ONDERWIJSVISITATIE
Maatschappelijke veiligheid
Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
18 december 2009
De onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2009/8696/4
2 | Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA (februari 2005) gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid | 3
4 | Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1
De Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid ................................................................. 9
1.1 Inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 De betrokken opleidingen .................................................................................................................. 9 1.3 De visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
Samenstelling ......................................................................................................................... 9 Taakomschrijving ................................................................................................................. 10 Werkwijze ............................................................................................................................. 10 Oordeelsvorming .................................................................................................................. 12
1.4 Indeling van het rapport ................................................................................................................... 12 Hoofdstuk 2
Het domeinspecifiek referentiekader Maatschappelijke veiligheid........................................ 13
2.1 Inleiding ........................................................................................................................................... 13 2.2 Domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13 2.3 Besluit ............................................................................................................................................. 15 deel 2 ................................................................................................................................................................ 17 Hoofdstuk 1
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen .................................................................... 19
bijlagen ............................................................................................................................................................. 67
Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid | 5
6 | Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
deel 1
algemeen deel
Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid | 7
8 | Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
Hoofdstuk 1 De Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid 1.1
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid, die zij in december 2008in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
De betrokken opleidingen
De opleiding Maatschappelijke veiligheid wordt door 1 hogeschool aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op: -
2, 3 en 4 december 2008
1.3
1.3.1
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
De visitatiecommissie
Samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 11 april 2008.
De visitatiecommissie: Voorzitter en onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige: Student:
Romain Hulpia Heide van Houten Sabine Denis Johan Ackaert Geen deelnemende student
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1. Indien een commissielid omwille van persoonlijke redenen niet kon deelnemen aan een (gedeelte van een) visitatiebezoek, werden diens aandachtspunten behandeld door de andere leden van de visitatiecommissie, eventueel steunend op de vragen en opmerkingen die het commissielid tijdens vroegere bezoeken aangebracht had.
Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid | 9
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van Maatschappelijke veiligheid waren dit: Projectbegeleider:
Sofie Landuyt
Secretaris: Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
1.3.2
Freddy De Wit
Taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
1.3.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Maatschappelijke veiligheid aan de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 19 augustus 2008 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, februari 2005 en een toelichting van het ontwerp van het domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
10 | Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleidingen bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. De bezoekschema’s werden opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens het visitatiebezoek werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen gebaseerd op het visitatiebezoek een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogescholen gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. Het opleidingsrapport wordt samengebracht in het visitatierapport van de professioneel gerichte bacheloropleiding in de Maatschappelijke veiligheid.
Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid | 11
1.3.4
Oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA van februari 2005. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
Indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel, hoofdstuk 2, beschrijft de visitatiecommissie het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding.
12 | Onderwijsvisitatie Maatschappelijke veiligheid
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifiek referentiekader Maatschappelijke veiligheid 2.1
Inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure1 aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
Domeinspecifieke competenties
1. -
Gehanteerde input
Referentiekaders van de opleidingen: Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
-
Internationale referentiekaders Beroepsprofiel Intergrale veiligheid HBO raad Beroepsprofiel Business Administration HBO raad
2.
Domeinspecifieke competenties
Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties
Beleidsmedewerker: Evalueren, ontwikkelen en bijsturen van een veiligheidsbeleid: Evalueert het veiligheidsbeleid op een gestructureerde manier met behulp van vooropgestelde of zelf opgestelde criteria; o Houdt rekening met de verschillende betrokken partijen en consulteert deze hiervoor. Ontwikkelt een plan van aanpak vanuit een integrale benadering: o Houdt rekening met de financiële en organisatorische consequenties van het ontwikkeld beleid; o Vertaalt het veiligheidsbeleid in concrete acties en formuleert prioriteiten; o Fungeert als aanspreekpunt, coördinatiepunt en contactpersoon van interne en externe partijen. 1
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
Domeinspecifiek referentiekader | 13
-
-
o Kan de maatschappelijke en politieke implicaties van het gevoerde beleid inschatte.n Stuurt het veiligheidsbeleid bij op basis van evaluatie; o Past het veiligheidsbeleid in, in het grote geheel van de organisatie; o Heeft inzicht in ambtelijke, bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen; Kent de positie en verantwoordelijkheden van de relevante en betrokken organisaties in de veiligheidsketen. Participeert aan pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg op organisatie- en/of beleidsniveau. Denkt over veiligheidsproblemen in termen van oorzaak-gevolgketens in de tijd en als een onderdeel van een proces.
Regisseur: Mobiliseren, coördineren, stimuleren en faciliteren van netwerkvorming en samenwerking tussen partners rond een veiligheidsvraagstuk: Mobiliseert relevante partners en stimuleert tot samenwerking m.b.t. een bepaald veiligheidsvraagstuk; Houdt in zijn werkzaamheden rekening met de beperkingen en de mogelijkheden van de verschillende partners en met respect voor de eigenheid van partners; Formuleert gemeenschappelijke doelstellingen; Coördineert op een horizontale manier de samenwerking in de ontwikkeling en/of uitvoering van het veiligheidsproject en rapporteert op een verticale manier over de resultaten van het project; Treedt op als woordvoerder van het samenwerkingsverband en faciliteert netwerkvorming.
Analist: Analyseren van een veiligheidsvraagstuk steunende op beschikbare bronnen (bv. wetenschappelijk onderzoek, beleidsevaluatierapporten etc): Is op de hoogte van recente ontwikkelingen in het expertisedomein van de maatschappelijke veiligheid; Analyseert en contextualiseert de vraag van de klant/de opdrachtgever en herformuleert de vraag specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch en tijdsgebonden (SMART) indien nodig. Analyseert relevante informatie in functie van de vraagstelling door; o Brengt doelgericht informatie samen uit onderzoek, literatuur, actualiteit, good practices, beleidsplannen,… o Verwerft bijkomende informatie via het opzetten van praktijkgericht onderzoek; o Verzamelt op een deontologisch verantwoorde manier bijkomende informatie uit observatie, gesprekken met diverse betrokken en sleutelfiguren
Consultant: In opdracht van klant of opdrachtgever en op basis van degelijk studiewerk kwaliteitsvol advies formuleren inzake veiligheidszorg en veiligheidsbeleid en de implementatie van dit advies professioneel begeleiden: Structureert en faseert het proces volgens de principes van goed projectmanagement Is op de hoogte van actuele regelgeving en kan deze vinden en aanwenden in functie van de vraagstelling Hanteert passende instrumenten en methoden bij het verzamelen van informatie en bij het formuleren van een oplossing, of ontwikkelt ze zelf Kadert de vraag en oplossing vanuit een onderbouwd theoretisch kader Zet onderzoeksresultaten om in beleidsadviezen en kan deze op een heldere manier rapporteren, zowel schriftelijk als mondeling; Begeleidt de implementatie van het advies en stuurt bij waar nodig
14 | Domeinspecifiek referentiekader
Preventiewerker: Strategisch en methodisch vorm geven aan activiteiten ter voorkoming van veiligheidsproblemen: Identificeert en signaleert risicofactoren ten aanzien van veiligheid, gebaseerd op maatschappelijke ontwikkelingen en beleidslijnen Zet preventieve acties op ter voorkoming van of escalatie van problemen Hanteert diverse modellen en methodieken voor preventie en nazorg Kiest duidelijk voor een integrale benadering in zijn/haar preventieve acties en voorstellen Hanteert een duidelijk deontologisch kader bij zijn/haar optreden Kan de mogelijkheden en de beperkingen van ICT in het veiligheidsbeleid afdoende inschatten
2.3
Besluit
Bovenstaande competenties vormen een weerspiegeling van de meest gangbare Europese inzichten inzake veiligheidszorg. De professionele bachelor Maatschappelijke veiligheid maakt deel uit van een breed netwerk van veiligheidsactoren.
Domeinspecifiek referentiekader | 15
16 | Opleidingsrapport Katholeke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
deel 2
Opleidingsrapport
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 17
Hoofdstuk 1 Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Algemene toelichting bij de professioneel gerichte bacheloropleiding in de Maatschappelijke veiligheid aan de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen De opleiding Bachelor in de Maatschappelijke veiligheid en het Expertisecentrum Maatschappelijke veiligheid aan het departement IPSOC van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, zijn uniek in Vlaanderen. Beide instituten werden parallel opgestart tijdens het academiejaar 2004-2005. In het leeraanbod van het departement IPSOC staat de Bachelor in de Maatschappelijke veiligheid naast drie andere, klassieke sociaalagogische opleidingen: Bachelor in de Orthopedagogie, Bachelor in het Sociaal Werk, Bachelor in de Toegepaste Psychologie. De bewuste keuze voor een binnen dit domein unieke wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek zet de ambitie om een opleiding van hoge kwaliteit aan te bieden, kracht bij. De opleiding Bachelor in de Maatschappelijke veiligheid wenst degelijk opgeleide professionals af te leveren, met een stevige verankering in en uitstraling naar het jonge en exponentieel groeiende domein van de maatschappelijke veiligheid en de bredere samenleving. Zowel de opleiding als het Expertisecentrum vertrekken van een brede benadering van het thema veiligheid. De veiligheidsproblematiek is terug te vinden in concrete problemen in het leven van alledag, de buurt, de werkplek, de school, organisaties en instituties. Ze is tezelfdertijd de resultante van complexe maatschappelijke ontwikkelingen en een hedendaagse tijdsdiagnose. De complexiteit en doordringendheid van het veiligheidsthema, de (over)accentuering van effectiviteit en efficiëntie, en de gestegen verwachtingen en eisen van burgers, hebben in veel landen ertoe bijgedragen dat politie en justitie onder druk staan. In het licht van deze veranderende politiek-bestuurlijke context, stoot de politie taken af. Meer dan voorheen worden tal van nietpolitionele partners in het veiligheidsbeleid betrokken. Van deze publieke en private partners, waaronder steden en gemeenten, scholen, woningbouwverenigingen, hulpverlenende instellingen, welzijnsorganisaties en andere maatschappelijke instanties, evenals (organisaties van) burgers en ondernemers, wordt verwacht dat ze hun verantwoordelijkheden opnemen in een integraal veiligheidsbeleid. veiligheid en veiligheidszorg zijn de verantwoordelijkheid van alle participanten van de moderne samenleving geworden. Zowel de Bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid, als het Expertisecentrum, hebben resoluut gekozen voor een integrale en multidisciplinaire benadering van maatschappelijke veiligheid. Deze benadering wordt bewust wordt gekaderd in een brede sociaal maatschappelijke context. Een integrale veiligheidsbenadering impliceert dat veiligheidsproblemen op verschillende niveaus verklaard en aangepakt worden, en dat men daarbij de complexiteit van het fenomeen en de bredere context niet uit het oog verliest.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de professioneel gerichte bachelor
Beoordelingscriteria: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleidingsdoelstellingen voor de bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid worden, volgens de commissie, duidelijk geëxpliciteerd: -
ontwikkelen, evalueren en bijsturen van een veiligheidsbeleid; mobiliseren, coördineren, stimuleren en faciliteren van netwerkvorming en samenwerking tussen partners rond een veiligheidsvraagstuk; analyseren van een veiligheidsvraagstuk met behulp van methoden en technieken van onderzoek; in opdracht van klanten of werkgever advies formuleren betreffende veiligheidszorg en veiligheidsbeleid en de implementatie van dit advies professioneel begeleiden; strategisch en methodisch vorm geven aan activiteiten ter voorkoming van veiligheidsproblemen; levenslang leren.
Verder moet hij of zij ook een aantal algemene beroepsgerichte competenties bezitten. Als uitgangspunt voor de ontwikkeling van opleidingsdoelstellingen zoals ze momenteel worden geformuleerd, gold de missie van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. Voor de concrete ontwikkeling en formulering van de algemene opleidingsdoelstellingen heeft de opleiding zich gebaseerd op het kader ontwikkeld door de Werkgroep BAMA-profielen van de Associatie K.U. Leuven. Het referentieprofiel vormde voor de opleiding Bachelor in de Maatschappelijke veiligheid het uitgangspunt voor het omvormingsdossier dat in 2003 werd ingediend bij de Vlaamse Regering ter goedkeuring van de nieuwe bacheloropleiding. Het referentieprofiel vormde daarnaast de leidraad voor het ontwikkelen van een competentieprofiel, waarin zoals voorgeschreven algemene, algemeen beroepsgerichte en beroepsspecifieke competenties werden geformuleerd. Actualisering van de opleidingsdoelstellingen en competenties gebeurt onder andere op basis van informatie bezorgd door onder meer stagementoren en vertegenwoordigers uit het beroepenveld. De commissie stelde vast dat diverse actoren nadrukkelijk vragen om, bij een volgende bijsturing van het programma, de integratie van het Frans (beroepsspecifiek) in het curriculum te verwerken.
20 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Het competentieprofiel voor de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid is een relatief recent product. De opleidingsdoelstellingen of competenties in hun huidige vorm zijn momenteel enkel bij de betrokken vakdocenten bekend. Vanaf het academiejaar 2008-2009 worden deze gecommuniceerd via de brochures, de studiewijzers en het stagevademecum aan potentiële studenten, aan studenten uit de opleiding en aan externe betrokkenen. Dit neemt niet weg dat de oorspronkelijke algemene doelstellingen zoals geformuleerd in de inleiding via alle opleidingsbrochures al aan de studenten werden gecommuniceerd. Meer specifiek voor de studenten in opleiding werden deze vertaald in concrete leerdoelstellingen per vak, consequent beschreven in de studiewijzers. De werkbegeleiders van de stageplaatsen kregen als externe betrokkenen steeds een zicht op de opleidingsdoelstellingen via het stagevademecum.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert bij een volgende bijsturing van het programma, het Frans (beroepsspecifiek) in het curriculum te verwerken.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid is er niet toevallig gekomen. Ze is het resultaat van een aantal sociale en maatschappelijke evoluties die ertoe leidden dat het veiligheidsthema een steeds prominentere plaats in onze samenleving inneemt. De opleiding ent zich op die manier op een sociale realiteit en de stijgende behoefte aan professionelen binnen het domein van de maatschappelijke veiligheid en veiligheidszorg. De vijf rollen – beleidsmedewerker, regisseur, onderzoeker, consultant en preventiewerker -, als veruitwendiging van de beroepsgerichte competenties van een toekomstige bachelor in de Maatschappelijke veiligheid, sluiten in de uitgeschreven deelcompetenties nauw aan bij de noodzaken en lacunes die men in het beroepenveld ervaart. De commissie stelde vast dat de diverse actoren het eens zijn met de inhoud van het domeinspecifiek referentiekader. De doelstellingen schenken volgens de commissie echter te weinig aandacht aan "management" of bestuurskundige competenties en specifieke, belangrijke veiligheidsthema’s als verkeersveiligheid. De commissie vraagt ook een duidelijke strategie met als doel de bekendmaking van het domeinspecifieke referentiekader, de verschillende rollen en de beroepsspecifieke competenties aan de studenten en de diverse actoren (werkveld, lectoren,…). De commissie heeft vastgesteld dat de studiewijzer uitgebreid en informatief is maar dat de opgenomen leerdoelen vervangen dienen te worden door de competenties en de rollen die opgenomen zijn in de competentiematrix.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 21
de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid is een recent ontstane en voor Vlaanderen unieke opleiding. Dit besef heeft de organisatie er nadrukkelijk toe verplicht om bij het uittekenen, organiseren en verder uitbouwen van de opleiding nauw contact te hebben met het werkveld. Deze praktijknabijheid en de nauwe aansluiting met het beroepenveld uit zich op verschillende wijzen. Reeds in het voorbereidende jaar, voorafgaand aan de start van de opleiding, waren er intensieve contacten en uitgebreide prospecties bij de Nederlandse partnerhogescholen die een opleiding Integrale veiligheid of Integrale veiligheidskunde aanbieden. De commissie apprecieert de samenwerking met aanverwante opleidingen in binnen- en buitenland die uitmonden in concrete initiatieven. Deze contacten hebben er mee toe geleid dat de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid, en het Expertisecentrum Maatschappelijke veiligheid betrokken zijn in, en verbonden zijn aan het netwerk van Samenwerkende Kennisinstellingen Veiligheid. Via dit lidmaatschap denkt de opleiding mee aan de ontwikkeling van het vakgebied veiligheidskunde in Nederland en België. Op die manier stemt de opleiding haar doelstellingen af op de doelstellingen van haar vakgenoten in Nederland. Er werd van meet af aan een stuurgroep in het leven geroepen als klankbord bij de ontwikkeling en uitbouw van de opleiding en het Expertisecentrum. Deze stuurgroep was bij het begin samengesteld uit mensen in de diverse sectoren van het werkveld en de academische wereld. Momenteel wordt binnen het opleidingsteam en het Expertisecentrum Maatschappelijke veiligheid nagedacht over het hernieuwen van de opdracht en doelstelling van de stuurgroep. Verder onderhoudt de opleiding contact met het werkveld vanuit haar dagdagelijkse werking. Zo staan er in het opleidingsprogramma doorheen de drie jaren regelmatig gastcolleges en studiebezoeken geprogrammeerd. De opleiding kan nog geen beroep doen op een werkveld in de volle betekenis van het woord omdat de eerste afgestudeerden in de Maatschappelijke veiligheid pas op de arbeidsmarkt kwamen in september 2007. Bij de besprekingen met de opleidingsverantwoordelijken werd gemeld dat er eind dit academiejaar een bevraging is gepland met het werkveld. De stuurgroep wordt op een andere leest geschoeid, met meer nadruk op het bredere werkveld naast de lokale besturen. De studenten beamen dat zij geraadpleegd worden bij wijzigingen of aanpassingen. De commissie is van mening dat de opleiding een visie heeft op maatschappelijke veiligheid. Positief is tevens de positionering ten opzicht van andere opleidingen en de positie op de markt en dit zowel van het Expertisecentrum Maatschappelijke veiligheid als van de opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert "management" of "bestuurskundige competenties" te integreren. De commissie adviseert de opleiding om de competenties en de rollen opgenomen in de competentiematrix bekend te maken bij alle betrokken. De commissie vraagt de opleiding om op korte termijn deze competenties en rollen op te nemen in de studiewijzers. De commissie adviseert de beroepsspecifieke competenties af te stemmen met en te toetsen aan de eisen van vakgenoten en beoogde beroepenveld.
22 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 23
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het programma van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid is het resultaat van een stapsgewijze uitbouw van een nieuwe en in Vlaanderen tot op heden unieke opleiding. In haar programma vertaalt de opleiding de ontwikkelde visie op ‘maatschappelijke veiligheid’ in een samenhangend geheel van opleidingsonderdelen. Momenteel wordt ook het recent gefinaliseerde competentieprofiel in het programma geïmplementeerd. De belangrijkste uitdaging op korte termijn is de afstemming van het curriculum op de noden en behoeften vanuit het werkveld, geformuleerd op basis van de eerste ervaringen met de alumni die als professionals in het werkdomein aan de slag gaan. In september 2007 startte de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid met een studietraject Open Hoger Onderwijs (OHO) voor studenten die omwille van werk of gezin niet kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. OHO vloeit voort uit een gerichte keuze voor flexibilisering en afstemming op nieuwe doelgroepen. Dit flexibel leertraject heeft, meer nog dan de andere trajecten, heel wat consequenties op vlak van de organisatie van het onderwijs en het cursusmateriaal. In een eerste beweging werd het competentieprofiel op het opleidingsprogramma in haar huidige vorm gelegd en werden de aanwezige competenties door de vakdocent geturfd. Het resultaat is de competentiematrix, een foto van de competentiegerichtheid van de opleiding. De implementatie en de bekendheid van de competentiematrix zijn nog niet optimaal, zodat de leerdoelstellingen geformuleerd in de opleidingsbrochures niet volledig overeenstemmen met de competenties in de matrix. Het aftoetsen van de competenties op een kritische evaluatie van het voltallige team wordt door de commissie aangeraden. De relatie tussen de koppeling van het competentierooster en de opleidingsonderdelen wordt voor studenten verduidelijkt in de Studiewijzer. Het studie-informatie-document (SID), dat op de website raadpleegbaar is voor alle bezoekers, is de light-versie van de studiewijzer. De keuze van de opleidingsonderdelen in het programma van het eerste, tweede en derde jaar getuigt reeds van een multidisciplinaire visie op veiligheid, eigen aan de integrale benadering van veiligheid waarvoor de opleiding kiest. Vanuit diverse disciplines (agogiek, recht, sociologie, ethiek, bestuurskunde….) werden opleidingsonderdelen uitgekozen omwille van hun meerwaarde voor het profiel van de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Omwille van het motiverend element werden in het eerste jaar, naast de ondersteunende vakken (filosofie, sociologie, recht,…) ook specifieke vakinhouden gericht op het domein van de maatschappelijke veiligheid, ingevoerd (organisatie van de publieke en private veiligheid, risicomanagement, actualiteit en veiligheid.
24 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
In het tweede opleidingsjaar wordt ruime aandacht besteed aan de beroepsspecifieke competenties. De basiskennis en vaardigheden uit het eerste jaar vormen de basis waarop wordt voortgebouwd. Van de student wordt ook een toenemende zelfstandigheid verwacht, wat hij/zij meteen kan bewijzen via de keuzemogelijkheden in Werkveldverdieping en de vrije keuzeruimte. Via het schrijven van papers voor de focusgroepen wordt de bachelorproef voorbereid. De verkenningsstage maakt de weg vrij voor een verdiepende stage. Het derde opleidingsjaar staat voornamelijk in het teken van integratie van het geleerde en verdere specialisatie. Het bereidt de student voor op zijn/haar afstuderen. In de verdiepingsstage en het eindwerk, maar ook via de praktijkmodules en het vak Bestuur & Beleid brengt de student kennis uit de beroepspraktijk en de theoretische vakken bijeen en past hij aangeleerde vaardigheden toe. Via de vrije keuzeruimte, een eventuele Erasmusuitwisseling en de focusgroepen kan de student zijn/haar specialisatie verderzetten en afronden. Binnen een zelfde opleidingsjaar in het regulier contactonderwijs, wordt bij de planning en opvolging van de vakken op de eerste plaats rekening gehouden met inhoudelijke logica (vb. het vak Algemene Psychologie komt eerst en wordt gevolgd door Ontwikkelingspsychologie). Verder streeft men naar een evenwichtige vakkenspreiding in het licht van de weekbelasting en examenlast in januari en juni. Ook aspecten van aandacht voor sociale integratie worden in rekening gebracht bij de opbouw van het programma binnen het eerste opleidingsjaar. Bij het afwijken van het normtraject wordt een minimale volgtijdelijkheid in rekening gebracht zodat het de flexibiliteit van leertrajecten niet in de weg staat. Dit op de eerste plaats voor het opleidingsonderdeel sociaalagogische vaardigheden, de verkennende en de verdiepende stage (in die volgorde). Verder ook voor de basisvakken (Recht, Psychologie, Filosofie, Sociologie, Criminologie) en de bijhorende specialisatievakken (Strafrecht, Sociale Psychologie, Bijzondere vraagstukken Sociologie en Criminologie). Per uitzondering en onder bijzondere voorwaarden kan hiervan worden afgeweken. Voor de afstemming van het programma van het eerste jaar op dat van de andere opleidingen binnen het departement verwijst de opleiding naar de aanwezigheid van disciplineoverstijgende elementen in het programma. Verder geldt in IPSOC ook de afspraak om een programma verkorte leerroute van ongeveer 60 studiepunten voor elk van de andere bacheloropleidingen aan te bieden. Met de Directie Private Veiligheid van de federale overheid werden de afgelopen jaren verkennende gesprekken gevoerd om het programma van de bacheloropleiding met de opleiding Leidinggevende in de bewakingssector (een erkende en door de overheid gecontroleerde opleiding) te verweven. Studenten zouden op die manier tijdens hun opleiding een extra diploma verwerven. In een eerste fase en in het licht van een erkenning door de FOD ondergingen enkele vakken van bachelor in de Maatschappelijke veiligheid een lichte naamswijziging. Ook met de West-Vlaamse Politieschool en private opleidingscentra waar de opleiding Preventieadviseur niveau 3 wordt gegeven, vonden verkennende gesprekken plaats met het oog op samenwerking en integratie van programma’s. Daarenboven moedigt de opleiding, via de vrije keuzeruimte in het tweede en derde jaar, de studenten aan om een disciplineoverstijgende en opleidingsoverstijgende keuze te maken. De commissie stelt vast dat het curriculum op verschillende manieren aandacht besteedt aan zowel opleidingsoverschrijdende als disciplineoverschrijdende elementen. De internationale dimensie is nooit ver weg. De goede contacten met Nederland die in de periode voorafgaand aan de start van de opleiding werden ontplooid (i.e. met de Hogeschool Utrecht, Integrale Veiligheidskunde) zetten aan tot de organisatie van een internationale studieconferentie. Daarnaast kunnen de studenten een internationale visie ontwikkelen via een aantal vakken dat zich specifiek richten op de internationale dimensie. In het eerste jaar volgen de studenten een door "Europe Direct" ingericht gastcollege rond (sociaal) Europa.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 25
In het tweede jaar worden de studenten in enkele inleidende lessen voorbereid op een studiebezoek aan het Europees Parlement. De studenten volgen in het derde jaar het vak ‘veiligheid in internationaal perspectief’ waarin onder andere het belang van een internationaal beleid betreffende veiligheid besproken wordt. Tijdens het derde jaar kunnen studenten hun opleiding verbreden met een internationale uitwisseling in het kader van Erasmus met de Hogeschool Utrecht, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en Utrecht. De commissie apprecieert in het bijzonder dat flexibilisering zich binnen de opleiding vertaalt in de keuze met Open Hoger Onderwijs te starten, de keuze voor avondonderwijs, zelfstudiemodules, flexibele leerroutes en mentorschap.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert tegen volgend academiejaar het uitwerken van een studiewijzer bij die opleidingsonderdelen waar nog geen voldoende uitgewerkte studiewijzer aanwezig is. De commissie vraagt een betere implementatie van de competentiematrix en het aftoetsen van de competenties op een kritische evaluatie door alle betrokkenen.
Facet 2.2
Eisen professionele gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De werkveldervaring en de kennismaking met de actuele beroepspraktijk kent in de opleiding diverse verschijningsvormen: gastcolleges, studiebezoeken, interviews en observaties in het werkveld en de stages. Het was een bewuste keuze om al in het eerste jaar het werkveld binnen te brengen via het vak "Werkveldoriëntatie" waarin gastsprekers uit het werkveld worden uitgenodigd. Een vroege kennismaking met het beroepenveld motiveert de studenten en biedt ze de kans een degelijke stagekeuze te maken in het tweede jaar. Om de ervaring compleet te maken worden studiebezoeken georganiseerd en krijgen de studenten de opdracht een professional uit het brede werkveld te interviewen. Het casuswerk biedt de studenten een tweede confrontatie met het werkveld. In het tweede en derde jaar verschijnt het werkveld als plek waarbinnen de student zijn/haar kennis en vaardigheden als toekomstige professional kan toetsen (de verkennende en verdiepende stage). De student krijgt in het tweede en derde opleidingsjaar de mogelijkheid om, via de focusgroepen, van nabij te bekijken hoe het werkveld concreet omgaat met diverse veiligheidsthema’s. De bachelorproef (6 studiepunten) is de kers op de taart. Studenten ontwikkelen er een praktijkinstrument of voeren een praktijkgericht onderzoek uit. In de bachelorproef wordt verwacht dat de student zijn/haar verworven
26 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
competenties op bekwame en zelfstandige wijze weet om te zetten in een kwalitatief hoogstaand product, waarbij hij of zij aantoont in staat te zijn: om een in het domein van de ‘maatschappelijke veiligheid’ relevante probleemstelling te ontwikkelen; het geheel nauwgezet en correct te onderbouwen met relevante bronnen, eventueel aangevuld met een eigen analyse van bestaande data, of een eigen beperkt empirisch onderzoek; in een persoonlijke en kritische reflectie afstand te nemen van het thema, de resultaten en het product. Tijdens het overleg stelde de commissie vast dat zowel afgestudeerden als het werkveld zeer positief staan tegenover de bachelorproef. De studenten hebben een relatief grote vrijheid in het bepalen van de thematiek of probleemstelling die ze in hun bachelorproef wensen aan te pakken. Vanaf het academiejaar 2007-2008 werden ook vanuit het Expertisecentrum Maatschappelijke veiligheid jaarlijks enkele onderwerpen als potentiële bachelorproef naar voor geschoven. Praktijkervaring neemt in de opleiding een belangrijke plaats in met de stages in het tweede en derde jaar, respectievelijk de verkennende en verdiepende stage (28 studiepunten). Voor de studenten met een verkorte leerroute, die al een stage-ervaring hebben uit een vooropleiding, wordt slechts één stage voorzien. Tijdens de stage kunnen de kennis, inzichten en vaardigheden van de opleiding getoetst worden aan de beroepspraktijk en de gelegenheid wordt gecreëerd om specifieke beroepskennis en beroepsvaardigheden te verwerven. Tijdens de verkenningsstage verkent de student de organisatie en het werkveld vooral in de breedte, tijdens de verdiepingsstage wordt de werkplek in de diepte benaderd. In de ogen van de studenten bestaan er blijkbaar schotten tussen de stage en de bachelorproef. De commissie beveelt de opleiding aan om in communicatie te treden met de studenten over de inhoud van de stage en de bachelorproef. Daarnaast blijkt uit de gesprekken met studenten dat zij tijdens de stage vaak gebruik dienen te maken van de Franse taal. Met betrekking tot de beroepsspecifieke termen merken de studenten op dat hun vakspecifieke woordenschat in het Frans ontoereikend is. De studenten krijgen wel de mogelijkheid om Frans als keuzevak te volgen maar dit is moeilijk haalbaar omwille van het tijdstip van de stages en omdat het keuzevak een te hoog niveau heeft en te weinig beroepsspecifiek is. Sinds het academiejaar 2005-2006 wordt in een samenwerkingsverband tussen de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid en het Expertisecentrum Maatschappelijke veiligheid een ‘Netwerkdag Maatschappelijke veiligheid’ georganiseerd. De commissie is van mening dat het expertisecentrum van belang is door de input die het levert aan het onderwijs. Daarnaast wordt via dit kanaal aan maatschappelijke dienstverlening gedaan. De commissie is van mening dat "Actuele ontwikkelingen" voldoende opgenomen lijken in het curriculum en ook in de titels van de eindwerken. Ook de regelmatige confrontatie met het werkveld zorgt voor voeling met de actualiteit. De werkveldervaring lijkt stevig verankerd te zijn in de opleiding en de instelling onderneemt waardevolle pogingen om het wetenschappelijk onderzoek vorm te geven.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert beter te communiceren naar de studenten toe, in verband met de relatie tussen de stage en de bachelorproef.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 27
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie:
MAVE: goed OHO: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het werkterrein van de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid is breed. Een combinatie van generieke elementen en specialisatie, van zowel theoretisch als vaardigheidsonderwijs lijkt hier terecht. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid streeft in principe een sequentiële opbouw van het programma na. De commissie is van mening dat binnen de opleidingsjaren de leerinhouden logisch worden geordend in functie van toenemende professionalisering. De sequentiële verdieping op een horizontale manier, over de drie jaren heen, kan best gevisualiseerd worden via de voorstelling van inhoudelijke trajecten. Elk vak is, los van het opleidingsjaar waarin het geprogrammeerd staat, onder te brengen in een inhoudelijk traject. Daarbinnen is een toenemende specialisatie doorheen de jaren merkbaar. Deze voorstelling maakt voor studenten de dwarsverbindingen tussen de opleidingsjaren en de opbouw van basiskennis naar beroepsspecifieke kennis duidelijk. Het eerste opleidingsjaar biedt een kennisfundament dat voor elke student identiek is. Kennismaking met het werkveld vormt daarnaast ook een belangrijke insteek in het eerste jaar. Dit wordt gerealiseerd via het casuswerk en via de studiebezoeken en opdrachten in het vak Werkveldoriëntatie. In het tweede opleidingsjaar wordt ruime aandacht besteed aan de beroepsspecifieke competenties. Het derde opleidingsjaar staat voornamelijk in het teken van integratie van het geleerde en verdere specialisatie. Het bereidt de student voor op zijn/haar afstuderen. De commissie is overtuigd van de coherentie en opbouw, die duidelijk beschreven zijn. De samenhang bij de flexibele leertrajecten lijkt echter minder gegarandeerd. De commissie is van mening dat elementen uit het OHO kunnen worden gebruikt om deze flexibele trajecten meer samenhangend te maken. De commissie suggereert het OHO meer te borgen waardoor het ook functioneel bruikbaar kan zijn in de klassieke loopbaan. Daarnaast vraagt de commissie bijzondere aandacht voor de organisatie van het OHO opdat de terugkommomenten en examens goed toegankelijke zouden zijn voor de OHO-studenten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt bijzondere aandacht voor de organisatie van het OHO opdat de terugkommomenten en examens goed toegankelijke zouden zijn voor de OHO-studenten.
28 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang, bachelor: tenminste 180 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding bestaat uit drie studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten en voldoet de opleiding hiermee aan de formele eisen m.b.t. de minimale studieomvang van een professionele bachelor.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Tijdens het academiejaar 2006-2007 werd in de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid een eerste grondige studietijdmeting van het eerste bachelorjaar (referentiejaar academiejaar 2005-2006) doorgevoerd. In de nabije toekomst staat een dergelijke studietijdmeting voor het tweede en het derde jaar op het programma. De meting werd ontwikkeld door de dienst voor Onderwijs & Kwaliteit (DO&K) van de Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen en beslaat twee onderscheiden fasen. In een eerste fase wordt aan de studenten gevraagd om alle opleidingsonderdelen via de techniek van paarsgewijze vergelijkingen te beoordelen met betrekking tot de totale bestede studietijd. In een tweede, eerder kwalitatieve fase, wordt de studenten gevraagd om voor drie opleidingsonderdelen op een grondige wijze, en met behulp van een gedetailleerde vragenlijst, de exacte studietijd te schatten in uren die aan de betrokken opleidingsonderdelen werd besteed. Een gedetailleerde inschatting van de totale besteedde studietijd voor deze drie opleidingsonderdelen of ‘ijkvakken’, in combinatie met de uit de eerste fase bekomen rangorde en afstandsbepaling, stelt de opleiding in staat om voor elk vak opgenomen in de eerste fase een inschatting te maken van de totale studietijd die werd besteed aan het betrokken vak. Het resultaat is een informatieve overzichtstabel die toelaat de begrote studietijd, zoals voorzien in het programma en vertaald in studiepunten en studieomvang van een opleidingsonderdeel, af te zetten tegen de in de bevraging vastgestelde en gemeten studietijd. De resultaten werden voorgelegd aan de coördinatorenraad en
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 29
de teamvergadering van de opleiding. Ze werden met de studenten geanalyseerd en besproken, er werden verklaringen gezocht en waar nodig oplossingen geformuleerd. De commissie vermeldt dat uit gesprekken met studenten blijkt dat het invullen van de studietijdmetingen arbeidsintensief is. De bevraagde studenten in deze studietijdmeting beweerden ongeveer 1400 uur (1393), reële of gemeten studietijd, gepresteerd te hebben, die sluit relatief nauw aan bij de decretale ondergrens. Wel wijkt de gemeten studietijd voor zes onderscheiden opleidingsonderdelen meer dan 40% af van de in het programma begrote studietijd. Drie vakken lijken op basis van de evaluatie van de studenten zwaarder dan op basis van de toegekende studiepunten (Anatomie en neurofysiologie, Erfelijkheidsleer, en de Schrijftraining). Drie vakken worden minder zwaar ingeschat dan op basis van de studiepunten (Sociologie, Psychologie en Risicomanagement). De opleiding beseft dat het instrument voor de studietijdmetingen nog niet volledig op punt staat waardoor resultaten verkeerd werden geïnterpreteerd. De commissie beveelt de opleiding aan om het instrument voor de studietijdmetingen te optimaliseren en zo interpretatiefouten uit te sluiten. Sinds de studietijdmeting en het referentiejaar waarop de meting betrekking had, is echter één en ander gewijzigd (nieuwe docenten, nieuwe cursussen,…). Het is de overtuiging van het opleidingsteam Maatschappelijke veiligheid dat, hiermee rekening houdend, de bestede studietijd in realiteit dichter aanleunt bij de begrote studietijd. Sinds de studietijdmeting, en het referentiejaar waarop de meting betrekking had, is voor een relatief aanzienlijk aantal opleidingsonderdelen een nieuwe docent actief, en/of werd het cursusmateriaal grondig aangepast. De commissie adviseert de opleiding om via nieuwe studietijdmetingen na te gaan of voorafgaande probleempunten hiermee werden weggewerkt. De studentenraad gaf in het verleden regelmatig aan welke bijsturingen van organisatie en planning van lessen en examens zouden kunnen leiden tot een optimalisering van de slaagkansen. Zo werden op vraag van de studenten in de examenperiode van januari 2008 twee inhaaldagen, in plaats van één, voorzien voor studenten die één of meerdere examens niet hebben kunnen afleggen op de voorziene momenten. De studietijdmeting werd in functie van het evalueren van de slaagkansen afgenomen. Ook de feedback van de studenten met betrekking tot de studielast en moeilijkheden bij het studeren gaf een aanzet tot bijsturing van het programma, de planning of de begeleiding van de studenten. Zo werd het Casuswerk dat in 2005 in periode drie en vier was gepland verschoven naar periode twee en drie omdat de deadline van de eindrapportage samenviel met de voorbereiding op de examens. Uit het zelfevaluatierapport blijkt dat de opleiding een aantal studiebelastingsfactoren detecteert. De derdejaarsstudenten en de studenten verkorte leerroute vervullen in het academiejaar 2006-2007 een pioniersrol. Daardoor worden ze geconfronteerd werden met kinderziektes van een opleiding in ontwikkeling, zoals overlapping tussen vakinhouden, organisatorische moeilijkheden en communicatieproblemen. Dergelijke problemen werden gemeld in de studententevredenheidsmeting van het academiejaar 2006-2007. Uit de analyse van de bevraging van afhakers op IPSOC-niveau blijkt dat studenten op sommige momenten een te grote werkdruk ervaren door het samenvallen van deadlines voor taken of zware lessenroosters. De beperkte openingsuren ’s avonds van de bibliotheek worden als een gemis ervaren. De commissie steunt de vraag van de opleiding om de openingsuren te wijzigen. De commissie stelt vast dat de studiebelemmeringen worden weggewerkt. Voor het OHO zou voor het probleem van de ‘invulling van de terugkomdag’ een oplossing gevonden moeten worden, met name voor de roostering van het examen én responsgroep op dezelfde dag. De studenten merken ook een aantal studiebevorderende factoren op: -
De opleiding is relatief klein waardoor studenten elkaar sneller leren kennen. Er is een lage drempel tussen student en docent waardoor studenten snel met vragen en problemen bij docenten kunnen aankloppen. De studenten noemen ook het geëngageerd en gemotiveerd docentenkorps als sterkte van de opleiding. De uur- en examenroosters worden opgemaakt zodat springuren vermeden worden.
30 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
-
-
Elke week is er een lesvrije dag die door de studenten gebruikt kan worden voor studie- en groepswerk, individuele besprekingen, studiebezoeken en bijzondere activiteiten zodat het normale lesrooster op de andere dagen niet doorkruist wordt. IPSOC heeft een krachtig studie- en studentenbegeleidingsbeleid.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om via nieuwe studietijdmetingen de begrote studielast van een aantal opleidingsonderdelen te toetsen aan de gemeten studietijd. Het gaat in essentie over opleidingsonderdelen die tot 40% afwijken van de gestelde norm. De commissie beveelt de opleiding aan om het instrument voor de studietijdmetingen te optimaliseren en zo interpretatiefouten uit te sluiten. De commissie adviseert de opleiding om voor de opleiding Open Hoger Onderwijs aandacht te hebben voor het vermijden van overlapping tussen vakinhouden en het wegwerken van organisatorische moeilijkheden en communicatieproblemen.
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uitgangspunt bij de inzet van diverse didactische werkvormen en onderwijsmiddelen is dat deze zoveel mogelijk moeten aansluiten bij competentiegerichte opleidingsdoelen. De herziening van het curriculum vanuit het competentieprofiel zal zijn weerslag hebben op de gehanteerde werkvormen en onderwijsmiddelen. De aandacht voor studentgecentreerde, interactieve werkvormen en de bewuste keuze voor mentorschap vloeit voort uit de karakteristieken van de studenteninstroom. De studenten hebben nood aan casusgericht en interactief onderwijs en ondersteuning op vlak van zelfregulerend leren. De grote vertrouwdheid met de hedendaagse e-cultuur wordt benut via diverse digitale en virtuele werkvormen, zoals het digitale stageforum bestaande uit een “Backstage forum” en een “Frontstage forum” Uit de studiewijzers kan men afleiden dat er binnen bachelor in de Maatschappelijke veiligheid voor alle opleidingsonderdelen een grote variatie aan werkvormen wordt ingezet. Volgende werkvormen worden onder andere in één of meerdere opleidingsonderdelen toegepast: -
Doceren & vertellen (getuigenissen, gastdocenten) Studiebezoeken Demonstreren Onderwijsleergesprek Discussie, debat (ook via digitale weg) Simulatie- en rollenspelen Individueel vorderingsgesprek Groepswerk
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 31
-
Projectwerk Casuswerk en gevalsstudie Begeleide zelfstudie (van leeswerk tot digitaal gestuurde oefeningen) Praktijkstage
Uit de studiewijzers leidt de commissie af dat er naast een traditioneel schriftelijke cursus een brede waaier aan onderwijsmiddelen ingezet wordt die kan bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen zoals onder andere handboeken, syllabi, handleidingen, readers, hand-outs, cd’s, video’s, dvd’s. De opleiding beschikt over een uitgebreid aanbod schriftelijke onderwijsleermiddelen, gaande van zorgvuldig samengestelde readers tot handboeken en speciaal ontwikkelde syllabi. De studenten vermeldden tijdens de gesprekken met de commissie dat de voorbije jaren heel wat energie is gegaan naar het ontwikkelen, samenstellen en schrijven van schriftelijke onderwijsleermiddelen. Een nieuw vak met een nieuwe cursus noodzaakt de eerste jaren ook permanente evaluatie en bijsturing. Het cursusmateriaal wordt nog vaak aangepast. De docenten bachelor in de Maatschappelijke veiligheid leverden grote bijdrage aan de ontwikkeling van gemeenschappelijk cursusmateriaal zoals de syllabi voor Werkveldoriëntatie en Sociaalagogische vaardigheden. Dit gebeurde binnen de opleidingsoverschrijdende vakgroepen, in het kader van de recente afstemming van de opleidingsonderdelen van het eerste jaar, De commissie apprecieert de keuze van de opleiding om in het eerste jaar hoofdzakelijk voorgestructureerde syllabi te hanteren. Daardoor zou de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs vlotter moeten verlopen. Daarnaast vindt de commissie het positief dat de studenten via bijvoorbeeld anderstalige literatuur, persartikels, artikels uit vaktijdschriften of een handboek, gestimuleerd worden om deel te nemen aan het grotere debat dat vandaag de dag binnen het werkveld of over de grenzen heen wordt gevoerd. De opleiding maakt gebruik van digitale en multimediale onderwijsleermiddelen. Alle docenten van bachelor in de Maatschappelijke veiligheid maken al van bij aanvang intensief gebruik van Toledo ter ondersteuning van hun onderwijsactiviteiten. Voor de digitale opslag en verspreiding van de bachelorproeven wordt gebruik gemaakt van Doks systeem. De inhoudelijke samenhang is goed. De vormgeving en de inhoud zijn goed op elkaar afgestemd en zijn tevens transparant. De commissie stelt vast dat sommige digitale en/of multimediale onderwijsleermiddelen niet downloadbaar zijn, wat het "offline"-studeren bemoeilijkt. Sommige OHO-onderwijsleermiddelen kan de student niet pauzeren en zijn ook niet te downloaden en worden ervaren als niet echt gebruiksvriendelijk. (bijvoorbeeld: het geluid is een volledig bestand, waardoor je de voorstelling niet even kan onderbreken).
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding, op aanvraag van de studenten, om de PowerPoint presentaties voor de colleges digitaal toegankelijk te maken voor de studenten zodat het noteren gestructureerder kan gebeuren. De commissie adviseert de opleiding om ernaar te streven de gebruiksvriendelijkheid van de digitale en/of multimediale onderwijsmiddelen te verhogen.
32 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij aanvang van het academiejaar ontvangt elke student (tegen aftekening van ontvangst) het examenreglement van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en de departementale invullingen. In de opleiding wordt een grote verscheidenheid aan evaluatievormen gebruikt gaande van multiple-choice gesloten boekexamens tot het zelfstandig oplossen van casussen en peer-assesment. Kennisinhouden worden doorgaans op een evaluatiemoment schriftelijk of mondeling getoetst. Vaardigheidsonderwijs (de trainingen) kent een permanente evaluatie. Het accent ligt voor een groot stuk op het proces in plaats van het product. Naarmate de voortgang in de opleiding wordt meer zelfevaluatie en integrale verwerking van de leerstof verwacht. De examenvorm bereidt de student op die manier voor op een zelfstandige en permanente zelfevaluatie als professional. Het schrijven van papers als examenvorm bereidt voor op het schrijven van de bachelorproef. De commissie is van mening dat de evaluatievormen nauw aansluiten bij de aard van de te verwerven competenties voor opleidingsonderdelen. Bij het doornemen van de examenvragen stelde de commissie vast dat aan de studenten de kans geboden wordt om duidelijk te bewijzen dat zij de verwerkte leerstof beheersen. De vragen zijn eenduidig en goed gestructureerd. De commissie vraagt de opleiding wel om de puntenverdeling per vraag systematisch te vermelden op de examenkopij en eventueel via Toledo de correcte antwoorden op de examenvragen te publiceren. Via de studiewijzer worden de evaluatiecriteria, het evaluatiemoment, de evaluatievorm, het voorwerp van evaluatie, de puntenverdeling tussen de verschillende onderdelen, het bestaan van zelftoetsvragen en de mogelijkheden voor feedback na evaluatie aan de studenten gecommuniceerd. Dit wordt mondeling door de vakdocent bij aanvang van het vak toegelicht. De vakdocent voorziet vaak in een laatste les ruimte voor duiding bij het examen. Voorbeeldexamenvragen en een eventueel proefexamen komen dan aan bod, zowel digitaal als schriftelijk. Na elke examenperiode kan de student feedback opvragen bij de vakdocent over zijn/haar evaluatie. Tijdens de individuele mentorgesprekken na elke examenperiode lichten de mentoren, naargelang de examensituatie van de betrokken student, de evaluatieprocedures nog eens mondeling toegelicht. De opleidingsspecifieke evaluatieprocedures bij stage en bachelorproef worden toegelicht in respectievelijk het stagevademecum en de studiewijzer bachelorproef. Beide komen mondeling aan bod op de startdagen van de betrokken opleidingen. Tweemaal wordt een evaluatiemoment ingelast: halfweg de stage en aan het einde van de stage. Het tussentijdse gesprek vindt plaats op school. Het is een gesprek tussen de student en de stagebegeleider. De werkbegeleider stuurt vooraf een tussentijds verslag door waarop de aandachtspunten genoteerd staan. De student bereidt de evaluatie voor door een kritische reflectie te maken op het stageplan. Onderwerp zijn zowel het leerproces als het bereikte resultaat. De eindevaluatie gaat door op de stageplaats tijdens de laatste stageweken. Op dit gesprek zijn zowel de student als de werk- en stagebegeleider aanwezig.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 33
De eindbeoordeling is een samenspel van proces- en productevaluatie: de wijze waarop de student geleerd en gefunctioneerd heeft tijdens de stage, beïnvloedt de beoordeling. Tijdens het evaluatiegesprek met de student wordt nog geen quotatie doorgegeven. De eindquotatie is gebaseerd op een puntenadvies van de werkbegeleider. De student krijgt zijn/haar eindquotatie met verantwoordingsverslag na de deliberatie en kan, indien nodig, nog meer feedback vragen over het puntentotaal aan zijn/haar stagebegeleider. Tijdens het academiejaar 2006-2007 werd de bachelorproef, voor de junizittijd, kort voor de blokperiode, zowel online als op drie ingebonden exemplaren, ingediend bij de begeleider van de bachelorproef. Verder stelde de student bij het begin van de examenperiode ook een korte samenvatting van het eindwerk ter beschikking, wederom online en op drie exemplaren. Tenslotte verdedigde hij tijdens de laatste week van de examenperiode de bachelorproef mondeling en openbaar voor een jury bestaande uit de begeleider van bachelorproef, een externe beoordelaar, en een juryvoorzitter. Hierbij is de puntenverdeling als volgt:
Puntenverdeling
SCHRIFTELIJK PRODUCT
MONDELINGE VERDEDIGING
Voorzitter
-
_/20
Externe beoordelaar
_/40
_/20
Begeleider
_/40
_/20
Totaal
_/80
_/60
Bereken score op 20
___/ 140 ..... / 20 7
Vanaf het academiejaar 2007-2008 wordt aan de jury nog een tweede, externe beoordelaar toegevoegd. Dit moet toelaten om een nog scherper en genuanceerd beeld van de kwaliteit van de bachelorproef te vormen. De beoordeling en toetsing zijn afgestemd op het niveau van een bachelor. De commissie heeft tijdens het bezoek kunnen vaststellen dat KATHO-IPSOC en in het bijzonder de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid zorgt voor interne kwaliteitsbewaking van de toetsing. Zo worden onder andere de quoteringen voor vaardigheidsonderwijs en bachelorproeven vastgelegd in functie van objectiviteit en gelijkvormigheid. Dit gebeurt in evaluatieoverlegvergaderingen met meerdere evaluatoren. De toetsing is onderdeel van de vragenlijsten voor de decretale evaluatie van docenten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om de puntenverdeling per vraag op examenkopij systematisch vermelden en via Toledo de correcte antwoorden op de examenvragen te publiceren.
34 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Facet 2.8
Masterproef
Dit facet is niet van toepassing voor een professioneel gerichte bachelor.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op het gebied van toelatingsvoorwaarden worden de decretale en reglementaire bepalingen nageleefd (hogeschooldecreet, structuurdecreet, flexibiliseringsdecreet). Het structuurdecreet van 3 april 2003 voorziet de mogelijkheid om studenten die niet in het bezit zijn van een diploma Hoger Secundair Onderwijs toch in te schrijven onder bepaalde voorwaarden. Voor het academiejaar 2006-2007 gelden volgende voorwaarden voor studenten zonder SO-diploma: -
De kandidaat student moet 21 jaar worden in de loop van het academiejaar 2006-2007. Er moet minstens drie jaar verlopen zijn tussen het einde van het laatste schooljaar dat men secundair onderwijs volgde en de aanvang van het academiejaar.
De inschrijvingscommissie van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen oordeelt of de student al dan niet kan toegelaten worden. Een uitzondering geldt voor anderstalige studenten. Deze leggen een taalproef af alvorens toegelaten te worden tot de stages. Binnen de missie van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen is het een uitdrukkelijke optie om hinderpalen voor studenten met een handicap te verkleinen (specifieke begeleiding voor studenten met gehooren gezichtsstoornissen, dyslexie…) door aangepaste begeleiding, bijvoorbeeld braille- en opnamefaciliteiten voor gezichtgestoorde studenten. Dyslectici kunnen eveneens gebruik maken van het faciliterend softwarepakket Kurzweil dat door de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen gratis ter beschikking gesteld wordt. Overigens moeten deze studenten, om gekwalificeerd te worden, aan dezelfde normen voldoen als de andere studenten. Onderstaande tabellen geven een overzicht van het aantal inschrijvingen, het aantal generatiestudenten, de vooropleiding in het secundair onderwijs en de geografische herkomst van studenten sinds de opstart in het academiejaar 2004-2005. Het aantal inschrijvingen varieert jaarlijks. Toch zijn de inschrijvingen de laatste drie jaar relatief, met ongeveer 75 eerstejaarsstudenten. Opvallend is het overwicht van jongens in het eerste jaar (ongeveer twee derden), dit geldt voor alle academiejaren. Hierin verschilt de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid duidelijk van de drie andere IPSOC-opleidingen.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 35
Tabel 0-1 Studentenaantallen bachelor in de Maatschappelijke veiligheid naar geslacht ACADEMIEJAAR JONGENS MEISJES TOTAAL 2004-2005 14 12 26 2005-2006 50 28 78 2006-2007 49 26 75 2007-2008 47 25 73 Vanaf het academiejaar 2005-2006 zijn in de eerste inschrijvingen ook studenten gerekend die een Persoonlijk Deeltraject (PDT) hebben of voor een bisjaar kiezen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal generatiestudenten weer: Tabel 0-2 Studentenaantallen bachelor in de Maatschappelijke veiligheid generatiestudenten ACADEMIEJAAR GENERATIENIET-GENERATIETOTAAL % GENERATIESTUDENTEN STUDENT STUDENTEN 2004-2005 12 14 26 46% 2005-2006 55 23 78 70% 2006-2007 43 32 75 57% 2007-2008 39 34 73 53% Voor de generatiestudenten (studenten op leeftijd) is de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid hun eerste keuze. Daarin begrepen zijn de studenten die in het lager of middelbaar onderwijs leerachterstand opliepen, bisstudenten en studenten met een persoonlijk deeltraject. De commissie merkte op dat er een grote uitval is in het eerste jaar. De nieuwe opleiding heeft nog een onvoldoend duidelijk profiel, zodat sommige studenten de verkeerde keuze hebben gemaakt. Studenten vallen af na examens van januari. Ook de slaagkansen in het tweede jaar zijn relatief laag. Dit heeft te maken met de confrontatie met de stage en de eerste praktijkervaringen. De commissie adviseert in de promotie van de opleiding een realistisch beeld te schetsen van de moeilijkheidsgraad. Bij het in kaart brengen van de vooropleiding van de studenten, komt men tot een volgende verdeling (absolute cijfers tussen de haakjes): Tabel 0-3 Studentenaantallen bachelor in de Maatschappelijke veiligheid naar vooropleiding ACADEMIEJAAR ASO TSO BSO TOTAAL 2004-2005 42% (11) 50% (13) 8% (2) 100% (26) 2005-2006 36% (28) 59% (46) 5% (4) 100% (78) 2006-2007 47% (35) 49% (37) 4% (3) 100% (75) 2007-2008 51% (37) 48% (35) 1% (1) 100% (73) Studenten uit het algemeen secundair onderwijs komen voornamelijk uit de richtingen Humane wetenschappen, Economie-Moderne Talen en Economie-Wiskunde. De studenten uit het technisch secundair onderwijs komen vooral uit de richting handel, LO & Sport, Sociaal-technische Wetenschappen, Jeugd- en Gehandicaptenzorg en Boekhouden-Informatica. De studenten uit het beroepssecundair onderwijs komen nagenoeg allemaal uit de richting Kantoor. De analyse van de geografische spreiding toont dat de opleiding jaar na jaar verder reikt dan West-Vlaanderen. Er is een duidelijke groei van studenten uit Oost-Vlaanderen. In de provincie West-Vlaanderen rekruteert de opleiding duidelijk uit de regio Brugge-Oostende. Dit is een succes, waar de Katholieke Hogeschool Zuid-WestVlaanderen traditioneel in mindere mate studenten uit deze regio rekruteert.
36 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Tabel 0-4 Studentenaantallen bachelor in de Maatschappelijke veiligheid naar woonplaats ACADEMIEJAAR WESTOOSTANTWERPEN LIMBURG VLAANDEREN VLAANDEREN
2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008
73% (20) 78% (61) 68% (51) 67% (49)
22% (6) 11% (9) 17% (13) 19% (14)
5% (1) 4% (3) 4% (3) 6% (4)
0% 4% (3) 3% (2) 3% (2)
VLAAMS BRABANT (incl. Brussel) 0% 3% (2) 8% (6) 5% (3)
Flexibiliteit in programma’s wordt enerzijds gerealiseerd via een aanpassing van het inhoudelijke programma, in casu het aantal opleidingsonderdelen dat gevolgd moet worden (op basis van EVC’s of EVK’s) of een aanpassing van een opleidingsonderdeel naar behoeftes van de student (een alternatief programma voor studenten met een functiebeperking of werkstudenten). Anderzijds wordt flexibiliteit gerealiseerd in de wijze waarop het programma wordt gevolgd: voltijds, deeltijds, via afstandsonderwijs of contactonderwijs. Beide betekenen keuzes voor de student en hebben consequenties voor de studieomvang en -duur. Ondanks de grote heterogeniteit in vooropleiding wordt geen specifieke voorkennis vereist. Alle studieactiviteiten starten vanaf het beginniveau. De opleiding voorziet niet in mogelijkheden om zwakkere studenten of studenten die zich extra wensen voor te bereiden op hun start in het eerste jaar. De commissie adviseert de opleiding na te gaan of het organiseren van voorbereidingscursussen voorafgaand aan de start van de opleiding, hieraan tegemoet kan komen. De gesprekken met de UGent (faculteit politieke en sociale wetenschappen en faculteit criminologische wetenschappen) en de opleiding Bestuurskunde (Hogeschool Gent) die in 2006-2007 werden gevoerd moeten een vlotte doorstroom via schakel- en brugprogramma’s realiseren. De toelatingsvoorwaarden zijn correct en duidelijk en in lijn met de decretale voorwaarden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om voorbereidingscursussen te voorzien. De commissie adviseert in de promotie van de opleiding een realistisch beeld te schetsen van de moeilijkheidsgraad.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 37
Oordeel over onderwerp 2, programma:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende voldoende MAVE: goed OHO: voldoende OK voldoende goed voldoende niet van toepassing voldoende
is de visitatiecommissie is van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
38 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De expliciete keuze van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en het departement IPSOC om in een nieuwe opleiding te investeren en hier ook de nodige middelen voor vrij te maken zorgde ervoor dat de opleiding kon groeien tot een volwaardige vierde bacheloropleiding in het sociaalagogische werkveld. De evaluatieprocedure is vastgelegd in een protocol afgesloten in het HOC in 2002. Evaluatiegesprekken worden voorafgegaan door functioneringsgesprekken. Op het einde van het tweede academiejaar na aanstelling volgt een eerste functioneringsgesprek bij de opleidingscoördinator. Eventuele hulpmiddelen hierbij zijn de zelfevaluatie van de docent en de bijscholingsfiches (het professionaliseringsdossier). Het jaar daarop volgt er een evaluatieprocedure. Daarna wordt een verslag opgemaakt door het departementshoofd en wordt het verslag bezorgd aan het personeelslid. De evaluatie binnen het departement (de drie jaarlijkse evaluatiecyclus) houdt niet enkel rekening met het zuivere lesgeven, maar ook met een aantal nevenaspecten van de job zoals bereikbaarheid, tijdigheid met cursussen. Binnen de opleiding wordt bij evaluatie extra aandacht besteed aan competenties die naast het loutere doceren meer en meer in het hoger onderwijs aangesproken worden: samenwerkingsbereidheid, omgang met individuele studenten, flexibiliteit en multi-inzetbaarheid, creativiteit, projectmanagement, onderzoeksvaardigheden, professionaliseringsbereidheid.
Uit de gesprekken met het onderwijzend personeel blijkt dat deze evaluatieprocedure op prijs gesteld wordt. Ook de studenten evalueren aan de hand van een standaardvragenlijst het personeelslid. Het personeelslid ontvangt op voorhand de resultaten van deze bevraging. Deze feedback neemt in de evaluatie een belangrijke plaats in. Elke aanwerving beoogt de juiste man of vrouw voor de baan aan te werven. Via de sollicitatieprocedure wil men een zo goed mogelijk beeld krijgen van de kandidaat, niet alleen op professioneel vlak maar ook op persoonlijk vlak. Onderwijservaring of praktijkervaring binnen aanverwante sectoren van het onderwijs (vormingswerk, werken met kinderen en adolescenten, …) is altijd een pluspunt, maar geen doorslaggevend argument. Een belemmerende factor voor het voeren van een goed personeelsbeleid en het onder controle houden van de student-docent-ratio is de enveloppefinanciering vanuit de overheid. De commissie stelde tijdens het bezoek vast, via de gesprekken en de documenten, dat elke docent van de opleiding verantwoordelijk is voor zijn eigen professionalisering. In functie van de zelfsturing wordt ook gevraagd dat hij/zij voor zichzelf een professionaliseringsdossier bijhoudt. De commissie stelt vast dat in het kader van het professionaliseringsdossier elke docent het recht op ondersteuning of advies heeft. Elke docent kan advies vragen betreffende zijn/haar professionalisering maar vooral naar beginnende docenten is een goede opvolging binnen de opleiding nodig. De commissie is uiterst positief over het professionaliseringdossier dat een goed overzicht geeft van de gevolgde bijscholingen van een docent.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 39
Alle medewerkers moeten hun vakdomein beheersen door nieuwe ontwikkelingen op de voet te volgen. De invoering van het competentieleren als basisprincipe van elke opleiding en elk opleidingsonderdeel, vormt een grote uitdaging voor elke docent. Bovendien wordt veel belang gehecht aan het zelfsturend leren, het zich bewust worden en in handen nemen van de eigen denk- en leerprocessen. In elk departement van de hogeschool peilt de VTO-verantwoordelijke (VTO staat voor Vorming, Training en Opleiding) naar de vormingsnoden. De VTO-verantwoordelijke volgt ze op en werkt daarbij nauw samen met het departementshoofd. Hij/zij is op het departement ook het aanspreekpunt voor alle vragen over professionalisering. Op de jaarlijkse ‘dag van de docent’ brengt de Hogeschool één specifiek thema onder de aandacht voor alle docenten. De tweedaagse op verplaatsing rond onderwijsvernieuwing geeft elke docent de kans om zijn eigen onderwijskundige visie en deskundigheid verder uit te bouwen. Uiteraard is externe vorming op het inhoudelijke expertisedomein aanvullend en uiterst zinvol, zeker voor de docenten betrokken bij de uitbouw van bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Het domein van de maatschappelijke veiligheid is voor vele docenten een nieuw expertisedomein. Zo hadden bijvoorbeeld docenten filosofie en docenten recht nood aan praktijkvoorbeelden om de vertaalslag te maken. Uit het zelfevaluatierapport en de bijlagen blijkt dat het onderwijzend personeel op regelmatige basis bijschoolt. De commissie apprecieert dat de voorbije jaren de docenten bachelor in de Maatschappelijke veiligheid gestimuleerd werden om deel te nemen aan externe studiedagen, congressen en opleidingsdagen over actuele thema’s binnen maatschappelijke veiligheid. Het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid (EMV) heeft een uitdrukkelijke taak op vlak van informatiedoorstroming in verband met studiedagen en congressen en inhoudelijke ondersteuning van vakdocenten. Van de 22 leden van het onderwijzend personeel, hebben 20 docenten een effectieve onderwijsopdracht in de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Van hen behaalde één docent het diploma van Maatschappelijk Assistent. 19 docenten hebben een licentiaats- of daarmee gelijkgesteld diploma en 12 het diploma Geaggregeerde voor het Hoger Secundair Onderwijs (GHSO) of een gelijkgesteld diploma met onderwijsbevoegdheid. Bovendien behaalden vijf van hen vooraf het diploma van Maatschappelijk assistent of Gegradueerde in de orthopedagogie. Eén van hen is doctor in de Criminologie en een tweede docent werkt aan een doctoraat. De commissie stelt ook vast dat bij de stapsgewijze samenstelling van het docentenkorps werd gekozen voor multidisciplinariteit in vakdeskundigheid. Naast de onderwijsopdracht hebben zowat alle leden van het onderwijzend personeel een hele reeks administratieve, technische en organisatorische taken. Bij de start van ieder academiejaar zijn er twee introductieavonden, centraal ingericht voor alle nieuwe personeelsleden. De algemeen directeur gaat in op waar de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen voor staat en wat de voornaamste speerpunten zijn. Tevens spreken de directeur Onderwijs & Kwaliteit en zijn medewerkers van de dienst Onderwijs en Kwaliteit over de onderwijsfilosofie van de Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen en de belangrijkste ondersteunende middelen die hierbij worden aangeboden. Er wordt ook stilgestaan bij de organisatie en de organisatiestructuur, het personeelsdossier en personeelsstatuut, veiligheid en preventie en het gestructureerd overleg werkgever – werknemers. Uit de gesprekken met nieuwe personeelsleden blijkt dat de docenten tijdens een afzonderlijke vergaderdag begin september onthaald worden door het departementshoofd en de coördinatoren. In de loop van het academiejaar functioneert de opleidingscoördinator als leerwegbegeleider waarbij de nieuwe docent steeds terecht kan voor advies betreffende ondermeer professionalisering.
40 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
De commissie ontmoette een dynamisch, gemotiveerd team, gekenmerkt door openheid, zelfreflectie en bescheidenheid, multidisciplinair samengesteld, waarbij het functioneringsbeleid gericht is op verhoogd professionalisme. De commissie nodigt de instelling uit om na te denken over de vraag hoe de dynamiek die het team vertoont, op middellange termijn kan gecontinueerd worden en hoe een meer gedifferentieerd promotiebeleid kan ontwikkeld worden.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 3.2
Eisen professionele gerichtheid
Beoordelingscriterium: De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een professioneel gerichte opleiding: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op de eerste plaats is het personeel zeer multidisciplinair en vakkundig. Alle docenten hebben zich bekwaamd of zijn bezig zich te bekwamen voor hun onderwijskundige opdracht (geaggregeerden). De docenten specialiseren en vormen zich verder binnen het vakgebied van de maatschappelijke veiligheid. Sommige personeelsleden hebben naast hun onderwijsopdracht ook nog een professionele of vrijwillige activiteit in het werkveld. Deze activiteiten zijn heel divers. Verder staan alle docenten in contact met het werkveld door hun samenwerking met stageplaatsen, hun onderzoeksopdrachten of de organisatie van initiatieven waarin het werkveld als partner optreedt (bijvoorbeeld: projectwerk, internationale studieconferentie, studiebezoeken). De commissie ervaart als positief dat verschillende deskundigen uit het werkveld werden betrokken bij de opleiding via gastdocentschap. Ze gaven in verschillende opleidingsonderdelen in de drie opleidingsjaren één of meerdere colleges. Naast de begeleiding van de stages op de werkplek werden de partners uit het beroepenveld ook als externe lezer bij de beoordeling van de bachelorproeven betrokken. Dat leden van het werkveld deelnemen aan het onderwijs compenseert voor een deel het tekort aan werkveldervaring van jonge docenten. De commissie is van mening dat bij toekomstige aanwervingen best deskundigen met werkveldervaring en competenties in management en verkeersdeskundigheid worden aangetrokken. De documenten die de commissie raadpleegde tonen een docentenmobiliteit van uitgaande docenten (academiejaar 06-07): ‐ Voorbereidingsdag internationale studieconferentie (1 dag; Utrecht): 1 docent ‐ Studieconferentie (5 dagen; Rotterdam en Den Haag): 2 docenten ‐ Prospectie studiereis Berlijn (3 dagen ): 1 docent ‐ Studiereis Berlijn (7 dagen; Berlijn): 1 docent ‐ Voorbereidingstweedaagse IP ‘A better Tomorrow’ (2 dagen, Zwolle): 1 docent ‐ Voorbereidingstweedaagse onderzoeksvoorstel Framework Programme van de Europese Gemeenschap (2 dagen, Londen): 1 docent ‐ Vergaderingen SKV-netwerk (3 dagen op verschillende data; Utrecht en Den Haag): 1 docent
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 41
Daarnaast wordt een koppeling gemaakt tussen docenten- en studentenmobiliteit. Vooraleer een student naar het buitenland vertrekt, gaat de verantwoordelijke internationalisering van de opleiding op bezoek bij de gasthogeschool. In het academiejaar 2007-2008 werd ook een prospectiebezoek gebracht aan een aantal hogescholen in Dublin en Kopenhagen, om het internationale netwerk uit te breiden. Dit leidde echter niet tot verdere samenwerkingsverbanden, aldus informatie die ter inzage lag tijdens de visitatie en volgens de verantwoordelijke voor internationalisering. Bijna alle docenten zijn betrokken bij de organisatie en/of de begeleiding van de internationale studieconferentie die georganiseerd wordt voor de tweedejaarsstudenten in samenwerking met de Hogeschool Utrecht. Eén van de docenten is verantwoordelijk voor de studiereis van de derdejaarsstudenten en heeft contacten met de instellingen en diensten in het land van bestemming. De commissie vernam uit de gesprekken dat de docenten waar mogelijk deelnemen aan internationale congressen of studiedagen en dat de opleiding probeert jaarlijks een gezamenlijk studiebezoek te organiseren met partners uit het buitenland. Ook via het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid hebben de docenten internationale contacten. Het Expertisecentrum is lid van het netwerk van Samenwerkende Kennisinstellingen voor Veiligheid. Dit netwerk heeft tot doel het vakgebied veiligheidskunde verder te ontwikkelen in Nederland en België. Het netwerk bestaat vooral uit Nederlandse hogescholen en instellingen. Het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid is hier vooral betrokken bij onderzoek rond het thema veiligheid. De onderzoekers van het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid leggen ook internationale contacten via de "papervoorstellingen" van hun onderzoek voor de Nederlandse Vereniging voor Criminologie, de British Society of Criminology, Le Groupement européen de recherche sur les normativités (GERN), het VVC (Vlaamse Vereniging voor Criminologie), het ESC (European Society of Criminology) en het ISC (International Society of Criminology). De commissie is van oordeel dat het jonge team wat werkveldervaring mist, maar dit wordt deels gecompenseerd door het aanspreken van gastsprekers en het werken met focusgroepen. De commissie benadrukt nogmaals dat men hier blijvend aandacht voor moet hebben.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om de teamleden mogelijkheden te bieden de werkveldervaring beter uit te bouwen en bij toekomstige aanwervingen deskundigen met werkveldervaringen aan te trekken.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In het academiejaar 2006-2007 telde de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid 130 studenten. De personeelsbezetting bedroeg 8,92 VTE. Deze getallen leiden tot een student/docent ratio van 14,69. Er zijn 19 docenten en één departementshoofd. Twee docenten vullen samen 100% onderzoeksopdracht in. Bijkomend werd sinds 1 oktober 2006 een extra onderzoeksmedewerkster aangeworven binnen een onderzoeksopdracht voor de Federale overheid dat het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid samen met
42 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
de ULB en de K.U.Leuven toegewezen kreeg. Deze medewerkster is niet in de cijfers hierboven en hierna vermeld, opgenomen. De inzet van gastprofessoren was voor bachelor in de Maatschappelijke veiligheid van bij aanvang groot. Het binnenhalen van specialisten en extra expertise voor de uitbouw van een nieuwe opleiding lag hier aan de basis. Het aantal gastsprekers en gastdocenten in 2006-2007 bedroeg 16, hun bijdrage komt overeen met 99 uur of 12,5 % van een VTE. Ze traden op in 9 verschillende opleidingsonderdelen, zowel in het eerste, tweede als derde jaar. Wat de leeftijd betreft zien we dat de categorie tussen 30 en 40 het best vertegenwoordigd is (10 personen). Er zijn telkens drie personen tussen 20-30, 40-50 en 50-60. Eén persoon is 60 jaar. In de ploeg zijn 12 mannen en 10 vrouwen opgenomen. Het is duidelijk dat de werkdruk wordt opgevangen door de gedrevenheid van het jonge team, maar de commissie vraagt, naar de toekomst toe, aandacht voor de werkbelasting: een startende opleiding, die ook de nadruk legt op Open Hoger Onderwijs, en daarenboven de context van individuele trajecten houden op langere termijn een risico van grote werkbelasting in.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding aandacht te hebben voor de werkbelasting.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen professionele gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
goed voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 43
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het huidige departementaal gebouw op de campus opende in 1967 zijn deuren en bood oorspronkelijk onderdak aan zowel het departement IPSOC als aan het departement HANTAL. Het onophoudelijk groeiende studentenaantal en de opstart van een vierde opleiding noodzaakte jaarlijks een uitbreiding van de beschikbare onderwijsruimte. Het nijpend tekort aan leslokalen werd zo goed als mogelijk opgevangen door het uitwijken naar externe onderwijsruimte en door creatieve oplossingen binnen de muren van het departement. De bouw van een nieuw centraal gebouw (het Forum) op de campus in mei 2004 en de centralisering van bibliotheek en inschrijving, bracht enig soelaas maar kon het probleem niet verhelpen. Dit gaf aanleiding tot de beslissing om te starten met een eigen departementaal bouwproject. In september 2009 zou de nieuwbouw in gebruik genomen worden. In de bouwplannen wordt bijzondere aandacht besteed aan werk- en ontmoetingsruimte voor studenten, multimediaruimte voor de ondersteuning van het Open Hoger Onderwijs en lokalen voor vaardigheidstraining en muzisch-agogische vorming. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat het departement de voorbije jaren geïnvesteerd heeft in vernieuwde ict-voorzieningen (hardware, bekabeling, netwerk…), multimediale uitrusting van nagenoeg alle lokalen (internetaansluiting, beamers en computers), nieuw meubilair in vrijwel alle klassen en goed uitgeruste computerlokalen. De commissie stelde tijdens haar bezoek vast dat KATHO-IPSOC over een bijzonder moderne computerinfrastructuur beschikt. Elke onderwijsruimte is uitgerust met computerfaciliteiten, mobiele dataprojectie en internetverbinding. Studenten en docenten krijgen een login met daaraan gekoppeld hun persoonlijke ruimte op de dataserver. Dit heeft als gevolg dat men, ongeacht in welk lokaal men op het draadloos computersysteem inlogt, telkens over zijn/haar persoonlijke bestanden kan beschikken. In de computerlokalen staan er tc’s (thin clients) opgesteld in plaats van pc's (personal computers). Alle onderwijsactiviteiten worden sinds het academiejaar 2006-2007 steeds aangekondigd via de eigen website http://www.katho.be/ipsoc/uurroosters. Ook lokaalwijzigingen, lesverplaatsingen, onverwachte veranderingen worden permanent via de website aan studenten en docenten doorgegeven.
Het departement beschikte in het academiejaar 2006-2007 voor onderwijsactiviteiten over volgend aanbod leslokalen: -
6 gewone klaslokalen (tot 40 pers.) 4 klaslokalen voor grote groepen (tot 75 pers.) 4 aula’s (van 90 tot 180 pers.) 3 lokalen voor kleine groepen (tot 15 pers.) 3 zeer goed uitgeruste pc-lokalen (2 hiervan kunnen ook door kleine groepen of voor zelfstudie gebruikt worden)
44 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Op de campus werd voor diverse lesactiviteiten uitgeweken naar zes leegstaande winkelpanden in het centrum van Kortrijk die, in samenwerking met de Stad Kortrijk en het Ondernemerscentrum, werden omgebouwd tot leslokalen. De bibliotheek van IPSOC werd in 2004 samengevoegd met de andere departementale bibliotheken en resulteerde in een up-to-date studielandschap met ruimte voor zowel docent als student om multimediale onderwijsleermiddelen te benutten. De bibliotheek van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen beschikt over een ruim aanbod boeken, tijdschriften, video’s en cd-roms, terug te vinden in de digitale catalogus (zie http://bidoc.katho.be/bidoc/bidoc1.htm). Dagelijks is een uitgebreid aanbod dagbladen beschikbaar. Studenten kunnen er terecht voor studie, videomontage, groepswerk en kopiëren. De commissie stelde tijdens het bezoek vast dat de bibliotheekmedewerkers de voorbije jaren een belangrijke bijdrage leverden aan de uitbreiding van het aanbod van standaardwerken voor de nieuwe opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. De studenten bevestigden tijdens de gesprekken dat zij beschikken over een eigen ontmoetingsruimte in het IPSOCgebouw en in het Forum ook terechtkunnen voor ontspanning, een hapje of drankje. Alle docenten beschikken in het departement over een eigen werkruimte. Daarnaast beschikken de docenten over een eigen docentenkamer en een werklokaal waar docenten met beperkte lesopdrachten een computer en werkruimte ter beschikking hebben. Voldoende printers en één scanner staan ter beschikking van de docenten. In het departement kunnen studenten steeds in een pc-lokaal de uurroosters raadplegen die via Toledo gecommuniceerd worden. Ook van thuis uit kunnen studenten via dit digitaal systeem de uurroosters permanent raadplegen. De cursusdienst van IPSOC ging de eerste schooldag van het academiejaar 2006-2007 open en is voor studenten toegankelijk tijdens de pauzes. De ombudsdienst en de contactpersonen voor Studie- en Studentenbegeleiding (SSB) zijn ruim beschikbaar tijdens de lesdagen. IPSOC investeerde grondig in de toegankelijkheid van het gebouw voor studenten met een fysieke beperking. De autonomie van de departementen wordt binnen de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen hoog in het vaandel gevoerd. Elk departement maakt een eigen begroting op en ontvangt een eigen budget. Het aantal studenten en het type onderwijs bepalen de omvang van dit budget. Zo krijgen technisch georiënteerde studiegebieden een surplus omwille van de noodzakelijke investering in labo’s en apparatuur. Bij de evaluatie heeft de commissie rekening gehouden met de in uitvoering zijnde nieuwbouw en het goed onderhouden departementsgebouw.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 45
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het begrip ‘studietrajectbegeleiding’ (STB) verwijst naar alle soorten begeleiding waarop de student, als persoon in ontwikkeling, een beroep kan doen tijdens het studietraject, zowel bij instroom, doorstroom als uitstroom. Het is de verantwoordelijkheid van elke docent. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid vertaalde de studietrajectbegeleiding in het mentorschap waarbij elke student begeleid wordt in zijn/haar studietraject gedurende zijn/haar studieloopbaan. Studie- en studentenbegeleiding (SSB) vormt binnen het departement een belangrijk en goed uitgebouwd facet van studietrajectbegeleiding. Studie- en studentenbegeleiding wordt op departementaal niveau opgenomen door drie studiebegeleiders (verdeeld over de vier opleidingen), één studentencoach en twee "ombudsen" en een verantwoordelijke ‘studeren met functiebeperking’. De verschuiving naar flexibeler en meer studentgecentreerd onderwijs aan de Katholieke Hogeschool Zuid-WestVlaanderen beïnvloedt ook de studie- en studentenbegeleiding. De integratie van de Studie- en studentenbegeleiding in het opleidingsprogramma wordt concreet gerealiseerd vanaf 1 september 2007 in het vak Sociaalagogische vaardigheden waar in de module “Zelfsturend Leren” extra aandacht wordt besteed aan de competentie "leren leren". Dit betekent ook dat het accent verschuift van aandacht voor studieproblemen bij de zwakkere student naar het begeleiden van kritische keuze- en beslissingsmomenten tijdens zijn/haar studietraject, het coachen van het leerproces, het bewaken en bevorderen van de studievoortgang. De departementale coach studie- en studentenbegeleiding neemt deel aan een expertisegroep op het niveau van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen waar alle departementen ideeën en expertise uitwisselen onder de leiding van een coördinator Studie- en studentenbegeleiding. In IPSOC vat men de psychosociale begeleiding op als een belangrijk punt in het studietraject van de studenten. Er wordt gewerkt op volgende niveaus: preventie, begeleiding, psychotherapie. Wat preventie betreft, beoogt IPSOC het creëren van ‘verbondenheid’. Het uiteindelijke doel van preventieve acties is een aantal psychosociale problemen te voorkomen en mede daardoor de kans op afhaken te reduceren. Op het vlak van studentenbegeleiding maakt IPSOC een onderscheid tussen studiegerelateerde begeleidingsgesprekken en persoonsgerelateerde begeleiding. De eerste taak is weggelegd voor de vakdocenten en stagebegeleiders. Bij specifiekere nood aan begeleiding (studiemethode, planning, studietraject, examenfaciliteiten, …) kan de student terecht bij een studiebegeleider, studietrajectbegeleider (of mentor), verantwoordelijke voor studenten met een functiebeperking of de ombudsdienst. Tijdens de gesprekken met studenten leerde de commissie dat onder andere de flexibele leerroutes en de mogelijkheden voor studenten om via een creditsysteem opleidingsonderdeel per opleidingsonderdeel af te werken, naast de vele voordelen voor studenten, ook een keerzijde hebben. Studenten geven een grote nood te kennen op vlak van het samen leren en studeren. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid wil hieraan tegemoet komen en schenkt bijzondere aandacht aan de sociale integratie van de studenten met flexibele leerroutes. Uit de gesprekken met de OHO-studenten blijkt dat de opleiding ervoor koos om voor de OHO-studenten in 2007-2008 een maandelijkse terugkomdag met gezamenlijke maaltijd te organiseren als minimale contactvorm. Op deze contactdagen staat zowel het sociale aspect, de uitwisseling met elkaar, als het
46 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
informatieve aspect, de verwerking van de leerstof, centraal. Wat de sociale integratie van de reguliere studenten betreft worden allerlei onthaalactiviteiten voorzien. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid koos voor een actief onthaalprogramma waarbij kennismaking met de opleiding en informele ontmoeting met de studenten en docenten centraal staan. Wat het gewenste startpeil betreft, wordt de reguliere student geïnformeerd over zijn/haar leerstijl door een screening. Uitleg over het interpreteren van het leerstijlprofiel, met de daaraan gekoppelde studietips gebeuren via een collectieve sessie. Studenten met een risicoprofiel kunnen eventueel door de studiebegeleider via het digitale systeem opgespoord worden. Deze studenten kunnen verwittigd worden en/of uitgenodigd tot een persoonlijk gesprek. Toledo is hét informatiekanaal voor studenten tijdens het academiejaar. Via de departementale "ad valvas" en de "ad valvas" per opleidingsjaar worden studenten over diverse organisatorische, administratieve en andere zaken geïnformeerd. De commissie kreeg inzage in de SID-documenten en de Studiewijzers van elk opleidingsonderdeel die terug te vinden zijn op de website respectievelijk Toledo. Daarnaast krijgen de studenten bij de start van het academiejaar ook een mapje met het examenreglement, de jaarkalender, een agenda van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, een ‘wie-is-wie’ met contactgegevens van alle vakdocenten, informatie over het weekrooster en de dagindeling, een aanvraagformulier voor eventuele vrijstellingen, het opleidingsprogramma met aanduiding van de periode van les- en examenperiodes. Voor de OHO-studenten is de OHO-coördinator tijdens het academiejaar het aanspreekpunt voor allerlei zaken, gaande van advies betreffende studietraject, tot administratieve en organisatorische vragen en advies. Via een digitaal leerplatform op Toledo kunnen studenten hun vragen richten aan elkaar, de coördinator en de betrokken vakdocenten. Voor persoonlijk advies (van financiële, psychologische en studiegebonden aard) kunnen studenten terecht bij de dienst Studenten Voorzieningen (StuVo) van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. Binnen het departement vormt de studentencoach de schakel tussen beleid en de studenten. Deze coach informeert de studenten over hun rechten en verantwoordelijkheden op het gebied van inspraak en is het aanspreekpunt voor alle studentenvertegenwoordigingsorganen. De studenten ontvangen bovendien regelmatig digitale nieuwsbrieven van StuVo, de KATHO- en departementale directie. Naast instroombegeleiding gaat ook aandacht naar begeleiding in de doorstroomfase. Het terugkoppelen van studieresultaten en, zo nodig, hulp bij het remediëren van tekorten zijn essentieel voor een goede studievoortgang in deze fase. Zoals al eerder vermeld, wordt de docent meer en meer een begeleider van het leerproces. De wijze van begeleiden is steeds meer gericht op reflectie, zelfsturing en zelfevaluatie. In de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid werd hiervoor het mentorschap ontwikkeld. Van bij inschrijving krijgt elke student een mentor toegewezen die de student in zijn/haar studietraject volgt tot wanneer de student de opleiding verlaat. Sinds 2006-2007 werd het mentorschap gekoppeld aan de casusbegeleiding van de projectgroepen in het eerste jaar. De mentor communiceert steeds de resultaten na elke examenperiode individueel aan zijn/haar mentorstudenten, begeleidt de studenten in belangrijke keuzemomenten (stage, heroriëntering…) en verwijst door naar andere ondersteuningsdiensten indien nodig. Naar de dienst Studiebegeleiding van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen worden studenten doorverwezen voor verdere begeleiding rond bv. faalangst, assertiviteitstraining en/of psychosociale begeleiding. Tijdens de examens is de ombudsdienst permanent beschikbaar als aanspreekpunt voor de studenten. De ombudsfunctie heeft een wegwijs- en informatiefunctie en treedt op als bemiddelaar tussen studenten en docenten, conform de afspraken binnen de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. De ombudsdienst beantwoordt in de loop van het academiejaar vragen naar informatie en is aanspreekpunt voor klachten of delicate kwesties die geen gehoor vinden, of door de student omwille van bepaalde redenen liever niet besproken worden bij de docent of bij de jaar- en/of opleidingsverantwoordelijke. De ombudsdienst treedt hierbij bemiddelend op. Het departement IPSOC gelooft sterk in de flexibilisering van het onderwijs en trachtte de voorbije jaren antwoord te bieden op de vele en uiteenlopende vragen naar flexibele leertrajecten. In het bijzonder voor de opleiding
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 47
bachelor in de Maatschappelijke veiligheid als jonge en unieke opleiding in Vlaanderen is een flexibel leeraanbod een noodzaak. Een systeem van geïndividualiseerde POP’s (Persoonlijk opleidingsplan) en een vaste mentor voor studenten met een flexibel traject zorgt in de opleiding voor overzicht, helderheid en continuïteit. Alle studenten met een flexibel leertraject in het regulier onderwijs (studenten met een verkorte route, studenten met studieduurverkorting en PDT-studenten) worden begeleid door dezelfde mentor. Deze mentor (in deze zaak ook de opleidingscoördinator) begeleidt de studenten vanaf de opmaak van hun POP tot hun afstuderen. De instroom- en trajectbegeleiding van OHO-studenten gebeurt door de OHO-coördinator. Hij behandelt alle vragen van praktische en organisatorische aard. Flexibilisering heeft uiteraard ook een keerzijde. De opleiding ervaart van bij de aanvang een grote werkdruk op het gebied van opvang en begeleiding van studenten en kandidaatstudenten die in een flexibel leertraject stappen of van plan zijn te stappen. Momenteel volgt één op vier studenten een flexibel leertraject. Dit heeft meer en meer consequenties voor de organisatie en administratie. Een belangrijke taak is weggelegd voor "StudentenVoorzieningen" (StuVo), waar de begeleiding wordt verzorgd op financieel, relationeel, emotioneel of persoonlijk vlak. Wat de internationalisering betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen uitgaande en inkomende studenten. De uitgaande studenten ontvangen een vademecum met alle belangrijke informatie. Gedurende het academiejaar komen alle uitgaande studenten ook samen tijdens twee bijeenkomsten. Daarnaast worden nog drie individuele (of subgroep) contacten gepland met de verantwoordelijke voor de uitgaande studenten. Tijdens deze contacten krijgt de student ondersteuning bij het invullen van alle formulieren en kan hij er terecht voor alle mogelijke vragen. De studenten worden ook verwacht deel te nemen aan de lessenreeks ‘Global issues of the 21th century’. Ze kunnen tijdens deze lessen contacten leggen met inkomende buitenlandse studenten (die al in het eerste semester aanwezig zijn) en kunnen al ervaring opdoen in het volgen van lessen in het Engels. Ook tijdens de uitwisseling zelf houdt de opleiding contact met de studenten in het buitenland (meestal per e-mail). Bij de terugkeer dient de student een presentatie te geven van zijn leer- en leefervaringen in het buitenland aan de verantwoordelijke internationalisering van de eigen opleiding en van één van de andere opleidingen, geïnteresseerde docenten en/of studenten. De student kan op om het even welk moment steeds terecht met vragen bij de verantwoordelijke internationalisering van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Voor de inkomende studenten werkt IPSOC met een stappenplan om de inkomende studenten zo goed mogelijk op te vangen: De studenten moeten in de eerste plaats hun aanvraag indienen op de het International Office van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. Via de website van het International Office vinden de studenten meer informatie. Sinds dit jaar moeten alle documenten (application form, housing application, extra information, learning agreement) via de website opgevraagd en elektronisch teruggestuurd worden. De departementale coördinator voor inkomende studenten neemt contact op met de student om verdere praktische afspraken te maken en eventueel te helpen bij het verder aanvullen van de documenten. In samenspraak met de verantwoordelijke internationalisering van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid wordt het studieprogramma van de inkomende student opgesteld. Voor anderstalige studenten worden een aantal modules in het Engels aangeboden binnen IPSOC. Bij aankomst wordt de student onthaald door de verantwoordelijke internationalisering van de opleiding en voorgesteld aan de opleidingscoördinator en de collega’s. Tijdens het verblijf is de departementale coördinator voor de inkomende studenten het aanspreekpunt voor alle praktische vragen of problemen. De studenten nemen deel aan een examen of maken een opdracht voor de vakken die ze gevolgd hebben. Op basis van de resultaten kunnen ze Europese credits verwerven (via ECTS). In een afrondingsgesprek wordt samen met de student het verblijf geëvalueerd en krijgt hij de ECTS-form mee.
48 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
De commissie apprecieert de nabijheid van de eerstelijns studiebegeleiding door de docenten. Dit wordt ook door het werkveld erkend. Het proactief optreden naar studenten met leermoeilijkheden en functiebeperking wordt bijzonder gewaardeerd.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 49
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De kwaliteitszorg in de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen wordt enerzijds en primair gerealiseerd in de departementen onder leiding van de coördinator kwaliteitszorg en de onderwijscoach, en anderzijds overkoepelend gecoördineerd door de dienst voor Onderwijs & Kwaliteit (DO&K) onder leiding van een diensthoofd (tevens lid van het directiecomité) en overkoepelende coördinatoren voor respectievelijk de projectgroepen kwaliteitszorg, onderwijsinnovatie en studie- en studentenbegeleiding. Er is een uitgewerkt systeem van kwaliteitszorg waarin alle relevante elementen passen. Tijdens strategiedagen van het directiecomité wordt geregeld een SWOT-analyse uitgevoerd rond algemene topics op het gebied van beleid en kwaliteitszorg. Een analyse was voorzien in het voorjaar van 2008. Kwaliteitszorg is geïntegreerd in het beleid van het departement via de coördinatorenraad en via de werkgroep kwaliteitszorg KATHO-IPSOC. Sinds het academiejaar 2004-2005 bestaat er een totaalplan, een departementaal onderwijs- en kwaliteitsplan, ontworpen en opgevolgd door de departementale onderwijscoach. Het plan omvat alle departementale verbeteringspunten opgesomd binnen het geldende visitatiekader met een fasering van de realisaties per academiejaar. De inhoud van dit plan bevat telkens één optimalisatiedoel en enkele prioritaire doelen. Daarna worden per opleiding de strategische doelstellingen geformuleerd. De coördinatorenraad waakt er steeds over dat de geplande doelstellingen effectief nagestreefd worden. Daarnaast zorgt de coördinatorenraad er ook voor dat de PDCA-cirkel (‘Plan-Do-Check-Adjust’) gehanteerd wordt als basis voor haar beleid rond de doelstellingen. Sinds het academiejaar 2004-2005 behoort de uitbouw van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid tot één van de strategische doelen van IPSOC. Indien een synthese van de betekenis van dit strategische doel volgens de zes accreditatieonderwerpen wordt gemaakt, dan krijgen we volgend resultaat: -
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding: uitwerken en verfijning van het beroepsprofiel en competenties Onderwerp 2: Programma van de opleiding: optimalisering en ontwikkeling van het programma van het eerste en tweede jaar Onderwerp 3: Inzet van het personeel: uitwerken van een organisatiestructuur Onderwerp 4: Voorzieningen: Blackboard-Toledo installeren als leerplatform en communicatiemiddel met studenten Onderwerp 5: Kwaliteitszorg: het mentorschap als trajectbegeleiding Onderwerp 6: Resultaten: databestand in functie van analyse van cijfergegevens met betrekking tot slaagkansen e.d.
50 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Het departementaal onderwijs- en kwaliteitsplan van 2006-2007 kondigt, naast de ontwikkeling van een competentiematrix voor elke opleiding, de uitbouw aan van het Open Hoger Onderwijs (OHO) bachelor in de Maatschappelijke veiligheid, dat in september 2007 meteen van start is gegaan. Tot en met 2006-2007 bevond de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid zich als geheel volledig in de P-zone (‘Plan’) en D-zone (‘Do’) van de PDCA-cirkel. Met het schrijven van het zelfevaluatierapport, werd ook de C-zone (‘Check’) betreden. Een eerste evaluatie van de doelstellingen, het programma, het personeel, de materiële voorzieningen, kwaliteitszorg en resultaten van de opleiding resulteerde in het zelfevaluatierapport dat geschreven is voor de visitatie. Dit rapport heeft volgens de opleiding aanleiding gegeven tot een eerste systematisering van de kwaliteitsbewaking en een optimalisatie van de opleiding in al haar facetten. De commissie stelt dat kwaliteitszorg is uitgewerkt op hogeschool en departementaal niveau. Het kader dat de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en IPSOC opstelden dient nog gedeeltelijk te worden vertaald en geoperationaliseerd in de opleiding. De afgelopen jaren werd het kwaliteitsniveau van het onderwijs zowel aan de hogeschool in het algemeen, als het departement in het bijzonder, aan de hand van diverse metingen geverifieerd en waar nodig bijgestuurd. Ook in de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid zijn in de afgelopen drie jaar al heel wat indicatoren met betrekking tot het brede domein van de kwaliteitszorg van het onderwijs bevraagd. Omdat de opleiding relatief jongis, staat ze ook op dit vlak op een beginpunt. In de toekomst moeten deze metingen verbreed en verdiept worden. Enkele zaken konden nog niet aan bod komen (een bevraging van het beroepenveld, alumni,…). De commissie is van mening dat dit in de nabije toekomst wel het geval zal moeten zijn. Daarnaast zullen een aantal metingen in de komende jaren ook worden verdiept. De opleiding denkt hier aan het uitbreiden van de studietijdmeting voor het tweede en derde jaar, en het toevoegen van een longitudinaal aspect zodat veranderingen doorheen de tijd, maar ook het invoeren van maatregelen, geobserveerd en geëvalueerd kunnen worden. Naast de decretale evaluatie die buiten de student om, driejaarlijks, door het departement wordt georganiseerd, worden docenten door de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en het departement IPSOC ook gestimuleerd om de hun toegewezen opleidingsonderdelen systematisch zelf te evalueren. Binnen de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid wordt geopteerd om elk opleidingsonderdeel, via een beurtrol, om de drie jaar te evalueren. Uiteraard wordt de vragenlijst, voor die opleidingsonderdelen waar het opportuun is, aangepast aan de specifieke eigenschappen van het betreffende opleidingsonderdeel. Tijdens het academiejaar 2006-2007 werden volgende opleidingsonderdelen op deze manier geëvalueerd: -
in het eerste jaar Filosofie, Actualiteit en Veiligheid, Bijzondere vraagstukken sociologie (deel 1), en het Casuswerk als onderdeel van Sociaalagogische vaardigheden; in het tweede jaar Bijzondere vraagstukken filosofie, Sociale psychologie, Statistiek, en de stage; in het derde jaar Veiligheid in internationaal perspectief, de focusgroepen (Werkveldverdieping), en de stage.
Tijdens het academiejaar 2006-2007 werd het eerste jaar (van het academiejaar 2005-2006) van de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid onderworpen aan een studietijdmeting. Hoewel de methodologische opzet van deze bevraging in twee delen in principe goed aansluit bij dit relatief complexe meetprobleem (studietijd), kunnen bij deze eerste afname enkele methodologische en inhoudelijke bedenkingen geformuleerd worden. Het instrument, en misschien vooral de afname ervan, kan in de toekomst ongetwijfeld verder worden verfijnd. Niettemin bieden de resultaten een eerste indicatie van de overeenstemming tussen de studielast die studenten ervaren, en de studielast zoals wordt begroot in het programma. Door het uitbreiden, het verder verfijnen van dit instrument, en in de toekomst het beter bewaken van de kwaliteit van de afname, zal de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid op relatief korte tijd beschikken over een kwalitatief hoogstaande, en cyclisch hernomen, studietijdmeting van de drie jaren van de opleiding.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 51
In 2006 was er een algemene bevraging over de studententevredenheid van alle opleidingen in het departement IPSOC. De enquête werd in totaal door 582 studenten ingevuld, waarvan 36 studenten uit de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Voor de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid heerst er een vrij grote tevredenheid, en deze ligt in de lijn van de globale scores van het departement. Studenten uit de Maatschappelijke veiligheid haalden een gemiddelde tevredenheidscore van 7,3 op 10. De gemiddelde tevredenheid van de studenten uit de vier opleidingen van het departement samen was 7,2. Gevraagd naar de mate waarin ze het departement IPSOC zouden aanbevelen bij vrienden met dezelfde studie-interesses, geeft 9 op 10 respondenten aan dat ze dit zeker zouden doen. Ook wanneer de verschillende deelvragen meer in detail worden bekeken, verschilt de tevredenheid van studenten uit de bachelor in de Maatschappelijke veiligheid in grote lijnen niet van de tevredenheid van de studenten uit de vier opleidingen samen. Wat echter opvalt is dat, in vergelijking met de drie andere opleidingen, de studenten het actualiteitsgehalte van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid bijzonder waarderen. Parallel aan de bevraging van de tevredenheid bij studenten, werd in 2006 ook gepeild naar de tevredenheid van de docenten aan het departement IPSOC. De bevraging werd door 65 docenten beantwoord. Gezien de kleinere aantallen – zowel van deze bevraging onder docenten, als van het aantal docenten binnen de relatief kleine opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid - is het weinig informatief de resultaten toe te spitsen op de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Over het algemeen heerst een relatieve tevredenheid over het werkklimaat en de taakbelasting. Wanneer de docenten bovendien gevraagd wordt of ze onder dezelfde omstandigheden opnieuw voor deze job zouden kiezen, dan antwoordt 85% bevestigend. In september 2007 vierde de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid voor het eerst een generatie afgestudeerde studenten met het nieuwe diploma. Tijdens het opstellen van het zelfevaluatierapport beschikte de opleiding niet over afgestudeerden in het werkveld. Daarom organiseerde de opleiding een bevraging met de werkbegeleiders op de stageplaatsen waar de tweede- en derdejaars studenten Maatschappelijke veiligheid stage lopen. De enquête werd door 27 werkbegeleiders ingevuld. De globale indruk die de resultaten van de bevraging nalaat, is positief. De commissie stelt vast dat de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid, als jonge opleiding, aansluit op een tendens die binnen de hogeschool relatief recent is: via een methodologisch sterk onderbouwd arsenaal aan indicatoren de kwaliteit van het onderwijs, in de brede zin, permanent screenen en opvolgen. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid is niet bezwaard met een traditie aan oudere meetinstrumenten die een overgang naar het gebruik van nieuwe instrumenten kan belemmeren. De commissie is van mening dat er aandacht is voor kwaliteit maar vraagt de opleiding om op opleidingsniveau de kwaliteit de komende jaren meer te structureren en een plan op te stellen met prioriteiten voor de opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding kwaliteitszorg op opleidingsniveau meer te structureren en een plan uit te werken met prioriteiten voor de opleiding. De commissie adviseert een herhaling van metingen bij het werkveld, van de studietijdmetingen bij studenten en vraagt een opstart van metingen bij alumni en ATP. Er is nood aan het versterken van kwalitatieve onderbouw in tevredenheidmetingen.
52 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Om de verbeteringspunten en uitdagingen die uit de verschillende metingen naar voor komen beter op elkaar af te stemmen, wordt vanaf het academiejaar 2003-2004 op departementaal niveau gewerkt met het Departementaal Onderwijs- en Kwaliteitsplan (DO&Kp). Uit het departementaal onderwijs- en kwaliteitsplan van 2004 kan voor de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid volgend algemeen streefdoel worden afgeleid: ‘Stapsgewijze uitbouw van de nieuwe professionele bacheloropleiding als volwaardige opleiding naast de andere opleidingen binnen het departement’. De commissie stelt vast dat anno 2008 dit streefdoel is gerealiseerd: de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid staat als een volwaardige, professionele bacheloropleiding van drie opleidingsjaren naast de andere opleidingen in IPSOC. Daarbij verdient ook het jongste project, het flexibel traject Open Hoger Onderwijs (OHO) dat sinds 1 september 2007 van start is gegaan, een bijzondere vermelding. Ten slotte kan ook het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid zich vandaag de dag als uniek onderzoekscentrum met een groeiend palmares aan opdrachten en publicaties op de markt positioneren. Uit de gesprekken en het zelfevaluatierapport blijkt dat er constant gewerkt wordt aan een aantal verbetermaatregelen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: De sterke visie op maatschappelijke veiligheid die de opleiding en het expertisecentrum richting geeft; Een breed georiënteerd en samenhangend opleidingsprogramma met aandacht voor verdieping en specialisatie via een ruim keuzeaanbod; Een brede waaier aan flexibele leerroutes; Een grote input van externe deskundigen met een ruim netwerk aan contacten tot gevolg; Een ruim aanbod van wetenschappelijke en domeinspecifieke vaktijdschriften en boeken in de bibliotheek; Een goed uitgebouwd netwerk van mentorschap, met bijzondere aandacht voor studenten met een flexibele leerroute, waarbij studenten van nabij gevolgd worden doorheen hun studieloopbaan; Maximaal gebruik van Blackboard/Toledo als communicatie- en informatiekanaal; Een positieve beoordeling van de opleiding door de stageplaatsen; Een grote student- en docententevredenheid; Voor de realisaties van het Expertisecentrum verwijst de commissie naar onderwerp 7 in dit rapport. Om dit alles te realiseren werden de afgelopen jaren acties ondernomen door het departement IPSOC, zoals onder andere: Aanduiding van een verantwoordelijke en docenten met een studieopdracht voor de realisatie van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid; Voorzien in de nodige omkadering voor de realisatie van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid en het Expertisecentrum; Oprichting van de Stuurgroep Maatschappelijke veiligheid; Ondersteuning via de uitbouw van het bibliotheekbestand. Het nieuwe departementaal onderwijs- en kwaliteitsplan zal zo geconcipieerd zijn dat er rekening wordt gehouden met (1) de zes onderwerpen en deelfacetten van het zelfevaluatierapport en met (2) de indeling van het overkoepelend Onderwijsontwikkelingsplan (OOP) van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. De
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 53
verbeteringspunten die in dit rapport zijn geformuleerd, worden vertaald in verbeteringsacties die in het departementaal onderwijs- en kwaliteitsplan worden opgenomen. De fasering zoals hierboven beschreven, wordt gebruikt om de stand van zaken bij te houden. Hierbij worden eveneens de relevante data en verantwoordelijken voor concrete acties ter realisatie van de verbeteringspunten vermeld. De commissie wenst te benadrukken dat de opleiding continu probeert te verbeteren. Daarnaast stelt zij wel vast dat de ondernomen verbeterplannen eerder ad hoc tot stand komen en niet het gevolg zijn van uitgevoerde evaluaties en metingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om op opleidingsniveau de uitkomsten van evaluaties en metingen te hanteren als basis voor het detecteren van prioriteiten en het opstellen van verbeterplannen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op hogeschoolniveau is er de dienst voor Onderwijs en Kwaliteit (DO&K) met een departementale vertegenwoordiging. In het departement IPSOC werd deze functie bekleed door twee personeelsleden; sinds september 2007 werden deze functies toegewezen aan één personeelslid. Op hogeschoolniveau krijgt het personeel geregeld informatie: op de academische opening, op sessies voor beginnende docenten, binnen en buiten de verschillende projectgroepen van de Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen, binnen de jaarlijkse personeelsbijeenkomst, in het huisorgaan KATHO-Ketting, via het intranet van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen en via Toledo. Op departementaal niveau is er eveneens informatie-uitwisseling via Toledo, nieuwsbrief, coördinatieraad, personeelsvergaderingen, verslaggeving adviesorganen en werkgroepen… Alle nuttige informatie is digitaal beschikbaar. Per academiejaar worden intern minstens een viertal algemene personeelsvergaderingen georganiseerd. Binnen de opleiding werd van bij de aanvang gekozen voor een kernteam die de uitbouw en organisatie van de opleiding en het expertisecentrum realiseert. Het kernteam bestaat grotendeels uit mensen, speciaal aangeworven voor de nieuwe opleiding. In 2006-2007 waren dat 10 docenten, waarvan 1 docent ook coördinator is van het Expertisecentrum en 1 opleidingscoördinator. Naast het kernteam bachelor in de Maatschappelijke veiligheid zijn natuurlijk ook nog een aantal docenten betrokken die één of meerdere vakken opnemen in het opleidingsprogramma. De voltallige docentenploeg, en ook de ombudsvrouw en de studie- en studentenbegeleider, kortom iedereen die direct betrokken is bij de opleiding, worden eenmaal in het jaar op een startvergadering samengebracht. Vertegenwoordigers vanuit het werkveld zijn lid van de departementale raad waar alle onderwijskwesties aan bod komen. Met de start van de nieuwe opleiding wordt ook de samenstelling van de departementale raad op vlak van vertegenwoordigers van het werkveld opnieuw in vraag gesteld. Tot op heden werden geen partners uit het
54 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
werkveld ‘maatschappelijke veiligheid’ in de departementale raad opgenomen. Dit werd deels ondervangen door het bestaan van de Stuurgroep ‘maatschappelijke veiligheid’ die het werkveld vertegenwoordigt. In IPSOC bestaat er sinds academiejaar 2006-2007 een departementale werkgroep kwaliteitszorg, georganiseerd en opgevolgd door de departementaal verantwoordelijke kwaliteitszorg. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid mandateerde twee docenten om de opleiding in deze werkgroep te vertegenwoordigen. Het doel van deze werkgroep is het doorgeven van informatie, het nadenken over de aanpak en de implementatie van kwaliteitszorg binnen de opleidingen en binnen het departement, en het coördineren van bepaalde metingen. Vanuit de werkgroep worden voorstellen geformuleerd naar de coördinatorenraad die besluiten neemt op departementaal niveau voor alles wat kwaliteitszorg betreft. Personeel en studenten zijn verder betrokken bij de kwaliteitszorg via de opleidingsraad of teamvergaderingen van de opleiding, de departementale raad, het departementaal onderhandelingscomité, de academische raad en de studentenraad. Het personeel is op de eerste plaats betrokken bij de kwaliteitszorg via de opleidingsraad. Elke basisopleiding in KATHO-IPSOC heeft een opleidingsraad waar alle personeelsleden van de opleiding deel van uitmaken. In de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid wordt gewerkt met een kernteam. Daarbij zijn alle docenten vertegenwoordigd die naast lesactiviteiten ook andere taken en verantwoordelijkheden opnemen in de opleiding. In een ruimere docentenkring worden ook de personeelsleden die enkel voor één of twee vakken bij de opleiding betrokken zijn opgenomen. De departementale raad (DR) heeft, op een hoger niveau, recht op informatie over alle aangelegenheden met betrekking tot het departement, bijgevolg ook voor de kwaliteitszorg. De coördinatorenraad (CORA) is verantwoordelijk voor het bepalen en het uitvoeren van het departementaal beleid, inclusief het beleid van de kwaliteitszorg. Naar aanleiding van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap werd er een departementaal onderhandelingscomité (DOC) opgericht en een huishoudelijk reglement opgesteld. Het DOC heeft een drietal bevoegdheden: onderhandelingsbevoegdheid, informatierecht en instemmings-bevoegdheid, en waakt op die manier over de kwaliteit van het onderwijsgebeuren. Studenten worden op verschillende manieren betrokken bij de besluitvorming en evaluaties van het school- en onderwijs: via participatie in de officiële overlegorganen, via informeel contact en overleg met vakdocenten en verantwoordelijken, via de individuele begeleiding van de mentoren en via diverse individuele of klassikale bevragingen en enquêtes. Studenten nemen in IPSOC deel aan de departementale raad, de academische raad, StuVo (Studentenvoorzieningen) en de studentenraad. Op initiatief van het departement worden de studenten jaarlijks betrokken bij de decretale evaluatie van docenten via een schriftelijke bevraging. De opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid werkt voor de evaluatie van de opleidingsonderdelen met een digitale bevraging. In het academiejaar 2006-2007 kregen de studenten de kans hun mening te geven over diverse aspecten van het school- en onderwijsgebeuren in het algemeen in de studententevredenheidsenquête. Informeel is de betrokkenheid van studenten bij de evaluatie en besluitvorming van het onderwijs in de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid groot. Meermaals in het zelfevaluatierapport werd gewezen op de jonge geschiedenis van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Op het moment van het schrijven van het zelfevaluatierapport was nog geen sprake van een afgelijnd beroepenveld, en ook de betrokkenheid van de afgestudeerden bij de opleiding, onderwijsevaluaties en curriculumvernieuwingen, logischerwijs staat pas in zijn kinderschoenen. De opleiding onderhoudt vanuit de dagelijkse werking intensief contact met het werkveld: eerder werd al aangegeven hoe in elk jaar van het opleidingsprogramma op regelmatige basis gastcolleges en studiebezoeken geprogrammeerd staan. Bij uitstek vormen de stages in het tweede en derde jaar van de opleiding het platform voor een intensief contact tussen de opleiding, de docenten, de studenten en het werkveld. En ten slotte onderhoudt de opleiding ook via het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid intensieve contacten met de sector.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 55
De opleiding beschikte in 2006-2007 nog niet over alumni. De uitbouw van een alumniwerking is een prioriteit. Dit kan gerealiseerd door betrokkenheid van alumni bij de verdere ontwikkelingen van de opleiding, via het oprichten van een resonantiegroep die de huidige stuurgroep moet vervangen. Contacten met het beroepenveld zijn er momenteel vooral via stagebezoeken, de gastcolleges en studiebezoeken en de stuurgroep. Uit gesprekken met het werkveld en alumni stelt de commissie vast dat er een grote vraag is naar een omvorming van de bestaande stuurgroep naar een nieuwe resonantiegroep. Deze dient dringend en effectief opgestart worden zodat gesystematiseerde feedback en overleg met het werkveld blijven bestaan. De alumni worden wel uitgenodigd voor de netwerkdag en vacatures worden doorgestuurd, maar zij ervaren dit als te beperkt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding om, via resonantiegroepen, het werkveld en de alumni nauwer te betrekken bij de analyse en de aanpak van verbeteringspunten. De commissie adviseert het opzetten, implementeren en uitvoeren van alumni- en netwerkbeleid.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
voldoende voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
56 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De realisatie van de doelstellingen wordt door de docent rechtstreeks getoetst via evaluaties van de student. De resultaten van de student bij stageactiviteiten, permanente evaluatie, examens, bachelorproef,… geven aan of de vooropgestelde doelstellingen bereikt zijn. Tijdens de gesprekken met studenten bleek dat de studenten het op prijs stellen dat zij uitspraak kunnen doen over de realisatie van de doelstellingen bij zichzelf. Dat gebeurt bij alle vormen van zelfevaluatie en assessment (bijvoorbeeld via portfolio). Naast de evaluatie door de docent en de perceptie van de student, kan de realisatie van de doelstellingen van de opleiding ook worden bekomen door een evaluatie bij het werkveld. Tijdens de opleiding gebeurt dit via de stages en de bachelorproef, nadien via het bevragen van de alumni en het werkveld. De kwaliteit van de stageplaats wordt steeds beoordeeld op basis van prospectiegesprekken die voor elke nieuwe stageplaats werden georganiseerd ter plaatse. Naast informatie-uitwisseling werd een inschatting gemaakt van de kwaliteit van de stagebegeleiding, de kwaliteit van de organisatie als leerplek en de kwaliteit van de mogelijke inhoudelijke opdrachten. Voor dit laatste was een positionering van de stageplaats binnen het werkveld van de maatschappelijke veiligheid een noodzaak. Uit de gesprekken met het werkveld blijkt dat dit niet bij elke organisatie even gemakkelijk te duiden was. De bachelorproef wordt opgevat als een degelijk, wetenschappelijk artikel Deze keuze verplicht de studenten om op een heldere en beknopte wijze, een kernachtig en wetenschappelijk onderbouwd betoog neer te schrijven rond een maatschappelijk relevant en actueel thema. De commissie leidt uit de gesprekken met oud-studenten af dat zij de bachelorproef ervaren als een bewijs van de verworven kennis en kunde, opgedaan tijdens de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid. Zij worden verondersteld te bewijzen op bekwame en zelfstandige wijze, en volgens de geldende wetenschappelijke normen, een kwalitatief hoogstaand product te kunnen afleveren. Uit het zelfevaluatierapport en de gesprekken blijkt dat de opleiding meerdere initiatieven op vlak van internationalisering onderneemt, zoals onder andere het leggen van contacten met partners voor studenten- en docentenuitwisseling, in het bijzonder de Hogeschool Utrecht en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Tijdens het academiejaar 2007-2008 werd een prospectie gehouden naar Dublin en Kopenhagen. Doorheen de opleiding wordt gezorgd voor voldoende stage-ervaring waardoor de studenten een brede en degelijke voorbereiding krijgen op de instap in het werkveld. In het afstudeerjaar krijgen de studenten informatie over alle aspecten van de instap in de arbeidsmarkt (sollicitatie, contacten met VDAB, arbeidsrechterlijke voorschriften…) via een vrijblijvende sollicitatiecursus.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 57
Daar er maar één lichting afgestudeerden is, beperkt zich de informatie rond het tewerkstellingsprofiel tot een minimum. Voor een beschrijving van de sectoren van tewerkstelling zijn de stageplaatsen richtinggevend. Uiteraard kan hieronder enkel een voorzichtige schets worden gemaakt van mogelijke sectoren voor tewerkstelling. De indeling van het werkveld die ook in het opleidingsonderdeel Werkveldoriëntatie wordt gebruikt, brengt structuur. Men onderscheidt twee domeinen: het domein van de publieke veiligheid en dat van de private veiligheid. Binnen het domein van de private veiligheid zijn er de bedrijven en organisaties die zich situeren en die zich bezighouden met bewaking en beveiliging, met private opsporing en veiligheidsadvies (consultancy). Op het domein van de publieke veiligheid zijn er de organisaties die een politionele en justitiële taak vervullen (de lokale en federale politie en de verbindingsniveaus), en de instellingen die taken vervullen op het vlak van civiele veiligheid (brandweer, civiele bescherming, dringende geneeskundige hulpverlening en noodplanning). Tot slot zijn er de diensten die zich situeren binnen de steden en gemeenten en werkzaam zijn binnen de lokale veiligheid: de stedelijke preventiediensten. Aangezien pas in 2007-2008 de eerste bachelors in de Maatschappelijke veiligheid zich op de markt begeven, kan men over niveau en inhoud van de tewerkstelling slechts beperkt een uitspraak doen. Pas recent - september 2007 - werden de eerste afgestudeerde bachelors in de Maatschappelijke veiligheid gediplomeerd. Dit brengt met zich mee dat de opleiding op dit moment nog niet kan terugvallen op een beroepenveld in de volle betekenis van het woord, om de waarde van de afgestudeerden in te schatten. Aangezien er in 2006-2007 nog geen afgestudeerden zijn, kon ook geen tevredenheidmeting worden uitgevoerd. Uit de gesprekken die de commissie had met afgestudeerden leidt zij af dat de globale indruk positief is en dat een groot aandeel van de afgestudeerden verder studeert. Uit de gesprekken met het werkveld blijkt dat de afgestudeerden een brede kennis hebben van het domein Maatschappelijke veiligheid maar tegelijk weinig diepgaande kennis. Dit is zowel een sterkte als een aandachtspunt volgens het werkveld. Uit deze gesprekken blijkt bovendien dat tijdens de opleiding nog meer aandacht mag besteed worden aan rapportering. De commissie is globaal van mening dat de gerealiseerde kwalificaties van de afgestudeerden in overeenstemming zijn met de nagestreefde competenties wat betreft niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert dat een hogere participatiegraad bij de internationalisering van de studenten, één van de streefdoelen moet zijn. De commissie adviseert de opleiding om nog meer aandacht te besteden aan het bereiken van de competenties op het gebied van rapportering.
58 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, als de situatie per opleiding of studiegebied worden opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. In de mate dat de student bij zijn of haar inschrijving duidelijk gemaakt is wat de studieverwachtingen zijn, mag en moet elke opleiding binnen de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen ervan uitgaan dat ze de opdracht heeft het studeren van alle kandidaten optimaal en individueel te begeleiden. Voor de verbetering van de slaagkansen wordt in de loop van het eerste opleidingsjaar door de mentoren en de studie- en studentenbegeleiders systematisch de studievoortgang bekeken. Globaal genomen zijn de slaagkansen in het eerste jaar van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid de laatste jaren gedaald. De huidige slaagcijfers in het eerste jaar van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid liggen echter iets hoger dan de slaagcijfers in de andere opleidingen van het departement IPSOC. Uit de karakteristieken van de instroom blijkt dat ongeveer de helft van de studenten Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) genoten heeft, en de andere Technisch Secundair Onderwijs (TSO). Het aandeel van studenten uit het Beroepssecundair Onderwijs (BSO) blijft verhoudingsgewijs laag. De slaagkansen van studenten uit het ASO liggen hoger dan van studenten uit het TSO. Totnogtoe is nog geen enkele BSO-student geslaagd in het eerste jaar (in de drie voorbije academiejaren). De slaagkansen in het eerste jaar zijn de laatste jaren gedaald (van 81% naar 64%). De slaagcijfers in 2006-2007 in het eerste jaar van de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid liggen in het verlengde van de departementale slaagcijfers. Uit de analyse blijkt echter dat het slaagcijfer van generatiestudenten een stuk hoger ligt dan het slaagcijfer van studenten met een individueel traject. Dit betekent dat de studenten met een individueel traject, waarvan het aantal jaarlijks stijgt, het gemiddelde slaagpercentage doen zakken. Het percentageverschil tussen het aantal geslaagden op het aantal inschrijvingen en het aantal geslaagden op het aantal effectieve deelnemers ligt relatief hoog. Dat wijst op een hoge uitval, voornamelijk in het eerste jaar. Heel wat studenten haken af na de examenperiode van januari indien ze ongunstige resultaten hebben behaald. In het tweede en derde jaar verdwijnt dit probleem nagenoeg volledig. De slaagkansen in het tweede jaar laten een duidelijk verschil zien met die uit het eerste jaar (72% ten opzichte van 64%). Ook hier geldt dezelfde opmerking als eerder geformuleerd bij de slaagkansen van het eerste jaar. Studenten met een individueel traject hebben lagere slaagcijfers dan reguliere studenten. Vorig academiejaar namen alle studenten van het derde jaar deel aan één van de twee, of beide zittijden. Er is met andere woorden geen verschil tussen het slaagcijfer van het aantal ingeschreven studenten en van het aantal studenten dat effectief volledig heeft deelgenomen aan de examens. Enige reden van niet slagen was een tekort bij de verdiepingsstage. Het niet slagen voor stage kan niet gecompenseerd worden met theoretisch opleidingsonderdelen, en resulteert met andere woorden in een herkansing van de stage.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 59
Als we de doorstroom van studenten van het academiejaar 2005-2006 naar het academiejaar 2006-2007 bekijken, zien we dat iets minder dan de helft van de reguliere studenten uit het eerste jaar doorstroomt naar het tweede jaar. Ongeveer 25 % van de eerstejaars studenten stapt over naar een individueel traject. Een ander vierde stopt of valt uit. Het percentage studenten dat niet tijdig doorstroomt is in het eerste jaar aanzienlijk. Rekening houdend met de studenten "verkorte leerroute" is duidelijk dat, verhoudingsgewijs, voor een groot deel van de studenten een aangepast programma en extra begeleiding noodzakelijk is. De opleiding voert een studentgericht beleid bij de begeleiding van de studenten die in hun opleidingstraject vertraging oplopen. Om een vlotte doorstroom te realiseren wordt, bij niet slagen in één of maximum twee opleidingsonderdelen een cumulprogramma voorgesteld. Dit betekent dat studenten ‘op tijd’ doorstromen naar het volgende jaar maar bovenop hun programma nog enkele vakken uit een voorgaand jaar meenemen. Het toewijzen van cumulprogramma’s is beperkt en wordt enkel voorgesteld indien de kans op slagen groot is. Zoals hoger al opgemerkt blijken ASO-studenten gemakkelijker te slagen tijdens de eerste en tweede zittijd. Opleidingsonderdelen zoals Algemene Psychologie en Ontwikkelingspsychologie, Filosofie, Criminologie, Biologie en Recht zijn echter struikelblokken voor alle studenten. In het tweede jaar vormen de vakken Sociale Psychologie en Economie de grootste struikelblokken. Voor wat de stage betreft, scoren ASO-studenten en TSO-studenten even hoog. De kleine groep BSO-studenten slaagt niet in eerste zittijd of haakt al af in de loop van het academiejaar. Bij de afhakers valt het hoog percentage TSO-studenten op. Redenen hiertoe zijn vaak de te hoge studiebelasting, een te hoge moeilijkheidsgraad en/of slechte resultaten na de examenperiode van januari. De commissie stelt vast dat de opleiding geen streefcijfers heeft geformuleerd.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert een grondige analyse van de slaagresultaten om de problematiek van de "uitval" in het eerste en het tweede jaar in normale proporties te kunnen houden De commissie adviseert de opleiding zich te buigen over de ontwikkeling van streefcijfers betreffende slaag- en doorstroomcijfers. De commissie adviseert acties te concipiëren met betrekking tot de slaagkansen van studenten met een individueel traject.
Oordeel over onderwerp 6, resultaten:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
60 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen, de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 61
Bijzondere Kwaliteitskenmerken van de opleiding
De opleiding heeft de beoordeling van een Bijzondere Kwaliteitskenmerken aangevraagd: Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid
Facet
Differentiatie en profilering:
Beoordelingscriterium Het kenmerk levert een betekenisvolle bijdrage aan de differentiatie en profilering in het hoger onderwijs. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het Expertisecentrum neemt volgens de opleiding om twee reden in het Vlaamse hogeschoollandschap een unieke plaats in. De Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen claimt als eerste hogeschool met haar Expertisecentrum het inhoudelijke domein ‘maatschappelijke veiligheid’ op onderzoeksvlak. Daarnaast staat het Expertisecentrum garant voor een kruisbestuiving tussen de opleiding en het onderzoek uitgevoerd in het Expertisecentrum. Het Expertisecentrum bundelt bestaande kennis en praktijkervaringen op het terrein, en zoekt naar integrale oplossingen voor veiligheidsvraagstukken. Het biedt deskundige ondersteuning aan overheden, organisaties, het bedrijfsleven, en particulieren, op het brede domein van de maatschappelijke veiligheid. Het richt zich op twee onderling samenhangende thema’s: lokale veiligheidszorg en integrale veiligheid. Het aanbod van het Expertisecentrum richt zich op vier pijlers: -
-
-
Informatie: Het EMV stelt zich als doel een gespecialiseerd kenniscentrum, en daarmee knooppunt van informatie voor geïnteresseerden in het brede domein van de maatschappelijke veiligheid, te zijn. Onderzoek en maatschappelijke dienstverlening: Het EMV voert zelf onderzoek uit of verleent deskundige ondersteuning en begeleiding bij onderzoek op het domein van de maatschappelijke veiligheid. Het kan hiertoe als onderzoekscentrum worden bevraagd, maar gaat ook prospectief in op onderzoeksvragen uitgeschreven door de diverse overheden, die inhoudelijk in de lijn van de onderzoekspistes van het EMV liggen. Vorming, training en opleiding: Het EMV specifieke ontwikkelt vorming, training en opleiding die beantwoordt aan de concrete behoefte van de vraagsteller. Inhoudelijk gaat het om sociaalwetenschappelijke thema's zoals slachtoffer- en daderhulp, omgaan met agressie, sociale wetgeving, moeilijke klasgroepen en kansarmoede, Ontmoeting: Het EMV stelt zich als doel de contacten tussen diverse partners binnen het brede domein van de maatschappelijke veiligheid te stimuleren. Tijdens een tweejaarlijkse netwerkdag brengt het expertisecentrum professionelen in het brede domein van de maatschappelijke veiligheid bijeen om hen de kans te geven elkaar te ontmoeten in een informele sfeer, en dit vanuit de zorg een integraal en positief antwoord te bieden op veiligheidsvraagstukken.
Ondanks het recente oprichten van het expertisecentrum kunnen al een aantal afgeronde en lopende onderzoeken en adviesopdrachten worden opgesomd zoals onder andere:
62 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
-
-
-
-
-
Onderzoek 'Effectiviteit van technopreventief advies' (01/11/2007 tot 31/10/2008) uitgevoerd in samenwerking met het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC), de School voor Massacommunicatieresearch en het Instituut voor de Overheid, van de K.U.Leuven in opdracht van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid (Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken); Onderzoek ‘Diversiteit bij voetbalclubs uit de eerste klasse en de Koninklijke Belgische Voetbalbond’ (1/11/2007 tot 31/10/2008); dit onderzoek wordt autonoom uitgevoerd door het EMV in opdracht van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid (Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken); Onderzoek 'Ze krijgen er niet genoeg van! Jongeren en gaming, een overzichtstudie' (01/04/2007 tot 31/12/2007) uitgevoerd in samenwerking met de Onderzoekscel Digital Art and Entertainment (HOWESTPIH) en de Onderzoeksgroep Cultuur en Educatie (Universiteit Gent), in opdracht van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA), de studiedienst van het Vlaams Parlement; Studie 'Overlast in parken. Een verkennend onderzoek naar overlastfenomenen in parken en groenzones’ (01/10/2005 tot 31/08/2006) werd uitgevoerd in opdracht van de politiezone VLAS en de Stad Kortrijk. Dit onderzoek resulteerde in een artikel in het Tijdschrift voor Veiligheid en een bijdrage op het congres van de Nederlandse Vereniging voor Kriminologie; Onderzoek ‘Een opleiding voor veiligheid’ afgerond (15/10/2006 tot 15/07/2007) in samenwerking met de Academische Lerarenopleiding Criminologische Wetenschappen (K.U.Leuven) en de École de Criminologie (UCL) in opdracht van de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid (FOD Binnenlandse Zaken).
Daarnaast neemt het Expertisecentrum deel aan de provinciale werkgroep ‘Procesbegeleiding’ en de werkgroep ‘Overlast’, bij de Federale Dienst Politionele Veiligheid verbonden aan de provincie West-Vlaanderen. De commissie ontmoette een volwaardig team van 4 onderzoekers die thema’s behandelen die nauw aansluiten bij de kern van de opleiding. Hoewel ‘onderzoek’ een decretaal bepaalde opdracht is, is het Expertisecentrum een zeldzaam initiatief bij professionele bachelors. Toekomstgericht en op lange termijn kan dit een bijzonder vooruitstrevend project worden genoemd.
Facet
Kwaliteit:
Beoordelingscriterium Het kenmerk draagt bij tot de kwaliteit van de opleiding Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In de lijn van de algemene opleiding tot bachelor in de Maatschappelijke veiligheid ontwikkelt het Expertisecentrum specifieke vorming, training en opleiding die beantwoordt aan de concrete behoefte van de vraagsteller. Het Expertisecentrum voert in samenwerking met de opleiding bachelor in de Maatschappelijke veiligheid ook onderzoek uit in ‘eigen beheer’. Enkele bachelorproeven werden vanuit het centrum aangedragen (op basis van probleemstellingen vanuit het werkveld) en begeleid. De wederzijdse bevruchting en kruisbestuiving van onderwijs binnen de opleiding en Maatschappelijke veiligheid en het onderzoek binnen het Expertisecentrum zijn een groot pluspunt. De opleiding kan rekenen op een kritische massa van een breed en multidisciplinair team dat zijn kennis actueel houdt mede dankzij het expertisecentrum. Daarnaast onderhoudt de opleiding via het Expertisecentrum contact met het brede werkveld.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 63
De nieuwsbrief van het Expertisecentrum informeert zowel de docenten van de opleiding die niet rechtstreeks betrokken zijn met het centrum als externe stakeholders. De docenten geven tijdens de gesprekken aan dat elementen uit de nieuwsbrief gebruikt worden tijdens de lessen. De commissie is van mening dat het expertisecentrum bijgevolg heel wat potentieel bevat om het verstrekte onderwijs mede te steunen op het wetenschappelijk onderzoek binnen het expertisecentrum. Toch is de commissie van mening dat het expertisecentrum haar resultaten nog onvoldoende worden geïmplementeerd in het programma. De opleiding en het expertisecentrum dienen hiervoor een concrete werkwijze uit te werken opdat de kennis uit het expertisecentrum geoperationaliseerd kan worden in het programma. Hierdoor zal de meerwaarde van het expertisecentrum voor onder andere studenten en andere derden beter zichtbaar worden. De opleiding is zich bewust van het feit dat de informatie verkregen in het Expertisecentrum nog meer zou moeten terugstromen naar de studenten.
Facet
Concretisering:
Beoordelingscriterium De gevolgen van het kenmerk voor de kwaliteit van het onderwijs (instroom, onderwijsprogramma, onderwijsproces, output, voorzieningen, kwaliteit staf) zijn geoperationaliseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de gesprekken met het werkveld blijkt dat het expertisecentrum, naast onderzoek dat het uitvoert voor externen, , intern functioneert als denktank van de opleiding waar intellectuele voeding wordt geproduceerd voor de opleiding., Het werkveld stelt tevens dat zij vragen naar dergelijke expertisecentra. Zij beschikken over personeel dat onderzoek kan uitvoeren. Het onderzoek dat het expertisecentrum tot op vandaag uitvoerde wordt door het werkveld gewaardeerd. De commissie heeft vastgesteld dat het Expertisecentrum bestaande kennis en praktijkervaringen op het terrein bundelt, en zoekt naar integrale oplossingen voor veiligheidsvraagstukken. Het biedt deskundige ondersteuning aan overheden, organisaties, het bedrijfsleven, en particulieren, op het brede domein van de maatschappelijke veiligheid. De commissie is positief over de grote output van het expertisecentrum. Oordeel over Bijzonder Kwaliteitskenmerk:
voldoende
Op basis van de oordelen over: Facet Facet Facet
Differentiatie en profilering: Kwaliteit: Concretisering:
goed voldoende voldoende
stelt de commissie vast dat de opleiding zich door het bijzonder kwaliteitskenmerk Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid profileert in het Vlaamse Hogescholenlandschap. Bijgevolg stelt de commissie dat het bijzonder kwaliteitskenmerk aan de opleiding kan worden toegekend.
64 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
In haar reactie op het opleidingsrapport eerste terugmelding geeft de opleiding aan de volgende acties of verbeteringen gepland of uitgevoerd te hebben na het visitatiebezoek: -
De term OHO (Open Hoger Onderwijs) werd vanaf het academiejaar 2009-2010 vervangen door AO (Afstandsonderwijs), Verbeteractie met betrekking tot de aandacht voor het Frans, Verbeteractie voor het toetsen van het competentieprofiel aan de sector en de aansluiting op de arbeidsmarkt, Verbeteractie wat betreft het presenteren van de beroepsrollen aan het werkveld, Verbeteractie wat betreft de aandacht voor management, Verbeteractie voor de integratie van het programma Afstandsonderwijs, Verbeteractie voor de invulling van de terugkomdagen Afstandsonderwijs, Verbeteractie naar aanleiding van de vaststelling van de commissie dat sommige onderwijsleermiddelen niet downloadbaar of te weinig gebruiksvriendelijk zijn, Verbeteractie voor de uitbouw van het Afstandsonderwijs.
De commissie heeft op basis hiervan geen aanpassing van de oordelen doorgevoerd.
Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen | 65
Overzichtstabel van de oordelen
2
score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Facet 2.5 Facet 2.6: Facet 2.7: Facet 2.8:
Studieomvang Studietijd Afstemming vormgeving en inhoud Beoordeling en toetsing Masterproef
score onderwerp voldoende
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende MAVE: goed OHO: voldoende OK voldoende goed voldoende niet van toepassing
Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel
voldoende
Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement Bijzonder Kwaliteitskenmerk Facet: Differentiatie en profilering Facet: Kwaliteit Facet: Concretisering
goed voldoende voldoende
voldoende
voldoende goed goed voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende goed voldoende voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: KATHO -
2
MAVE: OHO:
KATHOLIEKE HOGESCHOOL ZUID-WEST-VLAANDEREN Professioneel gerichte bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid Open Hoger Onderwijs Professioneel gerichte bacheloropleiding Maatschappelijke veiligheid
Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.
66 | Opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
bijlagen
Bijlagen | 67
68 | C.V.van de visitatieleden
bijlage 1
Curriculum vitae van de commissieleden
Johan Ackaert is voorzitter van de Vakgroep Gedragswetenschappen van de Universiteit Hasselt en tevens verbonden aan het Centrum voor Overheid en Recht aan deze universiteit. Zijn onderzoek focust vooral op lokaal beleid en bestuur met bijzondere aandacht voor de veiligheidsproblematiek in een lokale context.
Sabine Denis was tot voor kort adjunct van de directeur van het programma Sociale rechtvaardigheid en verantwoordelijke voor het project rond veiligheid van de Koning Boudewijnstichting. Ze was werkzaam bij het kabinet van de minister van Economie, wetenschapsbeleid en buitenlandse handel, Patricia Ceysens. Sinds 1 januari 2009 is zij directeur bij Business & Society Belgium, een vzw rond maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Romain Hulpia studeerde Pedagogische en Psychologische wetenschappen aan de Universiteit Gent. Hij werkte lange tijd als wetenschappelijk medewerker aan de UGent en verwierf een gelijkwaardigheidsattest aan een doctoraat. Sinds 1991 was hij adviseur voor het hoger onderwijs in de inspectiedienst. Hij werkte mee aan de opstart van de opleidingsdoorlichtingen van het toenmalig één-cyclus-onderwijs en was voorzitter van een honderdtal doorlichtingscommissies. Hij neemt sinds het invoeren van de visitaties van de hogeschoolschoolopleidingen regelmatig het voorzitterschap waar van visitatiecommissies.
Heidi van Houten was als beleidsmedewerker werkzaam bij verschillende gemeentelijke overheden (onder andere beleidsmedewerker kabinet Openbare orde en Veiligheid en Algemeen-juridische zaken en beleidsmedewerker Integrale veiligheid en kabinet). Momenteel is zij hogeschooldocent Integrale veiligheidskunde aan de Hogeschool van Utrecht en lid van de toelatings- en examencommissie voor verschillende leergangen van het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid. Daarnaast is zij tevens freelance auteur van boeken, artikels en educatieve uitgaven op volgende vakgebieden: Geschiedenis, Crisisbeheersing en Rampenbestrijding en Integraal Veiligheidsbeleid.
CV van de visitatieleden 69
70 | Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden
bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 71
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 73
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 75
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 77
Onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 79
bijlage 3
dag 1 13.00 13.15-14.15 14.30-17.30 17.30-18.15 18.15-19.45 19.45-20.15 20.15
dag 2 09.00-9.45
Bezoekschema’s
ontvangst hogeschool broodjeslunch commissie werkoverleg en inzage van de bijlagen kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (bespreking referentiekader) Bijzonder kwaliteitskenmerk informeel ontmoetingsmoment
19.00-19.45 20.00
kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool) studenten eerste jaar en tweede jaar (max. 10 representatief samengesteld, inclusief studentenvertegenwoordigers) intern werkoverleg studenten derde jaar (max. 10 representatief samengesteld, inclusief de studentenvertegenwoordigers) studenten afstandsonderwijs lunch voor de commissie bezoek lokalen docenten (max. 10 representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg) intern overleg en inzage werkdocumenten vertegenwoordigers werkveld (max. 10, gedifferentieerd samengesteld volgens de personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren en die niet ingeschakeld zijn in het programma) afgestudeerden (max. 10 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld) avondmaal voor de commissie
dag 3 08.30-09.00 09.00-09.45 09.45-10.00 10.00-10.30 10.30-11.15 11.15-12.30 12.30-13.30 13.30-14.00 14.00-15.00 15.00-17.00 17.00
administratief-technisch personeel ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding intern werkoverleg verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool) begeleiders stage- en eindwerken (max. 10 representatief samengesteld) intern werkoverleg lunch voor de commissie opleidingsverantwoordelijke(n) vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
10.00-10.45 10.45-11.00 11.00-11.45 11.45-12.15 12.15-13.15 13.15-15.00 15.00-16.30 16.30-18.00 18.00-19.00
Bezoekschema | 81
82 | Documenten Erkenningscommissie
bijlage 4
Documenten Erkenningscommissie
Documenten Erkenningscommissie| 83
84 | Afkortingenlijst
Documenten Erkenningscommissie| 85
86 | Afkortingenlijst
Documenten Erkenningscommissie| 87
88 | Afkortingenlijst
bijlage 5
Lijst van afkortingen en letterwoorden
BZW
begeleid zelfstandig werk
ASO
Algemeen secundair onderwijs
ATP
Administratief en technisch personeel
BAMA
Bachelor Master
BOF
Bijzonder Onderzoeksfonds
BSO
beroepssecundair onderwijs
CLB
centrum voor leerlingenbegeleiding
COMENIUS
educatief Programma van de Europese Commissie gericht op lager en middelbaar onderwijs
DOC
departementaal onderhandelingscomité
DO&K
dienst voor Onderwijs & Kwaliteit
DTO
Databank Tertiair onderwijs
ECDL
European Computer Driving License
ECTS
European Credit Transfer System
EFQM
European Foundation for Quality Management
EQF
European Qualifications Framework
Erasmus
uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van het Lifelong Learning Programme van de Europese commissie
Erasmus Mundus
programma van de Europese om intercontinentale masterprogrammas te ondersteunen
EVC
elders verworven competenties
EVK
eerder verworven kwalificaties
EMV
Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid
FWO
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen
HANTAL
KATHO departement Handelswetenschappen en bedrijfskunde - HANTAL
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
HIVA
Hoger Instituut voor Arbeid
Afkortingenlijst| 89
HOC
Hogeschool onderhandelingscomité
HOR
Hogeronderwijsregister
IAJ
individueel aangepast jaarprogramma
ict
internet- en communicatietechnologie
ICTO
ict en Onderwijs
IPSOC
Instituut voor Psychosociale Opleidingen
IKZ
interne kwaliteitszorg
KATHO
Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen
KSO
Kunstsecundair onderwijs
KZ
(integrale) kwaliteitszorg
LASSI
Learning and Study Strategies Inventory
Leonardo
educatief programma van de Europese Commissie gericht op stages
LINGUA
programma om het taalonderwijs en taaldiversiteit te promoten, onderdeel van het Lifelong Learning Programme van de Europese Commisie
MANI
instrument die de studenten helpt bij de diagnose van studieproblemen en die studietips geeft
MAVE
Maatschappelijke Veiligheid
NARIC
National Academic & Professional Recognition and Information Centre
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
OER
onderwijs en examenreglement
OHO
Open Hoger Onderwijs
OO
onderwijsontwikkeling
OOP
onderwijsontwikkelingsplan
OP
onderwijzend personeel
PBA
professionele bacheloropleiding
PDCA
letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’
PGO
probleemgestuurd onderwijs
PGO
projectgestuurd onderwijs
PROZA
Projectgroep Zelfevalautie (een instrument van kwaliteitszorg, kwaliteitsmeting;
90 | Afkortingenlijst
bevragingssysteem) PWO
projectmatig wetenschappelijk onderzoek
SERV
Sociaaleconomische Raad van Vlaanderen
SID-in
studie- informatiedagen
SMART
Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden
SPA
onderzoek naar de tevredenheid van Studenten, Personeel en de bezigheid van pas-Afgestudeerden
SSB
Studie- en studentenbegeleiding
STB
studietrajectbegeleiding
StuVo
dienst Studenten Voorzieningen
SWOP
Systeem voor Waarderingen en Ontwikkeling van het Personeel
SWOT
letterwoord, duid op een system waarbij “Strengths”, “Weaknesses”, “Opportunities” en “Threats” in de organisatie worden geanalyseerd
TEMPUS
programma van de Europese Commissie om de hervormingen in het hoger onderwijs in Oost-Europ, Centraal-Azië, de landen van de westelijke Balkan en de landen rond de Middellandse Zee te ondersteunen.
Trialoog
intercommunautaire uitwisseling voor hoger onderwijs, project van het Prins Filipsfonds, van de Koning Boudewijnstichting
TRIS
Transnationale Institutionale Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)
TSO
Technisch secundair onderwijs
UNIZO
Unie voor zelfstandige ondernemers
VKW
Vereniging van Christelijke werkgevers
VlaJO
Vlaamse jonge ondernemingen
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VOKA
netwerk van ondernemingen van Het Vlaams Economisch Verbond met de plaatselijke Kamers van Koophandel.
VTE
voltijds equivalenten
VTO
Vorming, Training en Opleiding
ZER
zelfevaluatierapport
Afkortingenlijst| 91