Pausanias
Rondleiding door Griekenland Periegesis tes Hellados VERTAALD EN BECOMMENTARIEERD DOOR JELLE ABBENES
1 Akropolis
(4) Er is één toegang tot de akropolis. Een tweede toegang bestaat niet, omdat de hele akropolis steil aflopende zijdes heeft en een sterke muur. De propylaiën [toegangspoort] hebben een dak gemaakt van wit marmer en zijn tot in mijn tijd onovertroffen in schoonheid en grootte van de stenen. Van de ruiterstandbeelden kan ik niet met zekerheid zeggen of dat de zonen zijn van Xenophon of dat ze zomaar ter versiering zijn gemaakt. Rechts van de propylaiën bevindt zich een tempel gewijd aan de Ongevleugelde Nike [Victorie].1 Vanaf die plek is de zee te zien, en hier – zegt men – heeft Aigeus een einde aan zijn leven gemaakt door zich naar beneden te storten. (5) Het schip dat de kinderen naar Kreta bracht, vertrok namelijk met zwarte zeilen en Theseus (hij was zelfverzekerd meegegaan naar die zogeheten stier van Minos) had zijn vader beloofd witte zeilen te zullen hijsen, als hij terugkeerde na de stier te hebben verslagen. Hij was zijn belofte echter vergeten, omdat hij Ariadne kwijt was geraakt. Zodra Aigeus daarvandaan het schip zag komen met zwarte zeilen, liet hij zich vallen en stierf, omdat hij natuurlijk dacht dat zijn zoon was omgekomen. Voor hem bestaat in Athene het zogeheten heroön van Aigeus. (6) Links van de propylaiën staat een gebouw dat schilderingen bevat.2 (…) (8) Pal aan de ingang van de akropolis staat een Hermes, die ze Propylaios [Voor de 3
Poort] noemen. Ze zeggen dat Sokrates, de zoon van Sophroniskos, die Gratiën heeft gemaakt. De Pythia heeft getuigd dat hij de wijste was van alle mensen, iets wat zij zelfs niet over Anacharsis heeft gezegd, hoewel hij dat wel graag wilde, en dat de reden was dat hij naar Delphi kwam.
23.
(…) (7) Ik ken vele kunstwerken die ik op de akropolis van Athene heb gezien,
waaronder een bronzen jongen gemaakt door Lykios, de zoon van Myron, die het wijwaterbekken vasthoudt, en een Perseus van Myron, die net zijn heldendaad tegen Medusa heeft volbracht. Er is ook een heiligdom voor Artemis Brauronia, met als cultusbeeld een kunstwerk van Praxiteles. Die godin ontleent haar naam aan de deme Brauron. Ook het antieke houten beeld bevindt zich in Brauron, de Artemis uit Tauris, zoals ze dat noemen.4 (8) Het zogeheten Houten Paard staat hier, van brons. Dat dit werk van Epeios eigenlijk een apparaat is geweest om de muren te slechten, weet iedereen die niet onvoorstelbare naïviteit aan de Phrygiërs toeschrijft. De mythe vertelt echter over dat paard, dat zich daarbinnen de beste helden hadden verstopt, en dit bronzen exemplaar is volgens die mythe vormgegeven. Menestheus en Teuker steken hun hoofd naar buiten, en ook de zonen van Theseus. (…)
24.
(1) Hier is een Athena die de Silenos Marsyas een klap geeft, omdat hij de fluit wilde
oppakken, terwijl de godin wilde dat die op de grond zou blijven liggen.5 Tegenover de beelden die ik net genoemd heb, staat de mythische strijd van Theseus tegen de zogeheten Stier van Minos, of dat nu een man was of een monster, zoals de algemeen geaccepteerde traditie wil. Immers vrouwen hebben ook in onze tijd monsters gebaard die nog veel verbazingwekkender waren dan dit beest. (2) Ook staat er een Phrixos, de zoon van Athamas, die door dat ram naar de Kolchiërs is gebracht. Hij heeft hem geofferd aan één of andere god, vermoedelijk de god die in Orchomenos Laphystios wordt genoemd, heeft – volgens Grieks gebruik – de dijbeenderen eruit gesneden, en kijkt nu toe hoe zij verbranden. Aansluitend heb je weer andere beelden, waaronder één van Herakles, die – volgens de mythe – de slangen wurgt. Er is een Athena, die oprijst uit het hoofd van Zeus, en een stier, een wijgeschenk van de raad van de Areiopagos, om welke reden de raad hem ook maar gewijd heeft. Je zou immers allerlei redenen kunnen bedenken, als je zou willen. (3) Ik heb al eerder gezegd dat de Atheners een grotere devotie aan de dag leggen dan anderen. Als eerste mensen hebben zij namelijk Athena de bijnaam Ergane [Werkster] gegeven, als eersten hebben zij Hermesbeelden zonder ledematen opgesteld en ook hebben zij in de tempel een beschermgod voor mensen die deugen.6 Voor wie kunstwerken die met groot vakmanschap zijn vervaardigd, stelt boven kunstwerken die zeer oud zijn, is er ook het volgende te zien: een man met een helm op zijn hoofd, een werk van Kleoitas; Kleoitas heeft hem nagels van zilver gegeven. Er staat een beeld van Ge [Aarde], die Zeus om regen smeekt, of de Atheners nu zelf behoefte hadden aan regen, of dat alle Grieken tezamen waren overvallen door een periode van droogte. Hier staat ook Timotheos, de zoon van Konon, en Konon zelf. Prokne, die de moord op haar zoon beraamt, is samen met Itys gewijd door Alkamenes. Er is een Athena afgebeeld die de olijfboom en een Poseidon die de golf laat ontstaan. (…) (5) Wanneer je de tempel die ze het Parthenon noemen binnengaat, heeft alles in het fronton met de geboorte van Athena te maken, en aan de achterkant heb je de strijd tussen Poseidon en Athena over het land. Het cultusbeeld zelf is gemaakt van goud en ivoor. Midden op haar helm staat een beeld van de Sphinx. Wat over de Sphinx wordt verteld, zal ik beschrijven, wanneer mijn boek tot aan Boiotië is gevorderd. Op de zijkanten van de helm staan griffioenen afgebeeld. (6) Over deze griffioenen vertelt Aristeas uit Prokonnesos in zijn gedicht, dat zij tegen de Arimaspen vechten om het bezit van goud. Dezen wonen ten noorden van de Issedoniërs. Het goud dat door de Griffioenen wordt bewaakt, komt vanzelf uit de aarde omhoog, zegt hij. De Arimaspen zouden mannen zijn met vanaf hun geboorte maar één oog, terwijl griffioenen zouden lijken op leeuwen, maar de vleugels en de bek van een adelaar
hebben. Tot zover en niet verder over griffioenen. (7) Het beeld van Athena staat rechtop gekleed in een tot de voeten reikend gewaad. Op haar borst is van ivoor het hoofd van Medusa aangebracht. Ze houdt een Nike [Victorie] van ongeveer vier el op haar ene hand en in haar andere een lans. Tegen haar voeten aan staat een schild en dichtbij die lans een slang. Die slang zou wel eens Erichthonios kunnen zijn. Op het voetstuk van dat beeld is in reliëf de geboorte van Pandora afgebeeld. Door Hesiodos, evenals door andere dichters, wordt verteld dat deze Pandora de eerste vrouw is geweest. Voordat Pandora werd geschapen, bestonden er helemaal geen vrouwen. Ik herinner me hier alleen een standbeeld te hebben gezien van keizer Hadrianus en bij de ingang van één van Iphikrates, die vele bewonderenswaardige heldendaden heeft verricht. (8) Tegenover de tempel staat een bronzen beeld van Apollo, dat ook door Pheidias zou zijn gemaakt. Ze noemen hem Apollo Parnopios [Sprinkhaangod] omdat de god hun had gezegd dat hij de sprinkhanen zou verdrijven die destijds het land schaadden. Het is bekend dat hij ze heeft verdreven, maar ze vertellen niet op welke manier hij dat heeft gedaan. Ik herinner mij zelf hoe tot drie keer toe de sprinkhanen van het Sipylosgebergte werden vernietigd, telkens op een andere manier. De eerste keer greep hen een harde wind, die hen ver weg blies, een tweede keer had het eerst hard geregend, waarna een hittegolf hen vernietigde, en de derde keer gingen ze kapot, toen ze door plotselinge koude werden gegrepen. Deze gebeurtenissen heb ik zelf meegemaakt.
25.
(1) Op de Akropolis in Athene staan beelden van Perikles, de zoon van Xanthippos en
van Xanthippos zelf, die in de zeeslag bij Mykale tegen de Perzen heeft gestreden. Het beeld van Perikles staat op een andere plek. Naast dat van Xanthippos staat de dichter Anakreon uit Teos, die als eerste na Sappho van Lesbos vooral liefdesgedichten heeft geschreven. Hij is weergegeven als een man die in dronkenschap zingt. Deinomenes heeft de vrouwen er vlakbij gemaakt, Io, de dochter van Inachos en Kallisto, de dochter van Lykaon. Over beide vrouwen gaan volledig vergelijkbare verhalen over de verliefdheid van Zeus, de woede van Hera en de verandering van de ene in een koe en van Kallisto in een beer. (2) Bij de zuidmuur zie je de legendarische oorlog tussen de goden en de Giganten (die vroeger in de buurt van Thracië en de engte van Pallene woonden), dan de strijd van de Atheners tegen de Amazones, de veldslag tegen de Perzen in Marathon en de vernietiging van de Galaten in Mysië, opgesteld door Attalos, elk ongeveer twee el hoog. Ook staat er een Olympiodoros, die zich roem heeft verworven niet alleen door de grootte van zijn daden, maar ook door het moment waarop. (…)
(4) Dichtbij het portret van Olympiodoros staat een bronzen beeld van Artemis met de cultusnaam Leukophryene [van Leukophrys]. De zonen van Themistokles hebben dat beeld opgesteld. Themistokles had namelijk van de koning van Perzië de heerschappij in Magnesia gekregen, en de inwoners van Magnesia vereren Artemis Leukophryene. Maar nu moet ik verder met mijn verhaal, waarbij ik alles zonder uitzondering beschrijf wat met Griekenland te maken heeft. Endoios was qua afkomst een Athener en hij was een leerling van Daidalos. Toen de laatstgenoemde vanwege de dood van Kalos het land moest verlaten, is hij hem gevolgd naar Kreta. Van hem is een zittende Athena met een opschrift dat vermeldt dat Kallias het heeft gewijd en Endoios het heeft gemaakt. 7 (5) Er is een bouwwerk dat Erechtheion genoemd wordt.8 Voor de ingang ligt een altaar gewijd aan Zeus Hypatos [Allerhoogste]. Ze offeren daar geen levende wezens, maar offeren hem alleen koeken en ze gebruiken daarbij zelfs geen wijn. Wanneer je het gebouw binnengaat, zie je altaren, één gewijd aan Poseidon, waar ze op grond van één of ander orakel ook offers brengen aan Erechtheus, een tweede voor de heros Boutes en een derde gewijd aan Hephaistos. Op de muren bevinden zich schilderingen van het geslacht van de Boutaden en (het gebouw bestaat namelijk uit twee delen) binnenin bevindt zich zeewater in een put. Dat is geen groot wonder, want dat komt ook bij andere volkeren voor die het binnenland bewonen, onder andere bij de Kariërs van Aphrodisias. Maar deze put heeft als bijzonderheid dat hij het geluid maakt van golven wanneer de zuidenwind waait. Je ziet ook in de rots een vorm van een drietand. Ze zeggen dat Poseidon die afdruk en die put als tekens heeft neergezet voor zijn claim op het land. (…)
27.
(1) In de tempel van Athena Polias [Stadsgodin] staat een Hermes van hout, waarvan
wordt gezegd dat hij een wijgeschenk is van Kekrops. Hij is echter nauwelijks te zien vanwege de mirtetakken. Wijgeschenken die het vermelden waard zijn, zijn de volgende, van de antieke: een vouwstoel gemaakt door Daidalos, en van de buit behaald op de Perzen het pantser van Masistios, die in Plataia de leiding had over de ruiterij en een kromzwaard waarvan wordt beweerd dat het van Mardonios is geweest. Ik weet dat Masistios is gedood door de Atheense ruiters, maar Mardonios was in gevecht verwikkeld met de Spartanen en is door een Spartaan geveld en daarom zouden de Atheners dat zwaard nooit hebben kunnen pakken, noch zouden de Spartanen het hun waarschijnlijk hebben toegestaan. (2) Over de olijfboom hebben de Atheners niets meer te vertellen, dan dat die het merkteken is geweest van de godin in de strijd om het bezit van dat land. Ook vertellen ze dat die olijfboom was
afgebrand toen de Pers de stad Athene in brand had gestoken, maar dat hij nog dezelfde dag waarop hij was afgebrand, is uitgegroeid tot een lengte van wel twee el. Direct aan de tempel van Athena grenst een tempel voor Pandrosos. Pandrosos was de enige van de zusters die onschuldig was aan de overtreding van het verbod.9 (3) Iets wat mij erg heeft verbaasd en niet aan iedereen bekend is, zal ik beschrijven zoals het gebeurt: twee maagden wonen niet ver van de tempel van Athena Polias, zij worden door de Atheners arrephoroi [geheimendraagsters] genoemd. Zij leven gedurende een bepaalde tijd bij de godin, en wanneer het festival is aangebroken, verrichten ze ’s nachts het volgende ritueel: zij zetten iets op hun hoofd wat de priesteres hun geeft, maar noch de priesteres die het geeft, weet wat het is, noch de meisjes die het dragen. Nu ligt in de stad niet ver weg een hof gewijd aan de zogeheten Aphrodite in de Tuinen en daardoorheen loopt een onderaardse natuurlijke doorgang waarlangs die meisjes afdalen. Ze laten beneden achter wat ze hebben meegenomen en krijgen iets dat ze mee terug nemen, zorgvuldig toegedekt. Daarna laten ze die meisjes gaan, en brengen andere meisjes in hun plaats naar de Akropolis.10 (…) (7) Onder de verhalen die ze in Troizen over Theseus vertellen, is er één dat Herakles in Troizen naar koning Pittheus was gegaan en voor de maaltijd zijn leeuwenhuid had afgelegd. Enkele kinderen van de Troizeniërs waren naar binnen gegaan om hem te bekijken, waaronder ook Theseus, die ongeveer zeven jaar oud was. Die andere jongens, zo vertellen ze, waren direct toen ze die leeuwenhuid zagen, ervandoor gegaan, maar Theseus was zonder al teveel angst stilletjes naar buiten gegaan naar één van de dienaren, had een bijl gepakt en was direct fanatiek tot de aanval overgegaan, omdat hij dacht dat die huid een leeuw was. (8) Dit is het eerste verhaal over hem bij de Troizeniërs. Het verhaal erna vertelt hoe Aigeus onder een rots zijn sandalen en zwaard had gelegd, als herkenningstekens voor zijn zoon, en daarna was weggevaren naar Athene. Theseus had, zodra hij zestien jaar was geworden, die rots opgetild en was weggegaan met de spullen die Aigeus eronder had gelegd. Van deze mythe is een afbeelding gemaakt op de Akropolis, helemaal van brons, op die rots na. (9) Ze hebben nog een ander werk van Theseus als wijgeschenk opgesteld. De mythe daarover gaat als volgt: een stier verwoestte heel Kreta, maar vooral het gebied rond de rivier Tethris. (…). (10) Deze stier was van Kreta naar de Peloponnesos overgebracht (dit zou één van de zogeheten Twaalf Werken van Herakles zijn geweest). Zodra dit dier was losgelaten op de vlakte van Argos, vluchtte het door de Isthmos van Korinthe heen naar Attika naar de deme Marathon, en doodde iedereen die hij tegenkwam, waaronder de zoon van Minos genaamd Androgeos. Koning Minos geloofde niet dat de Atheners onschuldig waren aan de dood van Androgeos, en daarom voer hij met zijn vloot naar Athene en deed hen zoveel kwaad, dat ze
met hem overeenkwamen dat ze hem zeven jongens en evenveel meisjes zouden sturen naar Kreta voor de zogeheten Minotauros die in het labyrint van Knossos woonde. Theseus zou later de stier van Marathon naar de akropolis hebben gedreven en hebben geofferd aan de godin. Het wijgeschenk is van de deme Marathon.
28.
(…) (2) Afgezien van de beelden die ik al heb genoemd, hebben de Atheners als
wijgeschenk twee keer een tiende uit oorlogsbuit aan de godin gewijd, een bronzen Athena, gewijd van de buit van de Perzen die in Marathon zijn geland, een werkstuk van Pheidias. De strijd tussen de Lapithen en Centauren op het schild en wat er verder allemaal op staat is, zeggen ze, erin gegraveerd door Mys, en zowel voor deze gravure als voor alle andere gravures van Mys heeft Parrhasios, de zoon van Euenor, de schetsen gemaakt. De lanspunt van deze Athena en de top van haar helm is zichtbaar voor wie van Sounion naar Athene komt varen.11 Dan staat er een bronzen strijdwagen, een tiende van de buit behaald op de Boiotiërs en de inwoners van Chalkis op Euboia. Er staan ook twee andere wijgeschenken, een Perikles, de zoon van Xanthippos, en – het werk van Pheidias dat het meeste verdient om bekeken te worden – een beeld van Athena dat – naar degenen die het hebben geschonken – Lemnia [Lemnische] wordt genoemd. (3) De muur rondom de Akropolis is volgens de legende, afgezien van de stukken die Kimon, de zoon van Miltiades heeft laten bouwen, gebouwd door Pelasgiërs die ooit aan de voet van de akropolis hebben gewoond. Ze zeggen dat Agrolas en Hyperbios <de bouwers zijn geweest>. Ik heb nagevraagd wie dat waren, maar kon niet meer te weten komen dan dat ze oorspronkelijk uit Sicilië afkomstig waren en later naar Akarnanië zijn verhuisd.12
1
Het kleine Ionische tempeltje van Nike wordt hier door Pausanias vermeld als de tempel voor de “ongevleugelde Nike”. Over deze godin vertelt hij in 3.15.7 dat de Atheners een ongevleugelde overwinningsgodin hadden bedacht, zodat ze niet naar andere partijen toe kon vliegen. Net zo, vertelt hij, hadden de Spartanen een standbeeld van de oorlogsgod Enyalios in ketenen, zodat hij niet bij hen vandaan kon vluchten. Via de inscriptie weten we echter dat in het Nike tempeltje oorspronkelijk de godin Athena werd vereerd, met als cultusnaam Nike. Athena werd nooit gevleugeld afgebeeld, dus hoe charmant Pausanias’ verhaal ook is (of dat van zijn zegsman), het is een vergissing (of een latere traditie, berustend op een vergissing). De twee ruiterstandbeelden, links en rechts van de ingang waren opgesteld ter ere van een overwinning van de Atheense cavalerie op die van de vijanden in 446 voor Chr. onder leiding van o.a. een (maar niet de bekende) Xenophon. Pausanias, die de (bewaarde) inscriptie op het voetstuk vluchtig heeft gelezen, beschouwt de beide ruiters als de zonen van de schrijver Xenophon, Gryllos en Diodoros, die bijna een eeuw later leefden. 2 Het bedoelde gebouw wordt meestal aangeduid als pinakotheek. Het had een toegang in de zuidmuur, en links en rechts daarvan een raam. De afmetingen bedroegen ongeveer 11 x 9 meter. Als sommige schilderingen inderdaad van Polygnotos waren, zoals Pausanias lijkt te suggereren, dan zullen ze als schilderijen op houten panelen van elders daarnaartoe zijn overgebracht, aangezien Polygnotos destijds niet meer zal hebben geleefd. Deze passage is de belangrijkste aanwijzing dat Polygnotos op houten panelen werkte en niet rechtstreeks op de muur. Dit zal ook gelden voor veel andere broemde schilders uit de oudheid. 3 De Hermes Propylaios is mogelijk het zeer populaire beeld van Alkamenes geweest, dat uit vele
kopieën bekend is. Dit beeld had de voor hermen in Attika veel voorkomende rechthoekige sokkel voorzien van genitaliën als “lijf”, met op de sokkel een wijze spreuk als “Ken Uzelf”. Een fraai exemplaar uit de 2de eeuw na Chr. wordt bewaard in het agora-museum. Karakteristiek zijn de kurketrekkerkrullen die in drie rijen over zijn voorhoofd lopen, de zeer volle baard en een haarlint. 4 Het heiligdom voor Artemis Brauronia bevond zich bij het betreden van de akropolis onmiddellijk rechts. Het bestond uit een stoa met twee zijvleugels, waarin tal van wijgeschenken stonden opgesteld, waaronder een enorm bronzen paard, dat het Trojaanse paard moest voorstellen. Het is opmerkelijk dat alle vier de heroën die net naar buiten kijken, met de stad Athene worden geassocieerd. Zo werd de Atheense rol (feitelijk miniem) bij de inname van Troje benadrukt. Voor het plattelandsheiligdom in Brauron zelf, zie 1.33.1 e.v. 5 De beeldengroep die Pausanias beschrijft is bekend van zowel andere beschrijvingen, als van vele kopieën. De beelden zijn gemaakt door de kunstenaar Myron en opgesteld op de Akropolis, omstreeks het midden van de 5de eeuw voor Chr. De godin Athena had de (dubbele?) fluit uitgevonden, maar werd door de andere goden uitgelachen vanwege de gekke gezichten die ze trok, wanneer ze erop speelde. Woedend gooide ze de fluit weg, die – zeer tot haar ongenoegen – door Marsyas werd gevonden en ingepikt. Er zijn geen aanwijzingen dat Athena de Silenos een klap gaf, wel was ze afgebeeld met de hand nog uitgestrekt, alsof ze de fluit net weggooide. Geschrokken en verbaasd deed Marsyas een stap terug, een beweging die blijkbaar door Pausanias verkeerd werd geïnterpreteerd. 6 De gedachtensprong is zo vreemd, dat allerlei vertalingen of correcties zijn voorgesteld. In plaats van een beschermgod voor mensen die deugen is voorgesteld een beschermgod voor alles wat een serieuze studie verdient, of – met correcties – o.a. een beschermgod voor verdragen, de beschermgod van de Joden en een beschermgod die ook in een tempel woont. De cultus van Athena Ergane op de Akropolis als beschermvrouwe van de handwerkslieden, was een al ver voor de bouw van de Akropolis bestaande cultus. In feite is natuurlijk de hele Akropolis gewijd aan AThena in al haar verschillende aspecten. Het Parthenon viert Athena o.a. als oorlogsgodin+ als Athena Polias werd ze geèerd in een meer vreedzame rol. Athena Nike, gelegen vóór de propylaiën, toont Athena die al haar vijanden overwint. Athena Hygeia, als verpersoonlijking van de gezondheid stond opgesteld vlakbij de propylaiën rechts (1.23.4, de sokkel is teruggevonden). Bij de bouw van het Parthenon werd Athena Ergane in een eigen hoekje in de noordvleugel van het Parthenon gehuisvest. Mogelijk is het dit kapelletje waar Pausanias hier aan refereert. 7 Een zittende, archaïsche Athena van 1.47 m. hoog, gevonden op de akropolis wordt gewoonlijk met Endoios in verband gebracht. Athena zit hier op een troon, haar borst is bedekt met de aigis, met aan de randen gaatjes waarin ooit bronzen slangetjes bevestigd waren en in het midden een groot Medusahoofd. Dit beeld is te dateren rond 530 voor Chr. 8 Het Erechtheion, ontworpen als opvolger van de z.g. “oude tempel” van Athena, diende de cultus van zowel Poseidon-Erechtheus als Athena. Het gebouw, klaargekomen in 395 voor Chr., is zeer complex van vorm en in zijn beschrijving is Pausanias warriger dan gewoonlijk. Het “hoofdgebouw” is een oostwest georiënteerde Ionische prostylos tempel, met daarin meerdere cella’s. De oostelijke cella, met de zeszuilige voorhal, stond bekend als het “huis van Athena” en wordt door Pausanias “tempel van Athena Polias” genoemd. Hier stond het oude, houten beeld van de godin Athena, het eigenlijke doel van de grote processie van de Panathenaiën. Het westelijk gedeelte, mogelijk in drieën gedeeld, was het “huis van Erechtheus”, met daarbinnen de zoutput en altaren voor Poseidon-Erechtheus, Boutes en Hephaistos. De monumentale noordhal diende als een soort baldakijn voor de afdruk van Poseidon’s drietand en als voorhal voor de hof van Pandrosos met daarin o.a. de heilige Olijfboom. Onder de zuidelijke Karyatidenhal, tenslotte, lag het graf van de mythische koning Kekrops. 9 De dochters van Kekrops Herse, Pandrosos en Aglauros hadden van de godin Athena een mandje ontvangen, waarin het baby’tje Erichthonios lag (zie 1.14.6), met het uitdrukkelijke verbod om in het mandje te kijken. Herse en Aglauros overtraden het verbod en zagen het baby’tje, met naast hem een enorme slang die hem moest beschermen. Op slag werden ze waanzinnig en sprongen van de akropolis af hun dood tegemoet. De cultus voor Pandrosos [alles-bevochtigende] ging op de akropolis mogelijk nog tot vóór-Mykeense tijden terug. Het zogenaamde Pandroseion, het Pandrosos tempeltje, lag direct aan het Erechtheion, ten westen ervan. Mogelijk is ze van oorsprong een vruchtbaarheidsgodin geweest. 10 Het grote heiligdom van Aphrodite-in-de-Tuinen lag net buiten de stad, zoals Pausanias aangeeft in 1.19.2. Een kleine hof gewijd aan dezelfde godin lag echter direct aan de voet van de noordelijke hellingen van de akropolis, een 150 meter verwijderd van het huisje van de arrephoroi. Deze hof was het doel van de geheime tocht van de arrephoroi. De arrephoroi zelf waren twee of drie meisjes van 7 tot 11 jaar, die tijdens het festival van de Arrephoria geacht werden in het holst van de nacht een mystieke taak uit te voeren. Ze werden gekozen uit de beste families van Athene en dienden enige tijd op de akropolis te verblijven, dichtbij de godin. Er was daarom ook voor hen een huisje op de akropolis gebouwd, compleet met speelplaats. In de nacht van het festival kregen ze van de priesteres van Athena een mandje met daarin – afgedekt – enkele sacrale voorwerpen. Dan liepen ze ’s nachts (zodat ze ook zelf niet werden gezien) via een verborgen trap uitgehouwen in de berghelling naar beneden, naar het heiligdom van Aphrodite aan de voet van de akropolis. Daar gaven ze hun mandje af en
kregen een nieuwe mand waarmee ze weer de akropolis beklommen. Na de overhandiging van deze nieuwe mand aan de priesteres waren ze klaar en mochten terugkeren naar hun families. Een antieke bron vermeldt dat de heilige voorwerpen in het mandje bestonden uit broodjes in de vorm van slangen en fallussen en de takken van de cypres. 11 Pausanias vertelt over een andere gevierde atleet Chairon uit Pellene, viervoudig kampioen in Olympia en tweemaal winnaar in de Isthmische Spelen, dat zijn landgenoten zelfs zijn naam niet meer wilden horen, omdat hij door Alexander de Grote tot tiran van Pellene was benoemd (7.27.7). Dit beeld van Athena stond bekend als Athena Promachos [Kampioen]. Het was de Atheners aangeboden door hun bondgenoten, en heeft het – weggevoerd naar Constantinopel – uitgehouden tot 1204. Toen heeft een dronken en woedende menigte haar woede gekoeld op dat beeld, omdat zij (als heidense godin) natuurlijk wel voor de kruisvaarders zou zijn, die immers al net zo fout in het (katholiek) geloof waren als de heidenen. De beide andere Athenabeelden op de akropolis die al door Pausanias behandeld zijn, waren het houten beeld van Athena Polias en het beeld van goud en ivoor in het Parthenon. Tenslotte stond er de Lemnische Athena, waar weinig van bekend is. Was dit de kortharige Athena die haar helm bekijkt, die ze in haar uitgestrekte hand vasthoudt? 12 Rond 1240-1230 voor Chr. is de akropolis door de Mykeners met een z.g. Cyclopische muur omgeven. Voor die periode was de akropolis slechts beschermd door z’n steil aflopende rotsen. De toegang tot de akropolis lag destijds bij het bolwerk waar later het Niketempeltje zou komen. Het grote Mykeense paleis op de akropolis lag min of meer op de plaats van de “oude tempel” van Athena, in de buurt van het latere Erechtheion. Resten van de Cyclopische muren zijn nog altijd zichtbaar ten zuiden van de propylaiën en dichtbij de zuidwesthoek van het Parthenon. Een verborgen en deels onderaardse trap leidde destijds naar een onderaardse bron, direct ten westen van het latere huis van de arrephoroi. Een tweede vergelijkbaar smalle trap leidde oostelijk van het Erechtheion naar beneden. Het is waarschijnlijk dit Cyclopische muurwerk waar Pausanias hier op doelt. Peisistratos heeft tussen 530 en 520 voor Chr. de oude, vervallen Mykeense muur laten herstellen en op de plek van de latere propylaiën een monumentale toegangspoort laten aanleggen. Z’n uiteindelijke vorm kreeg de akropolis onder Perikles en Kimon.
Pausanias
Rondleiding door Griekenland Periegesis tes Hellados VERTAALD EN BECOMMENTARIEERD DOOR JELLE ABBENES
2 Delphi
9
(1) De stad Delphi ligt in z'n geheel op glooiend terrein en het gewijde tempelterrein
van Apollo verschilt hierin niet van de rest van de stad. Dit is erg groot en vormt het hoogste deel van de stad. Doorlopende wegen doorsnijden de omheining. De wijgeschenken die mij vooral een beschrijving waard leken, zal ik vermelden. (2) Atleten en deelnemers aan de muziekwedstrijden, die door de meeste mensen van weinig belang geacht worden, vind ik niet echt een studie waard. Atleten die zich op één of andere manier blijvende roem hebben verworven, heb ik in mijn boek over Elis behandeld (…). (3) Wanneer je het heiligdom van Apollo binnengaat, zie je een bronzen stier, een werk van de beeldhouwer Theopropos uit Aigina, een wijgeschenk van de inwoners van Kerkyra. Volgens de overlevering verliet een stier op Kerkyra zijn kudde, daalde af vanuit zijn weidegebied en stond te loeien op het strand. Toen zich dit elke dag herhaalde, daalde de koeherder ook af naar het strand en zag een onmetelijke hoeveelheid tonijnen.1 (4) Hij vertelde de Kerkyraiërs in de stad wat er gebeurd was, maar toen zij zich zonder enig succes inspanden om die tonijnen te vangen, stuurden ze bodes naar Delphi om het orakel te raadplegen. Zo offerden zij die stier aan Poseidon en direct na dat offer vingen ze de vissen en van het tiende deel van de vangst hebben zij die wijgeschenken gewijd in Olympia en in Delphi. (5) Direct ernaast staan wijgeschenken van Tegea voor de overwinning op de Spartanen, een Apollo, een Nike en de plaatselijke heroën Kallisto, een dochter van Lykaon, en Arkas, de eponieme held van dat land, dan de zonen van Arkas Elatos, Apheidas en Azan en bovendien Triphylos. Deze Triphylos had niet Erato als moeder, maar Laodameia, de dochter van Amyklas, de koning van Sparta. Ook staat er een beeld van Erasos, de zoon van Triphylos. (6) (…) De mensen uit Tegea hebben deze als dank gestuurd naar Delphi, toen ze de Spartanen die hun land waren binnengevallen krijgsgevangen hadden gemaakt. (7) Recht ertegenover staan wijgeschenken van de Spartanen voor hun overwinning op de Atheners, de Dioskouren, Zeus, Apollo, Artemis en daarbij Poseidon, Lysander, de zoon van Aristokritos, die bekranst wordt door Poseidon, Agias, die in die tijd als ziener dienst deed bij Lysander en Hermon, de stuurman op het admiraalsschip van Lysander. (…). (12) De veldslag die heeft plaatsgevonden tussen de Spartanen en de Argivers om het bezit van Thyrea werd ook voorspeld door de Sibylle, dat die onbeslist zou aflopen. De Argivers vonden echter dat zij de overhand hadden gekregen in die slag en stuurden als dank een bronzen paard (zogenaamd het Houten Paard) naar Delphi. Dit was een werkstuk van Antiphanes uit Argos.
10
(1) Op het voetstuk onderaan het Houten Paard staat een opschrift dat de beelden zijn
opgericht van een tiende van de buit van de slag bij Marathon. Het zijn Athena, Apollo en een
van de generaals, Miltiades. Van degenen die ze heroën noemen, zien we Erechtheus, Kekrops, Pandion, Leos en Antiochos, de zoon van Herakles bij Meda, de dochter van Phylas, dan nog Aigeus en van de zonen van Theseus Akamas. Deze helden hebben naar aanleiding van een orakel uit Delphi hun namen gegeven aan de stammen van Athene. 2 Niet tot de eponieme helden behoren Kodros, de zoon van Melanthos en Theseus en Philaios. (2) De genoemde beelden zijn gemaakt door Pheidias en ze vormen dus een tiende deel van de buit van die slag. Maar Antigonos en zijn zoon Demetrios en Ptolemaios de Egyptenaar hebben ze pas later naar Delphi gestuurd, de Egyptenaar omdat ze op een of andere manier sympathie voor hem voelden, de beide Macedoniërs omdat ze bang voor hen waren. (3) Dichtbij het Paard staan nog andere wijgeschenken van Argos, de aanvoerders van het leger dat samen met Polyneikes tegen Thebe was opgetrokken, Adrastos, de zoon van Talaos, Tydeus, de zoon van Oineus, de afstammelingen van Proitos, Kapaneus, de zoon van Hipponous en Eteoklos, de zoon van Iphis, Polyneikes en Hippomedon, een zoon van de zus van Adrastos. Ook de wagen van Amphiaraos is dichtbij neergezet en op die wagen staat Baton, die de paarden ment en verder met Amphiaraos verwant was. De laatste uit die groep is Halitherses. (4) Dit zijn kunstwerken van Hypatodoros en Aristogeiton en ze hebben ze opgericht, zoals de Argivers zelf zeggen, van de buit van de overwinning die zij en hun Atheense bondgenoten hadden behaald op de Spartanen in Oinoë in de Argolis. Volgens mij hebben de Argivers van de buit van diezelfde slag ook de beelden opgericht van hen die door de Grieken Epigonen [Nakomelingen] worden genoemd. Want ook hun beelden staan daar opgesteld, Sthenelos en Alkmaion, die volgens mij om zijn leeftijd is verkozen boven Amphilochos, en naast hen Promachos, Thersander, Aigialeus en Diomedes. Midden tussen Diomedes en Aigialeus staat Euryalos. (5) Recht tegenover hen staan andere beelden. Die hebben de Argivers gewijd ter herinnering aan het feit dat ze samen met Epameinondas hebben deelgenomen aan de stichting van Messene. Het zijn beelden van de heroën, Danaos, de machtigste van de koningen in Argos en Hypermestra, omdat zij als enige van haar zussen schone handen had. Naast haar staan zowel Lynkeus als heel hun nageslacht doorlopend tot aan Herakles en verder terug, tot aan Perseus.3 (6) De bronzen paarden en de krijgsgevangen vrouwen zijn van de inwoners van Tarentum, opgericht na een overwinning op de Messapiërs, barbaren die grenzen aan Tarentum, het werk van de beeldhouwer Ageladas uit Argos. Tarentum is een kolonie van de Spartanen, met als stichter Phalanthos. Toen Phalanthos op het punt stond te vertrekken, kreeg hij een bericht uit Delphi. Pas als hij een regenbui zou voelen uit een heldere hemel [in het Grieks aithra], zou hij een land kunnen veroveren en een stad. (7) In het begin dacht hij
helemaal niet na over dit orakel en hij vertelde het ook niet door aan zijn orakeluitleggers, maar koerste recht op Italië af. Hij versloeg de barbaren steeds weer, maar het lukte hem niet om ook maar één stad in te nemen of zich meester te maken van een gebied. Daarop moest hij weer aan dat orakel denken en het leek hem toe dat de god met een onmogelijke voorspelling was gekomen. Het had immers nog nooit uit een heldere hemel geregend. Zijn vrouw – zij was hem namelijk van huis gevolgd – zag hoe moedeloos hij was en vertroetelde hem op allerlei manieren en legde het hoofd van haar man op haar schoot en probeerde zijn luizen weg te vangen, en moest zelfs huilen van medelijden toen ze zag hoe de plannen van haar man op niks uitliepen. (8) Toen haar tranen rijkelijk vloeiden, begreep hij ineens het orakel: het regende namelijk op het hoofd van Phalanthos en zijn vrouw had de naam Aithra. Zo veroverde hij de volgende nacht Tarentum op de barbaren, de grootste en meest welvarende van alle steden aan de kust. Ze zeggen dat de heros Taras een zoon is van Poseidon en een plaatselijke nimf en dat zowel de stad als de rivier hun naam ontlenen aan die held. De rivier wordt namelijk net als de stad Taras [= Tarentum] genoemd.
11
(1) Dichtbij het wijgeschenk van de Tarantijnen staat een schathuis van de Sikyoniërs.
Schatten kun je daar echter niet vinden, noch in enig ander schathuis. De Knidiërs hebben de volgende beelden naar Delphi gebracht, hun stichter Triopas, die naast een paard staat, en Leto, Apollo en Artemis, die hun pijlen afschieten op de reus Tityos. Deze heeft al verwondingen aan zijn lichaam. Deze beelden staan naast de schatkamer van de Sikyoniërs. (2) Het schathuis van de Siphniërs is om de volgende reden gemaakt: Het eiland van de Siphniërs had goudmijnen en de god had hun bevolen een tiende van de inkomsten daarvan aan Delphi te schenken. Zij bouwden dat schathuis en droegen een tiende af.4 Later lieten ze uit hebzucht de afdracht vallen, waarna de zee het eiland overstroomde en de goudmijnen liet verdwijnen. (…) (5) De schathuizen van de Thebanen en van de Atheners zijn opgericht na overwinningen in verschillende oorlogen. Van dat van de Knidiërs weet ik niet of het is gebouwd naar aanleiding van een of andere overwinning of puur om hun rijkdom te tonen. Het Thebaanse schathuis is gebouwd van de buit behaald in Leuktra, dat van de Atheners van de buit behaald op de troepen die onder Datis aan land gingen bij Marathon.5 De bewoners van Kleonai hadden evenzeer als de Atheners te lijden van de pest, maar een orakel uit Delphi volgend, offerden ze een bok bij het opkomen van de zon en (want dit was de oplossing voor hun problemen) ze stuurden een bronzen bok aan Apollo. Potidaia in Thracië en Syracuse hebben ook schathuizen gebouwd: één vanwege de grote nederlaag van de Atheners, maar Potidaia uit eerbied voor de god.
(6) De Atheners hebben ook een stoa gebouwd van de schatten die ze in de oorlog hadden veroverd op de Spartanen en de Griekse bondgenoten van de Spartanen. 6 Ook boegversieringen van schepen zijn daar te zien en schilden van brons. (…) Van de buit van die zeeslagen lijkt mij ook een offer te zijn gebracht aan Theseus en aan Poseidon bij Rhion. (…).
12
(1) Er is een rots die zich verheft boven de aarde. Volgens de Delphiërs heeft daarop
een vrouw Herophile gestaan toen ze haar orakels zong; ze wordt ook wel Sibylle genoemd. De Sibylle voor haar, ontdekte ik, was één van de oudste ter wereld. De Grieken zeggen dat zij een dochter is geweest van Zeus en Lamia, de dochter van Poseidon; ook zeggen ze dat zij de eerste vrouw is geweest die orakelverzen heeft gezongen en dat ze door de Libiërs Sibylle werd genoemd.7 (2) Herophile leefde later dan zij, maar ook zij moet voor de Trojaanse oorlog hebben geleefd. Zo heeft ze onder meer voorspeld in haar orakels dat Helena zou opgroeien in Sparta tot onheil voor Azië en Europa en ook dat Troje vanwege haar door Grieken ingenomen zou worden. (...)
13
(7) Herakles en Apollo houden beiden de drievoet vast en staan klaar om erom te
vechten. Leto en Artemis proberen de woede van Apollo te bedaren, Athena die van Herakles.8 Ook deze beeldengroep is een geschenk van de Phokiërs van toen Tellias uit Elis hun troepen aanvoerde tegen de Thessaliërs. De Athena en de Artemis zijn gemaakt door Chionis, de overige beelden zijn van Diyllos in samenwerking met Amyklaios. Men zegt dat zij alle drie uit Korinthe afkomstig waren. (…) (9) Alle Grieken gemeenschappelijk hebben ter ere van hun overwinning in Plataia een gouden drievoet gewijd, staand op een bronzen slang.9 De bronzen delen van dit wijgeschenk zijn tot in mijn tijd ongedeerd gebleven. Het goud hebben de aanvoerders van de Phokiërs echter niet net zo met rust gelaten. (10) De bewoners van Tarentum hebben nog een keer een tiende deel van de oorlogsbuit naar Delphi gestuurd, behaald op de Peuketische barbaren. Hun wijgeschenk is een kunstwerk gemaakt door Onatas van Aigina en Kalynthos. Het zijn beelden van infanteristen en ruiters, en ook Opis, de koning van de Iapygiërs, die de Peuketiërs te hulp was geschoten. Hij is afgebeeld als iemand die gesneuveld is in de strijd en bij zijn lijk staan de heroën Taras en Phalanthos uit Sparta, en niet ver van Phalanthos zie je een dolfijn. Ze vertellen namelijk dat Phalanthos, voordat hij in Italië was aangekomen, schipbreuk had geleden op zee bij Krisa, en dat hij door een dolfijn aan land was gebracht.
14
(…)
(5) Grieken die tegen de Koning [van Perzië] hebben gestreden, hebben in
Olympia een Zeus van brons opgesteld, en ook in Delphi hebben ze een Apollo opgesteld van de buit van de zeeslagen bij Artemision en Salamis. (…)
15
(1) Praxiteles heeft een verguld beeld vervaardigd van Phryne, van wie hij ook een
minnaar was, maar het is door Phryne zelf aan de god geschonken. Daarna heb je twee Apollo beelden, het ene gewijd door Epidauros in de Argolis van de buit behaald op de Perzen, het andere door de bewoners van Megara, toen ze de Atheners in de veldslag bij Nisaia hadden overwonnen. De koe is van Plataia, toen zij samen met de andere Grieken in hun eigen gebied streden tegen Mardonios, de zoon van Gobryas. Dan weer twee Apollo's, de ene gewijd door Herakleia aan de Zwarte Zee, de andere door de Raad der Amphiktyonen, van de boete die ze de Phokiërs hadden opgelegd, omdat ze het land van de god bewerkten. (2) De Apollo wordt Apollo Sitalkas [graanbeschermer] genoemd door de Delphiërs, en heeft een grootte van 35 el. De meeste van hun legeraanvoerders, een beeld van Artemis, een van Athena en de beide Apollo' s zijn geschenken van de Aitoliërs naar aanleiding van hun successen tegen de Kelten. (…)
16
(…)
(3) Wat door de Delphiërs de “navel” wordt genoemd, is gemaakt van wit
marmer, en de Delphiërs zeggen dat hij precies op het middelpunt van de aarde staat, 10 en Pindaros heeft in één van zijn odes vergelijkbare uitspraken gedaan. (4) Dan staat er een wijgeschenk van de Spartanen, een werk van Kalamis, dat Hermione voorstelt, de dochter van Menelaos. Zij is getrouwd geweest met Orestes, de zoon van Agamemnon, en daarvoor met Neoptolemos, de zoon van Achilles. De Eurydamos, generaal van de Aitoliërs, die ook de leiding had tegen het leger van de Kelten, is opgesteld door de Aitoliërs. (…) (6) De inwoners van Karystos op Euboia hebben ook een bronzen koe opgesteld bij Apollo van de Perzenbuit. Volgens mij hebben de Karystiërs en Plataiërs koeien gekozen als wijgeschenk, omdat ze door het verdrijven van de barbaren hun welvaart veilig hadden gesteld, maar vooral de mogelijkheid hadden behouden om hun land in vrijheid te bewerken. Het Aitolische volk heeft beelden van hun generaals en een Apollo en een Artemis gestuurd, nadat ze hun buren de Akarnaniërs hadden onderworpen. (7) De vreemdste geschiedenis die ik heb gehoord, betreft de bewoners van de Liparische eilanden in een gevecht met de Etrusken. De Pythia had de mensen van Lipara namelijk opgedragen om met slechts enkele schepen een zeeslag tegen de Etrusken te beginnen. Daarom waren ze met vijf schepen uitgevaren tegen de Etrusken. Dezen wilden niet
de mindere lijken van de Lipariërs qua zeemanschap en voeren hen daarom tegemoet met hetzelfde aantal schepen. De Lipariërs veroverden deze vijf schepen en daarna een tweede groep van vijf die op hen afvoer, een derde vijftal en op dezelfde manier versloegen ze een vierde vijftal. Ze hebben nu evenveel Apollo’s gewijd in Delphi als ze schepen hadden veroverd. (8) Echekratidas uit Larisa heeft die kleine Apollo opgesteld. De Delphiërs zeggen dat dit het allereerste wijgeschenk is. (...)
17
(5) De stad Orneiai op de Argolis werd tijdens een oorlog in het nauw gebracht door
de Sikyoniërs; ze baden tot Apollo en beloofden hem om, als ze het leger van de Sikyoniërs zouden verdrijven, elke dag een processie naar Delphi te sturen, en daarbij offerdieren van een gespecificeerd soort en aantal te offeren. Ze overwonnen de Sikyoniërs in een veldslag, maar de kosten die ze elke dag opnieuw moesten maken om de beloftes uit dat gebed te vervullen waren groot, en een nog groter probleem dan de uitgaven vormde de moeite die dit kostte. Daarom hebben ze een slimme oplossing bedacht door een processie en een offer voor de god in de vorm van bronzen beelden op te stellen. (…)
19
(…) (3) Vanaf hier wil ik een verhaal uit Lesbos vertellen: toen vissers uit Methymna
hun netten uit zee ophaalden, vonden ze daarin een hoofd gemaakt van olijfhout. Dat hoofd had iets goddelijks, maar het was vreemd en had geen verband met Griekse goden. Daarom vroegen de bewoners van Methymna de Pythia van wie van de goden of helden dit een afbeelding was. Zij beval hen voortaan Dionysos Kephallen [met het hoofd] te aanbidden. Daarom hebben de Methymnaiërs het houten beeld uit zee bij zich gehouden en eren dat met offers en gebeden, maar een bronzen kopie hebben ze naar Delphi gestuurd. (4) In de frontons staan Artemis, Leto, Apollo en de Muzen, het ondergaan van de zon, Dionysos en de vrouwen die thyiaden heten.11 (…)
24
(1) In de voorhal van de tempel van Delphi zijn spreuken gegraveerd die nuttig zijn
voor het leven van de mensen, bedacht door mannen die door de Grieken “wijzen” worden genoemd. Dat waren uit Ionië Thales van Milete en Bias van Priëne, van de Aioliërs op Lesbos Pittakos uit Mytilene, van de Doriërs van Klein-Azië Kleoboulos van Lindos, dan de Athener Solon en de Spartaan Chilon. Als zevende wijze heeft Plato, de zoon van Ariston, in de plaats van Periander, de zoon van Kypselos, Myson uit Chenai genoemd, een dorpje in het Oitagebergte. Deze mannen hebben, toen ze naar Delphi waren gekomen, die beroemde
spreuken aan Apollo gewijd als “Ken Uzelf” en “Niets teveel”. (2) Zij hebben die spreuken daar geschreven. (…) (6) Als je de tempel uitkomt en naar links afslaat, heb je een omheinde hof met daarbinnen het graf van Neoptolemos, de zoon van Achilles. Elk jaar brengen de Delphiërs hem dodenoffers. Verder omhoog klimmend vanaf dat grafmonument heb je een niet zo grote steen. Elke dag overgieten ze hem met olie en bij elk feest leggen ze er ongesponnen wol op. Er wordt wel gedacht dat deze steen Kronos is gegeven in plaats van zijn zoon, en dat Kronos hem weer heeft uitgespuugd. (7) Wanneer je na het bekijken van die steen teruggaat in de richting van de tempel, heb je de zogenaamde Kassotische bron. Erbij staat een kleine muur en de weg omhoog naar de bron loopt daar doorheen. Ze zeggen dat het water van de Kassotische bron onder de grond verdwijnt en in de crypte van de tempel die vrouwen tot profetessen maakt. De bron is genoemd, zeggen ze, naar één van de nimfen van de Parnassos.12
25.
(1) Boven de Kassotische bron staat een gebouw met schilderijen van Polygnotos. Dit
gebouw is een geschenk van de Knidiërs, dat door de Delphiërs lesche wordt genoemd [conversatiehal, vergaderzaal], omdat ze van oudsher daarin bijeenkwamen om serieuze zaken te bespreken en mythische verhalen. (…)
32
(1) Aan de omheining van het heiligdom grenst een theater dat het bekijken waard is.
Wanneer je omhoog gaat uit het ommuurde heiligdom <...> en hier is een standbeeld van Dionysos, een wijgeschenk van de Knidiërs. In het hoogste deel van de stad ligt het stadion. Het was gemaakt van de steensoort die het meest voorkomt rond de Parnassos, tot de Athener Herodes het liet opsmukken met Pentelisch marmer.13 Dit zijn de dingen die een beschrijving verdienen, die nog in mijn tijd zijn overgebleven in Delphi.
1
Deze onwaarschijnlijke geschiedenis is deels bevestigd door de ontcijfering van een sterk verweerde inscriptie op het voetstuk van dit monument (voorheen aangezien voor een deel van de basis van het “Trojaanse paard”): in een archaïsch-Korinthisch alfabet is 10 keer het woord Kerkyra te lezen, de woorden “een tiende”, “Apollo”, “rijkdom”, “van de vangst van tonijnen” en de door Pausanias genoemde kunstenaar Theopropos van Aigina. Of de geschiedenis exact gegaan is, zoals Pausanias vertelt, is niet te achterhalen; wel blijkt de traditie ten aanzien van dit kunstwerk betrouwbaar. 2 De bevolking van de meeste Griekse steden was van oudsher verdeeld in 3 of 4 “stammen”, net als de bevolking van Athene. In elke stam hadden oorspronkelijk enkele aristocratische families de meeste invloed en macht, waardoor de politiek als geheel altijd eerder oligarchisch dan democratisch was. In Athene is het aantal stammen door Kleisthenes uitgebreid tot tien, om overheersing van de politiek door één familie een stuk moeilijker te maken. De nieuw opgerichte stammen hadden net als de oude stammen een beschermende heros nodig en dat was voor de Atheners reden om het orakel van Delphi om hulp te vragen, dat natuurlijk deskundig was in bovennatuurlijke zaken. De door Delphi aangewezen helden gaven hun naam – en dus bescherming – aan
deze stammen en worden daarom eponieme helden genoemd. Ajax, Hippothoön en Oineus zijn in de Hellenistische tijd vervangen door Antigonos, Demetrios en Ptolemaios, mogelijk vanwege ruimtegebrek op het voetstuk. 3 In totaal hebben er 20 beelden gestaan van de mythische koningen van Argos, waarvan 14 voetstukken nu zijn teruggevonden, opgesteld in de exedra rechts van de weg. Het is onduidelijk waarom Pausanias maar 5 namen geeft. Er is wel verondersteld dat in zijn tijd veel beelden verdwenen waren. Vanuit het midden waar Danaos stond, naar links toe stonden er oorspronkelijk nog Hypermestra, Lynkeus, Abas, Akrisios, Danaë, Perseus, Elektryon, Alkmene, Herakles. Behalve deze namen, staat er ook de naam van de beeldhouwer, Antiphanes van Argos. 4 Tot het schathuisje van de Sikyoniërs behoren de eerste fundamenten onmiddellijk links van de weg. In de fundamenten werden de brokstukken gevonden van ten minste twee oudere bouwwerken, waaronder de vroegst bekende tholos (rond 560 voor Chr.), en twee metopen. Van het schathuis van de Siphniërs (rond 525 voor Chr.) zijn grote delen van het (Ionische) fries bewaard gebleven, die te zien zijn in het museum in Delphi. Dit prachtig gedetailleerde archaïsche fries is alleen al een bezoek aan het museum waard. Voldoende fragmenten van het schathuis (inclusief de Karyatiden) zijn bewaard om een complete reconstructie van de voorgevel mogelijk te maken. 5 Van het schathuis van de Thebanen zijn de fundamenten te zien helemaal aan het eind van (de eerste kronkel van) de heilige weg links. Op de muren waren eredecreten voor Thebaanse burgers ingegraveerd. Zeer schamele resten zijn bewaard van het schathuis van de Knidiërs ten oosten van het schathuis van de Atheners. Net als het schathuis van de Siphniërs, had ook dit Karyatiden als steun voor het hoofdgestel in plaats van zuilen. Het is gedateerd rond 555-545 voor Chr. Het schathuis van de Atheners wordt vanwege de laat-archaïsche metopen meestal vroeger gedateerd dan de Perzische oorlogen, rond 507 voor Chr. direct na het herstel van de democratie. Op het platform zuidelijk van het schathuisje hadden de Atheners later buit opgesteld van de slag bij Marathon, met bijbehorende inscriptie. Pausanias gaat ervan uit dat de inscriptie (ook) doelde op het schathuisje. Op de 30 metopen stond de strijd tussen Grieken en Amazones afgebeeld, en werken van Theseus en Herakles. Op de muren staan eredecreten voor Atheense burgers ingegraveerd, maar ook 2 hymnes (compleet met de muzieknotatie) gezongen in 138 en 128 voor Chr. tijdens de Pythische processie. Dit schathuis is in 1906 op kosten van Athene prachtig gerenoveerd. Het schathuis van de Syracusanen lag recht tegenover dat van de Atheners en is zeer slecht geconserveerd. 6 Grote delen van deze zuilenhal zijn nog te zien. De letters van de erop staande inscriptie hebben een archaïsche vormgeving en dateren uit ongeveer 500 voor Chr. De zuilenhal moet daarom ouder zijn dan Pausanias denkt, opgericht naar aanleiding van een beroemde overwinning van de Atheners over de Boiotiërs in 507 (vergelijk Herodotos 5.77), of naar aanleiding van de zeeslag bij Salamis in 480. De buit van de Peloponnesische oorlogen is later neergezet. De inscriptie luidt: “De Atheners hebben deze zuilenhal neergezet en de wapens en de boegversieringen die ze op de vijanden hebben veroverd.” 7 De “rots van de Sibylle” was één van de hoogvereerde rotsblokken aan de voet van de tempel in Delphi. Een ander rotsblok was dat, waarop de godin Leto zou hebben gezeten met het kindje Apollo in haar armen. Pausanias onderscheidt hier vier Sibylle’s, waar er in de klassieke periode nog maar één was. De Sibylle was een priesteres van het Aardorakel, die in extase profeteerde. Zij is te onderscheiden van de Pythia, de priesteres van Apollo. Pausanias acht het bouleuterion, waar de leden van de Raad van Delphi bij elkaar kwamen, geen bespreking waard. Dit gebouw stond tussen het schathuis van de Atheners en de rots van de Sibylle in. Hieruit komt duidelijk Pausanias’ voorkeur voor religieuze bouwwerken, of in elk geval voor “monumenten met een verhaal” naar voren. 8 Het verhaal over het gevecht tussen Apollo en Herakles om de drievoet was in de vroege oudheid een populair motief in de kunst, en komt onder meer voor op een beroemde vaas van de Andokidesschilder in Berlijn (525 voor Chr.) en op het reliëf van de Siphniërs in Delphi. In de gangbare versie van de mythe weigert de Pythia Herakles een orakel, nadat hij in een aanval van waanzin Iphitos had gedood. Herakles greep de drievoet van Apollo en gaf aan dat hij dan wel zelf een orakel zou beginnen. Nadat Herakles en Apollo waren begonnen met vechten (gesteund door respectievelijk Athena en Artemis), moest Zeus de beide halfbroers scheiden door een bliksem tussen hen in te slingeren. Uiteindelijk kreeg Herakles als antwoord dat hij voor zijn wandaad moest boeten door als slaaf te worden verkocht (voor een jaar); van de opbrengst kon dan Eurytos, de vader van Iphitos, schadeloos worden gesteld. Pausanias versie klinkt als een min of meer vroom verzinsel om onenigheid tussen de goden te ontkennen. Nu houden Artemis en Athena hun beschermelingen immers tegen. 9 Deze beroemde drievoet bestond uit drie zich om elkaar heen wikkelende slangen. Aan de bovenkant bogen hun hoofden zich uit elkaar en vormden zo de steunen voor een ketel van goud. De drievoet is door keizer Constantijn overgebracht naar Constantinopel en – omgebouwd tot fontein – in het befaamde hippodroom neergezet. Een deel van één van de slangen is nog over en wordt bewaard in het museum in Istanbul. 10 De befaamde “navel” was een (onbewerkte) heilige steen die in de crypte van de tempel in Delphi werd bewaard, bedekt met een net van plukken wol, geflankeerd door twee gouden adelaars. De navel gaf het exacte
middelpunt van de aarde aan, door Zeus op wetenschappelijke wijze vastgesteld: hij liet van de westelijke en oostelijke rand van de aarde twee adelaars naar het centrum vliegen, en waar deze elkaar kruisten (in Delphi dus) moest zich wel het middelpunt bevinden. De beroemde (bewerkte) steen in het museum van Delphi stond vermoedelijk vóór de tempel en is een nabootsing van de originele steen. 11 De 4de eeuwse tempel staat aan de noordkant direct op de maagdelijke rotsbodem, aan de zuidkant op een compleet bouwwerk aan onregelmatig bewerkte stenen, tot een hoogte van 4.60 m. Hij had oorspronkelijk 6 x 15 met stuc bewerkte zuilen. Op dezelfde plek stond een houten tempel uit de 7de eeuw voor Chr., die in 548 voor Chr. in vlammen opging, daarna een grote archaïsche tempel gebouwd tussen 530 –505 voor Chr. die erg werd bewonderd door Aischylos, Pindaros en Euripides. Talloze fragmenten van deze tempel zijn teruggevonden, waaronder de frontonsculpturen die nu in het museum te zien zijn. Pausanias’ tempel, opgericht na de ondergang van de archaïsche tempel in 373 voor Chr., is gebouwd in 366-329 door Xenodoros en Agathon, werd in 88 voor Chr. in brand gestoken door barbaren uit Thracië, verder onttakeld door de Romeinse veldheer Sulla, maar gerestaureerd door keizer Domitianus. Van de frontonsculpturen van deze tempel, hier door Pausanias beschreven, is niets teruggevonden. 12 Met Kassotische bron bedoelt Pausanias een bronhuis bij de noordoosthoek van de tempel. Het werd via pijpen gevoed vanuit een bron bij het stadion. Hiervandaan werd het water via een stelsel van pijpen naar verschillende plekken in het heiligdom vervoerd, onder andere naar de crypte. 13 Het theater moet één van de oudste constructies in Delphi zijn geweest, aangezien het haast een vereiste is voor de muzikale wedstrijden waarmee de Pythische Spelen zijn begonnen. De eerste tijd hebben de toeschouwers echter op houten banken of direct op de berghelling gezeten. Pas in de 3de eeuw voor Chr. is het theater in steen uitgevoerd. Het verhoogde toneel heeft als versiering een fries gehad met daarop in reliëf de daden van Herakles. De toeschouwersruimte zal plaats hebben geboden aan zo’n 5000 toeschouwers. Bij de zuidwestelijke uitgang uit het theater, waar je ook de omheining van het heiligdom verlaat, is een voetstuk gevonden dat mogelijk hoorde bij het door Pausanias genoemde beeld van Dionysos. De tekst is dan aan te vullen tot “wanneer je omhoog gaat
uit het ommuurde heiligdom . Het stadion is een vrij late toevoeging aan het heiligdom. Nog in de tijd van Pindaros vonden de sportwedstrijden (evenals later nog de paardenraces) in het dal plaats (Pyth. 11.49). In het stenen stadion uit de tijd van Pausanias werd het startpunt gevormd door een rij marmerblokken, met daarin twee gleuven, waarin de atleten hun voeten konden zetten, en een houten startmechanisme. Uit de resten blijkt dat hier steeds 17 of 18 atleten tegelijkertijd konden rennen. De afstand tot de finish bedroeg 178.35 m. (de lengte van de Delphische stadie). Op de stenen banken van het stadion konden zo’n 7000 toeschouwers plaatsnemen. Waaruit de bijdrage van Herodes Atticus exact heeft bestaan, is niet duidelijk. De stenen banken zijn in elk geval niet van marmer, maar de middeleeuwse naam voor het stadion (ta Marmaria) maakt duidelijk dat er destijds genoeg marmer te halen was.
Pausanias
Rondleiding door Griekenland Periegesis tes Hellados VERTAALD EN BECOMMENTARIEERD DOOR JELLE ABBENES
3 Polygnotus
Athene, Stoa Poikile T6
De stoa zelf heeft eerst een schildering van de Atheners die in Oinoë, in het gebied van
Argos, tegenover de Spartanen stonden. Die veldslag is niet weergegeven op z’n hoogtepunt of in een latere fase om specifieke heroïsche acties te laten zien, maar nog in het begin, toen ze op elkaar af marcheerden.1 (2) Op de middelste muur strijden de Atheners onder Theseus tegen de Amazonen. Alleen die vrouwen verloren blijkbaar niet de lust tot nieuwe waagstukken door hun ernstige nederlagen. Immers Themiskyra was door Herakles ingenomen en later werd hun hele leger vernietigd dat ze naar Athene hadden gestuurd. Toch kwamen ze naar Troje om tegen de Atheners zelf te strijden en al de Grieken bij elkaar. Volgend op die Amazones zie je de Grieken wanneer ze Troje hebben ingenomen. De Griekse koningen staan bij elkaar vanwege de wandaad van Ajax tegenover Kassandra. De schildering toont ook Ajax zelf en verschillende krijgsgevangen vrouwen waaronder Kassandra. T7
(3) Het laatste stuk van de schildering toont de troepen die in Marathon hebben
gestreden, de Boiotiërs uit Plataia en de troepen uit Attika die slaags raken met de barbaren. In dit deel gaat de strijd gelijk op. Meer in het centrum van de strijd zie je de barbaren vluchten en elkaar het moeras in dringen. Op het buitenste stuk van de schildering liggen de schepen van de Phoeniciërs en je ziet hoe de Grieken de barbaren die aan boord proberen te komen, afmaken. Hier is ook de heros Marathon geschilderd, naar wie die vlakte is vernoemd en Theseus afgebeeld alsof hij uit de onderwereld omhoog komt en Athena en Herakles. Bij de bewoners van Marathon werd Herakles namelijk het eerst als god beschouwd, zoals ze zelf beweren. Van de vechtende Grieken op dat schilderij springt Kallimachos het meest in het oog, die tot opperbevelhebber van de Atheners was gekozen en Miltiades, één van de generaals, en een heros die Echetlos heet, op wie ik later nog terug zal komen.
Delphi, Lesche 25.
(1) Boven de Kassotische bron staat een gebouw met schilderijen van Polygnotos.2 Dit
gebouw is een geschenk van de Knidiërs, dat door de Delphiërs lesche wordt genoemd [conversatiehal, vergaderzaal], omdat ze van oudsher daarin bijeenkwamen om serieuze zaken te bespreken en mythische verhalen. Dat er veel van zulke gebouwen geweest zijn in heel Griekenland, maakt Homeros duidelijk in het gescheld van Melantho tegen Odysseus:
En nu wil je niet eens gaan slapen bij een smid, of ergens in een lesche, maar kom je hier kletsen. (Odyssee 8.328-9)
(2) Wanneer je dat gebouw binnen gaat, is de hele rechterkant van de schildering de inname van Troje en het wegvaren van de Grieken.3 Ze bereiden de afvaart van Menelaos voor, er is een schip weergegeven en onder de bemanningsleden zie je mannen en kinderen door elkaar, en in het midden van het schip bevindt zich de stuurman Phrontis met twee boothaken in de hand. Homeros laat Nestor van alles aan Telemachos vertellen, waaronder de geschiedenis van deze Phrontis, dat hij van vaderszijde afstamt van Onetor, dat hij de stuurman was van Menelaos en zeer beroemd om zijn ervaring. Toen ze voorbij kaap Sounion in Attika kwamen varen, heeft de dood hem overvallen. Om die reden bleef Menelaos destijds ook achter, die tot op dat moment met Nestor mee was gevaren, om Phrontis te eren met een grafmonument en de overige riten bij de doden.4 (3) Deze man staat dus op het schilderij van Polygnotos en onder hem is één of andere Ithaimenes, die kleren komt brengen, en Echoiax die over de loopplank naar beneden gaat met een bronzen kruik. Polites, Strophios en Alphios breken de tent van Menelaos af, die niet ver van het schip staat. Ook zie je Amphialos, die een andere tent afbreekt, en aan zijn voeten zit een kind. Een bijschrift is er niet bij dit kind, en alleen Phrontis heeft een baard. Alleen van hem heeft Polygnotos de naam kunnen vinden in de Odyssee, volgens mij heeft hij de namen van de overige bemanningsleden zelf verzonnen. (4) We zien een staande Briseïs, Diomede staat boven haar en vóór deze twee staat Iphis. Ze lijken de schoonheid van Helena te bekijken. Helena zelf zit met Eurybates vlakbij haar. Wij dachten dat dat de heraut was van Odysseus, maar hij had nog geen baard. Dan zijn er twee dienaressen, Elektra en Panthalis. De ene staat naast Helena, Elektra bindt haar sandalen vast. Ook deze namen zijn anders dan Homeros in de Ilias gebruikt in de scène waar hij Helena met twee slavinnen de stadsmuur van Troje laat beklimmen. (5) Boven Helena zit
een man met een purperen mantel om zich heen, die heel erg terneergeslagen kijkt. Zelfs voordat je het bijschrift hebt gelezen, zou je al vermoeden dat dat Helenos, de zoon van Priamos,5 was. Dicht bij Helenos heb je Meges. Meges heeft een verwonding aan zijn arm, zoals beschreven door Lescheos, de zoon van Aischylinos uit Pyrrha in het epos Ilioupersis [Verwoesting van Troje]. Hij zou door Admetos, de zoon van Augeias, verwond zijn in het gevecht dat de Trojanen ‘s nachts leverden. (6) Naast Meges is ook Lykomedes afgebeeld, de zoon van Kreon, met een verwonding aan zijn pols. Lescheos zegt dat hij zo verwond is door Agenor. Het is dan ook duidelijk dat Polygnotos nooit zo hun verwondingen had weergegeven, als hij niet dat gedicht van Lescheos had gelezen. Hij heeft Lykomedes echter ook nog een verwonding aan zijn enkel gegeven en een derde aan zijn hoofd. Ook Euryalos, de zoon van Mekisteus, is gewond aan zijn hoofd en aan zijn handpalm. (7) Zij bevinden zich hoger op het schilderij, boven Helena. Volgend op Helena zie je de moeder van Theseus met een kaal geschoren hoofd, en van de zonen van Theseus Demophon, die probeert te bedenken, voor zover je dat aan zijn houding kan zien, of hij Aithra kan redden. 6 De Argivers zeggen dat Theseus ook bij de dochter van Sinis een zoon heeft verwekt, genaamd Melanippos, en dat deze Melanippos een overwinning heeft behaald bij het hardlopen, toen de zogenaamde Epigonen [Nakomelingen] in navolging van Adrastos voor de tweede keer de Nemeïsche spelen organiseerden. (8) Lescheos vertelt over Aithra in zijn gedicht dat zij, toen Troje werd ingenomen, stiekem naar het legerkamp van de Grieken is gekomen, dat zij is herkend door de zonen van Theseus, en dat Demophon haar toen heeft opgeëist bij Agamemnon. Deze wilde hem dat plezier wel doen, maar hij zei dat hij dat niet eerder wilde doen dan dat hij Helena daartoe had overgehaald. Daarop stuurde hij een bode naar Helena, die hem die gunst gaf. Daarom lijkt Eurybates vanwege Aithra naar Helena te zijn gekomen op het schilderij, en hij lijkt haar te vertellen wat Agamemnon hem heeft opgedragen. (9) De Trojaanse vrouwen zijn al krijgsgevangen en weeklagen. Andromache is afgebeeld, en voor haar staat haar zoontje, dat haar bij de borst heeft gepakt. Over hem zegt Lescheos dat hij aan z'n einde is gekomen, doordat hij van de muur af werd gegooid. Dat is echter niet gebeurd na een officieel besluit door de Grieken, maar hij zegt dat Neoptolemos hem op eigen initiatief wilde vermoorden. Van de dochters van Priamos is Medesikaste afgebeeld, eigenlijk één van zijn bastaardkinderen, over wie Homeros zegt dat zij verhuisd is naar de stad Pedaion en getrouwd met Imbrios, de zoon van Mentor. (10) Andromache en Medesikaste hebben hoofddoeken om, Polyxena heeft, zoals dat gewoon is voor ongetrouwde meisjes, haar haren in vlechten op haar hoofd. De dichters vertellen dat zij is geofferd op het graf van Achilles, en ik ken schilderijen in Athene en in Pergamon boven de Kaïkos die het
lijden van Polyxena laten zien. (11) Ook heeft hij Nestor afgebeeld met een vilthoed op z'n hoofd en een lans in z'n hand. Er is ook een paard, dat eruit ziet alsof het op de grond gaat rollen. Tot aan dat paard loopt het strand door, met kiezelstenen op de grond, maar verderop lijkt geen zee meer te zijn.
26
(1) Boven de vrouwen tussen Aithra en Nestor bevinden zich nog meer krijgsgevangen
vrouwen, Klymene, Kreousa, Aristomache en Xenodike. Klymene wordt door de dichter Stesichoros in zijn Ilioupersis opgesomd onder de krijgsgevangen vrouwen. Net zo heeft hij in de Nostoi [Terugkeer van de Grieken] Aristomache genoemd als dochter van Priamos, en echtgenote van Kritolaos, een zoon van Hiketaon. Maar ik ken geen dichter of schrijver die Xenodike noemt. Over Kreousa zeggen ze dat de Moeder der Goden haar samen met Aphrodite heeft behoed voor slavernij bij de Grieken, omdat Kreousa ook de vrouw van Aineias was. Maar Lescheos en de dichter van het epos Kypria hebben Eurydike als vrouw aan Aineias gegeven. (2) Boven deze vrouwen zijn op een bed Deïnome, Metioche, Peisis en Kleodike geschilderd. Van hen komt alleen de naam Deïnome voor in het gedicht dat “de kleine Ilias” wordt genoemd; de namen van de andere vrouwen zijn volgens mij door Polygnotos bedacht. Ook Epeios is afgebeeld, naakt, terwijl hij de muur van Troje aan het afbreken is. Boven de muur steekt alleen de kop uit van het houten paard. Polypoites, de zoon van Peirithoös, heeft een lint om zijn hoofd gebonden, en naast hem staat Akamas, de zoon van Theseus, met een helm op zijn hoofd en op die helm is een helmbos afgebeeld. (3) Ook Odysseus is afgebeeld, met een borstpantser. Ajax, de zoon van Oileus, staat met een schild in zijn hand bij een altaar en legt een eed af over zijn wandaad met Kassandra. Kassandra zit op de grond en houdt het beeld van Athena vast, alsof ze dat van haar voetstuk heeft losgetrokken toen Ajax haar bij de Godin wegsleurde.7 Ook de zonen van Atreus staan afgebeeld, ook zij met een helm op hun hoofd. Menelaos heeft een schild met daarop een slang in reliëf, vanwege het voorteken in Aulis bij het offeren.8 Onder deze mannen die Ajax de eed afnemen, op een lijn met het paard bij Nestor, staat Neoptolemos die net Elasos heeft gedood, wie dat ook maar mag zijn. Hij ziet eruit als iemand die nog net ademt. Neoptolemos haalt net uit naar Astynoos met zijn zwaard, die op één knie is gevallen en ook door Lescheos wordt genoemd. Polygnotos heeft Neoptolemos als enige van het Griekse leger afgebeeld terwijl hij nog Trojanen aan het doden is, omdat het hele schilderij boven het graf van Neoptolemos zou komen. Homeros noemt de zoon van Achilles in zijn hele gedicht Neoptolemos, maar het epos Kypria zegt, dat hem door Lykomedes de naam Pyrrhos [Roodhaar] was gegeven, maar dat hij door Phoinix de naam Neoptolemos [Jonge Soldaat]
had gekregen, omdat < hij net als> Achilles al op jonge leeftijd was begonnen te vechten. (5) Er is een altaar afgebeeld, en een jongetje dat zich uit angst aan het altaar vasthoudt. Op het altaar ligt een bronzen harnas. In mijn tijd is dat soort harnas een zeldzaamheid geworden, maar vroeger werden ze wel gedragen. Het bestaat uit twee bronzen platen, de ene passend rondom de borst en de buikspieren, de andere als bedekking voor de rug. De platen werden “holtes” genoemd. Ze deden de ene voor en de andere achter en vervolgens maakten ze ze met pennen aan elkaar vast. (6) Zo’n harnas leek me ook zonder schild nog afdoende bescherming te bieden. Om die reden heeft ook Homeros Phorkys de Phygiër beschreven zonder schild, omdat hij een holtepantser droeg. Ik heb een afbeelding ervan gezien op dit schilderij van Polygnotos, en ook heeft Kalliphon uit Samos vrouwen geschilderd in het heiligdom van Artemis van Ephese, die de platen van het pantser aanleggen bij Patroklos.9 (7) Aan de andere kant van het altaar heeft hij een staande Laodike geschilderd. Ik heb haar niet kunnen vinden in een opsomming van de krijgsgevangen vrouwen bij enig dichter, en hoe dan ook leek het mij logisch dat Laodike is vrijgelaten door de Grieken. Homeros vertelt in de Ilias in ieder geval van het verblijf van Menelaos en Odysseus bij Antenor, en dat Laodike getrouwd was met Helikaon, de zoon van Antenor. (8) Lescheos vertelt dat Helikaon gewond was geraakt in de nachtelijke strijd, maar dat hij herkend werd door Odysseus en levend door hem uit het strijdgewoel is weggebracht. Het zou daarom in overeenstemming zijn met de zorg van Menelaos en Odysseus voor het huis van Antenor, dat er ook tegenover de vrouw van Helikaon geen wandaden zijn bedreven door Agamemnon en Menelaos. Euphorion, een man uit Chalkis, heeft zeer onwaarschijnlijke verzen geschreven over Laodike.10 (9) Volgend op Laodike is een stenen sokkel afgebeeld, en op die sokkel staat een wasbekken van brons. Medousa houdt met beide handen die sokkel vast, terwijl ze op de grond zit. Ook haar moet men beschouwen als een dochter van Priamos volgens de zang van de dichter uit Himera [Stesichoros]. Naast Medousa bevindt zich een oude vrouw die is kaal geschoren of misschien is het wel een mannelijke eunuch. Hij heeft een naakt jongetje op schoot, dat uit angst een hand voor de ogen houdt.
27
(1) Onder de doden is een naakte man genaamd Pelis op z’n rug gesmeten, onder Pelis
liggen Eïoneus en Admetos, beiden nog met hun harnas aan. Lescheos zegt, dat Eïoneus is gedood door Neoptolemos, en Admetos door Philoktetos. Hogerop liggen andere lijken, aan de voet van het wasbekken Leokritos, de zoon van Poulydamas, die is gedood door Odysseus, en boven Eïoneus en Admetos Koroibos, de zoon van Mygdon. Voor hem is een opvallend grafmonument opgericht in het grensgebied van de Phrygische Stektorenen, en naar hem
gebruiken dichters voor de Phrygiërs traditioneel de naam Mygdoniërs.11 Koroibos was gekomen voor een huwelijk met Kassandra, en hij is volgens de meesten gedood door Neoptolemos, maar Lescheos zegt in z'n gedicht dat het door Diomedes was. (2) Bovenop Koroibos bevinden zich Priamos, Axion en Agenor. Lescheos zei dat Priamos niet is gedood bij de haard van [Zeus] Herkeios, maar dat hij is weggesleurd bij het altaar en bij de deuren van het huis in het voorbijgaan is gedood door Neoptolemos. Over Hekabe heeft Stesichoros in de Ilioupersis gedicht dat ze door Apollo naar Lykië is gebracht. Axion is een zoon van Priamos, en hij is gedood door Eurypylos, de zoon van Euaimon, zegt Lescheos. Volgens dezelfde dichter is Neoptolemos de moordenaar van Agenor. Zo lijkt het erop dat Echeklos, de zoon van Agenor, is gedood door Achilles, en Agenor zelf door Neoptolemos. (3) Het lijk van Laomedon wordt weggedragen door Sinon, één van de makkers van Odysseus, en door Anchialos. Er is daar nog een dode geschilderd met de naam Eresos. De geschiedenis van deze Eresos en Laomedon wordt, voor zover we weten, door niemand bezongen. Ook het huis van Antenor12 is te zien, met een luipaardvel hangend boven de ingang, als teken voor de Grieken om af te blijven van het huis van Antenor. Theano en haar kinderen zijn afgebeeld, Glaukos zittend op een compleet holtepantser, en Eurymachos op een steen. (4) Naast hem staat Antenor, en daaropvolgend Krino, een dochter van Antenor. Krino draagt een baby. De gezichten van hen allemaal staan als bij een ramp. Slaven laden een kist en andere huiswaar op een ezel, en op die ezel zit ook een klein jongetje. In dit deel van de schildering bevindt zich ook een vers van Simonides:
Polygnotos heeft dit geschilderd, een man van Thasos, de zoon van Aglaophon, de verwoesting van de Akropolis van Troje. (…) Zo groot is het aantal figuren en zo schitterend van uitvoering is het schilderij van die man uit Thasos. 1
De veldslag van de Atheners en Argivers tegen de Spartanen maakte deel uit van de Peloponnesische oorlog. De veldslag eindigde in een klinkende overwinning voor Athene en Argos. Van de op de Spartanen behaalde buit richtten de Argivers in Delphi de serie beelden op die de “Zeven tegen Thebe” moesten voorstellen (10.10.4). Het tweede schilderij toonde de strijd tussen de Atheners en de Amazones, die naar Attika waren gekomen om wraak te nemen voor de schaking van Antiope, de koningin van de Amazones, door Theseus. De geschiedenis van Ajax en Kassandra, het onderwerp voor het derde schilderij, vormde één van de schandalen van de Trojaanse oorlog. Kassandra had tijdens de val van Troje haar toevlucht gezocht bij het beeld van Athena, maar Ajax had haar met geweld uit het heiligdom weggesleurd. Voor deze drieste daad werd hij door de Grieken ter dood veroordeeld, om zo de woede van Athena af te wenden. Op welke manier dit beroemde schilderij van Polygnotos propagandistische waarde had voor de stad Athene is niet bekend. Het vierde en laatste schilderij toonde de slag bij Marathon. De beide historische schilderijen hebben mogelijk de zijmuren van de stoa gesierd,
terwijl de mythologische scènes vermoedelijk tegen de achterwand aanzaten. 2 Pausanias gaat nu over tot de beschrijving van de lesche van de Knidiërs, met de enorme schilderijen van Polygnotos. Hierbij slaat hij de nodige wijgeschenken over, deels omdat ze in zijn tijd al verdwenen waren, deels om andere redenen. Eén van de bekendste vondsten uit Delphi is de zogeheten “Wagenmenner”, die deel uitmaakte van een beeldengroep opgericht door de tirannen Hiëro of Gelo van Syracuse. Oorspronkelijk stond hij bovenop een wagen met vier paarden, terwijl een jongeman iets verderop een vijfde paard bij de teugel leidde. Van de wagen, de paarden en de jongeman zijn slechts schamele resten overgebleven, terwijl de wagenmenner (daterend uit 480-470 voor Chr.) één van de fraaiste voorbeelden vormt van de vroegklassieke beeldhouwkunst. De hele groep stond oorspronkelijk aan de noordkant van de tempel, en was vóór Pausanias bedolven bij een aardverschuiving. Andere wijgeschenken bestonden zeker nog in de tijd van Pausanias, maar worden ook niet door hem besproken. Naar de redenen hiervoor kunnen we slechts gissen. Zo stond ten westen van de wagenmenner ooit een beeldengroep opgesteld door Krateros, één van generaals van Alexander de Grote. Deze had Alexander gered tijdens een leeuwenjacht en ter ere daarvan deze gebeurtenis in brons laten vereeuwigen. De hele groep stond opgesteld in een kleine zuilenhal met zes zuilen. Pausanias’ antipathie tegenover de Macedoniërs zal mogelijk met deze omissie te maken hebben. In andere gevallen zal Pausanias misschien aanstoot hebben genomen aan de pure zelfverheerlijking van koningen en generaals zoals bij het ruiterstandbeeld van koning Prousias bovenop een metershoge sokkel, of het vergelijkbare standbeeld van Aemilius Paulus direct links van de ingang van de tempel. In andere gevallen zal Pausanias gewoon het verhaal achter een wijgeschenk de moeite niet hebben gevonden, e.g. bij de uit 9 personen bestaande beeldengroep die de familie van de Thessalische vorst Daochos moest eren. Ook de beide stoa’s van Delphi slaat Pausanias over, de stoa van Attalos ten oosten van de heilige hof van Neoptolemos, gebouwd rond 220 voor Chr. en de enorme stoa van de Aitoliërs ten westen van het heiligdom, gebouwd rond 270 voor Chr., waar later wapens werden tentoongesteld die waren buitgemaakt op de Kelten. De lesche van de Knidiërs was een hal van 18.70 m. x 9.53 m., met banken tegen de vier muren en acht houten zuilen in het midden om het dak te dragen. Hij is op of iets voor het midden van de 5de eeuw voor Chr. gebouwd en versierd met muurschilderingen (eventueel op een houten bord) door de beroemde schilder Polygnotos. Natuurlijk zijn de schilderingen meerdere malen gerestaureerd (of gewoon overgeschilderd) voordat Pausanias ze 600 jaar later zag. 3 De scènes op het schilderij die hier door Pausanias worden beschreven, spelen allemaal ná de inname van Troje: in de tijd is de afvaart van de Grieken de laatste scène, terwijl de andere scènes er aan vooraf gaan. Om die reden heeft men wel verondersteld dat Pausanias met zijn beschrijving per ongeluk aan de verkeerde kant van het schilderij is begonnen en dat de compositie eigenlijk verliep vanaf de scène waarin enkele Trojanen proberen wat van hun bezittingen te redden door ze op een ezel te laden (10.27.4) en eindigt met de afvaart van de Grieken. In totaal worden door Pausanias meer dan 140 figuren genoemd in minstens drie registers. Polygnotos werd in de oudheid geroemd om zijn weergave van emoties in lichaamshouding en gelaatsuitdrukking en werd in Delphi hoog geëerd, waarbij de Amphiktyonen hem onder meer het recht op gratis onderdak toekenden (Plinius, NH. 35.59). Van de beide schilderijen in de lesche van de Knidiërs zijn verschillende reconstructies gemaakt. 4 Odyssee 3. 276 e.v. Toen Menelaos later weer verder wilde varen, zijn zijn schepen in een hevige storm terecht gekomen, die hem uiteindelijk naar Egypte zou blazen. Menelaos zou daarvandaan als één van de laatste Grieken naar huis terugkeren. 5 Dat Polygnotos’ schilderij teruggaat op niet-Homerische bronnen is boven al door Pausanias aangegeven. Ook Helenos is in de Ilias en Odyssee onbekend. Uit Sophokles leren we dat hij een waarzegger was, die op de hellingen van de berg Ida leefde. Toen hij door de Grieken gevangen was genomen, heeft hij hun de taboe’s uitgelegd die Troje beschermden. Door deze te breken konden de Grieken Troje innemen. 6 Aithra, de moeder van Theseus, was door de Dioskouren meegenomen toen zij hun zuster Helena kwamen redden, die ontvoerd was door Theseus. Vervolgens moest Aithra de hele Trojaanse oorlog Helena als slavin dienen. 7 Ajax had – tegen de zeden van die tijd in – Kassandra weggesleept bij het altaar waar zij haar toevlucht had gezocht. De woedende Grieken wilden hem hierom doden, maar hij zocht op zijn beurt bescherming bij een altaar en legde een eed af tegenover de hier genoemde helden Odysseus, de beide zonen van Atreus en nog een held. In de beroemde Stoa Poikile in Athene had Polygnotos een vergelijkbare scène geschilderd (Pausanias 1.15.2), terwijl dezelfde gebeurtenis ook stond afgebeeld op de kist van Kypselos (5.19.5) en op de troon van Zeus in Olympia (5.11.6). Ajax’ eed heeft mogelijk betrekking op de vraag of hij Kassandra ook heeft verkracht, aangezien hij moeilijk kan hebben ontkend haar te hebben weggesleept. Bij de beraadslagingen over het lot van Ajax heeft Odysseus ervoor gepleit om Ajax toch te stenigen (10.31.2; of deed Odysseus dit voordat Ajax naar het altaar vluchtte?). In elk geval lieten de Grieken uiteindelijk Ajax gaan, maar op zijn tocht naar huis trof een wraakzuchtige Athena zijn schip met een bliksemschicht. Ajax weet nog te ontkomen naar een klip en kraait zijn overwinning op de godin Athena uit, waarna Poseidon de klip in tweeën slaat met zijn drietand en Ajax alsnog
verdrinkt. 8 In Aulis had een slang eerst acht kleine vogeltjes uit een nest opgegeten, en daarna de moeder die de kleintjes wilde redden. De ziener Kalchas zag hierin een voorspelling dat de Grieken negen jaar lang (voor de negen vogels) zouden moeten vechten en pas in het tiende jaar Troje zouden innemen. 9 In feite waren dit soort harnassen alleen in gebruik in de 7de en 6de eeuw voor Chr. De passages in Homeros waar ze voorkomen, zijn daarom allemaal vrij late interpolaties in de tekst. 10 De 3de eeuwse dichter Euphorion vertelt hoe Laodike, één van de dochters van Priamos, voor de Trojaanse oorlog een kind had gekregen van Theseus’ zoon Akamas. Tijdens de Trojaanse oorlog werd het kind verzorgd door Aithra, de moeder van Theseus, die als slavin in dienst was van Helena. Bij de val van Troje smeekte Laodike de goden dat de aarde haar zou verzwelgen, liever dan dat zij als slavin verder moest leven. Aldus geschiedde. Akamas stierf in Cyprus aan de gevolgen van een slangenbeet. Deze geschiedenis, voor ons bewaard gebleven in een Byzantijns commentaar op de 4de eeuwse dichter Lykophron, is vermoedelijk aanstootgevend voor Pausanias vanwege het gebed van Laodike en haar eropvolgende verdwijning. In elk geval is dit verhaal niet de bron voor Polygnotos’ schildering gezien het feit dat Laodike daar te midden van de krijgsgevangenen staat. 11 De stad Stektorion lag in de binnenlanden van Klein-Azië, zuidelijk van Ankara. In de post-Homerische traditie kwamen Koroibos en zijn vader Mygdon vanuit die streken om Troje te ontzetten, vgl. Vergilius, Aeneïs 2.341 en verder. In de Ilias worden de Phrygiërs “volk van de godgelijke Mygdon” genoemd (3.185). 12 Antenor gold als pro-Grieks, had vriendschapsbanden met Odysseus en Menelaos en de vrouw van Antenor was priesteres van Athena. Beide elementen droegen bij aan zijn redding: tijdens de inname werd zijn huis gemerkt met een luipaardvel om de Griekse plunderaars te laten weten dat dat huis gespaard moest blijven. Later is Antenor met zijn familie uitgeweken naar Thracië en vandaar naar Venetië, vgl. onder meer Vergilius, Aeneïs 1. 241-249.
Pausanias
Rondleiding door Griekenland Periegesis tes Hellados VERTAALD EN BECOMMENTARIEERD DOOR JELLE ABBENES
4 Olympische Zeus
BOEK 5: ELIS 1 10.
(1) Bij de Grieken zijn talloze verbazingwekkende zaken te zien en te horen, maar
bovenal richt zich de zorg van de goden op de mysteriën in Eleusis en de wedstrijden in Olympia. Het heilige woud [in het Grieks alsos] gewijd aan Zeus noemen ze van oudsher, met een verbastering van de naam, Altis. Ook bij Pindaros wordt die plek in een lied ter ere van een Olympisch winnaar Altis genoemd.1 (2) De tempel en het beeld voor Zeus zijn gemaakt van oorlogsbuit, uit de tijd dat de Eleërs Pisa en de andere omwonenden in een oorlog hadden bedwongen, voor zover die met hen afvallig waren geworden. Pheidias is degene die het cultusbeeld heeft gemaakt, zoals een epigram getuigt dat onder de voeten van Zeus is gegraveerd: “Pheidias, de zoon van Charmidas, uit Athene, heeft mij gemaakt.” De tempel, gemaakt volgens de Dorische orde, is van buiten omgeven door zuilen en is gemaakt van lokale kalksteen. (3) De hoogte van de tempel tot aan het fronton is 68 voet, de breedte 95, de lengte 230. De architect was een man uit de buurt, een zekere Libon. De dakpannen zijn niet van gebakken klei, maar zijn van Pentelisch marmer gemaakt in de vorm van dakpannen van klei. Dit was een uitvinding, zegt men, van een man uit Naxos, geheten Buzes, van wiens hand ook die beelden op Naxos zijn die als opschrift dragen:
De Naxiër Euergis gaf me aan de zoon van Leto, de zoon van Buzes, die als eerste dakpannen van steen maakte.
Deze Buzes heeft geleefd in de tijd van Alyattes de Lydiër, en Astyages, de zoon van Kyaxares, die koning was van de Meden.2 (4) In Olympia staat op beide uiteindes van het dak een vergulde drievoet en exact in het midden van het fronton staat de godin Nike [Victorie], ook verguld. Onder de voeten van Nike zie je een gouden schild met in reliëf een afbeelding van de gorgo Medusa. Het opschrift bij het schild maakt duidelijk wie de gevers zijn van dit wijgeschenk en ook de aanleiding, waarom ze het hebben geschonken. Het gaat namelijk als volgt:
De tempel heeft een gouden schaal, vanuit Tanagra hebben de Spartanen en hun bondgenoten (dit) aan U gewijd een geschenk ten koste van de Argivers, Atheners en Ioniërs, een tiende wegens de overwinning in de oorlog.
BOEK 5
32
Deze veldslag heb ik ook in mijn hoofdstuk over Attika vermeld, toen ik de monumenten in Athene besprak.3 (5) De zone die op de tempel in Olympia aan de buitenkant boven de zuilen loopt, bevat vergulde schilden, 21 in totaal, een wijgeschenk van de Romeinse generaal Mummius, toen hij de Achaiërs in een oorlog had bedwongen, Korinthe had ingenomen en de Dorische bevolking van Korinthe had verdreven. (6) De voorstelling in het fronton aan de voorkant is de wedstrijd met paard en wagen tussen Pelops en Oinomaos, voordat die is begonnen, terwijl bij beide partijen de voorbereidselen tot de race worden getroffen. In het centrum van het fronton staat een beeld van Zeus, rechts van Zeus staat Oinomaos met z'n helm op zijn hoofd en naast hem zijn vrouw Sterope, ook één van de dochters van Atlas. Myrtilos, die de wagen van Oinomaos altijd mende, zit vóór de paarden waarvan er vier zijn, en achter hem komen twee mannen – namen hebben ze niet – maar Oinomaos heeft blijkbaar ook hun opgedragen voor zijn paarden te zorgen. (7) Aan de uiterste zijkant ligt de rivier Kladeos. Deze geniet bij de Eleërs ook verder de meeste verering na de Alpheios. Aan de linkerkant van Zeus zie je Pelops en Hippodameia, dan de wagenmenner van Pelops, de paarden en twee mannen die natuurlijk ook voor Pelops als paardenverzorgers dienen. Opnieuw wordt dan het fronton erg laag, en aan die kant is de Alpheios gemaakt. De man die voor Pelops de teugel voerde, heette volgens de verhalen in Troizen Sphairos, maar de gids in Olympia beweerde dat het Killas was.4 (8) De beeldhouwwerken aan de voorkant zijn van Paionios, die stamt uit Mende in Thracië, die aan de achterkant zijn van Alkamenes, een man uit de tijd van Pheidias, die de tweede prijs verdient wat betreft de kunst van het maken van beelden. De geschiedenis in dit fronton is het gevecht tussen de Lapithen en centauren op de bruiloft van Peirithoös. Midden in het fronton staat Peirithoös, naast hem staat aan de ene kant Eurytion die de vrouw van Peirithoös heeft vastgegrepen en Kaineus die Peirithoös wil helpen, aan de andere kant staat Theseus die de Centauren met een bijl probeert af te weren. Eén Centaur heeft een meisje te pakken, een andere een knappe jongeman. Mijns inziens heeft Alkamenes die mythe afgebeeld, omdat hij in de epen van Homeros had gelezen dat Peirithoös een zoon van Zeus was en omdat hij wist dat Theseus een afstammeling was in de vierde generatie van Pelops.5 (9) In Olympia zie je ook de meeste werken van Herakles:6 boven de deuren van de tempel is de jacht afgebeeld op het everzwijn van Arkadië, de geschiedenis van Diomedes uit Thracië, het gevecht tegen Geryones in Erytheia, je ziet Herakles, die op het punt staat de last van Atlas over te nemen en je ziet hem, terwijl hij het land van de Eleërs reinigt van alle mest. Boven de deuren aan de achterkant zie je hem de Amazone van haar gordel beroven en het
BOEK 5
33
verhaal van de hinde en de stier van Knossos, de vogels van Stymphalos, de Hydra en de leeuw in het land van Argos. (10) Ga je door die bronzen deur naar binnen, dan heb je rechts voor de zuil een beeld van Iphitos, die bekransd wordt door een vrouw genaamd Ekecheiria [Wapenstilstand], zoals het opschrift bij de beeldengroep zegt. Ook binnen in de tempel staan zuilen, en een soort van zuilenhallen op de tweede verdieping. Om naar het beeld toe te gaan, moet je tussen de zuilen door. Ook is er een gedraaide opgang gemaakt naar het dak.
11.
(1) De god – gemaakt van goud en ivoor – is gezeten op een troon.
7
Op zijn hoofd
heeft hij een krans, een imitatie van olijftakken. Op zijn rechterhand draagt hij Nike [Overwinning]. Ook zij is gemaakt van goud en ivoor, ze houdt een lint vast en heeft een krans op haar hoofd. In de linkerhand van de god bevindt zich een scepter, die schitterend is versierd met allerlei soorten metaal, en de vogel bovenop die scepter is een adelaar. Van goud zijn ook de sandalen van de godheid en net zo zijn mantel. Die mantel is ingelegd met dierfiguurtjes en witte lelies. (2) De troon is een bont geheel van goud en edelstenen, bont ook door ebbenhout en ivoor. Er zijn dierfiguren op geschilderd en er is beeldhouwwerk in reliëf. Je ziet vier Nikefiguren als danseressen aan elk van de poten en nog twee andere lager aan elke poot. Aan beide voorpoten zie je Thebaanse jongens die door Sfinxen worden vastgegrepen en weer onder die Sfinxen schieten Apollo en Artemis de kinderen van Niobe neer. (3) Tussen de poten van de troon lopen vier banden van poot naar poot. Op de band die naar de ingang is gericht, bevinden zich zeven beelden, maar het achtste beeld is verloren gegaan en niemand weet hoe. Het zullen wel afbeeldingen zijn van oeroude wedstrijden, want [dergelijke] wedstrijden voor kinderen waren nog niet ingesteld in de tijd van Pheidias. Degene die zich het overwinningslint om het hoofd knoopt, lijkt qua uiterlijk – zeggen ze – op Pantarkes, een jongen uit Elis, en het vriendje van Pheidias. In de 86ste Olympiade heeft Pantarkes nog een overwinning behaald bij het worstelen voor jongens.8 (4) Op de overige banden is een groep mannen samen met Herakles in gevecht met de Amazones. Het totaal van de afgebeelde figuren van de twee partijen bedraagt 29, en ook Theseus staat bij de bondgenoten van Herakles. Niet alleen die poten ondersteunen de troon, maar evenveel zuilen staan tussen de poten in. Het is alleen niet mogelijk om onder de troon te komen, zoals we in Amyklai wel de binnenkant van de troon hebben betreden. In Olympia zijn schermen aangebracht als een soort muren om dat te voorkomen. (5) Van die schermen is degene die recht tegenover de deuren ligt alleen met blauwe verf beschilderd, de andere laten schilderingen van Panainos zien. Daarop staat Atlas afgebeeld, die hemel en aarde omhoog houdt, en naast hem staat Herakles om de last van Atlas over te nemen. Ook zie je Theseus en
BOEK 5
34
Peirithoös, en Hellas en Salamis, met in haar hand de versiering die op de stevens van schepen wordt aangebracht. Van de daden van Herakles zie je het avontuur met de leeuw van Nemea, dan zie je de wandaad van Ajax tegenover Kassandra en Hippodameia, de dochter van Oinomaos, met haar moeder, dan Prometheus, die nog vastzit in de boeien, en Herakles die naar hem kijkt. Ook de volgende mythe wordt namelijk over Herakles verteld, dat hij de adelaar heeft gedood die in het Kaukasusgebergte Prometheus moest kwellen en dat hij Prometheus zelf uit z'n boeien heeft bevrijd. Als laatste in de schildering zie je Penthesileia die haar laatste adem uitblaast en Achilles die haar ondersteunt. Ook dragen twee Hesperiden de appels waarvan de bewaking volgens de mythe aan hen was toevertrouwd. Deze Panainos was een broer van Pheidias. Van zijn hand is ook in de stoa Poikile in Athene de veldslag bij Marathon. (7) Helemaal bovenaan op de troon heeft Pheidias nog boven het hoofd van het beeld aan de ene kant de Gratiën en aan de andere kant de Horai neergezet, elk drie in getal, over wie in het epos wordt gezegd dat zij ook dochters van Zeus zijn. Homeros heeft in de Ilias gedicht dat aan de Horai de hemel is toevertrouwd, als waren ze bewakers aan het hof van een koning. Het steuntje onder de voeten van Zeus, dat door de mensen in Attika een thranion [voetenbankje] wordt genoemd, heeft leeuwtjes van goud, en in reliëf de strijd van Theseus tegen de Amazones, de eerste heldendaad van de Atheners tegenover mensen van een ander volk. (8) Op de basis van de troon en de hele rest van de praal rondom Zeus, zijn gouden versieringen aangebracht, Helios [Zon] op zijn wagen, Zeus en Hera <en ook Hephaistos> met naast hem Charis [Gratie]. Naast haar zie je Hermes en naast Hermes Hestia. Na Hestia komt Eros die Aphrodite verwelkomt, wanneer ze uit de zee oprijst, en je ziet Peitho [Overtuigingskracht] Aphrodite bekransen. Ook Apollo is in reliëf aangebracht samen met Artemis, dan Athena en Herakles, en op het einde van de basis Poseidon en Amphitrite en Selene [Maan], die volgens mij een paard bestuurt. Door andere mensen wordt verteld dat die godin op een muilezel rijdt in plaats van op een paard, en over die muilezel vertellen ze dan een simpel verhaaltje. (9) Ik weet wat er is geschreven over de maten van Zeus in Olympia, hoogte en breedte, maar ik wil de mensen die deze maten hebben vastgesteld niet prijzen, omdat de maten die zij noemen op geen enkele wijze de indruk benaderen die het beeld maakt op wie het met eigen ogen ziet. De god zelf, zeggen ze, heeft nog getuigd van zijn bewondering voor de kunst van Pheidias. Toen het beeld namelijk was voltooid, bad Pheidias tot de god om hem een teken te geven, als het werk hem behaagde. En direct, zegt men, was de bliksem op die plek ingeslagen waar nog in mijn tijd een bronzen waterkruik overheen staat.
BOEK 5
35
(10) De vloer voor het beeld is niet belegd met wit, maar met zwart marmer. Een rand van Parisch marmer loopt in een cirkel om dat zwarte marmer heen, om de uitgegoten olijfolie tegen te houden. Olijfolie is namelijk gunstig voor het beeld in Olympia, en moet ervoor zorgen dat het ivoor geen schade ondervindt van het drassige land van de Altis. Op de akropolis in Athene gebruiken ze geen olijfolie voor het beeld van Athena Parthenos, maar moet water het ivoor beschermen. De akropolis is namelijk droog, omdat die zo hoog ligt, en zo heeft het beeld, gemaakt van ivoor, behoefte aan water en de vochtige koelte van dat water. (11) Toen ik in Epidauros vroeg waarom ze geen water of olijfolie over het Asklepiosbeeld heen goten, vertelden de dienaren in het heiligdom mij dat het beeld van de god en zijn troon bovenop een cisterne waren gebouwd.
12.
(4) In Olympia is een gordijn van wol dat is versierd met Assyrische motieven en met
Phoenicisch purper is geverfd, dat door Antiochos is gewijd.9 Van hem is ook het wijgeschenk van die gouden aigis met daarop het hoofd van de Gorgo in Athene boven het theater. Dit kleed hijsen ze niet op naar het plafond zoals ze dat doen bij de tempel van Artemis in Ephese, maar ze laten het juist met kabels vieren tot op de grond. (5) Wijgeschenken die binnen staan, of in de voorhal van de tempel: een troon van Arimnestos, de koning van de Etrusken, die als eerste van alle barbaren de Zeus van Olympia met een wijgeschenk heeft begiftigd, en bronzen paarden van Kyniska, een teken van haar Olympische overwinning. Deze beelden blijven qua grootte achter bij echte paarden; ze staan rechts, wanneer je de voorhal binnen komt. Er staat ook een bronzen drievoet waarop vroeger de kransen voor de winnaars werden uitgestald, voordat die tafel werd gemaakt. (6) Aan standbeelden voor de keizers hebben de steden die tot de Achaïsche Bond behoren er één van Hadrianus opgesteld, gemaakt van Parisch marmer, en alle Griekse steden gezamenlijk een beeld van Trajanus. Deze keizer heeft de Geten aan het rijk toegevoegd, die ten noorden van Thracië leven en hij heeft oorlog gevoerd tegen de Parthen onder hun koning Osroës, een afstammeling van Arsakos. Wat betreft de vele bouwwerken die op zijn naam staan, zijn de belangrijkste het badhuis dat naar hem vernoemd is en een groot amphitheater en een bouwwerk dat dient voor paardenraces en een lengte heeft van wel twee stadiën, en een markthal voor de Romeinen, die de moeite van het bekijken waard is vanwege z’n algehele fraaie bouw, maar vooral vanwege het dak dat van brons is gemaakt.10 (7) Van de portretten die staan opgesteld in die halfronde niches is dat van electrum de Romeinse keizer Augustus, dat van ivoor is Nikomedes, de koning van de Bithyniërs, is me verteld. Aan hem ontleent de grootste stad in Bithynië zijn naam, een stad die voor die tijd Astakos werd genoemd. De
BOEK 5
36
oorspronkelijke stadsstichter is Zypoites geweest, een man van Thracische afkomst te oordelen naar zijn naam.11 Dat electrum, waarvan ze het portret van Augustus hebben gemaakt, wordt deels in het zand van de Eridanos van nature gevonden, en is dan buitengewoon zeldzaam en wordt om velerlei redenen hoog gewaardeerd. Een ander soort electrum is zilver vermengd met goud. (8) In de tempel in Olympia bevinden zich drie wijgeschenken van Nero die kransen van wilde olijfbladeren voorstellen, en een vierde is een imitatie van een krans van eikenbladeren. Ook liggen daar 25 bronzen schilden die gedragen worden bij de hardloopwedstrijd voor zwaargewapenden. Ook staan er steenplaten met teksten, waaronder de steen met een eed van trouw van de Eleërs voor een bondgenootschap van honderd jaar met de Atheners, de Argivers en de bewoners van Mantineia.12
13.
(8) Het altaar voor de Olympische Zeus staat op ongeveer gelijke afstand van het
Pelopion en het heiligdom van Hera en ligt in feite voor allebei tegelijk. Sommigen zeggen dat het altaar is gebouwd door de Idaïsche Herakles, maar anderen dat het door plaatselijke heroën is gebouwd twee generaties na Herakles. Het is gemaakt van de dieren die aan Zeus zijn geofferd, van de as van hun dijbeenderen, zoals dat ook het geval is in Pergamon. Van as is ook het altaar voor Hera op Samos, maar dat is niet monumentaler dan de altaren in Attika die de Atheners als tijdelijke haardvuren aanduiden.13 (9) De eerste trede van het altaar in Olympia, die ze prothysis [vooroffer], noemen heeft een omtrek van 125 voet, de omtrek van het stuk dat bovenop de prothysis is opgehoopt, is 32 voet. De totale hoogte van het altaar komt op 22 voet. De offerdieren zelf plegen ze op het onderste stuk te offeren, de prothysis, de dijbeenderen brengen ze omhoog tot op het hoogste stuk van het altaar en verbranden ze daar. Treden gemaakt van steen leiden aan beide zijden tot op de prothysis, maar het stuk vanaf de prothysis omhoog tot bovenop het altaar heeft treden van as. Tot op de prothysis is het ook meisjes en vrouwen toegestaan te komen op de dagen waarop ze niet van Olympia zelf weg hoeven te blijven; vandaar omhoog naar het hoogste deel van het altaar mogen alleen mannen komen. Ook los van het grote festival worden er offers gebracht aan Zeus door gewone burgers, en door de Eleërs zelfs elke dag opnieuw. (11) Elk jaar brengen de zieners precies op de 19de van de maand Elaphos de as uit het prytaneion, vermengen die met water van de rivier Alpheios en besmeren daarmee het altaar. Het is niet toegestaan om modder te maken van die as met ander water en daarom wordt de Alpheios wel gezien als het meest geliefd van alle rivieren bij de Olympische Zeus. Ook in Didyma in Milete staat een altaar, dat – naar de Milesiërs zeggen – is gemaakt door de Thebaanse Herakles van het bloed van de
BOEK 5
37
offerdieren. Maar het bloed van die offerdieren heeft dat altaar niet tot een buitengewone grootte laten uitdijen.
1
De benaming Altis voor de heilige hof van Zeus hangt etymologisch inderdaad – zoals Pausanias vermoedt – samen met het woord voor heilig bos alsos. De hof van Zeus is – blijkens opgravingen – pas enige tijd na de komst van de Doriërs van enig belang geworden, alhoewel Mykeense graven overal in de omgeving duiden op een belangrijke Mykeense nederzetting. De Altis werd in de klassieke periode begrensd door (aan de noordkant) de steunmuur achter de schathuizen, aan de oostkant een muur achter de Echostoa, terwijl in het zuiden en westen een eenvoudige muur de grens aangaf. In het zuidwesten lag de belangrijkste (monumentale) toegangspoort. In de latere oudheid (3de eeuw) werd het heiligdom (en dan vooral de tempel van Zeus met z’n vele kostbare wijgeschenken en het kostbare cultusbeeld) extra beschermd door een nieuwe verdedigingsmuur opgebouwd uit overgebleven voetstukken van beelden en stukken van zuilen. In 426 werd de tempel van Zeus in brand gestoken op last van keizer Theodosius II, nadat al eerder het enorme cultusbeeld naar Constantinopel was afgevoerd, om daar de keizerlijke hoofdstad te sieren. 2 Alyattes, de vader van Kroisos, was gedurende zo'n veertig jaar koning in Lydië tot aan 560 voor Chr, toen hij werd opgevolgd door zijn zoon Kroisos. 3 Pausanias 1.29.9. Het gaat hier over de veldslag bij Tanagra in 457 voor Chr. 4 De beschrijving van Pausanias heeft onder meer tot een groot aantal verschillende reconstructies geleid, omdat niet duidelijk is wat hij bedoelt met “links” en “rechts”. Gaat het om “links” en “rechts” van de Zeusfiguur in het midden, of van de kijker? Van de teruggevonden fragmenten wordt de belangrijkste figuur met de mantel over z’n schouders meestal gezien als Oinomaos en de vrouwenfiguur met de wat strengere peplos vaak als Sterope. Door de keuze rechts of links voor de kijker voor Oinomaos, en direct naast Zeus of de vrouwenfiguur of de mannenfiguur ontstaan al 4 verschillende mogelijkheden, terwijl de plaatsing van de bijfiguren tot nog meer verschillende reconstructies of interpretaties van de figuren leidt. Centraal staat altijd de majesteitelijke Zeus. 5 De opstelling van de figuren op het westelijk fronton is eenvoudiger, aangezien de meeste figuren – gezien hun houding – slecht op één manier op het fronton passen. Voor alles is van belang de vergissing de Pausanias maakt in de identificatie van de centrale figuur, die – zoals alle moderne geleerden geloven – alleen al door zijn grootte een godheid moet zijn, vrijwel zeker Apollo. 6 De tempel van Zeus had aan de voor-, en achterzijde van de cella (“boven de deuren”) een binnenfries van zandstenen triglyphen en marmeren metopen met daarop in reliëf de twaalf werken van Herakles, zes aan de voorkant en zes aan de achterkant. 7 Dit beroemde beeld van Pheidias bestond – zoals alle grote beelden van goud en ivoor – uit een groot houtskelet waarop grote en kleine platen goud en ivoor waren aangebracht. Met een afmeting (zittend) van bijna 13 meter, inclusief het voetstuk, zou Zeus (zo zei men in de oudheid) het dak van de tempel hebben getild, wanneer hij op zou zijn gestaan. Het is niet helemaal zeker wanneer Pheidias het beeld heeft vervaardigd: volgens sommige bronnen was Pheidias direct met de bouw van de tempel ook aan het beeld begonnen (rond 450 voor Chr.) en is dus het beroemde beeld van Athena, dat werd ingewijd in 438 voor Chr., jonger. Volgens andere bronnen is Pheidias pas aan de Zeus begonnen na de voltooiing van de Athena. In dat geval moet de grote tempel in Olympia bijna twintig jaar op het eigenlijke beeld hebben gewacht. De hele oudheid door is het beeld, waarvan Pausanias' beschrijving de basis vormt voor elke reconstructie, hogelijk bewonderd, totdat het in 475 na Chr. door brand werd verwoest in Constantinopel, waar het zo'n 80 jaar eerder naar toe was gebracht. 8 Dus in 436 voor Chr. Deze uitspraak is in tegenspraak met Pausanias' opmerkingen dat dergelijke wedstrijden in de tijd van Pheidias nog niet waren ingesteld voor kinderen. Ook vermeldt Pausanias (5.8.9) dat er in de 37ste Olympiade hardloopwedstrijden en worstelen voor jongens werden ingesteld en in de 41ste Olympiade (616 voor Chr.) boksen voor jongens. Om deze tegenspraak op te heffen, zijn verschillende correcties voorgesteld van de overgeleverde tekst, ten overvloede, als we veronderstellen dat minimaal één wedstrijdonderdeel werd afgebeeld dat ten tijde van Pheidias nog niet voor kinderen was ingesteld, zoals het pankration. 9 Deze wijding door Antiochos IV, de (Hellenistische) koning van Syrië rond 105 voor Chr. wordt meestal in verband gebracht met zijn pogingen om de Joden te helleniseren. In dat kader had hij de grote tempel op de tempelberg in Jeruzalem geplunderd, en een altaar voor Zeus laten opstellen in de tempel. De joodse opstand onder leiding van Judas Maccabeüs en zijn broer Simon leidde uiteindelijk tot de onafhankelijkheid van de Joodse staat onder de zgn. Hasmoneese dynastie die tot 63 voor Chr. aan de macht bleef. Het door Pausanias beschreven gordijn is mogelijk de beroemde “voorhang” van de tempel in Jeruzalem geweest. 10 De genoemde bouwwerken stonden allemaal in Rome: zijn therme, ingewijd in het jaar 109 op de
BOEK 5
38
Oppius, een heuvel in Rome; het Circus Maximus is herbouwd onder Trajanus; de Markten van Trajanus zijn nog altijd beroemd. Indien Pausanias met het anfitheater doelt op het Colloseum, is hij fout geïnformeerd. Mogelijk doelt hij op het zogeheten amfitheatrum castrense, waarvan resten zijn te zien in de buurt van de S. Croce in Gerusalemme. 11 Deze opmerkingen van Pausanias zijn niet helemaal correct, als we mogen afgaan op de opmerkingen bij Strabo 12.563: “ aan die golf lag ook de stad Astakos, een kolonie van Megara en Athene….Hij werd verwoest door Lysimachos, en de bewoners werden overgebracht naar Nikomedeia door de stichter van die stad.” 12 De inhoud van het verdrag is bewaard gebleven bij Thucydides 5.47, zij het ontdaan van alle dialecteigenaardigheden: De Atheners, de Argivers, de Mantineërs en de Eleërs hebben een verdrag gesloten voor honderd jaar ten behoeve van zichzelf en de bondgenoten waarover zij ieder beschikken, zonder listen of schade voor elkaar zowel te land als ter zee. Het is de Argivers, de Eleërs, de Mantineërs en hun bondgenoten niet toegestaan om gewapenderhand tegen de Atheners op te trekken of tegen de bondgenoten waarover de Atheners beschikken, noch is het de Atheners en de bondgenoten waarover de Atheners beschikken toegestaan op te trekken tegen de Argivers, de Eleërs, de Mantineërs en hun bondgenoten op geen enkele manier. Volgens de volgende bepalingen zijn de Atheners, de Argivers, de Mantineërs en de Eleërs bondgenoten voor honderd jaar: als er vijanden oprukken tegen het land der Atheners, moeten de Argivers, de Mantineërs, en de Eleërs Athene te hulp schieten op de manier waarop zij dit wensen, met een zo sterke troepenmacht als ze kunnen opbrengen enz. enz. Een fragment van het Atheense exemplaar van het verdrag is teruggevonden aan de zuidgang van de akropolis. Voor Pausanias is het voorkomen van de tekst bij Thucydides bepalend voor de vermelding “de steen met een eed van trouw”. 13 Van het grote asaltaar van Zeus zijn geen sporen bewaard gebleven, ook al is het dankzij Pausanias vrij duidelijk waar het moet hebben gelegen. Het asaltaar in Pergamon werd omgeven door de monumentale constructie die bekend staat als het Zeusaltaar van Pergamon, nu deels gereconstrueerd in Berlijn. Van de kleine altaren in Samos of op het platteland is weinig tot niets overgebleven.