17
ELEA VAN GRIEKENLAND NAAR GROOT-GRIEKENLAND Van Syracuse gaat het nu noordwaarts, langs de kust van Italië. Dit was vanaf de 8ste eeuw voor Christus steeds meer een Grieks gebied: Grieken voelden zich snel thuis in dit zonnige en vruchtbare land en stichtten er een hele keten van kolonies 1. Het verhaal van de kolonie Elea begint in het jaar 546 voor Christus. Toen viel de Perzische koning Cyrus namelijk de Griekse steden in Ionië aan, nu het westen van Turkije. Toen Cyrus de steden Milete en Ephese veroverd had, nam hij ook Phocaea in het vizier. Hij probeerde het eerst met diplomatie: een onderhandelaar moest de Phocaeïsche bevolking overtuigen dat een rustige overgave voor iedereen beter was. Maar de Phocaeërs waren niet erg enthousiast om Perzische onderdanen te worden. Daarom bedachten ze de stomste list uit de hele militaire geschiedenis. Ze boden Cyrus vrije toegang tot de stad, maar ze vroegen één dag tijd om zijn ontvangst voor te bereiden. De Perzen moesten op één kilometer van Phocaea wachten tot de poorten opengingen. Toen dat geregeld was, gingen alle bewoners van de stad in één nacht met heel hun bezit op boten en voeren ze weg. Dag Cyrus! Veel inwoners van Phocaea kwamen snel terug, uit heimwee of uit angst voor het onbekende. Anderen probeerden op het eiland Chios een nieuw leven op te starten. En nog anderen kozen voor „the far west‟, voor Italië en verder. Ze waren er niet erg welkom: op Sicilië kwamen ze in ruzie met Carthaagse kolonisten, wat tot bloedige gevechten leidde. De Phocaeërs die dit conflict overleefden, splitsten zich op. Sommigen trokken nog verder, naar Frankrijk of Spanje, een deel ging op zoek naar een leuke plek Gipo Farassino is een Italiaanse politicus van de Lega Nord. Die partij wil Noord-Italië afscheiden van het armere zuiden van het land. Farassino heeft daarom een studie geschreven die moet aantonen dat “de bewoners van Noord-Italië nog steeds Keltisch DNA in hun bloed hebben, terwijl Midden-Italiaanse mensen DNA van de Etrusken in zich dragen en de zuiderlingen DNA van de Grieken.” Dat ruikt naar racisme of een overdreven hoeveelheid wijn. 1
17.1
aan de Italiaanse westkust. Ze vonden zo‟n plek aan de monding van het riviertje de Alento, waar twee eilandjes een natuurlijke haven vormden en waar een hoge heuvel prima dienst kon doen als akropolis. Hier ontstond Elea. Het werd geen wereldstad, maar een gemoedelijk provinciestadje, waarvan de archeologische resten zeker niet spectaculair zijn. Maar toch staat Elea in de geschiedenisboekjes. Door zijn filosofen.
Op dit kaartje zie je enkele kolonies in „Magna Graecia‟.
Filosofen, laat daarover geen misverstand bestaan, “houden van wijsheid” en willen de wereld en al zijn aspecten beter begrijpen. Ze stellen vragen zoals “Waar komt alles vandaan?” of “Wat is goed en wat is slecht?” of “Is er leven na de dood?”. De filosofen van Elea specialiseerden zich vooral op het vlak van ontologie. Dat is een deel van de filosofie dat zich bezighoudt met de vraag: “Wat is de werkelijkheid?”1 Of met de vraag: “Blijft alles altijd hetzelfde of verandert alles?”
HERACLITUS VAN EPHESE: “ALLES VERANDERT!” Voor we over de filosofen van Elea spreken, moeten we het over hun aartsvijand hebben. Dat was Heraclitus en hij kwam uit Ephese (zie hoofdstuk 11). Hij was een snob en een mensenhater, maar wat een heerlijk interessante snob. Hij leefde rond 500 voor Christus en kwam uit een rijke familie van politici. Maar zelf hield hij meer van spelen met kinderen. Hij vond alle openbare macht en rijkdom toch maar zinloos vertoon. Hij daagde de mensen met uit met arrogante opmerkingen als “De meeste mensen zijn minderwaardig” of “De meeste mensen verstaan niets van wat je zegt, of je het ze nu uitlegt of niet.” Klare taal, dat wel. Minder klaar was de taal van zijn filosofische boeken. De beroemde filosoof Socrates, zeker geen uilskuiken, zei eens over die boeken: “Wat ik ervan versta, is briljant. Misschien is de rest dat ook, maar je moet al een beroepsduiker zijn om de betekenis uit zijn zinnen op te halen.” Aristoteles, nog een bekende filosoof, hield het bij de opmerking dat de zinnen van Heraclitus niet altijd grammaticaal Vind je dat een onnozele vraag? Dan heb je duidelijk „The Matrix‟ niet gezien, een film die trouwens gebaseerd is op ideeën van Pythagoras (zie hoofdstuk 19). 1
17.2
in orde waren. Tja. Door de combinatie van zijn pessimistische gedachten en zijn moeilijk te lezen teksten kreeg Heraclitus van zijn tijdgenoten de bijnaam „ὁ Σκοτεινός’, „de Duistere‟. Maar dat maakt zijn werk, of wat ervan is overgebleven, niet minder interessant. Hij werd vooral bekend om zijn opmerking dat “πάντα ῥεῖ καὶ οὐδὲν μένει”, “alles stroomt en niets blijft”. Niet dat alles volgens hem water was. Nee, hij geloofde dat alles voortdurend in beweging was en veranderde. Daarom vond hij oorlogen zelfs zinvol: door die conflicten ging het een beetje vooruit met de wereld! Om dat nog te verduidelijken vergeleek hij het leven (βίος) met een boog (βιός). Als het leven gespannen is, zoals een strakke boog, zit er een maximum aan opgekropte energie in, die verlangt om vrijgelaten te worden. Een rake gedachte. En in het Grieks een leuke woordspeling. Heraclitus stierf op hoge leeftijd. Hij kreeg waterophoping in zijn lichaam en wou die ziekte zelf genezen door onder warme dierenmest te kruipen, zodat hij zijn vocht zou verliezen door uitdroging. Helaas: nu hij onherkenbaar was door de mest, werd hij door zijn eigen honden aangevallen en opgegeten. Zo bleek nog maar eens: “Niets blijft.”
Deze Brugse woning heet „Panta rei‟, omdat ze aan een „rei‟ ligt. Echt! (http://desyndic.be/_db/pictures/Residentie %20Panta%20Rei.JPG)
PARMENIDES VAN ELEA: “NIETS VERANDERT!” Enkele jaren na Heraclitus‟ dood kwamen zijn ideeën in geschreven vorm toe in Elea. De filosofen Parmenides en Zeno van Elea vonden die ideeën maar niets en zouden ze een leven lang bestrijden. Ze waren goede vrienden1, maar het was toch vooral Parmenides die een tegentheorie bedacht. Zeno zorgde meer voor praktische voorbeelden. Parmenides geloofde dat alles één is. Dat er maar één werkelijkheid is en dat er daarbuiten niets anders bestaat. Hij noemde die werkelijkheid „het Zijn‟ en hij bewees zijn gelijk met de volgende redenering: “Het Zijn is er, anders was het niet het Zijn. Het niet-Zijn is niet, want als het er wel was, was het het Zijn. Het Zijn is dus het enige wat is. Het Zijn is eeuwig: het kan namelijk niet veranderen Plato, ook niet vies van een roddel, beweert dat Parmenides en Zeno ook elkaars minnaar waren. En dat alleen maar, omdat ze ook Socrates‟ leer verwierpen, waar Plato sterk in geloofde. 1
17.3
in het niet-Zijn, omdat het enkel het Zijn kan zijn. Het is ook ongeschapen, want waaruit moest het anders komen? Toch niet uit het niet-Zijn, dat niet is? En het Zijn is tenslotte ook onbeweegbaar, want er is niets buiten het Zijn om het te doen bewegen en om de plaats van het Zijn in te nemen.” Oef: wat een redenering om te zeggen dat niets verandert en alles blijft. Dan liever Zeno: die stelde de mensen op de proef met leuke raadsels over het Zijn en met zijn paradoxen (zie hoofdstuk 15, laatste voetnoot). We geven er hier een paar. De beroemdste paradox is die van Achilles en de schildpad. Die paradox moest bewijzen dat de snelvoetige held Achilles nooit een schildpad kon inhalen, als hij met een achterstandje vertrok in een loopwedstrijd. Elke keer dat hij een punt bereikte waar de schildpad eerder was geweest, was het dier namelijk al iets verder. En zo lang een afstand kan gedeeld worden (en dat kan tot in het oneindige!), zo lang haalt Achilles de schildpad niet in1. Een andere paradox is die van de pijl: op elk moment van zijn vlucht is een pijl op een bepaalde plek in stilstand. En de optelsom van alle momenten stilstand is stilstand! Een pijl beweegt dus niet. Iedereen weet dat dit onzin is, maar test de ongerijmdheid van de theorie toch maar niet door voor een schietschijf te gaan staan. Pak het liever aan zoals de cynische filosoof Antisthenes. Toen hij Zeno niet met argumenten kon overtuigen dat de paradox van de pijl nonsens was, liep hij zenuwachtig heen en weer door de kamer. Zeno kreeg het daarvan op de heupen en vroeg of hij niet kon blijven stilstaan. Waarop Antisthenes triomfantelijk uitriep: “Aha! Je geeft dus toe dat ik beweeg?” Over Zeno is nog één belangrijk iets te vertellen: de manier waarop hij stierf. Hij zou meegedaan hebben aan een complot tegen een tiran van Elea. Hij werd gearresteerd en gefolterd om namen van medeplichtigen te bekennen. Uiteindelijk wou hij de tiran wel enkele namen geven, maar enkel als hij het in zijn oor mocht fluisteren. De tiran leunde naar Zeno toe ... die onmiddellijk een stuk uit het oor van de tiran hapte. Hij spuwde het stuk oor naar zijn natuurlijke eigenaar en beet daarna zijn eigen tong af om niemand meer te kunnen verraden. De razend kwade tiran liet Zeno in stukken snijden en in een grote kuip vermalen. Waarna Zeno zou geroepen hebben: “Een mens moet soms wat geluk hebben in het leven!” Niet erg origineel, maar toch knap voor een man zonder tong, die bovendien versneden en verpletterd is ...
EEN INTERESSANT WWW’TJE Dit filmpje op YouTube is een Japanse manga met Engelse ondertitels over Zeno‟s paradox van Achilles: http://www.youtube.com/watch?v=VI6UdOUg0kg&feature=related
CREATIEVE OPDRACHT Zoek zelf eens een aantal leuke voorbeelden van paradoxen op het internet. En laat ze maar eens oplossen door je klasgenoten!
Deze voetnoot doet niets ter zake, maar wist je dat de reuzenschildpad 300 meter per uur kan afleggen? Van Achilles is de topsnelheid onbekend. 1
17.4
ATHEMATISCHE WERKWOORDEN In het Grieks bestaan werkwoorden waarvan de stam direct aan de uitgangen gevoegd wordt, zonder bindklinker of themavocaal. Vandaar de benaming: athematische werkwoorden. Er zijn vijf modellen: ἱζηάναι, ηιθέναι, ἱέναι, διδόναι, δεικνύναι. Deze werkwoorden hebben in het actief enkele eigen uitgangen. We hebben ze in de tabel hieronder gemarkeerd. De uitgangen van het passief zijn volledig normaal.
infinitief indicatief
participium
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv. m. v. o.
actief presens διδό-ναι
imperfectum
mediaal / passief presens δίδο-ζθαι
imperfectum
δίδω-μι δίδω-ς δίδω-σι(ν) δίδο-μεν δίδο-ηε διδό-ασι(ν)
ἐδίδου-ν ἐδίδου-ς ἐδίδου ἐδίδο-μεν ἐδίδο-ηε ἐδίδο-σαν
δίδο-μαι δίδο-ζαι δίδο-ηαι διδό-μεθα δίδο-ζθε δίδο-νηαι
ἐδιδό-μην ἐδίδο-ζο ἐδίδο-ηο ἐδιδό-μεθα ἐδίδο-ζθε ἐδίδο-νηο
διδούς, διδό-νη-ος διδοῦζα, διδούζης διδό-ν, διδό-νη-ος
διδό-μεν-ος, διδο-μέν-ου διδο-μέν-η, διδο-μέν-ης διδό-μεν-ον, διδο-μέν-ου
17.5
OPMERKINGEN
1. In het presens en imperfectum hebben de athematische werkwoorden twee stammen: een lange en een korte stam. De lange stam wordt alleen in het enkelvoud van de actieve indicatief gebruikt. De twee stammen van
διδόναι ἱζηάναι ηιθέναι ἱέναι δεικνύναι
zijn
διδο- en ἱζηαηιθεἱεδεικνυ-
διδωἱζηηηιθηἱηδεικνῦ-
Het actieve imperfectum vertoont in het enkelvoud soms een lichte stamwijziging. bv. ἐ-δίδου-ν, ἐ-δίδου-ς, ἐ-δίδου ἐ-ηίθη-ν, ἐ-ηίθει-ς, ἐ-ηίθει
2. De actieve indicatief presens 3 mv. van ἱζηάναι is een samentrekking: ἱζηᾶζι(ν) uit ἱζηά-αζι(ν). Zo’n contractie doet zich niet voor bij διδόναι, ηιθέναι en δεικνύναι. Daar krijgen we dus διδόαζι(ν), ηιθέαζι(ν), δεικνύαζι(ν). 3. Het participium presens wordt gevormd en verbogen zoals πᾶς, πᾶζα, πᾶν (stam πανη-). Bij
διδόναι: ἱζηάναι: ηιθέναι: ἱέναι: δεικνύναι:
διδούς, διδοῦζα, διδόν ἱζηάς, ἱζηᾶζα, ἱζηάν ηιθείς, ηιθεῖζα, ηιθέν ἱείς, ἱεῖζα, ἱέν δεικνύς, δεικνῦζα, δεικνύν
stam:
διδονηἱζηανηηιθενηἱενηδεικνυνη-
4. Διδόναι, ηιθέναι en δεικνύναι hebben een syllabisch augment: ἐ-δίδουν, ἐ-ηίθην, ἐ-δείκνυν. Maar ἱζηάναι en ἱέναι hebben een temporeel augment, dat bovendien opgaat in de beginklinker van de stam en dus onzichtbaar blijft. bv. ἵζηην 5. De deponente werkwoorden δύναζθαι en ἐπίζηαζθαι worden vervoegd zoals ἵζηαζθαι. Φάναι volgt de vervoeging van ἱζηάναι.
17.6
OEFENINGEN OP DE ATHEMATISCHE WERKWOORDEN 1
Zoek in de leesteksten van oef. 3 en 4 de athematische werkwoordsvormen; determineer ze.
2
Vertaal enkel het zinsdeel met de athematische werkwoordsvorm. Let erop dat je de vormen uit elkaar houdt die goed op elkaar lijken.
1 2
Ἐδίδοσαν πάντα τὰ ἑαυτῶν κτήματα. Διδόασιν οὐδέν.
3 4
Ἱστᾶσι μακρὰ τείχη. Ἵστασαν μνημεῖον (gedenkteken) τῷ διδασκάλῳ.
5 6
Ἵεντο ὑπὸ τοῦ πατρός. Αἱροῦμαι (ik verkies) τὸν διαλεγόμενον ὑπὲρ τοῦ ἀνδρὸς ἱέντος ἐπιστολήν.
7 8
Τίθεμεν τὰ ἄνθη εἰς τὸ ὕδωρ. (water). Ἐτίθεμεν τὸ σκέλος (been) παρὰ τὸν κύνα.
9 Ἱᾶσιν ἐπιστολήν. 10 Ἵεσαν ἱππέας. 11 Ἵστησι τὸν ἵππον εἰς τὸν λειμῶνα (weide). 12 Τρίποδα (drievoet, ketel) ἵστη εἰς τὸ πῦρ. 13 Ἱστὰς τὰ ὦτα (oren) ὀρθὰ πάντα ἀκούει. 14 Ἵστης τὸν ὄνον παρὰ τοὺς κυνάς. 15 Ἱέμην ὑπὸ τοῦ στρατηγοῦ. 16 Ἱεμένην εἰς τὴν ἀγορὰν τὴν παῖδα ἔκοπτον. :-) 17 Διδοὺς τὸ δῶρον ἐπαινοῦμαι. 18 Δίδως πάντα ἃ ἔχεις. 19 Ἵενται ἀεὶ εἰς τὴν πόλιν. 20 Ἵεντο ὑπὸ τοῦ διδασκάλου.
17.7
3.
LEESTEKST: EEN WOLF OP HET VERKEERDE BEEN
Een fabeltje: dat was een tijdje geleden! Deze keer is een wolf de dupe van valse mensenbeloftes.
Λύκος1 πεινῶν2 τροφὴν ἐζήτει Ἀφικνούμενος εἴς τινα χώραν ἐξ οἰκίας τινὸς ἤκουε παιδὸς δακρύοντος3 καὶ γυναικὸς αὐτῷ λεγούσης . “Σιώπα, εἰ δὲ μή, σε τῷ λύκῳ δίδωμι”. Οἰόμενος δὲ ὁ λύκος τὰ ἀληθῆ λέγειν τὴν γυναῖκα, πρὸς τῇ οἰκίᾳ ἔμενεν. Ἱστάμενος παρὰ τῇ θύρᾳ ὁ λύκος πάλιν ἤκουε τῆς μητρὸς λεγούσης . “ Ὦ παῖ, οὐ δεῖ φοβεῖσθαι, εἰ ὁ λύκος φαίνεται, αὐτὸν ἐξανίσταμεν4.” Ὁ λύκος ἀπῄει λέγων . “ Ἐν ταύτῃ τῇ οἰκίᾳ ἄλλα μὲν λέγουσιν, ἄλλα δὲ πράττουσιν.”
Voer nog één keer de bekende opdracht uit: onderlijn in elke zin de minimale zin, de noodzakelijke zinsdelen. Vertaal eerst enkel deze minimale zinnen. Vertaal daarna alles, met de niet-noodzakelijke zinsdelen erbij.
ὁ λύκος, λύκου: de wolf πεινᾶν: honger hebben 3 δακρύειν: wenen 4 ἐξανιστάναι: wegjagen 1
2
17.8
4.
LEESTEKST: DE DOOD VAN CLEOPATRA
In het hoofdstuk 14 hadden we het al over de Ptolemaeën. Die familie heerste vanaf de dood van Alexander de Grote tot aan de Romeinse tijd vanuit Alexandrië over Egypte. De laatste Ptolemaeïsche koningin ken je wel: Cleopatra VII. Ze was mooi, ze was slim, ze was ambitieus. Ze verleidde Gaius Iulius Caesar door naakt uit een tapijt te komen rollen en ze verleidde daarna ook de Romeinse generaal Marcus Antonius. Maar toen keizer Augustus van Rome Marcus Antonius en Cleopatra aanviel, kwamen ze in de problemen. Na een militaire nederlaag besloten ze zelfmoord te plegen. Marcus Antonius stortte zich op zijn zwaard, zoals voor een Romein gepast was. Maar Cleopatra pakte het anders aan. Je leest het verhaal in de versie van Dio Cassius (155-229), een Romeinse consul die vloeiend Grieks sprak en schreef. Zijn ‘Romeinse geschiedenis’ beschrijft in 80 hoofdstukken 1000 jaar groei van het Romeinse Rijk. We hebben het Grieks van Dio Cassius voor dit handboek wel een beetje vereenvoudigd.
῾Η τῆς Κλεοπάτρας τελευτή5 Καὶ οὐδεὶς οἶδεν σαφῶς πᾶσαν τὴν ἀλήθειαν περὶ τῆς τελευτῆς αὐτῆς. Λέγουσι δὲ οἱ μὲν ὅτι ἀσπίδα6 ἐν ὑδρίᾳ7 ἢ καὶ ἐν ἄνθεσί τισιν κρυπτομένην, ἑαυτῇ προσετίθετο8, οἱ δὲ ὅτι βελόνην 9 ἐις τὸ αἷμα10 ἔβαλλεν, δύναμιν μεγίστην ἔχουσαν καὶ τάχιστα καὶ ἀλυπότατα11 ἀποκτείνουσαν. Οὕτως δὲ, ἢ ὅτι ἐγγύτατα12, μετὰ δύο θεραπαινῶν13 ἀπέθνῃσκεν. Ἀκούων δὲ ὁ Καῖσαρ τὴν τελευτὴν αὐτῆς, ἐδάκρυε14 καὶ τό τε σῶμα αὐτῆς ὁρᾶν ἤθελε. Καὶ φάρμακα15 μὲν αὐτῇ διδόναι ἐβούλετο ὁ Καῖσαρ, μηδένα δὲ τρόπον16 ἀναβιοῦσθαι17 τὴν Κλεοπάτραν οἷος τε18 ἦν. Ἐκείνην μὲν καὶ ἐθαύμαζε, αὐτὸς δὲ ἰσχυρῶς ἐλυπεῖτο19 ὅτι καὶ πάσης τῆς ἐπὶ τῇ νίκῃ δόξης ἐστερεῖτο.
ἡ τελευτή, τελευτῆς: het einde, het levenseinde, de dood ἡ ἀσπίς, ἀσπίδος: de adder 7 ἡ ὑδρία, ὑδρίας: de waterkruik 8 προστίθεσθαι: (op zichzelf) zetten 9 ἡ βελόνη, βελόνης: de naald 10 τὸ αἷμα, αἵματος: het bloed 11 ἄλυπος, ος, ον: pijnloos (hier superlatief bijwoord) 12 ὅτι ἐγγύτατα: zo weinig mogelijk anders 13 ἡ θεράπαινα, θεραπαίνης: de dienares 14 δακρύειν: huilen 15 τὸ φάρμακον, φαρμάκου : het geneesmiddel 16 μηδένα τρόπον: op geen enkele wijze (acc. van wijze) 17 ἀναβιοῦσθαι: terug tot leven wekken 18 οἷος, α, ον τε: in staat, bekwaam 19 λυπεῖσθαι: verdriet hebben 5
6
17.9
Ἀντώνιος οὖν καὶ Κλεοπάτρα, πολλῶν μὲν τοῖς Αἰγυπτίοις, πολλῶν δὲ καὶ τοῖς Ῥωμαίοις20 κακῶν αἴτιοι, οὕτως ἐτελεύτων, ἔν τε τῷ αὐτῷ τρόπῳ21 ἐταριχεύοντο22 καὶ ἐν τῇ αὐτῇ θήκῃ23 ἐθάπτοντο24. Κλεοπάτρα δὲ ἄπληστος25 μὲν Ἀφροδίτης, ἄπληστος δὲ χρημάτων, καὶ πολλῇ φιλοτιμίᾳ26 ἥδετο, τήν τε βασιλείαν27 τὴν τῶν Αἰγυπτίων ὑπ´ ἔρωτος ἐκτᾶτο. Δύο δὲ ἀνδρῶν Ῥωμαίων μεγίστων κατεκράτει28, καὶ διὰ τὸν τρίτον ἑαυτὴν ἀπέκτεινεν.
Wat moet je doen om een hele tekst als deze te vertalen? a) Lees aandachtig de inleiding, de titel en de vertaalhulp in de voetnoten. Probeer je een idee te vormen van de inhoud op basis van die gegevens. b) Nieuwe alinea’s wijzen op een nieuw stuk inhoud, een andere fase van het verhaal. c) Zoek de verwijswoorden en partikels. Duid ze in stift aan en probeer de redeneringen te voorspellen. d) Vertaal een eerste keer, in je hoofd of met vlugge notities. Heb je een logisch samenhangend verhaal? Kan dat verhaal beantwoorden aan de titel? e) Maak nu een uitgeschreven vertaling, met aandacht voor de woordenschat én de grammatica. f) Controleer je vertaling: heb je telkens de juiste persoon en tijd van het werkwoord? En de juiste naamval en getal? Enzovoort. Pas desnoods je vertaling aan. g) Controleer ten slotte of je leesbare zinnen hebt.
ὁ Ῥωμαῖος, Ῥωμαίου: de Romein ὁ τρόπος, τρόπου: de wijze, de manier 22 ταριχεύειν: balsemen 23 ἡ θήκη, θήκης: het graf 24 θάπτειν: begraven 25 ἄπληστος, ος, ον: onverzadigbaar in … (+ gen.) 26 ἡ φιλοτιμία, φιλοτιμίας: de verspilzucht 27 ἡ βασιλεία, βασιλείας: het koningschap, de macht 28 κατακρατεῖν: overheersen, manipuleren (+ gen.) 20 21
17.10
Wie ‘Cleopatra’ zegt, denkt meestal: ‘Liz Taylor’. Deze Amerikaanse actrice (1932-2011) werd in 1963 een levende legende met haar hoofdrol in de gelijknamige film.