Anouk Jacobs Herakleitos van Efese 540 vc GELD EN VUURLEER In Efese was er een materiële welstand. Belang van economische ontwikkelingen voor theoretische constructie. Kosmos als autonoom, zichzelf regulerend. Natuurlijke wereldorde in onvergankelijk. Archè is vuur. Ruileconomie: vw1 geld vw2. Vuur is het wisselelement. Maat tussen natuurlijke stofwisselingsprocessen: ontvlamt en dooft. Geinterioriseerde geldvorm: wat concreet (geld) is, krijgt door ruilproces abstractie. POLITIEK Archaïsche tirannie. Alles is vuur bestuur van vuur is zelfbestuur. Band tussen tirannie en geld. LOGOS Onzichtbare verbinding die veranderingen verklaart: een evenwichtsvorm. Logos = denken/spreken: woord, zin, spraakvermogen, menselijk of natuur (boek, wetten) Mensen geven blijk van barbaros psyche. Verbinding moet bekeken worden!!: wereld is geen spel tussen tegengestelde krachten. Geen taal als een losse verzameling woorden. belang zinssamenhang. HERAKLITISCHE METAFOOR Brengt tegengestelden samen. Alles wordt uit oorlog geboren, oorlog als vader van alles. (dood is levengevend?) Functie: toeschouwers tot hoger zijnsniveau roepen. De 4 elementen zijn continu in strijd (veranderingen) eist destructie. TAAL EN POËZIE Vergelijkingen en metaforen = hoe de wereld in elkaar zit. Vuurleer = de logos die in de wereld zit Menselijke taal = parallel met wetmatigheid (logos) Menselijke logos wereldlijke logos Gebruikt moeilijke taal bewust. Tegenstellingen vormen eenheid: boog en lier. PSYCHE Filosofisch zelfbewustzijn (voor t eerst) Zelfdifferentiatie Betekenis van psyche: centrale levensorgaan, ziel, hele diepe logos. Centrum van taal en begripsvermogen. Heraklitische subjectiviteit: Vereenzelviging van ziel en vuur. Geen scheiding tussen innerlijke zelf en buitenwereld. Psyche is nog een deel van de kosmische processen. Ethos is de demon van de mensen EPILOOG Panta rei: geen centrale gedachte, maar wetmatigheden en structuur. Panmobilisme = wereld is zodanig veranderlijk dat we het niet kunnen kennen. MAAR Herakleitos zocht wel wetmatigheden. Parmenides van Elea 541 vC. Zocht objectieve wetmatigheden in het kosmische leven met schijnbaar eindeloze veranderingen. Sticht: eleatische school. Grondslag voor metafysisch denken. Ontkenning van tegenstrijdigheden. Ta onta: de dingen die zijn. INTROSPECTIE Abstract. Filosofie door denken (geen empirie).
Anouk Jacobs LEERDICHT Doksa: verkeerd, onwaar. = natuurfilosofie (bestudeert phainomena door zintuigen) (PLATO: doel filo = achterliggende structuur zoeken in schijnbare chaos. Onderzoek) Natuurfilosofie ziet alles in wording verandering op zich is een wet. Alles is vuur: bepalend. Aletheia/epistèmè: Enkel zijn is de werkelijkheid. Alles wat we zien, is schijn. Estin = het is. LOGOS VS DOXA Werkelijkheid denkbaar maken door de estin. Universele houding t.a.v. werkerlijkheid. Verandering bestaat niet: impliceert niet-zijn en kan niet (doxa) Verandering situeert zich in taal: niet in werkelijkheid (onmogelijke dingen zeggen). ELENCHOS Geheel van feiten die een getuigenis vormen of deze weerleggen. Juridische waarde geven aan at de godin die commentaar geeft op valse getuigenissen van menselijke zintuigen zegt. POLITIEK en MAATSCHAPPIJ Democratische rechtspraak. Basis voor retoriek als overredingskunst. Metafysische waarheid = lichamelijk, niet geestelijk. Zeno van Elea: beweging kan niet (achilles en de schildpad) Gorgias van Leontini: filosofie van Parmenides is fout. - De wereld bestaat niet: Het zijnde is, en er is alleen “het zijnde”. Het zijnde = het zijnde. Het niet zijnde = niet. Als het niet zijnde het niets zijnde is, dan is het niet-zijnde zijnde. - Als het wel bestaat, zouden we het niet kennen: geen visuele representatie. - Als we het wel zouden kennen, zouden we er niet over kunnen spreken. Het “het zijn” en het “niet-zijn” zijn onmogelijk. Het niet-zijnde is niet zijnd. Als het niet-zijnde wel is, dan is het zijn niet. Dus ofwel is niet-zijn niet zijn en dan is het zijn niet. Ofwel is het niet-zijn = zijn en dan is het zijnde ook niet. Het niet ontstane is onbegrensd, maar het onbegrensde is nergens (als het nergens is, kan het niet zijn) dus het niet ontstane is niet. Als iets is, moet het noch geboren noch ongeboren, noch één nog vee, noch in rust noch in beweging zijn. –> dus is er niets. FOUTEN Drogredenering + waarheid is wat je zelf als waarheid aanvaardt. Communicatie = macht. Demokritos van Abdera Bespot mensen omwille van dwaasheid. Later Epicurus: onwetendheid bestrijden. ATOMISME Geen ziel, god van immateriële orde. Vaste atomen. Op eindeloze manieren combineren. Ze leven, bewegen doelloos. EMPIRIE Zintuigen hebben fysische, objectieve basis. Atoomcombinaties werken op zintuigen. Kleuren en smaken op zich bestaan niet, maar zijn resultaat van wisselend effect van atomen. Tijd = mythe. ------ verwijzing Augustinus – confessiones FYSISCH PLURALISME + empedokles. Doxa en aletheia verzoenen. Constructie van de ware werkelijkheid. Erkent “het lege”: atomen bewegen en botsen. Zijn : substaniteel zijn en het geval zijn. Geloven in aliens. FILOSOFISCH Wat is leven? Soms schijndood: leven = atomen van het lichaam. Evenwicht tussen het opnemen (ademen, drinken) van atomen en het zich los maken. Dood is geen radicale scheiding: dood is een transformatieproces van het lichaam.
Anouk Jacobs IDEEËNLEER VAN ANATOMISTEN Elk atoom wordt gedefinieerd door zijn vorm: “eidos”. Oorspronkelijke idea zijn extern. Empedocles EVOLUTIELEER 1. Losse ledematen. 2. Losse combinaties van ledematen. 3. Complexiteit en harmonie: ontwikkeling. 4. Mensen zetten zichzelf verder. Cycli van chaos en samenhang Half mythische voorstelling. 4 elementen kennen complexe samenhang Natuurfilosofen proberen post-mythisch antwoord te geven op verzoening van tegengestelde krachten. Menselijk leven afhankelijk van eenheid. Mate van materialisme blijft bestaan. Later intellectuele filosofie in scholen.
Sofisme Actuele thema’s: geëngageerd, discussies over problemen. Ideologische context: conflict tussen sofistische en platonische standpunten. Fragmentarische overlevering, schaarse berichtgeving en partijdige getuige: Plato. Automatisch negatief beeld. TERM 5e-4e eeuw v.C.: sophia = -
wijsheid (empirische realiteit en praktische vaardigheid): beheersing van natuur en technologie: ambachten,… wijsheid (reële morele en politieke goedheid) wijsheid van de 7 wijzen (Thales, Periander, bias, soloon): spreuken en gnomen. Praktijkgerichte sophia. Ambachtsmannen zien natuur als stof.
Synoniem voor sophos: positief = bezit van expertise en bereidheid deze te delen. Ook algemene betekenis. Late 5e eeuw: negatiever. (de wolken – aristofanes), anti-intellectualisme. Wie tegen betaling onderwijs verschaft over politèkè. Arètè = tussen praxis en theorie. –> Protagoras als eerste sofist beschouwd. Filosoof ≠ sofist
Polisdemocratie en 5 e eeuwse verlichting
Democratie en imperium Democratie van Athene: Egeïsche bond. Imperiumeconomie.
Democratie en logos Logos = het in het openbaar uitgesproken woord. Isokrates: welsprekendheid, grote lof op logos. Leerling van Gorgias.
Anouk Jacobs RETORIEK: kunst van de logos. Oorsprong bij democratie. Basis van sofisten. (Korax van Sicilië is grondlegger filosofie en Teisias van Sicilië stelde een handboek op.) basis voor taalkunde wordt gelegd. Nieuwe maatschappelijke structuur: politikè technè = politiek in strikte zin. Discussiëren over belangrijke aangelegenheden. Mensen denken na over manieren van samenleven.
Democratie en rationalisme OPTIMISME: geloof in menselijk verstand. Menselijk leven = technè: levenskunt verstandig zijn boven goede geboorte. Aretè als algemene deugd (kwestie van phusis) sofisten geloven in het aanleren van de politikè aretè. EMPIRISME Eis van empirisch aantoonbaar bewijs (tekmerion). Retorica leidt tot scepsis: leren antologia: voor en tegen iets sterk verdedigen. RELIGIE Goddelijke oorzaken vervangen door natuurlijke, menselijke oorzaken.
Algemeen -
-
Actief buiten hun eigen polis: reizen. Gevolg: overal vreemdeling vervreemding Niet staatsgebonden: afhankelijk van bezigheid. homo universale Theorie over de burgerlijke praxis Wereldburgers: culturen en gewoontes: cultureel-politieke verschilellen. Gevolg: relativisme. Misprijzen: behoren tot de geldeconomie (aristocratische ideologie: beroepsactiviteit is onwaardig), aard van onderwijs (sophia en aretè = politikè techne): voortrekkelijkheid ≠ phusis noch omgang met gentleman die je gratis onderwijst. Sofisten beoefenen zelf beroep niet uit dat ze onderwijzen (politici) Positief: kennis wordt openbaar. Iedereen kan kennis vergaren. Verwijt van eristiek: gebruiken alle technieken om toch maar hun gelijk te halen: verbale trucen, niet door logica. Spreekbuis van ideeën die “in” waren: afhankelijk van anderen dus beperken tot een gematigd ideologische houding.
Het sofistisch onderwijs Filosofen en filosofische stromingen beïnvloeden elkaar. Ze zijn niet echt opvolgers van de natuurdenkers, wel tijd genoten. Interessepunten overlapten: -
Universele geesten: aandacht voorastronomie Natuurdenkers ook aandacht voor ethiek. Grote aandacht voor antropologie en ontwikkeling vd mensheid. (mens en samenleving) Aandacht voor phusis: kosmologen: phusis als natuur van gehele werkelijkheid. Homerische trad.: Phusis als aard van particuliere fenomenen.
5e eeuw: phusis = menselijke natuur. Discussie over de verbinding phusis en nomos. Sofisten: phusis en nomos staan tegenover elkaar: tegenstelling ware werkelijkheid en zintuiglijke werkelijkheid. (Demokritos: zintuigen = nomos)
Anouk Jacobs Maatschappelijke context: democratische praxis. SOFISTIEK VS NATUURFILOSOFIE Verhouding kosmos-antropologie Natuurdenkers zijn te wereldvreemd, te technisch, te abstract. Sofisten: ‘common sense’ Tegen metafysische van de eleaten. Protagoras: mens als maat van alle dingen. Goed = nuttig; slecht = schadelijk. Sofisten proberen de wereld zoals ze voor iedereen te zien is, te weergeven: met tegenstrijdige aspecten. Studie van dichters als centraal onderwerp: zowel aandacht voor taalkundige als literaire aspecten als aan inhoudelijke. Dichterskritiek ontstaat.
De sofistische beweging (hoofdstuk 3) Retoriek (kunst van de logos) Bepaalt vorm, karakter en richting van het denken. moeten zelfzeker overkomen. Tonen wat ze weten. -
Vaste regels en procedures voor retoriek: onderricht als technè. To eikos (het waarschijnlijke) en to endoxon (het aannemelijke) belangrijker dan de feiten. (kritiek Plato). Overtuigingsmiddelen: pisteis. To kairos: het juiste moment. Topoi: vaste argumenten Praktijkgericht: voor eerst bij Aristoteles Maatschappelijk succes: Gorgias (Kritiek Plato) Taalgebruik: goed-spreken (euepeia) en mooi-spreken (kalliëpein): poëtisch, klank, stijlfiguren Correct taalgebruik (orthoepeia): Protagoras, prodikos, hippias
Antologiek Protagoras van Abdera Over alles kan je naar 2 kanten argumenteren, alles kan in pro en contra uiteenvallen. Euboulia van protagoras: naar twee kanten argumenteren. (In utramque partem disputare/ dissoi logoi) Van het zwakke word het sterke word maken. Kritiek Plato: leren liegen (leren het zwakke woord te verdedigen). Protagoras bedoelt dat de mens democratisch beslist (zwakke woord = wat geen meerderheid heeft) Leidt tot relativisme (ook op moreel vlak) Bv. Paradox van Zeno: weerlegt het bestaan van beweging en veelheid door de onmogelijkheid van alternatieven te bewijzen. Psychologie Niet-rationele elementen als overtuigingstechnieken (pisteis): -
Ethos Pathos: gevoelens. (mogen volgens Aristoteles niet doorslaggevend zijn)
Aristoteles Nadruk op gehele karakter van de speech Positieve gevoelens op zichzelf richten, negatieve op de opponent.
Anouk Jacobs Publiek bang maken: gaan bij zichtzelf te rade Empirische psychologie in retoriek: oppositie verstand – irrationele gevoelens. De rede is actief. Stoorzender voor de reden maken de mens passief. Ethos is de demon van de mensen (Herakleitos). GORGIAS – lofrede op helena Schuld van Helena op logos en eros schuiven EURIPIDES – hippolytos Phaedra in conflict tussen verstand en liefde THOUKIDIDES Geen bovennatuurlijke Hubris verliets waarde. Reconstructie van psychische motieven van protagonisten dmv redevoeringen. Sociale psychologie (morele verloedering) Evolutie in woordgebruik (politieke ontwikkelingen) Taal en wereld Praktische doelmatigheid van taal vergroten door retoriek. Discussie over woordjuistheid (orthopeia) en juistheid der namen (orthtes onomatoon) PROTAGORAS Grammaticale categorieën: Indeling logos in wens, vraag, antwoord, bevel Onderscheid mannelijk, vrouwelijk en zakelijk Voor het eerst nadenken over ‘wat is taal?’ Stilstaan bij copia verborum en de impact van de manier waarop je iets zegt. PRODIKOS Studie der synoniemen Elke onoma verwijst slechts naar 1 specifiek object. Moet verwijzen naar iets dat is, realiteit Iets = betekenis Relatie tussen taal en werkelijkheid. Idee van een universele, natuurlijke taal voor iedereen. Wat je kan benoemen = werkelijkheid DUS liegen kan niet. Verhaal van Herakles op de tweesprong. De nomos-phusis antithese Aristoteles Phusis <-> nomos Wordt door sofisten omgedraaid paradox Als A uit phusis redeneert en B uit nomos paradox NOMOS = werkelijkheid, wet, gebruik, voorschrift. OORSPRONG: Wet met goddelijke wetgever: ongeschreven wetten (goddelijk)
Anouk Jacobs Religieuze scepsis: autoriteit nomi verdwijnt. Nomos = wat door mensen is uitgedacht (gewoonte (traditionele opvattingen) en formele wetten (autoriteit van de polis maakt gedragsnormen verplicht) NOMOS ALS SOCIAAL CONTRACT ARCHELAOS Antithese op vlak van moraal. Oorsprong van wet en moraal verbonden met fysische evolutieleer (historisch) kritiek Plato Morele normen worden geboren en sterven, sociaal contract wordt gemaakt. LUKOPHROON Pol. Gemeenschap als bondgenootschap. Wet als borg voor wederzijdse rechtvaardigheid SOKRATES (PLATO) Burgers moeten wetten gehoorzamen en er een akkoord mee aangaan. PHUSIS = natuur, objectief, feitelijk. Natuurfilo: analyse van het universum <-> sofisten: natuur van de mens. Religie Goden = menselijke creatie. Bestaan door nomoi 5e eeuw: scepsis tov nomos en religie. politieke reactie (cohesie) EURIPIDES – hecuba Smeekt voor geloof in goden en in nomos NATUURDENKERS: eigen natuurheiologie XENOPHNES: Kritiek op antropomorfisme Atheïsme (agnosticisme) PROTAGORAS: weet niets over de goden. Menselijk verstand is beperkt en leven te kort. Homo-mensura leer: mens als maat van alle dingen (zelf bepalen wat waarheid is) Bij Plato: religie = uitdrukking van menselijke natuur. Absoluut relativisme. Solipsisme: iedereen leeft in zijn eigen werkelijkheid. KRITIAS Religie = politieke uitvinding om mens aan wetten te onderwerpen. Openbare misdaden worden gestraft vrees. Maatschappijinstellingen te legitimeren. PRODIKOS Primitieve mens maakte producten tot god. Menselijke verhoudingen Kosmopolitisme= idee van eenheid van het mensendom. (Grieken tegen barbaren) PROTAGORAS = volgens phusis is iedereen verwant en dus gelijk. Volgens nomos is niet iedereen gelijk. Protest tegen maatschappelijke ongelijkheid
Anouk Jacobs POLITIEK Democratie en isonomia (algemeen idee van gelijkheid) EIGENDOM Phaleas van Chalkedoon (5e E): herverdeling op basis van rijkdom. Gelijk bezit + gelijke opvoeding AFKOMST EN RAS Antiphoon: allemaal gelijk volgens de phusis, dus iedereen respecteren Lukophroon: in werkelijkheid is iedereen gelijk, geen adelijke afkomst Euripides: iedereen is gelijk, maar door nomos heeft de tijd geboorte tot een prestigekwestie gemaakt. SEKSE Vrije burgervrouw: Euripides: Medea (klaagt ongunstige positie aan) Aristophanes: feministische ideeën Ecclesiazusae: personage van radicale communistische partij in Inspiratie voor Plato’s politeia Antilogia van Protagoras kan als bron gebruikt zijn SLAVERNIJ Geen Griekse slaven (5e E) Alkidamas: roept op om Messeniërs vrijheid te schenken op basis van phusis Euripides: status ‘slaaf’ is schandelijk, maar een goed mens is vrij of onvrij gelijk. Nooit ernstige pogingen Nomos of Phusis Verdediging van de Nomos Antropologische vooruitgangstheorieën: god mens Nomos en menselijke civilisatie is goed enkel phusis leidt tot dierlijk gedrag. Nomos = menswaardig leven. PROTAGORAS: mythe is prettiger. Mythe rationeel benaderen. Realisten De sterke wil altijd zijn wil opdringen aan de zwakkere en noemt “wet” en “recht” wat zijn eigenbelang dient. THOUKUDIDES – Historiën: moreel falen. Amoreel of cynisch realisme THIASUMACHOS (Plato – republiek): rechtvaardigheid (dikaiosunè) als wet van de sterkste, elk bewind geeft wetten overeenkomstig met eigen voordeel, wil bestaande hypocrisie ontmaskeren. PLATO: realistische kijk op de communis opinito door Glaukoon en Adeimantos. Niemand is uit eigen wil rechtvaardig <-> Killikles in Plato’s Gorgias: recht vd sterkstse is wet van de natuur. Verdediging van de phusis Mens streeft van nature eigenbelang na. GORGIAS: recht van de sterkste rechtvaardigen. Door wetten worden natuur en mens tegengehouden.
Anouk Jacobs De wetten van PLATO: het summum van rechtvaardigheid is wat gewonnen wordt door geweld. Antiphoon – aletheia (paradoxale conclusies) Elk levend wezen gelijk voor de phusis - Afwijzing slavernij - Recht van streven naar max. genot en min. Pijn - Verschillen tussen volkeren zijn irrelevant. Zaak van conventie, cultuur en relativisme. Bv. Verschillende manier van omgaan met doden. - Progressief We zijn egoïstisch wetten ingevoerd tegen max. genot. - Pragmatisch: bij anderen wetten naleven; alleen, in natuur vrij. - Natuurwet is onontkoombaar en universeel. - Mogelijk om uit eigen cultuurgebonden wetten te stappen en zelf te beslissen. Droomduiding: basis voor psychoanalyse Kritiek op nomos kan leiden tot progressieve standpunten (bv afwijzen van ongelijkheid en discriminatie.
Socrates
469-399
Aanklacht door -
Tragicus meletos Retor Lukoon Leerlooier/politicus Anutos
Socratische representaties: -
Apologie van Xenophoon. (was tijdens proces in klein-azië) herneemt Plato Apologie van Plato. Weergave van een gerechtspleidooi. Aristophanes – de wolken. Verwijten Latere schooloefening: aanklacht/apologie voor Sokrates schrijven.
Vroege platoonse dialogen: elenchus wordt aangewend (methode om tot kennis te komen. Morele kennis gezocht door het weerleggen van thesissen in een dialoog) oergangsdialogen. Apologie = funderingsmythe van de socratisch-platoonse filosofie. Reden van ter dood veroordeling: -
Belang van politieke achtergrond van Athene: herstel v. democratie Belang van ideologische discussie: demagogen en agitatoren bespelen massa. Socrates beschuldigd van connecties met de 30. Socrates kiest voor lijden Objectieve vrijheid (Atheense polis) vs. Subjectieve vrijheid. Beide hebben morele rechtvaardigheid. Socrates
469-399
Elenchus: - Stort gesprekspartner in aporia (onwetendheid) - Laat gesprekspartner verantwoording afleggen voor zichzelf - Existentiële dimensie: gesprekspartner moet leven veranderen - Socrates’ zelfverantwoording in proces = retoriek (vreemd, want Plato was tegen retoriek) Structuur: inleiding, argumentatio (veroordeling is onrechtvaardig, Athene w beschadigd door Socrates ter dood te veroordelen), epiloog. Gebruik van argumentatieschema’s: topoi
Anouk Jacobs Apologie is een parodie op de retoriek: functie wordt omgedraaid. Het is niet de bedoeling dat Socrates wint. - Apologie is vb. van eironeia. Orakel van Delphi = filosofische verantwoording van socrates’ leven. Bezit menselijke sophia, niet bovennatuurlijke kennis. Orakel heeft literair poëtische functie: menselijk handelen verbinden met goddelijk perspectief. Socrates onderzoekt het orakel en stapt naar de mensen die hij sophos vindt: - Politikoi: menen wijs te zijn, maar zijn het niet. Socrates meent niet wijs te zijn en is wijs. - Dichters: menen dat ze omdat ze in 1 ding wijs zijn, in alles wijs zijn - Ambachtslieden: ook in 1 zaak wijs. De 7 wijzen Wijsheid in verzameling van spreuken en wijzen. praksis centraal Bekendste kandidaten: Soloon, Thales, Bias,… Publieke performers: wijzen functioneerden als dichters en auteurs. Agonaal aspect: sophos moet zich constant met rivalen meten en overtreffen. Kennis wordt uigedaagd via raadsels (ainigmata) Scheidsrechter raadsel van de sphinx bij theme: apollo Waarheden narratief omkaderd De sokratische sophia Confrontatie van Socrates met de traditionele vertegenwoordigers van de sophia krijgt een religieuze, officiële erkenning + provocerend. Traditionele wijsheid wordt in vraag gesteld. Dood Socrates = mislukking van de Wijze. MAAR schijnbare nederlaag wordt overwinning. Belijdenis van de eigen onwetendheid = provocerend, in strijd met statuut van sophos. Sophia zelfkritisch besef van de eigen onwetendheid Traditionele sophia ≠ positief en praktisch, maar reflectief en theoretisch/filosofisch. Vaak geen conclusie (weten dat je niets weet) Nadruk op het verlangen naar kennis. Filosofie is een levenshouding, hoe moeten we leven om gelukkig te zijn. ‘ken jezelf’ = zelfreflectie, onwetendheid blootleggen. ELENCHUS Vroeger: opvattingen worden dogmatisch-autoritair geponeerd, maar nooit dialogisch. Elenchus is een onderzoek naar de waarheid. WEZENSDEFINITIES eidos Gesprekspartner aporia Proces van rationele zelfverantwoording komt op gang. Socrates bekritiseert de prerationele manier van denken - Kritiek op situationele en operationele referentiekader ivp abstractie. geen definities te geven. - Maieutiek: dmv vragen de reeds aanwezige kennis bovenhalen - Menselijke ziel heeft kenning van vormen. SOKRATISCHE WAARHEDEN - Epistemologie/ontologie: elenchus als methode voor waarheid - Op proef stellen van morele waarheden - Verdedigt positieve waarheden: beter onrecht lijden dan er te begaan, wet van de vergelding is immoreel. - Principe van soevereiniteit van de deugd: altijd deugdzaam zijn ≠ eudaimonie. - Deugd is kennis: niemand handelt vrijwillig fout. Als je het goede kent, ga je dat doen. Jezelf kennen = zelfcontrole bezitten
Anouk Jacobs DE SOKRATISCHE RELIGIOSITEIT Ionische phusikoi > rationalisatie van het godsbegrip Socrates nieuwe morele theologie: goden zijn moreel. Godheid = oorzaak van het goede, niet het kwade. Dus goden zijn niet oorzaak van alles. DUS leven in opdracht van de godheid. Goddelijke wordt onderworpen aan ratio: boodschappen van goden moeten geïnterpreteerd worden op basis van de morele theologie. Goddelijke daimoon moet in deze context begrepen worden. Godenopvatting = radicaal vernieuwend ethische transformatie van de goden gezien als blasphemie. Socrates: - Perfecte zelfbeheersing (geen ascese) - Altijd gefocust op geest, lichaam is ondergeschikt - Martelaar van de filosofie - Filosofie is een levensopdracht (bios): praktisch + existentieel nut (gelukkig maken) Creatie van 2 bioi: - Mensen op zoek - Carrièremensen Komen in conflict
Plato Plato 427-347 407: existentiële crisis (leert Socrates kennen) 387: sticht akademie: aandacht voor wiskunde, sterrenkunde, bio en politiek 367: Syrakuse (Sicilië): politieke utopie (tiran: dionysios en Dio): wil Platonopolis realiseren Geen monologen! FILOSOFIE EN TEKST Vele dialogen eindigen in aporie (zonder conclusie) Exoterisch: wat aan niet-ingewijden bekend mag worden gemaakt Agrapha: ongeschreven leer. uniek literair historisch karakter. Dialoog is een confrontatie met bestaande mensen problematisch filosofisch karakter: auteur bestaat niet. Gebruikt spreekbuis. Filosofische teksten staan tussen gebruiksteksten en literaire teksten SCHRIFTKRITIEK Phaedros Mythe van de uitvinding van het schrift (farao krijgt cadeau, maar wil niet: ware wijsheid is interactief) Onderscheid tussen het vervaardigen van iets (poeiesis) en het goed gebruiken ervan (cresis) - Schrift zelf wordt niet verworpen, wel wie wijsheid uit teksten wil halen. (kan enkel helpen kennis te heractiveren) - Plato wil geen vrije kunsten: enkel door de staat gedirigeerd. WANT kunst = mimesis . Mimesis van de acteur: je wordt iemand anders, publiek identificeert zich met de acteur. = gevaarlijk Legitieme logos = betoog. Het levende gesprek Vergezeld van epistèmè (Plato stelde in zijn Ideeënleer de echte kennis (epistèmè) – waarin de Ideeën in hun zuiverste vorm voorkwamen – tegenover opinies (doxa) Geschreven in de psychè (ziel) van de leerlingen: sophia laat zich niet objectiveren. Gesprekspartner moet zelf de wijsheid ontdekken. De dialecticus kan op correcte wijze omgaan met logoi (argumenten) LOGOS VEREIST DIALOGOS: filosoferen en discussiëren DE KRACHT VAN HET DIALOGEREN
Anouk Jacobs Communicatieve context = realkontext = meer dan de woordelijke inhoud - De spreker met kennis (in psychè) - Gespreksparter - Randvoorwaarden De 7e brief: autobiografische waarde Zijn leer kan niet onder woorden gebracht worden, niet onderricht worden: filosofie kan enkel via dialoogsituatie. Enige echte sophia = streven naar wijsheid (niet het bezit van antwoorden) Namen, definities en zintuiglijke gewaarwordingen worden kritisch bevraagd. Plato wordt apodictischer aar het einde van zijn leven: wetten, minder dialoog, lange monologen. Homologie = consensus tussen beide gesprekspartners. Waarheid : apriori tov de subjectieve individuele ervaringen. Logos overstijgt de individuele gedachte. Authentieke dialoogsituatie: gelijke partners: vrij om te zeggen wat ze denken. Historisch maatschappelijke voorwaarde van polisdemocratie: - Dagelijks bestuur: dialoog onder politiek gelijken - Isegoria (gelijk spreekrecht) - Mensen uit verschillende contexten (MAAR niet gelijk voor Plato) DIALOOG EN RATIO Realiseren van een rationele bewustzijnsvorm. Logica doen ontstaan bij leerlingen. Filosofische functie van tekst = reflectief leren omgaan met proposities (logoi) En sprong leren maken naar reflectief bewustzijn. DIALOOG Is geen doel op zich (inhoud ook van belang) Georiënteerd op inzicht, maar belichaamt het niet. Niet alleen didactisch hulpmiddel Uitweg voor de compositie van filosofische teksten Creëert realkontext: figuren worden gekarakteriseerd, niet louter extern kader Historisch-psychologische noodzakelijkheid Eerste stap naar interiorisatie: zelfreflectie nog in dialoog, maar gaat naar dialoog in de ziel. Innerlijke dialoog. Dramatisch karakter. PLATOONSE FILOSOFIE GODDELIJKE SOPHIA VS MENSELIJKE PHILOSOPHIA God = wijsheid mens streeft naar wijsheid Verlangen naar superieure kennis, hunkering naar iets onbereikbaars (kan enkel beroerd worden) Psychè is verbonden met lichaam (gevangenis), dus geraakt niet naar de ultieme wijsheid. Ware filosofie = oefening in het sterven. = kosmisch pessimisme van Plato DUALISME EN VORMENLEER DUALISME: ONTOLOGIE: zijn-vormen (Parmenides) en worden – materiële wereld (Herakleitos) EPISTEMI (logica, argumentatie, taalfilosofie): - epistèmè/ intelligibilia (= kenbare dingen via geest) Noèta: enkel over de onveranderlijke aspecten kunnen we kennis hebben. Zielen rijden! Nous = menner van twee paarden. Wit = gehoorzaam, geestelijke houdingen van het goede (niet puur ratio) Zwart = anarchistisch (lichamelijke strevingen) - Doxa/sensibilia (= kenbare dingen via zintuigen): aisthèa: dingen die continu veranderen kunnen we niet echt kennen. Zintuigen: geen vaste kennis.
Anouk Jacobs Onsterfelijke ziel: vaste kennis over intelligibilia (dingen die we via de ziel kennen): ziel ≠ pure ratio. VORMENLEER Vormenleer toont a priori kennis aan. - Phaedo Aantonen: onsterfelijke ziel, bestaan van vormen, bestaan van a priori kennis. Objectieve kennis is mogelijk omdat er buiten ons bewustzijn onveranderlijke “zijnden” (idea) zijn. - Cratylos Gedachte heeft directe relatie met iets dat bestaat in de werkelijkheid taal is een perfecte afspiegeling van structuur in de werkelijkheid. Indeling in taal weerspiegelen hoe de wereld in elkaar zit: universeel en objectief. (bv. Dierenklassen) De aard van kennis is een functie van de aard van het object ervan. Vormen op zich zijn een constante. <-> werkelijkheid beweegt DIALECTIEK EN EENHEIDSGEDACHTE Alle zijnden worden geplaatst onder ‘de vorm van het goed’ Alle kennis in een eenheidswetenschap (=dialectiek) Dialectiek = de ideale methode: Bewegingsmetafoor (‘vorm van het goede’ stijgt uit grot naar zonlicht en keert terug naar grot) Zintuigen: afbeeldingen Intelligibel: Werkwijze mathematicus: hypotheseis (meetkundige fig.) als principes die zelf niet in vraag gesteld worden. Wiskunde = verstand (tss doxa en epistemè). Werkwijze dialecticus: hupotheseis als onderstellingen. Springplank naar het goede. Opstijgen een afdalen blijft binnen de vormenwereld. FILOSOFIE EN PRAXIS EPISTEME = theoretische context. Praktisch weten. Ideeën moeten begrepen worden in pragmatische context. Episteme en techne komen dichter bij elkaar. FILOSOFIE EN POLIS - politiek Kennis is ambivalent (kan ten goede en kwade gebruikt worden) Ideale staat = filosofen (ratio) + vechters, soldaten (positieve deugd) + werkers + metis-aspect (sluwheid) = belangrijk in de nieuwe staat. Waarheid vs. Leugen Edele leugen: morele verplichte leugen wordt toegestaan. Leiders mogen continu liegen. Staat moet perfect rationeel zijn onderwijs door staat geregeld Vrouwen met ratio kunnen opklimmen Staat is dystopie: totalitaire staat filosofen regelen alles. Filosofie als uitgangspunt voor rechtvaardigheid. Kennis van goed leven = gelukkig zijn. Materialen die de mens in dagelijks leven gebruikt = natuurlijke goederen (rijkdom, gezondheid,…) vereist gebruikskennis. Natuurlijke deugden: morele eigenschappen door phusis + geldende normen Technisch vs. Praktische kennis: Technisch: kan bewust verkeerd handelen (teken van vakbekwaamheid) staat Praktisch (moreel): deugdzaamheid, het goede kénnen. Extern: goed leven - intern: phronesis (theoretisch inzicht) = theorie en praxis. Vorm van het goede: bron van ‘zijn’, ‘kennen’ en ‘handelen’. Kennis van het goede. Enkel dialecticos kan phronesis (inzicht in vorm van het goede) verwerven.
Anouk Jacobs Enkel filosoof bekwaam om menselijk handelen te reguleren. THEORIE VS PRAKTIJK Ziel onderverdeeld in drie delen (met specifieke hedonè) - Waarmee de mens leert =philosophos - Waarmee de mens zich opwindt =philonikos - Eten, drank, seks, geld begeren. =philokerdes Pythagoras Beroept zich op Orfisme: de onsterfelijke ziel reïncarneert in materiële werkelijkheid Vergankelijk lichaam en onsterfelijke ziel. Het getal is de archè Tetraktys: driehoek bestaande uit bollen (4 = basis): hele werkelijkheid verklaren met 4 getallen (sociaal, maatschappelijk, politiek, fysiek) Individu koppel koppel met kind minimale maatschappij
Aristoteles Aristoteles 384 - 322 367: Akademie van Plato opgericht 348: verlaat Athene met XEnokratos (naar Assos). Sticht academische gemeeschap 343-340: opvoeding Alexander de Grote. Was metoik (geen burgerrecht in Athene) Doet onderzoek op alle gebieden. Philippos maakt Aristoteles nomotheet (mag wet opstellen) HET LYCEUM 334 vc = meer gericht oop systematisch onderzoek. Had geen eigen juridisch statuut. NATUURFILOSOFIE = theoretisch en praktisch Metaphysica alpha: onderzoek naar kennis dat aanspraak maakt om sophia te zijn. Sophia is? Onderzoekt ‘waarom?’ vraag naar de natuurlijke fenomenen. Belang van de primaire oorzaak. Wetenschappelijke methodes. Primaire oorzaken: fundamentele zijnsgronden van de werkelijkheid: vorm, stof, doel EN begrippen die de kennis van de werkelijkheid kunnen funderen: beweging, eenheid, ruimte. Valt samen met natuurfilosofie. Stadsleven staat centraal (maar geen stedelijke economie) grond als fundamenteel productiemiddel. Dominantie van de natuurrelatie. Ideologisch vlak: natuur als domein van orde en harmonie Politica van Aristoteles: voc. Gaat terug op de natuur. Mens is van nature een polis dier. Maatschappij zoveel mogelijk naturaliseren. - Politeia/democratie: NEGATIEF - Monarchie/tirannie: stelt iedereen tevreden - Aristocratie/oligarchie Goede soorten maatschappij dienen de telos(=doel, einde) (min. Aan confort en rijkdom om goed te leven) Indeling van maatschappij op basis van oikos (huis, familie)
Anouk Jacobs - Kerngezin + bedienden - Hiërarchie binnen oikos - Kern: eigenaar en directe ondergeschikten kern = mannen - Gaan relaties aan met andere oikoi! = soort natuurlijke aristocratie, natuurlijke vorm van samenleven MAAR oikos is niet eindtelos van mens: bllijven bestaan is een middel: je moet hoger. Vandaar samenwerking met andere oikoi. = natuurlijke analyse van hoe de stadstaat tot stand kmt. Oikoi moeten groeien om een cultuur te ontwikkelen. Macht komt van hoger: vrije herenboeren verdelen macht en zeggen wie wat moet doen. Macht komt van onderuit Als de macht niet goed is, komt het volk in opstand cyclus van de ene naar de andere bestuursvorm = anakyklosis DE ARISTOTELSISCHE PHUSIKE = deel van de theoretische wetenschappen. Weten om het weten. Fysica = - Heel ruim: levenloze + levende natuur - Alle fenomenen van de stoffelijke wereld - Tussen natuurfilosofie en natuurwetenschap - Belang van observatie Ware werkelijkheid = logische en fysische analyse WETENSCHAP = progressieve constructie van een TAAL Taal gebruiken om logische hiërarchie aan te duiden: species en genera Taalsysteem voltooien = wetenschap als replica van de wereld in haar ware werkelijkheid. Enkel algemeen!!! Geen individuen kan niet onderzocht worden in het hiërarchische systeem PSYCHOLOGIE van kennis Kennis over fenomenen = wezensvormen van die fenomenen bestaan in onze geest. Historisch verklaarbaar: - Moderne begrip van ‘materieel’ ontbreekt in klassieke filosofie - Moderne ‘subjectiviteit’ ontbreekt Tweedeling tussen lichaam en geest: - Moderne visie: radicaler - Aristoteles: Phusikos: bestudeert lichamelijke omstandigheden die gepaard gaan met pathè Dialektikos: abstractie van lichamelijke factoren om zich toe te spitsen op formele principes (logoi) Psychische fenomenen zijn psychosomatisch (beide bestuderen) Verhouding tussen inhoud van onze geest en de wereld der dingen: Isomorfie: talige tekens om naar dingen te verwijzen kunnen verschillen volgens taal. Maar in onze gedachten ontstaat een gelijkenis, want alle dingen zijn voor alle mensen identiek. MAAR bestudeert alleen algemeenheden: algemene gronden van de natuur. PHUSIS ALS KINESIS = basisfenomeen in natuurlijke werkelijkheid, = zichtbare phusis. Wereld verandert continu. (door observatie onderzoeken) PROBLEEM: het denkbaar maken van beweging. Maar ‘het zijn’ is denkbaar. WAT IS VERANDERING? Elke kinesis is een verandering van plaats, verandering van atomen. Elk levend wezen = stof + vorm In de dingen zelf zit iets dat zorgt dat het gestructureerd en op vaste wijze evolueert. BEWEGING = - Beweging in ruimte - Kwalitatieve verandering - Kwantitatieve verandering - Ontstaan en vergaan
Anouk Jacobs ≠ abstract: iets is in beweging Altijd een bewogene en een beweger. TAALANALYSE om beweging te begrijpen = analyse van wijze waarop mensen beweging ervaren. CATEGORIEENLEER: van minder naar meer autonomie en complexiteit Zijn heeft verschillende betekenissen. 10 verschillende algemene genera (verschillende categorieën) DUS 10 ontologische genera: bv. Klasse van existentie, klasse van kwaliteit, van plaats,… Elk fenomeen behoort tot een klasse. PROBLEEM: bv. De magische kabouter is klasse van existentie FOUT Als je iets zegt, moet je goed nadenken over de consequenties van wat je zegt. ONDERSCHEID TUSSEN WEZENLIJK zijn EN BIJKOMSTIG zijn Onderscheid tussen categorie 1 (klasse van existentie) en andere zijnscategorieën ’S is P’ = categorie van de ousia, wezenheid Primaire wezenheid = concreet (in taal aanwijsbaar en identificeerbaar) Secundaire wezenheid = wezenheid van een wezenheid (bv. Socrates is een mens) 9 andere categorieën: Afhankelijk van een ousia uit de 1e categorie. Bv. Socrates is vader (is = categorie van relatie + vader = afhankelijk van het bestaan van Socrates) statuut van bijkomstigheid. Secundaire kwaliteiten hebben primaire vormen nodig om te bestaan. ONDERSCHEID TUSSEN WEZENSVERANDERING EN ACCIDENTELE VERANDERING Accidenteel = 1 vd 9 categorieën Wezenheid bewaart identiteit (Socrates wordt rood): kan veranderen, maar S. existeert altijd. Secundaire aspecten zijn veranderlijk. Wezensverandering = verandering van het wezen zelf waardoor een nieuwe ousia ontstaat. ONDERSCHEID TUSSEN DUNAMEI EN EINERGEIAI Dunamei = in aanleg, potentieel Energeiai = actueel ONDERSCHEID TUSSEN STOF EN VORM/hylemorfisme - Vorm is altijd de vorm van een concreet ousia (komt niet an sich voor) Vorm, eidos is ook de ziel (mens heeft 3 zielen), geen onsterfelijke ziel die losstaat van lichaam. - Stof: enkel determineerbaar door relatie tot datgene waarvoor ze substraat is. = vereenzelving met dunamei. Stof an sich bestaat niet altijd in combinatie met vorm. De materie als universale bestaat niet. Verandering wordt intelligibel gemaakt. ANALYSE Accidentele veranderingen: - Kinesis voltrekt zich tussen twee hoedanigheden (bv koud en warm) - Nieuwe hoedanigheid na verandering: altijd vooraf in aanleg (dunamei) aanwezig. Wezensverandering: - Eis dat er een onveranderlijk subject aanwezig moet zijn. - ≠ concrete ousia (want verdwijnt en wordt geboren) - Hulè (stof) = onderliggende natuur tijdens ontstaansproces. Gaat van dunamei energeia Stofbegrip + combinatie aanleg-act: recht doen aan natuurlijke empirie en wet van PARMENIDES respecteren. ontstaan en vergaan. Wat “is” ontstaat niet uit wat “niet is”. KINESIS = werkelijkheid van wat in aanleg is als X tot Y wordt, moet y al aanwezig geweest zijn in X Alle beweging is doelgericht: vorm is altijd aanwezig in de kinesis. Bepaalt de richting van de beweging, is het doel (telos) en maakt wezen uit van de nieuwe wezenheid. De staat waarin elk wezen (voleindig) is, is de natuur ervan. PHUSIS = de aangeboren bewegingsgrond van een natuurlijk wezen. = RELATIONEEL BEGRIP
Anouk Jacobs Holon = natuur als geheel (niet als losse verzamelingen bewegingen) - Hiërarchisch geordend. - Universele telos (hoogste goed) De onbewogen beweger als fundament van de samenhang van de wereld. Na bloei vervallen wezens terug in proces van vergaan en sterven nooit definitief verwezenlijkt PHUSIS EN TECHNE 4 primaire oorzaken: thematisering van aristoteles’ teleologische natuurvisie Phusis = oorzaak - Als stof: causa materialis - Als vorm: causa formalis - Als oorzaak: causa efficiens - Als doel: causa finalis Zit in verschillende genera van de wereld, niet in parallel universum Maatschappelijke oorsprong van natuurvisie = productieproces van technai Handwerker (beweger) Materialen (stof) Opdracht (vorm) Product (telos) Natuurproces als productieprcose. BEGRIP NATUUR = kan enkel gevormd worden door aan te geven wat ‘geen natuur’ is. Natuurproces vindt uit zichzelf plaats. Geen uitwendige ingreep nodig. Maar ook doelgericht. Ideologie ten opzichte van ambachten (aristocratie) - vervaardiging vs gebruik van goederen: onderschikking van maker aan gebruiker. ARISTOTELES: voltooide product na arbeid = idee Eisen waaraan product moet voldoen gekend door gebruiker. Consument = oorzaak van scheppingsproces. Vakman = middel KINESIS EN ENERGEIA Antithese poièsis – praxis Poièsis: menselijke activiteit, gericht op doel dat extern is aan handeling. - kinesis Praxis: werkzaamheid die beoefend wordt ter wille van haarzelf. - energeia Gebruikswaarde-ideologie Kinesis = werkelijkheid van wat in aanleg is, dus niet voltooid. - In ruimte: onvoltooid, in tijd (oneindig en onomkeerbaar continuüm) - Uitdrukking van onvolmaaktheid (godheid is volmaakt en onbewogen) - Heeft haar ‘telos’ buiten zich. In het product. Telos bereikt? Werkelijkheid geworden. Beweging voorbij. Energeia = actueel - Actualiteit van het gerealiseerde telos - Uitdrukking van volmaaktheid. (entelecheia). - Godheid is pure energeia. Brengt eeuwige beweging. - Is op elk ogenblik af: zijnswijze van de godheid - Aaneenschakeling van identieke ‘nu’s’ = bewegingloos (bv. Zien tov kijken) - = chresis: gebruik van geactualiseerd vermogen. - = filosofische sublimering van praxis Kinesis is middel tot ergon energieia = ergon Cirkel: van potentie naar actualisatie - Nieuwe generaties binnen gezin. Ontwikkelen naar een bepaald doel. - Subject wordt gedwongen zich te ontwikkelen naar een bepaald doel. Scholè = maatschappelijk ideaal van arbeidsvrije consumptie, statussymbool voor rijken.
Anouk Jacobs = metafysisch bij Aristoteles. NATUUR ALS ENERGEIA Natuur = rijk van de werkzaamheid (energia) = geheel van alle volmaakte ousiai Natuurlijke wezens hebben interne bewegingsgond en finaliteit Elke ousia is een eenheid. Een wezen is goed als het al haar potentialiteiten van haar wezensvorm gerealiseerd heeft. - Elk wezen heeft een ergon (want alles heeft zin) = afhankelijk van natuurlijke vermogens. Alles wordt gedefinieerd door ergon en dunamis Logos van vorm heeft soort specifieke ergon voor ogen. Eerste volmaaktheid = psyche (verwezenlijkt-zijn van een vorm) Tweede volmaaktheid = functioneren van een levend lichaam (in het werk stellen van vorm) Leven als energeia: hoofdcategorieën van leven. - Ziel van een plant: vegetatief Eigenlijke doel: soort voortzetten. Zichzelf ontplooien tot volwassen versie. Geen darwinistische evolutie - Ziel van dier: Doel: soort voortzetten, volwassen worden. MAAR dier kan meer: interactie met de omgeving. Psyche van dieren: bezit vermogen van gewaarwording, verplaatsing en beweging - Ziel van een mens: Bezit alle vorige eigenschappen + logos (spreek en denkvermogen) Mens = meest autonoom. Doel = voortplanting. Zin/telos van de mens? Hiërarchie binnen menselijke ziel Laagst: slaaf hoogst: filosoof Telos = goed beoefenen van de ergon. (basis = goed-leven in overeenkomst met je levensvorm. Aretè: gesteldheid waarmee vermogens optimaal functioneren. Ook gebruiksvoorwerpen. Uitoefening van ergon = hedonè (goed) Verhoogt intensiteit van energiea. (= volmaakt) Minderwaardig = hedonè die kinesis vergezelt. NATUUR EN ETHIEK Ethiek = praktische filosofie. = niet enkel wéten wat goed is, maar het ook worden!! Telos = eigen geluk realiseren (eudaimonia) Mens heeft ergon = het beste voor de mens. Wordt zo onderscheiden van dieren. (hebben inferieure fusis: kunnen niet gelukkig zijn) Menselijke eudaimonie = energia van menselijke psyche Mens’ soortspecificiteit = redelijkheid HOE goed leven? Natuurlijke principes volgen. Natuurlijke ergon toepassen = energia van de natuurlijke vermogens Vermogens van de mens (deugden): eudaimonie (energia van psyche volgens meest volmaakte aretè). Geen morele dwang. Goed leven. Gematigde visie. Benadrukt ook emotionele aspecten. Middenweg tss te veel en te weinig. Ook zonder obligatio tegenover hogere zijnsorde = menselijk domein binnen totale werkelijkheid - Mens ≠ enkel een natuurwezen, ≠ principe van beweging - Mens = principe van praxis. (vatbaar voor overleg) De menselijke wereld zijn handelingen:: menselijk verstand als oorzaak van de handelingen Gelooft niet dat de mens uit zichzelf deugdzaam is.
Anouk Jacobs Progressief: met eigen filo als bekroning. Morele en sociale opvoeding zijn vereist. goede gewoontevorming. ONDERWIJS: beperkte kracht van de logos. Nomoi zijn belangrijk, dwingend. Wet = polis als voleindige samenleving. Goed leven moet geregeld worden. Praktische filosofie als politieke wetenschap. Iedereen kan goed mens worden (geen filo nodig) Ervaring met praxis is voorwaarde om naar de filosofenschool te kunnen Zoals Artistoteles: PROTAGORAS: mens heeft geen natuurlijke verdediging zoals een dier. Mens kan wel dingen vervaardigen en via logos samenwerken met anderen. Leven in kleine gemeenschappen, gebaseerd op logos, natuurlijk. POLUBIOS: de Historiën. Hiermee wilde hij de opgang van Rome van het begin van de Tweede Punische Oorlog tot de verwoesting van Carthago en Korinthe uiteenzetten en verklaren in het ruimere kader van de geschiedenis van de Hellenistische wereld. Hij wilde daarbij aantonen dat de staatsvorm en de instellingen van de Romeinse Republiek de beste zijn, omdat ze de ideale synthese zijn van verschillende staatsvormen zoals de monarchie, de oligarchie en democratie. Dit weerspiegelt zich in de jaarlijks te kiezen consuls met daarbij de senaat en de volksvergadering die elkaar in evenwicht houden. PLATO VS ARISTOTELES PLATO
ARISTOTELES
GELIJKENISSEN Eidè: zijn- en kenprincipe is eeuwig en onveranderlijk Alle beweging is doelgericht. De vorm is ook het doel (telos) Modellen (paradeigmata) bevinden zich buiten de natuur. Verlangen naar superieure kennis, hunkering Godheid bestaat op zich, maar andere Vormen naar iets onbereikbaars (kan enkel beroerd bestaan niet op zich. worden) Vormen zijn belichaamd in natuur en kunnen Vormenleer toont a priori kennis aan. eigenlijke ken-objecten worden door te Vorm = een constante in dynamische abstraheren via het kenproces. werkelijkheid. Kritiek: plato maakt vormen van vormen: eindeloze ketting. Dualisme: ta onta: 1 absoluut zijn. epistèmè/ intelligibilia (= kenbare dingen via geest) Noèta: enkel over de onveranderlijke aspecten kunnen we kennis hebben. Doxa/sensibilia (= kenbare dingen via zintuigen): aisthèa: dingen die continu veranderen kunnen we niet echt kennen.
Categorieënleer: ta onta: zijn heeft verschillende betekenissen. 10 verschillende algemene genera (verschillende categorieën) DUS 10 ontologische genera: bv. Klasse van existentie, klasse van kwaliteit, van plaats,… Elk fenomeen behoort tot een klasse.
Doelgerichtheid als extern aan natuur geen wetenschap
Phusis is een relationeel begrip
Anouk Jacobs Kosmisch pessimisme van Plato. Wezens kunnen nooit vol-eindigd zijn. Worden gescheiden van hun ware natuur.
Kosmisch optimisme van Aristoteles: natuurlijk wezen zelf wordt gezien als telos dat daadwerkelijk gerealiseerd wordt.
Rationele visie op ethiek en moraal. Tweeledig: goed vs. Slecht
Gematigde visie. Benadrukt ook emotionele aspecten. Middenweg tss te veel en te weinig.
Autonomie van de mens in de totale zijnsorden. Handelingen krijgen moreel statuut (rationeel overleg). Domein van praktische filo. Mens is niet voortreffelijk: heeft irrationele gevoelens.
Menselijke verstand als oorzaak van handelingen in de totale werkelijkheid. Gelooft niet dat de mens uit zichzelf deugdzaam is. Progressief: met eigen filo als bekroning. Morele en sociale opvoeding zijn vereist. goede gewoontevorming.
Epicurisme en stoa (hoofdstuk 8) Filosofie in de Hellenistische periode: Grote filosofische bloei tot Aristoteles. Praktisch gericht. Dood Alexander de Grote: maatschappelijke veranderingen: grote diadochenrijken. Hoogconjunctuur en rationalisme -
Aristoteles en het lyceum Alexandrië en het mouseion
Intellectualisme enkel voor elite. Vanaf 1e eeuw vc. Terugkeer van het irrationele, ook in hogere klassen, samen met de opkomst van de rationele wetenschappen. Men zoekt spiritualiteit: mysteriecultussen, gnostische sekten, occultisme. Overgang naar grote, traditie armen rijken naar Romeinse rijk. Van polis-gevoel groot rijk (vervreemden, Griek zijn is nu van belang (niet meer polis, gezin)) Hellenisering van oosterse steden en bloei van het koinè Grieks. 4e eeuw VC – 4e nc.: Griekse bijbel (daarvoor: Aramees) en septuaginta. Hellenistische filosofie EPICURISME EN STOÏCISME: Materialistische zijnsleer Empiristisch uitgangspunt voor hun kennisleer. Ontstaan 4 scholen in Athene - Stoa - Lyceum - Akademie - Epicurisme KEERPUNT 155 vc.: Athene smeekt Rome om reductie van boete. Sturen gezantschap van filosofen.
Anouk Jacobs Epicurisme en stoa Omvattende en systematische levensfilosofie. Dominante positie. Ethiek en morele levenskunst Natuurstudie heeft prestige verloren. Gericht op breed publiek - Reactie tegen Plato en Aristoteles’ intellectuele elite - Iedereen tonen hoe eudaimonia te realiseren. - Materialisme en empirisme centraal. - Vervanging van religie - Populariserend, propaganda. Diatriben: concrete filosofische ideeën uiteenzetten. Dogmatisch rationalisme Het goede kan gerealiseerd worden in deze wereld. (bv. Met rede) Morele perfectie en eudaimonie worden vereenzelvigd. = natuurlijke, actieve manier van leven. Morele intellectualisme van Socrates: deugd = kennis Dogmatisch denken: enkel gelukkig worden door in een filosofische school te gaan. Belang van phusis, niet metafysisch. Praktisch gericht. Realisatie van goed-leven met voorschriften als leidraad. Opvoeding: combinatie van logos (theorie) met askesis (oefening, training) Morele opvoeding: nooit te laat om filosofie te leren. Regels over hoe in een bepaalde situatie handelen. Stoa: psyche herleid tot verstandelijke functies -
Morele goedheid en ratio vallen samen in sophia: ethiek als exacte wetenschap. Dogmatisch rationalisme: ideale mens is ideale Wijze.
Hellenistische filosofie Morele perfectie en eudaimonie worden vereenzelvigd. = natuurlijke, actieve manier van leven.
Aristoteles materiële welstand vereist voor geluk
Morele intellectualisme van Socrates: deugd = kennis
ook niet-ratio deugden zijn nodig.
Regels over hoe juist te leven. Stoa: interactie tussen theorie en praktijk.
Morele opvoeding als kwestie van gewoontevorming.
Verinnerlijking Morele doelstellingen (samen met autrakie en vrijheid) afhankelijk van menselijke psyche. To ephéhèmin: wat van jezelf afhangt. uitsluiten van materiële omstandigheden. Goed leven = interne houding (in onze macht). Geen lichamelijke of materiële factoren die we niet beheersen. Met moet autarkis worden!!! ten opzichte van zichzelf (lichamelijke behoeften) en andere personen. VRIJ VAN STORENDE ELEMENTEN Innerlijke zielenrust centaal!!
Anouk Jacobs Apatheia: vrij van irrationele emoties (STOA) Indeling positieve en negatieve emoties Ataraxia: onverstoorbaarheid (EPICURISME) Taraxia = negatieve ervaringen in het heden of toekomst: angst, pijn,… SKEPSIS Grondlegger: Purrhoon van Elis (365-275) Doel: zielenrust: ataraxia Mens is niet in staat door te dringen tot de ware natuur van de dingen beter niet oordelen Sextus Empiricus (2e eeuw) Overzicht van het purrhonisme gegeven. Vertrekt vanuit de socratische onwetendheid: radicaal. Niet vertrouwen op zintuigen. Bv. Houten plank onder water trekt schijnbaar scheef. ECHT SKEPTICISME: andere doctrines ondermijnen, maar zelf geen stelling innemen. Arkesilaos (315-240) Idee van onwetendheid. Weerleggen van kennis. Doctrines zijn enkel opinies. Afwegen wat het meest ‘redelijk’ lijkt: eulogon. Hoofd van de Akademie Karneades (214-129) Principe van het ‘waarschijnlijk’ (pithanon) Toetsen aan het concrete om te weten of het een gids kan zijn voor het praktisch handelen. Hoofd Akademie Epochè = opschorting van dogmatische oordeel. Veel kritiek: (bv van stoa) als je geen oordeel hebt, hoe kom je dan tot een handeling. Arkesilaos en Karneades: enige redelijkheid in het leven pithanon en eulogon HEDONSME Aristippus van Cyrene Geen slaaf zijn van de lusten Niet te overspannen Gewust genieten, met mate, zonder jezelf te verliezen Genot in het nu! Komt voort uit actie aangenaam gevoel tijdens de actie. Goed leven in functie van genot Bestaat niet lang CYNICI Diogenes van Sinope (radicaal) Ascetisch, afwijzen van conventionele regels Anaideia: schaamteloosheid (vooral op lichamelijk gebied) Met boodschap: one-liners Vergelijkbaar met komedie en saterspel Antisthenes Cynische bios Krates van Thebe Zenoon PHUSIS/NOMOS-debat: - Nomos: dingen verlangen die overbodig zijn - Leren: door lichamelijke harding. - Deugdzaamheid bestaat niet in nadenken, maar uit handelen, actie. Autarkia: aan jezelf genoeg hebben.
Anouk Jacobs Connectie politiek – filosofie: Geborgenheid binnen eigen filosofie. Filosofen in de hofcultuur: - Stoa vaak - Romeinse aristocraten werden vaak patroon van Griekse filosofen zich terugtrekken uit alledaagse leven. - Vanaf keizertijd: minder.
Epikouros en het epicurisme Van 341-270, Samos Niet door Plato geïnspireerd. Nieuwe filosofische spiritualiteit: traditionele religie met filosofische toets. Filosofisch leven met religieuze goedkeuring. Filosofie als therapie EPICOUROS: onderricht bij een leerling van Demokritos, Platonicus en bij Aristotelici, maar is eerder autodidact. Vestigde zich in: Mutilene, Lamsakos, Athene (filosofische gemeenschap gesticht) Filsofie als speculatieve en theoretische activiteit - gericht op kennis van de waarheid. Roept iedereen op te filosoferen. Doel = eudaimonie Model = geneeskunde -
Medische termen Psychische gezondheid Filosoof als therapeut Ziektes = pathé: zielsaffecties die ataraxie verstoren Tetrapharmakos = geen vrees voor god, dood, lijden.
Teksten van: -
Diogenes Laertius (niet kritisch) Lucretius Filodemus Brieven Tekst niet centraal filosofische bios
Epikouros’ filosofisch systeem Filosofie als therapie: verwerving van rationele inzichten in ascetische gemeenschapsleven Praktische heilsleer: kennis is zinvol als ze bijdraagt tot eudaimonie (logos om gelukkig te leven) Algemeen bereikbaar: iedereen kan eudaimonie realiseren.
Anouk Jacobs Drie stappen om tot eudaimonia te komen:
To kanonikon: toegang tot wetenschappelijke arbeid To phusikon: theorie rond natuur To ethikon: wat gekozen moet worden en wat weg moet. Geen plaats voor dialectiek!!
KANONIEK Toont wat ‘waar’ is. Hoe het evidente gebruiken om tot het niet evidente te komen. Epistemologie en methodologie: van ware, evidente kennis niet-evidente, abstracter niveau Kennis van aletheia kan door: -
Gewaarwordingen (aistheseis): niet enkel zintuiglijk, maar ook met de ziel. anatomisme. Geheugen en dromen zijn ook impressies Anticipaties (prolepseis): empirische basisbegrippen Affecties (gevoelens, pathè): vreugde en pijn.
Tegenstander van Skepsis: -
Werkelijkheid is kenbaar Tegen aporetische aanpak van Socrates (De wijze brengt zekerheid) Aandacht voor gewaarwordingen: belang van empirie Phanè en phantasiai (voorstellingen uit actieve aandacht) = noodzakelijke werkelijkheid. Vergissing = intern toevoegen van een opinie Eigen waarheid vs. Waarheid ‘op zich’ Denken is afhankelijk van waarnemingen
Tegen rationalisme van Plato en Aristoteles: zien waarheid enkel in geestelijk zien. (gebogen roeispaan klopt als impressie: atomen uitgezonden door roeispaan) FYSICA
uit brieven aan Herodotos en Pythocles
Begrippen: kanonikon, phusikon, met als doel: ataraxie en eudaimonie Ongelukkig zijn is het gevolg van onze eigen interne voorstellingen (psyche): -
Onware en ijdele opinies onjuiste verklaringen voor natuur gevoel van angst
ATOOMLEER: van Demokritos (lost zo angst voor de dood op = atoomverbindingen) De Atoomleer: Ontkennen voorbedachtheid in natuurlijke orde <-> STOA: pronoia Atomen brengen alles voort: oneindig in tijd en verbindingen Survival of the fittest: atoomcombinaties die het best passen, blijven bestaan. Dezelfde oorzaken = dezelfde effecten. Fysische ondeelbaarheid vs. Logische ondeelbaarheid Leer van de minima (elachista): atomen hebben een grootte. Een lichaam niet eindeloos opgedeeld worden Declinatie: atomen maken in een oneindige ruimte allemaal parallel dezelfde valbeweging met dezelfde snelheid. MAAR ze kennen spontane en onverwachte afwijkingen (parenklisis) Nieuwe combinaties kunnen zo gevormd worden Toevalsfactor is een probleem: parenklisis moet menselijke vrijheid funderen.
Anouk Jacobs KOSMOLOGIE EN ASTRONOMIE Epikouros ontkent goddelijkheid van de kosmos: wordt ook geboren en sterft. Tegen vergoddelijking van hemellichamen (Plato en Aristoteles) Tegen dualisme (Aristoteles): zegt dat bovenmaatse hemelsferen (ether) en ondermaatse natuur (de vier elementen) EPICOUROS: hemel en aarde bestaan uit hetzelfde materiaal: atomen die zelfde beweging maken. Verouderde visie: aarde is een platte schijf. Besef van verschillende mogelijkheden bij het verklaren van hemelsverschijnselen: niet belangrijk. Enkel weten dat het niet aan de goden toegeschreven kan worden. Zwakheid = negeren van astronomische wetenschap ETHICA De goden: Bestaan van goden wordt niet ontkend: mensen hadden een preconceptie ervan, dus ze moeten bestaan. MAAR fout: er wordt een doxa toegevoegd aan de goeden goden zijn passief Epicurisme
Aristoteles
Plato
Goden zijn passief. Goden leven in een volmaakte gelukzaligheid in tussenwerelden. Trekken zich niets aan van de mens model voor ataraxia. Traditionele cultus is zinloos. Deelnemen aan cultus is mogelijk, maar juiste godsbeeld voor ogen houden. Bidden is belangrijk = een beeld vormen van de superieure natuur van de goden. Mentale voorstelling van goddelijke natuur brengt contact. Vijandig tegenover poëzie: vertelt godenverhalen die menselijke angst doen toenemen Theophilia: gelijkwording met god en contemplatie en kennis van het goddelijke. = eudaimonia en ataraxia Traditionele religie houden, maar mythologie weg. God is enkel op zichzelf betrokken. Materialistische interpretatie. Godheid is pure energeia. Brengt eeuwige beweging. Is op elk ogenblik af: zijnswijze van de godheid God is volmaakt en bestaat op zich. Vijandig tegenover poëzie: vertelt godenverhalen die menselijke angst doen toenemen. Materialistische interpretatie. Goddelijke wordt onderworpen aan ratio: boodschappen van goden moeten geïnterpreteerd worden op basis van de morele theologie. Goden zijn moreel. Godheid = oorzaak van het goede, niet het kwade. Dus goden zijn niet oorzaak van alles. DUS leven in opdracht van de godheid.
Anouk Jacobs Hedonè: tussen phusis en logos Eudaimonie = geen honger, geen dorst en geen kou hebben. Toeval: weinig impact op de wijze: uitwendige heeft geen invloed Autarkie: impliceert vrijheid (genoeg hebben aan jezelf) Verzoenen met de dood: na de dood komt niets, geen hiernamaals KRITISCHE VERBINDING TUSSEN PHUSIS EN LOGOS: natuurlijk = goed, maar nuttig = lustvol. Natuurlijke telos leren kennen: wezens observeren die minst vervreemd zijn van de natuur (dieren, baby’s kiezen automatisch voor lust en mijden pijn) DUS HEDONE (lust) IS HET GOEDE! Rationaliteit is ambigu: verkeerd gebruik van de logos = vervreemdend voor natuurlijke doelen = krijgen van onnodige verlangens. Natuurlijke gegevens en menselijke logos Beschaving begonnen bij dierlijk stadium van de eerste mensen Taal = spontane reacties van mensen op ervaringen (pathè) en op voorstellingen (phantasmata) Verstandelijke uitwerking nodig om dubbelzinnigheden in de taal te mijden: Spontane koppeling: woorden en betekenis natuurlijk gegeven Betekenis van woorden vereist geen studie ITT STOA!! Onderscheid tussen natuurlijke en onnatuurlijke behoeften -
-
Ware hedone: Statische lust = ataraxia Hoogste goed = aponia Noodzakelijke begeertes: nodig voor eudaimonie Natuurlijke begeertes: voor de rust van het lichaam,
Aretai = middelen tot hedonè. noodzakelijk voor eudaimonie. -
4 kardinale deugden= phronesis, sophrosune, andreia en dikaiosune Belang van phronesis: praktische wijsheid (prudentia) Belang: gematigd ascetisme en nuchter denken Lichamelijk welbehagen = geestelijk welbehagen = cultus van het heilige lichaam Geestelijke hedone: reflectie in het verstand van lichamelijke lusten. Belang van philia: vertrouwen in hulp van vrienden. Compenseert verdwijnen van burgerlijke integratie in polissamenleving Utilitarisme: wijze moet bereid zijn te sterven voor een vriend. Belang van blijheid en dankbaarheid voor het leven.
Bios philosophos Epicurisme = een levenspraktijk. Beleving van alle menselijke vermogens Scholastikos bios (werkloos leven) = terugtrekken uit politieke leven
Anouk Jacobs
In het verborgene leven Afwijzing van retoriek Afwijzing van cultuur (paideia) NIET negatief over politiek: waarde aan veiligheid als maatschappelijke voorwaarde voor het gerustzijn van de mens. En rationele drijfveel die leidt tot recht (recht = afspraak tussen mensen)
Band tussen philia en pholosophia: Philia helpt om al filosoferend gelukkig te worden (samen filosoferen) Sumphilosophein (= gezellen in de filosofie) krijgt existentiële dimensie. Eudaimonie = samen filosoferen Filosofie krijgt iets religieus, met Epicouros als god. Doel: collectieve bewondering: Leerlingen streven samen om het ware pad te vinden Opvoeding wordt coöperatief Philia als levenswijze: affectieve geladenheid. Hiërarchie van de tuin: 1. Hegemoon = Epicouros 2. Kathegemones: leeftijdsgenoten en eerste volgelingen: philosophoi 3. kathegetes: leraren 4. kataskeuazomenoi: leerlingen (klassen onder leraren) doel onderwijs: bestuderen en memoriseren van teksten van de meester. SEKSTE: ideologische geslotenheid, vijandig tegenover niet-leden EPICOUROS VS GOD Bios = goddelijke hoedanigheid Samen filosoferen = leven als een god onder mensen. De Meester = Epicouros Verering, testament van Epikouros (hij is een vorm van verlichting) Biechtpraktijk: intieme band, Therapeutische functie (zoals in mysteriegodsdiensten) Belang van het geweten: bewust zijn van het eigen geweten en bereidheid tot gewetensonderzoek. Basisopleiding volgens ascesis: basisdoctrines memoriseren, oefeningen, Epicouros ziet alles.
Zenoon en het Stoïcisme 333/332-?, Cyprus, Semitische origine. School = stoa poikilè. In Athene (310 vc) Besef van kosmopolitisme: hoofddoel filo = leren leven. Met natuur als middel. Stoa: vuurleer vuur is overal aanwezig. God : immanent aanwezig in de werkelijkheid.
Anouk Jacobs Belangrijke leden: PERSAIOS (305 vc) HERILLOS VAN CARTHAGO CHRUSIPPOS VAN SOLOI (moedertaal: Aramees, opvolger Zenoon, 2e grondlegger stoa) POSEIDONIUS Naar Rome getrokken. niet langer puur Griekse filosofie DIOGENES VAN SELEUKEIA 240 vc. Opvolger van Chrusippos van Soloi. Deel van filosofengezanten die naar Rome gestuurd werden om Athene te verdedigen. SENECA ‘de ira’: aanvankelijk positief, heel bevreemdend (hoe je gedragen als stoïcijn) Ijzeren houding. Onmenselijk. Kosmopolitanisme vs. Reactionaire houding ten opzichte van slaven. Semitische origine - Aandacht voor relatie: taal-betekenis - Taal: tweetaligheid van de leidinggevenden Oude Stoa: grote openheid en onafhankelijk van geest. Aristotelische invloed. Midden Stoa Late Stoa ARISTOTELISCHE INVLOED - Werkelijkheid : 1 ousia of wezenheid (combinatie van wezensvormen en stof) VERSCHIL: Natuur ≠ verzameling zelfstandige wezens: natuur is enige ousia Filo als een gecompliceerde zin waarvan het onderwerp de eigennaam zou zijn van de wereld. Het predicaat zou de referenties bevatten naar de totaalstructuur van de wereld. PLATOONSE LOGICA fysica STOA = een propositielogica = objectieve basisgegevens door gebeurtenissen.
Fysica Coherentie is belangrijk: indeling binnen filosofisch systeem: -
Logica (geen instrument, maar onderdeel van filosofie) Fysica Ethiek: staat centraal
STOA EN EPICURISME - naturalistische aanpak van ethische vraagstelling - Vereenzelving van eudaimonie met zielenrust/ onverstoorbaarheid (ataraxia en apatheia) Mensen overtuigen van de zinvolheid van het Mensen bevrijden van angst bestaan Materialisme gekoppeld aan monistische positie: enkel lichaam is ‘zijn’ dus bestaan. Werkelijkheid = een zinvol geheel Interactiviteit vereist: causaliteit = fysiek contact tussen lichamen.
Fysische wereldbeeld zonder intentionaliteit. atomen maken in een oneindige ruimte allemaal parallel dezelfde valbeweging met dezelfde snelheid. MAAR ze kennen spontane en onverwachte afwijkingen (parenklisis)
Anouk Jacobs ACTIEF VS PASSIEF Actief: scheppend, structurerend, logos, god (enkel rationeel te onderscheiden) Passief: stof, materie (god is materieel) = een eenheid. Maar kunnen apart gedacht worden. GOD = schepper van alle vormen. God is lichamelijk. God = kosmos. En kosmos = levend en denkend organisme, met ziel en verstand. = VITALISME Buiten de kosmos= een leegte. Oneindige ruimte. Onlichamelijk.
To pan = de gehele werkelijkheid. To ti : het iets, al wat lichamelijk is, maar ook onlichamelijke entiteiten. Kenon = bijna fysische fenomenen (ruimte, tijd) Ta lekta: zegbaarheden Hyphestanai (subsistenties): benoemen van onlichamelijke fenomenen
OPMERKING: de Platonisch-Aristotelische vormen worden hier gerekend tot het “niets” PARMENIDES Werkelijkheid als geheel = DUS intern onveranderlijk. STOA: kosmos is levend en bijgevolg onderhevig aan veranderingen. Wereld is geboren en zal vergaan. Daaruit zal nieuwe kosmos geboren worden. Universele interactie: empirische kwaliteiten, morele kwaliteiten. KRASIS-principe: reden voor mogelijkheid van verandering: -
Doctrine van het totale mengsel: twee lichamen kunnen zich met elkaar vermengen. Kunnen dezelfde ruimte innemen, en toch zichzelf blijven.
KRASIS OP PNEUMA (= vuurleer) Krasis = vermenging zonder dat je de 2 componenten nog kan scheiden Pneuma: vormt alles, houdt alles samen. Scala naturae = verschillende gradaties van pneumatische tonos. Hebben allen logos en zijn dus verbonden. -
Levenloze dingen: eenheidsprincipe: werkelijkheid is doordrongen door logos. Zwkste graad van pneuma. Planten: pneuma in gedaante van phusis Dieren: pneuma als psuche Mensen:: rationele ziel (psuche) of geest (nous): pneuma als helemonikon: leidinggevend. Iederre mens = logos spermatikos: een zaadje van de wereldlogos. Iedereen is met elkaar verbonden, dus geen fundamenteel verschil tussen mensen.
als alles doordrongen is van logos, moet er achter alles een rationaliteit zitten. -
Gemeenzame kwalitatieve gesteldheden: algemeen Individuele gesteldheden: kenmerken ieder van ons op unieke wijze.
Anouk Jacobs THEOLOGIE, TELEOLOGIE en DETERMINISME Probleem van het theodicee: als logos= god = rechtvaardig vanwaar onrechtvaardigheid? STOA willen zinvolheid van bestaan aantonen door organische samenhang van de werkelijkheid te argumenteren. - Niet alles is resultaat van een causale keten - Alles wat gebeurt = rationeel opzet en goede bedoeling. - De wereld zelf heeft menselijke eigenschappen: superieur verstand = teleologisch wereldbeeld De schepper wil de wereld zo perfect mogelijk maken, MAAR god is immanent. Actieve god = scheppend vuur. Teleologie ligt dicht bij theologie: wereld = product van goddelijke planning. Hij wil voor iedereen het beste = natuur. Voorzienigheid en ratio vallen samen in immanente logos. Logos wil altijd het beste Werelden volgen elkaar op en zijn gelijk aan elkaar - Cyclische tijdsconceptie: elke cyclus is hetzelfde - Heimarmenè: alles gebeurt en blijft gebeuren = onomkeerbaar. Pronoia = logos die de wereld stuurt. alles ligt op voorhand vast Vrije wil? Waarom worden we dan geleid door de passies? Oplossing: logos minder sterk bij sommige mensen Vrijheid van het individu: <-> cyclische tijdsconcept Oplossing: onderscheid in soorten oorzaken - Hoofdoorzaak bij morele ingesteldheid van het individu. - Geestesgesteldheid is fysisch gegeven Gereduceerd begrip van vrijheid: Wijze legt zich neer bij het verloop van de natuur en maakt er het beste van. Noodzaak van eigen keuzes: menselijke beperkte logos kan het kosmische belang van bepaalde zaken niet inzien. Kennis en taal De mens beschikt over een criterium van de waarheid: kentheoretische grondslagen centraal Logos = actief verbinden vermogen (verbinding tussen zintuigelijke gegevens, lexis (talig) en lekton(gedachtentaal)) Bij geboorte: tabula rasa. Buitenwereld en empirie zijn impressies, phantasiai Impressies = inwerking van externe stimuli via zintuigen Van lichamelijke aard. Niet elke zintuigelijke impressie is een criterium van de waarheid: Bedrogen door impressies Kataleptike phantasia = goed, tegenovergestelde = banaal en fictief, inbeeldingen Kataleptische impressies: extra helder, congnitief. Dwingen zich aan de mens op. Kataleptische voorstellingen worden ingepretn Kataleptisch gegeven reproduceert exact hetzelfde: Hegemonikon is zich bewust van de ondergane verandering en het externe gegeven. Voorstellingen worden in onze geest automatisch onderworpen aan beoordelingen (sunkathatesis)
Anouk Jacobs -
Elk begrip is een dispositie in de ziel. Geeft manier om te handelen Inhoud neemt vorm aan van een axiomo Gedachtentaal op het moment zelf Lexis, klankuiting: uitgesproken logog na verwerven van katalepsis
LEXIS en LEKTON Samenwerking van beide maakt voorstelling rationeel Maakt mensen tot rationele wezens (volwassenen) PARTIKULIERE KATALEPSEIS Tussen mening en kennis Basis voor algemeen begripsvorming: herinnering en ervaring Basis voor technai of kunsten Basis voor systeem van begrippen. Gevangen in een rijk van doxa totdat kennis gerealiseerd is. Kinderen vormen vanzelf algemene preconcepties in ondersschei met gedachtenconstructies. Verwerving van de natuurlijke notie. Algemeen begrip van goed en kwaad heeft ook een natuurlijke oorsprong. KRITIEK van de SKEPTICI op kataleptische impressies. Zijn impressies werkelijk zo uniek dat er geen foutieve tegenhanger van is? Verstandelijke instemming = tegenstrijdigheid Ethiek Houding tov LIEFDE Objectieve analyse voor partnerkeuze. Procreatie is natuurlijk (niet uit liefde) Mannen zien vrouwen meer en meer als partner LATER: volledige apatheia is niet menselijk DUS Kiezen voor metriopatheia: aan zelfcensuur doen, maar gematigd houden. Natuurlijke werkelijkheid = rationeel, inschakelen en conformeren aan makrokosmische rationaliteit. Menselijke telos = in overeenstemming leven met de natuur. Natuur = menselijke en kosmische natuur. Zenoon Goed = morele deugd <-> slecht = morele ondeugd Externe zaken moeten als onverschillig worden beschouwd enkel het deugdzame leven is waardevol. Adiaphora (indifferentia) hebben geen invloed op iemands geluksgevoel. Oorzaak van geluk = arerè of deugd Beslissingen nemen uit adiaphora: - Selectiewaarde (axia) of onwaarde (apaxia) Wat verkieselijk is, verwerpelijk is of geen van beide is - Doorslaggevend: menselijke natuur. Kathékonta = natuurlijke indifferentia. Beste vanuit het menselijk oogpunt. ≠ niet op zich moreel. = materiaal voor de deugd deugd moet als volwaardig verworven zijn.
Anouk Jacobs -
Soms kan de tegennatuurlijke handeling toch juist zijn aretè garandeert juist inzicht en motivatie.
Ratio is alleen bij de wijze een definitieve verworvenheid.
Verschil natuurlijk leven: van de gewone mens en dier En moreel leven: van de wijze. Afhankelijk van menselijk groeiproces: Oikeiosis: begrip van goed en kwaad heeft natuurlijke oorsprong Iedereen wordt geboren met logos moet blik vergroten Elk levend wezen eigent zich het nuttige toe en mijdt het schadelijke Ontwikkeling: natuurlijke gerichtheid op kennis van waarheid, op morele deugd En ontwikkeling van geweten: waardeoordelen stellen Besef dat je deel uitmaakt van een grotere wereld. Menselijke ontwikkeling eindigt in realisatie van ware natuur: logos Deugd = natuurlijk, finaliteit Moreel leven = leven volgens de rede Eigen geesteswereld staat centraal.
Apatheia als grootste deugd: Pathè = Verlangen heden toekomst
Vrees +
Lust/plezier +
Pijn/verdriet -
-
Pathè = foute waardeoordelen, foute opinies inzake adiaphora, misvattingen, irrationele gedachten. Belang gulden middenweg (zoals Aristoteles): geen te hoge of lage waarden toekennen. Eupatheia = goed gevoel + moreel correct gedrag Meer dan plichtsbesef MAAR geen echte passie Rationele controle behouden Apatheia is niet hetzelfde als gevoelloosheid. Vrij van innerlijke conflicten tss tegengestelde verlangens Harmonieus leven (rationele logos + universele logos)
Philoon tot Plotinos (hoofdstuk 9) Mysterie- en verlossingsgodsdiensten Oosterse mysteriegodsdiensten: (bv. Isiscultus, adoniscultus, mithrascultus) Geen verschil in klasse en afkomst Hiërarchie rond priesters Geheime riten Mogelijk om lid te zijn bij verschillende cultussen Geen overkoepelende kerk. Gemeenschappelijke kenmerken: Toetreden: initiatie- en zuiveringritueel.
Anouk Jacobs Doel: soteria (of verlossing) nastreven. Redden van de ziel garantie op onsterfelijkheid. Centrale figuur: jonge god (gestorven en herezen) Cultische eenwording = participeren in dood en heropstanding. Grote Moeder = centraal Verlichten voor de mens confrontatie met realiteit: negatieve moet overwonnen worden. Goden zijn volmaakt! Spanning tussen feitelijke irrationaliteit van de leefwereld en de goddelijke tegenpool: verlossingsschema oerfase, fase van val, fase van verlossing. JOODSE: apocalyptisch en eschatologisch. Gericht op transformatie van de wereld. Actief politiek.
Anouk Jacobs
Filosofische ontwikkelingen in de 1e eeuw na Christus Verlaten van klassieke en hellenistische idealen. Filosofische religiositeit = sterker Filosofie tegenover verlossingsgodsdiensten Filosoof: therapeut en wonderdoenenr, intellectuele mystiek, mens helpen opklimmen (visio dei) religieuze verlossing geworden Belangstelling in oertijd primitieve mensheid, Wijsheid boven filosofie geen corruptie Eclecticisme Nieuw platonisme: integratie stoa en aristotelisme. Belang stoa Skepsis: Arkesilaos en Karneades Dialectische onderbouwde visie. Geluk vinden, kritiek op dogma. Diaphonia (onenigheid): tegenstrijdige dogma’s: er bestaat geen systeem om de waarheid te vinden. Gaat verder in Neopyrrhonisme. - Antiochos van Askalion Terugkeer naar Plato en oude Akademie Syncretisme van Plato, Aristoteles en stoa Hoewel hij Plato hoog prees, sloot zijn theorie meer aan bij stoa. Invloedrijk in Rome Midden Stoa: - Panaitios van Rhodos Aandacht voor praktische ethiek Stoa geïntroduceerd in Rome - Poseidonios van Apameia Natuurwetenschap, reizen. Vervangt monistische zielsleer door platoonse tripartiet model Over wijsheid Mythologie Oertijd STOA: wijzen hadden superieure kennis over goden. Allegorese: fragmenten van de oude wijsheid herontdekken. CORNUTUS: toepassing van de allegorese (voorliefde voor etymologie, taal van de oertijd bootste de natuur der dingen na (proberen oerwoorden terug te vinden) Hij plijt voor vergelijkende mythologie en theologie. (reconstructie van het oude) - Etymologie ( stoïcijnse creatie) Sociale en rationele activiteit onderscheidt mensen van dieren. Filosofische diaspora Militaire inname van Athene door Sulla in 86 vc. Akademie, tuin van stoa en peripatos verwoest Alleenheerschappij van filosoof Athenioon Bib van Aristoteles naar Rome verplaatst Athene verliest filosofisch monopolie. Algemene filosofische diaspora Differentiatie binnen schooltradities (worden brede bewegingen) Vergroting autoriteit van de stichters Nieuw platonisme, gebaseerd op Timaeus (scheppingsmythe) Timaeus als bijbel
Anouk Jacobs
Hermetica Apocriefe teksten: - Pseudopythagoreïsche, pseudo-orfische,… - Zoektocht naar oude wijsheid. Pseudo-epigrafie uit egypte: beweert van Grieks-Egyptische god Hermes Trismegistos te komen. Met pomandres als belangrijkste boek. - Eerste god: Androgyn Hij schept tweede god: Antropos Worden verliefd, maar vertrouwt Antropos niet. - Schepping van de kosmos: na splitsingen komt ook materie tot stand, als slang - Schepping van de mens: resultaat van de val van Antropos doorheen hemelse sferen. Dodelijke omhelzing van de phusis. - Beloven wedergeboorte en redding Oracula chaldaïca - Joulianos - Occultisme - Aristotelisch, Plato, stoa,… - Subfilosofische fenomenen Philoon de Jood Bloei van filosofie in Alexandrië Ook belangrijke Joodse gemeenschap Brengt spanningen (cultureel anti-judaïsme als gevolg) Hellenistisch-joods milieu: philoon als synthetische filosoof Mozes en Platoon Joods-hellenistische bijbelexegese: belang van de septuagint Wou fundamentele eenheid van Joods wetsdenken en Griekse filosofie Overeenkomsten tussen torah en platonisme Mozes en Plato: twee vormen van 1 spiritualiteit. Eenheid door filosofische commentaren op de pentateuch; - Allegorische interpretaties - Externe en verborgen betekenissen onderscheiden. Extern = goddelijk Door allegorese het antropomorfisme bijsturen Allegorese ook toegepast op Griekse filosofie en dichters. Poëzie heeft een waarheidswaarde. Goden als belangrijkste mensen die vergoddelijkt zijn. Griekse filosofie toont weg voor het correcte begrip van de bijbel Onderworpen aan hogere waarheidsbron Visio dei als einddoel voor de mens. De dubbele schepping Allegorische commentaren op genesis in ‘de opificio mundi’ - Basis: Timaeus en pythagoreïsche getallen - 2 scheppingsverhalen in Genesis 6 scheppingsdagen, uit niets Het niets: schepping van de mens en daarna schepping van de vrouw uit rib PHILOON immateriële schepping van intelligibele wereld (oervorm mens) schepping van de zintuigelijke wereld Aardse mens als mengwezen, met ziel en lichaam Ziel via ascese en contemplatie opklimmen van zintuigelijke geestelijke Doel visio dei
Anouk Jacobs Ideaal : belichaming van de Wijze - Wijze = god als voorwerp van kennis - God is volmaakt (eudaimonie zit in god) - Godsbegrip centraal Interne tegenstrijdigheid godsbegrip: - God is transcendent en oneindig: benaderen door negaties - God is absoluut werkelijk: volmaaktheid en alle eigenschappen daarmee verbonden De logosleer - Stoïcijnse visie op logos als taal. Taal bemiddelt tss gedachten en werkelijkheid Dubbele natuur: innerlijke gedachtentaal en uitwendige gesproken taal) LOGOS Logos = geheel van intelligibele Vormen in gods geest (model voor schepping) Gedachten god > intelligibele kosmos Wereld met hiërarchische spirituele wezens Logos als bemiddelaar tussen god en schepping. Logos = materiële gedaante van Wereldrede Wereld als gestructureerde eenheid. Logos = brug tussen god en de wereld Overgang van immaterieel naar materieel. Causale relaties: wereld is voortgekomen uit god, maar onreine materie geworden Belangrijkste fase in ontwikkeling van hetplatonisme + sleutel in Christelijk denken. Toont monotheïsme. (samengebracht met heidense filosofie) platonisme 1e-2e NC: midden-platonisme: doctrinale overgang tss hellenistische scholen en neoplatonisme. MAAR Stoa blijft dominant, ontwikkeling platonisme gebeurt heel langzaam EUDOROSS VAN ALEXANDRIE Doxografie Zag systematische doctrine in Plato. Wou dogmata toegankelijk maken. Meer abstracte en speculatieve blik op Plato (onder pythagore¨sche invloed) Platonische standaarddoctrine: menselijke finaliteit bestaat in gelijkwording aan god. PLOUTARCHOS VAN CHAIRONEIA: aandacht aan filosofische polemiek. + Stoïcisme. Platoon als auctoritas Nieuw platonisme = doctrinaal + methodologisch (beslissende invloed gehad op Christelijke en middeleeuwse filosofie) Goddelijke plato filosofie is noodzakelijk waar plato is auctoritas vr waarheid. Overgenomen van STOA: - Theorie van oude Wijsheid (in mythologie en poëzie) Toegevoegd door platonisten: oude Wijsheid werd al opgenomen door Plato. Overgenomen van SKEPTICI: - Negatieve appreciatie van meningsverschillen tussen doctrines. Meningsverschillen: als filosofen Plato verlaten. Vanaf 3e eeuw hangen alle filosofen een vorm van platonisme aan Doctrinale ontwikkelingen OOK Aristoteles opgenomen in platonisme. Midden platonisme vs neoplatonisme: op inhoudelijk vlak doctrinaal (door plotinos) Zoektocht naar god
Anouk Jacobs 3 wegen om tot kennis van god te komen: - Weg van de abstractie (negatie) - Weg van de analogie - Weg van opklimmen naar steeds volmaaktere vormen via eminentiae Neoplatonisme= integratie Aristoteles en Pythagoras - Platoonse Vormen als Denkinhouden (idea) - Vanuit onbewogen eerste intellect tweede intellect als Demiur - Tweevoudig : omhoog: contemplatie van het 1e intellect Omlaag: bestuur kosmos (hier beschouwd als derde kosmos = bestuur wereld) - Tussen opperste god en menselijke ziel bemiddelaars Menselijk bestaan krijgt bovenaards perspectief Terugreis naar een hemelse staat is mogelijk (dynamisch proces van neerdalen en opstijgen) Verlossen is psychisch mogelijk voor de mens Kosmisch proces hangt samen met individuele ziel Noumenios: allegorische interpretatie van plato gecombineerd met mythe en astrologie. God kijkt omlaag: lichamen leven; god kijkt weg: alles dooft uit. Religieuze aantrekking: belofte van verlossing Nadruk op theorie en intellect geen praxis Enkel intellectuele bovenlaag.
Het gnosticisme Basis = Christelijke verkondiging Christelijk geloof omzette in Christelijk weten: verlossing Eerste Christelijke godsdienstfilosofie Tegenstellingen christendom-jodendom groter VALENTINUS: citaten van bijbel geïnterpreteerd in mens zit goddelijke vonk Inbreng van: Griekse filosofie en Plato (vooral onderwereld) Combinatie van filosofische en mythologische religiositiet. Vervreemdingsproblematiek: kosmisch drama. Doelgroep: Christenen van betere klasses die niet akkoord waren met delen van de bijbel. Eeuwige strijd apologeten en gnostici Uitgangspunt: dualisme geest (pneuma) en stof (hule) licht en duister. Kloof tussen goddelijk pleroma en de leegte (kenoma) Pleroma (= volmaakte oervader) (ofwel als androgyn ofwel + vrouw met de naam ‘stilte’) (eenwording tussen god en stilte) Intellect en waarheid logos en leven mens en kerk. Ontstaan door Valentinianus 30 aionen (ook Christus en Heilige Heer) samen = volheid der godheid. Extreem dualisme leidt tot ascese en wereldvlucht Ontstaan materiële kosmos. gevolg van crisis binnen pleroma
Anouk Jacobs Laatste aioon (sophia) wou zich verenigen met oervader stortte in duisternis van het kenoma geboorte van boosaardige demiurg (Jahwe) Sophia wil terugkeren: ontstaan van de vier elementen + schrik (levensbeginsel van mens en dier) Door val van Sophia: vonk van pleroma in de wereld van het kwaad (dus in de mens)/ Jezus gezonden om verlossing te brengen van de vonk. Verlossing in gang gezet door schijnbare kruisdood. Hij bracht de mensen terug naar het Gnosis (wat hij openbaarde) Klassen: -
Pneumatikoi= elite Valentinianen= Pneumatische mensen: verwerven de zaligheid Psychische mensen: verwerven door hun werken partiële zaligheid Choïsche mensen: stoffelijk en verdoemd.
Levenswijze en moraal: sommige sekten kennen verregaand libertinisme Strijd tegen de Wet van de boosaardige Jahwe. Klassiek gnosticisme: anti-Joods, dualistische interpretatie van het verlossingswerk van Jezus. Fundamenteel gegeven: macht wordt negatief gewaardeerd = boze macht. = wijze waarop Romeinse wereld ontvangen werd door gemarginaliseerde groepen. PLOTINOS 204-270 3e eeuw: crisis van het Romeinse rijk Paganisme kent achteruitgang. Christendom bloeit. PLOTINOS: Gekend door biografie van Porphureios. (ook uitgave collegeteksten: 6x 9 teksten = de enneaden) - Eerste enneade = ethisch - 2-3: zintuigelijk - 4-6: goddelijk (ziel, intellect, het ene) Geboren in Lycopolis ging naar Alexandriê Goede relaties met Romeinse senatoriale adel. Veldtocht naar het Oosten belangstelling voor de Perzische en Indische wijsheid Begint filosofische school in Rome (neemt ook vrouwen en weeskinderen op) Probeerde in Campanië een filosofenstad te stichten. Filosofie mondeling en interactief (in kleine groepen) - Uitgangspunt: lectuur van klassieke teksten (Plato) - Uiteenzettingen: door vragen en opmerkingen - Op latere leeftijd pas notities nemen - Later schrijft zelf ook (niet systematiserend) = laatste grote denksysteem van de oudheid. Verwerkt Plato, Aristoteles en Stoa Filosofie = intellectueel als ethische religie: bekering en prediking belangrijkst. + praktisch Samenhang van discours en bios. Politiek-maatschappelijk: praxis van de ethos: innerlijk belangrijk. Bureaucratische bestuursvorm van laat-Romeins imperium (minder grote rol van de politieke burger)
Anouk Jacobs
Praxis en theoria Theoriie en praxis = moreel handelen, poèsis (= theoria) praxis = verzwakte vorm van theoria handelen als schaduw van het denken (<-> Aris) MAAR door handelingen verband met het beginstel van de werkelijkheid. Opheffing van vervreemding (verlossing) gebeurt niet via politiek-maatschappelijke prais, maar via contemplatie. Theoria ≠ enkel theorie. Filosofisch discours verbonden met filosofische levensvoering Subjectiviteit en bewustzijn Menselijke subjectiviteit en zelfvervaring. Sprake van menselijk bewustzijn (verwerping determinisme) - Iedereen is verantwoordelijk voor zijn daden - Nog geen individuele wil. Enkel bewustzijn van negatieve connotatie - Onderscheid zelfbewustzijn en zelfkennis Individueel zelfbesef + lichamelijk bestaan Zelfkennis: opstijgen naar intelligibele zelf. Opperste zijnsgrond (enkel weggelegd voor Nous heeft geen individuele, persoonlijke trekken geest die totaliteit van alle zijn inhoudt.) Aardse ziel is van zichzelf vervreemd. Transcendente zijnsgrond is de werkelijke mens (ons werkelijk ego is boven in de intelligibele kosmos) Zijn we elk apart of 1 universele ziel? Geen antwoord. Ondanks vervreemding toch met onze intelligibele zijnsgrond verbonden. Het is mogelijk om naar ons Intellect terug te keren (en zelfs nog hoger) Metafysica Aandacht voor metafysica en ontologie Vervreemding universele wetmatigheid - Werkelijkheid dankt bestaan aan het kosmisch vervreemdingsproces. (komt van transcendente zijnsgrond van het ene) - Noodzakelijk proces van continue emanatie - Negatief + positief: wereld is letterlijk een kosmos dus goede orde. Doordrongen door kracht van d oergrond. Structuur van de metafysische zijnsgronden: - Indeling in zintuigelijke en intelligibele wereld wordtd overstegen Plotinos stichter van het neoplatonisme. Oergrond is niet het ‘eerste Intellect’, maar het absolute ene Staat boven alle zijn en denken en is zijn eigen oorzaak Verwerkelijkingen (hupostaseis) van steeds lagere zijnsgronden. - Het ene zelf. (verliest niets in dit proces - Alle zijnsgronden blijven verbonden met het hogere Werkelijkheid waarin het ene zich realiseert = NOUS - Aanvang van alle activiteit en kennis - Tweedeling ontstaat tussen kennende en gekende. MAAR: eenheid tussen kennende en gekende wordt gerealiseerd in het Intellect. Intellect als Platoonse kosmos noètos (ideeënwereld) Ideeën zelf: levende intelligenties. Archetypes van al wat bestaat Intellect doet aan theoria (schouwing) maar dan van hetEne Gevolg: nous geeft verwezenllijking aan psyche. = Laagte graad van intelligibele wereld: laatste volmaakte hypostase
Anouk Jacobs Schouwt geestelijk inzicht, maar is als wereldziel naar beneden gericht Middelares tussen wereld der ideeën en vervreemde materiële werkelijkheid. Hulè (stof) = - Ongestructureerd en niet-zijnd - Laagste moment van emanatieproces - Verantwoordelijk voor het kwaad - Stof is potentialiteit: wordt door de ziel ontvankelijk gemaakt. Leven en bewustzijn vormen samen de kosmos. Materiële wereld is geen deel van de ziel, maar wat er werkelijk aan is, behoort tot de ziel. GEEN DEMIURG als afzonderlijke hypostase, geen echte schepping De Plotinische dialectiek Proodos (processie) van het intellect uit het Ene = wijze van vorm en ontstaan EN bezieling van het universum. Het Ene = intellect, de ziel: - 3 metafysische principes. - Het Ene staat boven elke realisatie Hele werkelijkheid is samen met de mens neergedaald. Binnen universum: ritme van uitgaan en terugvloei - Aspect van metafysische dialectiek: voortgang van de wereld in haar contingente staat, gekoppeld aan tijd - Epistrophe: terugwending van de gheel werkelijkheid in al haar graden, via hiërarchische zijnsgronden absolute zijnsgrond werkelijkheid = resultaat van dialectisch proces van vervreemding en herintegratie - Kennisrelatie en overwinning ervan Eenheid als vertrekpunt Intellect als volmaakte identiteit tussen kenner en kenobject Belichaamde ziel: eenwording met het object van perceptie is uitgesloten. Zintuigelijke hoger niveau: eenwording komt terug. Mens kan met zichzelf en met opperste beginsel reïntegreren. derde beginsel vvan de dialectiek Monè (het blijven): elk wezen dat uit een hogere grond komt, blijft in die hogere grond verankerd. 3 hoofdfasen: - Mone (manentie): belang voor de psyche - Prosodos: emanentie - Epistrophe: terugkeer FUNDAMENTELE EENHEID VAN DE TOTALE WERKELIJKHEID Plotinos’ kunstfilosofie Theoria als universeel kosmische beginsel. Bestaan = schouwingsactiviteit van de zijnsgrond waarvan het een verwezenlijking is. Elke vorm van leven = een streven tot zich herenigen met de absolute oergrond - Terugkeer = vorm van keten van kenacten (theoria) - Gehele natuur streeft terugkeer na en doet aan theoria Kunst: mens schept bewust schoonheid (= intelligibele vorm ui eerste hypostase; nous) Artistieke schoonheid superieur aan natuurlijke schoonheid Mens = tussen natuur en nous Oorzaak van kunst = superieur aan het effect (aan het voorwerp) Kunstenaar realiseert schoonheid in zich ethische contemplatie via innerlijkheidsweg Aardse dingen zijn schoon omdat ze deel hebben aan vorm lokt gevoelens van verrukking uit. Ziel mag zich niet vastklampen aan materiële schoonheid, maar moet streven naar het intelligibele schone via ascese en zuivering.
Anouk Jacobs
Innerlijkheidsmethode en extase Hele werkelijkheid = vergeestelijkt Verlossing via innerlijkheid vraagt ook kennis van de natuur, maar moet afstand nemen van het zintuigelijke. Wereld vergeestelijk dus in ons Eenwording: ultieme vereenzelving = extase. - Geen onderscheid meer in zichzelf en ten aanzien van andere dingen - Geen emotie of begeerte - Geen reden en geen denken - Door god bezeten in rust, eenzaamheid, onbeweeglijk in eigen zijn. Hoogste ideaal = absolute onverstoorbaarheid Extatische eenwording = in het aardse al mogelijk Eenwording met het Ene is geen vereenzelving tussen twee personen: mens is aan zichzelf ontstegen. Het ene staat buiten elke persoonlijkheid. Navolging: PORPHURIOS IAMBLICHOS VAN CHALKIS - Exegese van Plato en Aristoteles - Tegen rationalisme: mysteriecultussen + occultisme in filosofische praxis Praxis = weg naar vereniging met opperwezen Systeem bestaat naast intellectueel-filosofisch opvatting van theoria Theürgie onstaat: geheel van magische riten als pervertering van Plotinos. (inroepen van demonen) Terugdraaien van de klok naar de heidense staatsker (invloed op Joulianos) PROKLOS VAN ATHENE Neoplatonisme wordt geïntegreerd in het Christendom. Neoplatonisme domineert.