige boksclub is nu een skatepark gehuisvest.
Tondelier
Project ‘Tondelier’ is het grootste project binnen het stadsvernieuwingsproject ‘Bruggen naar Rabot’. Met dit project hoopt Stad Gent een hedendaagse stadswijk te creëren waarbij groen, ruimte en licht centraal staan (Stad Gent, 2012). Door actief in te zetten op een diversiteit aan woonvormen, voor elke generatie en voor verschillende budgetten, wil Stad Gent een sociale diversiteit
teweeg
brengen.
Deze
‘sociale
mix’
wordt
bevorderd
door
verschillende types woningen, zoals koop- en huurwoningen, door elkaar aan te bieden (Persoonlijke communicatie, 8 mei 2014).
Woonwinkel
In de woonwinkel van Stad Gent kunnen mensen terecht met al hun vragen betreffende het thema ‘wonen’. De burgers krijgen antwoorden op allerlei vragen met betrekking tot woonpremies, sociaal huren, huurwetgeving, huren en verhuren, enzovoort. Het advies dat de woonwinkel geeft is volledig gratis en wordt aangepast aan de vragende partij, zodat deze dit volledig begrijpt. Stad Gent beschikt over vijf woonwinkels, waaronder één voor de Brugse Poort – Rabot. Deze is elke donderdag open en bevindt zich in de Jozef –II straat (Stad Gent, 2014).
Buurttuin Witte Kaproenenplein
De verfraaiing en inrichting van het plein werd door middel van een participatieproject
verwezenlijkt
in
samenwerking
met
bewoners,
stadsdiensten enzovoort. Bewoners konden niet alleen aangeven wat ze veranderd wilden zien in hun woonomgeving maar speelden ook een belangrijke rol in het realiseren en beheer van de groenzones (De Site, 2014). Dit project resulteert in een verbeterde ruimtelijke omgeving en sociale cohesie
in
een
context
van
duurzame
ontwikkeling
(Persoonlijke
communicatie, 8 mei 2014).
27 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Buurtbeheerploeg
De Buurtbeheerploeg probeert buurtbeheer op een hoger niveau te tillen door sterk in te zetten op sociale begeleiding waarbij kansen worden gegeven voor het volgen van opleidingen en het creëren van tewerkstelling voor bewoners en omwonenden. Stad Gent zorgt voor de organisatie van het project en de verankering in de buurt. (Persoonlijke communicatie, 8 mei 2014). S.T.R.O.P. acties
De S.T.R.O.P. acties (Samen Tegen
Rondtrekkers
Overlastplegers)
zijn
en acties
gericht op het aanpakken van overlast en straatcriminaliteit. Zo
worden
politie
door
de
gerichte
lokale
controles
uitgevoerd in en rond Gent. Het doel van de S.T.R.O.P. acties is het hoofd bieden aan overlastplegers
die
verantwoordelijk
gesteld
worden voor een groot deel van de Gentse straatcriminaliteit.
Foto 3 – ‘Bruggen naar Rabot’ (Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013)
De acties vinden plaats samen met de Recherche en vrijwilligers (Stad Gent, 2012).
3.5
Actuele situatie
Het project ‘Vervangingsbouw Rabot-torens’ kadert binnen een bredere visie omtrent stadsontwikkeling, die uitgewerkt is in het Masterplan Bruggen naar Rabot (Poponcini & Lootens Ir. Architecten bvba, 2013). Het project Bruggen naar Rabot streeft ernaar de wijk Rabot-Blaisantvest beter te verbinden met het Gents stadscentrum. Deze stadsvernieuwing gebeurt aan de hand van deelprojecten op verschillende sites rond de Rabotwijk, te beginnen met de Opgeëistenlaan. Mede door het nieuwe gerechtsgebouw, het Rabot-park en de nieuwe sociale woningen aan de Gaardeniersbrug werd er gewerkt aan het uiterlijk van deze laan.
Zwakke
weggebruikers
kunnen
de
Gasmeterlaan
en
het
verbindingskanaal veilig oversteken via de Gaardeniersbrug. Daarnaast werd er een nieuw Jongerenontmoetingscentrum (hierna JOC) en klaslokalen voor de
Mandalaschool
gebouwd.
Bij
wijze
van
een
nieuw
sociaal
28 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
tewerkstellingsproject kwam er een buurtrestaurant in de wijk genaamd ‘Eetcafé Toreken’ (Tondelier Development nv, 2012). Dit Masterplan is een uitgelezen kans om deze wijk, uit de negentiende eeuw, een nieuwe dynamiek in te blazen. In 2005 voerde Arch & Teco Group een haalbaarheidsstudie uit betreffende de Rabot-site en de toekomst van de woontorens. Hieruit kwam het scenario van afbraak en vervanging naar voren (POLO, 2013). Gelijktijdig formuleerde het ontwerpteam van Johan Van Reeth een preadvies over de stedenbouwkundige potenties van de Rabot-site. Vier mogelijke stedenbouwkundige concepten voor de site werden onderzocht. De voorkeursmodellen die hieruit voortkwamen, waren het bouwblok en het gesloten bouwblok. Tussen 2008 en 2009 gaf Stad Gent de opdracht om een stedenbouwkundige voorstudie voor de site Rabot-torens op te maken. Het zogenaamde ‘strokenconcept’, opgemaakt door WIT-architecten, was hiervan het resultaat (WIT-architecten, 2008). Hierop volgende werd er een ontwerpbureau gezocht dat instaat voor de realisatie van de vervangingsbouw. Dit gebeurde door middel van de procedure Open Oproep van de Vlaamse Bouwmeester. Hier werd, door middel van
een
ontwerpwedstrijd,
gevraagd
om
een
ontwerpmatige
stedenbouwkundige verfijning te produceren van het volledige strokenconcept dat werd opgemaakt door WIT-architecten.
Foto 4 – Strokenconcept (Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013)
Het architectenbureau Poponcini en Lootens ir. Architecten bvba (hierna POLO) werd in 2012 gekozen om de ontwerpopdracht en realisatie van de eerste reeks gebouwen alsook de buitenruimte uit te voeren. Hun belangrijkste verfijning ten aanzien van het strokenconcept waren een optimalisatie van oriëntatie en bezonning. Concreet wordt hiermee bedoeld dat de stroken versmald zijn en een aantal stroken verhoogd. Ook werd door POLO voorgesteld een aantal stroken aan elkaar te verbinden tot drie clusters. Dit om een duidelijke scheiding tussen privaat en publiek domein te bekomen.
29 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
De verhuisbeweging van de huidige woontorens verloopt gefaseerd. Deze fasering begon in 2009 en zal volgens planning aflopen aan het eind van 2018. Toren 1 - Voor huurders van de Begijnhoflaan De eerste verhuisbeweging begon in april 2009 en eindigde rond juni 2012. Tegen dan moest de woontoren aan de Begijnhoflaan leeg zijn. Vervolgens startte de afbraak van deze toren rond half juni 2012. Dit duurde tot eind 2013. De eerste stenen van de vervangingsbouw moesten begin 2014 worden gelegd. Indien alles volgens plan verloopt, wordt dit eind 2015 afgerond. De afbraak van de eerste toren is echter met een half jaar vertraagd omwille van het vaststellen van asbest. De huurders van woontoren 1 worden de komende drie jaar begeleid door WoninGent (2009) bij het zoeken naar nieuwe huisvesting. Toren 2 - Voor huurders van de Filips Van Cleeflaan Begin 2014 moest er gestart worden met de verhuisbeweging van toren 2. Deze duurt ongeveer tot het einde van 2016. Gedurende deze periode worden de bewoners ondergebracht in andere sociale woningen. Door de vertraging in de afbraak van toren 1, liep ook de verhuisbeweging van toren 2 vertraging op. Toren 3 - Voor huurders van de Opgeëistenlaan De verhuisbeweging van toren 3 start normaliter begin 2016 en duurt tot eind 2018. De toren moet volledig ontruimd zijn voor eind 2018. De huurders uit de derde toren verhuizen naar de nieuwe gebouwen op de locatie van toren 1. Er is een mogelijkheid om bewoners van toren 2 tijdelijk te verhuizen naar toren 3, om daarna naar de nieuwbouw door te schuiven. Deze optie kan als omslachtig gezien worden omdat dit inhoudt dat de sociale huurders twee keer in een korte periode moeten verhuizen (WoninGent, 2009). Tot nu toe hebben slechts twee personen ingestemd om opnieuw te verhuizen naar de nieuwe gebouwen (Persoonlijke communicatie, 12 mei 2014). Het volledige herstructureringsproject moet, volgens de huidige planning, in 2023-2025 klaar zijn (Persoonlijke communicatie, 2 maart 2014).
30 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
4
Concepten
De concepten ‘Crime Prevention Through Environmental Design’ en ‘Sociaal Veilig Ontwerpen’ bieden beiden richtlijnen over hoe een omgeving ontworpen moet worden. Deze principes willen niet enkel de leefbaarheid bij de gebruikers bevorderen maar ook effectief een veilige omgeving te creëren.
4.1
CPTED
CPTED ofwel ‘Crime Prevention Through Environmental Design’ is een situationele
criminaliteitspreventietheorie
en
vormt
een
internationaal
geaccepteerde benadering. De theorie ziet veiligheidsproblemen als gevolg van de gelegenheid die de fysieke omgeving daartoe biedt. Via dit concept wordt getracht om enerzijds veiligheidsproblemen te verminderen door manipulatie van de fysieke leefomgeving en anderzijds de kwaliteit van het leven te verbeteren. Er kunnen vier strategieën worden onderscheiden (De Pauw, 2014).
Natuurlijk toezicht
Natuurlijk toezicht gaat uit van het idee dat met behulp van plaatsing van fysieke kenmerken, activiteiten en mensen de maximale zichtbaarheid en de positieve sociale interactie tussen gewenste gebruikers bevorderd wordt. Personen zullen minder snel geneigd zijn overlast of een misdrijf te plegen als ze het gevoel hebben dat ze worden bekeken. Een gevoel van sociale controle werkt hierbij drempelverhogend voor de potentiële dader. Tegelijkertijd zullen personen zich veiliger voelen als ze “zien en gezien worden”.
Foto 5 – Zicht vanuit schoolcampus op parking
De keuze voor de juiste verlichting en beplanting zoals vorm, doorzichtigheid, hoogte enzovoort laat de gebruiker toe waar te nemen wat er gebeurt op en nabij de straat of andere ruimten. Dit vermindert de waarschijnlijkheid dat iemand overlast veroorzaakt of een misdrijf pleegt in dit gebied. Hoge struiken Deel I – Literatuuronderzoek
31 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
laten niet toe dat mensen de straat of andere personen in de omgeving waarnemen. Zo kunnen individuen zich verbergen of misdaden plegen die niet eenvoudig ontdekt kunnen worden, gezien ze een grote invloed hebben op de zichtlijnen vanuit bijvoorbeeld het gebouw zoals op foto 5 (LCSC, 2009).
Natuurlijke toegangscontrole
Er moeten duidelijke grenzen worden bepaald tussen publieke, semipublieke en
private
ruimten.
Deze
afbakeningen
zijn
nodig
bij
ingangen
van
kantoorgebouwen, woningen, winkels, sites, parkeerplaatsen en garages. Een duidelijk onderscheid tussen de openbare ruimte en private ruimte beperkt de mogelijkheid tot criminaliteit. Men kan dit onderscheid bekomen door het selectief plaatsen van in- en uitgangen, hekwerk en verlichting (LCSC, 2009).
Foto 6 – Semipublieke ruimte (toegang tot scholencomplex)
Territoriale versterking
Territoriale
versterking
gaat
om
het
creëren
of
vergroten
van
een
‘invloedssfeer’ door gebruik te maken van fysieke eigenschappen. Denk hierbij aan bewegwijzering, verlichting, landschapsarchitectuur, enzovoort.
Foto 7 – Toegang tot de private ruimte
Een duidelijk onderscheid tussen private en publieke ruimten is een voorbeeld van het territorialiteitsbeginsel. De rechtmatige gebruiker van een ruimte ziet door het onderscheid duidelijk of iemand de ruimte betreedt. Zo zorgt een Deel I – Literatuuronderzoek
32 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
duidelijk afgebakende omgeving voor twee zaken. Als eerste worden bij de gebruikers van een gebied tekenen van eigenaarschap ontwikkeld die mogelijke overtreders afraden delicten te plegen. Ten tweede vallen vreemden of indringers op en zijn deze gemakkelijk te herkennen door anderen (LCSC, 2009).
Onderhoud
Een goed onderhouden ruimte zorgt ervoor dat mogelijke daders het gevoel krijgen dat iemand hen kan waarnemen. Het is namelijk duidelijk dat mensen geven om het gebied en zich erom bekommeren. Foto 8 toont hoe een gebied er kan uitzien als het goed onderhouden is. De planten kunnen ervoor zorgen dat mensen ervan worden weerhouden vandalisme te plegen. De ramen geven hen het gevoel dat ze op elk moment bekeken kunnen worden (LCSC, 2009).
Foto 8 – Een goed onderhouden voortuin
4.2
Sociaal Veilig Ontwerpen
Al in de vroege jaren negentig werd er in Nederland aandacht gegeven aan het thema ‘sociaal veilig ontwerpen’. Het werk ‘Sociaal veilig ontwerpen’ werd toen op de markt gebracht, waarmee een nieuwe discipline was geboren (van der Voordt & van Wegen, 1990). Deze checklist diende als hulpmiddel bij het opsporen van te verwachten onveilige plekken, zowel met betrekking tot de daadwerkelijke kans op een delict, als tot de onveiligheidsgevoelens. De eerste theorie boette door de jaren heen aan relevantie in. Na meer dan twee decennia is de samenleving immers behoorlijk veranderd. Een voorbeeld hiervan is de recente focus op duurzaamheid en de sterke technologische vooruitgang. De veroudering van de eerste maatregelen bracht de Stichting Veilig Ontwerpen en Beheer (hierna SVOB) ertoe een nieuw naslagwerk te maken.
33 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Het nieuwe ‘Handboek Veilig Ontwerp en Beheer’ brengt de toetsingscriteria uit de eerste theorie terug tot de volgende vier criteria: Zichtbaarheid, Eenduidigheid, Toegankelijkheid en Aantrekkelijkheid. Deze staan ook wel bekend als de ZETA-richtlijnen (Woldendorp, 2010). Deze vier criteria vallen volledig binnen het thema ‘ruimtelijke ordening’. Ze zijn namelijk noodzakelijk om praktisch gebruik te maken van een ruimte. Indien de toegang tot een ruimte bijvoorbeeld versperd is, kan niemand hiervan gebruik maken. Dezelfde vier aspecten kunnen echter ook gebruikt worden in het model van sociaal veilig ontwerpen. Door de toegang van een ruimte aan te passen kan men controleren wie wel en wie geen toegang heeft tot een ruimte. Het doel van het SVO-model bestaat erin meer aandacht te geven aan de gebruiksvriendelijkheid, beheerbaarheid en de beleving van de omgeving. Stuk voor stuk aspecten waarmee ontwerpers en architecten zich de laatste jaren te weinig hebben ingelaten. Pas in 1962 werd een wet uitgeschreven die aandacht gaf aan ruimtelijke ordening (cf. hoofdstuk 2 Historiek sociale hoogbouw). Er was tijd nodig om deze plannen optimaal als werkinstrument te gebruiken. Aanvankelijk bestond er geen administratie die zich bezig hield met de implementatie van deze plannen. Ook de politiek liet op zich wachten om een dergelijke administratie op te richten (Vlaamse vereniging voor Ruimte en Planning, 2012). In wat volgt worden de vier toetsingscriteria uit het nieuwe handboek veilig ontwerp en beheer kort uiteengezet. De ZETA-richtlijnen dienen als rode draad om de aanbevelingen geformuleerd in hoofdstuk 7 te begrijpen. Net
Zichtbaarheid zoals
‘Natuurlijk
toezicht’
onder
CPTED gaat dit criterium over ‘zien en gezien worden’. De omgeving zodanig indelen dat beiden mogelijk zijn, kan gewenst
gedrag
ongewenst
stimuleren
gedrag
afraden.
en
aldus
Informele
sociale controle is hierin een belangrijke factor. Om deze controle mogelijk te maken
staan
kenmerken
van
een de
aantal ruimte
fysieke centraal.
Verlichting en goede zichtlijnen zijn er hier twee van. Om toezicht te houden moeten voldoende individuen aanwezig
Foto 9 – Doorzichtige trappenhal
34 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
zijn. Het gaat voornamelijk om bewoners, mensen die aan het werk zijn, bezoekers en passanten. Zichtbaarheid verhogende security-maatregelen, zoals cameratoezicht en surveillance, moeten slechts in tweede instantie worden toegepast omdat ze duur zijn, relatief weinig opleveren en schijnveiligheid creëren. Foto 9 laat u een afbeelding zien van een doorzichtige trappenhal, waarbij de mogelijkheid wordt gecreëerd om informele sociale controle uit te oefenen. Deze informele sociale controle wordt hierbij uitgeoefend, zowel uit het gebouw naar de omgeving alsook van de omgeving in het gebouw.
Eenduidigheid
Eenduidigheid heeft betrekking op de indeling van de verschillende ruimten. Denk hierbij aan private, publieke en semipublieke ruimten. Markering, zonering en territorialiteit staan hierbij centraal. Deze geven aan wat van wie is en wie waar mag komen. Een dergelijke indeling stelt ons ook instaat om verantwoordelijken voor de ruimte aan te duiden. Middelen die hiervoor gebruikt worden zijn beplanting, hekken, palen enzovoort.
Foto 10 – Oplaadplaats elektrische auto
Foto 10 toont een voorbeeld van eenduidigheid. Hierbij wordt aan de hand van signalisatie op een duidelijk manier aangegeven voor wie deze parkeerstrook bedoeld is. In dit geval elektrische wagens en mindervaliden.
Toegankelijkheid
Zoals het woord al laat uitschijnen, gaat dit over de wijze waarop je een ruimte kan betreden en de mogelijkheden om te vluchten in geval van nood of dreiging. Er zijn een aantal zaken, dat de toegankelijkheid beïnvloeden:
Het aantal toegangswegen en paden, doorgangen en ingangen naar een bepaalde ruimte,
De
mate
ingangen
waarin
toegangen
uitnodigen
tot
en
gebruik
ervan,
De mate waarin wegen of ingangen alleen met een sleutel, pasje of code te bereiken zijn,
Foto 11 – Slagboom voor privé-parking
Barrières die bepaalde verkeersdeelnemers uitsluiten of afremmen.
35 141
Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Een evenwicht met ontoegankelijkheid is echter geboden. Niet elk individu moet namelijk even simpel bepaalde ruimten betreden. Deze moeten dan ook worden afgesloten voor ongewenste gebruikers. Dit kan zowel fysiek, denk hierbij aan afsluitingen door deuren, alsook organisatorisch zoals toezicht en handhaving geregeld worden (Bloeme, 2013). Zoals foto 11 illustreert wordt de toegang tot de parking ontzegd voor onbevoegden. Er is enkel toegang voor personen die bevoegd zijn om het terrein te betreden.
Aantrekkelijkheid
Dit laatste criterium heeft een zekere artistieke waarde daar het gaat over het
plaatsen
van
attractieve
materialen, zowel in de bebouwde omgeving als in de openbare ruimten. Een
aantrekkelijke
en
verzorgde
omgeving nodigt namelijk uit om op een verantwoorde manier gebruik te maken van de ruimte. Het zorgt er ook voor dat buitenstaanders een positiever
beeld
krijgen
van
de
gebruikers van de ruimte (Kuitert, 2009).
Foto 12 – Aantrekkelijke zitbank Knokke
Foto 12 toont een voorbeeld van een aantrekkelijk element op publiek domein die een drempelverhogend effect heeft op het plegen van vandalisme en ander ongepast gedrag.
36 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
5
Besluit
Na de tweede wereldoorlog was het noodzakelijk snel te bouwen om te voldoen aan de grote vraag naar huisvesting. Hierdoor werd hoogbouw het model bij uitstek. Zo ook in Gent, in de jaren zeventig werden de Rabot-torens opgetrokken.
Zoals
in
vrijwel
alle
hoogbouwwijken
was
de
situatie
aanvankelijk positief. De sociale hoogbouwflats in het groen vormden een reactie tegen de overvolle stad met problematische uitzichten, een tekort aan privacy,
een
ondermaats
patrimonium,
een
gebrek
aan
open
ruimte,
enzovoort. Onder het punt leefbaarheid, waarbij de vijf contextuele factoren worden besproken, komt onder andere naar voren dat de Gentse bevolking blijft groeien. Ook op vlak van etnische diversiteit is het Rabot koploper vergeleken met andere buurten uit Gent. Tevens blijkt dat de site geconfronteerd wordt met verschillende criminaliteit- en overlastfenomenen. Deze contextuele evolutie zorgt voor een verandering in noden en vraagt om een andere benadering van de buurt. Ook op bouwkundig vlak kunnen de vele innovatieprojecten van WoninGent niet meer voldoen aan de heersende kwaliteit- en veiligheidseisen van de maatschappij. Uit een recente studie bleek dat een ingrijpende verandering nodig was om de wijk nieuw leven in te blazen. Er konden twee uiteenlopende pistes onderscheiden worden. Als ene uiterste kon Stad Gent kiezen voor een volledige afbraak en heropbouw. Als ander uiterste kon men kiezen voor een volledige renovatie. Stad Gent koos voor de eerste optie waarbij de Rabot-site volledig met de grond gelijk wordt gemaakt. Hierop situeert zich nu een heus stadsvernieuwingsproject dat kadert binnen een groter geheel, genaamd ‘Bruggen naar Rabot’. Voor de realisatie van de nieuwe complexen alsook de inrichting van de buitenruimte werd het architectenbureau POLO gekozen. De belangrijkste kenmerken van hun ontwerp zijn de oriëntatie van de gebouwen in functie van de bezonning. Ook de verbinding van de woonstroken tot clusters is voor ons een interessant gegeven. Deze ingrepen houden stuk voor stuk belangrijke leefbaarheid bevorderende factoren in. Zo wordt door het gebruik van drie clusters een fysieke scheiding gemaakt tussen privaat en publiek domein en wordt er eveneens een gevoel van eigenaarschap gecreëerd bij de bewoners. Hoe dergelijke ingrepen inspelen op leefbaarheid en veiligheid werd besproken onder hoofdstuk 4 Concepten. De concepten CPTED en SVO houden namelijk richtlijnen in over hoe een omgeving kan worden ingericht om leefbaarheid en veiligheid te bevorderen. Deel I – Literatuuronderzoek
37 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Deel II Praktijkonderzoek
38 141 Deel I – Literatuuronderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
6 De
Methodiek hoofdvraag
van
deze
bachelorproef
betreft
een
ontwerpende/probleemoplossende onderzoeksvraag omdat er aanbevelingen worden gedaan omtrent de aanpak van bepaalde problematieken. Een ontwerpende onderzoeksvraag is bedoeld om nieuwe oplossingen voor een probleem te vinden. Het richt zich vooral op de nabije toekomst. De uitkomst van het onderzoek is een ontwerp dat met behulp van de inzichten van beschrijvende en/of verklarende deelvragen is gemaakt. Deelvragen
zorgen
ervoor
dat
de
onderzoeksvragen
makkelijker
onderzoekbaar zijn. Hierbij moet worden nagegaan of de deelvragen een goede uitwerking van de hoofdvraag zijn. Gedurende het tweede deel van deze bachelorproef formuleren wij een antwoord op volgende beschrijvende- en verklarende onderzoeksvragen:
Hoe beleven bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid in hun wijk?
Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk?
Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad?
Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabot-site te bevorderen?
Antwoorden worden geformuleerd a.d.h.v. twee verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden. Enerzijds worden verscheidene sleutelfiguren bevraagd aan de hand van half gestructureerde expertinterviews. Het betreffen sociale, stedenbouwkundige en veiligheidsactoren die nauw betrokken waren of zijn bij het herstructureringsproject van de Rabot-site. Daarnaast wordt er een focusgroep georganiseerd met (voormalige) bewoners van de Rabot-torens, WoninGent en Samenlevingsopbouw Gent. Met behulp van de informatie, verkregen tijdens de interviews en de focusgroep, worden antwoorden geboden op de verschillende deelvragen van deze bachelorproef. De volledig uitgeschreven interviews en focusgroep zijn als bijlagen 3 t/m 6 en 9 terug te vinden. Om over het onderwerp interessante informatie te bekomen, worden actoren uit de dienst Wonen, dienst WoninGent, dienst Stedelijke Vernieuwing, VMSW en Architectenbureau POLO bevraagd naar hun visie en kennis betreffende dit onderwerp.
Deel II – Praktijkonderzoek
39 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
6.1
Onderzoeksmethode Interview
In het kader van deze bachelorproef werd voor een half gestructureerd interview gekozen. Dit omdat wij, laatstejaarsstudenten Maatschappelijke Veiligheid,
met
betrekking
tot
het
onderwerp
reeds
over
voorkennis
beschikken. Deze voorkennis is echter nog onvoldoende om een volledig gestructureerd interview te houden. Bij een half gestructureerd interview stelt de interviewer vooraf een aantal open vragen en topics op in een vaste volgorde (Bijlage 2). Tijdens het gesprek kunnen wij inspelen op wat er gezegd wordt en tegelijk beschikken we over een leidraad daar onze ervaring met interviewen niet erg groot is (Baarda, 2012). Deze leidraad verkrijgen wij door vooraf een aantal open vragen en topics op te stellen met thema’s relevant aan dit onderzoek. De
half
gestructureerde
interviews
met
de
respondenten
zijn
tevens
expertinterviews, gezien ze goed geïnformeerd zijn over het onderwerp. De geïnterviewden, opgesomd in bijlage 1, werken namelijk al geruime tijd rond de Rabot-site en de lopende projecten (Baarda, 2012).
Focusgroep
Naast interviews is het tevens van belang om de visie van de bewoners en omwonenden te leren kennen omtrent het thema van de bachelorproef. Deze visie wordt bij voorkeur in beeld gebracht door middel van enquêtes. Stad Gent verzocht ons om de bewoners en omwonenden niet onnodig lastig te vallen met vragen, zij zijn namelijk overbevraagd en worden regelmatig in de sociale media gebracht. Om toch een beeld te schetsen betreffende de visie van de bewoners, kwamen wij tot een compromis met Stad Gent. In samenwerking met WoninGent organiseren wij een focusgroep (Bijlage 7) met verschillende bewoners en omwonenden van de site in Rabot-toren 3. Deze is één van de twee, nog bewoonde, Rabot-torens. Alvorens over te gaan naar de resultaten van de focusgroep is het belangrijk om te definiëren wat dit soort interview precies inhoudt: “Een focusgroep is een homogeen samengestelde groep, bestaande uit zeven tot tien deelnemers, die een zorgvuldig geplande discussie voeren over hun ideeën,
motieven,
belangen
en
denkwijze
omtrent
een
onderwerp” (Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, 2004).
omschreven
40 141
Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
In een groepsgesprek peilt de gespreksleider a.d.h.v. een vooraf opgestelde topiclijst naar de visie van de aanwezige respondenten. In dit geval gaat het om de bewoners en omwonenden van de Rabot-site. Het is de bedoeling dat het gesprek aangenaam verloopt, het uitwisselen van ideeën moet als leuk worden ervaren. De respondenten mogen zich op geen enkel moment bedreigd voelen (CBO, 2004). Het is dan ook belangrijk een prettige en informele sfeer te creëren. Tijdens het voorbereiden van de focusgroep werd er rekening gehouden met enkele belangrijke aspecten. Zo mogen focusgroepen niet toegepast worden bij complexe en bedreigende thema’s, ook wordt het afgeraden om deze toe te passen bij een moeilijk bereikbare doelgroep. Daarnaast mag een focusgroep niet gebruikt worden voor het vaststellen van effecten. Hypothesen mogen met andere woorden niet getoetst worden. Bij de uitvoering van deze focusgroep was het noodzakelijk om rekening te houden met groepsfenomenen als ‘conformering aan groepsnormen’. Om dit tot het minimum te herleiden, werd extra aandacht gericht op non-verbale gedragingen van de respondenten. De resultaten uit dit soort interview kunnen niet gegeneraliseerd worden gezien het thema sterk afgebakend is en getekend wordt door meningen van de bewoners (Smaling, 2012). De verkregen informatie uit de focusgroep, biedt een aanvulling op de informatie uit de interviews en is terug te vinden in bijlage 9. Uitspraken,
voortkomend
uit
de
interviews
met
de
actoren,
werden
verscheidene malen bevestigd door de respondenten. Daarnaast werd ons de visie van de bewoners en omwonenden duidelijk. Aan de hand van deze informatie, alsook informatie uit voorgaand besproken literatuuronderzoek, wordt getracht een antwoord te bieden op de vier deelvragen van deze bachelorproef.
6.2
Resultaten
6.2.1
Burgerbeleving
Uit de interviews en de focusgroep blijkt dat de meest voorkomende klachten van wijkbewoners de volgende zijn:
Zwerfvuil en sluikstort, Hondenpoep, Drugsproblematiek, Cultuurverschillen, Hoge verhuisgraad,
Deel II – Praktijkonderzoek
Structuur gebouwen, Geluidsoverlast, Begeleiding bewoners met psychiatrische problemen.
41 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Dergelijke klachten vergroten het onveiligheidsgevoel bij de burger. De klachten worden vooral toegeschreven aan een verkeerde toepassing van de regels
door
de
bewoners.
Deze
regels
zijn
neergeschreven
in
het
huisreglement van WoninGent. WoninGent speelt in op deze klachten d.m.v. een overlast- en klachtenprocedure. Deze procedures werden reeds toegelicht onder het deelhoofdstuk 3.4 Reed getroffen maatregelen. Het Gentse gemeentebestuur tracht daarnaast aan de hand van een aantal projecten zoals Buurt Bestuurt, Torekes enzovoort het hoofd te bieden aan de overige klachten.
Communicatie
Het optreden bij klachten en problemen verloopt soms moeizaam door de grote
diversiteit
aan
nationaliteiten
in
de
wijk.
Er
treden
namelijk
cultuurverschillen en communicatiemoeilijkheden op. Vaak worden dergelijke moeilijkheden zelfstandig opgelost door de bewoners. De moskee in de wijk is hierin een grote troef. Zo merkt WoninGent op dat een bepaalde nietNederlandstalige doelgroep bij de imam terecht kan om hulp te vragen bij bijvoorbeeld het vertalen van documenten. De bewoners van en rond de Rabot-site worden geïnformeerd via verschillende kanalen zoals e-mail, website, Facebookpagina, nieuwsbrief, kranten en gebiedsgerichte werking. Deze kanalen moeten een open communicatie met de burger toelaten. Uit de focusgroep blijkt dat bewoners tevreden zijn over de communicatie met de stedelijke diensten. Ondanks de verschillende communicatiekanalen maken de mensen er niet of zeer weinig gebruik van. Het grootst aantal bewoners zijn namelijk Gentenaars met een migratieachtergrond. Indien men met vragen zit, contacteert men allerlei actoren op eender welke manier. Mogelijke actoren zijn de dienst samenlevingsopbouw, buurtwerk, woonwinkel, straathoekwerk, wijkmonitor enzovoort.
Vragen bij de bewoners
Er worden op dit moment weinig vragen gesteld die specifiek gaan over het herstructureringsproject. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat het project nog niet ver genoeg gevorderd is. Vragen die wel gesteld werden, gingen bijvoorbeeld over de inplanting van de nieuwe frituur, de mogelijkheid tot het herstellen van de oude waterloop, wat er zal gebeuren met gevaarlijke stoffen zoals asbest tijdens de sloop, enzovoort. Er waren ook een aantal bedenkingen omdat de nieuwe stroken minder woningen zullen tellen dan de oude Rabot-torens.
42 141
Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
In de toekomst worden ook nog klachten verwacht over het Griendeplein en haar gewijzigde verkeerssituatie. Volgens WoninGent zijn deze wegen niet voorbereid op de grote toevloed van voertuigen zoals auto’s en bussen en zal het drukke kruispunt eveneens een bezorgdheid zijn van de zwakke weggebruikers. 6.2.2
Burgerparticipatie
Uit de interviews bleek dat er in de wijk een lage mate aan betrokkenheid aanwezig is. Dit komt mogelijks door de hoge verhuisgraad. De Rabot-wijk wordt namelijk gezien als een zogenaamde ‘starterswijk’. Dit is een buurt waarin mensen tijdelijk komen wonen tot ze zich iets beters kunnen veroorloven, denk hierbij aan pas afgestudeerde jongeren of personen die naar België immigreren. Door dit fenomeen is het zeer moeilijk om een sterke sociale structuur uit te bouwen en/of eigenaarschap te ontwikkelen. De sociale cohesie wordt volgens de bewoners zeker niet bevorderd door het groot aantal ‘vreemdelingen’. “Zo is het bijvoorbeeld moeilijk om contact te leggen met de buren. Vroeger ging dit wel. Op die manier voelen we ons niet meer veilig”, aldus een bewoner. Ook komt naar voren dat ongeveer 10% van de bewoners binnen het jaar opnieuw verhuisd. Deze hoge verhuisgraad zal vermoedelijk dalen bij de vernieuwde gebouwen. Mensen zullen er namelijk bewuster voor kiezen om in deze buurt te gaan wonen.
Betrokkenheid
In deelhoofdstuk 3.4 Reeds getroffen maatregelen werd vermeld hoe burgers, aan de hand van verscheidene projecten, betrokken worden bij hun wijk. Hiernaast worden ook wijkdebatten georganiseerd om te peilen naar de mening van de bewoners omtrent bepaalde thema’s. Maandelijks zijn er ook verschillende sluikstort- en sensibiliseringsacties. Hiermee wordt bij bewonersgroepen in en rond de Rabot-torens getracht om verantwoordelijkheid te creëren.
Taalbarrière
Gezien de Nederlandse taal vaak als drempel wordt ervaren bij de bewoners, wordt vanuit WoninGent actief gezocht naar mensen die als aanspreekpunt functioneren voor de aanwezige doelgroep, denk hierbij aan de plaatselijke imam. Hiernaast denkt de stad er ook over na om burgerparticipatie te bevorderen met nieuwe projecten, zoals een straatnamen wedstrijd. Belangrijk hierbij is een open houding van betrokken actoren ten opzichte van de inbreng van bewoners. Uit de interviews bleek dat de bewoners hier ook effectief gebruik van maken. Deel II – Praktijkonderzoek
43 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Om burgers ten volle betrokken te houden vindt WoninGent preventief optreden zeer belangrijk. Ze willen weten wat er achter de deur speelt. WoninGent peilt hiernaar door middel van huisbezoeken en zitmomenten. Deze zitmomenten worden door de bewoners als zeer laagdrempelig ervaren omdat mensen weten bij wie ze terecht kunnen.
Troeven
Bij de preventieve aanpak van WoninGent zijn inwonende conciërges van cruciaal belang. Ze zijn de ogen en oren van de site. De toekomst van dergelijke conciërges is echter vaag. WoninGent wil in het nieuwe project graag conciërges integreren. Het is nog niet duidelijk of hiervoor financiële middelen en/of ruimte wordt voorzien. Een geëngageerde wijkinspecteur wordt eveneens gezien als grote troef bij de veiligheidsbeleving van de bewoners. In de wijk communiceren een aantal mensen met de bewoners. Er zijn twee opbouwwerkers
van
de
dienst
Samenlevingsopbouw
werkzaam.
Voor
WoninGent is er in de torens een wijkmonitor aanwezig. De dienst Stedelijke Vernieuwing,
Strategie
programmacommunicator
en in
Coördinatie dienst.
heeft
Deze
voor
zorgt
onder
de
wijk
één
andere
voor
informatiefolders omtrent het project. Door een mix te creëren van koop-, huur- en sociale woningen kan de betrokkenheid van de burger verhoogd worden. Het is namelijk in het belang van een eigenaar dat zijn buurt goed onderhouden is. Dit zorgt er namelijk voor dat de waarde van zijn eigendom stabiel blijft of zelfs stijgt. De inzet van de eigenaar kan op zijn beurt huurders aanzetten om ook hun woning goed te onderhouden.
Gemeenschappelijke ruimten
Bij de inplanting van de openbare en gemeenschappelijke ruimten moet worden gekozen voor initiatieven waarbij de bewoners als het ware informeel verplicht worden om er naartoe te gaan (bv. winkels, scholen, activiteiten enzovoort). Om dit te bereiken moet ingespeeld worden op de interesses van de bewoners. Bewoners warm maken voor dergelijke initiatieven is soms moeilijk. Het betreft namelijk een zekere doelgroep (kansarmen) waarvan hun eerste zorg is wat ze zullen eten en hoe ze dit moeten betalen. Uit de focusgroep mocht eveneens blijken dat de gemeenschappelijke ruimten 017019 worden beschouwd als beste en meest succesvolle initiatief. Deze ruimten worden uitgebaat en onderhouden door vrijwilligers. Dankzij deze vrijwilligers worden
er
steeds
nieuwe
activiteiten
in
functie
van
de
bewoners
georganiseerd. Zo is er bijvoorbeeld een paasontbijt en kerstfeest. Mensen kunnen hier tevens komen eten voor een democratische prijs van 5 euro per lunch.
Deel II – Praktijkonderzoek
44 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Inspraak burgers
Tijdens het herstructureringsproject wordt volgens een aantal respondenten niet veel rekening gehouden met de inbreng van de huidige bewoners. Dit is echter niet noodzakelijk problematisch omdat tot nu toe slechts twee bewoners zich hebben ingeschreven om in de nieuwe gebouwen te wonen. Stad Gent nam wel initiatief om het project bij de bewoners en omwonenden voor te stellen en antwoord te bieden op vragen. Indien de burgers bezorgdheden, klachten of vragen hadden konden ze deze direct uitten. Een andere manier voor burgers om inspraak te verschaffen met betrekking tot het project is via het zogenaamde RUP. Bezwaarschriften konden echter nog niet worden ingediend.
Vrijetijdsactiviteiten
Met betrekking tot vrijetijdsactiviteiten zijn er in de buurt een JOC, drie jeugdbewegingen en een groenpark. Met het herstructureringsproject worden er extra mogelijkheden gecreëerd tot vrijetijdsactiviteiten. Zo komen er in de omgeving enkele voetbalpleinen, en wordt het Griendeplein een zone met winkeltjes en andere vrijetijdsgelegenheden. Naast
mogelijke
vrijetijdsactiviteiten
zijn
er
tevens
heel
wat
andere
organisaties die zich inzetten bij het organiseren van activiteiten. Deze zijn vaak zeer
laagdrempelig, denk hierbij
aan straatfeesten, de
moskee,
Spuitenruil, organisaties voor Turkse vrouwen, en ga zo maar door. Het stadsbestuur zoekt tevens actief naar initiatieven die aangepast zijn aan de aanwezige doelgroepen. Initiatieven worden vaak gesponsord vanuit de dienst Samenlevingsopbouw. 6.2.3
Integratie in de stad
Om de natuurlijke verbinding te garanderen wordt de schaalgrootte van de nieuwe gebouwen aangepast. Zowel de hoogte, oppervlakte en vorm van de nieuwe site wordt zodanig ingedeeld dat ze de leefbaarheid bevordert en anonimiteit tegengaat. Door de hoogte van de gebouwen te verminderen blijft de link met de omliggende omgeving bewaard. In deze omgeving liggen namelijk een groot aantal kleine arbeiderswoningen. Deze link wordt verder bewaard door bomen te gebruiken als bufferzone. Dit zorgt er bijvoorbeeld voor dat de bewoners van de Filips van Cleeflaan niet worden overweldigd door de grotere bebouwing.
45 141 Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Toekomstplannen
Het Griendeplein wordt in het nieuwe project een commerciële zone die moet zorgen voor een aangename een authentieke sfeer. Aan het Lievenplein komt onder meer een wijkgezondheidscentrum. Bij het herstructureringsproject wordt ook veel aandacht besteed aan het onderscheid tussen privaat en publiek domein. Bouwkundig wordt er een natuurlijke verbinding gecreëerd door de gebouwen in acht stroken te verdelen. Tussen de stroken worden semipublieke ruimten voorzien voor de bewoners. Deze ruimten kunnen afgesloten worden met een transparant hekwerk, wat tevens voor eenduidigheid zorgt. De gebouwen moeten worden geïntegreerd in de omliggende omgeving. Dit is de reden waarom er niet langer gekozen wordt voor hoogbouw maar voor lagere bebouwing. Uit de focusgroep is gebleken dat het Rabot ideaal gelegen is op vlak van openbaar vervoer, maar uit de huidige situatie van de Rabot-site wordt meegenomen
dat
een
zekere
doorlaatbaarheid,
in
functie
van
toegankelijkheid, noodzakelijk is. Zo wordt er een eenduidig versteend pad aangelegd tussen de drie clusters dat toegang voor fietsers en voetgangers voorziet naar de omliggende bus- en tramhalten. De variatie van de hoogte en vorm van de gebouwen zorgt voor eigenaarschap bij de bewoners. Mensen binden zich mogelijk aan de gebouwen wat een verantwoordelijkheidsgevoel kan opwekken. In samenspraak met de verschillende betrokken actoren is ervoor gekozen om in het nieuwe strokenconcept ruimte te voorzien voor winkels, horeca, gemeenschappelijke ruimte en een wijkgezondheidscentrum. Er wordt dus aan functiemenging gedaan, hiermee wordt getracht een verbinding te creëren tussen de nieuwe gebouwen, de bewoners en de ruimere omgeving. Het is echter nog niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de implementering hiervan. Door de gebouwen in stroken te bouwen is de site toegankelijker, meer geïntegreerd
en
zijn
de
bestaande
straatlijnen
doorgetrokken.
Op
de
aanwezigheid van een vzw in de Rabot-torens wordt echter wel kritiek geformuleerd. Daardoor is het namelijk niet evident om de gebouwen van gecontroleerde toegang te voorzien. De scheiding tussen publiek en privaat wordt kleiner en anonimiteit wordt in de hand gewerkt.
46 141 Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Uit
Winkels één
van
de
interviews
bleek
dat
het
soort
winkels
en
horeca-
etablissementen door de jaren heen veranderd is. Zo was de Wondelgemstraat vroeger een zeer bruisende straat met mooie winkels. Door de migratiestroom is systematisch een verandering ingezet. Steeds meer worden de aanwezige winkels vervangen door nachtwinkels en kebabzaken. Toch moet geconcludeerd worden dat de winkels van allochtone Belgen druk worden bezocht door bewoners van de Rabot-wijk. Dergelijke winkels vragen namelijk vaak lagere prijzen voor hun producten dan andere winkels. Tijdens de focusgroep werd dit tevens bevestigd.
Interactie tussen bewoners
Om een verbinding te creëren tussen de bewoners van de Rabot-torens en de bewoners van de rest van de wijk moet worden ingespeeld op ‘informele sociale contacten’. Door mensen aan te spreken op hun interesses en hier vervolgens actief op in te spelen, worden deze sociale contacten gelegd. Het voordeel van deze laagdrempelige manier van werken, is dat bewoners uit eigen wil in interactie treden met elkaar. De wil om bewoners uit de torens te ontmoeten is er alvast. Zo gaf één van de bewoners volgende reactie: “Mocht ik de kans krijgen om zelf een initiatief te nemen dan zou ik een grote BBQ organiseren voor alle bewoners en oud bewoners. Iedereen terug zien en hun verhalen horen, dat is wat ik wil”. De verbinding met de rest van de wijk wordt tevens visueel gegarandeerd. Rond de woonblokken worden er namelijk een aantal woningen gerenoveerd, zoals besproken in deelhoofdstuk 3.4 Reeds getroffen maatregelen. Hiernaast werden er volkstuintjes aangelegd op de Gasmetersite, die onderhouden worden door buurtbewoners. Deze verschillende initiatieven bevorderen onder andere de sociale cohesie en eigenaarschap tussen de bewoners, hieraan is echter een keerzijde. De kritiek die de bewoners op dit initiatief formuleerden is dat de volkstuintjes het meest door immigranten worden gebruikt en dat het geen zin heeft om er energie in te stoppen. Wanneer alles in bloei staat wordt het toch gestolen. Een bewoner getuigt: “Ik had een tuintje maar ik ben gestopt want alles werd gestolen. Moest ik iets stelen van een allochtoon, dan krijg ik kloppen en is er miserie”. Om de sociale cohesie tussen de bewoners te verhogen moet er een sociale mix, een mengeling van jong en oud, verschillende nationaliteiten en verschillende sociale klassen, worden gecreëerd. Hier stoot men bij het toewijzen
van
sociale
Deel II – Praktijkonderzoek
woningen
op
een
probleem.
Volgens
de
47 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
antidiscriminatiewet (Federaal Migratiecentrum, 2007) moet iedereen evenveel kans krijgen op een sociale woning. Er mag dus niet worden geselecteerd op basis van criteria als leeftijd, nationaliteit of sociale klasse. Ook een sociale mix creëren door koop- en huurwoningen met elkaar te vermengen is niet mogelijk. De nieuwe sociale appartementen moeten namelijk de oude vervangen. De enige mogelijkheid om in de gebouwen een demografische mix te creëren is het aantal slaapkamers per appartement aan te passen. Dit blijkt eveneens uit het RUP.
Stigma Rabot-torens
In de media krijgt de buurt een bepaald stigma, deze negatieve publiciteit is volgens de respondenten waarheidsgetrouw. De torens krijgen weldegelijk te kampen met kansarmoede, overlast, verschillende nationaliteiten, enzovoort. Dat vinden de bewoners spijtig want vroeger hadden deze Rabot-torens een goede reputatie. Anno 2014 valt er nog weinig op te merken van deze reputatie. Zo wou een taxi chauffeur een bewoner niet komen oppikken aan de torens. De sociale cohesie wordt door het groot aantal ‘vreemdelingen’ zeker niet bevorderd volgens de bewoners. “Ik vind het moeilijk om contact te leggen met de buren. Vroeger ging dit wel. Op die manier voelen we ons niet meer veilig”. Vrijwel alle respondenten zijn er van overtuigd dat het stigma zal worden doorbroken met de sloop van de oude Rabot-torens. Door de verhoogde aantrekkelijkheid van de nieuwe gebouwen, kunnen bewoners meer respect voor de nieuwe complexen krijgen en springen ze er vervolgens zorgzamer mee om. Een sociale mix heeft ook invloed op het stigma. Het zien van mensen die zich hoger op de sociale ladder bevinden motiveert kansarmen om hun positie op de maatschappelijke ladder te veranderen. Een voorbeeld hiervan is het project Tondelier. Hier worden sociale woningen gemengd met huur- en koopwoningen. 6.2.4
Leefbaarheids- en veiligheidsbevorderende maatregelen
De concepten CPTED en SVO zijn bij geen van de respondenten gekend. Verschillende keren kregen wij wel te horen dat de Groendienst van Stad Gent bij het inplanten van groen in de wijk reeds rekening houdt met bijvoorbeeld de hoogte van de struikgewassen en het soort struik. Een voorbeeld uit de wijk, waar een aantal principes van SVO werden toegepast, is het Witte Kaproenenplein. Bij het bouwen van de nieuwe Rabot-site worden tevens een aantal maatregelen getroffen, die overeenkomen met de concepten CPTED en SVO.
Deel II – Praktijkonderzoek
48 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Zo worden de semipublieke ruimten binnen de gebouwen ’s avonds afgesloten om overlast en criminaliteit te voorkomen. Met betrekking tot CPTED en SVO werden uit de oude Rabot-site een aantal lessen getrokken. Om de toegankelijkheid te bevorderen zorgen de architecten ervoor dat de nieuwe site doorlaatbaar is. Tussen de drie clusters worden er eenduidige
versteende
paden
aangelegd
en
wordt
het
Griendeplein
omgevormd tot een soort doorsteek, met als troef het grote aanbod aan openbaar vervoer. Hiernaast wordt sterk ingezet op een gecontroleerde toegang. De verschillende woonclusters worden voorzien van een transparante ijzeren poort die de publieke ruimten afscheidt van de private zones. Beide domeinen kunnen dus fysiek van elkaar worden afgesloten.
Afspraken en verantwoordelijkheden
In het reglement van inwendige orde is bepaald dat de private zones worden beheerd en onderhouden door WoninGent en het openbaar domein rond de gebouwen de verantwoordelijkheid is van Stad Gent. Dergelijke reglementen kunnen gebruikt worden in overlastprocedures als ‘stok achter de deur’. Het reglement wordt opgemaakt door de Sociale Dienst Projectontwikkeling. In de focusgroep werd door een bewoner aangehaald dat Rabot-bewoners vaak heuse vechthonden bezitten. De appartementen zijn daar niet op voorzien. Via een huisreglement zou dit verboden kunnen worden.
Natuurlijke verlichting en materiaalgebruik
Op wijkniveau zijn verlichting en helderheid belangrijke aandachtspunten. Volgens WoninGent zorgde een gebrek aan beiden voor een groot deel van de subjectieve onveiligheid in de huidige site. In het nieuwe project wil men hiermee rekening houden door o.a. in te zetten op natuurlijke verlichting. De gebouwen worden zodanig geplaatst dat deze het zonlicht maximaal benutten. Ook bij de halfondergrondse fietsenstallingen wil men zoveel mogelijk gebruik maken van natuurlijk zonlicht. Bij het ontwerp ging tevens bijzondere aandacht naar het mijden van donkere plekjes. Om overlast te voorkomen en zo de leefbaarheid te bevorderen worden vandalismewerende materialen gebruikt, die daarnaast duurzaam zijn. Dit zorgt er mogelijk voor dat de gebruikers respect hebben voor de gebouwen en deze niet beschadigen.
49 141 Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Aantrekkelijkheid
Naast werken met duurzame materialen wordt de leefbaarheid ook verhoogd door de hoogte van de gebouwen aan te passen. Zo worden een aantal gebouwen begrensd tot vijf verdiepingen (< 25m). Op die manier wordt het contact met de begane grond behouden. Een dergelijke aanpassing zorgt er bijvoorbeeld voor dat kinderen kunnen buitenspelen terwijl de ouders sociaal toezicht uitvoeren vanuit het appartement. Hiernaast wordt ook de privacy van de bewoners gegarandeerd en eigenaarschap gecreëerd. De bewoners kunnen namelijk vanuit hun woning sociale controle uitvoeren op de begane grond, andersom kunnen personen op de begane grond niet in de appartementen kijken, waardoor privacy gegarandeerd wordt. Uit de rondleiding, begeleid door Ann Keerman, kwam naar voren dat het huidig ontwerp van de Rabot-torens zeer chaotisch in elkaar zat. Er zijn bijvoorbeeld tal van dode hoeken en verloedering aanwezig. Bij de bouw van de nieuwe site werd ervoor geopteerd de fietsenstallingen zo dicht mogelijk bij de gebouwen te plaatsen om zo de sociale controle op de stallingen te verhogen. Dit moet ervoor zorgen dat overlast, vandalisme en diefstal worden voorkomen waardoor het gebruik van camera’s overbodig wordt. Om bewoners en omwonenden uit te nodigen op het publiek domein wordt tevens rekening gehouden met zogenaamde ‘speelprikkels’ zoals zitbanken en speelpleinen. Dit moet ervoor zorgen dat gebruikers er ook vertoeven en er niet enkel functioneel gebruik van maken. Zo wordt de subjectieve veiligheid van de gebruikers bevorderd. Voor de Rabot-wijk worden geen extra middelen, zoals manschappen en/of budget vrijgemaakt om nieuwe initiatieven te organiseren met betrekking tot de leefbaarheid en veiligheid van de torens. Wel wordt er extra aandacht geschonken
aan
de
wijk,
denk
bijvoorbeeld
aan
de
inzet
van
gemeenschapswachten en politiepatrouilles op bepaalde uren en/of plaatsen. Het probleem hierbij is echter dat de problematiek zich zal verschuiven. In de wijk is er tevens een Buurtbeheerploeg actief.
Cameragebruik
Uit onze interviews is gebleken dat alle respondenten het eens zijn over wanneer cameragebruik gepast is en wanneer niet. Camera’s moeten enkel geplaatst worden op locaties die grote risico’s met zich meebrengen. Denk hierbij
aan
ondergrondse
afvalcontainers.
Camera’s
plaatsen
op
recreatieruimten zoals voetbalpleinen wordt afgeraden omdat zo bepaalde groepen, in dit geval jongeren, geviseerd worden.
50 141
Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Bij de plaatsing van camera’s moet dit op een duidelijke en begrijpbare manier gecommuniceerd worden met de burgers. Het cameragebruik moet passen binnen de stedelijke visie op camerabeleid. ‘Hotspots’ voor vandalisme in de oude gebouwen waren vooral de liften. Criminologen Ponsaers, Enhus en Goeminne (2002) beschrijven hotspots “als plaatsen met een sterke concentratie van bepaalde criminaliteitsfenomen.” Sommige bewoners hadden ervaring met achtergelaten vuilniszakken in de liften. De reden hiervoor is dat men op die manier de camera’s kan mijden die op de beneden verdieping zijn geïnstalleerd. In de nieuwe gebouwen wordt door de bewoners aangeraden deze technologie te plaatsen in de liften. Dit is echter moeilijk omwille van de privacywetgeving. De respondenten zetten dan ook liefst meer in op bouwfysische maatregelen. Ze zijn zich er ook van bewust dat camera’s voor een verplaatsingseffect zorgen. Het zorgt er voor dat problemen zich verplaatsen van de ene locatie naar de andere. De oudere bewoners, uit de focusgroep, kunnen zich wel vinden in het gebruik van bewakingscamera’s.”Op de publieke ruimten word je nu eenmaal gezien.” Deze
doelgroep
gelooft
dat
door
gebruik
van
camera’s
hun
onveiligheidsgevoelens dalen. Een oplossing die geformuleerd kan worden op de afvalproblematiek in de liften, is de containers buiten plaatsen en daarop een camera te richten, aldus een bewoner. Zo hebben bewoners geen last van de geur in de gebouwen en kan je zien wie er wat insmijt. Het inzetten van de zogenaamde ‘Dummy-camera’s’ wordt sterk afgeraden. Het is namelijk slechts een kwestie van tijd vooraleer mensen door hebben dat het over namaak camera’s gaat. Het effect zal dan ook van korte duur zijn. Dergelijke camera’s creëren ook een vals veiligheidsgevoel bij de bewoners.
51 141 Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
DEEL III Aanbevelingen en besluit
52 141 Deel II – Praktijkonderzoek
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7
Aanbevelingen
Tijdens voorgaande hoofdstukken kwamen enkele problematieken naar voren. Zo blijkt dat er veel overlast is rond fenomenen als hondenpoep, sluikstort, vandalisme,
geluidsoverlast
en
onveiligheidsgevoelens
door
o.a.
slecht
verlichte ruimten. Uit het literatuur- en praktijkonderzoek blijkt dat er op sociaal vlak volop wordt ingezet. Verschillende initiatieven verhoogden de sociale cohesie tussen de bewoners en omwonenden. Vertrekkend
van
de
huidige
problematieken
worden
er
aanbevelingen
geformuleerd. Dit om te voorkomen dat dezelfde fenomenen opduiken bij het nieuwe strokenconcept. Tevens worden er aanbevelingen geformuleerd die gebaseerd
zijn
op
de
nieuwe
plannen.
Deze
aanbevelingen
worden
geformuleerd aan de hand van de concepten CPTED en SVO (conform de ZETA-richtlijnen). Om een meerwaarde te betekenen voor Stad Gent, trachten wij deze maatregelen zo realistisch en haalbaar mogelijk te formuleren. Het is niet onze intentie om te diep in detail te treden omdat wij ons ervan bewust zijn dat er verschillende goede manieren zijn om criminaliteit en overlast aan te pakken. De geformuleerde aanbevelingen moeten eerder gezien worden als leidraad om zich op te baseren tijdens het invullen van de openbare ruimten op en rond de Rabot-site. Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen. Allereerst wordt er aandacht geschonken aan maatregelen die inspelen op het stimuleren van de openbare ruimten. Als tweede worden aanbevelingen besproken die zich focussen op het versterken van de sociale cohesie tussen de bewoners en omwonenden. Als laatst worden er aanbevelingen geformuleerd op vlak van sociale veiligheid. Belangrijk om in het achterhoofd te houden is het feit dat aanbevelingen nooit alle
partijen
tevreden
kunnen
stellen.
Een
voorbeeld:
wanneer
het
aangewezen is om veel struiken te plaatsen om de scheiding tussen publiek en privaat domein aan te duiden, kan dit betekenen dat de Groendienst extra tijd moet investeren in het onderhoud ervan. Kortom, er moet een afweging gemaakt worden tussen de beschikbare middelen en hoe ver men wilt gaan om een ruimte sociaal veilig te maken.
53 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.1
Stimuleren openbare ruimte
7.1.1
Invulling wijkvoorziening strook A
Foto 13 – Kaart stroken & groene ruimten (RUP, 2012)
De situering van strook A is geïllustreerd op foto 13. In deze ruimte vestigen we onderstaande projecten. Hoe we de ruimte aantrekkelijk willen maken, is te lezen onder deelhoofdstuk 7.3.1 Publieke en semipublieke ruimten. Uit de focusgroep is gebleken dat de bewoners groot belang hechten aan de aanwezigheid van een wijkmonitor in de huidige torens. We vinden het dan ook belangrijk dat er zich in strook A een onthaalpunt WoninGent bevindt. Op die manier krijgen personen de kans om WoninGent op een laagdrempelige manier te contacteren. De bewoners krijgen hierdoor het gevoel dat er naar hen geluisterd wordt. Met een ‘Co-working’ ruimte willen we een sociale mix bekomen, in die zin dat we een ruimte creëren waarin een groep professionals (bedienden, freelancers en ondernemers) een kantoorruimte afhuren. Hier kunnen ze onafhankelijk hun taken uitvoeren. Doordat er mensen van verschillende sociale klasse aanwezig zijn, komt dit de buurt ten goede. Op het de begane grond van strook A willen we een budgetvriendelijk restaurant inplanten. In dit restaurant moet het tevens mogelijk zijn op een ontspannen manier te genieten van een koffie, rustig te praten, af te spreken met vrienden, enzovoort. De keuken willen we ook ter beschikking stellen van de bewoners om zo een kookatelier te creëren. Dit kookatelier kan eventueel gelinkt worden aan de buurttuintjes. De bewoners kunnen dan de zelf gekweekte groenten gebruiken. Deel III – Aanbevelingen en besluit
54 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Tot slot willen we in de ruimte een ‘Rabotelier’ installeren. Dit is een soort naai- en knutselatelier waar op initiatief van geïnteresseerde bewoners activiteiten
kunnen
worden
georganiseerd.
Mogelijke
activiteiten
zijn:
bloemschikken, tekenen, naaien, beeldhouwen enzovoort. Uit de focusgroep is namelijk gebleken dat er nood is aan een ruimte waar de bewoners zich creatief kunnen bezig houden 7.1.2
Deprived Neighbourhood Approach
Deprived Neighbourhood Approach (hierna DNA) is een project van de Europese Unie in samenwerking met drie Europese landen. De deelnemende landen zijn Engeland, Nederland en België. Met het DNA-project wordt getracht om eigenaarschap binnen bepaalde wijken te stimuleren en te versterken. Het gevoel van eigenaarschap wordt verhoogd wanneer individuen zich betrokken voelen bij de veranderingen in hun wijk. Een hoge betrokkenheid heeft als gevolg dat bewoners een trots ervaren en hierdoor meer zorg dragen voor hun wijk. DNA past een stimulerende ‘bottom-up’ benadering toe, en dit op maat van de mensen die in één van de projectwijken wonen, werken of waar ze in hun vrije tijd vertoeven. De betrokkenen krijgen de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij een lokale bewonersgroep. De ideeën van de betrokkenen moeten vervolgens uitmonden in een aantal plaatselijke workshop en comités. Op deze manier wil het project alle doelgroepen op een volwaardige manier inschakelen in het streven naar duurzame buurten. Het project concentreert zich specifiek op drie thema’s: De openbare ruimte, zowel op vlak van infrastructuur als ruimtegebruik, gezondheid & welzijn en de buurtveiligheid. De projectontwikkelaars kozen voor deze thema’s omdat ze één voor één een positieve invloed hebben op de werking van een wijk (Stad Antwerpen, OCMW Kortrijk, Gemeente Breda en Medway Council, 2012). DNA investeren projectontwikkelaars in de openbare ruimten omdat ze ervan overtuigd zijn dat een aantrekkelijke openbare ruimte en een stimulerend gebruik van deze ruimte een gunstige werking hebben op de houding van personen, ten aanzien van hun wijk. Gezondheid & welzijn zijn eveneens onmisbaar met het oog op het ontwikkelen van eigenaarschap. Een buurtgevoel wordt slechts gecreëerd wanneer personen zich geen zorgen hoeven te maken om hun gezondheid en welzijn in de woon-, werk- en vrijetijdsomgeving.
55 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Buurtveiligheid is het derde thema waarin DNA investeert. Het is een absoluut vereiste dat de mensen in de buurt zich veilig voelen. Niemand wilt tenslotte in een onveilige buurt wonen en/of investeren. Eigenaarschap komt pas tot stand wanneer mensen zich met de buurt identificeren. Door in te spelen op de drie thema’s zullen bewoners zich verantwoordelijk voelen om mede-eigenaar te worden van de buurt waarin ze wonen, werken of hun
vrijetijdsactiviteiten
uitvoeren
(Stad
Antwerpen,
OCMW
Kortrijk,
Gemeente Breda en Medway Council, 2012). Vrijetijdsactiviteiten Rabot-wijk Het dagelijks leven van een individu bestaat uit allerlei activiteiten, denk maar aan
sporten,
werken,
leren,
wandelen,
ontspannen,
enzovoort.
Deze
activiteiten leveren stuk voor stuk een bijdrage tot een persoonlijk evenwicht. De activiteiten die we in onze vrije tijd uitvoeren, hebben in diverse levensfases bovendien een andere functie. Kinderen ontwikkelen al spelend hun mentale, fysieke en sociale vaardigheden. Zo onderzoeken ze alle voorwerpen waarmee ze in aanraking komen en ontdekken zo de wereld. Naast het pure plezieraspect bevat spelen dus ook een educatieve dimensie. Bij pubers is vrije tijd belangrijk om de frustraties kwijt te kunnen en om sociale contacten op te bouwen. Door middel van vrijetijdsactiviteiten ontwikkelen ze een autonome plaats in de samenleving. Bij volwassenen zorgen deze activiteiten dan weer voor een evenwicht tussen werk en gezin. Hieruit blijkt dat vrije tijd verschillende functies vervuld en dat iedereen zijn vrije tijd anders gebruikt. Daarom is het belangrijk dat op en rond de Rabotsite verschillende vrijetijdsactiviteiten aanwezig horen te zijn, aangepast aan de aanwezige doelgroepen. Denk hierbij aan voetbaltoernooien voor de jongere generatie, naai workshops voor de Turkse vrouwen, speelpleinen voor de kinderen, wandelpaden in de parken voor de oudere, een budgetvriendelijk restaurant, enzovoort. Op De Site in de Gasmeterlaan werden in het verleden al verschillende initiatieven genomen, als tijdelijk invulproject, om de publieke ruimte aantrekkelijker te maken en op die manier eigenaarschap te creëren. Tevens verhogen dergelijke initiatieven de sociale cohesie en het veiligheidsgevoel omdat anonimiteit wordt tegen gegaan. Zo bevinden zich hier volkstuinen en een ruimte om te voetballen. Daarnaast worden er buurtbarbecues gegeven, onder beheer van een Turkse vrouwengroep. Als Stad Gent en Tonderlier Development nv besluiten dat het voorbereidend en
studiewerk
voldoende
gevorderd
is
om
te
beginnen
met
de
bouwwerkzaamheden, dan verdwijnen eerder besproken initiatieven. Om te voorkomen dat de sociale cohesie verzwakt en het gevoel van eigenaarschap Deel III – Aanbevelingen en besluit
56 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
voor de buurt samen met de initiatieven verdwijnt, moet er blijvend worden ingezet
op
dergelijke
sociale
initiatieven.
Deze
initiatieven
geven
de
mogelijkheid om vrijetijdsactiviteiten, met educatieve elementen, op het openbaar domein in te vullen met andere mensen. Dit creëert een samenhang tussen bewoners van de Rabot-stroken en omwonenden, waardoor de wijk meer wordt geïntegreerd in de stad. Buiten de reeds actieve initiatieven rond de Rabot-wijk, moet er geïnvesteerd worden in het aantrekkelijker maken ervan door het bereik te vergroten. Dit kan door actief in te zetten op verschillende doelgroepen, nationaliteiten enzovoort. Hierdoor komen de verschillende doelgroepen met elkaar in contact en
wordt
de
verschillende
sociale
cohesie
groepen
en
bevorderd.
de Uit
verdraagzaamheid de
focusgroep
tussen bleek
de dat
verdraagzaamheid in de drie Rabot-torens matig was tussen de Belgen en Belgen met migratieachtergrond. Daarom is het aangeraden hierop in te spelen bij de nieuwe stroken. We gaan hierop verder in onder deelhoofdstuk 7.2 Stimuleren sociale cohesie. Een ander voorbeeld om de verschillende doelgroepen met elkaar in contact te laten komen, zijn de maandelijkse sluikstortacties. Door de scholieren van de omliggende scholen te betrekken bij dit initiatief ontstaat er respect voor de omgeving. Naast het inzetten op verschillende doelgroepen, kunnen de bestaande initiatieven aantrekkelijker gemaakt worden door ze uit te breiden. Er
kan
bijvoorbeeld
voor
gekozen
worden
om
driemaandelijks
een
buurtactiviteit te organiseren in plaats van twee maal per jaar. Ook kunnen de gekweekte
etenswaren,
uit
de
volkstuinen,
gebruikt
worden
in
het
budgetvriendelijk restaurant. Daarnaast kunnen de openbare ruimten attractief gemaakt worden door kleine fysieke ingrepen. Hier wordt dieper op ingegaan in deelhoofdstuk 7.3 – Stimuleren sociale veiligheid. Bij het nemen van maatregelen om de openbare ruimte te stimuleren, is het actief betrekken van Rabot-bewoners en omwonenden van cruciaal belang. Het DNA-project is hier een goede methode voor.
57 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.2
Stimuleren sociale cohesie
7.2.1
Waarden en normen verschil tussen bewoners
De laatste jaren wordt de buurt gekenmerkt door een grote diversiteit, waardoor er cultuurverschillen optreden. In sociale interactie geven mensen namelijk altijd betekenis aan verschillen en gelijkenissen vanuit verschillende perspectieven. Persoonlijke aspecten zoals motivatie, opvoeding, voorkeur, waardering en morele standpunten hebben invloed op de houding tegenover mensen met een andere cultuur. Om
hiermee
om
te
gaan
wordt
er
wel eens
gebruik
gemaakt
van
‘interculturaliseren’. Onder dit principe verstaan we het in harmonie samen bestaan
van
verschillende
culturen,
waarbij
deze
elkaar
wederzijds
beïnvloeden zonder volledig te verdwijnen (FOV, 2014). Voor veel organisaties zoals WoninGent is dit een gegeven waar men moeilijk grip op krijgt. Interculturaliseren impliceert immers een veranderingsproces, wat weerstand oproept bij alle partijen. Rond dit thema zetten verschillende organisaties zich in. Een voorbeeld hiervan is het Kruispunt Migratie-Integratie die advies en begeleiding voorziet op maat van de klant (Kruispunt Migratie-Integratie, z.d.). Betrokkenheid Op dit moment houdt WoninGent reeds huisbezoeken en zitmomenten voor nieuwe Rabot-bewoners. Deze momenten worden door de bewoners als zeer laagdrempelig ervaren. In de toekomst kan hiervan gebruik gemaakt worden om op vrijwillige basis een eerste kennismaking te organiseren met de buren. Met deze acties trachten we verschillende bewoners samen te brengen in hun eigen woonomgeving. Dit stimuleert in eerste plaats de sociale netwerken in de gebouwen, waardoor we trachten respect te creëren voor elkaars verschillen. Het is belangrijk optimaal gebruik te maken van gemeenschappelijke ruimten in de gebouwen. Het project 017-019 uit de huidige Rabot-site werd zowel tijdens de interviews als de focusgroep veel lof toegeschreven. Het is dan ook aangewezen om bestaande good-practices te behouden in de nieuwe complexen. Hierop kunnen we inzetten door onder meer een interculturele kookworkshop te organiseren. Bewoners van verschillende culturele afkomst kunnen van het budgetvriendelijk restaurant gebruik maken om elkaar wekelijks een nieuwe keuken te leren kennen. Nadien worden de gerechten gezamenlijk opgegeten. Op die manier willen we de bewoners ertoe aanzetten elkaars gewoontes te leren kennen en wordt er geïnvesteerd in sociale interactie. De drempel in dergelijke initiatieven bevindt zich betrekkelijk laag
Deel III – Aanbevelingen en besluit
58 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
gezien dit gedijt in een informele sfeer. Bestaande projecten zoals de volkstuintjes kunnen hiermee gecombineerd worden. De oogst uit deze tuintjes kan gebruikt worden als ingrediënten bij het klaarmaken van de gerechten. Ook kan een soortgelijk initiatief geïmplementeerd worden in het ‘Rabotelier’ (cf. deelhoofdstuk 7.1.1 Invulling wijkvoorziening strook A). Buiten de projecten die wij voorstellen zijn er nog andere projecten die een gelijkaardig effect kunnen hebben op de attitude van bewoners, hieronder een aantal voorbeelden (Kruispunt Migratie-Integratie, 2014):
Een Fietsvriend-project. Een ervaren fietser spreekt af met een beginnende fietser van vreemde afkomst om samen tochtjes te maken,
Wijkbewoners van verschillende generaties bouwen samen een ‘sociale zetel’:
een
grote
kleurrijke
sofa
als
ontmoetingsplek
in
de
gemeenschappelijke ruimte,
Een
multimedia-workshop.
Jongeren
tonen
ouderen
in
een
dienstencentrum hoe ze moeten werken met een mobiele telefoon, iPad en laptop. Uit de focusgroep is gebleken dat verdraagzaamheid onder de bewoners een aandachtspunt is. Met dit project spelen we hier alvast op in. Naast de cultuurbarrière focussen we ons op het verkleinen van de taalbarrière. Hierop wordt ook ingezet in het DNA-project. 7.2.2
Taalbarrière
Niemand zal tegenspreken dat taal belangrijk is om maatschappelijk te kunnen functioneren (Van Avermaet, P. z.d.). Uit de interviews en de focusgroep bleek dat communicatie een heus heikel punt is (cf. Bijlage 9).
Informeel leren
Tijdens de kookworkshops en in het Rabotelier zullen bewoners met elkaar in dialoog treden. Hierdoor worden basis taalvaardigheden op een informele manier ontwikkeld. Op een ludieke manier kan er tevens gecommuniceerd worden met bewoners, door onder meer gebruik te maken van symbolen en cartoons om een bepaalde boodschap over te brengen. Daarnaast kan aan de hand van sport, spel en muziek op een alternatieve manier worden gecommuniceerd.
Aanbeveling
Bij inschrijving in de gebouwen moeten nieuwe bewoners nu slechts een brief binnen brengen bij WoninGent waarop staat dat zij de Nederlandse taal machtig zijn of leren. In de realiteit leidt dit tot misbruik, vaak wordt onterecht aangeduid dat men voldoende Nederlands spreekt. Formele communicatie
Deel III – Aanbevelingen en besluit
59 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
vanuit verschillende actoren wordt hierdoor niet gelezen. Om hieraan het hoofd te bieden kan WoninGent er voor kiezen om bij inschrijving in de nieuwe complexen een motivatiegesprek af te nemen. Op die manier kan WoninGent op een efficiëntere manier peilen naar de taalvaardigheden van de bewoner. Indien dit niet het geval is kan nog steeds gekozen worden voor taallessen. Goede praktijk In Antwerpen bestaat er een origineel initiatief dat zowel inspeelt op de cultuur- als taalbarrière. Daar ontwierp striptekenaar Steven De Rie een strip genaamd “Allemaal op het plein”. Hij observeerde maandenlang
de
Coninckplein’,
om
bruisende er
buurt
vervolgens
van een
het
‘De
beeld
te
schetsen van zijn inwoners (Noordlink, 2012). In de strip zijn stamgasten uit het lokaal café, deelnemers van de breiclub, iemand van de Pleingroep, enz. terug te vinden. Deze interessante ontmoetingen werden daaropvolgend in een stripverhaal gegoten en schetsen een beeld over hoe de buurt er uitziet. In
de
Rabot-site
werd
een
soortgelijk
project
Foto 14 - “Allemaal op het plein” (Noordlink, 2012)
uitgewerkt door Simon Allemeersch. Dit project neemt de vorm aan van een filmvoorstelling, een foto impressie en een boek genaamd Rabot 4-358 (Vai, 2014). Een strip kan echter een grotere invloed hebben op de taalbarrière gezien het gebruik van simpele teksten en aantrekkelijke personages het lezen gemakkelijker maken voor alle doelgroepen. Ook kan bij het ontwerp van de strip
een
workshop
striptekeningen
georganiseerd
worden
waarbij
geëngageerde buurtbewoners samen met de striptekenaar de figuren en kostuums ontwerpen. Het uiteindelijke resultaat wordt gevormd door een zekere artistieke vrijheid. Deze vrijheid betreft de vrijheid die een artiest zich kan veroorloven om zijn werk vorm en inhoud te geven aan dat wat als ‘de werkelijkheid’ wordt ervaren (Steven De Rie, 2012). Naast een origineel idee zorgt deze strip ook voor een zekere ontmoeting met de mensen uit de buurt. Je leert ze op een andere manier kennen. Wanneer je verder kijkt dan louter het idee van een strip, dan is op te merken dat er aan de hand van relatief eenvoudige dialogen een beeld wordt geschetst rond de normen en waarden die heersen onder de verschillende bewoners. De strip kan dus ook dienen als stimulans om andere waarden en normen te leren appreciëren. Het is alvast een idee om mee te nemen.
60 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.2.3
Wijkfeesten
Aan de bewoners werd tijdens de focusgroep gevraagd welk initiatief zij zouden organiseren, mochten ze hier de keuze toe hebben. Al snel kwam naar voren dat ze een BBQ zouden organiseren voor alle (oud-)Rabot-bewoners. Tijdens deze BBQ worden onderling op een informele manier verhalen uitgewisseld en oude relaties terug aangewakkerd. Gezien deze maatregel strookt met onze visie en de sociale samenhang zal bevorderen was het interessant dit aan te halen.
7.3
Stimuleren sociale veiligheid
7.3.1
Publieke en semipublieke ruimten
In de nieuwe Rabot-site zullen verschillende publieke en semipublieke ruimten aanwezig zijn. De groene zones rondom de stroken zijn publieke ruimten alsook strook A en strook D. De inkomsthallen, gangen en binnentuinen in de clusters zijn semipublieke ruimten. Het kaartje van de site is terug te vinden onder deelhoofdstuk 7.1.1 Invulling wijkvoorziening strook A.
Zichtbaarheid
Bij voorkeur worden de publieke functies, zoals winkels, werkplaatsen, cafés, enzovoort. Op die manier verhoogt de informele sociale controle in de stroken. Deze functies trekken namelijk doorheen de dag verschillende gebruikers aan. Om de sociale controle te versterken, zijn glazen wanden met weinig obstakels voor de etalages gewenst (cf. foto 9). Deze wanden zullen enerzijds de zichtbaarheid verhogen. Anderzijds zorgen ze ervoor dat gebruikers van één activiteit zicht hebben op de hen omringende activiteiten in het gebouw. Dit heeft mogelijk een drempelverlagend effect op de gebruiker om ook deel te nemen aan andere activiteiten. Gedurende de interviews kwamen ook andere mogelijkheden naar voren. Eén van de mogelijkheden bestond uit het wegnemen van de binnenmuren. Zo creëer je als het ware één grote ruimte met verschillende initiatieven. Dit werkt, net zoals bij de glazen wanden, drempelverlagend. Gebruikers kunnen in dit geval nog makkelijker gebruik maken van de andere initiatieven. Het grote nadeel van één grote ruimte ligt hem in de hygiëne, specifiek kruisbesmetting. Ter illustratie: Afval van de knutselruimte wordt door gebruikers,
bijvoorbeeld
onder
de
schoenen,
op
een
simpele
manier
meegenomen naar de kookruimte. De opgesomde opties zorgen ervoor dat de sociale cohesie tussen de gebruikers versterkt wordt. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat de ruimte als veilig en leefbaar wordt ervaren Deel III – Aanbevelingen en besluit
61 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Eenduidigheid
De functie en bestemming van de verschillende stroken moet voor de (mogelijke) gebruiker duidelijk zijn. Zo moet strook A en D duidelijk uitstralen voor wie de ruimten bestemd zijn. Door bijvoorbeeld duidelijke signalisatie boven de ingang van de ruimten, weten niet-bewoners dat het aanbod van de publieke functies ook voor hen bedoeld is en ze er ook gebruik van mogen maken.
Tevens
moet
duidelijk
vermeld
worden
wanneer
de
publieke
voorzieningen toegankelijk zijn. Door openingsuren te voorzien aan de ingang wordt dit voor de gebruiker duidelijk. Bij het inplannen van de publieke voorzieningen ontstond er discussie betreffende de verantwoordelijkheid ervan. Enerzijds kan ervoor geopteerd om de ruimte door de private markt te laten beheren, anderzijds kan de ruimte gebruikt worden voor initiatieven die het sociaal weefsel ten goede komt, zoals een ontmoetingscentrum. Indien de ruimte onder de bevoegdheid komt van de private markt, kan er minder controle uitgevoerd worden betreffende de invulling ervan. Zo ontstaat het risico dat het eenzijdige aanbod uit de wijk verder gezet wordt (cf. hoofdstuk 3.3 – Leefbaarheid).
Toegankelijkheid
Bij het ontwerpen van de stroken is het belangrijk om in te schatten welke doelgroepen het gebouw zullen gebruiken en/of bezoeken. Hierbij moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden dat alle publieke, semipublieke en private ruimten toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Deze doelgroep moet alle ruimten als ieder ander kunnen betreden. Daarnaast moeten ze toegang hebben tot alle toestellen, zoals de liftbediening en deurhendels, vanuit zittende positie (Gelijke Kansen in Vlaanderen & Enter vzw, 2014). Door afsluitbare delen te voorzien in de stroken, kan de toegankelijkheid worden gereguleerd. De afsluitingen zorgen voor een duidelijk zichtbare grens tussen (semi)publieke en private ruimten. Indien er geen afsluitingen aanwezig zijn, kunnen gebruikers van de publieke functies, zoals winkels, werkplaatsen en cafés, zich in de semipublieke ruimten, zoals de gangen, de ondergrondse garages en de binnentuinen of private ruimten, in dit geval de appartementen, begeven. Een mogelijke manier om deze afsluiting te realiseren is het gebruik van de zogenaamde ‘toegangsbadge’. Uit de focusgroep met bewoners kwam naar voren dat dit een mogelijke oplossing biedt om ongewenste personen, zoals daklozen en drugsgebruikers, buiten te houden. Door gebruik te maken van een toegangsbadge kunnen bewoners met eenzelfde badge toegang krijgen tot verschillende ruimten. Denk bijvoorbeeld aan de afvalcontainers, de halfondergrondse fietsenstalling, de ondergrondse parkeergarage en de eigen woning.
62 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
De binnentuinen, in de drie clusters, zullen ’s nachts door middel van een transparant hek afgesloten worden. Om te voorkomen dat ongenodigden over de hekken klimmen is het belangrijk om hekken te kiezen van minimum 1m50 en deze aan de bovenkant te voorzien van een ‘puntenkam’ (B&G Hekwerk, 2014). Deze extra barricade maakt het voor potentiële daders minder aantrekkelijk om de semipublieke ruimten te betreden.
Aantrekkelijkheid
De publieke ruimten kunnen aantrekkelijker gemaakt worden door de levendigheid
en
aanwezigheid
gestimuleerd
worden
door
in
van te
gebruikers spelen
op
te
verhogen.
Dit
‘functiemenging’.
kan
Onder
functiemenging verstaan we dat naast woningen in een wijk ook kantoren, bedrijven, horeca, enzovoort aanwezig moeten zijn (SVOB, 2014). Dit zorgt voor een veilige buurt doordat er meer sociaal toezicht aanwezig is gedurende de dag. Daarnaast zorgt functiemening voor een efficiënter en duurzamer ruimtegebruik (Van Den Hoek, 2010). Door functiemenging toe te passen op de nieuwe Rabot-site worden de verschillende interesses van personen aangesproken en wordt de kans verhoogd dat ze gebruik willen maken van de publieke ruimten (cf. Bijlage 3). Een waaier aan activiteiten trekt een groter doelpubliek aan maar het is belangrijk om de voorzieningen aan te passen aan het reeds aanwezige publiek, in dit geval op de eerste plaats de bewoners van de site. Uit de focusgroep is gebleken dat er in de wijk veel vraag is naar initiatieven die budgetvriendelijke
goederen
of
diensten
aanbieden.
Voorbeelden
van
dergelijke concrete initiatieven, die positief inwerken op de sociale cohesie, worden besproken in deelhoofdstuk 7.1 – Stimuleren openbare ruimte. Architectonische aanpassingen kunnen ervoor zorgen dat de ruimten als aantrekkelijk ervaren worden. Denk bijvoorbeeld aan kasten die in de muur verwerkt zitten of aan kleinere fysieke ingrepen zoals geverfde muren of een bepaald soort meubilair. Wanneer de betrokken
worden
bij
de
invulling
bewoners en andere gebruikers
van
de
publieke
ruimten,
wordt
eigenaarschap gecreëerd. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat de gebruikers zich gaan bekommeren over de ruimte en er zorg voor dragen. Dit verhoogt het veiligheidsgevoel maar ook de sociale cohesie.
63 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.2
Rabot-stroken
Onder dit punt bespreken wij de gebouwen en private ruimten. De gehele Rabot-site bestaat uit drie clusters, elk gescheiden door groene ruimten. De eerste cluster bestaat uit drie gebouwen (stroken A, B en C), de tweede cluster bestaat uit twee gebouwen namelijk stroken D en E en de laatste cluster bestaat opnieuw uit drie gebouwen (cf. foto 13) (stroken G, H en F).
Zichtbaarheid
Om ervoor te zorgen dat de verschillende verdiepingen van de stroken overzichtelijk blijven, kan er in de trappenhal, net zoals bij de publieke ruimte in strook A, een doorzichtige muur opgenomen worden (cf. foto 9). Dergelijke doorzichtige muren verhogen de zichtbaarheid en zorgen voor een natuurlijke lichtinval die de aantrekkelijkheid ten goede komt. Daarnaast moeten alle stroken voorzien zijn van een goede verlichting. Vooral in de halfondergrondse fietsenstallingen en de ondergrondse parkeergarage moet hier extra aandacht aan besteed worden. Dit omdat er geen of weinig gebruik gemaakt kan worden van natuurlijke lichtinval (SVOB, 2014).
Eenduidigheid
Bij voorkeur worden de acht stroken voorzien van verschillende namen. Deze naam moet duidelijk zichtbaar en verlicht zijn op de voorgevel van het gebouw. Door deze ingreep worden oriëntatiepunten gecreëerd. Zo weten bezoekers bijvoorbeeld direct welk gebouw ze moeten betreden, zonder alle gebouwen te moeten betreden, wat tevens de anonimiteit verhoogd. Door de benaming van gebouwen wordt eigenaarschap bevorderd. Het zelfde effect kan, in mindere mate, bekomen worden door de gebouwen te voorzien van nummers. Wij prefereren benamingen, omdat dit een positief effect heeft op de bewoners en omdat dit eigenaarschap en de leefbaarheid bevordert. Bewoners willen zich identificeren met het gebouw waarin ze woonachtig zijn en dit heeft effect op het verantwoordelijkheidsgevoel. Bij een hoge mate van verantwoordelijkheidsgevoel, zullen bewoners zich meer inzetten om hun gebouw schoon en aantrekkelijk te houden. Dit verhoogt opnieuw de veiligheidsgevoelens. Door te zorgen voor een creatieve naam wordt de aantrekkelijkheid mogelijk nog meer bevorderd. De POLO-architecten stelden voor om de volledige Rabot-site, de acht stroken, de naam Rabotpark te geven. Als het aan ons ligt wordt deze naam enkel gebruikt voor de grote groene publieke ruimte rechts van strook H. ’s Avonds moeten de namen van de gebouwen verlicht zijn. Op die manier kunnen de gebouwen ook in het donker als herkenningspunt dienen voor mensen die niet met de buurt vertrouwd zijn. Dit heeft als gevolg dat ze zich veiliger voelen op de site (SVOB, 2014). Deel III – Aanbevelingen en besluit
64 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Op enkele belangrijke toegangspunten in de site raden wij aan een plattegrond van de site en haar omgeving te plaatsen. Hierop staan de namen van de gebouwen en andere herkenningspunten aangeduid. Binnenin de gebouwen moet op ieder verdiep duidelijk en zichtbaar aangegeven zijn op welke verdieping men zich bevindt en waar de dichtstbijzijnde nooduitgangen zijn. Hiernaast moet ook aangegeven zijn welke appartementennummers en voorzieningen aanwezig zijn op het betreffende verdiep, waar de liften en trappen zich situeren en waar de uitgang is.
Toegankelijkheid
Door bepaalde delen van de stroken afsluitbaar te maken, kan er worden gecontroleerd wie er (al dan niet gewenst) in deze delen komt. Zoals in deelhoofdstuk 7.3.1 Publieke en semipublieke ruimten werd toegelicht, moeten de verschillende ruimten op een duidelijke manier van elkaar gescheiden
zijn.
Dit
kan
door
gebruik
te
maken
van
bouwfysische
aanpassingen. Voorbeelden hiervan zijn deuren, muren, ramen, planten, enzovoort. Uit de focusgroep bleek dat de huidige Rabot-torens voor vrijwel iedereen toegankelijk zijn. Bijna iedereen heeft toegang tot het gebouw, of het nu bewoners zijn of niet. Dit had verschillende redenen, allereerst was het eenvoudig om de toegangssleutel van de voordeur te kopiëren bij een sleutelmaker. Daarnaast was de voordeur regelmatig kapot, en liet onderhoud door de verantwoordelijke op zich wachten. Mensen die zes maanden onafgebroken dakloos zijn krijgen voorrang op sociale huisvesting (OCMW & CAW, 2004). Hierdoor komen er regelmatig daklozen terecht in de drie Rabot-torens. De bewoners uitten hun ongenoegen tijdens de focusgroep en vertelden dat daklozen veelal hun woning deelden met andere daklozen. De sociale cohesie binnen de daklozengemeenschap is namelijk zeer hoog. Om hun lotgenoten toegang te bieden tot het gebouw werden sleutels bijgemaakt. Om deze situatie in de nieuwe gebouwen te voorkomen raden we een elektronische
toegangscontrole
aan.
Hierbij
wordt
per
bewoner
één
toegangsbadge voorzien. Deze vorm van toegangscontrole heeft een aantal voordelen: Als eerste wordt een situatie zoals hierboven vermeden. Als tweede is het mogelijk bij verhuizing, verlies of diefstal de badge te deactiveren waardoor de toegang voor onbevoegden ontzegd wordt. Ten derde is het mogelijk dat één toegangsbadge toegang geeft tot verschillende ruimten, zoals
het
eigen
appartement,
de
inkomsthal,
de
afvalcontainers,
de
ondergrondse parkeergarages en de fietsenstallingen. Als laatste kan het elektronisch systeem gekoppeld worden aan een registratiesysteem. Hierdoor kunnen de bevoegde diensten bij brand of andere crisissen nauwkeuriger Deel III – Aanbevelingen en besluit
65 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
schatten hoeveel personen aanwezig zijn in de stroken. Dit principe wordt ook wel ‘Netcentrisch’ werken genoemd. Het nadeel van een elektronische toegangscontrole is het financiële aspect. De toegangsbadge neemt in vergelijking met een traditionele sleutel een grotere hap uit het budget. Deze grotere financiële uitgave wordt na verloop van tijd echter
uitgewonnen
doordat
de
mogelijkheid
tot
vandalisme
door
(on)gewenste personen afneemt. In het verleden werden kelderdeuren regelmatig
geforceerd
en
werden
lampen
kapot
gemaakt.
Door
een
vermindering aan vandalisme zullen er ook minder kosten zijn voor de verantwoordelijke, in dit geval WoninGent, om materialen te vervangen.
Aantrekkelijkheid
De POLO-architecten hielden bij het opmaken van de plannen reeds rekening met een groot aantal aspecten om de aantrekkelijkheid van de gebouwen te verhogen. Zo werd bij de hoogte van de gebouwen rekening gehouden met de omliggende bebouwingen. Daarnaast worden er veel groenzones rond de stroken voorzien, worden er balkons op verschillende niveaus voorzien, wordt rekening gehouden met de oriëntatie van de gebouwen ten opzichte van de zon, enzovoort. Zoals eerder in dit document werd aangehaald wordt de activiteit binnen de gebouwen verhoogd, door op de begane grond van strook A verschillende initiatieven te vestigen (RUP, 2012). In
de
inkomsthallen
van
de
stroken
moet
er
geopteerd
worden
de
brievenbussen zodanig te installeren dat de gleuf waar de post in wordt gedeponeerd zich aan de kant van het publieke gedeelte bevindt en de brievenbus zelf op het semipublieke gedeelte. Op deze manier wordt het onmogelijk gemaakt brievenbussen open te breken zoals in de huidige gebouwen vaak het geval was (cf. bijlage 3). Deze muur is tevens aantrekkelijker dan een muur vol vierkante brievenbussen, die vandalisme kan aantrekken. Om
de
aantrekkelijkheid
van
de
site
te
behouden
moet
deze
goed
onderhouden worden door de verantwoordelijke. Dit houdt o.a. in dat huis- en zwerfvuil voldoende opgehaald wordt. Indien dit niet gebeurt, creëer je een verloederde indruk. Deze verloederde indruk nodigt tevens uit tot meer zwerfvuil, hetzelfde geldt voor vandalisme (SVOB, 2014).
66 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.3
Parken en pleinen
Op de nieuwe Rabot-site zullen twee pleinen, één park en een publieke doorsteek aanwezig zijn. De overige ruimten tussen de gebouwen zijn private binnentuinen, afgezet met een doorzichtig hek. Zoals reeds aangegeven onder het punt gebouwen, zullen we de groene ruimte rechts van strook H Rabotpark noemen.
Zichtbaarheid
In de groene ruimten rondom de gebouwen moet er worden op toegezien dat bomen en struiken het zicht niet belemmeren. Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van lage beplanting en/of bomen met hoge kruin. De reden hiervoor is dat het mogelijk moet zijn om vanuit de appartementen toezicht te houden op deze groene ruimten en hun toegangen. Op de Rabot-site werden de gebouwen zodanig ingepland dat er lange zichtlijnen ontstaan doorheen de hele site. Het is dus aangewezen om ook bij de beplanting hier rekening mee te houden. Om de zichtlijnen te behouden moet de onderkant van de boomkruinen hoger zijn dan 2m20 en de struiken lager dan 0m50 (SVOB, 2014). Bomen worden best op een zo groot mogelijke afstand van de gebouwen geplaatst. Op die manier kunnen de hogere verdiepingen ook uitkijken over de ruimten. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de sociale controle in het gebied geoptimaliseerd wordt. Op plaatsen waar ze niet mogelijk zijn, worden idealiter regelmatig patrouilles gehouden door politie of gemeenschapswachten. Hierdoor wordt het gebrek aan informeel toezicht gecompenseerd door formeel toezicht. ’s Nachts moeten de paden in de groene ruimten permanent verlicht zijn om ze ook dan zichtbaar te houden en het herkennen van gezichten mogelijk te maken. Het kunnen herkennen van gezichten bevorderd de subjectieve veiligheid. De afstand tussen de lichtpilaren en de bomen moet minimaal acht meter zijn zodat het licht niet belemmerd wordt (SVOB, 2014).
Eenduidigheid
Het moet duidelijk zijn wie de verantwoordelijkheid draagt voor welk deel van de site. Voor de groene ruimten zal dit Stad Gent zijn. In de meeste gevallen is dus de Groendienst verantwoordelijk voor het onderhoud van deze ruimten. Om het eigenaarschap van de bewoners te vergroten kan echter een initiatief worden opgezet waarbij een aantal vrijwillige bewoners instaan voor het routine onderhoud van de groene zones. Eventueel kunnen deze vrijwilligers beloond worden met Torekes. Voor de meer gespecialiseerde taken (bv. Bomen snoeien) is de Groendienst wel nog steeds verantwoordelijk.
67 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Hiernaast moet tevens duidelijk zijn wie verantwoordelijk zal zijn voor het afsluiten van de private binnenruimten. Deze zullen namelijk ’s nachts worden afgesloten met een transparant metalen hek. Aan de ingang van deze binnenruimten
kunnen
‘huisregels’
worden
uitgehangen.
Zo
weten
de
gebruikers ervan perfect wat toegelaten is in de ruimten en wat niet. Deze huisregels kunnen gaan over het toelaten van honden, sport, picknicken, organiseren van activiteiten, respecteren van de rust, enzovoort. Zoals eerder aangegeven in deelhoofdstuk 7.3.2 Rabot-stroken, raden wij ook aan bewegwijzering
en
plattegronden
te
voorzien
aan
alle
belangrijke
toegangswegen van de site.
Toegankelijkheid
De groene ruimten moeten open staan voor zoveel mogelijk gebruikers zoals wandelaars (met of zonder honden), spelende kinderen, toevallige passanten, enzovoort. Op die manier wordt een eenzijdig gebruik van de ruimten voorkomen. Een mogelijk nadeel hiervan is echter dat verschillende gebruikers voor elkaar overlast kunnen zorgen (bv. hondenpoep op een speelplein). Om dergelijke overlast te voorkomen, worden ruimten met een verschillende functie best op een subtiele en weinig ingrijpende manier van elkaar gescheiden. Dit kan door gebruik te maken van straatmeubilair zoals bankjes, vuilbakken en bloembakken. Op die manier worden de gebruikers van ruimten met verschillende functies gestuurd naar waar ze thuis horen. Doordat de groene ruimten ook als doorsteek zullen dienen voor mensen die van de ene kant van de site naar de andere moeten, zal de site een meer levendig karakter krijgen. Om hierbij de rust en veiligheid in de ruimten te garanderen, worden bij voorkeur enkel voetgangers en fietsers toegelaten.
Aantrekkelijkheid
Om te voorkomen dat de groenzones overstelpt worden met zwerfaval moeten voldoende vuilbakken aanwezig zijn op het domein. Afval dat wel op de grond wordt gegooid moet op regelmatige basis worden opgeruimd. We raadden reeds aan om bomen en struiken voldoende te snoeien om zo de zichtlijnen in het gebied te bewaren. Deze ingreep zal de aantrekkelijkheid van de site bevorderen. Er zullen namelijk meer plekken met langdurige zon aanwezig zijn in het gebied (SVOB, 2014).
68 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.4 Sport
Sportpark
levert
naast
ontspanning
ook
een
belangrijke
bijdrage
aan
maatschappelijke waarden als leefbaarheid, sociale integratie/interactie en gezondheid. Sport doet verbroederen en kan daardoor een interessant gegeven zijn voor de sociale pijler van het herstructureringsproject. Dit is zeker het geval wanneer buiten individuen ook welzijnsactoren, sociaal culturele voorzieningen (JOC, jeugdbeweging enz.) en onderwijs worden ingezet hij het onderhoud en beheer (Bouwmeester, 2005). Door in te spelen op functiecombinaties komen er meer mensen gedurende een langer deel van de dag, waardoor de sociale veiligheid wordt verhoogd en sociaal toezicht wordt bevorderd. Zichtbaarheid
Rond sportparken moeten paden en parkeerplaatsen goed verlicht zijn, ook als de
sportveldverlichting
buitenschoolse
uit
opvang
en
is.
Medegebruik
door
ongeorganiseerde
bijvoorbeeld
sporters
scholen,
vergroot
de
betrokkenheid en het informele toezicht (SVOB, 2014). Daarnaast is het ook van groot belang dat de speelruimte overzichtelijk is (cf. Defensible space), dit zorgt ervoor dat men ziet en gezien wordt. De sociaal culturele voorziengen bevinden zich bij voorkeur aan de ingang van het sportpark. Eventueel kan er geopteerd worden voor een kantine of clubhuis.
Eenduidigheid
De toegangen moeten duidelijk aangegeven zijn en er kan gekozen worden om obstakels te plaatsen zoals niveauverschillen, trapjes of blokgroen, om de toegang voor fietsers en brommers te ontzeggen. Tevens moet het park worden begrensd door hekwerk. Bij de toegangen moeten gebruiksregels kenbaar worden gemaakt.
Toegankelijkheid
Parkeerplaatsen moeten in het zicht van gebouwen en routes liggen, bij voorkeur zijn er meerdere kleinere parkeerplaatsen in de buurt van de gebouwen, in plaats van één grote aan de rand van het park. Naar en van het sportpark zijn veilige fiets- en wandelroutes nodig. Wat de toegang tot het terrein betreft wordt geopteerd om een geëngageerde bewoner te laten instaan voor het openen en sluiten van het park. Een verantwoordelijke is namelijk nodig voor actief beheer, toezicht, coördinatie en organisatie van het park. Wanneer bewoners betrokken worden bij het beheer van het terrein, wordt
de
kans
gecreëerd
om
het
sportpark
te
laten
fungeren
ontmoetingsplaats, en daarmee de sociale structuur in de buurt versterkt. Deel III – Aanbevelingen en besluit
als
69 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Aantrekkelijkheid
Een verzorgd sportpark (schoon en goed beheerd) wordt als aantrekkelijk beschouwd. Bij voorkeur zijn er geen losstaande objecten, zoals vuilnisbakken, op het sportterrein. Losstaande objecten kunnen door verkeerd gebruik al snel een verloederde indruk nalaten (SVOB, 2014). Daarnaast is het interessant om het terrein niet enkel te laten fungeren als sportplek voor jongeren, maar ook voor faciliteiten met het oog op de ouderen uit de buurt. Zo kunnen er in de zomer bijvoorbeeld zumba-sessies voor vrouwen en senioren plaatsvinden. Denk aan het combineren van sport- en spelvoorzieningen voor jongeren en kinderen
en
comfortabele
zitvoorzieningen
voor
volwassenen.
Bankjes
behoren, zo vertelt het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentencentrum (WODC, 2010), tot de favoriete plekken van pleingebruikers. De redenen hiervoor zijn divers. Sommigen vinden het aangenaam om op het bankje in de zon te zitten, anderen vinden het interessant om zo hun spelende kinderen in de
gaten
te
kunnen
houden.
De
aanwezigheid
van
bankjes
is
een
schoolvoorbeeld van kleine ingrepen waarmee we zaken als sociaal toezicht en multifunctionaliteit kunnen verhogen. Ook de aanwezigheid van publieke voorzieningen of horeca vergroot het multifunctionele karakter van een plein. 7.3.5
Zwerfvuil en sluikstort
Zwerfvuil is afval dat zowel bewust als onbewust door mensen is achtergelaten of weggegooid. Veel voorkomende vormen van dit fenomeen zijn kauwgom, frisdrankblikjes, papiertjes zoals kassabonnetjes, flesjes en sigarettenpeuken.
Zichtbaarheid
Een goed onderhouden buitenruimte rond de nieuwe Rabot-torens zorgt ervoor dat de ruimte minder snel vervuild wordt. Wanneer personen zien dat er wordt schoongemaakt, zoals het opruimen van het Griendeplein, Lievetuin en het Rabotpark, worden ze zich bewuster van afval. Dit kan resulteren in een gedragsverandering bij de burger die zich vervolgens netter zal gedragen. De betrokkenheid van de bewoners en omwonenden verhoogt wanneer zichtbaar is dat er voor de publieke ruimten wordt gezorgd, door bijvoorbeeld de Groendienst. Ook kan er gepleit worden om maandelijks schoonmaakacties te organiseren, dit op initiatief van het stadsbestuur of vanuit de bewoners zelf. Op die manier wordt er getracht op het verantwoordelijkheidsgevoel van de
bewoners
in
te
spelen.
Als
extra
aanmoediging
kan
de
dienst
Samenlevingsopbouw de bewoners belonen door middel van Torekes. Dit complimentair geld werd besproken in deelhoofdstuk 3.4 Reeds getroffen maatregelen (SVOB, 2014). Deel III – Aanbevelingen en besluit
70 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Eenduidigheid
Als het gaat over het achterlaten van afval op publiek domein, betreft het veelal een mentaliteitskwestie. Het is aangeraden om vanuit het stadsbestuur in te zetten op de sensibilisering van bewoners en omwonende. Een goede communicatie tussen het stadsbestuur en de bewoners is daarvoor vereist. Gemeenschapswachten van de Stad Gent kunnen ingezet worden om de burgers te informeren betreffende dit onderwerp. Een andere manier is het sensibiliseren van bewoners in de gemeenschappelijke ruimte of tijdens andere projecten. Volgens de website Veilig Beheer en Ontwerp (2014) is het aan te bevelen in te zetten op een positieve beinvloeding van burgers. Dreigen met sancties, zoals de Gemeentelijke Administratieve Sanctie (hierna GAS) of boetes zijn uit den boze. Deze manier van handhaven werkt enkel indien er een redelijke pakkans aanwezig is. Dit laatste veronderstelt tevens een veelvuldige aanwezigheid van ordehandhavingsactoren. Tevens moet duidelijk aangeduid zijn waar de afvalbakken zich bevinden. Dit kan aan de hand van visualisatie of signalisatie.
Toegankelijkheid
Het is erg belangrijk dat er voldoende afvalbakken aanwezig zijn rond en op de Rabot-site. Deze worden bij voorkeur geplaatst bij de verschillende ingangen van de acht woonstroken. Op de Griendeplein, Lieventuin en het Rabotpark is het ook wenselijk om afvalbakken te plaatsen. Om doelgroepen, zoals de
jongeren
van
de
aangrenzende Katholieke Hogeschool te
bereiken
Sint-Lieven op
een
ludieke manier kan er geopteerd worden om te inversteren ‘blikvangers’. worden
bij
in Deze voorkeur
Foto 15 – Routes (Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013)
ingepland langs de routes, zie foto 14, die het meest gebruikt worden door de zwakke weggebruikers. Dergelijke blikvangers hebben ook een opvoedend effect. Mensen die de blikvanger passeren kunnen zo namelijk zien hoeveel afval anders op de grond zou terecht gekomen zijn.
71 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Aantrekkelijkheid
Een afvalbak aantrekkelijk maken, verhoogd de kans dat deze gebruikt wordt. Uit verschillende interviews met ambtenaren van Stad Gent blijkt dat men actief wilt inzetten op het verhogen van eigenaarschap onder de bewoners en omwonenden. Om in te spelen op het verantwoordelijkheidsgevoel van de mensen, en op die manier het gevoel van eigenaarschap te verhogen, kan er gepleit worden om de burgers te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld door een wedstrijd waarbij de bewoners de kans krijgen om initatieven in te sturen om de afvalbakken aantrekkelijker te maken. Indien er toch meldingen/klachten zijn betreffende dit fenomeen, is het belangrijk
dat
dit
intensief
gemonitord
wordt
door
de
stadsdiensten.
Betrouwbare monitoring maakt het mogelijk direct in te spelen op de noden en gericht in te grijpen op de hotspots. Om snel in te grijpen is het tevens van belang dat er duidelijk gecommuniceerd wordt wie er verantwoordelijk is voor welk domein. In dit geval is de stad verantwoordelijk voor het publiek domein en WoninGent voor het privaat domein. De bewoners moeten ook weten waar ze terecht kunnen met vragen, klachten of inlichtingen omtrent deze materie. Daarom is het belangrijk dat er op een heldere en begrijpbare manier wordt gecommuniceerd met de bewoners van de Rabot-site. Tevens is het belangrijk om tijdens de ontwerpfase van openbare ruimten rekening te houden met het vermijden van ‘windhoeken’, dit zijn de hoeken waar afval zich ophoopt door de wind. Ook moeten de openbare ruimten zo ingericht worden dat ze toegankelijk zijn voor stads- en hulpdiensten (SVOB, 2014). 7.3.6
Afvalcontainers
De voorkeur van Stad Gent gaat uit naar ondergrondse afvalcontainers. Dit soort afvalcontainers heeft als voordeel dat het volume per container aanzienlijk groter is dan bovengrondse containers. Doordat ze zeer weinig ruimte innemen zijn ze eveneens een goede oplossing voor stedelijke gebieden. Door goed afgesloten ondergrondse containers wordt geuroverlast ook vermeden of tot een minimum beperkt.
Zichtbaarheid
Het aantal afvalcontainers in de openbare ruimte is enorm gestegen als gevolg van de verplichting tot gescheiden afvalinzameling (Groente-, fruit- en tuinafval, glas, papier, textiel, restafval en plastieke producten). Bij de plaatsing van ondergronde containers moet het overzicht over de Filips van Cleeflaan en de omliggende voet- en fietspaden behouden worden.
72 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Op deze locatie zijn de ondergrondse containers goed zichtbaar en herkenbaar voor zowel de bewoners van de nieuwe Rabot-stroken alsook voor de bewoners grenzend aan de Filips van Cleeflaan. Tevens wordt er hierdoor een gedeelde verantwoordelijkheid gecreëerd tussen enerzijds de bewoners van de Rabot-site en anderzijds de bewoners van de Filips van Cleeflaan. Uit mondelinge communicatie met de Ruimtelijk Planner alsook uit het RUP – Bruggen naar Rabot blijkt dat er aandacht besteed wordt aan veilige en vlot bereikbare fietsenstallingen rond de nieuwe stroken. Door deze stallingen dicht bij de ondergrondse containers te plaatsen, verhoogt de informele sociale controle (SVOB, 2014).
Eenduidigheid
Een duidelijk kleurgebruik en vormgeving versterken de herkenbaarheid en vindbaarheid van de ondergrondse afvalcontainers. Hierbij is het belangrijk dat de verantwoordelijke van de containers, in dit geval IVAGO, voldoende communiceert met zowel de bewoners van de Rabot-site als de bewoners van de Filips van Cleeflaan. Denk hierbij aan communicatie over o.a. afval- en huisvuilinzameling, informatie over ledigingstijden en duidelijke en helder geschreven gedragsregels. Gedragsregels zorgen ervoor dat de gebruikers weten hoe ze de containers moeten gebruiken en voor welk soort afval. Ook wordt hierdoor duidelijk welke gevolgen
er
gekoppeld
zijn
aan
misbruik
van
de
containers.
Enkele
voorbeelden van gedragsregels zijn de volgende:
Gebruik de container zo veel mogelijk op maandag tot en met donderdag. Dan hebt u de minste kans op een volle container,
Houd rekening met de mensen die dicht bij de container wonen. Stort daarom liever niet vóór 7.00 uur of na 21.00 uur,
Doe de zakken niet te vol. En prop ook geen volumineuze zaken in de trommel. Anders loopt de trommel vast. U betaalt immers niet per zak,
Snoeiafval en tuinafval mogen, mits klein gemaakt, in een zak gewoon in de ondergrondse container,
Chemisch afval en bouw- en sloopafval mag niet in de ondergrondse container,
Zet geen afval naast de container, maak van de ondergrondse container geen openbare dumpplaats (Gemeente Groningen, z.d.).
73 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Toegankelijkheid
Een afvalcontainer bestaat uit twee gedeelten, namelijk het ondergronds gedeelte en de bovengrondse inwerpzuil. Beiden moeten goed toegankelijk zijn voor zowel de gebruikers als de verantwoordelijke. IVAGO moet over voldoende bewegingsruimte beschikken om de containers te legen/reinigen. Een voorbeeld hiervan is het plaatsen van E3-verkeersborden. “stilstaan en parkeren” plus een onderbord met opschrift waarop staat op welke tijdstippen het
verbod
actief
is.
Deze
borden
kunnen
ervoor
zorgen
dat
de
parkeerplaatsen rond de ondergrondse afvalcontainers op de tijdstippen van lediging vrij zijn. Daardoor krijgen de vuilniswagens ruimte en kunnen deze hun werk doen zonder het overig verkeer op te houden. De gebruikers moeten voldoende toegang hebben tot het bovengronds gedeelte. Een geringe inwerphoogte zorgt ervoor dat het systeem ook toegankelijk is voor kinderen en rolstoelgebruikers. Op vlak van veiligheid is het ook belangrijk een juiste tegendruk van de inwerpklep te voorzien. Dit moet onnodige risico’s rond de container vermijden zoals: spelende kinderen, dieren die voedsel proberen te verkrijgen enzovoort. De locatie van de afvalcontainers ten opzichte van de nieuwe stroken bedraagt idealiter 75 meter (dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013). Ten eerste worden de bewoners op die manier niet te zwaar belast met de lange wandelafstanden tussen de appartementen en de afvalcontainers. Ten tweede; op vlak van veiligheid zou het niet verantwoord zijn om de ondergrondse containers te plaatsen langs de voet- en fietspaden. De zwakke weggebruikers worden zo immers blootgesteld aan risico’s door vuilniswagens. Ten derde vormen de wagens een intensieve belasting voor de ondergrond van de site. De kostprijs bepalen voor het gebruik maken van de afvalcontainers kan op twee manieren: Enerzijds wordt de kostprijs voor de gebruikers per gewicht berekend. Anderzijds wordt de prijs gebaseerd op het aantal keer dat de containers gebruikt worden door de gebruikers. De kans op sluikstort verhoogt naarmate de gebruikers meer moeten betalen om ervan gebruik te maken. De eerste optie, betalen per gewicht, kan er dus voor zorgen dat er wordt gesluikstort. Sluikstort zorgt daarbovenop voor extra inspanningen en inversteringen van de stadsdiensten zoals opruimkosten, schoonmaakkosten, inzet van personeel, enzovoort. De tweede optie, één vast bedrag aanrekenen per keer dat de containers gebruikt worden, krijgt de voorkeur. Dit zorgt ervoor dat de sociale huurders alsook de omwonenden hun afval kunnen deponeren zonder dat dit grote kosten met zich meebrengt. De lage kostprijs nodigt de gebruikers uit om de containers te gebruiken en zorgt er mogelijk voor dat sluikstort tot het ‘saturatiepunt’ daalt.
Deel III – Aanbevelingen en besluit
74 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Aantrekkelijkheid
Vanuit veiligheidsoogpunt wordt de voorkeur gegeven om de inwerpzuilen evenwijdig met de stroken te plaatsen. Dit zorgt ervoor dat gebruikers herkenbaar zijn vanuit de omliggende bebouwingen. Personen met slechte bedoelingen worden afgeraden om deze uit te voeren omdat ze het idee hebben dat ze bekeken worden. Daarnaast zorgt deze evenwijdige inplanting ervoor dat gebruikers niet onnodig op de openbare weg staan met hun afval. Door een goede vormgeving en uitvoering wordt ledigen en onderhouden van de containers efficiënter. Het is aan te raden dat IVAGO de containers op regelmatige basis leegt en reinigt. Dit voorkomt dat gebruikers afval rond de inwerpzuil plaatsen die op hun beurt een verloederde indruk nalaten. Een ‘Anti Graffiti Coating’ op het zichtbare bovenstuk van de containers voorkomt graffiti. Deze coating vormt een berrière tussen de ondergrond en de graffiti zodat deze niet in de ondergrond kan indringen. De coatings worden onderverdeeld in drie groepen:
Eénmalige coatings: Dit type coating wordt mee verwijderd wanneer de graffiti weggenomen wordt en moet vervolgens opnieuw aangebracht worden op de ondergrond. Deze coatings zijn vrijwel onzichtbaar, blijven ongeveer drie jaar actief en zijn redelijk goedkoop.
Semi permanente coatings: Dit type coating is doorgaans op basis van siliconen. De coating is zichtbaar en tekenen zich af tegen de ondergrond
en
kan
meerdere
graffiti
verwijderingen
weerstaan
vooraleer het opnieuw aangebracht moet worden op de ondergrond. Dit type blijft plusminus vijf jaar actief en zijn tevens duurder dan de eenmalige coatings hiervoor besproken.
Permanente coatings: Dit zijn zeer sterke coatings waarop tot vijf jaar of in bijzondere gevallen meer garantie gegeven kan worden door de verkoper. De nieuwste coatings zijn ook zo goed als onzichtbaar voor het menselijk oog. Dit type is mogelijkerwijs de best mogelijke bescherming tegen graffiti. Het voordeel van dit type coating is dat het op vrijwel alle mogelijke ondergronden aangebracht kan worden. Dit type coatings vraagt een grotere inverstering maar is wel duurzamer dan de voorgaand besproken types (Purosan, 2014).
75 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.7
Openbaar Vervoer
Eén van de hoofdhalten van het openbaar vervoer (hierna OV) is deze van het Rabot. Met jaarlijks ongeveer 2500 instappers is de halte van essentieel belang voor de bereikbaarheid van de Rabot-wijk. Stad Gent en de openbaar vervoersmaatschappij De Lijn hebben de intentie om ter hoogte van het Griendeplein een ‘transferium’ aan te leggen, om zo ten noorden van het stadscentrum een volwaardig knooppunt voor tram en bus te creëren.
Zichtbaarheid
Halten van de openbare vervoersmaatschappij De Lijn moeten zoveel mogelijk in het zicht liggen van de omringende bebouwing en doorgaande routes. De halte is bij voorkeur transparant en goed verlicht. Meer informatie betreffende verlichting wordt besproken onder deelhoofdstuk 7.3.11 Verlichting.
Eenduidigheid
Het is belangrijk dat duidelijk is voor welk type openbaar vervoer de halte bestemd
is.
Tevens
onderhoudsverantwoordelijke
moeten zichtbaar
de
contactgegevens
zijn.
In
dit
geval
van zijn
dat
de de
medewerkers van de openbaar vervoersmaatschappij De Lijn.
Toegankelijkheid
De bus- en tramhalten moeten voor het publiek goed bereikbaar zijn. De centrale Lievetuin tussen cluster één en twee dient als publieke doorsteek. Het is aangeraden om voldoende facaliteiten rond de halten te voorzien, zoals fietsenstallingen en vuilnisbakken.
Aantrekkelijkheid
Halten van het OV moeten voldoende beschutting bieden aan de gebruikers. In het beste geval zijn ze overdekt en gemaakt van duurzame materialen die vlot te repareren en kras- en graffitiwerend zijn. Om dergelijke halten aantrekkelijk te maken en houden moeten ze regelmatig gereinigd worden (SVOB, 2014).
76 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.8
Straatmeubilair
Voldoende straatmeubilair in de omgeving nodigt mensen uit om buiten te komen. Tevens ontstaan op deze locaties sociale interacties tussen gebruikers. Op zijn beurt draagt dit bij tot het verhogen van de sociale cohesie op de site. Onder straatmeubilair wordt onder andere verstaan: zitbanken, afvalbakken, brievenbussen en speeltoestellen (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2014).
Zichtbaarheid
Idealiter wordt straatmeubilair in het zicht van bebouwing of doorgaande routes geplaatst. Op die manier wordt de informele sociale controle verhoogd en wordt de kans kleiner dat straatmeubilair het slachtoffer wordt van vandalisme. Het is afgeraden om dergelijk meubilair te voorzien op plekken die niet of nauwelijks in het zicht staan van bewoners of passanten.
Eenduidigheid
Het is aangeraden om doorheen de buurt eenzelfde type straatmeubilair te gebruiken om zo de herkenbaarheid te verhogen. De objecten moeten zodanig ontworpen zijn dat ze geen mogelijkheid bieden tot overnachting of andere vormen van ongewenst gebruik.
Foto 16 – Beton, gras en zitten (Pinterest, 2013)
Foto 17 – BYO Zeskant klimrek (Ijslander, 2007)
Toegankelijkheid
Op regelmatige afstand moeten er bankjes staan, en dit op de routes van de gebruikers. Straatmeubilair mag geen verzamelplaats zijn voor zwerfvuil. Daarom is het aan te raden om afvalbakken rondom het meubilair te voorzien. Ze moeten op zodanige locaties geplaatst worden dat ze geen obstakel vormen bij het schoonmaken van de omgeving. De obstakels mogen daarnaast ook geen vluchtroutes, nooduitgangen, paden, routes voor de hulpdiensten belemmeren. Deel III – Aanbevelingen en besluit
77 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
In dit geval wordt er bij voorkeur straatmeubilair voorzien op het Lievenplein en het Rabotpark. Ze wordt op die manier geplaatst dat sociaal toezicht vanuit de appartementen mogelijk is zonder dat het zicht wordt onttrokken door bomen, struiken en dergelijke.
Aantrekkelijkheid
Straatmeubilair moet vast staan op plaatsen waar het gebruikt ervan verwacht wordt. Wanneer ze op plaatsen staan waar ze niet gebruikt worden of waar ze niet afgestemd zijn op de doelgroep, kan dit een verloederde indruk achterlaten. Het wordt niet aangeraden om straatmeubilair te plaatsen op dichte afstand van de stroken, zodat overlast wordt beperkt. Om straatmeubilair aantrekkelijk te maken moet ze ten eerste van duurzaam materiaal gemaakt zijn. Hiermee worden materialen bedoeld die een lange levensduur hebben zoals beton en inox. Deze zijn slijtagebestendig. Ten tweede moeten ze regelmatig onderhouden en gereinigd worden door de verantwoordelijke, bijvoorbeeld dienst Openbare Reiniging. Zo wordt een verloederde
impressie
voorkomen.
Straatmeubilair
met
een
verzorgde
uitstraling nodigt meer uit tot gebruiken. Als laatst moeten ze attractief zijn, dit kan door gebruik te maken van kunst, vormen, kleuren, enzovoort. Door plaatselijke artistiekelingen te betrekken bij dit project is de kans groot dat er respect ontstaat voor het werk dat geleverd werd (SVOB, 2014). Een voorbeeld
van
aantrekkelijk
straatmeubilair
is
terug
te
vinden
onder
deelhoofdstuk 4.2. 7.3.9
Straat/weg
Om verkeersproblemen aan te pakken, kan gewerkt worden met de zogenaamde drie E’s (Engineering, Enfocement en Education). Engineering gaat om de fysieke inrichting van de wegen en het ontwerp van auto’s, Enforcement over wetgeving, controles en vervolging en Education over verkeersopvoeding. Omdat de onderwerpen auto’s, wetgeving, vervolging, verkeersopvoeding
en
controles
niet
rechtstreeks
met
dit
herstructureringsproject te maken hebben, zullen we het hier enkel hebben over de fysieke inrichting van de wegen.
Zichtbaarheid
De wegen rondom de site moeten zowel ’s avonds als ’s nachts worden verlicht. Deze verlichting moet worden geplaatst conform de normen voor openbare verlichting. De normen voor het Vlaamse Gewest zijn terug te vinden op de website van ‘EMIS-Vito’. Idealiter worden wegen verlicht met wit licht, uit onderzoek blijkt namelijk dat wit licht ervoor zorgt dat bewegingen langs de kant van de weg sneller worden waargenomen en dit vanaf een
Deel III – Aanbevelingen en besluit
78 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
grotere
afstand.
Bestuurders
kunnen
dus
sneller
stoppen
als
andere
weggebruikers plotseling de weg oversteken (Philips, 2013). Vooral het kruispunt van het Griendeplein en de Opgeëistenlaan moet voldoende worden verlicht. Over dit plein worden namelijk klachten verwacht omdat dit, na het herstructureringsproject, een zeer druk kruispunt wordt (cf. Bijlage 5). Hiernaast is het ook belangrijk dat de twee in- en uitritten van de ondergrondse parkeergarages duidelijk zichtbaar zijn. Bestuurders die rijden op de Filips van Cleeflaan moeten weten dat het mogelijk is dat er een auto zich op de rijbaan zal begeven. Om de zichtbaarheid te verhogen kan voor en na de in- en uitritten gebruik gemaakt worden van verhoogde inrichtingen. Zo zullen bestuurders die de obstakels passeren, vertragen en de in- en uitritten opmerken. Door de uitrit van de garages op een zodanige manier in te richten dat ze zichtbaar zijn, wordt het gebruik van veiligheidsspiegels overbodig. De wegsignalisatie moet duidelijk, logisch en overzichtelijk geplaatst zijn. Ze mag niet achter bomen, struiken, huizen en dergelijke staan. Om te voorkomen dat auto’s voor een verkeersbord parkeren, moeten de borden voldoende hoog en ver van parkeerplaatsen verwijderd zijn.
Eenduidigheid
Op de wegen rond de site moeten voldoende herkenningspunten en bewegwijzering aanwezig zijn. Deze bewegwijzering moet duidelijk, leesbaar en uniform zijn. Gebruikers van de wegen kunnen zo op een gemakkelijke manier hun weg vinden in het gebied. Hierdoor worden gevaarlijke manoevers voorkomen. Voor een makkelijke oriëntatie moeten ook lineaire elementen (insprongen, bushaltes, verkeersgeleiders, enz.) aanwezig zijn in het gebied. Deze elementen bakenen de verschillende weggedeelten duidelijk af. Hoofden nevenroutes kunnen onderscheiden worden door hun afmeting en inrichting. Vanaf de verschillende invalswegen moet ook bewegwijzering naar de parking aanwezig zijn.
Toegankelijkheid
Bij het inrichten van de wegen kan gebruik gemaakt worden van ‘selfexplaining roads’ en ‘forgiving roads’, het verkeer kan tevens gemengd of gescheiden worden. Self-explaining roads zijn wegen die door hun inrichting het rijgedrag van de bestuurders beïnvloeden (Holvoet, 2013). Afbeelding 18 toont hier een voorbeeld van.
79 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Foto 18 – Self explaining road (University of Kentucky, z.d.)
Op de foto rechts is de weg duidelijk smaller, waardoor bij de bestuurders een vertraging wordt afgedwongen. Doordat de bestuurder van een afstand al kan zien dat er zich een obstakel op de rijweg bevindt, zal hij trager rijden. Bestuurders die rijden op een brede weg waar geen obstakels zijn, zoals de foto links, zullen sneller rijden. Dergelijke ingrepen kunnen rond de nieuwe site worden genomen waar zich gevaarlijke verkeerssituaties voordoen. Hierbij denken we in het bijzonder aan het kruispunt met het Griendeplein en de Opgeëistenlaan. Om dit kruispunt veiliger te maken, kunnen verschillende ingrepen uitgevoerd worden. Er kan gebruik gemaakt worden van verkeerslichten om het verkeer alternerend door te laten. Hiernaast kan het kruispunt omgevormd worden tot een rondpunt zodat het verkeer trager verloopt. Indien beide
ingrepen niet mogelijk zijn, kunnen voor het kruispunt
‘verkeersremmers’ worden geplaatst om ervoor te zorgen dat bestuurders afremmen voor ze zich op het kruispunt begeven. Op de Opgeëistenlaan kunnen ook versmallingen worden geplaatst daar dit een lange weg is waar bestuurders de neiging hebben te snel te rijden. Forgiving roads zijn wegen die zodanig ingericht zijn dat wanneer een bestuurder toch een fout maakt, de gevolgen relatief beperkt blijven (Holvoet, 2013). Onderstaande afbeelding toont hiervan een voorbeeld: De betonnen vangrail aan de rand van de
weg
zorgt
ervoor
dat
een
bestuurder die de controle verliest niet op het fietspad terecht komt. Op de wegen rondom de Rabot-site kan een
soortgelijke
genomen. Foto 19 – Forgiving roads (fietsbult, 2013)
Deel III – Aanbevelingen en besluit
maatregel
Doordat
worden
dergelijke
betonnen
blokken
een
esthetisch
karakter
hebben,
gekozen
worden
voor
weinig kan meer
80 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
aantrekkelijke opties zoals ‘trottoirpaaltjes’ die het voet- of fietspad flankeren. Dergelijke alternatieven zijn echter minder effectief bij het beschermen van de zwakke weggebruikers. Gemengd verkeer (fietsers, voetgangers, auto’s enz.) toelaten op de rijweg vermindert zowel de verkeersintensiteit als de rijsnelheid (Holvoet, 2013). Hieronder wordt dit grafisch voorgesteld: Een
belangrijke
opmerking
bij
dit
gemengd verkeer is dat het niet in alle omstandigheden
mogelijk
is.
Bij
de
inrichting van de wegen moet eerst worden nagegaan welke functie de weg zal hebben. De weg kan enerzijds een ‘verblijfsfunctie’ hebben en anderzijds een
‘verkeersfunctie’.
Wegen
met
verblijfsfunctie zijn bedoeld voor nietgemotoriseerd weggebruik, zoals lopen, fietsen, spelen, op een bankje zitten, enz. Hier primeren de belangen van de zwakke weggebruikers. Wegen met een verkeersfunctie
hebben
als
doel
het
gemotoriseerd verkeer veilig en vlot af te wikkelen. Hier ligt de prioriteit dus bij Grafiek 3 - gemengd verkeer (verkeersveiligheid, 2013)
het verkeer waarbij niet-gemotoriseerde weggebruikers
aparte
voorzieningen
krijgen. Rondom de site hebben de wegen een overwegende verkeersfunctie. Het is dus aangewezen aparte voorzieningen te implementeren voor gemotoriseerd en niet-gemotoriseerd verkeer. Beide voorzieningen kunnen van elkaar gescheiden worden door de afbakeningen besproken onder forgiving roads.
Aantrekkelijkheid
Om de aantrekkelijkheid te bevorderen moeten de straten schoon worden gehouden en moeten de verschillende voorzieningen goed bereikbaar zijn (SVOB, 2014).
81 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.10 Fietsenbergingen Foto 20 geeft de padenstructuur voor voetgangers en fietsers weer op de site samen met de fietsenbergingen. Er zijn drie halfondergrondse en twee bovengrondse fietsenbergingen.
Foto 20 – Fietsenbergingen (dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013)
Zichtbaarheid
Zoals eerder werd aangehaald onder deelhoofdstuk 7.3.3 Parken en pleinen moeten de routes op de Rabot-site goed verlicht zijn. Ook de inkom van de berging
moet
fietsenbergingen
van
een
moeten
goede
verlichting
voorzien
fietsen
overzichtelijk
zijn.
kunnen
Binnenin
worden
de
gestald.
Overdag zullen de bergingen voldoende verlicht zijn doordat ze zich half of volledig boven de grond bevinden. ’s Nachts moet er echter kunstmatige verlichting worden voorzien. Voor de ondergrondse bergingen raden we aan te werken met een bewegingssensor zodat het licht enkel actief is wanneer iemand de berging betreedt. Dit heeft als voordeel dat er geen onnodig elektriciteitsverbruik is. Een tweede voordeel is dat omwonenden gealarmeerd worden wanneer het licht in de bergingen plots aangaat. Ze letten dus meer op wat zich erin afspeelt. Als de bergingen permanent verlicht worden, valt het niet meer op dat iemand gebruik maakt van de ruimte (British Journal of Criminology, 2004). Bij de bovengrondse fietsenbergingen kan er gekozen worden voor permanente verlichting of een bewegingssensor. Een nadeel van het gebruik van een bewegingssensor in deze bergingen is echter dat de sensor ook geactiveerd wordt door passerende
dieren. Hierdoor worden onveiligheidsgevoelens
gecreëerd. Deel III – Aanbevelingen en besluit
82 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Eenduidigheid
Aan de ingang van de bergingen moet duidelijk zijn of ze enkel bestemd zijn voor fietsen of ook voor bromfietsen en dat WoninGent de beheerder is. Voor de bovengrondse bergingen moeten buurtbewoners weten of ook zij ervan mogen gebruik maken. In de halfondergrondse bergingen kunnen de fietsrekken genummerd worden volgens de appartementennummers. Hierdoor weten de gebruikers welk rek ze mogen gebruiken. Deze kleine fysieke ingreep heeft een aantal positieve gevolgen. Als eerste wordt het eigenaarschap van de gebruiker verhoogd. Doordat ze een eigen rek hebben, zullen ze sneller geneigd zijn de berging schoon te houden. Als tweede heeft dit ook een invloed op de sociale controle. Als bewoners de inwoners van een bepaald appartement kennen en iemand anders zien bij de fiets van die inwoners kunnen ze dit melden aan hen.
Toegankelijkheid
In de fietsenbergingen moeten rekken staan waaraan de fietsen vastgeketend kunnen worden. De bergingen in de site zullen afsluitbaar zijn. Hierbij is het belangrijk dat de toegangsdeuren uit zichzelf sluiten om diefstal te vermijden. Van binnenuit moeten de deuren zonder badge te openen zijn zodat er altijd een vluchtroute voor handen is. Van buitenaf kunnen de deuren geopend worden met de toegangsbadge (cf. deelhoofdstuk 7.3.2 Rabot-stroken). Bij het inschrijven van een nieuwe bewoner kan gevraagd worden of die wenst gebruik te maken van de fietsenbergingen. Indien dit niet het geval is, kan de badge zodanig worden geprogrammeerd dat die bewoner geen toegang heeft. Op die manier wordt het risico op diefstal, vandalisme en het achterlaten van afval ingeperkt. Om te voorkomen dat mensen de fietsenberging binnen rijden, kan in de ingang een fietsgleuf en trap worden geïnstalleerd. Indien ook bromfietsen worden toegelaten in de bergingen moet de gleuf breder worden gemaakt. Zie hiervoor foto 21. Het deel van de halfondergrondse fietsenbergingen dat zich boven de grond bevindt, moet worden afgesloten met ‘gelaagd glas’. Door gebruik te maken van dit glas
Foto 21 – Fietsgleuf bij trap
worden inbraakpogingen met branders, hamers en dergelijke tegen gehouden. Gelaagd glas barst sneller maar in tegenstelling tot traditioneel (getemperd) glas valt het niet in kleine stukjes. Dit komt doordat in gelaagd glas een laag polyvinylbutyral-film zit waardoor het glas steviger is. Bijkomende voordelen zijn dat gelaagd glas geluidsisolerend en warmte-isolerend werkt (E.V.M. nv, 2000).
Deel III – Aanbevelingen en besluit
83 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Aantrekkelijkheid De fietsbergingen moeten goed worden onderhouden. Er moet regelmatig worden nagegaan wie er nog gebruik van maakt en wie niet. De badge van mensen die er geen gebruik meer van maken moet worden gedeactiveerd. Indien er afval in de ruimte wordt gedeponeerd, moet dit zo snel mogelijk worden
verwijderd.
Ook
fietswrakken
moeten
regelmatig
worden
weg
genomen. Om chaos in de bergingen te mijden moeten de fietsrekken vastgeschroefd zijn aan de grond. Op die manier kunnen ze niet worden verplaatst (SVOB, 2014). 7.3.11 Verlichting Door goed geplaatste openbare verlichting voelen bewoners zich veiliger in hun woonomgeving. Verlichting verhoogt namelijk de zichtbaarheid op de omgeving
en
vermindert
criminele
gedragingen.
Tevens
zorgt
goede
verlichting voor een verkleinde kans op vandalisme, inbraken, diefstallen, verkeersongevallen en drugsgebruik. Enerzijds wordt gesteld dat verbeterde verlichting leidt tot een beter toezicht op potentiële daders. Anderzijds wordt beweerd dat goede verlichting signalen van aandacht voor de omgeving uitstraalt. Dit heeft als gevolg dat de omgeving
verbeterd
wordt,
wat
weer
leidt
tot
meer
trots
en
verantwoordelijkheidsgevoel bij gewenste gebruikers en een betere sociale cohesie (Welsh & Farrington, 2007).
Zichtbaarheid
Het gedrag van individuen wordt beïnvloedt door verlichting omdat bepaalde eigenschappen van licht door mensen wordt waargenomen. Specifiek gaat het over twee componenten van licht, namelijk de distributie van de toonkleur en de lichtintensiteit, gemeten in lux. Het is erg belangrijk om de juiste lichtintensiteit te garanderen omdat individuen bij een goede lichtintensiteit meer van hun omgeving waarnemen. Naast de lichtintensiteit beschikt licht ook over een bepaalde kleur. Buiten de esthetische waarde van kleur, communiceert het tevens informatie met de omgeving. Kleur roept associaties en daarbij behorende reacties op, zo blijkt uit het onderzoek van Wexner (1954). Hieruit blijkt dat de kleuren groen en blauw geassocieerd worden met veiligheid. De kleuren rood, oranje, paars en zwart wekken dan weer het gevoel van onveiligheid op. Het principe van gekleurde verlichting werd bijvoorbeeld toegepast in Utrecht. Door gekleurde verlichting te plaatsen in de bestrating van bepaalde stegen, hoopte de Stad Utrecht mensen op een subtiele manier te beïnvloeden. De
84 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
passanten worden hier als het ware uitgenodigd om de, vroeger donkere, stegen te gebruiken als wandelroute. Goede verlichting verhoogt tevens de mogelijkheid tot sociale controle. Bij voorkeur wordt wit licht gebruikt in publieke ruimten. Door de grotere helderheid, in vergelijking met andere kleuren, van wit licht wordt het makkelijker om kleuren, voorwerpen, vormen, individuen en andere details te onderscheiden. Daarnaast heeft wit licht een stimulerend effect op de levendigheid van de openbare ruimten. Wanneer bewoners van de Rabot-site zich veiliger voelen in hun omgeving, zullen ze die vaker gebruiken. De verhoogde aanwezigheid van individuen op straat heeft op zijn beurt weer een positief effect op de informele sociale controle (Blomme, 2013).
Eenduidigheid
Allereerst het is belangrijk om de verlichtingsbronnen zo te instaleren, dat de gehele oppervlakte van de publieke ruimten van licht voorzien worden. Dit houdt in dat er geen donkere oppervlakten aanwezig mogen zijn binnen de publieke ruimten. Ten tweede maakt het gebruik van goede verlichting bij de gebruikers duidelijkheid welke ruimte ze betreden. Wanneer de publieke ruimten goed verlicht zijn, nodigt dit meer uit om te gebruiken. Ruimten die zeker verlicht behoren
te
worden,
zijn
de
inkomsthallen
van
de
acht
stroken,
de
fietsenstallingen, bus- en tramhalten, de groenzones, wandelpaden en garages. Ten derde zorgen bewegingssensoren en/of tijdschakelaars ervoor dat voor de gebruiker duidelijk is, wanneer de ruimte toegankelijk is en wanneer niet. Een duidelijke communicatie omtrent sluitingsuren naar de gebruiker toe voorkomt verwarring. Tot slot moet duidelijk zijn waar de gebruiker terecht kan als deze toch met onduidelijkheden of meldingen zit.
Toegankelijkheid
De lichtbronnen moeten voldoende hoog bevestigd zijn om vandalisme te voorkomen. Ze moeten echter ook in het bereik van onderhoudspersoneel hangen. Concreet betekent dit dat bomen of andere obstakels niet in de weg mogen staan.
85 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Aantrekkelijkheid
Stad Gent kan er bewust voor kiezen om de verlichtingsbronnen attractief te maken door bijvoorbeeld de kleur of vorm aan te passen. Wanneer bewoners trots zijn op hun openbare ruimten is de kans groot dat ze zich ervoor zullen inzetten
en
meehelpen
bij
het
onderhoud.
Dit
draagt
bij
tot
het
veiligheidsgevoel. Naast de attractieve kant van verlichting moet er een bewuste keuze gemaakt worden omtrent materiaalgebruik. Een juiste keuze en toepassing van materialen verhoogt de aantrekkelijkheid van de openbare ruimten, doordat vernieling, schade, vervuiling en slijtage voorkomen worden, minder zichtbaar of makkelijker te herstellen zijn. Denk bijvoorbeeld aan vandalismebestendige schroeven, gelaagd glas enzovoort. De gebruikte materialen moeten gemakkelijk te onderhouden zijn en moeten hun kleur en oorspronkelijke kwaliteit behouden. 7.3.12 Hondenpoep Al
sinds
1998
investeert
het
Gents
stadsbestuur
in
de
aanleg
van
hondentoiletten en losloopweiden voor honden (Stad Gent, 2014). Met een totaal van 26.000 geregistreerde honden is dit zeker aangewezen. Honden hebben behoefte aan ruimte waar ze kunnen loslopen. Om hieraan tegemoet te komen zet Gent in op de ontwikkeling van losloopweides. Anno 2014 beschikt de Stad over 18 losloopweides waarvan de totale oppervlakte maar liefst 20.300m². Samen met de hondenzwemplaats aan de Watersportbaan bedraagt dit zelfs 22.453m² openbaar terrein voorzien voor hondenrecreatie. De dichtstbijzijnde losloopweide voor de bewoners bevindt zich naast het Witte Kaproenenplein, op ongeveer tien minuten wandelen vanaf Rabot-toren 1. In de Filips van Cleeflaan zijn tevens twee hondentoiletten gesitueerd. Uit de interviews, als uit de focusgroep bleek dat dit nodig is, aangezien een groot deel van de bewoners over een hond beschikt. Om een hond op een stadsvriendelijke manier uit te laten moet de eigenaar zich echter aan een aantal regels houden.
Ga je met je hond wandelen op openbaar domein dan moet je minstens twee plastiekzakjes bijhebben,
Hou uw hond steeds aangelijnd, behalve op de losloopweides voor honden. Wie dit niet doet, riskeert een GAS-boete van 60 euro,
Op elke plaats moet men zich houden aan de opkuisplicht (respect voor jezelf, voor de omwonenden en voor je viervoeter), behalve in een hondentoilet (Stad Gent, 2014).
86 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
In een hondentoilet krijgen honden de kans hun te behoefte doen. Daarnaast mogen hondeneigenaars een zakje met hondenpoep achterlaten. Hondenpoep mag niet op de openbare weg, anders riskeren eigenaars een boete van minstens 60 euro. In een losloopweide mogen honden vrij loslopen. Op alle andere openbare plaatsen moet een hond aan de leiband zijn, anders riskeren eigenaars eveneens een boete (Stad Gent, 2014). Wat
ons
in
bezighoudt
dit
is
onderzoek
hoe
we
het
gebruik van de hondentoiletten kunnen stimuleren, gezien uit het praktijkonderzoek blijkt dat hondenpoep
voor
een
ware
overlast zorgt. De noodzaak voor hondentoiletten rond de woontorens
wordt
tevens
aangehaald in het RUP. We zijn Foto 22 - Hondentoilet (Google inc., 2006)
er van overtuigd dat sociaal
veilig ingerichte toiletten ervoor zorgen dat ze in het oog springen van de gebruiker. Er zijn namelijk heel wat voordelen aan, die hierna worden opgesomd.
Zichtbaarheid
Hondenpoep op de publieke ruimte behoort tot één van de grootste ergernissen van de bewoners. Tevens ontsiert hondenpoep het straatbeeld en belemmert het kinderen om op grasvelden te spelen. Om dit te voorkomen investeert Stad Gent sterk in de aanleg van hondentoiletten en losloopweiden. De toiletten worden idealiter verspreid doorheen de buurt, op die manier wordt ingespeeld op de informele sociale controle van omwonenden. Om dit te stimuleren zijn echter goede verlichting en zichtlijnen nodig. Zo mogen bomen en te hoge struiken het zicht op het hondentoilet niet belemmeren.
Eenduidigheid
Om de hondenrecreatie op een duidelijke manier zichtbaar te maken voor de eigenaars moet gebruik gemaakt worden van pictogrammen. Stad Gent (2014)
voorziet
de
volgende
pictogrammen
bij
het
aanduiden
van
respectievelijk: Hondentoilet, Losloopweide, Leibandplicht en Hondenverbod.
87 141 Foto 23 – Aanduiding hondenrecreatie (Stad Gent, 2014)
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Naast de pictogrammen op vorige pagina moeten de toiletten fysiek afgebakend zijn door bijvoorbeeld hekwerk. Een hek zorgt voor transparantie van
het
toilet
waardoor
eventuele
onregelmatigheden
kunnen
worden
opgemerkt. Daarnaast voorkom je blinde zones rondom het toilet, waardoor onder andere sluikstorten wordt afgeraden. In ruil voor de verschillende investeringen van de stad, wordt verwacht dat ook de hondenbezitters van het Rabot moeite doen. De stad geeft door middel van de ‘Gids voor hondenbezitters in Gent’ een overzicht van de verschillende hondenrecreatiegebieden. Een regelmatige verspreiding van de gids op en rond de site kunnen hondenliefhebbers er toe aanzetten vaker gebruik te maken van de verschillende voorzieningen.
Toegankelijkheid
De plekken die voorzien worden als hondentoilet moeten goed verspreid zijn in de buurt. Daarnaast moeten ze goed bereikbaar zijn vanuit elke woning, en dit voor elke doelgroep. Gebruik van trappen of hoge opstappen wordt bij voorkeur
vermeden.
Zo
wordt
de
ruimte
voor
oudere
mensen
en
rolstoelgebruikers toegankelijk (SVOB, 2014).
Aantrekkelijkheid
De gemeente beheert de hondentoiletten. Het zijn de mensen van het ‘Ecowerkhuis’ die de toiletten 6 dagen op 7 reinigen. Daarnaast moeten deze toiletten maandelijks worden ontsmet en ontdaan van ongewenste geuren, en moet de grond losgemaakt worden en indien nodig bijgevuld. Het groen rond het toilet moet ook op regelmatige tijdstippen onderhouden worden. Op de hondentoiletten mogen honden alleen aangelijnd uitgelaten worden. Deze dienen dus niet als losloopzone. Bij de toegang van de toiletten wordt dit aangeduid met één van de pictogrammen zichtbaar in foto 23. Op andere plaatsen van het openbaar domein moeten de uitwerpselen door de hondeneigenaar worden opgeruimd en in een vuilbak gedeponeerd. Deze vuilbakken kunnen de vorm aannemen van een koker/buis. De voordelen van deze kokers zijn dat er geen huisvuil in kan worden gegooid, ze als minder storend worden ervaren en dat er in de omgeving geen geurhinder kan worden. Het duurzame inox waaruit deze buizen zijn vervaardigd voorkomt beschadiging of slijtage. Het is mogelijk om als lokaal bestuur bij de aankoop van de hondenpoepbuizen een subsidie aan
te
vragen
bij
de
Openbare
Vlaamse
Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Meer informatie hieromtrent is terug te vinden op de website van OVAM. Deel III – Aanbevelingen en besluit
Foto 24 - Hondenpoepbuis (Fantasia, 2008)
88 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
7.3.13 Parkeergarage De parkeergarages op de Rabot-site zullen zich onder de drie clusters bevinden. Op afbeelding 25 zijn de ondergrondse garages geïllustreerd. Langs de Filips van Cleeflaan zijn tevens parkeerplaatsen voor bezoekers voorzien.
Foto 25 – Ondergrondse parking (dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning, 2013)
Zichtbaarheid
Aan de in- en uitritten van de ondergrondse garages moet formeel toezicht aanwezig zijn. Indien het in dienst nemen van een bewakingsagent niet mogelijk is, kan er gebruik gemaakt worden van zogenaamde ‘speedgates’. Speedgates
zijn
als
het
ware
schuifpoorten maar hebben als voordeel dat ze sluiten met de snelheid van een slagboom. Het openen en sluiten van deze poorten gebeurt steeds automatisch via
een
toegangscontrolesysteem
(Cornelis Fencing, z.d.). Foto 26 – Speedgates (Cornelis Fencing, z.d.)
Aan de hand van dit systeem krijgt
WoninGent, in het geval van criminaliteit, toegang tot de geregistreerde gegevens en kan ze verschaffen aan politie en gerecht. Het betreft gegevens over wie op welk moment in de garage aanwezig was. Hierdoor wordt de opsporing van de dader(s) vereenvoudigd. Doordat de toegangspoort transparant is, wordt de sociale controle verhoogd. Hierdoor kunnen voorbijgangers makkelijk waarnemen wat zich in de garages afspeelt. Alle hoeken in de ondergrondse garages moeten overzichtelijk zijn en goed worden verlicht met een bewegingssensor. De in- en uitgangen voor voetgangers moeten duidelijk aangegeven zijn, zodat voetgangers niet plotseling opduiken. Deel III – Aanbevelingen en besluit
89 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Eenduidigheid
In de garage moet aangeduid zijn dat ze eigendom is van WoninGent. Hiernaast moet aan de ingang uithangen waar de trappen en liften zich bevinden. Op de garagevloer moet een duidelijke indeling aangeduid zijn. Hiernaast moeten ook routes voor voetgangers afgetekend staan met zebrapaden waar ze de autoroutes moeten oversteken. Op de muren kan een nummering geschilderd zijn om zo de auto snel terug te vinden. Naast reguliere parkeervakken moeten voor invaliden ook grotere vakken voorzien zijn. De vakken moeten groter zijn zodat naast een auto plaats is voor een eventuele rolstoel. Invalidenplaatsen moeten blauw aangeduid staan met een tekening van een persoon in een rolstoel in het midden van het vak. De
Toegankelijkheid gebruikers van
de
ondergrondse garages
kunnen toegang krijgen
doormiddel van een toegangsbadge. Nieuwe bewoners die bij hun inschrijving niet aangeven dat ze gebruik zullen maken van de garages hebben geen toegang. Doordat we gebruik maken van de speedgates kunnen onbevoegden de garages niet betreden. Diefstallen en vandalisme worden dus ingeperkt. De speedgates en toegangsdeuren moeten bij nood van binnenuit te openen zijn met een veiligheidsontsluiting. Van binnen het gebouw zijn de garages te betreden door middel van de daartoe voorziene trappen en lift. De lift moet tevens een drempelloze verbinding vormen met de rest van het gebouw. Op die manier is het ook voor rolstoelgebruikers, personen met een rollator en ouders met een kinderwagen te bereiken.
Aantrekkelijkheid
De parkeergarage moet regelmatig worden schoongemaakt. Door middel van kleurgebruik op de muren wordt de garage levendig gemaakt en oogt ze groter. De Directie Lokale Integrale Veiligheid (hierna SLIV) raadt in haar draaiboek voor technopreventief adviseurs aan gebruik te maken van TLlampen. Zorg tijdens het plaatsen van deze verlichting dat de lichtpunten goed verspreid zijn, zo voorkom je donkere ruimten aan beide zijden van de voertuigen. Het is met andere woorden aangewezen om steeds twee TLlampen evenwijdig met de wagen te plaatsen. De lichtsterkte in de garages moet volgens het A.R.E.I. (het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties) minimum 100 lux bedragen (SLIV, 2010). De parkeervakken in de garages moeten breed genoeg zijn zodat er voldoende plaats is om uit te stappen (Stichting Veilig Ontwerp en Beheer, 2014).
90 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
8
Besluit
Om antwoorden te formuleren op de deelvragen van deze bachelorproef, werden twee verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden gehanteerd. De eerste
onderzoeksmethode
expertinterview
met
betreft meerdere
een
half
gestructureerd
sleutelfiguren
van
het
herstructureringsproject Bruggen naar Rabot. Door de afgenomen interviews kregen we heel wat interessante informatie waarmee ons praktijkonderzoek konden voortzetten. Op basis van informatie verkregen uit de expertinterviews organiseerden we vervolgens een focusgroep met tien bewoners en omwonenden van de Rabot-site. Deze focusgroep liet ons toe een afweging te maken tussen de visie van de actoren en die van de burger. Bepaalde informatie uit de interviews werd door de bewoners weerlegd, andere dan weer bevestigd. Hiernaast werd ons ook duidelijk waar de bewoners echt nood aan hebben en wat hun invalshoeken en visies zijn over de huidige en de toekomstige situatie van de site. Op
basis
van
het
praktijkonderzoek
konden
we
onze
deelvragen
beantwoorden. Om een antwoord te bieden op onze hoofdvraag formuleerden we verscheidene maatregelen op drie vlakken. Allereerst bespraken we maatregelen die de openbare ruimten aantrekkelijker maken voor de gebruikers. Hierbij was het niet alleen de bedoeling bewoners van de site te laten deelnemen aan de initiatieven, maar ook om andere wijkbewoners erbij te betrekken. Vervolgens bespraken we maatregelen die de sociale cohesie tussen de bewoners moeten versterken. Uit ons praktijkonderzoek bleek namelijk dat deze sociale cohesie in de wijk een knelpunt is. Er zijn verschillende drempels aanwezig die overbrugd moeten worden. De grootste is de kloof tussen Gentenaars en Gentenaars met een migratieachtergrond. Tot slot kwamen de aanbevelingen op vlak van sociaal veilig ontwerpen aan bod. Omdat dit een bachelorproef is tot het bekomen van een Bachelor in de Maatschappelijke
Veiligheid,
is
dit
het
grootste
deelhoofdstuk
onder
aanbevelingen. Door gebruik te maken van de ZETA-richtlijnen deelden we deze aanbevelingen in. Op deze manier willen we op een efficiënte manier inspelen op de problemen en kansen van de buurt. Deze richtlijnen dienen namelijk om door kleine fysieke ingrepen gewenst gedrag uit te lokken bij de gebruikers van een ruimte.
91 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Belangrijk om op te merken is dat de aanbevelingen, geformuleerd op alledrie de vlakken, te allen tijde gezien moeten worden als één geheel. Een aantrekkelijke openbare ruimte wordt door bewoners namelijk gezien als een ruimte
waar
veel
verschillende
activiteiten
en
initiatieven
worden
georganiseerd. Deze activiteiten en initiatieven zorgen er op hun beurt voor dat de sociale cohesie tussen de bewoners en omwonenden verhoogt. De verhoogde sociale cohesie heeft een stimulerend effect op zowel de objectieve als subjectieve veiligheid en de verdraagzaamheid tussen verschillende nationaliteiten en culturen. Naast het stimuleren van het publiek domein en hierop volgende de sociale cohesie, zorgen SVO-maatregelen ervoor dat de openbare ruimten veilig en aantrekkelijk ingericht zijn. Een ruimte die veilig is ingericht, nodigt eveneens gebruikers uit om hiervan gebruik te maken.
92 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
9
Conclusie
Om te voldoen aan de grote vraag naar huisvesting, zette men fors in op de bouw van hoogbouwcomplexen. Deze voldeden aanvankelijk aan de toen heersende noden. Door de jaren heen moet men echter vaststellen dat deze complexen niet meer voldoen aan de huidige wet- en regelgeving. Om hoogbouw aan deze regelgeving te doen conformeren dringen zich nu verscheidene
herstructureringsprojecten
op.
Hieruit
vloeide
onze
probleemstelling. Vooraleer we de hoofdvraag konden beantwoorden, moesten we eerst een antwoord formuleren op onze vier deelvragen. Met betrekking tot de veiligheid- en leefbaarheidbeleving kunnen we stellen dat de inschatting van de actoren strookt met de effectieve beleving van de bewoners. De onveiligheidsgevoelens bij de bewoners worden beïnvloed door overlastfenomenen als hondenpoep, sluikstort, drugsoverlast en ‘seizoensinbraken’. Soms voelen burgers zich dermate onveilig dat ze hun appartement na zonsondergang niet durven te verlaten. Inzake de optimale betrokkenheid van de bewoners stelden we vast dat er reeds een groot scala aan initiatieven bestaat. De initiatieven worden uitgewerkt door tal van actoren. De meest in het oog springende projecten zijn de volkstuintjes en Buurt Bestuurt. Deze twee projecten zorgen namelijk voor de grootste meningsverschillen tussen de bewoners. Bij de vraag naar de volkstuintjes kwam de grote kloof tussen de verschillende culturen aan het licht. Hierop trachten we in te spelen door ontmoetingen te organiseren, met als doel acceptatie en verdraagzaamheid te bekomen. Daarnaast werd duidelijk dat meer formele controle gewenst is door de burger. Het project Buurt Bestuurt werd dan ook met open armen onthaald. Toch waren er ook bewoners die vonden dat de politie te hard optrad tegen overlastplegers. Om een natuurlijke verbinding tot stand te brengen tussen de gebouwen, populatie en de stad willen we sterk inzetten op functiemenging. Op gelijkvloers van strook A wordt een, nog in te vullen, ruimte voorzien. In deze ruimte willen we dan ook een waaier aan mogelijkheden vormen die voldoen aan de noden van alle doelgroepen. Zo kan er gekozen worden voor een coworking ruimte, een Rabotelier, een budgetvriendelijk restaurant enzovoort. Deze functionele ruimten moeten alle Gentenaars aantrekken en niet enkel Rabot-bewoners aantrekken. In het ontwerpconcept van de nieuwe site werd reeds rekening gehouden met de verbinding tussen de gebouwen en de rest van de omgeving. Door in te zetten op de sociale cohesie wordt ook de verbinding met de populatie gestimuleerd. Deel III – Aanbevelingen en besluit
93 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Voor dit onderzoek moesten we op zoek gaan naar een balans tussen veiligheid en leefbaarheid. Een veilige samenleving impliceert immers niet automatisch een leefbare samenleving. Door teveel in te zetten op veiligheid kan namelijk een ‘controlemaatschappij’ ontstaan waarbij de leefbaarheid in vraag kan worden gesteld. Omwille van die reden zochten we naar geschikte maatregelen waarbij tussen beiden een balans bekomen wordt. De prioriteiten van zaken die bewoners aangepakt willen zien, verkregen we tijdens de focusgroep. Hierdoor waren we in staat onze aanbevelingen af te bakenen. De antwoorden op onze deelvragen lieten ons toe aanbevelingen te formuleren waardoor stadsontwikkeling bij het ontwikkelen van plannen, voor de inrichting van de publieke en semipublieke ruimten, rekening kan houden met sociale veiligheid en leefbaarheid. Deze aanbevelingen vormen dus het antwoord op onze hoofdvraag. Het is belangrijk op te merken dat de maatregelen die reeds genomen werden door Stad Gent in eerste instantie respect en verdraagzaamheid oproepen bij de bewoners. Daarnaast worden aan de hand van onze maatregelen tal van fysieke ingrepen toegepast, die zich onder meer focussen op het creëren van medebeheer en verantwoordelijkheid bij de omwonenden voor hun buurt. Eens deze aanbevelingen in de praktijk worden gebracht kan worden nagegaan of ze effectief het gewenste effect op leefbaarheid en veiligheid bekomen. Dit brengt ons tot beperkingen die we ondervonden gedurende het onderzoek. Als eerste stelde onze focusgroep ons niet in staat om bevindingen te generaliseren naar alle Rabot-bewoners. Gezien het beperkt tijdsbestek konden we louter één focusgroep afnemen. Om onze bevindingen wel te kunnen generaliseren waren er een vijftal nodig, met verschillende groepen bewoners. Als tweede was het bij het schrijven van de contextuele factoren niet mogelijk objectieve cijfers omtrent criminaliteit en overlast op wijkniveau te bekomen. Hierdoor waren we genoodzaakt om via ons kwalitatief onderzoek te peilen naar de veiligheidsbeleving bij zowel de burgers als de bevraagde actoren. Dit met gevolg dat het deelhoofdstuk omtrent sociale en subjectieve veiligheid het meest werd aangevuld. Een bijkomende opmerking betreft het niet toepassen van CPTED in de aanbevelingen. Dit was echter een bewuste keuze, gezien CPTED zich minder inlaat met leefbaarheidaspecten. Waar deze theorie zich hoofdzakelijk focust op criminaliteitspreventie, speelt SVO ook in op aspecten die te maken hebben met leefbaarheid in functie van veiligheid. Op die manier wordt een balans tussen beiden bekomen.
94 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Kenmerkend aan de concepten CPTED en SVO is dat alle richtlijnen als één geheel moeten worden gezien. Aan dit kenmerk is echter ook een nadeel verbonden. Bij het zoeken naar objectieve gegevens omtrent de effectiviteit van afzonderlijke richtlijnen viel betrekkelijk weinig te vinden. Hierdoor was het niet mogelijk om onze aanbevelingen afdoende met cijfers te staven. Na verder onderzoek bleek dat het meten van de effectiviteit van afzonderlijke richtlijnen erg complex is en zeer veel tijd in beslag neemt. Hierdoor wordt dit soort onderzoek weinig gedaan, waardoor wetenschappelijk bewijs voor het effect van de richtlijnen schaars is. Uit voorliggend onderzoek kunnen we concluderen dat het succes van herstructureringsprojecten sterk samenhangt met de mate waarin sociale en fysieke vernieuwing gelijk op gaan. De wensen en noden van de bewoners, het gebruik maken van een wijk en de daarbij horende sociale problemen moeten de input leveren voor fysieke vernieuwing. Toch kan er niet worden verwacht dat een herstructureringsproject alle problemen zal oplossen. Investeren in een wijk kan met andere woorden niet zonder ook te investeren in de mensen.
95 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
10 Bibliografie B&G Hekwerk. (2014). Barricade spijlenhekwerk. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://www.bghekwerk.be/productinfo/hekwerk/spijlenhekwerk/barricade Baarda, B., der Hulst, M. en de Goede, M. (2012). Basisboek interviewen: Handleiding voor het voorbereiden en afnemen van interviews [Handleiding]. Groningen: Noordhoff Uitgevers bv. Bloeme, R. (2013). Hoe ontwerp je een sociaal veilige ruimte? Geraadpleegd op 31 maart 2014, op http://www.omgevingspsycholoog.nl Blomme, R. (2013). Sociale veiligheid verbeteren met verlichting. Geraadpleegd op 2 juni 2014, op http://www.omgevingspsycholoog.nl/socialeveiligheid-verbeteren-met-verlichting/ Bouwmeester, H. (2005). Heerlijke stad (Dertig excellente voorbeelden van stedelijke vernieuwing). Den Haag: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. (2014). (Aanbevelingen) Speelplaatsen voor jongeren en straatmeubilair [Brochure]. Geraadpleegd via http://www.politiekeurmerk.nl/fileadmin/w/politiekeurmerk_nl/oudesite /doc/handboek/bestaandebouw/BB_2011_7.10_O10_Speelplaatsen.pdf De Brabander, A., Lombaert, P. (2006). Sociologie Deel 1. Berchem: De Boeck De Decker, P., Hubeau, B., Nieuwinckel, S. (1996). In de ban van stad en wijk. Berchem: EPO vzw. De Pauw, E. (2012). Methodiek Integrale Veiligheid [Cursus]. Kortrijk: VIVES SAW. De Rie, S. (2012). Allemaal op het plein. Antwerpen: Stad Antwerpen De Site. (2014). Buurttuin Witte Karpoenenplein.Geraadpleegd op 27 mei 2014, op http://www.rabotsite.be/nl/rabot/buurttuin-wittekaproenenplein Denuwelaere, M. (2012). Sociologie [Cursus]. Kortrijk: Vives.
96 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Dienst Stedenbeleid. (z.d.). Dataplanning en monitoring (bronnen en begrippen) [Rapport]. Gent: dienst stedenbeleid en internationale betrekkingen. Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning. (2013). Nr 164. Wonen aan het Rabot – Strokenbouw. [Conceptnota]. Gent: Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning E.V.M. nv. (2000). Veiligheidsglas. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://evmglass.com/veiligheidsglas/ Federaal Migratiecentrum. (2007). De Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://www.diversiteit.be/deantidiscriminatiewet-van-10-mei-2007 Federatie sociaal-cultureel werk. (2014). Begrippenlijst sociaal cultureel volwassenenwerk. Geraadpleegd op 04 juni 2014, op www.fov.be/spip.php?article1396 Frampton, K. (1995). Moderne architectuur: Een kritische geschiedenis, Nijmegen: SUN. Gelijke Kansen in Vlaanderen & Enter vzw. (2014). Handboek Toegankelijkheid Publieke Gebouwen – Bereikbaar en bruikbaar voor iedereen. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://www.toegankelijkgebouw.be/Handboek/Sanitair/tabid/88/Default.aspx Gemeente Groningen. (z.d.). Ondergrondse afvalcontainer voor huisvuil. Geraadpleegd op 27 mei 2014, op http://gemeente.groningen.nl/restafval/ondergrondse-afvalcontainervoor-huisvuil Gemeente Rotterdam. (2014). Buurt Bestuurt. Geraadpleegd op 31 mei 2014, op http://www.rotterdam.nl/buurtbestuurt Gentcement. (2014). Hoog en droog? Het lot van de rabottorens. Geraadpleegd op 27 mei 2014, op http://www.gentcement.be/2013/08/hoog-en-droog-het-lot-van-derabottorens Goeminne, B., Enhus, E., Ponsaers, P. (2002). Criminaliteit in de publieke ruimte (Een inleiding in de hotspot analyse). Brussel: Politeia.
97 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Hoet, A. (2013). Renovaties van sociale hoogbouw in België - Van modernistisch naar hedendaags wooncomfort [Scriptie]. Geraadpleegd via http://www.scriptiebank.be/scriptie/renovaties-van-socialehoogbouw-belgie-van-modernistisch-naar-hedendaags-wooncomfort Holvoet, K. (2013). Verkeersveiligheid. [Cursus]. Kortrijk: Vives Keerman, A. (2009). ’N kijk op het Rabot en de drie woontorens van WoninGent. [Omgevingsanalyse]. Gent: WoninGent. Kenniscentrum Vlaamse Steden. (2007). De gebiedsgerichte werking. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op http://www.kenniscentrumvlaamsesteden.be/samenwerken/participatie /interessante%20participatietrajecten/MoeberdoesGent/Pages/1Degebie dsgerichtewerking.aspx Kruispunt Migratie-Integratie. (z.d.). Interculturaliseren van een organisatie. Geraadpleegd op 04 juni 2014, op http://www.kruispuntmi.be/thema/omgaan-metverschil/interculturaliseren-van-een-organisatie Kruispunt Mirgratie-Integratie. (2014). Samenleven in diversiteit: een uitdaging voor lokale besturen. Geraadpleegd op 04 juni 2014, op http://www.kruispuntmi.be/thema/omgaan-met-verschil/samenlevenin-het-openbaar KUITERT, K. (2009). Sociaal veilig ontwerpen. in: stedebouw & architectuur, 26e jaargang nr. 7, oktober 2009, p. 41-42. Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO. (2004). Handleiding focusgroepen [Handleiding]. Utrecht: CBO. Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg. (2004). Handleiding focusgroepen – onderzoek [PDF-document]. Geraadpleegd op 1 juni 2014, op http://www.communicerenmetarmen.be/sites/default/files/HandleidingFocusgr oepenCBO200409.pdf LCSC. (22 oktober 2009). Maintenance. Geraadpleegd op 19 maart 2014, op www.lancastercsc.org/CPTED/Maintenance.html LCSC. (22 oktober 2009). Natural Acces Control. Geraadpleegd op 19 maart 2014, op www.lancastercsc.org/CPTED/Natural_Acces.html
98 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
LCSC. (22 oktober 2009). Natural Surveillance. Geraadpleegd op 19 maart 2014, op www.lancastercsc.org/CPTED/Natural_Surveillance.html LCSC. (22 oktober 2009). Terriotorial Reinforcement. Geraadpleegd op 19 maart 2014, op www.lancastercsc.org/CPTED/Territorial Reinforcement.html Marchant, P. R. (2004). A Demonstration That the Claim That Brighter Lighting Reduces Crime Is Unfounded. Britisch Journal of Criminology, 44(3), 441-447. Meijlaers, S. (2006). Bouwstenen voor veilige en leefbare gemeenten. Brussel: Politeia nv. Ministerieel Besluit van 24 december 2013 tot bepaling van de indienings-, opvolgings- en evaluatievoorwaarden en tot bepaling van de toekennings-, aanwendings- en controlevoorwaarden van de financiële toelage van de strategische veiligheids- en preventieplannen 2014-2017 (31 december 2013). Belgisch Staatsblad, 104035-104036. NOORDlink. (2012). Stripalbum over de Coninckplein. Geraadpleegd op 05 juni 2014, op http://noordlink.wordpress.com/2012/10/13/stripalbum-overde-coninckplein/ OCMW., CAW. (2004). Protocol VVSG-SAW - Hulpverlening thuislozen. [Verslag]. Berchem: Steunpunt Algemeen Welzijnswerk Pauwels, L. (2002). De ene buurt is de andere niet. Exploratie van mogelijkheden tot contextualisering van geregistreerde criminaliteit op buurtniveau. Brussel: VUBPRESS. Philips. (2008). Wit licht het nachtelijke stadslandschap vernieuwenVoorkomen van ongevallen. [PDF - document]. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://www.lighting.philips.be/pwc_li/main/shared/assets/downloads/pd f/brochure_wit_licht.pdf Ponsaers, P., Devroe, E. (2007). Cahiers Integrale Veiligheid. Thema Publieke ruimte. Brussel: Politeia nv.
99 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Poponcini & Lootens. (2013). Stedenbouwkundig Typologisch voorontwerp – vervangingsbouw Rabot-torens Gent. [Eindrapport]. Gent: Poponcini & Lootens Ir. Architecten bvba Portaal Belgische Overheid. (2012). Waar kunnen bewakingscamera’s voorkomen? Geraadpleegd op 04 juni 2014, op http://www.belgium.be/nl/justitie/privacy/camerabewaking/locaties/ Purosan. (2014). Anti graffiti coatings. Geraadpleegd op 28 mei 2014, op http://www.purosan.be/anti-graffiti-coatings Samenlevingsopbouw Vlaanderen vzw. (2014). Samenlevingsopbouw. Geraadpleegd op 21 mei 2014, op http://samenlevingsopbouw.be/so/ SLIV. (2010). Draaiboek voor de technopreventief adviseur. Beveiliging parkings. [Draaiboek]. Brussel: FOD BiZa Smaling, A. (2012). Vormen van generaliseren in kwalitatief onderzoek [Workshops]. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek Stad Antwerpen, OCMW Kortrijk, Gemeente Breda en Medway Council. (2012). DNA – Zet in op de ontwikkeling van buurten in Antwerpen, Kortrijk, Medway en Breda [PFD-document]. Antwerpen: Stad Antwerpen Stad Gent. (2012). Resultaten van één jaar S.T.R.O.P.-acties. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op http://www.gent.be/eCache/THE/4/125.bGlzdHZpZXc9cGVyc2JlcmljaHR lbl9oZWV0dmFuZGVuYWFsZCZyZWM9MTgxNjk0.html Stad Gent. (2014). Leven / Huisvesting. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op http://www.gent.be/eCache/THE/4/139.cmVjPTE4NDc1MA.html Stad Gent. (2012). Project Tondelier. Geraadpleegd op 31 mei 2014, op http://www.tondelier.be/2012/08/17/project-tondelier-2 Stad Gent. (2012). RUP 164 Wonen aan het Rabot. Geraadpleegd op 21 mei 2014, op http://www.gent.be/eCache/THE/1/33/170.cmVjPTE4NzE1NQ.html Stad Gent. (2012). Tondelier - Stadsvernieuwing. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op www.tondelier.be/thema’s/stadsvernieuwing/
100 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Stad Gent. (2013). Wijkmonitor Rabot – Blaisantvest. [Analysedocument]. Gent: Data-analyse en GIS Stad Gent. (2014). Gids voor hondenbezitters van Gent [Brochure]. Gent:Gezondheidsdienst. Stad Gent. (2014). Hondentoiletten en losloopweiden. Geraadpleegd op 03 juni 2014, op http://www.gent.be/eCache/THE/4/216.cmVjPTQzNjAz.html Stad Gent. (2014). Huisvesting – Woonwinkel Ledeberg – Gentbrugge is verhuisd naar de Welzijnsknoop. Geraadpleegd op 31 mei 2014, op http://www.gent.be/eCache/THE/4/139.cmVjPTE4NDc1MA.html Stad Gent. (2014). In de wijk – Torekes munten. Geraadpleegd op 12 mei 2014, op http://www.gent.be/gent.htm?id=171446&ch=WRA Stad Gent. (2014). Rabot Blaisantvest – Ontmoeten op De Site. Geraadpleegd op 31 mei 2014, op http://www.gent.be/eCache/WRA/1/55/184.html Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Afvalopslag ondergrondse containers. Geraadpleegd op 28 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerp-beheer.nl/maatregelen/afvalopslag-inondergrondse-containers Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Binnenterrein. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/binnenterrein Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Blokgroen. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/blokgroen Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Fietsenstalling. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/fietsenstalling/?searchterm=fietsen Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Gebouwen. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/gebouwen
101 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Park. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/park Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – parkeergarage. Geraadpleegd op 4 juni 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/parkeergarage/?searchterm=parkeergarage Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Plein. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/plein Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen - Sportpark. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/sportpark Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Straat/weg. Geraadpleegd op 02 juni 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/autoroute/?searchterm=straten Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Wijkvoorziening. Geraadpleegd op 30 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/wijkvoorziening Stichting Veilig Ontwerp en Beheer. (2014). Maatregelen – Zwerfafval. Geraadpleegd op 27 mei 2014, op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/maatregelen/zwerfafval Stol, W., Tielenburg, C. (2006). Basisboek Integrale Veiligheid. Uitgeverij Coutinho. Stol, W., Tielenburg, C., Rodenhuis, W., Pleysier, S., Timmer, J. (2011). Basisboek integrale veiligheid. Tweede druk. Den Haag: Boom Lemma. SVOB. (2014). Hondenuitlaatplaats. Geraadpleegd op 03 juni 2014, op http://www.veilig-ontwerp beheer.nl/maatregelen/hondenuitlaatplaats/?searchterm=honden Tondelier Development nv. (2012). Tondelier - Stadsvernieuwing. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op www.tondelier.be/thema’s/stadsvernieuwing/
102 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Van Avermaet, P. (z.d.). Taalstimulering en gelijke onderwijskansen: leren omgaan met verschillen [bijdrage]. Gent: Steunpunt Diversiteit & Leren. Van Den Hoek, J. (2010). Functiemenging als wonderolie voor de stadsontwikkeling?. Geraadpleegd op 3 juni 2014, op http://ruimtevolk.nl/blog/functiemenging-als-wonderolie-voor-destadsontwikkeling/ van der Voordt, T., van Wegen, H. (1990). Sociaal veilig ontwerpen. Checklist ten behoeve van het ontwikkelen en toetsen van de gebouwde omgeving [checklist]. Geraadpleegd op http://www.veilig-ontwerpbeheer.nl/publicaties/sociaal-veilig-ontwerpen-1 Velt vzw. (2014). Vormingsaanbod Velt. Geraadpleegd op 31 mei 2014, op http://www.velt.be/Joomla/index.php?option=com_content&task=view &id=939&Itemid=371 Vlaams Architectuur instituut. (2014). Rabot 4-358 voorstelling, expo en boek/Rabotatelier Simon Allemeersch. Geraadpleegd op 05 juni 2014, op
http://www.vai.be/nl/activiteit/rabot-4-358-voorstelling-expo-en-
boek-rabotatelier-simon-allemeersch Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. (2012). Hoofdstuk 2. Ruimtelijke uitvoeringsplannen. Geraadpleegd op 21 mei 2014, op http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/wetgeving/codex/codex.pdf VRP. (Prod.). (22 maart 2012). 50 jaar wet op stedenbouw (1962-2012). [beeldfragment]. BE: VRP. Watkin, D. (2008). De Westerse Architectuur (Een geschiedenis). Derde druk. Nijmegen: SUN. Welsh, Brandon C. &Farrington, David P. (2007). Improved Street Lighting and Crime Prevention – A Systematic Review [PDF-document]. Geraadpleegd op 2 juni 2014, op http://www.bra.se/download/18.cba82f7130f475a2f1800023686/2008_improv ed_street_lighting.pdf Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. (2010). Architectuur en Veiligheid. Justitiële Verkenningen, 36, 86-87. WIT-architecten. (2008). Masterplan Rabot, Gent - 2008. Geraadpleegd op 18 februari 2014, op http://www.witDeel III – Aanbevelingen en besluit
103 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
architecten.be/projecten/stadsontwerp/masterplan%20Rabot%20%20Gent%20-%202008 Woldendorp, T. (2010). Sociaal veilig ontwerpen in de getransformeerde stad. Stadcahiers, 67-77. Geraadpleegd via http://www.dsp-groep.nl WoninGent. (z.d.). Klachten en overlast. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op http://www.woningent.be/nl/getcontent.aspx?ContentID=89&MenuId=9 5 WoninGent. (03/04/2009). Toekomst voor Rabot-site. [PowerPoint]. Gent: Gentse maatschappij voor huisvesting WoninGent WoninGent. (2014). Beleidsplan WoninGent 2014-2019 [PDF-document]. Geraadpleegd op 22 mei 2014, op http://www.woningent.be/downloads/wig_beleidsplan_2014-2019.pdf WoninGent. (28/03/2009). Verslag informatievergadering ‘Toekomst Rabotsite’ van 28/03/2009. [Verslag]. Gent: Gentse maatschappij voor huisvesting WoninGent
104 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11 Bijlagen Bijlage 1:
Tabel respondenten.
Bijlage 2:
Half gestructureert expertinterviewschema.
Bijlage 3:
Uitgeschreven interview – groep 1.
Bijlage 4:
Uitgeschreven interview – groep 2.
Bijlage 5:
Uitgeschreven interview – groep 3.
Bijlage 6:
Uitgeschreven interview – groep 4.
Bijlage 7:
Theoretisch kader focusgroep.
Bijlage 8:
PowerPointpresentatie focusgroep.
Bijlage 9:
Uitgeschreven focusgroep.
105 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.1
Bijlage 1: Tabel respondenten
106 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.2
Bijlage 2: Half gestructureerd expertinterviewschema
Interviewschema – Bachelorproef ’t Rabot 1. Hoofdvraag bachelorproef ‘Hoe kan stadsontwikkeling bij het ontwikkelen van plannen voor de inrichting van de publieke en semipublieke ruimten in de Rabot-site rekening houden met sociale veiligheid en leefbaarheid?’ 1.1.
Deelvragen bachelorproef:
1. Hoe beleven bewoners van de Rabot-torens de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk? 2. Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk? 3. Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad? 4. Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabot-site te bevorderen?
2. Soort interview Half gestructureerd expertinterview: Wij kozen voor een half gestructureerd expertinterview omdat we reeds over een bepaalde voorkennis beschikken. Toch is deze nog niet voldoende om een volledig ongestructureerd interview te houden met de actoren. We willen met het interview meer informatie betreffende het onderwerp bekomen en zo onze kennis verscherpen. Doordat we vooraf de onderwerpen vastleggen hebben we een leidraad waarop we kunnen terugvallen tijdens het interview. Toch blijft het voor ons mogelijk om door te vragen indien extra relevante zaken worden aangehaald, die voor ons interessant zijn.
Onze interviews zullen expertinterviews zijn aangezien de respondenten goed geïnformeerd zijn over het onderwerp dat besproken wordt. Ze werken namelijk al een langere tijd rond het project en hebben een achtergrondkennis.
3. Interviewschema 3.1.
Introductie
Een goedemiddag mevrouw/meneer, Wij zijn Eskil de Jong, Woody Bousson en Nicolas Willemyns, bachelor studenten Hogeschool VIVES-SAW. Allereerst willen we jullie hartelijk bedanken dat jullie hebben ingestemd met dit interview. We zullen eerst vertellen waarover dit interview gaat. Zoals we in de e-mail aangaven, betreft de hoofdvraag van onze bachelorproef: ‘Hoe kan stadsontwikkeling bij het ontwikkelen van plannen voor de inrichting van de publieke en semipublieke ruimten in de Rabot-site rekening houden met sociale veiligheid en leefbaarheid?’. Om deze vraag te beantwoorden dienen we onder andere interviews af te nemen, zoals interviewen met jullie. We willen graag jullie invalshoek leren Deel III – Aanbevelingen en besluit
107 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
kennen en van jullie expertise gebruik maken om onze bachelorproef te vervolledigen. Wat hier wordt verteld zal professioneel behandeld worden. De opnames, indien met uw toestemming, gebruiken we enkel om het interview uit te werken. Tijdens het gesprek zullen we af en toe aantekeningen maken om voor onszelf de lijn van het gesprek vast te houden. Het gesprek zal ongeveer één uur duren. Na verwerking kunnen we het definitieve werk aan jullie overmaken indien jullie dit wensen. Zijn er tot nu toe vragen of onduidelijkheden die wij kunnen toelichten?
3.2.
Inleidende vragen
Algemeen aan alle actoren: Hoe zou u uw dienst/organisatie omschrijven? Wat is precies uw meerwaarde aan het project? …
3.3.
Topiclijst vragen
Deelvraag 1: Hoe beleven bewoners van de Rabot-torens de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk? Op welke manier kunnen burgers hun ongenoegen uiten over hun wijk? Hoe gebeurt de analyse van klachten/meldingen en wat vloeit hieruit voort? Wat zijn de meest voorkomende klachten van de burgers van de Rabot-wijk? Door wie gebeurt de analyse van de meldingen? Op welke manier wordt er rekening gehouden met de inbreng van de burgers en omwonenden? Op welke wijze wordt er gepeild naar de visie van de burgers? TOPICS Klachten en bezwaarschriften Budget
Middelen
Deelvraag 2: Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk? Welke mogelijkheden zijn er met betrekking tot vrijetijdsactiviteiten, en voor welke doelgroepen is dit bestemd? Op welke manier worden de burgers betrokken bij het verwezenlijken van projecten in de Rabot-wijk? In welke mate nemen de burgers van de Rabot-wijk zelfstandig initiatieven om de sociale cohesie en interactie met elkaar en omwonenden te bevorderen? Op welke manier worden er maatregelen/initiatieven genomen om bij de burgers het gevoel van eigenaarschap te bevorderen? Met ‘eigenaarschap’ bedoelen wij het door burgers opnemen van verantwoordelijkheden bij het beheer/onderhoud van het (semi)publiek domein. Welke factoren (structureel/organisatorisch) beïnvloeden het veiligheidsgevoel bij de burgers/bewoners Rabot)? TOPICS Al genomen initiatieven Publieke voorzieningen Bewoners betrekken aan activiteiten (verkoop bloemen, opruimacties)
Leefbaarheid:
Deel III – Aanbevelingen en besluit
o o o o o
Fysieke veiligheid, Objectieve veiligheid, Subjectieve veiligheid, Sociale controle, Sociale overlast.
108 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Functiemenging (o.a. huurkoopwoningen) Vrijetijdsactiviteiten Communicatie met de bewoners
o
en
o o
Politieke participatie (vanuit de overheid georganiseerd), Civiele participatie (vanuit de burgers georganiseerd), Sociale participatie (vanuit de burgers georganiseerd),
Participatie:
Deelvraag 3: Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad? Op welke manier wordt er geïnvesteerd om de Rabot-site toegankelijk te maken? o Aantrekkelijk maken, o Verbinding maken met wijk/centrum Gent, o Culturele integratie in de buurt, o Organisatie, o Activiteiten tussen bewoners en omwonende, o Toegang openbaar vervoer. Welke middelen/initiatieven worden er genomen om het huidige stigma, dat in het nieuws wordt beschreven van voorheen te doorbreken? Op welke manier wordt er de bouwstijl van de torens geïntegreerd in de ruimere omgeving? Hoe worden de verschillende lopende projecten (Buurtbeheer, Tondelier, Rabot-torens) in de Rabot-wijk op elkaar afgestemd? TOPICS Openbaar vervoer/transport Eenduidigheid doormiddel van cultuur/kunst (standbeelden) Toegankelijkheid Stedelijke bezigheden (bv. markt in de wijk)
Stigma Eenduidigheid architecten Sociaal weefsel versterken (initiatieven) Houding t.o.v. sociale mix
Deelvraag 4: Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabot-site te bevorderen? Op welke manier werden jullie al geconfronteerd met SVO en CPTED binnen jullie dienst? Zijn er al voorbeelden in Gent waar onderwerpen uit SVO en CPTED bewust zijn toegepast? Zo ja, met welk resultaat? Welke maatregelen worden er genomen om overlast/criminaliteit te bestrijden/voorkomen in de Rabot-wijk? Gebeurt dit organisatorisch of structureel en enkel bij stadsontwikkelingsprojecten of in het algemeen? Wat is jullie visie betreffende Organisatorische (afspraken maken)-, bouwkundige (fysieke aanpassingen)- en elektronische maatregelen (camerabewaking/toegangspoorten)? TOPICS Wat zal worden toegepast van SVO: o Info beplanting (reglementen), o Kleine fysieke ingrepen om sociale interactie te bevorderen,
o
Zichtbaarheid, eenduidigheid, toegankelijkheid, aantrekkelijkheid,
109 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Eigenaarschap, Criminaliteit, overlast beperken,
3.4.
gelegenheid
Duurzaamheid van materialen, Budget, Hoogte, vorm, indeling gebouwen.
Afsluitende vragen
Wij zijn aan het einde van dit boeiend interview gekomen. Hebben jullie het idee dat jullie alles konden vertellen? Heeft iemand nog iets toe te voegen/gemist? Graag willen wij jullie hartelijk bedanken voor dit interview. (Indien van toepassing) Graag willen we afspraken maken omtrent het uitwisselen van gegevens.
110 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.3
Bijlage 3: Uitgeschreven interview – Groep 1
1. Interview 1 Personen + Functie: Wannes Haghebaert (dienst Stedelijke Vernieuwing– Programma-communicator) Stefaan Vervaet (dienst Stedelijke Vernieuwing – Wijkregisseur Rabot-Blaisantvest – Gebiedsgerichte werking) Ann Keerman (Wijkmonitor Rabot) Locatie: Administratief centrum Portus, Keizer Karelstraat 1 – 9000 Gent Datum + tijd: 8 mei 2014 – van 16u tot 17u30
2. Inhoud 2.1. Hoe beleven de bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk? Burgers kunnen met hun vragen, ideeën of andere inbreng terecht bij de verscheidene diensten van de Stad Gent. In het kader van de bachelorproef zijn de diensten “Samenlevingsopbouw” en de Sociale huisvestingsmaatschappij WoninGent relevante actoren. Door middel van wijkdebatten kunnen burgers hun mening formuleren omtrent bepaalde thema’s. Tijdens deze debatten treedt het College van Schepenen en Burgemeester in gesprek met de bewoners. “Wijk van de Maand” is de nieuwe naam voor de ontmoetingen tussen het college van burgemeester en schepenen en de bewoners van de verschillende Gentse wijken. Bijzonder aan dit initiatief is dat lokale verenigingen, bewonersgroepen en professionele werkers mee zorgen voor de organisatie en uitwerking. Op die manier wil het stadsbestuur een nog beter beeld krijgen van hoe de wijk wordt ervaren door de bewoners en hoe de wijk beter gemaakt kan worden. Mounya Diovani en Rudy, twee opbouwwerkers werkzaam bij dienst Samenlevingsopbouw verzorgen de communicatie tussen de bewoners van de Rabottorens en het stadsbestuur van de stad Gent. Respondent X meld dat de meest voorkomende klachten met betrekking tot de Rabot-wijk als volgt opgesomd kunnen worden: Dagdagelijkse overlast, Verschillende normen en waarden, Geluidsoverlast, Drugsproblematiek, Zwerfvuil en sluikstort, Gebruik van gemeenschappelijke ruimten. Deze klachten kunnen vooral toegeschreven worden aan het feit dat buurtbewoners de vooropgestelde regels niet goed hanteren. Het gemeentebestuur van Gent tracht op deze klachten in te spelen door het zogenaamde “Buurt Bestuurt” project. Tijdens dit project mogen de bewoners kiezen waar een deel van de politie-uren in hun wijk naartoe gaan.
111 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
De Stad Gent wil in het kader van haar programma Gebiedsgerichte Werking het zelfinitiatief en medebeheer van bewonersgroepen via de ‘Wijk aan Zet’ financieel ondersteunen. Met de toelagen uit ‘Wijk aan Zet’ kunnen bewonersgroepen acties opzetten met als specifiek doel de leefbaarheid, het samenleven, de inspraak en/of de communicatie in de wijk te verbeteren. De grote mate van zelfinitiatief en medebeheer staat centraal in het doel van dit reglement. Binnen de perken van het krediet voorzien op het budget kent het college van burgemeester en schepenen, onder voorwaarden en modaliteiten bepaald door dit reglement, jaarlijks een bedrag toe voor ’Wijk aan Zet’. Vijftig procent van de bewoners van de Rabot-wijk is van vreemde origine. Daardoor kan het zeer moeilijk en complex zijn om op te treden wanneer er zich problemen voordoen. Er zijn namelijk grote cultuurverschillen en daarbij gepaard gaande problemen zoals communicatie moeilijkheden (taalbarrières). Volgens respondent Y is een sociale mix van bewoners wenselijk om op die manier de sociale cohesie te verhogen. In het kader van discriminatie is het voor de sociale huisvestingsmaatschappij echter niet mogelijk om mensen te selecteren op basis van hun origine. Met sociale mix wordt hier een mengeling van jong en oud, verschillende nationaliteiten en verschillende sociale klassen bedoeld. De leefbaarheid wordt mogelijk verhoogd indien er een mengeling aanwezig is tussen huurwoningen en koopwoningen. Dit helpt tevens mee om de verloedering van de buurt tegen te gaan omdat de bewoners zich hierdoor verantwoordelijk voelen voor hun buurt. Het is in alle belang van een eigenaar van een koopwoning dat de buurt, waarin z’n huis gelokaliseerd is, goed onderhouden is. Dit zorgt er namelijk voor dat de waarde van zijn eigendom stabiel blijft of zelfs stijgt. Er worden geen extra middelen (manschappen/budget) vrijgemaakt voor de Rabot-wijk. Wel wordt er extra aandacht geschonken aan de wijk, denk bijvoorbeeld aan de inzet van gemeenschapswachten en politiepatrouilles op bepaalde uren en/of plaatsen. Om het zelfinitiatief bij de bewoners te verhogen wordt er gewerkt met de zogenaamde ‘Torekes’. De Torekes worden gebruikt als complementair geld en vervangt als het ware de euro. De ‘Torekes’ kunnen omgeruild worden voor plaatselijke producten in de omgeving van de Rabot-wijk. Door dit systeem hoopt de gemeente hun burgers te betrekken en zo eigenaarschap te creëren.
2.2. Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk? In samenspraak met de verscheidene actoren is ervoor gekozen om de gelijkvloers te gebruiken voor functiemenging, zoals bijvoorbeeld horeca, winkels, gemeenschappelijke ruimten, enz. De definitieve indeling van deze ruimten staat nog niet vast, omdat het nog onduidelijk is wie er verantwoordelijk zal zijn voor deze ruimten. Persoon X pleit voor initiatieven waarbij de bewoners als het ware informeel verplicht worden om naartoe te gaan. Denk hierbij aan winkels en scholen. De interesses van de bewoners moeten aangesproken worden en er moet organisatie en structuur zijn. In de wijk is er een lage mate van betrokkenheid aanwezig. Dit komt mogelijk door de hoge verhuisgraad. De Rabot-wijk wordt namelijk gezien als een zogenaamde “starterswijk”. Dit is een buurt waarin mensen tijdelijk komen wonen tot ze iets beters vinden, denk hierbij aan pas afgestudeerde jongeren of personen naar België immigreren. Door dit fenomeen is het zeer moeilijk om een sterke sociale structuur uit te bouwen en om eigenaarschap te ontwikkelen. Uit het interview kwam naar voren dat ongeveer 10% van de bewoners binnen het jaar dat ze er wonen weer verhuisd.
Deel III – Aanbevelingen en besluit
112 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
In de Rabot-torens bevinden zich ongeveer een veertigtal verschillende nationaliteiten. Deze hebben allemaal hun eigen normen en waarden, tradities en gewoontes. De bewoners worden eveneens gekenmerkt door een lage scholingsgraad. Daarnaast komt de wijk Rabot-Blaisantvest volgens cijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (2009) naar voren als diegene met het laagste gemiddeld netto belastbaar inkomen van alle Gentse wijken.
2.3. Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad? Door de veelal negatieve publiciteit omtrent de torens zorgt de media voor een bepaald stigma. Het stigma is echter wel gebaseerd op waarheid, dit wordt bevestigd door verschillende geïnterviewde actoren. De actoren geloven erin dat dit stigma gelijktijdig met de sloop van de oude Rabot-torens zal verdwijnen. Het stigma van de buurt wordt beschreven als een kansarme, kwetsbare buurt waarin veel verschillende nationaliteiten samenkomen. Om dit te doorbreken kan er naast het herstructureringsproject ook ingezet worden in het versterken van de sociale mix. Zo kan de kan er beroep gedaan worden op de middenklasse om zo de lagere klassen te motiveren hun best te doen. Daarnaast kunnen de kansarmen ook ondersteunt worden waardoor ze mogelijk hoger klimmen op de zogenaamde sociale lader. Het Gentse project ‘Tondelier’ is hier een goed voorbeeld van. Hier wordt er gebruik gemaakt van een mix aan sociale woningen, zowel koop- als huurwoningen waarbij er getracht wordt om dergelijk stigma te laten verdwijnen. Uit het afgenomen interview blijkt dat de geïnterviewde voorstanders zijn van ‘informele sociale contacten’ tussen de Rabot-bewoners en de omwonende van de Rabot-wijk. Door mensen aan te spreken op hun interesses en hier vervolgens actief op in te spelen, worden sociale contacten gelegd. Het voordeel van deze manier van interactie is de laagdrempeligheid, waardoor bewoners mogelijk uit eigen wil contacten leggen met elkaar. Bouwmatig kan er worden vermeld dat er een natuurlijke verbinding wordt gecreëerd door de gebouwen in acht stroken te bouwen. Tussen de stroken worden semipublieke ruimten voorzien voor de bewoners. Deze ruimten kunnen afgesloten worden met een transparant hekwerk, wat tevens voor eenduidigheid zorgt. De gebouwen worden geïntegreerd in de omliggende omgeving. Dit is de reden waarom er niet langer gekozen werd voor hoogbouw maar voor lagere bebouwing.
2.4. Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabotsite te bevorderen? Uit de rondleiding, begeleid door de wijkmonitor van het Rabot komt naar voren dat het voormalig ontwerp van de Rabottorens zeer hectisch in elkaar zit. Er zijn bijvoorbeeld tal van dode hoeken aanwezig, is er veel verloedering in en rond de gebouwen en kan gesteld worden dat de gebouwen in zeer slechte staat zijn. Hotspots voor vandalisme zijn vooral de liften in de gebouwen. Er wordt gepleit voor camera’s in de liften in het toekomstige strokenconcept. Het grootste nadeel van deze maatregel is het (mogelijk) onwettelijk karakter ervan. Zo werd er verteld dat het niet mogelijk is om in liften te filmen omdat dit niet strookt met het privacy-beleid.
113 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
De gemeenschappelijke ruimten zijn een aanwinst om sociale interactie tussen de bewoners te bevorderen. In het toekomstige strokenconcept is het nog niet duidelijk of er gemeenschappelijke ruimten komen. Een mogelijke aanbeveling op het vlak van veiligheid is de locatie van de brievenbussen. De brievenbussen in de oude Rabot-torens waren zeer gevoelig voor vandalisme door hun ligging en open toegankelijkheid. De toekomstige brievenbussen worden wenselijk geplaatst in ruimten die enkel toegankelijk zijn voor de bewoners. Tevens moeten deze van duurzame materialen geproduceerd worden en moeten ze voorzien worden van gleuven om te voorkomen dat ongewenste materie in de brievenbussen terecht komt. Op de vraag betreffende de visie omtrent de plaatsing en het gebruik van camera’s kwam het volgende naar voren. Respondent X staat achter het principe dat camera’s enkel geplaatst moeten worden op locaties die grote risico’s met zich meenemen, de zogenaamde risico zones, zoals ondergrondse afvalcontainers. Camera’s plaatsen op recreatieruimen zoals voetbalpleinen wordt door dezelfde respondent afgeraden omdat dit kan leiden tot provocatie van de bepaalde groepen, zoals de jongeren. De concepten CPTED en SVO zijn niet gekend door de respondenten. Ze zijn zich er wel van bewust dat de Groendienst (contactpersoon: Dimitri Van den Berghe) reeds rekening houdt met de inplanting van groen in de Rabot-wijk. Zo gaan ze na hoe hoog een struik mag zijn, en dergelijke. Een goed voorbeeld waar ze misschien de principes van SVO hebben toegepast is het Witte Kaproenenplein. De aanpak op dit plein resulteert in een concrete ruimtelijke verbetering, een sociale cohesie en een laboratorium voor latere duurzame ontwikkelingen. Er is tevens een buurtbeheerploeg actief op het grondgebied van de Rabot-torens. Met dit project trachten ze het buurtbeheer op een hoger niveau te krijgen door sterk in te zetten op sociale begeleiding waarbij kansen worden gegeven voor het volgen van opleidingen en het creëren van tewerkstelling voor de bewoners. Hierbij is het belangrijk om goed na te denken hoe ruimtegebruik maximaal benut kan worden en hoe dit initiatief praktisch geregeld kan worden.
114 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.4
Bijlage 4: Uitgeschreven interview – Groep 2
1. Interview 2 Personen + Functie: Ann Baudewijn (Projectbegeleidster dienst Wonen) Locatie: Administratief centrum Woodrow Wilsonplein 1 – 9000 Gent Datum + tijd: 13 mei 2014, van 10u tot 12u
2. Inhoud 2.1. Hoe beleven de bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk? Bij de vraag aan de respondenten over welke factoren het onveiligheidsgevoel bij de bewoners van de torens beïnvloedt, komen de volgende fenomenen aan bod:
Wisselende bewoners, Veel mensen door eenzelfde inkomstdeur, Veel donkere ruimten in de drie Rabottorens, Netheid rond en in de gebouwen, Terwijl de scheiding tussen privaat en publiek zeer duidelijk is bij gezinswoningen, is dit niet het geval bij hoge bebouwing. Hier zijn er namelijk ook semipublieke ruimten aanwezig. Dit zorgt ervoor dat politieoptredens in deze ruimten zeer moeilijk is, terwijl het goed mogelijk is dat er in deze ruimten conflicten ontstaan.
2.2. Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk? Bij de vraag “Op welke wijze worden burgers betrokken bij hun buurt?” kon respondent het volgende antwoorden. “Ik vermoed dat er weinig tot geen inbreng van de bewoners zal zijn gedurende het herstructureringsproject van de Rabot-torens”. Daarnaast vermeld ze ook dat dit niet noodzakelijk problemen geeft aangezien er slechts één bewoner zich heeft ingeschreven om in de nieuwe gebouwen te komen wonen. Bewoners van de wijk kunnen hun ongenoegen ook uiten via de verschillende gemeentelijke diensten zoals dienst Samenlevingsopbouw en Buurtwerk. Daarnaast is er een woonwinkel aanwezig in de wijk. Hier kunnen mensen terecht met al hun ‘woonvragen’. De bewoners worden geïnformeerd door Wannes Haghebaert (communicator van de stad Gent). Hij gaat tevens na wat er leeft in de wijk. Een voorbeeld van communicatie is de informatie omtrent de stand van zaken. Het gaat hier dan over de voortgangsproces en andere relevante informatie. Een goede en regelmatige communicatie vanuit het bestuur naar de burgers zorgt voor een rustgevende sfeer. Sedert 2013 wordt het project “Wijk van de Maand” georganiseerd. Daarnaast worden ook wijkdebatten georganiseerd waarbij de burgers in interactie gaan met het bestuur. (cf. interview 1). De respondenten hebben geen zicht op het feit of burgers zelfstandig initiatief nemen in de wijk. Een interessant persoon om hier meer informatie over te verkrijgen is de kunstenaar Simon Allemeersch.
Deel III – Aanbevelingen en besluit
115 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Een groot probleem bij zelfstandige initiatieven is het grote verloop in de buurt (zogenaamde verhuisgraad). Dit zal mogelijk opgelost worden als de nieuwe en tevens moderne gebouwen geïnstalleerd zijn. Doordat de wijk aantrekkelijker wordt, zal men er meer bewust voor kiezen om daar te wonen en dit mogelijk voor een langere periode. Andere vrijetijdsactiviteiten aanwezig rond de Rabot-torens jongerenontmoetingscentrum (afk. JOC), drie jeugdbewegingen en een groenpark.
zijn
het
Met het herstructureringsproject zullen geen extra mogelijkheden worden gecreëerd tot vrijetijdsactiviteiten. Wel worden er in de omgeving verschillende initiatieven genomen zoals voetbalpleintjes enz.
2.3. Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad? In het nieuwe strokenconcept wordt er ruimte voorzien gemeenschappelijke ruimte en een wijkgezondheidscentrum. verbinding te creëren tussen de nieuwe gebouwen, de bewoners de gebouwen in stroken te bouwen is de site toegankelijker, bestaande straat-lijnen doorgetrokken.
voor winkels, horeca, één Hierdoor wordt getracht een en de ruimere omgeving. Door meer geïntegreerd en zijn de
Een sociale mix creëren door koop- en huurwoningen met elkaar te vermengen is niet mogelijk. De nieuwe appartementen moeten namelijk de oude sociale appartementen vervangen. De enige mogelijkheid om een demografische mix te creëren is het aantal kamers per appartement aanpassen. De hoogte van een aantal gebouwen wordt ook begrenst tot vijf verdiepingen om zo het contact met de begane grond te behouden. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld buitenspelen terwijl de ouders contact met ze houden vanuit het appartement. Op die manier wordt getracht om sociale cohesie te verhogen en interactie te bevorderen. Respondent X denkt dat het stigma van buurt samen met de torens verdwijnt. Doordat het nieuwe strokenconcept aantrekkelijker wordt gemaakt zullen de bewoners mogelijk meer respect krijgen voor hun omgeving en hier zorgzamer mee omspringen. Tevens denkt ze dat de bouwstijl van de nieuwe gebouwen niet wordt afgestemd op de rest van de wijk. “De gebouwen zullen sowieso in het oog springen door hun grootte”, aldus dezelfde respondent. Om de nieuwe site te integreren in de ruimere omgeving worden ook rond de woontorens een aantal sociale woningen gerenoveerd, zie project “Tondelier”. Er worden tevens moestuintjes aangelegd op de Gasmetersite. Deze worden onderhouden door buurtbewoners en de producten die hier worden gekweekt worden gebruikt in het Sociaal Restaurant. Deze verschillende initiatieven zullen onder andere de sociale cohesie en eigenaarschap tussen de bewoners in de hand werken.
2.4. Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabotsite te bevorderen? De begrippen CPTED en SVO zijn voor de geïnterviewde onbekend. Wel worden er onrechtstreeks maatregelen genomen die stroken met deze concepten. Zo worden de gebieden gelegen binnen de gebouwen, de semipublieke ruimten, ’s avonds afgesloten om overlast en criminaliteit te voorkomen. Om de privacy van de bewoners te garanderen en om eigenaarschap Deel III – Aanbevelingen en besluit
116 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
te creëren worden de gebouwen in verschillende hoogtes gebouwd. Op die manier kunnen bewoners uit hun woning wel sociale controle uitvoeren met betrekking tot de begane grond, andersom kunnen personen op de begane grond niet binnen in de appartementen kijken. Op die manier wordt de privacy gegarandeerd van de bewoners. Ook wordt ervoor geopteerd om de fietsenstallingen zo dicht mogelijk bij de gebouwen te plaatsen om de sociale controle zo te verhogen. Dit moet ervoor zorgen dat overlast, vandalisme en diefstal wordt voorkomen. Uit het interview blijkt dat de Groendienst (on)bewust bezig is met het toepassen van CPTED en SVO. Zo stemmen ze het soort beplanting af zodat het zicht van de mensen niet volledig onttrokken wordt. Ook wordt er rekening gehouden dat planten niet gebruikt kunnen worden als hulpmiddel om bijvoorbeeld op het dak te raken. De mening van groep twee omtrent het gebruik van camera’s strookt met de mening van groep één. Ze gaan beide akkoord met het gebruik van camera’s zolang deze worden ingezet op kritieke locaties en zolang er een duidelijke en begrijpbare communicatie is voorzien naar de burgers omtrent deze maatregel.
117 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.5
Bijlage 5: Uitgeschreven interview – Groep 3
1. Interview 3 Personen + Functie: Michiel Verhaverbeke (Poponcini & Lootens IR architecten bvba) Stagiair Locatie: Tavernierkaai 2 bus 28 - 2000 Antwerpen Datum + tijd: 16 mei 2014, van 14u tot 15u30
2. Inhoud 2.1. Hoe beleven de bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk? Op dit aspect konden de architecten niet antwoorden. Dit omdat ze niet of nauwelijks in contact komen met de bewoners.
2.2. Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk? Bij de vraag op welke manier de burgers betrokken worden bij het herstructureringsproject kwam naar voren dat Stad Gent initiatief heeft genomen om het project bij de bewoners en omwonenden voor te stellen en toe te lichten. Indien de burgers bezorgdheden, klachten of vragen hadden konden ze deze direct uitten. Een andere manier om burgers inspraak te verschaffen met betrekking tot het project is het zogenaamde Ruimtelijk UitvoeringsPlan (afk. RUP). Uit het interviw blijkt dat deze nog niet werd opgesteld, waardoor bezwaarschriften op het RUP nog niet ingediend konden worden. De schaalgrootte, zowel hoogte, oppervlakte en vorm van de nieuwe site werd zodanig aangepast dat deze de leefbaarheid bevorderd en anonimiteit tegen gaat. Ook wordt er grote aandacht besteedt aan het onderscheid tussen privaat en publiek domein.
2.3. Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad? Bij de bouw van de nieuwe site wordt rekening gehouden zogenaamde ‘speelprikkels’ (zoals zitbanken, enz.) om bewoners en omwonenden uit te nodigen op het publieke domein en er aldus te vertoeven en niet enkel functioneel te gebruiken. Volgens de respondenten heeft dit ook een rustgevend effect en bevorderd dit de subjectieve veiligheid van de gebruikers. De variatie van de hoogte en vorm van de gebouwen, zorgen voor eigenaarschap bij de bewoners. Dit zorgt ervoor dat mensen zich gaan verbinden aan de gebouwen en zich er verantwoordelijk voor gaan voelen.
118 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Naast de zitbanken hadden de architecten graag elementen met water toegevoegd, gezien dit een succes blijkt te zijn in ‘Park Spoor Noord’. Dit brengt echter een grote onderhoudskost met zich mee, vandaar dat dit idee even ‘on-hold’ wordt gezet. Een ander voorbeeld is het gebruik van een bakstenen muur met hier en daar een uitsparing, die terug zorgt voor een afbakening van de ruimten. Op deze manier pogen de architecten om respect af te dwingen bij de gebruikers van de verschillende ruimten, want door privaat te maken wordt getracht om verantwoordelijkheid te creëren bij de bewoners. Ook werd uit het vorig project van de Rabot-site meegenomen dat een zekere doorlaatbaarheid, in functie van toegankelijkheid, noodzakelijk is. Zo werd tussen de drie clusters (dus op twee plaatsen) een eenduidig versteend pad aangelegd die toegang voor fietsers en voetgangers voorziet naar de omliggende bus- en tramhalten. De hoogtes van de nieuwe torens (< 25m) worden aangepast aan de omgeving. Met de omgeving worden de kleinere omliggende huisjes bedoeld. Daarnaast worden er bomen gebruikt als bufferzone. Dit zorgt ervoor dat bv. bewoners van de Filips van Cleeflaan niet overweldigd worden door de grotere bebouwing.
2.4. Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabotsite te bevorderen? Een ander voorbeeld hiervan is dat de architecten een transparante ijzeren poort voorzien tussen beide domeinen om in geval van nood deze twee domeinen fysiek te kunnen afsluiten. Onderhoud van het private domein wordt verzorgd door de sociale huisvestingsmaatschappij WoninGent terwijl het onderhoud van de publieke ruimten wordt voorzien door Stad Gent. ‘Het Kiel’ in Antwerpen wordt hierbij gebruikt als ‘good practice’ bij het aanpakken van overlastfenomenen. Bij het nieuwe ontwerp wordt rekening gehouden met natuurlijke verlichting. De gebouwen worden zodanig geplaatst dat deze het zonlicht maximaal benutten. Bij het ontwerp ging tevens bijzondere aandacht naar het mijden van donkere plekjes. Deze donkere plekken kunnen tenslotte voor een verhoogd onveiligheidsgevoel zorgen, aldus de architecten. Camera’s op publiek domein vinden de architecten best oké indien dit duidelijk vermeld wordt, op publiek domein wordt je nu eenmaal gezien. Tevens moeten de camera’s passen binnen de stedelijke visie op camerabeleid. Bij de keuze van materiaal wordt rekening gehouden met de ruimere omgeving. Dit zorgt voor een verbinding tussen de stad en de gebouwen. Ook wordt gebruik gemaakt van vandalismewerend materiaal van duurzame aard, die er ook voor zorgt dat de gebruikers er respect voor hebben en het met respect behandelen.
119 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.6
Bijlage 6: Uitgeschreven interview – Groep 4
1. Interview 4 Personen + Functie: Griet Vandekerckhove (communicatieverantwoordelijke bij WoninGent) Anne Schietekatte (Afdelingshoofd sociale dienstverlening en leefbaarheid) Ann Keerman (WoninGent – wijkmonitor Rabot-site) Sofie Lerouge (Sectorarchitect VMSW) Locatie: WoninGent, Kikvorsstraat 113 – 9000 Gent Datum + tijd: 20 mei 2014, van 10u – 11u30
2. Inhoud 2.1. Hoe beleven de bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid van hun wijk? Mensen zijn vindingrijk en contacteren allerlei actoren op eender welke manier wanneer ze bijvoorbeeld vragen hebben over bepaalde projecten. Terwijl WoninGent instaat voor de communicatie met alle bewoners, richt Wannes Haghebaert (project communicator bij Stad Gent) zich specifiek op de coördinatie van de externe communicatie met de burger (bruggen naar Rabot, tondelier, …). Deze communicatie gebeurt via verschillende kanalen zoals:
[email protected], website, Facebookpagina, nieuwsbrief, kranten en gebiedsgerichte werking. Deze kanalen moeten te allen tijde een open communicatie met burger toelaten. Er werden zeer zelden klachten gemeld omtrent de communicatie van het stadsbestuur naar de burgers, echter wel verschillende vragen zoals ‘waar komt het nieuwe frietkot, ‘kan waterloop terug in oude glorie hersteld worden?’ ‘Wat met gevaarlijke stoffen/asbest tijdens de sloop?’, enzovoort. Over het nieuwe project werden nog geen concrete vragen gesteld. Toch waren er wel bedenkingen bij de burgers over het feit dat er minder woningen in de plaats komen. Er werd vanuit WoninGent meer reacties verwacht op de ontwerpen van de nieuwe site, maar het project bevind zich nog in een eerste fase. De Nederlandse taal wordt gezien als drempel om deel te nemen aan de verschillende infomomenten die worden georganiseerd vanuit WoninGent. De goede werking van de moskee kan gezien worden als troef om bij de imam verdere uitleg te vragen over een uitnodiging ter deelneming aan een infomoment. Een vorm van meldingssysteem is volgens WoninGent niet haalbaar, klachten/meldingen worden algemeen bekeken op vergadermomenten, enz. Opnieuw fungeert Wannes Haghebaert hierin als sleutelfiguur. Er worden klachten verwacht over het Griendeplein en haar gewijzigde verkeerssituatie, hieromtrent verwacht men grote problemen gezien de wegen niet voorbereid zijn op een dergelijke toevloed van wagens en bussen. Hoe als voetganger de oversteek maken van het drukke kruispunt op het Griendeplein (vraag naar veilig oversteken) zal een bezorgdheid zijn van de gebruikers. De stad denkt erover na om burgerparticipatie te bevorderen bij nieuwe projecten, zoals een straatnamen wedstrijd. Verder kon er niet concreet een voorbeeld gegeven worden. Op infomomenten (zogenaamde bewonersvergadering) wordt echter wel de mogelijkheid gegeven om bedenkingen van de burgers aan te halen.
Deel III – Aanbevelingen en besluit
120 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
De verschillende aanwezige culturen zorgen bij bepaalde bewoners voor onveiligheidsgevoelens. Doordat niemand elkaars taal spreekt ontstaan hier communicatieproblemen. De beperkte aanwezige verlichting speelt ook een rol in de onveiligheidsgevoelens, aanwezig bij de bewoners en omwonenden. De donkere ruimten trekken drugsgebruikers aan die op hun beurt spuiten en andere materialen achterlaten. Dit zorgt voor verloedering wat een onveilig beeld schetst van de buurt.
2.2. Op welke wijze kunnen bewoners optimaal worden betrokken bij de Rabot-wijk? Volgens één van de respondenten zijn er heel wat organisaties die zich inzetten bij het organiseren van activiteiten voor bewoners van de Rabot-wijk. Deze zijn vaak zeer laagdrempelig, voorbeelden zijn straatfeesten, samenlevingsopbouw – de site, verschillende moskeeën, spuitenruil, organisaties voor Turkse vrouwen, enz. Het stadsbestuur zoekt actief naar initiatieven aangepast aan de aanwezige doelgroep. Initiatieven worden dan ook vaak gesponsord vanuit de dienst Samenlevingsopbouw. Ook het project ‘buurt bestuurt’ kan hierin geplaatst worden. Geëngageerde burgers geven hierin feedback over hun veiligheidsbeleving. Aan de hand van verkregen informatie wordt al dan niet actie ondernomen door bv. de lokale politie. ‘Wijk aan zet’ wordt met subsidies gesponsord om burgers vanuit eigen initiatief feesten te laten organiseren (momenteel zijn dat er 2 per jaar). Dit project richt zich vaak op kansarme buurten zoals de Rabot-wijk. De Wondelgemstraat was vroeger zeer bruisend met mooie winkels. Door de migratiestroom is systematisch een verandering ingezet, al dan niet gestuurd door initiatieven vanuit Stad Gent. Steeds meer werden de aanwezige winkels vervangen door nachtwinkels en kebabzaken. Toch moet geconcludeerd worden dat de winkels van allochtone Belgen druk worden bezocht door bewoners van de Rabottorens gezien deze vaak lagere prijzen voor hun producten vragen. Deze situatie geeft jonge startende ondernemers ook de mogelijkheid om een eigen zaak op richten. Met het project ‘Tondelier’ zal een zekere sociale mix gecreëerd worden gezien daar een ander doelpubliek gevestigd wordt. Daar is er namelijk sprake van koopwoningen die op de private markt vaak aan hoge prijzen verkocht worden. Het Griendeplein wordt in het nieuwe project een commerciële zone die moet zorgen voor een aangename een authentieke sfeer. Aan het Lievenplein komt onder meer het wijkgezondheidscentrum. Maandelijks zijn er sluikstortacties en verschillende sensibiliseringsacties. Met bewonersgroepen wordt gepoogd om in en rond het gebouw verantwoordelijkheid creëren. Gezien de Nederlandse taal vaak als drempel wordt ervaren bij de bewoners, wordt er vanuit WoninGent actief gezocht naar mensen die op als aanspreekpunt functioneren voor de aanwezige doelgroep. Volgens WoninGent is het creëren van eigenaarschap geen prioriteit en wordt dit aldus niet als belangrijk ervaren. De vragen die de doelgroep het meest bezighouden zijn ‘wat gaan we eten vanavond, en hoe gaan we dit betalen?’. Met doelgroep bedoeld men hier specifiek de kansarmen uit onze maatschappij. De structuur van het gebouw speelt volgens WoninGent een belangrijke rol bij de veiligheidsbeleving van de bewoners van de torens. Sociaal toezicht is er op dit moment niet mogelijk. Op wijkniveau is verlichting en helderheid een belangrijk punt om aan te pakken. Dit is volgens WoninGent een grote hap uit de bron van onveiligheidsgevoelens. In het nieuwe project wil men hier rekening mee houden, zeker op de twee doorstroompaden tussen de nieuwe stroken. Deel III – Aanbevelingen en besluit
121 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Daarnaast vindt men het belangrijk om overzicht over de verschillende ruimten te bewaren (cf. defensible spaces). Het feit dat Ann Keerman en inwonende conciërges aanwezig zijn maakt eveneens een wezenlijk verschil bij het ervaren van veiligheid, aldus de bevraagde actoren. Aan de hand van clusters wil men sociale controle en eigenaarschap creëren bij de bewoners, dit vertaald zich in het aantal liften, appartementen per verdiep, ingangen, fietsenstallingen, enz. Anonimiteit wil men op deze manier tot een zeker minimum herleiden. Vanuit de sociale huisvestingsmaatschappij vindt men preventief optreden heel belangrijk. Weten wat achter de deur speelt aan de hand van huisbezoeken is één van de vele manieren om hierop in te spelen. Ook worden zitmomenten in de wijk worden bij bewoners als zeer laagdrempelig ervaren. Mensen weten bij wie ze terecht kunnen. Op vlak van sociale controle kan dit eveneens tellen. Inwonende conciërges zijn hierbij de ogen en oren van de site. De toekomst hiervan is op z’n minst vaag, WoninGent zou dit graag terug zien in het nieuwe project. Een gerangeerde wijkinspecteur wordt eveneens gezien als grote troef bij de veiligheidsbeleving van de bewoners. In het nieuwe project komt zeker niet in elke strook een gemeenschappelijke ruimte. Er is wel een kans dat één appartement toegewezen kan worden aan een vzw (zoals samenlevingsopbouw op de oude site dit deed) De onderhandelingen hieromtrent zijn nog bezig. Een kritiek die op de aanwezigheid van een vzw in het nieuwe project werd geformuleerd is dat het niet evident is om de blokken van gecontroleerde toegang te voorzien voor publiek van publieke organisaties zoals vzw’s. Zo is het moeilijk om te weten wie wie is, waardoor anonimiteit opnieuw in de hand wordt gewerkt.
2.3. Hoe kan er een natuurlijke verbinding tot stand worden gebracht tussen de gebouwen, de populatie en de stad? Het Griendeplein wordt een soort doorsteek (doorlaatbaar) maar het is niet de bedoeling om externen in dit gebied te betrekken. Er wordt sterk ingezet op een gecontroleerde toegang die niet voor iedereen toegankelijk is. Zo worden de verschillende woonclusters voorzien van een poort die de publieke ruimten kunnen afscheiden van de private zones. De afgesloten stukken (private zones) zijn in beheer van WoninGent, de andere ruimten zijn de verantwoordelijkheid van Stad Gent. Dergelijke reglementen kunnen gebruikt worden in overlastprocedures als een vorm van ‘stok achter de deur’. Sociale Dienst projectontwikkeling voorziet dit reglement (reglement van inwendige orde, al dan niet met bijlagen). Terug wordt Wannes hier aangehaald gezien hij het sleutelfiguur vormt van de stad en haar projecten omtrent de Rabot-site. Dit is vaak een beleidsmatige beslissing vanuit Stad Gent – woonbeleid. Grond- en pandenbeleid (niet meer van toepassing) had een aantal procent om te voorzien in sociale woningen. Koopwoningen, sociale woningen, bescheiden woningen, op deze aspecten wil Stad Gent hard op inzetten.
122 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
2.4. Welke maatregelen op het gebied van veilig ontwerp en beheer zijn geschikt om de leefbaarheid en veiligheid in en rond de Rabotsite te bevorderen? Tijdens het interview kon geen van de betrokkenen vertellen wat de concepten CPTED en SVO inhouden. Wel kwam de naam van de betrokken landschapsarchitect, Dirk V. naar voren. Hij zou mogelijk meer informatie kunnen verschaffen omtrent deze materie. Een overlast procedure wordt opgedeeld in vier verschillende stappen. Als deze stappen niet lukken wordt het gerecht ingeschakeld. Deze procedure impliceert dat subsidiaire mogelijkheden worden getroffen en pas als laatste stap het gerecht. Hierbij komt terug het belang van preventief en sensibiliserend werken. Om hierop een antwoord te formuleren is het volgens één van de respondent erg belangrijk de geschiedenis te kennen van de locatie en wat de motivatie is om camera’s te instaleren. In het geval van de Rabot-torens wordt de voorgeschiedenis gekenmerkt door aanhoudend vandalisme en brandstichtingen in toren 2. Daarnaast kwam er naar voren dat de doelgroep van oudere bewoners zich wel kunnen vinden in het gebruik van bewakingscamera’s. Zo zouden de onveiligheidsgevoelens bij hun dalen en zouden ze zich veiliger voelen indien er camera’s aanwezig zijn. Ann Keerman en de andere conciërge zijn echter ook sleutelfiguren in het verhogen van de veiligheidsgevoelens. Liefst wil men dit tot het minimum herleiden en meer inzetten op bouwfysische maatregelen. Zo moet er voorzichtig omgegaan worden met het gebruik van camera’s omdat dit in contrast komt te staan met de privacy van de mensen. De geïnterviewde personen zijn zich er ook van bewust dat camera’s voor een verplaatsingseffect zorgen. ‘Het zorgt er voor dat problemen zich verplaatsen van locatie 1 naar locatie 2’ aldus respondent Y. Ook is er een hemelsbreed verschil tussen het gebruik van camera’s bij de inkomhal van een appartement en het gebruik hiervan in bijvoorbeeld de Overpoort. Bij de fietsenstallingen wil men inzetten op clusters om een gevoel van eigenaarschap te creëren en op die manier camera’s overbodig te maken. Door eigenaarschap te scheppen zullen bewoners zich mogelijk verantwoordelijk voelen voor de ruimte en deze onderhouden en met zorg behandelen. Het inzetten van de zogenaamde ‘Dummy’ camera’s wordt sterk afgeraden. Dit omdat het slechts een kwestie van tijd is vooraleer de mensen door hebben dat het over namaak camera’s gaat. Het effect zal dan ook van korte duur zijn. Bij het gebruik moet er ook openlijk gecommuniceerd worden met de bewoners. Zo moet er duidelijk vermeld worden waar en waarom er camera’s worden gebruikt.
123 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.7
Bijlage 7: Theoretisch kader focusgroep
1. Theoretisch kader focusgroep Focusgroepen leveren data op die het product zijn van een groepssituatie en dus tot op zekere hoogte andere uitkomsten kunnen opleveren dan individuele interviews. Wat is een focusgroep? Een focusgroep is een homogeen samengestelde groep, bestaande uit 7 tot 10 deelnemers die een zorgvuldig geplande discussie voeren over hun ideeën, motieven, belangen en denkwijze omtrent een omschreven aandachtsgebied. In een goed voorbereid groepsgesprek gaat de gespreksleider op zoek naar meningen van de deelnemers over geagendeerde onderwerpen. De discussie verloopt prettig en mag niet bedreigend zijn. Vaak vinden deelnemers het leuk om met elkaar over hun ideeën te praten en beïnvloeden de groepsleden elkaar. Om de discussie te leiden wordt er gebruik gemaakt van een vragenlijst of 'topic' lijst (een lijst met gespreksonderwerpen). Van het gesprek wordt een verslag gemaakt of het gesprek wordt opgenomen met een cassette- of videorecorder en later uitgewerkt. De focusgroep is samengesteld uit 8 tot 10 bewoners van de Rabot-torens. We richten ons op een gesprek dat prettig verloopt en waar men niet buitenkomt met een slecht gevoel. Ann Keerman, bekend onder de bewoners, kan indien nodig ingrijpen en zo de sfeer behouden. Wanneer is een focusgroeponderzoek bruikbaar? Een focusgroeponderzoek is een kwalitatieve onderzoeksmethode. Deelnemers krijgen de gelegenheid om hun mening te geven over een reeks onderwerpen. Deelnemers kunnen actief meedenken over het bestaande aanbod van zorg of over een nieuw op te zetten aanbod of dienst. Bij deze vorm van onderzoek is het niet alleen de bedoeling dat de deelnemers zeggen of ze al dan niet tevreden zijn over de kwaliteit van de dienstverlening, het stimuleert ook om mee te denken en om met suggesties voor verbetering te komen. Het focusgroep onderzoek gaat dus een stapje verder dan een tevredenheidsonderzoek. Het is niet bruikbaar voor het testen van hypotheses (toetsend onderzoek) en om voor een bredere populatie conclusies te trekken. Verder geldt dat alleen mensen die bereid en in staat zijn om gedachten onder woorden te brengen, kunnen deelnemen. Het focusgroeponderzoek is dus vooral bruikbaar voor beleidsontwikkeling (doen we de juiste dingen?), het evalueren van een bepaalde situatie, verkenning bij het uitbreiden van diensten (bijvoorbeeld is er behoefte aan een oefengroepen?), het verbeteren van bestaande diensten en producten, en het ontwerpen en uittesten van een nieuw aanbod (als we een nieuwe oefengroep starten, aan welke eisen moet die dan voldoen?). Het focusgroeponderzoek is een middel. Het doen van een dergelijk onderzoek kan nooit een doel op zich zijn. Dit betekent dat je voor dergelijk onderzoek van te voren goed in kaart brengt wat je ermee wilt bereiken. Wat is je doelstelling en wat levert het gebruik van deze onderzoeksmethode je op (in de zin van specifieke kennis), vergeleken met andere onderzoeksmethoden? Hoe zet je een focusgroeponderzoek op?
Wat is het onderwerp/probleem? Waar wil ik meer over weten? Het is belangrijk om, voordat je een dergelijk onderzoek start, goed na te denken over de volgende vragen: • Waarom start je dit onderzoek? We starten dit onderzoek om een antwoord te bekomen op onze deelvragen. Specifiek betreft het deelvraag 1 “Hoe beleven de bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid in hun wijk?”. • Welke informatie wil je hebben? We willen kwalitatieve gegevens verzamelen van de bewoners van de Rabot-torens. Dit om een beter beeld te krijgen van de situatie en hun beleving in de torens. Daarnaast willen we de informatie, verkregen uit de interviews, toetsen aan de beleving van de bewoners. • Welk type informatie is vooral voor jou belangrijk? Kwalitatieve gegevens zoals meningen van bewoners. • Hoe wil je de informatie gebruiken? De informatie zal dienen als input voor de bachelorproef. Aan de hand van de interviews, focusgroep en cijfergegevens trachten wij een antwoordt te bieden aan de deelvragen. • Voor wie is de informatie zinvol?
Deel III – Aanbevelingen en besluit
124 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
De informatie is zinvol voor eenieder die het document zal lezen maar specifiek voor de diensten van Stad Gent.
Stel vast wie er bevraagd moeten worden Om onze deelvraag te beantwoorden doen we beroep op een aantal bewoners van de Rabot-torens. Ook trachten we een sociale mix te creëren. Dit wilt zeggen dat we proberen respondenten te betrekken van verschillende leeftijden, sociale klassen, verschillende geslacht, verschillende nationaliteiten, enz.
Welke praktische zaken moeten er verder worden geregeld? • Waar kun je potentiële deelnemers vinden? De potentiele deelnemers werden gecontacteerd door Ann Keerman, wijkmonitor van de Rabottorens. Omdat Ann rechtstreeks in contact staat met de bewoners, leek het voor ons het meest interessant, dat er langs deze weg respondenten worden gecontacteerd. • Welke beloningen/incentives kun je verzinnen om mensen te motiveren voor deelname? Een kleine “beloning” wordt door ons verzorgd in de vorm van koekjes en koffie. • Wat is een geschikte locatie? (Neem niet de eigen praktijk, want dit is geen neutrale omgeving.) De locatie waar de focusgroep zal doorgaan is in één van de Rabot-torens. • Wie kan een goede gespreksleider zijn? (Als het niet verstandig is dit zelf te doen, vraag dan een collega die bekend is met de materie en het leiden van focusgroepen. Omdat je zelf betrokkene bent of in een hiërarchische relatie staat tot de andere leden van de focusgroep kan het zijn dat deelnemers -belangrijke- informatie achterhouden.) De moderator van deze focusgroep is Ann Keerman, wijkmonitor van de Rabot-torens. Wij hebben hiervoor gekozen omdat Ann het meest direct in contact staat met de bewoners. Kortom, zij kent de bewoners en weet hoe ze in elkaar zitten. • Inventariseer goede vragen die gesteld kunnen worden. De vragen zijn zo opgesteld dat ze makkelijk begrijpbaar zijn voor de respondenten. Aan de hand van afbeeldingen proberen we de vragen concreter te maken en te visualiseren bij de respondenten. Hierdoor kunnen ze zich makkelijker inleven in de vraag en hierop vervolgens een antwoord formuleren.
Planning Onze planning is gebaseerd op de antwoorden op bovenstaande vragen. Deze planning hebben wij voor onszelf opgemaakt en geeft ons structuur om deze focusgroep op een goede en volledige manier te laten verlopen.
Samenstelling van de groep De groep moet homogeen zijn samengesteld met voldoende variatie onder de deelnemers om verschillende meningen naar voren te laten komen. De homogeniteit wordt vaak gezocht in leeftijd, opleiding, beroep of het gebruik van een zelfde aanbod/product(?). We trachten onze groep zo homogeen mogelijk samen te stellen. Door beroep te doen op Ann Keerman, wijkmonitor van de Rabot-torens, trachten wij zoveel mogelijk bewoners van de Rabot-torens te bereiken. Onder deze bewoners moet voldoende variatie zitten in leeftijd, opleiding, beroep, nationaliteit, enz. Aantal bijeenkomsten De eerste twee bijeenkomsten leveren vaak de meeste informatie op. Bij de derde en de vierde bijeenkomst zijn alle meningen en standpunten van de deelnemers over een bepaald onderwerp wel bekend. Regel is om na de derde bijeenkomst te evalueren. Als er tijdens de derde bijeenkomst nog veel nieuwe inzichten naar voren komen, kan er een vierde groep georganiseerd worden. Het aantal bijeenkomsten wordt ook bepaald door de heterogeniteit van de doelgroepen. Voor een bijeenkomst moet je ongeveer twee uur de tijd nemen. In het kader van de bachelorproef houden we het bij één bijeenkomst met bewoners van de Rabot-torens. Dit omdat de populatie van ons kwalitatief onderzoek beperkt is. Daarnaast hebben wij ook beperkt tijd voor handen en zijn wij genoodzaakt om het bij één focusgroep te houden. Het ontwikkelen van de gesprekshandleiding De vragen die gesteld worden bepalen voor een groot deel het succes van het onderzoek. De handleiding voor het gesprek tijdens het focusgroep onderzoek moet zorgvuldig worden voorbereid. Maak eerst een ruwe inventarisatie van de vragen die je wilt stellen. Het gaat er in dit stadium nog niet om dat je de vragen goed formuleert, dit komt later. Een brainstorm kan bruikbaar zijn voor deze inventarisatie. Voeg daarna vragen die op elkaar lijken samen en prioriteer deze. Vaak zijn vijf tot tien hoofdvragen voldoende. Open vragen zijn het meest geschikt voor een dergelijk onderzoek. We hebben er bewust voor gekozen om steeds dezelfde vragen voor te stellen aan de groep. Per illustratie toetsten wij dezelfde vragen en peilen we naar de mening van de bewoners. We zullen ongeveer 10
Deel III – Aanbevelingen en besluit
125 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
afbeeldingen laten zien aan de groep en hierop vervolgens steeds dezelfde vraag stellen. We maken gebruik van open vragen en trachten de respondenten niet te sturen, hiermee bedoelen we dat we neutrale vragen stellen zonder een standpunt in te nemen. Er kunnen verschillende soorten vragen onderscheiden worden:
Openingsvraag Dit is een vraag die door alle groepsleden beantwoord moet worden. De vraag moet zo worden gesteld dat deze in een korte tijd beantwoord kan worden en karakteristieken op kan leveren van de deelnemers. Het is beter om op dit moment nog niet naar een mening of houding van de deelnemer te vragen. Bv. Stel allen jezelf even kort voor?
Introductievragen Dit zijn vragen om het centrale onderwerp te introduceren. Ze geven deelnemers de kans om te reflecteren op ervaringen die zij hebben met het onderwerp. In het algemeen zijn dit geen kritische vragen voor de analyse, maar zijn ze meer bedoeld om het gesprek en de interactie tussen de groepsleden op gang te krijgen.
Bv. Hoe ervaren jullie de Rabot-torens?
Transitievragen Dit zijn vragen om het gesprek te verplaatsen naar de sleutelvragen waarvoor het onderzoek is opgezet. Deze vragen helpen de deelnemer aan de focusgroep om het onderwerp waar het over gaat in een breder geheel te zien. De transitievragen zijn de logische link tussen de introductievragen en de sleutelvragen. Tijdens deze vragen komen de groepsleden erachter hoe anderen groepsleden over het onderwerp denken. Bv. Deze vragen worden gesteld aan de hand van de PowerPointpresentatie. “Hoe beleven jullie sluikstort in de wijk en in de torens?”.
Sleutelvragen of kernvragen Dit zijn de vragen die centraal staan in het onderzoek. Dit zijn vaak twee tot vijf vragen en aan de discussie over deze vragen moet bij de analyse de meeste aandacht worden geschonken.
Afrondende vragen of eindvragen Deze vragen hebben tot doel de discussie tot een eind te brengen. Ze bieden de deelnemers de gelegenheid te reflecteren op eerder gegeven commentaar. Deze vragen zijn cruciaal voor de analyse. Er zijn drie soorten eindvragen: o
o
o
Een vraag die alle onderwerpen behelst die aan de orde zijn geweest. Deze vraag biedt de deelnemers de gelegenheid alle meningen uit de discussie op een rijtje te zetten en de belangrijkste aspecten aan te wijzen. Maar ook kunnen deelnemers die gedurende de discussie verschillende meningen hebben gegeven hun positie bepalen. Samenvattende vragen. Deze vragen worden gesteld nadat de gespreksleider een korte mondelinge samenvatting heeft gegeven van de sleutelvraag en de belangrijkste ideeën die naar voren zijn gekomen tijdens de discussie. Na de samenvatting wordt gevraagd aan de deelnemers of dit een adequate samenvatting was. Laatste vraag. Deze vraag wordt gesteld na de samenvatting en de samenvattende vraag. Gevraagd wordt of de deelnemers iets gemist hebben tijdens de discussie. Deze vraag is vooral handig bij de eerste focusgroepen, omdat op basis van deze antwoorden de gesprekshandleiding voor de volgende groep kan worden bijgesteld. Wij zullen aan het eind van de focusgroep vragen of de respondenten iets gemist hebben.
Het begeleiden van de focusgroepbijeenkomst De begeleiden van een focusgroep is niet zo eenvoudig. Het is handig als de begeleider van een focusgroep iets weet over groepsprocessen. Een begeleider moet weten hoe hij/zij om moet gaan met een stille passieve
Deel III – Aanbevelingen en besluit
126 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
groep of juist een hele rumoerige groep; een zeer nadrukkelijk aanwezig groepslid of een groep die voortdurend afdwaalt van het onderwerp, enz. Ann Keerman heeft reeds jaren ervaring met focusgroepen en andere soorten van communicatie met de bewoners van de Rabot-torens. Daarom leek het ons zeer interessant om haar te betrekken en haar als moderator aan te stellen voor deze focusgroep. Ze heeft veel ervaring met de bewoners en kent ze ook persoonlijk. Een aantal nuttige vaardigheden op een rij:
begeleidt de groep met zachte hand; leidt de groep terug naar het onderwerp als de groep te ver dreigt af te dwalen; zorg dat de overgang naar een volgend onderwerp vloeiend verloopt en houdt de groep enthousiast; gevoel voor timing is noodzakelijk; ook noodzakelijk is nieuwsgierigheid naar het onderwerp en de deelnemers van de groep; respecteer de deelnemers van de groep, geloof erin dat leden van de groep zinnige dingen zeggen ongeacht hun opleidingsniveau, ervaring of achtergrond; blijf bij iedere bijeenkomst alert, ook al hoort u niet veel nieuwe dingen meer; communiceer duidelijk en precies; geef nooit een eigen mening en ga nooit in de verdediging; wees vriendelijk. Een gevoel voor humor is ook belangrijk.
Naast het kunnen begeleiden van het proces is het belangrijk dat de begeleider voldoende achtergrondkennis heeft van het onderwerp. Wij beschikken over de nodige kennis omtrent het onderwerp en kunnen indien nodig de focusgroep sturen of verduidelijkingen geven omtrent de vragen. Hoe ziet een bijeenkomst eruit? Voordat de bijeenkomst start, komen de groepsleden binnen. De begeleider en de assistent stellen zich voor aan de deelnemers en maken een praatje met hen. Dit praatje is bedoeld om de deelnemers op hun gemak te stellen, maar maakt ook dat je een inschatting van hem of haar kunt maken. Zorg dat de deelnemers iets te drinken kunnen pakken. Leg naambordjes met stiften neer. De introductie van de bijeenkomst bestaat uit vijf onderdelen: 1.
Welkom Een goedemiddag allemaal, Wij zijn Woody, Eskil en Nicolas, studenten Hogeschool VIVES-SAW. Allereerst willen we jullie hartelijk bedanken dat jullie hebben ingestemd met dit gesprek. We zullen eerst vertellen waarover het zal gaan. We kunnen misschien eerst onze hoofdvraag toelichten: ‘Hoe kan stadsontwikkeling bij het ontwikkelen van plannen voor de inrichting van de publieke en semipublieke ruimten in de Rabotsite rekening houden met sociale veiligheid en leefbaarheid?’. Om hierop een goed antwoord te kunnen formuleren willen we graag jullie invalshoek leren kennen. Wat hier wordt verteld zal vanzelfsprekend professioneel worden behandeld. De nota’s (en opname) gebruiken we alleen om de focusgroep uit te werken. Heeft iemand tot zover vragen?
2.
Geef een introductie van het onderwerp In het kader van onze bachelorproef dienen wij vier deelvragen te beantwoorden. Eén van de deelvragen is als volgt: “Hoe beleven de bewoners van de Rabot-site de veiligheid en leefbaarheid in hun wijk?”. Om deze vraag te beantwoorden hebben we deze focusgroep met de bewoners opgericht. Het is de bedoeling dat dat jullie vandaag gaan discussiëren over het onderwerp, in een ruimte waar jullie vrij zijn om te zeggen wat jullie willen. Gedurende de focusgroep maken we gebruik van een reeks foto’s van fenomenen zoals sluikstort, drugsgebruik, vandalisme, geluidshinder, enz. Hierop kunnen de respondenten vervolgens reageren. De bedoeling van de focusgroep kan als volgt worden opgesomd:
Hoe de doelgroep over het gespreksonderwerp denkt en spreekt,
Deel III – Aanbevelingen en besluit
127 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Hoe ze het onderwerp zelf beleeft, Waarmee de doelgroep het onderwerp associeert, Wat ze als mogelijke oplossingen voor een situatie zien. Tevens kunnen we aan de hand van de focusgroep aftoetsen of de verkregen informatie van de bevraagde actoren in de interviews, overeenkomt met de reacties van de bewoners. 3.
De regels van een focusgroep Het betreft een onderzoek om onze bachelorproef te vervolledigen. Wij verzoeken jullie om niet door elkaar te praten, om toestemming te vragen als je iets wilt zeggen en om respect voor elkaar en elkaars mening te hebben. De informatie die hier wordt gegeven is strikt vertrouwelijk en zal anoniem verwerkt worden. Wij zijn zowel geïnteresseerd in positief als negatief commentaar. Jullie hoeven het zeker niet met elkaar eens te zijn, maar wij vragen jullie wel om respect voor elkaar te hebben. Veralgemeningen moeten ook zoveel als mogelijk voorkomen worden.
4.
De eerste vraag De bijeenkomst duurt ongeveer één uur en er is één pauze voorzien van vijf minuten. De PowerPoint zal verder uitwijzen hoe de focusgroep verloopt. Hierbij wordt er rekening gehouden met de soorten vragen (Transitievragen, sleutel of kernvragen, …). Theorie: Gebruik de handleiding voor het verdere verloop van de bijeenkomst en zorg voor een goede afsluiting. Twee technieken zijn erg belangrijk voor het verder verloop van de bijeenkomst, namelijk, de vijfseconden pauze en verdieping. Beide technieken zijn erg handig om meer informatie los te krijgen. De vijfseconden pauze is het meest effectief na een reactie van een deelnemer. Dit nodigt andere deelnemers uit om te reageren en levert vaak aanvullende gezichtspunten op. De pauze zorgt er ook voor dat de begeleider niet teveel aan het woord is.
5.
Verdieping is een techniek om vage uitspraken en commentaren te verduidelijken. Bruikbare vragen bij deze techniek zijn: Wilt u dit wat verder uitleggen?, Wilt u mij een voorbeeld geven van wat u bedoelt?, Kunt u er iets meer over zeggen?, Beschrijft u alstublieft wat u bedoelt?, Ik begrijp het niet helemaal... Het is goed om verdieping in een zo vroeg mogelijk stadium toe te passen. Dit voorkomt een vage groepsdiscussie.
128 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.8
Bijlage 8: PowerPointpresentatie focusgroep
129 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
130 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
11.9
Bijlage 9: Uitgeschreven focusgroep
12 Theoretisch kader focusgroep Deelnemers + functie:
Ann Keerman (WoninGent), Anne Schiettekatte (WoninGent), Evelien de Pauw (EMV), Acht Bewoners van de Rabot-torens (Respondenten).
Locatie: Opgeëistenlaan Rabot-toren 3, Appartement 019 – 9000 Gent Datum + Tijd: 28 mei 2014 – 15u00 tot 16u30
13 Inhoud 1. Stel allen jezelf even kort voor. 1. 2. 3. 4.
Annie, vrijwilliger (woont niet in de torens maar in de buurt) Frank (16de verdiep en woont er al 17 jaar) Edouard (woont er 38 jaar) Mounja (Werkt bij samenlevingsopbouw en geeft ondersteuning aan de bewoners) 5. Charel (Werkt 4 dagen op 7 als vrijwilliger in de Rabot-torens en woonst sinds 6 jaar op het 17de verdiep. Voorheen woonde hij 7 jaar in een andere Rabot-toren) 6. Patrick (Woont 10 jaar in woontoren 2) 7. Héleine (38 jaar en woont op het 10de verdiep. Ze zou graag meeverhuizen naar het nieuwe complex) 8. Marvin (Was 40 jaar redder in Rooigem maar is nu op pensioen) 9. Ingrid (Door rugklachten verhuisd van sociale woning in de Bellefleurstraat naar de Rabot en woont er nu 13 jaar) 10.Nadja en Julien (Woonden 16 jaar in de torens maar nu aan de overkant)
2. Rabot-torens en wijk. Over het algemeen wonen de bevraagde Rabot bewoners hier zeer graag, er gebeurt heel wat in de buurt. Het enige wat men niet kan verdragen is dat het altijd dezelfde mensen zijn die komen klagen en zagen. Echter in al die jaren hebben de bewoners nog geen enkele grote miserie meegemaakt.
131 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Ook op vlak van openbaar vervoer is het Rabot ideaal gelegen. Er zijn zowel tram- als bushaltes in de buurt. Er is met andere woorden een goede verbinding met het stadscentrum. Daarnaast zijn er voldoende winkels in de omgeving. Voor oude bewoners is dit zeer interessant. De winkels zijn veelal niet Belgisch maar dat vinden de bewoners geen probleem, als hun koopwaar maar budgetvriendelijk is. De Aldi supermarkt die vroeger was gelegen in de wijk is er niet meer en wordt nu gemist. Kosten De gebouwen op zich worden als heel goed ervaren; ze zijn ruim genoeg voor een koppel of voor iemand alleen. Vanaf het 17de verdiep heb je ook een fantastisch zicht over de stad. Voor 300 euro heb je hier echt alles, maar sinds een aantal jaar beginnen ouderdomsverschijnselen nu wel de kop op te steken. Om een appartement warm te krijgen moet er fors gestookt worden. Dit is te wijten aan de slechte beglazing van het gebouw. Zo is er op geen enkele plaats dubbel glas. Ook doen de liften het soms niet meer en is de toegangsdeur tot de toren keer op keer kapot, hiervoor werd al 4 keer
gebeld
naar
de
technische
dienst.
Dit
speelt
in
op
de
veiligheidsgevoelens van de bewoners. Buiten de vaste huur van 300 euro wordt er per bewoner een variabel bedrag betaald voor de stookkosten. Gezien de slechte beglazing hebben de klachten die vanuit de bewoners komen logischerwijs betrekking op de hoge stookkosten. Als sinds 2012 hebben de bewoners geen factuur mogen ontvangen. Men verwacht dus een gepeperde rekening. Sommige staan er financieel minder goed voor waardoor ze door zo’n meerkosten het water aan de lippen zullen krijgen. Verhuizen De bewoners zijn het er unaniem mee eens dat het niet nodig is om de torens af te breken. Men wil aan deze hoge leeftijd het gebouw niet meer verlaten. Het is enkel spijtig van de ouderdomskwaaltjes. Als er naast nieuwe liften ook dubbel glas zou worden geplaats, dan zou 90% hier blijven wonen, aldus een bewoner. WoninGent
biedt
hier
enige
nuancering.
Je
hebt
verschillende
wetgevingen die niet meer conform de huidige normen zijn (Zoals de
Deel III – Aanbevelingen en besluit
132 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Vlaamse Wooncode, enz.). Om aan deze wetgevingen te voldoen is het goedkoper om nieuwe blokken te plaatsen. Dit komt de leefbaarheid en veiligheid van de bewoners in de torens ten goede. Communicatie Er wordt op verschillende manieren getracht om de bewoners te informeren over verschillende zaken. Iedereen krijgt alles op papier en er wordt een wijkkrant gepubliceerd. Ook kunnen bewoners met hun vragen terecht bij de Wijkmonitor. Daarnaast wordt er wel eens gebeld naar de directrice van WoninGent. Ondanks de verschillende communicatiekanalen lezen de mensen dit niet of zeer weinig, gezien het grootst aantal mensen die hier wonen Gentenaars zijn met migratieachtergrond. Deze mensen moeten bij WoninGent een briefje binnen brengen waarop staat dat zij Nederlands leren. Het beheersen van de Nederlandse taal is namelijk een eerste vereiste om de torens te mogen bewonen. Op die manier zijn ze administratief in orde maar eigenlijk leren ze geen Nederlands. Het probleem hiermee is dat de communicatie van onder meer WoninGent niet begrepen wordt bij deze groep bewoners. Volgens de bevraagde bewoners spreekt 40% procent, van woontoren drie, geen Nederlands. In de andere torens bedraagt dit zelfs 80% van het
totaal
aantal
Rabot-bewoners.
Volgens
de
dienst
Samenlevingsopbouw zijn deze getallen fel overdreven en is enige nuancering geboden. De reden waarom de communicatie vaak enkel in het Nederlands gebeurd is terug te vinden in verschillende wetgevingen. Daarnaast zijn er ook veel oudere mensen die niet meer kunnen lezen. Dit is een ramp gezien net deze groep bewoners het gros van de Rabot bevolking inhoudt.
Hieraan
werkt
WoninGent
samen
met
de
dienst
Samenlevingsopbouw door nieuwe bewoners aan te spreken en hen te oriënteren. Uitstraling Ondanks dat de bewoners het leven in de torens als aangenaam ervaren, krijgen deze (door onder meer de omgeving) een bepaald stigma toegewezen. Dat vinden de bewoners spijtig want vroeger
Deel III – Aanbevelingen en besluit
133 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
hadden deze Rabot-torens een goede reputatie. Anno 2014 valt er nog weinig op te merken van deze goede reputatie. Zo wou eens een taxi chauffeur een bewoner niet komen oppikken aan de torens. De sociale cohesie wordt door het groot aantal ‘vreemdelingen’ zeker niet bevorderd volgens de bewoners. Zo is het bv. moeilijk om contact te leggen met de buren. Vroeger ging dit wel. Op die manier voelen we ons niet meer veilig. Veiligheid Door tal van bewoners wordt bevestigd dat er in de wijk heel wat criminaliteit is. Laatst werden er een 10-tal kelders opengebroken, enz. maar ook de garageboxen zijn een geliefde plaats voor mensen die op zoek zijn naar geld. Dit is vooral het geval met de Gentse feesten, dan kennen de inbraken in de kelders en garageboxen een piekmoment. De kelders geven al langer problemen, maar door een gebrek aan onderhoud wordt hier weinig aan gedaan. Zelfs de wijkmonitor durft niet alleen de kelders betreden. Ook worden er hierover betrekkelijk weinig meldingen gemaakt bij de politie. Bewoners hebben namelijk het gevoel dat hiermee niets wordt gedaan. Daarnaast durven veel bewoners ’s avonds niet meer alleen de straat op. Men heeft schrik van dronken mannen, druggebruikers … Een bewoner getuigt: “Ik kom niet meer buiten ’s avonds, als ik dat dan toch doe neem ik bijvoorbeeld nooit mijn tas mee. Dat kunnen ze dan alvast niet stelen”. Buiten de criminaliteit in en rond de torens ervaren de bewoners ook angst door de psychiatrische patiënten in de torens. Deze worden hier vaak gehuisvest door het OCMW. Naar de mening van bewoners krijgen deze mensen onvoldoende begeleiding. Wij moeten die hier als vrijwilliger begeleiden en dat is niet evident. Vanuit de bewoners wordt gevraagd naar professionele begeleiding voor deze mensen. Hierover
werd
zelfs
een
brief
verstuurd
naar
minister
van
volksgezondheid, maar zonder resultaat. Als er daar geen wil is om er iets
aan
te
doen,
3. Sluikstort en zwerfvuil.
wat
kunnen
de
bewoners
dan
doen?
134 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Mensen hebben vaak geen middelen om hun kapotte zaken naar het containerpark te brengen. Woningent voorziet hiervoor een ruimte in het
gebouw.
Echter
hierrond
wordt
misbruik
gemaakt
door
omwonenden. zo lag een schapenkop 3 weken in de ruimte. Een bewoner getuigt: “Auto’s stoppen langs de torens, ze maken hier hun koffer leeg. Ik heb er zelfs al foto’s van genomen.” Ook wordt er huisvuil zoals pampers, confiturenpotten, …uit de ramen gegooid. Iedere dinsdag wordt het groot huisvuil (vanaf 7u) door IVAGO opgehaald. In de maand september worden vuilniszakken gratis uitgedeeld aan leefloners (WoninGent zorgt hiervoor). Het probleem hiermee is dat deze mensen hun vuilniszakken verkopen om zo een extraatje te verdienen. Ook worden vuilzakken door de bewoners zelf gerecycleerd. Dit is echter niet de bedoeling. Maar bewoners doen dit om kosten te besparen.
Zo
hadden
sommige
bewoners
zelfs
ervaring
met
achtergelaten vuilniszakken in de liften. De reden hiervoor is omdat men op die manier de camera’s kan mijden die op de beneden verdieping zijn geïnstalleerd. Een oplossing is om de containers buiten te plaatsen en daarop een camera te richten, aldus een inwoner. Zo hebben bewoners geen last van de geur in de gebouwen en kan je zien wie er wat insmijt. Doordat de vuilniszakken zoveel geld kosten is er daarom zo’n grote concentratie aan sluikstort in de buurt. Een oplossing voor sluikstorten is volgens de bewoners om geen vuilniszakken meer van Stad Gent te gebruik maar gewone plastic zakken waar niet moet voor betaald worden. Daarnaast wordt er gepleit voor meer gerichte politiecontroles op sluikstorten in de buurt. Toch wordt door de mensen van IVAGO 2 tot 3 keer per week een opkuis in de buurt gehouden en organiseren een aantal geëngageerde bewoners 1 keer per maand een opkuisdag. Sleutelbeheer Mensen die het gebouw verlaten laten de sleutels bijmaken en geven deze
niet
in
wanneer
Deel III – Aanbevelingen en besluit
ze
verhuizen.
Dit
speelt
in
op
de
135 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
veiligheidsgevoelens van toekomstige bewoners want iedereen kan zo binnen. Men predikt een systeem die enkel kan gebruikt worden door de bewoners zelf (gecontroleerde toegang) zoals een badge, maar de kostprijs is dan wellicht de grootste drempel. Bewoners hadden met andere
woorden
graag
gehad
dat
WoninGent
zal
investeren
in
technologie, in functie van de veiligheid van de inwoners. Volgens velen is dit zeker een punt om mee te nemen naar de nieuwe complexen. Ook ergeren de bewoners zich aan het feit dat iedereen hier te pas en te onpas kan binnen komen. Ook niet-bewoners, want zei krijgen een bijgemaakt exemplaar van de originele sleutel door één van de bewoners. Als er één dakloze hier een appartement krijgt nemen ze iedereen binnen en dat is niet de bedoeling. Dit wordt volgens de bewoners
te
weinig
opgevolgd.
Een
‘badge-systeem’
zou
hierin
tegemoet kunnen komen. Zo weet je wie er binnen zit en wie niet.
In deze kwestie geven sommige bewoners lak aan verantwoordelijkheid en nemen ze eveneens niet de verantwoordelijkheid op voor daden van hun bezoekers. Eigenaarschap staat op een laag pitje? Dit kan niet blijven geslikt worden, vinden de bewoners. 4. Hondenpoep. Om de hoek van de Rabot-torens is een hondentoilet aanwezig, maar voor de oude mensen is deze moeilijk bereikbaar. Volgens bewoners wordt er nooit gebruik gemaakt van hondenpoepzakjes. Als er tien buiten gaan met hun hond, zijn er twee die het opruimen. Ookal geef je de hondenpoepzakjes gratis, dan nog zullen ze niet gebruikt worden. Het is enorm moeilijk om mensen hiertoe aan te zetten. Een boete kunnen ze toch niet betalen want ze hebben een leefloon. Een bewoner getuigt: “De petanquebaan werd zelfs eens gebruikt als hondenpoep-zone omdat het niet volledig duidelijk was waarvoor deze ruimte diende.” Een van de aanwezigen had eens op iedere hondenpoep een vlaggetje gezet, ongelofelijk hoeveel er waren. Nadien stelde de bewoner een drastische daling van hondenpoep vast. Ook is het frappant hoeveel men last heeft van ratten en muizen. Volgens bewoners van het gelijkvloers kunnen ze hun raam niet open zetten of deze wilde dieren zitten in hun leefruimte.
Deel III – Aanbevelingen en besluit
136 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Leiband Naast hondenpoep wordt er geklaagd over honden zonder leiband. In het verleden werden al verschillende bewoners in en rond de wijk gebeten door een hond. Bewoners vragen zich af of dit te wijten was aan een gemis van normbesef en de ingesteldheid van de mensen, een gebrek aan verantwoordelijkheid of een gebrek aan plaatsen om honden uit te laten? Een bewoner getuigt: “het zijn niet altijd jonge mensen hoor, maar er iets op zeggen durven we niet meer”. Mensen durven elkaar niet aan te spreken op elkaars wangedrag, bang om aangevallen te worden gezien het veelal agressie pitbulls zijn die worden uitgelaten. Rond deze problematiek doet WoninGent, in samenwerking met Samenlevingsopbouw, veel om mensen op het goede pad te krijgen, maar toch is dit niet zo evident. 5. Drugsoverlast. Wat drugs betreft is er in de buurt een enorme overlast. Op een dag werden maar liefst 315 spuiten gevonden rond de torens. Bij de vraag omtrent drugs werd er direct een spuit getoond die vandaag gevonden werd. Hiervoor zijn speciale bakjes in toren drie om deze spuiten in te deponeren. De angst om naar de kelders te gaan is eveneens aan deze problematiek gelinkt. De bewoners hebben schrik om in de kelders op drugsspuiten of slapende daklozen te botsen. Hiervoor werden reeds acties genomen om mensen te sensibiliseren op te passen in hun kelder. Bewoners voelen zich hierdoor zeer onveilig, in die mate zelfs dat men de kelders zoveel mogelijk gaat mijden. Aanpak STROP-acties die door de politie worden verzorgt, vallen op bij de bewoners.
Hieromtrent
zijn
twee
kampen
onder
Sommigen vinden echter dat ze te heftig optreden. Deel III – Aanbevelingen en besluit
de
bewoners.
137 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Volgens bepaalde actoren moet rond deze problematiek niet gefocust worden
op
gebruikers,
maar
veeleer
op
de
verkopers
van
de
verschillende drugs, zei vormen namelijk het probleem. Kortom, verkopers moeten bestraft worden en gebruikers hebben begeleiding nodig. Een vriend van een bewoner had eens een druggebruiker betrapt in de kelders. Sindsdien werd beslist om enkel nog per twee deze ruimte te betreden. Drugsverkoop verplaatst zich vanuit Antwerpen naar Gent, met als gevolg dat de gebruikers mee verhuizen. Bewoners zijn zelfs bang in de speeltuintjes, want dat is een geliefde plaats voor druggebruikers. Op een dag werden er 8 spuiten gevonden in het huisje op het speelplein. Rampzalig voor de kinderen uit de buurt! Iets meer controle en een daadkrachtig optreden van de politie, zou volgens de bewoners beter zijn. Het probleem zal echter zijn dat de problematiek zal verschuiven. Op dit moment hebben de bewoners het gevoel dat de politie hen aan hun lot overlaat en deze problematiek niet serieus nemen. 6. Donkere ruimten en verlichting. Wat het groen rond de Rabot-torens betreft weten de bewoners ons te vertellen dat dit zeer goed onderhouden wordt. Over verlichting zijn er eveneens betrekkelijk weinig klachten. De garages zijn overdag en ’s nachts verlicht. Toch steekt criminaliteit hier terug de kop op. Zo worden de lampen in de garages soms kapot gemaakt om in het donker drugs te kunnen gebruiken. Ondanks dat de meeste ruimten goed verlicht zijn voelen de aanwezige bewoners zich nog steeds onveilig. Dit heeft te maken met het gebrek aan onderhoud (zoals de kapotte lampen in de garages), maar dit heeft eveneens betrekking met het onderhoud in de torens zelf. Zo is vandaag zelfs het licht in de lift kapot. “Dit speelt in op mijn veiligheidsgevoelens hoor, je weet nooit wie er naast je staat in de lift”. 7. Geluidshinder. Weinig bewoners ervaren klachten over geluid. Je moet echter geluk hebben wie er boven of onder je woont. Deel III – Aanbevelingen en besluit
138 141
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
Lawaai Door de slechte isolatie is alles zeer goed hoorbaar. De bewoners denken dat door de betonstructuur het lawaai door het gebouw wordt gestuurd. Op die manier weet je nooit zeker wie juist aan de bron van al het
lawaai
ligt.
Deze
persoon
is
dus
moeilijk
te
identificeren.
Verdraagzaamheid wordt rond deze kwestie in vraag gesteld. De bewoners vinden van zichzelf dat zij verdraagzaam zijn. Een bewoner getuigt: “Ik zal niet rap klagen. Dienen hond van naast mij, bast ganse dagen vanaf dat hij alleen is. Maar ik klaag niet zenne, want volgende maand verhuizen ze toch”. Sommige actoren halen aan dat de verdraagzaamheid rond deze hinder zeker een pluspunt is van de bewoners, andere vinden dat dit eerder een werkpunt inhoudt. 8. Verschillende genomen initiatieven. De volkstuintjes worden het meest door migranten gebruikt. Wij hebben er geen kans van. Je steekt er energie in en alles wordt gestolen. Bewoners uiten zichtbaar hun ongenoegen over de tuintjes. Een bewoner getuigt: “Ik had een tuintje maar ik ben gestopt want alles werd gestolen. Moest ik iets stelen van een allochtoon, dan krijg ik kloppen en is er miserie”. Een van de actoren haalt aan dat hierbij een nuancering nodig is. Bij het toewijzen van de tuintjes wordt er gewerkt met wachtlijsten. Daarnaast zijn er heel wat regels met betrekking tot de tuintjes. Dit reglement moet tevens door de gebruiker van het tuintje ondertekend worden. Weinig mensen hadden interesse in de tuintjes, en als er geen beschikbaar is wordt er geklaagd. Toch haalt een actor aan dat er wel degelijk gecontroleerd wordt op het naleven van de regels en dat er niet zoveel gestolen wordt zoals de
139 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
bewoners beweren. Integendeel zelfs, gebruikers zijn heel tevreden over dit initiatief. Budget De gemeenschappelijke ruimten L17-19 worden beschouwd als beste en meest succesvolle initiatief. Deze ruimten worden opengehouden en onderhouden door vrijwilligers. Dankzij deze vrijwilligers worden er steeds opnieuw nieuwe activiteiten in functie van de bewoners georganiseerd. Zo is er een paasontbijt, kerstfeest enzovoort. Mensen kunnen hier tevens komen eten voor een democratische prijs van 5 euro per lunch. Bij “Wijk aan Zet” wordt soms om financiële middelen gevraagd om initiatieven door te voeren. Met de winst helpen ze mensen die het zeer moeilijk
hebben
in
hun
leefsituatie.
Ook
WoninGent
en
haar
wijkmonitoren spelen een grote rol in dit verhaal. Torekes Door sommige bewoners werd aangehaald dat de Torekes enkel bedoeld zijn voor vrijwilligers. Maar dat is niet zo vertelt een actor tijdens het interview. Een kritiek die wordt gegeven op de Torekes is dat er meer producten mee moeten gekocht kunnen worden. Zo is er een grote vraag om er vlees mee te kunnen kopen. Een bewoner getuigt: “Als ge geen geld hebt, zou je toch liever eten kopen in plaats van pralines?” Naast etenswaar willen ze er ook graag medicatie van kunnen kopen in de apotheker. Een bewoner vat samen dat wanneer de Torekes gebruikt kunnen worden voor meer noodzakelijke zaken, men er veel meer aanspraak zou op maken. Zelf organiseren Mocht ik de kans krijgen om zelf een initiatief te nemen dan zou ik een grote BBQ organiseren voor alle bewoners en oud bewoners. Iedereen
140 141
Deel III – Aanbevelingen en besluit
‘t Rabot – Ruimtegebruik en veiligheid, een leefbare omgeving
uit alle torens uitnodigen. En de verhalen horen van de bewoners en oud bewoners. 9. Samengevat -
-
-
-
-
-
-
-
Badge als toegangssleutel in de nieuwe woonblokken (investeren in technologie ter beveiliging van de woonblokken) Niet alleen brandalarmen installeren in het 1e blok. Bewoners verwachten dat dit ook wordt gedaan in de andere twee torens. Meer controles uitvoeren op mensen die vanuit een instelling zijn overgeplaats. Daarnaast verwacht men ook een professionele begeleiding voor deze mensen. Taalbarrière vormt een heus opstakel, niet alleen in de torens maar ook in de hele Rabot-site. Men weet soms niet wat te doen/zeggen. Er moet iets meer verdraagzaamheid gecreëerd worden. Op dit moment klikt het niet altijd tussen de verschillende culturen in de torens. Autochtonen voelen zich bedreigd door de allochtonen, terwijl allochtonen zich niet welkom voelen. Hierop kan worden ingespeeld door ontmoetingen te organiseren tussen beide groepen in de gemeenschappelijke ruimte. Sommige bewoners hebben heuse vechthonden in hun appartement. Deze zijn hier niet op voorzien. Via een huisreglement zou dit verboden moeten worden. In de buurt zijn er veel overvallen. Daarom blijft het gros van de bewoners ’s avonds liever thuis. In de winter is het rond 17uur al donker. In de Ferrerlaan is de ontmoetingsruimte langer open. Dit vinden bewoners van de Rabot-torens wel leuker. Dit zou hier ook zo moeten zijn want nu staat iedereen, na sluitingstijd van de gemeenschappelijke ruimte, in de inkomhal. Ook willen de bevraagde bewoners meer politiecontroles in de volledige Rabot-site. Op die manier hoopt men dat de drugsproblematiek afzwakt of binnen de perken wordt gehouden. Donkere hoekjes moeten tevens weggewerkt worden. Door de aanwezige boompjes te verplaatsen of te vervangen door andere vegetatie en voldoende licht te voorzien, kan hierop ingespeeld worden, aldus een bewoner. Op die manier krijg je een open ruimte waardoor mensen gezien kunnen worden. Oud bewoners van de Rabot-torens die nu aan de overkant wonen vinden het daar veiliger gezien daar nog niemand is binnen geraakt.
10.Hebben jullie iets gemist tijdens dit gesprek? /
141 141 Deel III – Aanbevelingen en besluit