UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Afdeling Arbeids- en Organisatiepsychologie
Roddelen op het werk Het onderscheid tussen prozelf en prosociaal roddelen
Masterthese Zinzi Stasse 5664683 Begeleider UvA: Bianca Beersma Tweede Beoordelaar: Femke ten Velden 16 januari 2012
Samenvatting In dit onderzoek wordt aan de hand van scenario‟s onderzocht of er onderscheid gemaakt kan worden tussen enerzijds prozelf roddelen (met als doel er zelf beter van te worden) en anderzijds prosociaal roddelen (met als doel dat de groep of organisatie er beter van wordt) op gebied van emoties, overtuigingstechniek en woordgebruik. Uit de resultaten is gebleken dat prozelf roddelaars meer eisten, meer woorden van rechtvaardigheid gebruikten en vaker de slechte samenwerking benoemden dan niet prozelf roddelaars. Prosociale roddelaars noemden meer informatie die schadelijke kon zijn voor eigen uitkomsten, gebruikten meer persoonlijke voornaamwoorden in de tweede en derde persoon, vertrouwden meer op de keuze van de manager, benadrukten de verantwoordelijkheid van de manager meer en waren minder geneigd hem te beïnvloeden dan niet prosociale roddelaars..
Inhoudsopgave 1. Inleiding .......................................................................................................................... 4 1.1 Eerder onderzoek naar het nemen van beslissingen en onderhandelen ................... 6 1.2 Onderscheid op basis van emotie ............................................................................. 7 1.3 Onderscheid op basis van overtuigingstechnieken .................................................. 8 1.4 Onderscheid op basis van woordgebruik ............................................................... 10 2. Methode ........................................................................................................................ 13 2.1 Deelnemers en Design ........................................................................................... 13 2.2 Procedure ............................................................................................................... 14 2.3 Materialen .............................................................................................................. 15 2.3.1 Roddelmotief ............................................................................................... 15 2.3.2 De scenario‟s en manipulatie van roddelmotivatie...................................... 16 2.3.3 Manipulatiechecks ....................................................................................... 18 2.3.4. Algemene check ......................................................................................... 18 2.3.5 Afhankelijke variabelen ............................................................................... 19 3. Resultaten ..................................................................................................................... 19 3.1 Aanpak van de analyses ......................................................................................... 19 3.2 Manipulatiechecks ................................................................................................. 20 3.3 Algemene checks ................................................................................................... 21 3.4 Hypothese toetsing ................................................................................................. 23 3.5 Exploratieve bevindingen ...................................................................................... 25 3.5.1 Roddelaars versus niet-roddelaars ............................................................... 25 3.5.2 Prosociale versus prozelf roddelaars ........................................................... 28 3.5.3 Roddelen en rechtvaardigheid ..................................................................... 29 4. Discussie ....................................................................................................................... 30 4.1 Bevindingen en mogelijke verklaringen ................................................................ 30 4.2 Theoretische implicaties ........................................................................................ 33 4.3 Beperkingen en vervolgonderzoek ........................................................................ 34 4.4 Praktische implicaties ............................................................................................ 36 Literatuur: ......................................................................................................................... 37 Bijlage 1 ............................................................................................................................ 42 Bijlage 2 ............................................................................................................................ 46 Bijlage 3 ............................................................................................................................ 49
1. Inleiding Roddelen, oftewel de informele uitwisseling van evaluatieve informatie over een afwezige derde partij is bijna onontkoombaar (Foster, 2004). Om efficiënt te functioneren in een complexe sociale omgeving heeft men informatie nodig over de mensen om zich heen. Het is echter niet altijd mogelijk aanwezig te zijn bij elke primaire uitwisseling van informatie. Daarom verschaft men zich vaak kennis aan de hand van indirecte informatie of roddels. Al eeuwen geleden, op het moment dat groepsvorming ontstond, diende roddelen als overlevingsmechanisme. Door roddelen kon informatie worden ingewonnen over de positie van anderen: wie was te vertrouwen en wie niet? (Kalijan, 2008). Vandaag de dag is roddelen nog steeds een veelvoorkomend fenomeen: verschillende studies wijzen uit dat men tussen de 65 en 90 procent van de conversaties spendeert aan roddelen (Dunbar, Duncan & Marriott, 1997; Emler, 1994). Hoewel bijna iedereen zich wel eens schuldig maakt aan roddelen, heeft dit fenomeen in de loop der tijd een negatieve reputatie ontwikkeld. Roddelen wordt gezien als daad van kwaadsprekers. Door negatieve geruchten de wereld in te helpen kunnen roddelaars anderen manipuleren om vervolgens eigen doelen te kunnen realiseren. Deze negatieve vorm van roddelen wordt ookwel prozelf roddelen genoemd. Prozelf roddelaars hopen met prozelf roddelen hun eigen machtspositie te verbeteren en de reputatie van de ander te ruïneren (Foster, 2004). Ook op de werkvloer heeft roddelen een negatieve reputatie. Binnen organisaties wordt roddelen vaak gezien als een tijd verspillende bezigheid die leidt tot productiviteitsverlies en slecht is voor relaties tussen personen (Steiner, 1972). Andere onderzoekers schetsen echter een positiever beeld van roddelen (Baumeister, Zhang & Vohs, 2004; Dunbar, 2004; Foster, 2004). Zij zien roddelen als
zinvol en belangrijk voor het sociaal functioneren. Zo toonden Beersma en Van Kleef (2009a) aan dat er naast negatief roddelen, ofwel prozelf roddelen, onderscheid gemaakt kan worden tussen drie positieve motieven: het vergaren van informatie, sociaal plezier en het beschermen van de groep tegen normovertreders (Beersma & van Kleef, 2009a; Beersma & van Kleef, 2009b). Dit laatste motief is een voorbeeld van prosociaal roddelen. Er wordt geroddeld met een prosociaal motief, dat wil zeggen dat men roddelt om groepsdoelen te dienen in plaats van alleen maar egoïstische doelen. Vooral bij werken in groepen en teams is het belangrijk dat er gestreefd wordt naar een gezamenlijk doel en is het dus voordelig als er prosociaal geroddeld wordt. Een persoon die gedrag vertoont dat niet in lijn is met het behalen van het groepsdoel - dus ongewenst gedrag - kan gestraft worden door negatief over die persoon te spreken in het bijzijn van anderen uit de groep. Op deze manier wordt zijn reputatie geschaad, wat niet als plezierig wordt ervaren (Beersma & Van Kleef, 2009b). Mensen willen voorkomen dat hun reputatie geschaad wordt en zullen dus minder snel gedrag vertonen dat niet voordelig is voor de groep en sneller gedrag vertonen dat wel voordelig is voor de groep. Op deze manier wordt de norm gesteld dat gedrag dat positief is voor de groep, het juiste gedrag is (Beersma & Van Kleef, 2009b). Waar prosociaal roddelen dus voordelen kan hebben voor groepen, kunnen groepsprocessen en het behalen van een gemeenschappelijk doel echter lijden onder het gedrag van prozelf roddelaars. Prozelf roddelaars zijn immers uit op eigen winst in plaats van winst voor de groep. Roddelen op het werk is binnen de arbeids- en organisatiepsychologie een relatief nieuw onderwerp. Geen enkel eerder onderzoek heeft zich toegespitst op het verschil tussen prozelf en prosociaal roddelen in de praktijk. Gezien de negatieve gevolgen van prozelf roddelen voor het behalen van groepsdoelen, is het voornamelijk
voor managers en leden van een groep of medewerkers van een organisatie van belang om dit onderscheid wel te kunnen maken. Het doel van dit onderzoek is daarom aan te tonen waarin prosociaal van prozelf roddelgedrag verschilt, zodat managers en/of andere leden van de organisatie deze typen kunnen herkennen, onderscheiden en hier anders op kunnen reageren. Prozelf roddelen, kan vervolgens genegeerd worden en prosociaal roddelgedrag kan worden gestimuleerd. Als de prozelf roddelaar herkend kan worden in een groep of organisatie, dan kan de manager maatregelen nemen tegen de prozelf roddelaar door hem te vragen naar zijn of haar motivatie en indien nodig hem of haar uit de groep zetten om te zorgen dat alleen het groepsdoel wordt nagestreefd in plaats van het individuele doel. Dit onderzoek gaat op zoek naar factoren waarin prozelf en prosociale roddelaars van elkaar verschillen aan de hand van bevindingen in andere onderzoeksgebieden waar al wel een onderscheid is aangetoond tussen een prozelf en een prosociaal motief. De volgende paragraaf zal dieper ingaan op bevindingen binnen onderzoek naar het nemen van beslissingen en onderhandelen. Daarmee wordt duidelijk hoe de hypothesen tot stand zijn gekomen.
1.1 Eerder onderzoek naar het nemen van beslissingen en onderhandelen Om tot mogelijke factoren te komen waarop prozelf en prosociaal gemotiveerden van elkaar zouden kunnen verschillen, is gekeken naar andere, vergelijkbare onderzoeksgebieden waarbij dit onderscheid al empirisch was aangetoond. Een voorbeeld van een dergelijk onderzoeksgebied is „onderhandelingen en het maken van beslissingen‟ waarbij een onderscheid gemaakt is onder andere op gebied van emoties, overtuigingstechniek en woordgebruik (Barry, 1999; De Dreu & Van Lange, 1995; Liebrand, Jansen, Rijken & Suhre, 1986). Deze
onderzoeksgebieden hebben overeenkomsten met roddelgedrag omdat de motivaties die ten grondslag liggen aan roddelgedrag vergeleken kunnen worden met motivaties die een rol spelen bij het nemen van beslissingen en onderhandelen. Beide motivaties gaan enerzijds uit van winst voor jezelf, anderzijds van winst voor de ander of de groep. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht of prozelf en prosociaal gemotiveerd roddelen verschillen van elkaar wat betreft emoties, overtuigingstechnieken en woordgebruik.
1.2 Onderscheid op basis van emotie Er is nooit eerder onderzoek gedaan naar emoties in roddelgedrag, maar omdat bewezen is dat emoties bij het nemen van beslissingen en onderhandelen een grote rol spelen (Barry, 1999; Van Kleef, 2009; Van Kleef, De Dreu & Manstead, 2004b), kan worden verwacht dat emoties bij roddelen ook een grote rol zullen spelen. In onderzoek naar gezichtsuitdrukkingen is gebleken dat prosociaal gemotiveerden gezichtsuitdrukkingen laten zien die meer werden beschouwd als blij en dat prozelf gemotiveerden meer worden gezien als boos (Kuhlman & Carnevale, 1984). Deze resultaten werden verkregen terwijl de personen over algemene gebeurtenissen in hun leven vertelden. Shelley & Kuhlman (2003) rapporteerden dat prosociaal gemotiveerden in een interactie van 30 seconden meer lachten dan prozelf gemotiveerden. Ook in later onderzoek van Shelley, Page en Kuhlman (2010) bleek dat prosociaal gemotiveerden op basis van alleen videomateriaal als gelukkiger, aardiger en eerlijker werden beschouwd dan de prozelf gemotiveerden. Ander onderzoek van Schug, Matsumoto, Horita, Yamagishi en Bonnet (2010) liet zien dat prosociaal gemotiveerden niet alleen meer positieve emoties tonen als reactie op een oneerlijk aanbod van de ander, maar ook meer emoties in het algemeen. Zij
suggereren daarom dat prosociaal gemotiveerden zowel meer positieve als negatieve emoties uiten dan prozelf gemotiveerden. Bovengenoemde onderzoeken leiden tot twee verschillende mogelijke verwachtingen voor het onderzoek naar roddelgedrag. Enerzijds wordt verwacht dat prosociale roddelaars meer positieve emoties uiten (zoals blijdschap en tevredenheid) en prozelf roddelaars meer negatieve emoties (zoals woede en boosheid). Anderzijds wordt verwacht dat prosociale roddelaars meer uitingen doen over hun emoties dus zowel meer negatieve emoties als positieve emoties uiten dan prozelf roddelaars. Deze verwachtingen leiden tot de volgende twee hypothesen:
H1a: Een prozelf roddelmotief heeft een positief effect op het uiten van negatieve emoties en een prosociaal roddelmotief heeft een positief effect op het uiten van positieve emoties.
H1b: Een prosociaal roddelmotief heeft een positief effect op het aantal emotiewoorden dat roddelaars gebruiken.
1.3 Onderscheid op basis van overtuigingstechnieken Ajzen en Fishbein (1970) toonden aan de hand van sociaal dilemma-onderzoek aan dat het streven naar eigen of gezamenlijke winst van invloed was op houding en gedrag. Zo is voor mensen die streven naar gezamenlijke winst, hun sociaal normatieve overtuiging van belang en voor mensen die streven naar eigen gewin, hun acties. Dit heeft tot gevolg dat mensen die streven naar eigen gewin sneller overgaan tot actie om het doel te bereiken en hierbij sterkere overtuigingstechnieken hanteren dan mensen die streven naar winst voor de groep (Olekalns, Smith, & Kibby, 1996).
Ze geven minder toe, eisen meer, hebben meer wantrouwen tegenover een ander en zijn minder open in het uitwisselen van informatie dan mensen die streven naar gezamenlijke winst (De Dreu & Van Lange, 1995). De hypothese die hieruit volgt is:
H2a: Een prozelf roddelmotief heeft een positieve invloed op het stellen van eisen.
Bij het overtuigen is het belangrijk dat de persoon die overtuigd moet worden een oordeel vormt over de situatie. Een overtuigingstechniek of een manier waarop een oordeel (schriftelijk) versterkt kan worden, is door gebruik te maken van uitroeptekens1. Van den Bos, Ham, Lind, Simonis, Van Essen en Rijpkema (2008) concludeerden dit aan de hand van drie verschillende experimenten in hun onderzoek naar het beoordelen van rechtvaardigheid. Omdat eerder geconcludeerd werd dat mensen die streven naar eigen winst sterkere overtuigingstechnieken hanteren, verwachten wij dat zij meer gebruik zullen maken van uitroeptekens dan mensen die streven naar gezamenlijke winst. De hypothese die daar uit volgt luidt:
H2b: Een prozelf roddelmotief heeft een positief effect op het gebruik van uitroeptekens
Ook is in onderzoek aan de hand van een onderhandelingsspel aangetoond dat mensen die eigen doelen willen realiseren informatie die tegen hen gebruikt kan worden weglaten en niet altijd alles vermelden (Van Dijk, De Cremer & Handgraaf,
1
Hoewel roddelen voornamelijk een mondelinge aangelegenheid is en gesproken taal betreft, wordt in dit onderzoek gekeken naar roddel-uitingen die mensen opschrijven. (In de methodesectie zal verder worden toegelicht). Om die reden is hypothese 2b gebaseerd op eerder onderzoek naar schriftelijke overtuigingstechniek. (In de methodesectie zal verder worden toegelicht).
2004). Ander onderzoek naar het delen van informatie bij het maken van beslissingen bevestigde dit (Steinel, Utz & Koning, 2010). De deelnemers kregen in dit onderzoek een scenario te lezen waarbij ze zelf beter werden van het weglaten van informatie. Prosociaal gemotiveerden bleken alsnog de informatie te delen (ook al was dit negatief voor eigen uitkomsten). Prozelf gemotiveerden echter, lieten informatie weg als hun uitkomsten daarvan beter werden. Ook bleek uit de resultaten dat prozelf gemotiveerden meer geneigd zijn te liegen en te misleiden om hun doel te behalen. Uit ander onderzoek werd ook aan de hand van een sociaal dilemma aangetoond dat mensen met een prosociaal doel streven naar eerlijke uitkomsten en minder geneigd zijn te liegen en te misleiden (Van Lange, 1999; De Dreu & Van Lange, 1995). Wij verwachten dan ook dat prozelf roddelaars informatie die schadelijk kan zijn voor eigen uitkomsten, zullen weglaten. Prosociale roddelaars zullen niets verbergen en wel de informatie die zij tot hun beschikking hebben, delen met anderen. Deze verwachting leidt tot de volgende hypothese:
H2c: Een prozelf roddelmotief heeft een positief effect op het weglaten van informatie die schadelijk kan zijn voor eigen uitkomsten
1.4 Onderscheid op basis van woordgebruik Zoals in de vorige paragraaf al duidelijk werd, zijn prozelf gemotiveerden meer geneigd te liegen en te bedriegen dan prosociaal gemotiveerden (Steinel et al., 2010). In onderzoek naar misleidende conversaties is gebleken dat leugenaars zichzelf willen distantiëren van de leugen of de misleiding en daarom minder persoonlijke voornaamwoorden in de eerste persoon gebruiken (ik, mijn, me) maar meer persoonlijke voornaamwoorden in de tweede en derde persoon(je, jij, hij, zij, hem, haar, hun) dan mensen die geen leugens vertellen (Hancock, Curry, Goorha &
Woodworth, 2008; DePaulo, Lindsay, Malone, Muhlenbruck, Charlton & Cooper, 2003; Zou, Burgoon, Nunamaker & Twitchell, 2004). Ook is gebleken dat leugenaars meer gevoelstermen gebruiken (voelen, zien, horen) dan mensen die niet liegen om zo de geloofwaardigheid van hun verhaal te verbeteren (Hancock et al., 2008). Hoewel prozelf roddelen niet hetzelfde is als liegen, zijn er wel overeenkomsten tussen beide begrippen. Zo probeert men zowel tijdens prozelf roddelen als tijdens het liegen de ander te overtuigen. Vanwege deze overeenkomst verwachten wij dat factoren waarmee leugenaars zich van niet leugenaars onderscheiden, overeen zullen komen met factoren waarmee prozelf roddelaars zich van niet prozelf roddelaars onderscheiden. In dit onderzoek verwachten wij daarom dat prozelf gemotiveerden minder persoonlijke voornaamwoorden in de eerste persoon gebruiken en meer persoonlijke voornaamwoorden in de tweede en derde persoon gebruiken dan prosociaal gemotiveerden. Bovendien verwachten wij dat prozelf gemotiveerden meer gevoelstermen zoals voelen, zien en horen, zullen gebruiken dan prosociaal gemotiveerden. De hypothesen die voortkomen uit deze verwachtingen luiden als volgt:
H3a: Een prosociaal roddelmotief heeft een positief effect op het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden in eerste persoon en prozelf roddelmotief heeft een positief effect op persoonlijke voornaamwoorden in tweede en derde persoon.
H3b: Een prozelf roddelmotief heeft een positief effect op het gebruik van gevoelstermen.
In computergemedieerde conversaties (e-mail) bleek dat berichten waarin iemands eigen mening verteld werd met als doel de ander te overtuigen of te misleiden, meer woorden bevatten dan wanneer er alleen feitelijke waarheden verkondigd werden (Zhou, Burgoon, Nunamaker & Twitchell, 2004). In onderzoek naar linguïstiek gedrag van leugenaars werd ook bewezen dat leugenaars meer woorden gebruiken dan mensen die geen leugens vertellen (Hancock et al., 2008). Wij verwachten dat prozelf gemotiveerden meer woorden zullen gebruiken dan prosociaal gemotiveerden. De bijbehorende hypothese luidt:
H3c: Een prozelf roddelmotief heeft een positief effect op het aantal woorden dat men gebruikt.
Uit eerder onderzoek is enerzijds gebleken dat mensen die groepsdoelen willen dienen anderen waarnemen in termen van moraliteit (goed / slecht, eerlijk / oneerlijk) en dat mensen die egoïstische doelen willen dienen de ander waarnemen in termen van vermogen (intelligent / niet intelligent, sterk / zwak) (Liebrand, Jansen, Rijken & Suhre, 1986; Sattler & Kerr, 1991; Van Lange & Kuhlman, 1994). Anderzijds heeft onderzoek uitgewezen dat mensen met een prozelf doel veel meer strategisch te werk gaan en zichzelf soms anders voordoen dan ze zijn om diegene die ze moeten overtuigen te misleiden (Steinel & De Dreu, 2004; Van Kleef & Van Lange, 2008). In dit geval zou dat kunnen betekenen dat prozelf roddelaars expres met morele uitingen redeneren om zich coöperatief voor te doen en zo hun opponent te overtuigen. Gebleken is dat een coöperatieve opponent als eerlijker wordt beschouwd en dat men hierdoor meer samenwerkt en toegeeft (McClintock & Liebrand, 1988; Van Lange & Semin-Goossens, 1998). Met deze tegengestelde theorieën exploreren wij welke
roddelaars meer morele termen gebruiken; de prozelf of de prosociale roddelaars. Ook verwachten wij dat prozelf roddelaars meer termen met betrekking van vermogen zullen uiten dan prosociale roddelaars. Op basis van deze verwachting luidt de hypothese als volgt:
H3d: Een prozelf roddelmotief heeft een positief effect op het gebruik van termen van vermogen.
Naast de factoren die gebaseerd zijn op eerder onderzoek naar het maken van beslissingen en onderhandelen, wordt er exploratief op zoek gegaan naar andere factoren waarop roddelaars van elkaar kunnen verschillen. De opzet van dit onderzoek is als volgt: de motivatie van de deelnemers wordt gemanipuleerd, waarbij door middel van een schriftelijke reactie op een scenario (zie Bijlage 1) onderzocht wordt of er verschillen te ontdekken zijn in emoties, overtuigingstechniek en woordgebruik. Ook wordt er gekeken of er andere verschillen te ontdekken zijn in de reacties op het scenario tussen de prozelf en prosociale roddelaars.
2. Methode 2.1 Deelnemers en Design Van de 213 deelnemers (51% mannelijke deelnemers, gemiddelde leeftijd = 23 jaar, SD = 4.8 jaar) werden er 190 meegenomen in dit onderzoek. Van de deelnemers die niet werden meegenomen in het onderzoek gaven vier deelnemers aan zich niet goed te kunnen inleven in het scenario en werden negentien deelnemers niet meegenomen omdat zij de vragenlijst niet volledig hadden ingevuld. De deelnemers werden geworven op de Universiteit van Amsterdam, zowel in de kantine als in het
onderzoekslaboratorium. Zij werden at random aan één van de vier condities van een 2 (prozelf: wel prozelf motief versus niet een prozelf motief) x 2 (prosociaal: wel een prosociaal motief versus niet een prosociaal motief ) factorieel design toegewezen en na afloop achteraf beloond met een chocoladereep. De keuze voor dit design komt voort uit het feit dat roddelaars, naast een prozelf en prosociaal motief ook een gecombineerd motief kunnen hebben.
2.2 Procedure Allereerst werd de deelnemers verteld dat hun anonimiteit gewaarborgd was en werd hen verzocht schriftelijke toestemming te geven voor het verwerken van de gegevens. Het onderwerp van het onderzoek, namelijk roddelen, werd nergens genoemd. Vervolgens werd hen gevraagd 3 vragenlijsten in te vullen die opeenvolgend sociale waarde oriëntatie (9 items), zelfvertrouwen (10 items) en jezelf in relatie tot anderen (16 items) maten. Roddelmotivatie (prozelf of prosociaal) werd gemanipuleerd aan de hand van verschillende scenario‟s. De deelnemers kregen at random één van de vier scenario‟s (zie Bijlage 1): een prosociaal scenario, een prozelf scenario, een gecombineerd scenario (zowel prozelf als prosociaal) of een controle scenario. De deelnemers werden verzocht zich zo goed mogelijk in te leven in de situatie, niet te overleggen en een schriftelijke reactie2 te geven op het scenario. Indien ze geen reactie wilden geven, werd hen gevraagd dit te noteren en indien ze wel wilden reageren werd hen gevraagd letterlijk op te schrijven hoe ze zouden reageren. Hierna kregen zij nog vier vragenlijsten die opeenvolgend roddelmotivatie,
2
Alhoewel een schriftelijke reactie enigszins kan afwijken van een mondelinge reactie, is in dit onderzoek toch een schriftelijke reactie verkozen boven een mondelinge reactie wegens de volgende redenen: 1) Roddelgedrag van deelnemers is makkelijker te coderen (ook voor de tweede beoordelaar), 2) Veel meer deelnemers konden op deze manier worden meegenomen omdat de vragenlijsten konden worden uitgedeeld in plaats van individueel afgenomen.
rechtvaardigheidsbehoefte, de manipulatie en mate van inleving maten. Als laatste werd hen gevraagd leeftijd, studie en sekse in te vullen, of ze een idee hadden waar het onderzoek over ging en of ze nog vragen, tips of opmerkingen hadden. Alle vragenlijsten dienden met pen en papier te worden ingevuld. Tenslotte werden zij bedankt voor hun deelname, werd hen het doel van het onderzoek duidelijk gemaakt en werden zij beloond met een chocoladereep.
2.3 Materialen 2.3.1 Roddelmotief In de inleiding werd al duidelijk gemaakt door Beersma en Van Kleef (2009a) dat naast negatief roddelen, ofwel prozelf roddelen, onderscheid gemaakt kan worden tussen drie positieve motieven: het vergaren van informatie, sociaal plezier en het beschermen van de groep tegen normovertreders (Beersma & van Kleef, 2009a; Beersma & van Kleef, 2009b). Dit laatste motief is een voorbeeld van prosociaal roddelen. Door middel van scenario‟s werd in dit onderzoek onderscheid tussen prozelf en prosociale roddelmotivatie gemaakt. De aanname dat dit ook daadwerkelijk de roddelmotieven zijn die aanleiding geven tot roddelen in de in de scenario's geschetste situaties werd getoetst aan de hand van de „Motives to gossip‟ vragenlijst (Beersma & Van Kleef, 2009a). Met deze vragenlijst kan ook worden gemeten of andere motieven (zie hieronder) om te roddelen wellicht een rol speelden. De vragenlijst, bestaande uit 22 items werd gescoord aan de hand van 7-punts Likert schalen (1= totaal niet mee eens, 7 = totaal mee eens). Alle vragen begonnen met de zin: “Ik begon dit gesprek omdat….”. Negen items maten de motivatie „het verzamelen van informatie, vijf items maten de motivatie „sociaal plezier‟, vijf items maten het prozelf motief: „negatieve invloed‟ en drie items maten het prosociale
motief „norm bescherming‟. Een voorbeeld item is “….. ik de persoon met wie ik in gesprek was wilde waarschuwen voor het gedrag van de persoon waarover we praatten”. De betrouwbaarheid van de verschillende schalen „het verzamelen van informatie‟ (α= .94), „sociaal plezier‟(α= .95), „negatieve invloed‟ (α= .79), en „norm beschermen‟ (α= .89) was goed.
2.3.2 De scenario’s en manipulatie van roddelmotivatie In deze studie werd een prozelf of prosociale roddelmotivatie gemanipuleerd aan de hand van speciaal voor dit onderzoek ontworpen scenario‟s (zie Bijlage 1). In de vier scenario‟s dienden de deelnemers zich in te leven in de rol van werknemer binnen een groot bedrijf. Samen met een manager en een collega moest er een opdracht gemaakt worden voor een belangrijke klant. De deelnemers hadden veel meer energie gestoken in het project dan de collega. Bovendien kwam deze collega te laat op afspraken en bereidde hij afspraken onvoldoende voor. De deelnemers hadden zelf echter bijgedragen aan enige vertraging van het project door ziekte en vakantie. De manager had geen zicht op wie wat gedaan had aan het project en na afloop bood de mogelijkheid zich aan om de manager in te lichten over de onevenredige werkverdeling en de matige inzet van de collega. Indien er een informele uitwisseling plaats vond van evaluatieve informatie (de matige inzet) over een afwezige derde partij (de collega), beschouwden wij dit als roddelen. Prozelf manipulatie. Een prozelf roddelmotief werd gemanipuleerd door de positieve financiële gevolgen voor de deelnemer die het inlichten van de manager met zich mee kon brengen. Hiermee werd een prozelf doel gediend omdat de deelnemer er zelf immers beter van werd. In de prozelf conditie (prozelf: ja, prosociaal: nee) moest de manager een bonus verdelen op basis van inzet. Hij had zelf al een deel van de
bonus ontvangen en moest de rest verdelen tussen de deelnemer en de collega. Als de manager door informatie van de deelnemer achter zou komen dat de collega zich minder had ingezet voor de opdracht kon hij besluiten de collega geen deel of een kleiner deel van de bonus te geven. Dit zou betekenen dat de deelnemer zelf een groter deel van de bonus zou krijgen, dus meer geld zou ontvangen. In de gecombineerde conditie (prozelf: ja, prosociaal: ja) moest de manager de bonus verdelen tussen zichzelf, de deelnemer en de collega. De manager inlichten over het gedrag van de collega had financiële gevolgen voor de verdeling van de bonus. Door de manager in te lichten over het gedrag van de collega zou hij er achter komen dat de collega zich minder had ingezet voor de opdracht kon hij besluiten de collega geen deel of een kleiner deel van de bonus te geven. Dit zou betekenen dat de deelnemer meer geld zou krijgen wat een prozelf doel dient, omdat hij of zij er zelf beter van wordt. Ook de manager zou meer geld krijgen, wat een prosociaal doel dient omdat de deelnemer er zelf niet beter van wordt, maar de manager wel. Prosociale manipulatie. Een prosociaal roddelmotief werd gemanipuleerd doordat het inlichten van de manager positieve financiële gevolgen bood voor de manager in plaats van de deelnemer zelf, wat een prosociaal doel diende. In de prosociale conditie (prozelf: nee, prosociaal: ja) had de deelnemer al een deel van de bonus ontvangen en moest de manager de rest van de bonus verdelen tussen zichzelf en de collega. De manager inlichten over het gedrag van de collega had in dit scenario voor de deelnemer geen financiële gevolgen. Wel kon de deelnemer de manager helpen door hem in te lichten over de matige inzet van de collega. De manager kon dan besluiten zichzelf een groter deel van de bonus toe te wijzen. In de controle conditie (prozelf: nee, prosociaal: nee) was er geen sprake van een bonus die verdeeld moest worden en werd niemand financieel beter als de
deelnemer de manager zou inlichten. Bij zowel de prozelf conditie als de controle condities werd expliciet genoemd dat het een eenmalige samenwerking betrof tussen de deelnemer en de collega, met als gevolg dat het inlichten van de manager geen consequenties had voor de „groep‟, ofwel de organisatie en er niet alsnog een prosociaal motief diende.
2.3.3 Manipulatiechecks Om te controleren of de manipulatie van de roddelmotivatie geslaagd was, werden zeven vragen ter controle gesteld. Er werd aan de deelnemers gevraagd om op een schaal van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal mee eens) aan te geven in hoeverre de stellingen op hem/ haar van toepassing waren. Drie items maten de prozelf motivatie van de deelnemers met als voorbeelditem: “Als ik nu iets zeg tegen de manager dan kan ik daarmee mijn uitkomsten positief beïnvloeden”. De betrouwbaarheid van de schaal was goed (α = .75). Twee items maten de prosociale motivatie van de deelnemers, met als voorbeelditem: “Voor mijn uitkomsten maakt het niets uit of ik iets tegen de manager zeg”. De betrouwbaarheid van deze schaal was matig (r = .62). De betrouwbaarheid van items is erg gevoelig voor het aantal items en aangezien maar twee items de prosociale motivatie maten, wordt deze betrouwbaarheid van .62 beschouwd als voldoende.
2.3.4. Algemene check In de scenario‟s die werden gebruikt in dit onderzoek werd aangenomen dat als één persoon minder input leverde dan de ander, maar zij hiervoor wel gelijk beloond werden, dit als oneerlijk werd ervaren. Om deze ervaren rechtvaardigheid te checken werden vijf items toegevoegd. Een voorbeelditem is: “toen ik nadacht over of
ik iets tegen de manager zou zeggen speelde rechtvaardigheid voor mij een grote rol.” De betrouwbaarheid was goed (α = .73). Verder werd er met drie items gecheckt of de deelnemer zich goed kon inleven in het scenario. Een voorbeelditem hierbij is: “Ik kon me goed inleven in de situatie”. De betrouwbaarheid van deze schaal was goed (α = .90). Al deze vragen werden gescoord aan de hand van een 7-punts Likertsschaal schaal (1 = helemaal niet mee eens, 7 = helemaal mee eens). Ook werd gevraagd of de deelnemer eerder een dergelijke situatie had meegemaakt. Tenslotte werd de deelnemer gevraagd naar het doel van het onderzoek en of hij of zij misschien nog tips, vragen en opmerkingen voor de onderzoekers hadden.
2.3.5 Afhankelijke variabelen De afhankelijke variabelen in dit onderzoek waren de reacties die werden gegeven op de scenario‟s. Emoties, uitroeptekens, eisen stellen, persoonlijk voornaamwoorden, gevoelstermen, aantal woorden en termen van vermogen werden aan de hand van een codeerschema (zie Bijlage 2) geteld door twee beoordelaars3. De afhankelijke variabele „weglaten van informatie‟ werd gemeten aan de hand van of de deelnemer in zijn of haar reactie noemt dat hij of zij ziek is geweest, een belangrijke afspraak heeft gemist en op vakantie is geweest. Dit werd in dit onderzoek als informatie beschouwd die schadelijk kan zijn voor eigen uitkomsten.
3. Resultaten 3.1 Aanpak van de analyses Alvorens de resultaten besproken worden, zal eerst de keuze voor de analyses worden toegelicht. De reden hiervoor is dat de hypothesen op verschillende manieren 3
Informatie betreffende de interbeoordeelaarsbetrouwbaarheid is opgenomen in de resultatensectie en in Tabel 2. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid was goed.
getoetst kunnen worden, waarbij elke methode voor- en nadelen heeft en er verschillende uitkomsten kenbaar werden. Allereerst werd ervoor gekozen de analyses niet alleen toe te passen op de mensen die ook daadwerkelijk geroddeld hadden, maar op alle deelnemers. Relatief veel deelnemers voldeden namelijk niet geheel aan de officiële definitie van roddelen (Foster, 2004) maar speelden wel evaluatieve informatie over het project door aan de manager. Zo werd bijvoorbeeld niet het gedrag van de collega geëvalueerd, maar de samenwerking met de collega. Of noemden deelnemers dat zijzelf meer aan het project hadden gedaan dan de collega. Dit wordt officieel niet verstaan onder „roddelen‟, maar werd toch meegenomen in de analyse omdat het wel een evaluatie over de collega insinueert. Deze groep „nietroddelaars‟ duiden wij vanaf nu aan als semi-roddelaars en hier zal in de resultaten dieper op worden ingegaan. Een andere reden waarom deze groep semi-roddelaars werd inbegrepen in dit onderzoek was omdat de condities anders te klein en niet gelijk zouden zijn, wat de power van de analyse zou verminderen. Tot slot werd er niet gecorrigeerd voor het aantal woorden. De reden hiervoor is dat prozelf en prosociaal gemotiveerden niet van elkaar bleken te verschillen in het aantal woorden dat zij gebruikten in hun reactie op het scenario (zie resultaten hypothese 3c), wat een dergelijke correctie onnodig maakte.
3.2 Manipulatiechecks Het succes van de manipulaties werd getoetst aan de hand van een 2 x 2 ANOVA. Op de manipulatiecheck voor een prozelf roddelmotivatie bleek dat de deelnemers uit de „prozelf‟ condities (gecombineerde en prozelf conditie) hoger scoorden (M = 4.13, SD = .129) op de prozelf items en daarmee vaker aangaven zelf beter te worden van het inlichten van de manager dan de deelnemers uit de „niet-
prozelf‟ condities (prosociale en controle conditie) (M = 3.69, SD = .137, F(1,179)= 5.58, p < .005). Deze manipulatie was geslaagd. Op de manipulatiecheck voor een prosociaal roddelmotief scoorden de deelnemers uit de „prosociale‟ condities (gecombineerde en prosociale conditie) niet significant hoger op de prosociale items dan de deelnemers uit de „niet-prosociale‟ condities (prozelf en controle conditie). De deelnemers uit de „prosociale‟ condities gaven daarmee niet vaker aan de manager te willen helpen door hem in te lichten over het gedrag van de collega dan deelnemers uit de „niet-prosociale‟ conditie. Deze manipulatie was niet geslaagd. 4 Voor beide manipulaties werden geen interactie-effecten gevonden.
3.3 Algemene checks Met een Chi-kwadraattoets werd gemeten of de verschillende condities significant van elkaar verschilden wat betreft sekse, leeftijd, studie en wel of niet roddelen (zie Tabel 1). Dit bleek niet het geval. Ook bleek er geen verschil in sekse, leeftijd en studie tussen de mensen die roddelden en de mensen die niet roddelden. Achtendertig procent van de mannen roddelde en dertig procent van de vrouwen. Er bleek ook geen verschil te zijn in leeftijd (M = 23 jaar, SD = 4.8) en studie (39% psychologie, 28% economie, 33% anders) tussen de mensen die roddelden en de mensen die niet roddelden, of tussen de condities. Ook wist geen enkele deelnemer het onderwerp van dit onderzoek, namelijk roddelen, te noemen. Uiteenlopende onderwerpen werden genoemd, zoals rechtvaardigheid of relaties op het werk. Uit de rechtvaardigheidscheck is gebleken dat het merendeel van de deelnemers rechtvaardigheid een belangrijk uitgangspunt vindt bij het verdelen van de 4
Wel scoorden de deelnemers uit de „prozelf‟ conditie gemiddeld lager (M = 3.69, SD = .136) op de prosociale items dan de deelnemers uit de „niet-prozelf:‟ conditie. (M = 4.54, SD = .144, F(1,179)= 18,431 p < .001).
uitkomsten; 51.7% van de deelnemers scoorde een 5 of hoger (M = 5.3, SD = 1.0). Vervolgens bleek uit de inlevingscheck dat 72% van de deelnemers zich kond inleven in het scenario (M = 5.33, SD = 1.31). Van de 190 proefpersonen bleek dat er in totaal 34 % roddelden en 66% niet roddelden. De betrouwbaarheid van de meting van de afhankelijke variabelen werd getoetst aan de hand van de mening van een tweede beoordelaar. Vervolgens werd de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen beide beoordelaars gemeten. Deze bleek goed te zijn voor alle variabelen (zie Bijlage 2, Tabel 2)
Tabel 1 Gemiddelden (M) en Standaarddeviaties (SD) van de Algemene Gegevens per Conditie
1. Prozelf
Variabele
2. Gecombineerd
3. Prosociaal
4. Controle
(N = 48)
(N = 53)
(N = 47)
(N = 46)
M
M
M SD
M SD
SD
Sekseª
1.49
1.34 .47
1.53
Leeftijd
23
3.5
21.8 3.77
23.13 5.9
23.13 5.83
Roddelenb
.21
.4
.49
.5
.33
.47
.29
.45
Rechtvaardigheid 5.27
1
5.37
.8
5.12
1.15
5.19
1.07
Inleven
1.5
5.08
1.29
5.46
1.23
5.66
1.18
5.2
.5
1.58
SD .49
.5
** <.01, * <.05 (two-tailed). Nootª man = 1, vrouw = 2. Noot b roddelt niet = 0, roddelt = 1
3.4 Hypothese toetsing Uit de analyse is gebleken dat roddelmotivatie geen positief effect had op het gebruik van emoties, waarmee hypothesen 1a en b niet bevestigd werden (zie Tabel 2). Een prozelf roddelmotief bleek wel een positief effect te hebben op het stellen van eisen. Prozelf roddelaars bleken gemiddeld vaker eisen te stellen (M =.15, SD =0.03) dan niet prozelf roddelaars (M =.06, SD = .03, F(1,186 ) = 5.169, p ≤ .05). Dit hield in dat prozelf roddelaars vaker de bonus toekenden, of dat zij vaker een bepaalde verdeling eisten bij de manager. Hypothese 2a werd hiermee bevestigd. Een prozelf roddelmotief bleek geen effect te hebben op het gebruik van uitroeptekens, waarmee, hypothese 2b niet bevestigd werd.5 Uit de analyse was gebleken dat een prosociaal roddelmotief een positief effect had op het noemen van schadelijke informatie voor eigen uitkomsten. Prosociale roddelaars noemden vaker informatie die schadelijk kon zijn voor eigen uitkomsten (M = .19, SD =.03) dan niet prosociale roddelaars (M = .01, SD = .03, F(1,86) = 20.259, p ≤ .05). Hypothese 2b werd hiermee bevestigd. Er bleek geen positief effect te zijn van een prosociaal roddelmotief op eerste persoon persoonlijkvoornaamwoorden. Wel bleek een prosociaal roddelmotief een positief effect te hebben op tweede en derde persoon persoonlijk voornaamwoorden, wat tegenstrijdig was aan onze verwachting. Prosociale roddelaars (M = 1.6 , SD = .16) bleken meer tweede en derde persoon persoonlijk voornaamwoorden te gebruiken dan niet prosociale roddelaars (M = .71, SD = .17, F(1,86) = 20.259, p ≤ .05). Er bleek geen effect van een prozelf motief op het gebruik van eerste, tweede of derde persoon persoonlijk voornaamwoorden. Hypothese 3a werd dus niet bevestigd. Er bleek ook 5
Prozelf roddelaars bleken wel meer uitroeptekens te gebruiken (M =.17, SD =.04) dan niet prozelf roddelaars (0, SD = .043, F(1,58) = 7.599, p ≤ .05) in de analyse waarbij alleen de roddelaars werden meegenomen. De prosociale roddelaars (M =.02, S D= .038) gebruikten in deze analyse ook minder uitroeptekens dan de niet prosociale roddelaars (M =.15, SD = .048, F(1,58) = 4.444, p ≤ .05).
geen effect van roddelmotivatie op op gebied van gevoelstermen, aantal woorden en vermogen, waarmee hypothesen 3b, 3c en 3d ook niet bevestigd werden. Ook werden er geen interactie-effecten gevonden.
Tabel 2 Gemiddelden (M) , Standaarddeviaties (SD) per Prozelf en Prosociale Roddelmotivatie Prozelf
Prosociaal
Ja Variabelen
Nee
Ja
Nee
M
SD
M
SD
M
SD
M
SD
1. Positieve emoties
.04
.03
.1
.03
.04
.03
.1
.03
2. Negatieve emoties
.03
.02
.04
.02
.04
.02
.03
.02
3. Emoties
.06
.03
.12
.03
.06
.03
.12
.03
4. Eisen
.15*
.03
.06*
.03
.04
.02
.04
.02
5. Uitroeptekens
.02
.02
.07
.02
.02
.02
.07
.02
6. Schadelijke info
.1
.03
.1
.03
.19*
.03
.01*
.03
7. 1e pers psvnw
2.4
.24
2.2
.25
2.4
.24
2.2
.25
8. 2e en 3e pers psvnw
1.2
.16
1.1
.17
1.6*
.71*
.17
9. Gevoelstermen
.09
.03
.08
.03
.1
.03
.06
.03
10. Aantal woorden
34
2.8
28
2.9
34
2.9
28
2.9
11. Vermogen
.03
.02
.01
.02
.04
.02
0
.02
* <.05 (two-tailed)
.16
3.5 Exploratieve bevindingen Naast de onderzochte hypothesen ging dit onderzoek voornamelijk exploratief op zoek naar factoren waarop prozelf en prosociale roddelaars van elkaar zouden kunnen verschillen. Allereerst werd gekeken naar verschillen tussen roddelaars en niet-roddelaars en naar mogelijke oorzaken voor de relatief grote groep (N=108) semiroddelaars. Vervolgens werd gekeken naar verschillen tussen prozelf en prosociaal gemotiveerden. De antwoorden van de deelnemers werden gecategoriseerd en geturfd. Op deze manier werd in kaart gebracht op welke manier deze groepen van elkaar verschilden.
3.5.1 Roddelaars versus niet-roddelaars In deze paragraaf wordt er een onderscheid gemaakt tussen de roddelaars en niet- roddelaars. Voordat dit onderscheid gemaakt wordt, zal eerst worden uitgelegd wat er precies verstaan wordt onder roddelaars en niet-roddelaars (zie Figuur 1). Onder de 64 roddelaars worden alle deelnemers verstaan die roddelden volgens de officiële definitie van Foster (2004). Onder de 126 niet-roddelaars worden zowel 108 semi-roddelaars verstaan, mensen die niet roddelden volgens de officiële definitie (Foster, 2004) maar wel iets zeiden tegen de manager over het verloop van het project en 18 deelnemers die niets zeiden tegen de manager. Wij probeerden te achterhalen waarom de groep semi-roddelaars zo groot was en met welk motief zij toch iets tegen de manager zeiden. Slechts om een praatje te maken? Vonden zij het niet netjes om achter iemands rug te praten? Probeerden zij de verdeling van de bonus op deze manier te beïnvloeden? Of probeerden zij te achterhalen of de manager al een specifieke verdeling van de bonus in zijn hoofd had? Het achterhalen van deze
motieven zal ons een beter beeld geven in de keuzes die mensen maken om wel of niet te roddelen.
66% Niet-Roddelaars 34% N=126 Roddelaars N=64
86% Semiroddelaars N=108
14% zegt niks N=18
Figuur 1. Cirkeldiagram met de in de eerste cirkel alle deelnemers en de verdeling tussen roddelaars en niet-roddelaars en in de tweede cirkel de niet-roddelaars en de verdeling tussen semi-roddelaars en niet-roddelaars.
Hoewel de deelnemers niet op de hoogte waren van het feit dat het onderzoek over roddelen ging, werd toch duidelijk dat veel van hen niet graag achter iemands rug om praatten. Ten eerste is dit gebleken doordat relatief weinig mensen roddelden (34%). Ten tweede doordat 18% van de groep semi-roddelaars aangaf het negatieve gedrag van de collega niet te noemen omdat ze „niet wilden klikken, afkraken, verlinken of verraden‟. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het informeren van de manager over het gedrag van de collega, het roddelen, door een deel van de deelnemers werd geassocieerd met deze negatieve termen. Ten derde gaf 25 % van de semi-roddelaars aan een (officieel) gesprek te willen met de collega erbij waarin ieders inzet besproken kon worden. Hiermee werd duidelijk dat ze de slechte inzet van de collega wel bespreekbaar wilden maken maar wel in het bijzijn van de collega en niet achter zijn rug om.
Een ander motief waarom de deelnemers iets tegen de manager zeiden zou de beïnvloeding van de manager‟s keuze over de verdeling van de bonus kunnen zijn, zonder direct te roddelen. Zo gaf bijvoorbeeld 13% van de semi-roddelaars aan zelf het meeste te hebben gedaan aan het project. Hiermee wordt geïnsinueerd dat de collega minder heeft gedaan aan het project. Ook noemde 20% van de semiroddelaars positieve argumenten voor zichzelf. Dit zou de manager kunnen beïnvloeden omdat de manager ervan uit kan gaan dat de collega deze positieve kenmerken niet bezit. Ook benoemden 7% van de semi-roddelaars de slechte samenwerking tussen zichzelf en de collega. Aan de hand van de „Motives to Gossip‟ vragenlijst, konden de deelnemers zelf aangeven waarom ze iets tegen de manager zeiden. In deze zelf aangegeven motieven verschilden de roddelaars echter niet significant van de niet-roddelaars (zie Tabel 3). Van de motieven „informatie vergaren‟, „iemands reputatie schaden‟, „emoties uiten‟, „sociaal plezier‟ en „het beschermen van de groep tegen normovertreders‟, gaven zowel de meeste roddelaars (M = 4.79, SD = 1.3) als de semi-roddelaars (M = 4.22, SD =1.37) aan voornamelijk te roddelen om informatie te vergaren bij de manager. Hiermee probeerden de deelnemers te achterhalen of eigen denkbeelden klopten met die van de manager. Het roddelmotief dat het minst genoemd bleek „iemands reputatie schaden‟ te zijn, of negatief roddelen, bij zowel de roddelaars (M = 2.5, SD =1.1), als de semi-roddelaars (M = 2.15, SD = 1.08), als de mensen die niets tegen de manager zeiden (M = 1.79, SD =1.07). Een ander opvallend gegeven bij de groep semi-roddelaars, is dat er vaak (20% van deze groep) termen van rechtvaardigheid werden gebruikt (eerlijk, oneerlijk, rechtvaardig, verdienen, recht op hebben), Maar ook bij de roddelaars (bij 40%) kwamen rechtvaardigheidstermen vaak ter sprake. Paragraaf 3.5.3 zal dieper
ingaan op andere bevindingen binnen dit onderzoek tussen roddelen en rechtvaardigheid.
Tabel 3 Gemiddelden (M) en Standaarddeviaties (SD) per Roddelmotivatie tussen roddelaars en niet-roddelaars Roddelaars
Niet-Roddelaars Semi-Roddelaars Zeggen niets
Motieven om te roddelen
M
SD
M
SD
M
SD
1. Informatie vergaren
4.79
1.3
4.22
1.37
3.28
1.36
2. Reputatie schaden
2.5
1.1
2.15
1.08
1.79
1.07
3. Emoties uiten
4.27
2.28
3.67
1.42
2.82
1.34
4. Sociaal plezier
3.43
1.46
4.03
1.68
4.09
1.51
5. Beschermen van de groep
3.75
1.56
2.94
1.28
2.8
1.34
3.5.2 Prosociale versus prozelf roddelaars Omdat dit onderzoek vooral bedoeld was om onderscheid te ontdekken tussen prozelf en prosociale roddelaars, zullen we hier bespreken op welke variabelen de prozelf en prosociale roddelaars van elkaar verschillen. Om dezelfde reden als eerder besproken, werden zowel roddelaars als niet-roddelaars meegenomen in de analyse. Hoewel er geen verschil werd gevonden tussen prozelf en prosociale roddelaars op gebied van moraliteit, diende deze afhankelijke variabele wel als opzet voor de afhankelijke variabele „rechtvaardigheid‟. Tijdens het turven van moraliteit bleek dat de termen „eerlijk‟ en „oneerlijk‟ veel vaker gebruikt werden dan „goed‟ en „slecht‟.
Ook viel op dat er naast „eerlijk‟ en „oneerlijk‟ ook veel andere termen gebruikt werden die te maken hadden met rechtvaardigheid, zoals „verdienen‟ en „recht op hebben‟. Op basis hiervan werd besloten de roddelaars te turven op alle termen van rechtvaardigheid, dus op: „eerlijk‟, „oneerlijk‟, „verdienen‟, „rechtvaardig‟ en „recht op hebben‟. Aan de hand van een ANOVA werd een positief effect van een prozelf roddelmotief gevonden op het gebruik van woorden van rechtvaardigheid. Prozelf gemotiveerden gebruikten meer woorden van rechtvaardigheid (M =.49, SD =.04) dan niet prozelf gemotiveerden (M =.189, SD =.067, F(1,186 )= 10.18, p ≤ .05. Een Chi-kwadraattoets wees uit dat prozelf roddelaars vaker de slechte samenwerking benoemden dan prosociale roddelaars (χ²(3, N = 190) = 9.183, p < 0.05). Ook was aan de hand van Chi-kwadraattoets gebleken dat de prosociale roddelaars meer vertrouwen hadden in de manager, hem minder probeerden te beïnvloeden en meer de verantwoordelijkheid van de manager benadrukten dan de prozelf roddelaars ( χ²(3, N = 190) = 14.554, p < 0.05).
3.5.3 Roddelen en rechtvaardigheid Uit dit onderzoek is op meerdere manieren een verband gebleken tussen roddelen en rechtvaardigheid. In deze paragraaf zullen de bevindingen kort genoemd worden. Allereest wees de rechtvaardigheidscheck uit dat 90% van de deelnemers rechtvaardigheid als belangrijk beschouwde (zij scoorden een vier of hoger op de 7puntsschaal van „Rechtvaardigheid‟). Uit deze rechtvaardigheidscheck bleek ook dat bij 85% van de deelnemers rechtvaardigheid een grote rol speelde bij de keus om iets tegen de manager te zeggen (zij scoorden een vier of hoger). Ten tweede is gebleken dat 25% van de semi-roddelaars woorden gebruikten die te maken hadden met rechtvaardigheid. Hieruit kan geconcludeerd worden dat rechtvaardigheid ook bij de
niet-roddelaars een rol speelde. Ten derde is gebleken dat rechtvaardigheid ook een rol speelde bij het onderscheid tussen prozelf en prosociale roddelaars: prozelf roddelaars maakten meer gebruik van woorden die te maken hadden met rechtvaardigheid dan prosociale roddelaars.
4. Discussie 4.1 Bevindingen en mogelijke verklaringen Allereerst werd met dit onderzoek het vooroordeel doorbroken dat voornamelijk vrouwen zich schuldig maken aan roddelen. Als er op het internet via de zoekmachine gezocht werd naar afbeeldingen van „roddelen‟ of „roddelen op het werk‟ (in meerdere talen), verschenen er bijna alleen maar afbeeldingen van vrouwen. Maar ook in de literatuur werd roddelen vaak verward met „women‟s talk‟ (Brown, 1990; Coates, 1988; Eggins & Slade, 1997; Jones, 1980; Spacks, 1982, in Foster, 2004). Uit de resultaten van dit onderzoek is geen sekse verschil gebleken in het wel of niet roddelen. Mannen roddelden zelfs meer (38% van alle mannen roddelde) dan de vrouwen (30% van de vrouwen roddelde). Hoewel de hypothesen voor een groot deel niet ondersteund werden, levert deze studie een belangrijke bijdrage aan de roddelliteratuur en kunnen op basis van deze resultaten veel suggesties worden gedaan voor vervolgonderzoek naar roddelen op het werk. De resultaten van dit onderzoek lieten zien dat een prosociaal roddelmotief geen invloed had op het uiten van emoties of gevoelens. Een reden waarom deze hypothesen niet bevestigd werden zou kunnen zijn omdat erg weinig deelnemers hun emoties en gevoelens benoemden. De gemiddelden waren zo klein dat er geen significant verschil werd gevonden. Er zou wel degelijk een onderscheid kunnen zijn in emotionele gezichtsuitdrukking of gevoelens tussen prozelf en
prosociale roddelaars, maar omdat dit onderzoek alleen schriftelijke uitdrukking maten, zou vervolgonderzoek dieper in kunnen gaan op de niet benoemde gevoelens en emoties door hier expliciet naar te vragen aan de hand van een vragenlijst. Ook zou tijdens een veldonderzoek kunnen worden gekeken naar emotionele uitdrukking van prozelf en prosociale roddelaars, om te onderzoeken of hierin wel onderscheid kan worden gemaakt. In dit onderzoek bleken prozelf roddelaars meer eisen te stellen dan niet prozelf roddelaars. Er werd geen effect gevonden van een prozelf roddelmotief op het gebruik van uitroeptekens. Deze uitkomst zou weer te maken kunnen hebben met de kleine aantallen en het feit dat weinig deelnemers gebruik maakten van uitroeptekens. In dit onderzoek werd bevestigd dat prosociale roddelaars meer informatie deelden dan prozelf roddelaars, ook als die informatie negatief was voor eigen uitkomsten. Prozelf roddelaars lieten deze negatieve informatie vaker weg. Volgens Van Lange (1999) en De Dreu en van Lange (1995) is de oorzaak van dit gegeven dat prozelf gemotiveerden meer geneigd zijn om de gesprekspartner te misleiden aan de hand van informatie die positief is voor eigen uitkomsten. Prosociaal gemotiveerden zijn minder geneigd te liegen en te misleiden en delen vaker de informatie die zij tot hun beschikking hebben met anderen. Verder bleek een prozelf roddelmotivatie geen effect te hebben op het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden in eerste, tweede en derde persoon en werd er ook geen effect gevonden van het prozelf roddelmotief op het aantal woorden dat gebruikt werd. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het aantal woorden wellicht gebonden is aan beschikbare tijd. Deelnemers die weinig tijd hadden om de enquête in te vullen, gebruiken misschien minder woorden dan mensen die wel genoeg tijd hadden.
Hoewel in dit onderzoek geen verschil tussen prozelf en prosociale roddelaars was gevonden in het gebruik van morele en vermogenstermen, is er wel onderscheid gevonden in het gebruik van termen van rechtvaardigheid. Zo bleken prozelf roddelaars meer gebruik te maken van woorden van rechtvaardigheid dan prosociale roddelaars. De theorie (Steinel & De Dreu, 2004; Van Kleef & Van Lange, 2008) die ten grondslag ligt aan het gebruik van morele termen is ook toepasbaar op rechtvaardigheid. Prozelf roddelaars zouden meer rechtvaardigheidstermen gebruiken om strategische doeleinden, om de manager te overtuigen. Als de manager te horen krijgt dat de collega minder gedaan heeft en als er daarbij nog eens wordt benadrukt dat een eerlijke verdeling belangrijk is, zal dit wellicht de keuze van de manager in het verdelen van de bonus kunnen beïnvloeden. Vervolgonderzoek zou daarom kunnen uitzoeken in hoeverre prozelfroddelaars rechtvaardigheidstermen gebruiken als overtuigingstechniek, om zelf een groter deel van de bonus te ontvangen. Niet alleen gebruiken prozelfroddelaars meer termen van rechtvaardigheid, deze termen werden ook in de andere condities relatief in vergelijking met de andere afhankelijke variabelen vaak gebruikt. Dit onderzoek heeft aangetoond dat veel mensen rechtvaardigheid als een belangrijk uitgangspunt zagen bij de verdeling van de bonus en dit meenamen in hun overweging om iets tegen de manager te zeggen. Vervolgonderzoek zou kunnen uitzoeken of rechtvaardigheid misschien een zesde roddelmotief (naast motivaties zoals sociaal plezier, informatie vergaren, negatief roddelen, beschermen tegen normovertreders en ventilatie van emoties) is. Ook zou rechtvaardigheid de reden kunnen zijn waarom er relatief gezien weinig verschillen te ontdekken waren tussen de condities. Van de dertig afhankelijke variabelen, verschilden de prozelf en prosociale roddelaars van elkaar op zeven variabelen6. In
6
Significant verschil tussen de condities aan de hand van verschillende analyses.
verschillende condities, ongeacht de bonus streefden mensen naar rechtvaardigheid en zouden mensen dus proberen de manager te overtuigen van eerlijke uitkomsten. Vervolgonderzoek zou dieper in kunnen gaan op rechtvaardigheid: wordt het streven naar eerlijke uitkomsten als overtuigingstechniek gebruikt om de manager te overtuigen van een uitkomst waar men zelf beter van wordt, of is dit streven naar rechtvaardigheid op zich, ongeacht verbetering voor eigen uitkomst, een motivatie om te roddelen? Verder heeft dit onderzoek een indicatie opgeleverd op welke variabelen prozelf en prosociale roddelaars van elkaar verschillen. Zo is bijvoorbeeld gebleken dat prozelf roddelaars vaker de slechte samenwerking met de collega benoemden dan niet- prozelf roddelaars. Prosociale roddelaars vertrouwden meer op de keuze van de manager, benadrukten de verantwoordelijkheid van de manager meer en waren minder geneigd hem te beïnvloeden dan niet prosociale roddelaars.
4.2 Theoretische implicaties Zoals de resultaten van dit onderzoek hebben laten zien heeft roddelen weinig overeenkomsten met eerder onderzoek naar het nemen van beslissingen en onderhandelen. Waar prozelf en prosociaal gemotiveerden in onderzoek naar onderhandelen verschilden in het uiten van emoties, was dit niet het geval bij prozelf en prosociaal gemotiveerde roddelaars. Ook toonde dit onderzoek weinig overeenkomsten met eerder onderzoek naar liegen en bedriegen. Waar prozelf en prosociaal gemotiveerden in onderzoek naar liegen en bedriegen van elkaar verschilden in woordgebruik, was dit niet het geval bij prozelf en prosociaal gemotiveerde roddelaars. Dit onderzoek toonde enige overeenkomst met eerder onderzoek naar overtuigen. Zowel in onderzoek naar overtuigen als roddelen is gebleken dat prozelf gemotiveerden meer eisen stelden dan prosociaal gemotiveerden.
Er was echter geen overeenkomst tussen roddelen en overtuigen in schriftelijke overtuigingsmechanismen, in het gebruik van uitroeptekens. Tot slot werd er wel een overeenkomst gevonden tussen onderhandelen en roddelen op het gebied van weglaten van informatie. In beide onderzoeken was er een positief effect van prosociale motivatie in het noemen van informatie die schadelijk kan zijn voor eigen uitkomsten.
4.3 Beperkingen en vervolgonderzoek Hoewel dit onderzoek nieuwe inzichten heeft opgevelerd voor roddelen op het werk, zijn er enkele beperkingen aan dit onderzoek toe te wijzen. Allereerst werd bij deze studie gebruik gemaakt van scenario‟s. Hierbij beschrijven deelnemers wat ze zouden doen in een bepaalde situatie. Dit hoeft niet overeen te komen met wat mensen automatisch doen als ze in een dergelijke situatie terecht komen. Veldonderzoek of experimenteel onderzoek dat mensen observeert zonder dat ze het doorhebben, zou kunnen uitwijzen of mensen daadwerkelijk zo reageren als ze beschrijven in het scenario. Ook zou er verschil kunnen zijn tussen schriftelijk en mondeling roddelen. Dit onderzoek mat verschillen in schriftelijk roddelgedrag maar geen verschillen in mondeling roddelen. Vervolgonderzoek zou dit op een andere manier kunnen onderzoeken door te kijken naar verschillen in volume, nadruk in stem en verschillen in expressies. Een andere kritische kanttekening bij dit onderzoek is dat de deelnemers studenten zijn en geworven werden in de kantine van de Universiteit van Amsterdam. Werven tijdens pauzetijd zou de resultaten kunnen beïnvloeden. Als mensen maar weinig tijd hebben de enquête in te vullen kunnen ze bijvoorbeeld bij het scenario hebben ingevuld: „ik zou niks tegen de manager zeggen‟ puur omdat een dergelijk antwoord minder tijd in beslag neemt dan op te schrijven wat ze precies tegen de
manager zouden zeggen. Dit kan dus zowel het wel of niet roddelen beïnvloeden als het aantal woorden, wat een afhankelijke variabele is. Een vervolgonderzoek zou de proefpersonen ergens anders kunnen werven, bijvoorbeeld in een bedrijf waar de deelnemers werkervaring hebben en waar ze wel hun volle aandacht bij de enquête hebben en genoeg tijd om deze in te vullen. Een derde kritiekpunt is dat de manipulatie maar deels gelukt is: de prosociale roddelaars scoorden niet hoger op prosociale items dan de deelnemers waarbij dit motief niet gemanipuleerd werd. Dit zou kunnen liggen aan de formulering van de items. In één item werd gesteld dat de deelnemer de manager kon helpen door hem in te lichten. Dit zou verwarrend kunnen zijn omdat de deelnemer niet wist op welke manier hij of zij de manager zou kunnen helpen. Wellicht zou het beter zijn er „financieel‟ aan toe te voegen. In het tweede item werd gesteld dat het voor eigen uitkomsten niets uitmaakte of de deelnemer iets tegen de manager zou zeggen. Bij dit item zou de deelnemer kunnen denken dat hij of zij de manager‟s keuze niet kon beïnvloeden en zou dit de reden kunnen zijn dat de prosocialen niet hoger scoorden op het item dan de niet- prosocialen. In vervolgonderzoek zou een aantal items toegevoegd kunnen worden om te onderzoeken in hoeverre de deelnemers denken de manager‟s keuze te kunnen beïnvloeden. Tot slot moet bij de interpretatie van de hypothesen worden meegenomen dat het gaat om erg kleine aantallen, waardoor er moeilijk uitspraken gedaan kunnen worden. Ook bij de explorerende resultaten bestond de verdeling van de afhankelijke variabelen per conditie uit kleine aantallen, waardoor er weinig power is.
4.4 Praktische implicaties Voor managers heeft dit onderzoek meerdere implicaties. Zoals in de inleiding is beschreven heeft de manager er baat bij om een onderscheid te kunnen maken tussen prozelf en prosociale roddelaars, om vervolgens prosociale roddels te stimuleren en prozelf roddels in te dammen. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet eenvoudig is. Het zal voor de manager lastig zijn uit te vinden met welk motief er geroddeld wordt en of de argumentatie die gebruikt wordt tijdens het roddelen bedoeld is om er zelf beter van te worden of om te streven naar een eerlijke uitkomst. De kans is groter dat de roddelaar een prozelf motief heeft in plaats van een prosociaal motief als hij of zij veel eist, woorden van rechtvaardigheid gebruikt en de slechte samenwerking benoemt. De manager zou er dan rekening mee moeten houden dat deze persoon uit is op eigen gewin. De kans is groter dat de roddelaar prosociaal gemotiveerd is in plaats van prozelf gemotiveerd als hij of zij veel informatie geeft en vertrouwt op de keuze van de manager. De manager zou er in dit geval rekening mee kunnen houden dat deze roddelaar uit is op winst voor de groep of de organisatie. Omdat deze studie ook heeft uitgewezen dat prozelf roddelaars minder informatie geven en meer gebruik maken van overtuigingstechnieken, raden wij de manager aan te allen tijde beide kanten van het verhaal te horen en beslissingen te baseren op argumentatie van alle betrokken partijen en op basis daarvan zelf tot een conclusie te komen.
Literatuur: Ajzen & Fishbein (1970). The prediction of behavior from attitudinal and normative variables. Journal of Experimental Social Psychology, 6, 466-487. Barry, B. (1999). The tactical use of emotion in negotiation. In R. J. Blies, R.J. Lewicki, & B. H. Sheppard (Eds.). Research on negotiation in organizations, 7, 93-121. Stamford, CT: JAI Press. Baumeister, R. F., Zhang, L., & Vohs, K. D. (2004). Gossip as cultural learning. Review of General Psychology, 8, 111-121. Beersma, B., & Van Kleef, G. A. (2009a). Why people gossip: Social Functions, antecedents, and consequences. Manuscript under review. Beersma, B., & Van Kleef, G. A. (2009b). How the grapevine keeps you in line: Gossip increases contributions to the group. Manuscript under review. De Dreu, C., K. W., & Van Lange, P.A.M. (1995). The Impact of Social value orientation on Negotiator Behavior and Cognition. Personality and Social Psychology Bulletin, 21, 1178-1188. DePaulo, B. M., Lindsay, J. J., Malone, B. E., Muhlenbruck, L., Charlton, K., & Cooper, H. (2003). Cues to deception. Psychological Bulletin, 129, 74–118. Dunbar, R. I. M. (2004). Gossip in an evolutionary perspective. Review of General Psychology, 8, 100-110. Dunbar, R. I. M., Duncan, N. D. C., and Marriott, A. (1997). Human conversational behaviour. Human Nature, 8, 231-246. Emler, N. (1994). Gossip, reputation and social adaptation. In R.F. Goodman & A. Ben-Ze'ev (Eds.), good Gossip (119-140). Lawrence, KS: University Press of Kansas.
Foster, E. K. (2004). Research on gossip: Taxonomy, methods, and future directions. Review of General Psychology, 8, 78-99. Hancock, J. T., Curry, L. E., Goorha, S., & Woodworth, M. (2008). On Lying and being lied to: a linguistic analysis of deception in computer-mediated communication. Discourse Progresses, 45, 1-23. Liebrand, W. B. G., & Van Run, G. J. (1985). The effects of social motives across two cultures on behaviour in social dilemma‟s. Journal of Experimental Social Psychology, 21, 86-102. Liebrand, W. B. G., Jansen, R. W. T. L., Rijken, V. M., & Suhre, C. J. M. (1986). Might over morality: Social values and the perception of other players in experimental games. Journal of Experimental Social Psychology, 22, 203215. McClintock, C. G. & Liebrand, W. B. G. (1988). The role of interdependence structure, individual value orientation and other‟s strategy in social decision making: a transformational analysis. Journal of Personality and Social Psychology, 55, 396-409. Kalijan, A (2008). Het FAQboek voor managers. The Hague, Netherlands: Academic service, Knight, G. P., Dubro, A. F., & Chao, C.-C. (1985). Information processing and development of cooperative, competitive, and individualistic social values. Development Psychology, 21, 37-45. Kuhlman, D. M., & Carnevale, P. J. (1984). Differences in nonverbal demeanor between coöperators, competitors, and individualists. In L. L. Thompson (Ed.), Negotiation Theory and Research. New York: Psychological Press.
MacCrimmon, K. R. & Messick, D. M. (1976). A framework for social motives. Behavioral Science, 21, 86-100. Olekalns, M., Smith, P. L., & Kibby, R. (1996). Social value orientations, negotiator strategies and outcomes. European Journal of Social Psychology, 26, 299– 313. Sattler, D. N., & Kerr, N. L. (1991). Might versus morality explored: motivational and cognitive bases for social motives. Journal of Personality and Social Psychology, 60, 756-765. Schug, J., Matsumoto, D., Horita, Y., Yamagishi, T., & Bonnet, K. (2010). Emotional expressivity as a signal of cooperation. Evolution and Human Behavior, 31, 87-94. Shelley, G. P., & Kuhlman, D. M. (2003). Nonverbal encoding and decoding of social value orientation. In L. L. Thompson (Ed.), Negotiation Theory and Research. New York: Psychological Press. Shelley, G. P., Page, M., & Kuhlman, D. M. (2010). Semantic differential judgements of cooperators, competitors and individualists at zero acquaintance. Letters on Evolutionary Behavioral Science, 1, 23-26. Steinel, W., & De Dreu, C. K. W. (2004). Social motives and strategic misrepresentation in social decision making. Journal of Personality and Social Psychology, 86, 419–434. Steinel, W., Utz, S. & Koning, L. (2010). The good, the bad and the ugly thing to do when sharing information: revealing, concealing and lying depend on social motivation, distribution and importance of information. Organizational Behavior and Human Decision Process, 113, 85-96.
Van den Bos, K., Ham, J., Lind, E. A., Simonis, M., Van Essen, W. J., & Rijpkema, M. (2008). Justice and the human alarm system: the impact of exclamation points and flashing lights on the justice judgement process. Journal of Experimental Social Psychology 44, 201–219 Van Dijk, E. De Cremer, D., & Handgraaf, M. J. J. (2004). Journal of Experimental Social Psychology, 40, 697-707. Van Kleef, G. A. (2009). How emotions regulate social life: The emotions as social information (EASI) model. Current Directions in Psychological Science, 18, 184–188. Van Kleef, G.A., De Dreu, C.K.W., & Manstead, A.S.R. (2004b). The interpersonal effects of emotions in negotiations: A motivated information processing approach. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 510–528. Van Kleef, G. A., & Van Lange, P. A. M. (2008). What other's disappointment may do to selfish people: Emotion and social value orientation in a negotiation context. Personality and Social Psychology Bulletin, 34, 1084-1095. Van Lange, P. A. M. (1999). The pursuit of joint outcomes and equality in outcomes: An integrative model of social value orientation. Journal of Personality and Social Psychology, 77, 337-349. Van Lange, P. A. M., & Kuhlman, D. M. (1994). Social value orientations and impressions of partner's honesty and intelligence: A test of the might versus morality effect. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 126-141. Van Lange, P. A. M., Otten, W., De Bruin, E. M. N., & Joireman, J. A. (1997). Development of prosocial, individualistic, and competitive orientations: Theory and preliminary evidence. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 733–746.
Van Lange, P. A. M., & Semin-Goossens, A. (1998). The boundaries of reciprocal cooperation. European Journal of Social Psychology, 28, 847-854. Zhou, L., Burgoon, J. K., Nunamaker, J. F., & Twitchell, D. (2004). Automating linguistics-based cues for detecting deception in asynchronous computermediated communications. Group Decision and Negotiation, 13, 81–106.
Bijlage 1 De scenario‟s 1. Prozelf Stel je voor dat je na je studie gaat werken in een groot bedrijf. Je krijgt de opdracht om samen met een andere collega aan een groot project voor een klant te werken. Jullie zijn al twee maanden bezig met deze opdracht en er staat veel op het spel. Niet alleen is het voor het bedrijf erg belangrijk dat de klant tevreden wordt gehouden en niet overstapt naar de concurrent, ook wordt er na goede afronding van het project een grote bonus van 3000 euro verdeeld tussen jou, je collega en de manager. Je manager heeft al 1/3 van het geld gehad dus het overige geld mag de manager op basis van inzet verdelen over jou en jouw collega. Hij is niet op de hoogte van wie wat heeft gedaan aan het project en is geneigd het geld eerlijk te verdelen over jou en jouw collega. Zelf heeft de manager een belangrijke rol gespeeld bij dit project en heeft hij er veel van zijn eigen tijd in gestoken. Jij hebt erg veel energie gestoken in het project. Je hebt nachten doorgewerkt, veel persoonlijke afspraken afgezegd en daardoor je sociale leven op een laag pitje gezet . Wel heb je in die twee maanden twee keer vanwege ziekte een belangrijke afspraak gemist en ben je een keer, net voor de deadline op vakantie geweest. Hoewel je collega met zijn sterke sociale vaardigheden heeft gezorgd voor een warm contact met de klant, heeft hij weinig energie gestoken in het project zelf. Hij liep voortdurend „de kantjes eraf‟ door afspraken onvoldoende voor te bereiden en vaak te laat te komen op afspraken. Jij hebt vaak het gevoel gehad dat je er alleen voor stond en alles zelf moest doen. Jij bent blij dat jij en jouw team in de toekomst niet meer met hem hoeven samen te werken omdat hij ontslag heeft genomen.
Het project loopt ten einde en nu sta je alleen met de projectmanager in de lift. Hij vertelt je dat hij aan het nadenken is over de verdeling van het geld. Schrijf hieronder zo gedetailleerd mogelijk op wat je tegen de manager zou zeggen. Als je niets zou zeggen, geef dat dan aan.
2. Prosociaal Stel je voor dat je na je studie gaat werken in een groot bedrijf. Je krijgt de opdracht om samen met een andere collega aan een groot project voor een klant te werken. Jullie zijn al twee maanden bezig met deze opdracht en er staat veel op het spel. Niet alleen is het voor het bedrijf erg belangrijk dat de klant tevreden wordt gehouden en niet overstapt naar de concurrent, ook wordt er na goede afronding van het project een grote bonus van 3000 euro op basis van inzet verdeeld tussen jou, je collega en de manager. Jij hebt al 1/3 van het geld gehad dus het overige geld mag de manager verdelen tussen zichzelf en jouw collega. Hij is niet op de hoogte van wie wat heeft gedaan aan het project en is geneigd het geld eerlijk te verdelen tussen zichzelf en jouw collega. Zelf heeft de manager een belangrijke rol gespeeld bij dit project en heeft hij er veel van zijn eigen tijd in gestoken. Jij hebt erg veel energie gestoken in het project. Je hebt nachten doorgewerkt, veel persoonlijke afspraken afgezegd en daardoor je sociale leven op een laag pitje gezet. Wel heb je in die twee maanden twee keer vanwege ziekte een belangrijke afspraak gemist en ben je een keer, net voor de deadline op vakantie geweest. Hoewel je collega met zijn sterke sociale vaardigheden heeft gezorgd voor een warm contact met de klant, heeft hij weinig energie gestoken in het project zelf. Hij liep voortdurend „de kantjes eraf‟ door afspraken onvoldoende voor te bereiden en vaak te laat te komen op afspraken. Jij hebt vaak het gevoel gehad dat je er alleen voor stond en alles zelf moest doen.
Het project loopt ten einde en nu sta je alleen met de projectmanager in de lift. Hij vertelt je dat hij aan het nadenken is over de verdeling van het geld. Schrijf hieronder zo gedetailleerd mogelijk op wat je tegen de manager zou zeggen. Als je niets zou zeggen, geef dat dan aan.
3. Prozelf en prosociaal Stel je voor dat je na je studie gaat werken in een groot bedrijf. Je krijgt de opdracht om samen met een andere collega aan een groot project voor een klant te werken. Jullie zijn al twee maanden bezig met deze opdracht en er staat veel op het spel. Niet alleen is het voor het bedrijf erg belangrijk dat de klant tevreden wordt gehouden en niet overstapt naar de concurrent, ook wordt er na goede afronding van het project een grote bonus van 3000 euro verdeeld tussen jou, je collega en de manager. De manager van het project mag deze bonus verdelen op basis van inzet en is geneigd iedereen 1/3 te geven omdat hij niet op de hoogte is van wie wat heeft gedaan aan het project. Zelf heeft de manager een belangrijke rol gespeeld bij dit project en heeft hij er veel van zijn eigen tijd in gestoken. Jij hebt erg veel energie gestoken in het project. Je hebt nachten doorgewerkt, veel persoonlijke afspraken afgezegd en daardoor je sociale leven op een laag pitje gezet. Wel heb je in die twee maanden twee keer vanwege ziekte een belangrijke afspraak gemist en ben je een keer, net voor de deadline op vakantie geweest. Hoewel je collega met zijn sterke sociale vaardigheden heeft gezorgd voor een warm contact met de klant, heeft hij weinig energie gestoken in het project zelf. Hij liep voortdurend „de kantjes eraf‟ door afspraken onvoldoende voor te bereiden en vaak te laat te komen op afspraken. Jij hebt vaak het gevoel gehad dat je er alleen voor stond en alles zelf moest doen.
Het project loopt ten einde en nu sta je alleen met de projectmanager in de lift. Hij vertelt je dat hij aan het nadenken is over de verdeling van het geld. Schrijf hieronder zo gedetailleerd mogelijk op wat je tegen de manager zou zeggen. Als je niets zou zeggen, geef dat dan aan.
4. Controle Stel je voor dat je na je studie gaat werken in een groot bedrijf. Je krijgt de opdracht om samen met een andere collega aan een groot project voor een klant te werken. Jullie zijn al twee maanden bezig met deze opdracht en er staat veel op het spel. Het is voor het bedrijf erg belangrijk dat de klant tevreden wordt gehouden en niet overstapt naar de concurrent. Zelf heeft de manager een belangrijke rol gespeeld bij dit project en heeft hij er veel van zijn eigen tijd in gestoken. Jij hebt erg veel energie gestoken in het project. Je hebt nachten doorgewerkt, veel persoonlijke afspraken afgezegd en daardoor je sociale leven op een laag pitje gezet. Wel heb je in die twee maanden twee keer vanwege ziekte een belangrijke afspraak gemist en ben je een keer, net voor de deadline op vakantie geweest. Hoewel je collega met zijn sterke sociale vaardigheden heeft gezorgd voor een warm contact met de klant, heeft hij weinig energie gestoken in het project zelf. Hij liep voortdurend „de kantjes eraf‟ door afspraken onvoldoende voor te bereiden en vaak te laat te komen op afspraken. Jij hebt vaak het gevoel gehad dat je er alleen voor stond en alles zelf moest doen. Jij bent blij dat jij en jouw team in de toekomst niet meer met hem hoeven samen te werken omdat hij ontslag heeft genomen. Het project loopt ten einde en nu sta je alleen met de projectmanager in de lift. Schrijf hieronder zo gedetailleerd mogelijk op wat je tegen de manager zou zeggen. Als je niets zou zeggen, geef dat dan aan.
Roddelen op het werk 46
Bijlage 2
Tabel 2 Codeerschema met Variabelen, Bijbehorende Hypothesen en Betekenis van de Variabelen
Variabelen
Hypothese
Ja, indien:
1. Wordt er geroddeld*
-
Er iets gezegd wordt tegen manager over werkgedrag collega
2. Niks gezegd*
-
Deelnemer zou niks/niets zeggen [geen „maar‟ of andere toevoegingen], x, niks, niets
3. Positieve emotiewoorden
1A, 1B
Blij, tevreden, gelukkig, content
4. Negatieve emotiewoorden
1A, B
Boos, kwaad, niet blij, niet tevreden
5. Eisen
2A
Eerlijke verdeling/jij of manager meer eisen, willen, toekennen, moeten krijgen
6. Uitroeptekens
2B
!
7. Schadelijke info
2C
Er iets gezegd wordt over eigen negatieve aspecten, eigen ziekte of vakantie
8. 1e pers pvnw
3A
Ik, mij, me, mijn
9. 2e en 3e pers pvnw
3A
Je, jij, u, hij, zij, hem, haar, hun, ze, hen
10. Gevoelstermen
3B
Voelen, zien, horen
11. Aantal woorden
3C
[Aantal woorden tellen]
12. Vermogenstermen
3D
Sterk, zwak, intelligent, dom
13. Moraliteit
-
Goed, slecht, gemeen, eerlijk, oneerlijk
Roddelen op het werk 47
14. Positieve info zelf
-
Ik heb veel/goede inzet/inspanning getoond, energie/tijd in gestoken, mijn inzet/enthousiasme, tot een goed einde gebracht, heeft me veel inspanning/tijd gekost, mijn harde werken.
15. Zelf meest / meer dan collega*
-
Zelf het meest gedaan, meer/meest tijd/energie in gestoken dan collega, meest/meer bijgedragen, meest/meer inspanning.
16. Positieve info collega
-
Goed klantcontact, belangrijke taak gehad
17. Negatieve info collega
-
Loopt de kantjes er vanaf, heeft zijn neus gedrukt, kwam vaak te laat, kwam afspraken niet na, heeft zich er makkelijk vanaf gebracht, heeft in het project zelf niets gedaan collega hoort je dan op te vangen, heeft zich nauwelijks met het project bezig gehouden, geen passie, te weinig inzet
18. Collega heeft minder gedaan*
-
Heeft zich er makkelijk vanaf gebracht, heeft minder gedaan dan wij/ik, minder energie in gestoken
19. Slechte samenwerking*
-
Samenwerking verliep slecht
20. Rechtvaardigheid
-
Eerlijk, oneerlijk, rechtvaardig, verdienen, recht op hebben.
21. Lukt het?*
-
Lukt het, wat vind je ervan, vordert het, hoe denk je het te gaan doen, al enig idee over mogelijke verdeling, al nagedacht over de verdeling
22. Vertrouwen in manager*
-
Manager kan prima alleen goede beslissing maken, ik ben ervan overtuigd dat je het eerlijk verdeelt.
23. Verantwoordelijkheid manager*
-
Het is jouw keus, doen wat je zelf goed vindt, eigen beslissing maken/nemen, verdeling maken op basis van je visie, verdeling is aan jou, ik hoop dat je het eerlijk verdeelt, ik weet
Roddelen op het werk 48
dat u de verdeling gaat bepalen maar…, jij kunt het het beste beslissen, kijkt u verder maar wat u ermee doet, je moet zelf bepalen wat je ermee doet, moet goed nadenken over beslissing 24. Gesprek manager*
-
Ik wil graag nog even met je praten, ik zou graag een gesprek aanvragen
25. Gesprek drieën*
-
Ik zou met zijn drieën om de tafel willen, met z‟n drieën willen praten
26. Gesprek collega*
-
Ik zou het eerst met de collega bespreken.
27. Gesprek collega en manager*
-
Kunt u hem aanspreken over…
28. Verontschuldigen voor roddelen*
-
Ik vind het vervelend te moeten zeggen
29. Niet willen klikken/roddelen*
-
Ik wil geen verrader zijn maar, risico dat je wordt gezien als verklikker, niet een ander afkraken, ik ben geen mierenneuker
30. Niet durven roddelen*
-
Ik zou te bang zijn iets te zeggen, ik zeg niks omdat ik bang ben
*Dichotome variabelen, worden gescoord aan de hand van een 0 of 1.
Roddelen op het werk 49
Bijlage 3 Tabel 2 Variabelen met de Interbeoordelaarbetrouwbaarheid tussen de Twee Beoordelaars van de eerste tien Deelnemers uit elke Conditie. Alle Correlaties waren significant <.05.
Variabelen
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid r/p
1. Wordt er geroddeld
.90p
2. Niks gezegd
1p
3. Positieve emotiewoorden
.85r
4. Negatieve emotiewoorden
.69r
5. Eisen
.79r
6. Uitroeptekens
1r
7. Schadelijke info
1r
8. 1e pers pvnw
.96r
9. 2e en 3e pers pvnw
.96r
10. Gevoelstermen
.8r
11. Aantal woorden
1r
12. Vermogenstermen
1r
13. Moraliteit
1r
14. Positieve info zelf
.96r
15. Zelf meest / meer dan collega
1p
16. Positieve info collega
.89r
17. Negatieve info collega
.95r
18. Collega heeft minder gedaan
1p
19. Slechte samenwerking
1p
20. Rechtvaardigheid
.91r
21. Lukt het?
.9p
22. Vertrouwen in manager
.93p
23. Verantwoordelijkheid manager
.89p
24. Gesprek manager
.9p
25. Gesprek drieën
1p
26. Gesprek collega
1p
Roddelen op het werk 50
R
27. Gesprek collega en manager
1p
28. Verontschuldigen voor roddelen
1p
29. Niet willen klikken/roddelen
1p
30. Niet durven roddelen
1p
De correlatie tussen de twee beoordelaars werd berekend met de Pearson‟s correlatie coefficient, vanwege de data die gemeten waren op interval niveau. p De correlatie tussen de twee beoordelaars werd berekend met de Phi correlatie coefficient, vanwege de data die gemeten waren op nominaal niveau.