RJ-Uiting 2008-3 Aanpassingen RJ 271.3 Personeelsbeloningen - Pensioenen Inleiding In deze RJ-Uiting zijn tekstvoorstellen opgenomen voor wijzigingen van hoofdstuk 271.3 Personeelsbeloningen - pensioenen. Deze zijn voortgekomen uit de door de RJ geformuleerde acties op basis van de uitkomsten van een begin 2007 gehouden enquête naar de ervaringen in de praktijk met de toepassing van RJ 271. Nadere informatie over deze acties is op de website van de RJ in de publicatie van 20 december 2007 opgenomen. Verslaggeving over pensioenen blijft de gemoederen bezig houden. Ook internationaal mag geconstateerd worden dat de discussies daarover hoog op de agenda staan. Daarbij worden ook vraagtekens gezet bij de uitgangspunten die tot nu toe gehanteerd worden voor de verslaggeving over pensioenen. Ook binnen de RJ worden deze discussies gevoerd mede naar aanleiding van de uitkomsten van de hiervoor genoemde enquête. Op grond daarvan is eerder dit jaar besloten om verder onderzoek te doen naar de aanvaardbaarheid van alternatieve waarderingsgrondslagen voor pensioenverplichtingen (zoals bijvoorbeeld vastgelegd in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen) naast de zogenoemde 'Projected Unit Credit' methode (PUC-methode), die is beschreven in alinea 325 van het huidige hoofdstuk 271. De RJ zal de resultaten van dit onderzoek naar verwachting eind september 2008 publiceren en, indien van toepassing, verwerken in verdere wijzigingen van hoofdstuk 271. Tevens wordt dan beoordeeld of nieuwe of aanvullende overgangsbepalingen in RJ 271 zullen worden opgenomen. Niettemin acht de RJ het toch verstandig om ook nu al met voorstellen tot wijziging te komen. Die moeten in dit licht dan worden gezien als een tussenstap op weg naar een eventuele toekomstige andere verslaggevingstandaard over pensioenen. Het zou naar het oordeel van de RJ jammer zijn indien zou moeten worden gewacht op de uitkomsten van het verdere onderzoek, nu met de thans voorliggende voorstellen op een aantal punten belangrijke verbeteringen worden bereikt ten opzichte van de huidige Richtlijn. Gebleken is dat er in de praktijk in een aantal opzichten grote onduidelijkheid bestaat over het onderscheid tussen de toegezegde-bijdrageregeling en de toegezegd- pensioenregeling. Voorts is er onvoldoende aansluiting tussen RJ 271 en de in Nederland veel voorkomende pensioenregelingen. De nu voorgestelde verbeteringen beogen tegen die achtergrond met name de toepassing in de Nederlandse praktijk te verduidelijken en te vereenvoudigen. En niet onbelangrijk, daarmee wordt ook in een aantal opzichten verruiming bereikt van de mogelijkheid de pensioenregeling als toegezegdebijdrageregeling te verwerken. Tot slot mag niet onvermeld blijven dat ook de indeling van het hoofdstuk is aangepast, om de toegankelijkheid verder te verbeteren.
1
Voorgestelde aanpassingen 1. Er is gekozen voor een benadering waarbij voor de rechtspersoon het bestaan van beperkte actuariële risico’s classificatie als toegezegde-bijdrageregeling niet in de weg behoeft te staan. Hiertoe is de definitie van toegezegde-bijdrageregeling aangepast, zoals nader omschreven in alinea 303. In de praktijk zal vaststelling van de omstandigheid wanneer sprake is van slechts een beperkt actuarieel risico ten behoeve van classificatie aan de hand van de in alinea 305 opgenomen en in de alinea's 306 en 307 nader uitgewerkte elementen in belangrijke mate aan de beoordeling in individuele situaties moeten worden overgelaten. 2. Met ingang van 1 januari 2007 is de nieuwe Pensioenwet van kracht. Hierdoor is behoefte ontstaan aan verduidelijking over de aansluiting tussen de typologieën zoals opgenomen in de Pensioenwet en de classificatie ten behoeve van verslaggeving. Daartoe is een overzicht opgenomen van de pensioenovereenkomsten zoals die in de Pensioenwet worden onderscheiden evenals de daarbij behorende kenmerken en risico’s. Bij deze verduidelijking zijn ook betrokken de Collectieve Defined Contribution (CDC) regelingen, die de afgelopen jaren een belangrijke categorie in Nederland zijn geworden. Deze worden weliswaar niet als zodanig in de Pensioenwet genoemd, maar gezien het belang zijn die nu wel afzonderlijk uitgewerkt in de Richtlijn (zie ook punt 5 hierna). Het nu opgenomen overzicht geeft een indicatie op grond waarvan een individuele pensioenovereenkomst in de jaarrekening kan worden geclassificeerd als toegezegde-bijdrageregeling of toegezegdpensioenregeling. Op deze classificatie wordt nader ingegaan in alinea’s 304 tot en met 315. 3. Gebleken is dat behoefte bestaat aan nadere uitleg over de invloed van positieve actuariële risico’s op de classificatie. De huidige definitie van toezegde-bijdrageregeling (in alinea 303) wekt de indruk alleen uit te gaan van negatieve risico’s (“…als er sprake is van een tekort…”). Verduidelijkt is dat zowel negatieve als positieve actuariële risico’s dienen te worden betrokken in de beoordeling van de classificatie van pensioenregelingen (zie alinea's 303 en 306). 4. De situatie dat een pensioenregeling door een verzekeringsmaatschappij wordt uitgevoerd is verder uitgewerkt in alinea 314 en verder. In beginsel wordt zo’n regeling aangemerkt als een toegezegdebijdrageregeling, tenzij de omstandigheden anders uitwijzen. Hierbij is onder meer verduidelijkt dat het bestaan van slechts een beperkt actuarieel risico niet automatisch hoeft te leiden tot een classificatie als toegezegd-pensioenregeling. Deze verduidelijking is opgenomen om te voorkomen dat bijzondere situaties leiden tot aanpassing van de classificatie. Daarnaast is ingegaan op de invloed van het risico bij individuele waardeoverdrachten op de classificatie. Het doen van éénmalige betalingen aan de verzekeraar die voorvloeien uit veranderingen in wet- en regelgeving vormt in dat opzicht geen belemmering voor de classificatie als toegezegdebijdrageregeling. Ook in het geval van collectieve waardeoverdrachten, bijvoorbeeld bij verkoop van een bedrijfsonderdeel, wordt toegestaan dat éénmalige stortingen niet automatisch leiden tot de vaststelling van een actuarieel risico. 5. Nadere bepalingen over CDC-regelingen zijn opgenomen in een nieuwe alinea 308. De wijze waarop de overeengekomen premie wordt bepaald is in principe doorslaggevend voor de classificatie van dergelijke regelingen. Daarom wordt in punt 1 van alinea 308 een aantal voorwaarden genoemd waaraan de premiemethodiek dient te voldoen. De vooraf overeengekomen premie moet zijn opgenomen in de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement omdat deze een zeer belangrijk element van de pensioentoezegging is (de premie bepaalt uiteindelijk de pensioenuitkomst voor de werknemer). Deze mag dan ook niet ontbreken in een consistente en transparante communicatie richting de deelnemers, die onder meer plaatsvindt door middel van de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement.
2
6. RJ 271 kende geen nadere bepalingen over middelloonregelingen. Een definitie daarvan is daarom nu toegevoegd. Voorts wordt daarbij nader ingegaan op de berekening van de toegekende pensioenaanspraken op grond van dergelijke regelingen. Uit de definitie vloeit voort dat hierbij geen rekening behoeft te worden gehouden met geschatte toekomstige salarisstijgingen. 7. Uit de enquête over RJ 271 blijkt dat ondernemingen in situaties waar sprake is van een toegezegdpensioenregeling de Richtlijn als complex ervaren vanwege ingewikkelde actuariële berekeningen. Verder heeft men in een aantal gevallen ook moeite met het begrijpen van de uitkomsten daarvan. In dit kader moet worden geconstateerd dat de bestaande vereenvoudiging voor middelgrote rechtspersonen in de praktijk niet tot het beoogde resultaat heeft geleid, omdat veelal toch tussentijdse actuariële berekeningen moesten worden gemaakt. Daarom is een aangepaste regeling opgesteld die ertoe leidt dat slechts eens per drie jaar een pensioenberekening behoeft te worden gemaakt, tenzij het deelnemersbestand significante afwijkingen kent en/of er wijzigingen in de regelingen zijn doorgevoerd. Wijzigingen in bijvoorbeeld rentestanden leiden derhalve nu niet tot de verplichting een tussentijdse berekening te maken.
Verzoek tot commentaar De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 15 september 2008 tegemoet. Reacties en commentaren kunnen worden ingediend bij het RJ-secretariaat, bij voorkeur per e-mail (
[email protected]). Reacties en commentaren zullen in aanmerking worden genomen ter beoordeling van de volledigheid en praktische toepasbaarheid van de genoemde aanpassing en worden door de RJ als openbare informatie behandeld en op de RJ-website gepubliceerd, tenzij door respondenten is aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als vertrouwelijk. Amsterdam, 16 juli 2008
3
271.3 Beloningen in de vorm van uitkeringen na afloop van het dienstverband (pensioenen en dergelijke) INLEIDING
301 Deze categorie personeelsbeloningen omvat pensioentoezeggingen en andere al dan niet tijdelijke uitkeringen na afloop van het actieve dienstverband. Pensioentoezeggingen omvatten de aanspraken van personeel, voormalig personeel of hun nagelaten betrekkingen op periodieke uitkeringen die van het leven afhankelijk zijn, ingaande op de pensioengerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden, zoals aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen en pré-pensioen. Periodieke uitkeringen wegens vervroegde uittreding en soortgelijke non-activiteitsregelingen komen aan de orde in alinea 333 tot en met 335. De bepalingen van deze paragraaf dienen niet alleen te worden toegepast op formeel overeengekomen in rechte afdwingbare toezeggingen, maar ook als er sprake is van verplichtingen die voortvloeien uit een door de rechtspersoon bestendig gevolgde gedragslijn zoals bedoeld in alinea 102. Een voorbeeld van de hier bedoelde gedragslijn kan zijn het door de rechtspersoon voor eigen rekening aan voormalig personeel uitkeren van pensioenen of pensioentoelagen. Indien bij het doen van pensioentoezeggingen aan belanghebbenden stelselmatig en voldoende duidelijk is gemaakt dat het voortzetten van dergelijke pensioenbetalingen dan wel pensioentoelagen aan voorwaarden is gebonden en er geen betaling wordt gedaan als aan die voorwaarden niet is voldaan, is er geen sprake van een bestendig gevolgde gedragslijn en derhalve evenmin van een daaruit voortvloeiende verplichting. De bepalingen van deze paragraaf dienen eveneens te worden toegepast op te verlenen aanspraken uit hoofde van het stellige voornemen dat de rechtspersoon heeft om een pensioenregeling te treffen. De verwerking in de jaarrekening van dergelijke toe te kennen aanspraken is gebaseerd op een concreet uitgewerkt plan dat de hoogte van de te verlenen pensioenaanspraken en van de daarmee gemoeide kosten omvat. 302 Indien een in Nederland werkzame rechtspersoon in rechte afdwingbare pensioentoezeggingen doet aan het personeel, inclusief die personeelsleden die in het buitenland zijn gestationeerd, moeten deze verplichtingen behoudens enkele uitzonderingen krachtens de Pensioenwet worden ondergebracht bij: a. een bedrijfstakpensioenfonds; of b. een ondernemingspensioenfonds; of c. een levensverzekeringsmaatschappij. In deze paragraaf worden zij verder aangeduid als ‘het fonds’. Een rechtspersoon kan door pensioentoezeggingen aan personeel van buitenlandse deelnemingen, groepsmaatschappijen en filialen op grond van lokale gebruiken of wetgeving in de groepsjaarrekening ook worden geconfronteerd met pensioenverplichtingen die niet of slechts beperkt zijn afgezonderd. De bepalingen van deze paragraaf zijn ook in die situatie van toepassing.
1
Middelgrote rechtspersonen behoeven ten aanzien van een toegezegd-pensioenregeling deze richtlijn niet in de volle omvang toe te passen. Dat geldt ook voor situaties waar sprake is van een toegezegd-pensioen regeling voor een directeur-groot-aandeelhouder. Hierop wordt nader ingegaan in alinea 326 en verder, respectievelijk alinea 328. DEFINITIES
303 De volgende begrippen worden in dit hoofdstuk gebruikt, met de hieronder omschreven betekenis. Een pensioenregeling is een regeling op grond waarvan aan het personeel van de rechtspersoon pensioen wordt toegekend. De te onderscheiden vormen van pensioenregelingen zijn: a. Een toegezegde-bijdrageregeling. Dit is een pensioenregeling waarbij door de rechtspersoon alleen overeengekomen bijdragen worden betaald aan het fonds, en er geen verplichting voor de rechtspersoon bestaat tot het betalen van aanvullende bijdragen als er sprake is van een tekort bij het fonds. Hierbij geldt dat het positieve en negatieve risico uit hoofde van actuariele resultaten, inclusief het beleggingsrisico, niet of slechts in beperkte mate bij de rechtspersoon ligt (zie alinea 306 voor nadere uitleg). b. Een toegezegd-pensioenregeling. Dit zijn alle andere regelingen dan toegezegdebijdrageregelingen. Een ondernemingspensioenregeling is een regeling waarbij het opbouwen van pensioenvermogen in het fonds geschiedt teneinde pensioenen uit te keren aan (voormalig) personeel van een of meer ondernemingen die onder gemeenschappelijke leiding staan. Een bedrijfstakpensioenregeling is een regeling, anders dan nationale regelingen zoals AOW en dergelijke, waarbij het opbouwen van pensioenvermogen in het fonds geschiedt teneinde pensioenen uit te keren aan (voormalig) personeel van meer dan één rechtspersoon die niet onder gemeenschappelijke leiding staan en waarbij de premies en uitkeringen worden bepaald zonder onderscheid te maken naar de aan de regeling deelnemende rechtspersonen. Onder de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken wordt verstaan de contante waarde van toekomstige uitkeringen die benodigd zijn voor het voldoen van de verplichtingen die voortvloeien uit de, op grond van een toegezegd-pensioenregeling aan het personeel toegekende aanspraken over de tot en met de balansdatum verstreken dienstjaren, waarbij geen rekening is gehouden met aftrek voor aanwezige fondsbeleggingen. Fondsbeleggingen omvatten: a. activa van een pensioenfonds; en b. kwalificerende verzekeringspolissen.
2
Activa van een pensioenfonds zijn activa (anders dan niet overdraagbare financiële instrumenten uitgegeven door de rechtspersoon) die: a. worden gehouden door een entiteit (fonds) die formeel juridisch is afgescheiden van de rechtspersoon en die uitsluitend ten doel heeft het betalen van of bijdragen in personeelsbeloningen; en b. uitsluitend beschikbaar zijn voor het betalen van of bijdragen in personeelsbeloningen, niet beschikbaar zijn voor de schuldeisers van de rechtspersoon (ook niet in het geval van een faillissement), en niet kunnen worden gerestitueerd aan de rechtspersoon, tenzij: 1. de resterende, niet terug te geven activa van het fonds voldoende zijn om alle gerelateerde pensioenverplichtingen van het fonds of de rechtspersoon te kunnen voldoen; of 2. de activa worden teruggegeven aan de rechtspersoon ter vergoeding van reeds door de rechtspersoon betaalde personeelsbeloningen. Een verzekeringspolis is een kwalificerende verzekeringspolis, indien deze is uitgegeven door een verzekeringsmaatschappij die geen verbonden partij (als bedoeld in hoofdstuk 330 Verbonden partijen) is van de rechtspersoon en indien de opbrengsten uit de polis: a. uitsluitend kunnen worden aangewend voor de betaling van of bijdrage in personeelsbeloningen in het kader van een pensioenregeling; en b. niet beschikbaar zijn voor de schuldeisers van de rechtspersoon (ook niet in het geval van een faillissement) en niet kunnen worden uitbetaald aan de rechtspersoon, tenzij: 1. de opbrengsten overtollige activa betreffen die niet nodig zijn om te voldoen aan alle uit de polis voortvloeiende verplichtingen uit hoofde van personeelsbeloningen; of 2. de opbrengsten worden terugbetaald aan de rechtspersoon als vergoeding voor reeds door de rechtspersoon betaalde personeelsbeloningen. De opbrengst fondsbeleggingen omvat rente, dividend en andere opbrengsten genoten uit fondsbeleggingen, alsmede de (on)gerealiseerde waardewijzigingen van de fondsbeleggingen, onder aftrek van administratiekosten en eventuele belastingen verschuldigd door het fonds. De actuariële resultaten omvatten de verschillen tussen (de aannames in) de actuariële grondslagen (inclusief de financiële veronderstellingen) en de opgetreden werkelijkheid, alsmede de effecten van aanpassingen van (de aannames in) de actuariële grondslagen (inclusief de financiële veronderstellingen). Het beleggingsrisico maakt onderdeel uit van het actuariële risico. Actuariële resultaten ontstaan als gevolg van afwijkingen tussen de in de demografische en financiële veronderstellingen aangenomen verwachtingen en de werkelijkheid voor bijvoorbeeld de overlevingskansen, de loonontwikkeling, het rendement fondsbeleggingen, alsmede door wijzigingen in de te hanteren disconteringsvoet en aanpassing van deze veronderstellingen aan nieuw beschikbaar gekomen informatie. De kans op het zich voordoen van afwijkingen ter zake van bijvoorbeeld overlevingskansen en loonontwikkeling en de financiële consequenties daarvan worden aangeduid als actuarieel risico. De kans op het zich voordoen van afwijkingen ter zake van bijvoorbeeld het rendement fondsbeleggingen en de financiële consequenties daarvan worden aangeduid als beleggingsrisico.
3
De lasten over verstreken diensttijd omvatten de toename van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken over de verstreken diensttijd tot aan de aanvang van het lopende boekjaar uit hoofde van de invoering of aanpassingen van de regeling in het lopende boekjaar. Een middelloonregeling is een pensioenregeling (in termen van de Pensioenwet een uitkeringsovereenkomst) waarbij de onvoorwaardelijke pensioenopbouw in enig jaar alleen afhankelijk is van het in dat jaar geldende pensioengevend salaris en niet gerelateerd is aan toekomstige salarisstijgingen. Tot de onvoorwaardelijke pensioenopbouw in enig jaar wordt niet gerekend de indexatie van reeds opgebouwde pensioenaanspraken. De (voorwaardelijke of onvoorwaardelijke) wijze van indexatie van reeds opgebouwde pensioenaanspraken speelt geen rol in de definitie van een middelloonregeling. ONDERSCHEID TOEGEZEGDE-BIJDRAGEREGELINGEN EN TOEGEZEGDPENSIOENREGELINGEN
304 Pensioenregelingen worden onderscheiden in zogeheten ‘toegezegdebijdrageregelingen’ en ‘toegezegd-pensioenregelingen’ zoals gedefinieerd in alinea 303 en uitgewerkt in alinea 305 en verder. Het verschil in verplichtingen voor de rechtspersoon uit hoofde van de hiervoor onderscheiden type regelingen heeft belangrijke gevolgen voor de verwerking in de jaarrekening van de rechtspersoon. De richtlijnen voor de verwerking in de jaarrekening in het geval van een toegezegde-bijdrageregeling zijn opgenomen in alinea 316 tot en met 318, die voor een toegezegd-pensioenregeling in alinea 319 tot en met 325. 305 De classificatie van een pensioenregeling als een toegezegde-bijdrageregeling of een toegezegd-pensioenregeling dient te worden vastgesteld op basis van de in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die de rechtspersoon heeft. Deze beoordeling dient plaats te vinden op basis van de materiële inhoud van de pensioenovereenkomst, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. Bij deze beoordeling dient ook te worden betrokken de communicatie omtrent de pensioenregeling met de deelnemers aan de pensioenregeling. De kenmerken en risico’s behorende bij een type pensioenovereenkomst vormen een eerste indicatie voor de classificatie als toegezegde-bijdrage regeling of toegezegd-pensioenregeling in het kader van de financiele verslaggeving. Voor de uiteindelijke classificatie dienen ook de (overige) bepalingen van deze paragraaf in aanmerking te worden genomen. In de Pensioenwet wordt nader ingegaan op de verschillende kenmerken en risico’s die horen bij de verschillende vormen van pensioenovereenkomsten. Deze kunnen een goed aanknopingspunt bieden voor de hiervoor genoemde typering. De wet onderscheidt drie hoofdvormen: uitkeringsovereenkomst, kapitaalovereenkomst en premieovereenkomst. In onderstaand overzicht is daaraan toegevoegd de ‘collectief defined contribution-regeling’ (CDC), welke in de praktijk als een vierde variant kan worden onderscheiden. De achterliggende gedachte bij een CDC-regeling is dat de rechtspersoon jaarlijks een premie beschikbaar stelt, waarbij de deelnemers, als collectief, vanuit deze beschikbare middelen een toegezegd-pensioenregeling trachten te financieren. Indien de middelen voor de uitvoering van de regeling tekort schieten is het principe hierbij dat niet de rechtspersoon aangesproken zal worden, maar dat het tekort door de deelnemers collectief wordt gedragen door de pensioenaanspraken te korten. 4
Kenmerken en risico’s van pensioenovereenkomsten __________________________________________________________________ Type
Kenmerken
Risico bij
1. Uitkeringsovereenkomst Vastgestelde pensioenuitkering - eindloon rechtspersoon - middelloon rechtspersoon 2. Kapitaalovereenkomst Vastgesteld kapitaal - beleggingsrisico opbouwfase rechtspersoon - langleven risico na ingang werknemer 3. Premieovereenkomst Vastgestelde premie - zuivere premieregeling werknemer - aanspraak op kapitaal a. beleggingsrisico rechtspersoon b. langleven risico werknemer - aanspraak op uitkering rechtspersoon 4. CDC Voorwaardelijk vastgestelde pensioenuitkering o.b.v. vastgestelde premie (middelloon) werknemer ___________________________________________________________________________ De eerste twee onderscheiden overeenkomsten zullen in principe veelal kwalificeren als toegezegd-pensioen regeling, de laatste twee veelal als toegezegde-bijdrage regeling. Zowel de inhoud van de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement op grond waarvan de pensioenaanspraken worden toegekend aan het personeel als de uitvoeringsovereenkomst zijn bepalend voor de verplichtingen die daaruit voortvloeien voor de rechtspersoon. Daarbij wordt als uitgangspunt de bepaling van de verplichtingen van de rechtspersoon gehanteerd en behoort deze beoordeling niet te worden bezien vanuit het perspectief van de werknemers. Om die reden is het dan ook mogelijk dat bijvoorbeeld een zogenoemd salaris-/dienstjarensysteem behandeld kan worden als een toegezegde-bijdrageregeling. Alinea’s 309 tot en met 312 geven nadere bijzonderheden omtrent de wijze van verwerking van een bedrijfstakpensioenregeling in de jaarrekening van een aangesloten rechtspersoon. Alinea 313 geeft nadere aanwijzingen daarvoor bij de uitvoering van een regeling door een ondernemingspensioenfonds voor een groep van verbonden rechtspersonen. In de alinea’s 314 en 315 wordt tenslotte ingegaan op de nadere bijzonderheden indien sprake is van uitvoering door een levensverzekeringsmaatschappij. 306 Het belangrijkste kenmerk van een toegezegde-bijdrageregeling is dat de verplichting van de rechtspersoon is beperkt tot het voldoen van de overeengekomen premies aan het fonds. Dit hoeft niet altijd een jaarlijks gelijkblijvende premie te zijn. Ook bijvoorbeeld regelingen waarbij de premie een bepaald vooraf overeengekomen percentage van de loonsom bedraagt vallen hieronder. De hoogte van de pensioenuitkeringen die personeelsleden bij hun pensionering ontvangen, is afhankelijk van de door de rechtspersoon betaalde of verschuldigde premies (en eventuele werknemersbijdragen) en de door het fonds behaalde beleggingsopbrengsten.
5
Als gevolg hiervan ligt het actuariële risico, inclusief het beleggingsrisico, niet of slechts in beperkte mate bij de rechtspersoon en dientengevolge volledig of nagenoeg volledig bij de werknemers en/of gepensioneerden dan wel een levensverzekeringsmaatschappij. Bij een toegezegde-bijdrageregeling wordt de overeengekomen premie veelal zodanig vastgesteld dat bij een verondersteld beleggingsrendement over de duur van het dienstverband een te verwachten hoogte van pensioenuitkeringen mogelijk zal zijn. Het risico dat de hoogte van de feitelijke pensioenuitkeringen afwijkt van de aanvankelijke verwachtingen ligt, zoals gezegd, niet bij de rechtspersoon. Dat brengt met zich mee dat de rechtspersoon niet verplicht is om bij te dragen in vermogenstekorten van het fonds en zelfstandig beslist over eventuele honorering van verzoeken tot bijstortingen danwel aanvullende betalingen. Er kunnen echter omstandigheden zijn waaronder toch sprake is van een toegezegdpensioenregeling. Aanwijzingen daarvoor zijn: a. de rechtspersoon garandeert direct of indirect een bepaald rendement op de premies; b. de door de rechtspersoon bestendig gevolgde gedragslijn leidt tot een feitelijke verplichting die verder gaat dan het voldoen van premies; of c. de op grond van de regeling te verwerven aanspraken zijn niet uitsluitend gerelateerd aan de betaalde premies en het daarop behaalde rendement. Doorslaggevend is of het resterende economische risico als gevolg daarvan slechts in beperkte mate bij de rechtspersoon ligt. Indien hiervan sprake is, kan classificatie als een toegezegdebijdrageregeling worden gehandhaafd. Echter, niet in alle gevallen is het resterend economisch risico goed bepaalbaar. Dan zal moeten worden beoordeeld of toch mogelijk sprake is van een toegezegd-pensioenregeling. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien het beleggingsrisico, sterfterisico of renterisico in verband met het contantmaken van pensioenverplichtingen (inclusief risico van uitgaande waardeoverdracht) in meer dan beperkte mate bij de rechtspersoon ligt. 307 Bij de classificatie van een pensioenregeling is ook de communicatie die daaromtrent plaatsvindt met de deelnemers aan de pensioenregeling van belang. Deze communicatie zal veelal inhoudelijk overeenkomen met hetgeen formeel in de pensioenoveenkomst, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd. Indien echter door de communicatie verdergaande gerechtvaardigde verwachtingen bij de deelnemers zijn gewekt dan formeel in de pensioenovereenkomst, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst zijn vastgelegd, kan dit invloed hebben op de classificatie van de pensioenregeling. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat op basis van alleen de inhoud van de pensioenovereenkomst, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst in formele zin sprake is van een toegezegdebijdrageregeling. Indien in dat geval door de communicatie omtrent de pensioenregeling bij de deelnemers de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat de rechtspersoon bij onvoldoende opbouw in de pensioenaanspraken aanvullende bijdragen zal doen, is in wezen sprake van een toegezegd-pensioenregeling die dan ook als zodanig wordt verwerkt.
6
CDC-regelingen 308 Classificatie van CDC regelingen dient mede te worden bepaald op basis van alinea 303 tot en met 307. Hoewel onder de Pensioenwet een dergelijke regeling als een uitkeringsovereenkomst wordt gekenmerkt, kunnen CDC-regelingen over het algemeen worden geclassificeerd als toegezegde-bijdrage regeling. Er kunnen omstandigheden zijn, waarbij dit niet het geval is. Een niet-limitatieve opsomming van voorbeelden van dergelijke situaties is: 1 Het ontbreken van een vooraf overeengekomen premiemethodiek en de daarbij te hanteren grondslagen. Premiemethodiek wordt gedefinieerd als een methode waarbij op basis van vooraf bepaalde parameters de pensioenpremie wordt bepaald, zonder rekening te houden met onder- of overdekking. In deze pensioenpremie zijn geen elementen opgenomen die betrekking hebben op pensioenaanspraken over reeds verstreken dienstjaren; 2 De vooraf overeengekomen premie maakt geen onderdeel uit van de pensioenovereenkomst en pensioenreglement; 3 Eventuele overschotten in het fonds kunnen beschikbaar komen voor de rechtspersoon, direct als restitutie of premiekorting of indirect door aanwending voor pensioenverbeteringen anders dan de reglementair overeengekomen toeslagen; 4 Eventuele tekorten in het fonds worden door de rechtspersoon verplicht aangevuld; 5 Indexatie is onvoorwaardelijk; of 6 De voorwaardelijkheid van de regeling, i.e. het risico van lagere of hogere pensioenuitkering voor de werknemers is niet voldoende gecommuniceerd aan de werknemers. UITVOERING REGELING DOOR EEN BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS
309 Een rechtspersoon dient een bedrijfstakregeling, alsmede een nationale regeling aan te merken als een toegezegde-bijdrageregeling of een toegezegd-pensioenregeling op basis van de inhoud van het pensioenreglement, alsmede het financieringsbeleid van het fonds en het daaruit voor de rechtspersoon resterende economische risico. Als sprake is van een toegezegde-bijdrageregeling dient de verwerking in de jaarrekening te geschieden conform alinea 316 tot en met 318. Indien een bedrijfstakregeling dient te worden geclassificeerd als een toegezegdpensioenregeling, dient de rechtspersoon hetzij alinea 310 toe te passen, mits aan de aldaar genoemde voorwaarden is voldaan, hetzij alinea 311. 310 Een rechtspersoon mag een toegezegd-pensioenregeling in de jaarrekening verwerken als een toegezegde-bijdrageregeling, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de rechtspersoon is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en past tezamen met andere rechtspersonen dezelfde pensioenregeling toe; en b. de rechtspersoon heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in het geval van een tekort bij het bedrijfstakpensioenfonds, anders dan het voldoen van hogere toekomstige premies.
7
In dat geval dient in de toelichting te worden vermeld: – het feit dat de betreffende regeling een toegezegd-pensioenregeling is; en – de omstandigheid dat de rechtspersoon in het geval van een tekort bij het bedrijfstakpensioenfonds geen verplichting heeft tot het voldoen van aanvullende bijdragen anders dan hogere toekomstige premies; en – indien en voor zover een overschot of tekort in het fonds van invloed is op in de toekomst door de rechtspersoon te betalen premies: • de beschikbare informatie omtrent het overschot of tekort; en • de mogelijke gevolgen voor de rechtspersoon. Normaliter zal een bij een bedrijfstakpensioenfonds aangesloten rechtspersoon aan de voorwaarden in deze alinea voldoen. Ook zullen aangesloten rechtspersonen, mede door het wisselende bestand van aangeslotenen, normaliter geen rechten kunnen doen gelden op eventuele overschotten in een fonds. Behoudens bijzondere omstandigheden/afspraken kan een bedrijfstakpensioenregeling daarom in de jaarrekening worden verwerkt als een toegezegdebijdrageregeling. 311 Indien een rechtspersoon met een bedrijfstakregeling geclassificeerd als een toegezegd-pensioenregeling, alinea 310 niet toepast, dient de rechtspersoon: a. zijn proportionele aandeel in de contante waarde van toegekende aanspraken, de fondsbeleggingen en de lasten die voortvloeien uit de regeling op dezelfde wijze te berekenen als voor iedere andere toegezegd-pensioenregeling zoals vermeld in alinea 319 en verder; en b. in de toelichting de te verstrekken informatie omtrent toegezegdpensioenregelingen op te nemen zoals vermeld in alinea 331. Indien in deze situatie alinea 310 niet wordt toegepast en er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor de vereiste berekeningen, dient de rechtspersoon de lasten en verplichtingen te verwerken als zou sprake zijn van een toegezegde-bijdrageregeling conform alinea 317 mits wordt voldaan aan de volgende twee voorwaarden: a. de rechtspersoon is met andere rechtspersonen die dezelfde regeling toepassen – aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en heeft niet of slechts tegen onevenredig hoge kosten de mogelijkheid om de desbetreffende gegevens te verkrijgen; en b. toerekening met behulp van een geëigende verdeelsleutel conform het gestelde in alinea 313 is evenmin mogelijk. In dat geval dient in de toelichting te worden vermeld: – het feit dat de desbetreffende regeling een toegezegd-pensioenregeling is; en – de reden(en) waarom onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor het toepassen van de geëigende wijze van verwerken; en – indien en voor zover een overschot of tekort in het fonds van invloed is op in de toekomst door de rechtspersoon te betalen premies of andere bijdragen: • de beschikbare informatie omtrent het overschot of tekort; en • de mogelijke gevolgen voor de rechtspersoon.
8
312 Nationale regelingen zijn wettelijke regelingen die voor alle rechtspersonen gelden en worden uitgevoerd door de nationale of lokale overheid of een separate uitvoeringsinstelling. Veelal worden dergelijke regelingen gefinancierd op omslagbasis, zoals in Nederland de AOW, en rust op de rechtspersoon geen verplichting tot het voor eigen rekening betalen van toekomstige uitkeringen; zijn verplichting is dan beperkt tot het voldoen of afdragen van de verschuldigde premies. Gelet op deze kenmerken zullen nationale regelingen doorgaans zijn aan te merken als toegezegde-bijdrageregelingen. UITVOERING REGELING DOOR EEN ONDERNEMINGSPENSIOENFONDS VOOR EEN GROEP VAN VERBONDEN RECHTSPERSONEN
313 De classificatie van een regeling die geldt voor een groep van verbonden rechtspersonen geschiedt aan de hand van de criteria vermeld in alinea 304 tot en met 308. Als een dergelijke regeling is aan te merken als een toegezegd-pensioenregeling, is sprake van het dragen van actuariële risico’s, inclusief beleggingsrisico’s, door een aantal in een groep verbonden rechtspersonen. Bij uitvoering van de regeling door een ondernemingspensioenfonds vormt de groep of een groepsdeel een collectieve solidariteit. De relevante gegevens voor de verwerking in de groepsjaarrekening zullen op basis van die collectiviteit kunnen worden verzameld. Voor de verwerking in de afzonderlijke jaarrekeningen van de tot die groep behorende rechtspersonen is echter sprake van een situatie die vergelijkbaar is met de in alinea 309 bedoelde situatie. Een in een groep verbonden rechtspersoon dient voor een in een ondernemingspensioenfonds uitgevoerde regeling die geldt als een toegezegdpensioenregeling, zijn aandeel in de lasten voortvloeiend uit de regeling te bepalen met behulp van een voor de groep of het groepsdeel geëigende verdeelsleutel (bijvoorbeeld de pensioengrondslag van de actieve deelnemers in het fonds die in dienst zijn bij die rechtspersoon). Met betrekking tot het aandeel in de lasten en de op de balans opgenomen verplichting (zijnde het verschil tussen de verschuldigde premies en het aandeel in de lasten) dient in de toelichting te worden vermeld dat sprake is van een collectieve solidariteit voor de groep of het groepsdeel en dat de nadere informatie omtrent de collectieve last en verplichting is opgenomen in de toelichting van de geconsolideerde jaarrekening. Voorts dient te worden vermeld op welke basis het aandeel in de lasten is bepaald. De in de toelichting op grond van alinea 331 op te nemen specifieke informatie over de in de winst- en verliesrekening opgenomen last en de in de balans opgenomen verplichting behoeft niet te worden vermeld. UITVOERING DOOR EEN LEVENSVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ
314 Bepalend voor de classificatie van een regeling die is ondergebracht bij een levensverzekeringsmaatschappij is zowel de inhoud van de pensioenregeling als de overeenkomst tussen rechtspersoon en levensverzekeringsmaatschappij. Met betrekking tot de aard van de regeling is van belang het onderscheid tussen toegezegde-bijdrageregelingen en toegezegd-pensioenregelingen zoals uitgewerkt in alinea 304 tot en met en 307.
9
315 Indien een rechtspersoon voor de financiering van pensioentoezeggingen premie(s) betaalt aan een levensverzekeringsmaatschappij dient de regeling in beginsel te worden aangemerkt als een toegezegde-bijdrageregeling, tenzij de rechtspersoon met betrekking tot de op de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken een meer dan beperkt actuarieel risico, inclusief beleggingsrisico, loopt. Hiervan kan sprake zijn indien de rechtspersoon op grond van de regeling of een bestendig gevolgde gedragslijn een verplichting heeft tot: – het uitbetalen van de uitkeringen zodra deze opeisbaar zijn; of – het voldoen van aanvullende bedragen. Van dat laatste is bijvoorbeeld sprake bij een eindloonregeling. Als een dergelijke verplichting op de rechtspersoon is blijven rusten, dient de desbetreffende regeling te worden geclassificeerd als een toegezegd-pensioenregeling en als zodanig te worden verwerkt in de jaarrekening. Voorbeelden van actuariële risico’s die bij de beoordeling in dit verband van betekenis kunnen zijn betreffen: 1 De vooraf overeengekomen premie kan worden aangepast aan actuariële resultaten gedurende de overeengekomen periode; 2 Indexatie is onvoorwaardelijk; 3 De rechtspersoon geeft in de communicatie richting werknemers aan in bepaalde voorziene en onvoorziene omstandigheden stortingen te zullen doen; 4 Overrente of winstdeling volgens het verzekeringscontract kunnen beschikbaar komen voor de rechtspersoon, direct als restitutie of premiekorting of indirect door aanwending voor pensioenverbeteringen anders dan de reglementair overeengekomen toeslagen; 5 De rechtspersoon betaalt (kosten)opslagen voor reeds in verstreken dienstjaren opgebouwde pensioenaanspraken, zoals bijvoorbeeld het geval is voor beheerskosten, (rente)garantie of solvabiliteit; of 6 Eventuele nadelen of voordelen van individuele uitgaande waardeoverdrachten kunnen ten laste respectievelijk ten gunste van de rechtspersoon komen. Er kunnen echter omstandigheden zijn die niet automatische behoeven te leiden tot de vaststelling van een meer dan beperkt risico en dus tot classificatie als toegezegdpensioenregeling. Voorbeelden daarvan zijn: 1 Eénmalige betalingen aan de verzekeraar die voortvloeien uit veranderingen in wet-en regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat risico van individuele waardeoverdracht is overgedragen aan de verzekeraar, maar dat de door wet- en regelgeving voorgeschreven overlevingstafels veranderen. Voorwaarde is dat na het doen van de éénmalige storting ter compensatie van het nadelige effect van de door wet- en regelgeving voorgeschreven wijziging alle overige risico’s direct weer zijn afgedekt; 2 Eénmalige storting door de rechtspersoon in geval van een collectieve waardeoverdracht, bijvoorbeeld in de situatie van een verkoop van een bedrijfsonderdeel. Het besluit tot een dergelijke éénmalige storting is ter discretie van de rechtspersoon en mag niet voortvloeien uit de pensioenovereenkomst, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst.
10
WAARDERING EN RESULTAATBEPALING IN HET GEVAL VAN TOEGEZEGDEBIJDRAGEREGELINGEN
316 Bij de berekening van de verplichtingen die voor de rechtspersoon voortvloeien uit regelingen die zijn aan te merken als toegezegde-bijdrageregelingen kan worden volstaan met het in aanmerking nemen van de verschuldigde premie. 317 De rechtspersoon die premie is verschuldigd op basis van een toegezegdebijdrageregeling dient de verschuldigde premie als last in de winst- en verliesrekening te verantwoorden. Voor zover de verschuldigde premie nog niet is voldaan, dient deze als verplichting op de balans te worden opgenomen. Als de reeds betaalde premiebedragen de verschuldigde premie overtreffen, dient het meerdere te worden opgenomen als een overlopend actief voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies. 318 Indien de verschuldigde premies niet geheel betaalbaar zijn binnen 12 maanden na balansdatum dient de verplichting te worden gewaardeerd tegen de contante waarde met als disconteringsvoet de marktrente (effectief rendement) van hoogwaardige ondernemingsobligaties op balansdatum. WAARDERING EN RESULTAATBEPALING IN HET GEVAL VAN TOEGEZEGDPENSIOENREGELINGEN
319 Bij toegezegd-pensioenregelingen kan de rechtspersoon niet volstaan met de verwerking van de verplichting op basis van de verschuldigde premies. Waardering en resultaatbepaling bij een toegezegd-pensioenregeling omvat (per regeling): – het maken van actuariële berekeningen voor het betrouwbaar schatten van de waarde van de aanspraken die aan de werknemers voor het doorlopen dienstjaar en de verstreken dienstjaren zijn toegekend, waarbij veronderstellingen nodig zijn ten aanzien van demografische factoren (zoals de opbouw van het personeelsbestand en de levensverwachtingen) en van financiële factoren (zoals toekomstige salarisstijgingen); – het berekenen van de contante waarde van toegekende aanspraken en de voor het lopend verslagjaar in aanmerking te nemen wijziging daarvan; – de bepaling van de reële waarde van de fondsbeleggingen; – de berekening van de actuariële resultaten en het bepalen welk gedeelte daarvan moet worden toegerekend aan het huidige verslagjaar; – indien een regeling in het verslagjaar is ingevoerd of gewijzigd: het bepalen van de daaruit voortvloeiende lasten over verstreken diensttijd (past service cost); – indien een regeling in het verslagjaar is ingeperkt of beëindigd: het bepalen van de daaruit voortvloeiende bate of last. In bijlage 1 bij deze paragraaf, die een integraal onderdeel vormt van deze richtlijn, wordt in meer detail ingegaan op de componenten van het hierna uiteengezette stelsel van waardering en resultaatbepaling voor deze categorie pensioenregelingen. In bijlage 2 is een voorbeeld opgenomen van de toepassing van dit stelsel.
11
320 De rechtspersoon dient op de balans een verplichting tot uitdrukking te brengen die het saldo is van de volgende posten: a. de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken op balansdatum (zie alinea 1 en verder van bijlage 1); b. plus of minus de op balansdatum nog niet in het resultaat verwerkte actuariële resultaten (zie alinea 11 en verder van bijlage 1); c. minus de aan volgende boekjaren toe te rekenen lasten over verstreken diensttijd (zie alinea 15 en verder van bijlage 1); en d. minus de reële waarde van de fondsbeleggingen op de balansdatum die worden aangehouden om de (toekomstige) pensioenen uit te betalen (zie alinea 17 en verder van bijlage 1). Een voorbeeldberekening van deze verplichting is opgenomen in bijlage 2. De bepaling van de posten onder a. en d. moet plaatsvinden met voldoende regelmaat, zodanig dat de bedragen die de rechtspersoon in de jaarrekening verwerkt niet materieel afwijken van de uitkomsten van de berekening van deze posten op de balansdatum. Indien het in de praktijk niet mogelijk is de noodzakelijke berekeningen per balansdatum uit te voeren, mag ook gekozen worden voor een eerdere datum. In dat geval dient door middel van schattingen op consistente en systematische wijze rekening te worden gehouden met belangrijke afwijkingen en gebeurtenissen die zijn opgetreden en/of gebleken in de resterende periode tot aan de balansdatum. 321 Rechtspersonen wordt aanbevolen om bij het bepalen van de omvang van de verplichtingen een ter zake kundige actuaris in te schakelen. Indien op praktische gronden de berekeningen niet per balansdatum plaatsvinden maar per een eerdere datum, worden de berekeningen geactualiseerd als sprake is van belangrijke gebeurtenissen, waaronder veranderingen in marktprijzen en rentetarieven, tussen berekeningsdatum en balansdatum. 322 Het saldo zoals vermeld in alinea 320 kan negatief zijn. Dit saldo dient in dat geval in de jaarrekening als een overlopende actiefpost te worden opgenomen, echter niet voor een hoger bedrag dan de som van: 1. op balansdatum nog niet in het resultaat verwerkte negatieve actuariële resultaten (alinea 320, onder b) en nog aan volgende boekjaren toe te rekenen lasten over verstreken diensttijd (alinea 320, onder c); en 2. de contante waarde van economische voordelen die beschikbaar zijn in de vorm van terugbetalingen uit de regeling of verlagingen van toekomstige bijdragen aan de regeling. De contante waarde van deze economische voordelen dient te worden bepaald door gebruik te maken van de disconteringsvoet zoals bepaald in alinea 7 van bijlage 1. Een voorbeeldberekening van deze limiet is opgenomen in bijlage 2.
12
323 – –
Toepassing van alinea 322 dient echter niet te leiden tot de verantwoording van: een bate die uitsluitend het gevolg is van een in het huidige boekjaar ontstaan negatief actuarieel resultaat of van in het huidige boekjaar ontstane en aan volgende boekjaren toe te rekenen lasten over verstreken diensttijd; of een last die uitsluitend het gevolg is van een in het huidige boekjaar ontstaan positief actuarieel resultaat.
De rechtspersoon dient daarom bij toepassing van alinea 320 de volgende bedragen direct te verantwoorden in de winst- en verliesrekening, voor zover deze ontstaan, terwijl de overlopende actiefpost wordt bepaald op basis van alinea 322: a. in het huidige boekjaar ontstane negatieve actuariële resultaten en in het huidige boekjaar ontstane en aan volgende boekjaren toe te rekenen lasten over verstreken diensttijd, voor het bedrag dat deze de vermindering van de contante waarde van de economische voordelen als bedoeld in alinea 322, onder 2 te boven gaan; indien de contante waarde van de economische voordelen gelijk is gebleven of is toegenomen, dienen de in het boekjaar ontstane negatieve actuariële resultaten en aan volgende boekjaren toe te rekenen lasten over verstreken diensttijd volledig en direct te worden verantwoord ten laste van het resultaat; b. in het boekjaar ontstane positieve actuariële resultaten verminderd met aan volgende boekjaren toerekenbare lasten over verstreken diensttijd, voor het bedrag dat deze de vermeerdering van de contante waarde van de economische voordelen als bedoeld in alinea 322, onder 2 te boven gaan; indien de contante waarde van de economische voordelen gelijk is gebleven of is afgenomen, dienen de in het boekjaar ontstane positieve actuariële resultaten, verminderd met aan volgende boekjaren toerekenbare lasten over verstreken diensttijd, volledig en direct te worden verantwoord ten gunste van het resultaat. 324 De verwerking van actuariële resultaten (zie alinea 11 en verder van bijlage 1) en van lasten over verstreken diensttijd (zie alinea 15 en verder van bijlage 1) kan ertoe leiden dat de in alinea 320 vermelde posten b. en c. negatief uitkomen. Dat saldo wordt als een overlopende actiefpost op de balans opgenomen, indien en voor zover het saldo zoals vermeld in alinea 320 negatief is. Als de in alinea 320 vermelde post d. (reële waarde fondsbeleggingen) post a. (contante waarde toegekende pensioenuitkeringen) overtreft, is sprake van een ‘overschot’ in het fonds. Een dergelijk overeenkomstig deze Richtlijn berekend overschot kan leiden tot lagere lasten voor de rechtspersoon. Indien sprake is van een toekomstig economisch voordeel wordt dit ook in aanmerking genomen bij de op de balans op te nemen actiefpost, mits sprake is van een actief in de zin van alinea 102 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens. Om tot activering te kunnen overgaan is beschikkingsmacht noodzakelijk. Of hiervan sprake is moet worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden in relatie tot het fonds. Hierbij zijn onder andere van belang de financieringsovereenkomst, afspraken tussen rechtspersoon en het fonds, besluiten van het fondsbestuur, overeenkomsten met betrekking tot eigen bijdragen van personeel en hun eventuele aanspraken op overschotten. De vraag of sprake is van beschikkingsmacht moet primair bezien worden vanuit de economische realiteit, rekening houdend met eventuele juridische beperkingen, bijvoorbeeld voortvloeiend uit de statuten van het fonds of de (financierings)overeenkomst met het fonds.
13
In elk geval is sprake van beschikkingsmacht indien: – Het fondsbestuur een intentie heeft uitgesproken om over te gaan tot restitutie, of ter zake reeds een principebesluit heeft genomen; of – Er sprake is van een bestendige gedragslijn en uit dien hoofde een redelijke waarschijnlijkheid bestaat dat een overschot ten goede zal komen aan de rechtspersoon. In de toelichting dient te worden vermeld of en in hoeverre op grond van een besluit van het fondsbestuur of op grond van de geldende financieringsafspraak (premievaststelling) tussen de rechtspersoon en het fonds sprake is of zal zijn van restitutie of van toekomstige premiereductie. 325 De rechtspersoon dient het saldo van de volgende posten in aanmerking te nemen als pensioenlast of (rekening houdend met de limiet verwoord in alinea 322) als bate, behoudens voor zover een last geheel of gedeeltelijk wordt begrepen in een actief: a. het deel van de mutatie in de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken voor zover die voortvloeien uit het dienstverband gedurende de verslagperiode (zie alinea 1 en verder van bijlage 1); b. de toe te rekenen interest (zie alinea 10 van bijlage 1); c. de verwachte opbrengst fondsbeleggingen (zie alinea 22 van bijlage 1), alsmede rechten op vergoeding (zie alinea 19 van bijlage 1); d. de toe te rekenen actuariële resultaten (zie alinea 12 van bijlage 1); e. de toe te rekenen lasten over verstreken diensttijd (zie alinea 15 van bijlage 1); en f. het toe te rekenen effect van eventuele inperkingen of beëindiging van de regeling (zie alinea 23 en verder van bijlage 1). Indien de pensioenlast of -bate beïnvloed wordt door andere elementen, zoals kosten voor administratie en beheer (voor zover niet begrepen onder de opbrengst fondsbeleggingen) en eigen bijdragen door personeel, dienen deze eveneens onder pensioenlasten of -baten in aanmerking te worden genomen.
14
Middelgrote rechtspersonen 326 Middelgrote rechtspersonen behoeven slechts éénmaal in de drie jaar berekeningen uit te voeren ten behoeve van de waardering van de pensioenverplichting in de financiele verslaggeving. In de tussenliggende jaren mag dan voor de waardering en resultaatbepaling worden uitgegaan van de laatst aldus beschikbare berekeningen, mits: het deelnemersbestand inmiddels niet significant afwijkt van het bestand dat is gehanteerd voor de laatste berekeningen; er zich geen bijzondere gebeurtenissen hebben voorgedaan zoals een wijziging, inperking of beëindiging van de regeling (bijvoorbeeld reorganisaties e.d.); en de rechtspersoon geen gebruik maakt van de mogelijkheid zoals opgenomen in alinea 13 van bijlage 1 om de actuariële resultaten versneld te verwerken. Toepassing van deze alinea betekent dat bijvoorbeeld op 1 januari 2006 een berekening wordt gemaakt in overeenstemming met alinea 320 en verder. Bij deze berekening worden de pensioenlasten over 2006 bepaald. De pensioenverplichting per 31 december 2006 wordt bepaald door de last minus de betaalde premies aan de verplichting per 1 januari 2006 toe te voegen. De pensioenlast van 2007 en 2008 is gelijk aan de last van 2006. De verschillen tussen de geschatte pensioenverplichting die volgt uit een per die datum uit te voeren berekening, wordt verwerkt als actuarieel resultaat zoals beschreven in alinea 11 en verder van bijlage 1. Bij de vaststelling van de pensioenverplichting dient rekening te worden gehouden met het bepaalde in alinea 322 en 323. 327 Indien een middelgrote rechtspersoon gebruik maakt van de mogelijkheid een toegezegd-pensioenregeling op tussenliggende balansdata te verwerken volgens de methodiek zoals uiteengezet in alinea 326, dient dit feit in de toelichting te worden vermeld. De toelichtingsvereisten zoals opgenomen in alinea 331 van dit hoofdstuk gelden in beginsel onverkort, met dien verstande dat, indien door de gevolgde systematiek bepaalde vermeldingen of cijferopstellingen niet gegeven kunnen worden per balansdatum, deze moeten worden gegeven per de datum dat de berekening van de verplichting en lasten voor het laatst heeft plaatsgevonden.
Directeur-groot-aandeelhouder 328 Voor toegezegd-pensioenregelingen van de directeur-groot-aandeelhouder die in eigen beheer worden gehouden is het toegestaan om bij de berekening van de pensioenverplichting en de pensioenlasten geen rekening te houden met toekomstige salarisstijgingen zodat deze pas in aanmerking worden genomen op het moment dat de opgebouwde pensioenaanspraken als gevolg daarvan zijn aangepast. Met toekomstige open indexaties (deze zijn procentueel niet bepaald maar gedefinieerd als zijnde gelijk aan een in de regeling gespecificeerd algemeen indexcijfer), wordt dan impliciet rekening gehouden door bij de berekening van de pensioenverplichting een disconteringsvoet te hanteren gelijk aan een reëel verwacht beleggingsrendement verminderd met een percentage dat de gemiddeld te verwachte toekomstige indexatie van de uitkeringen op grond van de toegezegde open indexatie representeert. In de praktijk wordt hiervoor vaak een per saldo disconteringsvoet van 4% gehanteerd, maar in tijd van lage rentestand kan er aanleiding zijn een nog lager percentage dan 4% te hanteren. De rechtspersoon dient met betrekking tot deze pensioenregelingen de gevolgde waarderingsgrondslag en de gehanteerde disconteringsvoet te vermelden.
15
PRESENTATIE EN TOELICHTING
329 Van de toelichting maakt deel uit een beschrijving in algemene zin van de inhoud van de (belangrijkste) pensioenregeling(en). De gevolgen van de pensioenregeling(en) voor de rechtspersoon vormen de primaire invalshoek bij de beschrijving. 330 Een verplichting conform alinea 317 wordt op grond van artikel 2:375 BW als een afzonderlijke schuld op de balans opgenomen, dan wel afzonderlijk vermeld in de toelichting op de samenstelling van de schulden. Een actiefpost wordt opgenomen onder overige vorderingen of overlopende activa. De verplichting conform alinea 320 wordt op grond van artikel 2:374 BW als afzonderlijke voorziening op de balans opgenomen. Een actiefpost conform alinea 322 wordt opgenomen onder Overige vorderingen of Overlopende activa. De rechtspersoon dient een actiefpost en een passiefpost die resulteren uit de berekeningen voor verschillende regelingen gesaldeerd op de balans op te nemen uitsluitend indien en voor zover: – de rechtspersoon beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het tekort van de ene regeling met het overschot van een andere regeling gesaldeerd of simultaan af te wikkelen; en – de rechtspersoon het stellige voornemen heeft het saldo als zodanig af te wikkelen of het overschot voor de ene regeling te incasseren onder gelijktijdige voldoening van de verplichting voor de andere regeling. De op basis van deze paragraaf berekende pensioenlasten worden op grond van artikel 2:377 BW afzonderlijk in de winst- en verliesrekening (als onderdeel van het bedrijfsresultaat) opgenomen, dan wel vermeld in de toelichting. 331 De rechtspersoon dient de volgende aanvullende informatie op te nemen in de toelichting: – de last met betrekking tot regelingen in de vorm van toegezegdebijdrageregelingen; – de informatie vermeld in alinea’s 310 en 311 indien de in die alinea’s beschreven wijze van verwerken is toegepast. Verder met betrekking tot regelingen in de vorm van toegezegd-pensioenregelingen: – de wijze van toerekening van actuariële resultaten; – een beschrijving in hoofdlijnen van de inhoud van de regeling(en), waaronder begrepen die van kosten van medische verzorging na pensionering; – een overzicht waaruit de opbouw blijkt van de op de balans opgenomen actiefen/of passiefposten, met ten minste afzonderlijke vermelding van: • de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken waartegenover geen beleggingen worden aangehouden; • de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken waartegenover geheel of gedeeltelijk beleggingen worden aangehouden; • de fondsbeleggingen gewaardeerd tegen reële waarde; • de nog niet verwerkte actuariële resultaten; • de nog niet verwerkte lasten over verstreken diensttijd; • het niet geactiveerde bedrag als gevolg van de limiet genoemd in alinea 322; 16
•
–
–
– –
– – – – –
de reële waarde op balansdatum van rechten op vergoeding die op grond van alinea 19 van bijlage 1 zijn geactiveerd (met een korte beschrijving van de relatie tussen de rechten op vergoeding en de bijbehorende verplichtingen); en • de overige bedragen die zijn opgenomen op de balans; de op grond van alinea 322 opgenomen bedragen in een actiefpost die uitgaan boven de nog niet in het resultaat verwerkte actuariële verliezen en lasten over verstreken diensttijd, alsmede of en in hoeverre op grond van een besluit van het fondsbestuur of op grond van de geldende financieringsafspraak (premievaststelling) tussen de rechtspersoon en het fonds sprake is of zal zijn van restitutie of van toekomstige premiereductie; de bedragen die zijn begrepen in de reële waarde van de fondsbeleggingen voor: • iedere categorie van door de rechtspersoon uitgegeven financiële instrumenten; en • beleggingen van het fonds in bezit van of in gebruik bij de rechtspersoon (en zijn groepsmaatschappijen); een overzicht waaruit het verloop in het boekjaar blijkt van de op de balans opgenomen actief- en/of passiefposten; de totale last die is opgenomen in de winst- en verliesrekening, met vermelding van de post(en) waaronder deze last is gerubriceerd, uit hoofde van: • de toename van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken; • de last uit hoofde van interest; • de verwachte opbrengst fondsbeleggingen; • de verwachte opbrengst uit rechten op vergoeding die zijn geactiveerd op grond van alinea 19 van bijlage 1; • de toegerekende actuariële resultaten; • de toegerekende lasten over verstreken diensttijd; en • het resultaat uit hoofde van eventuele inperking of beëindiging van een regeling; de feitelijk behaalde opbrengst fondsbeleggingen, alsmede de feitelijke opbrengsten uit hoofde van rechten op vergoeding die zijn geactiveerd op grond van alinea 19 van bijlage 1; de bepalingen inzake toegezegde voorwaardelijke indexaties; of toegezegde voorwaardelijke indexaties al dan niet zijn verwerkt in de jaarrekening; indien toegezegde voorwaardelijke indexaties verwerkt zijn in de jaarrekening de wijze waarop deze verwerkt zijn in de jaarrekening; de belangrijkste actuariële grondslagen voor, indien van toepassing: • de gehanteerde disconteringsvoet(en); • de verwachte rendementen op fondsbeleggingen; • de verwachte rendementen op rechten op vergoeding die zijn geactiveerd op grond van alinea 19 van bijlage 1; • de verwachte salarisstijgingen (of van een andere grootheid die volgens de regeling bepalend is voor de stijging van toekomstige aanspraken/uitkeringen); • de verwachte stijging in de kosten voor medische verzorging na pensionering; en • eventuele andere belangrijke grondslagen en veronderstellingen.
17
De actuariële grondslagen dienen in absolute termen te worden vermeld (bijvoorbeeld een percentage) en niet te worden omschreven als de marge tussen verschillende percentages of andere grootheden. 332 Indien een rechtspersoon meer dan één toegezegd-pensioenregeling heeft, mogen de gevraagde toelichtingen in totalen per regeling of groepen van regelingen worden opgenomen. Voor het groeperen van de pensioenregelingen kunnen de volgende criteria worden gehanteerd: – de geografische locatie van de verschillende pensioenregelingen, bijvoorbeeld het onderscheiden van buitenlandse en binnenlandse pensioenregelingen; of – materiële verschillen tussen de gelopen risico’s van de pensioenregelingen, bijvoorbeeld door middelloonregelingen van eindloonregelingen en van ziektekostenregelingen voor gepensioneerden te onderscheiden. Indien een rechtspersoon toelichtingen opneemt in totalen per groepen van pensioenregelingen, dan worden deze toelichtingen in de vorm van gewogen gemiddelden of in relatief kleine bandbreedtes aangeboden. VUT EN ANDERE NON-ACTIVITEITSREGELINGEN
333 Kenmerken van regelingen voor vervroegde uittreding van personeel en andere nonaciviteitsregelingen zijn in het algemeen: – vrijheid van het personeel om al dan niet van de regeling gebruik te maken: – een tijdelijke uitkering die afhankelijk is van het laatstverdiende salaris en die loopt tot aan de pensioendatum; – een zeker verband met de reeds verstreken diensttijd van het personeelslid; – beperkte looptijd van de regeling. Uit het voorgaande blijkt dat regelingen voor vervroegde uittreding van personeel en andere non-activiteitsregelingen een ander karakter hebben dan pensioenregelingen met een flexibele ingangsdatum, bijvoorbeeld pré-pensioenregelingen. 334 De uit hoofde van VUT-regelingen en andere non-activiteitsregelingen in aanmerking te nemen verplichtingen dienen in ieder geval te omvatten de verplichtingen jegens: – de personeelsleden die reeds hebben geopteerd voor gebruikmaking van de regeling; – de personeelsleden die onder de bestaande regeling kunnen opteren voor vervroegde uittreding, maar dat nog niet hebben gedaan; en – de personeelsleden die nog niet kunnen opteren, maar dat tijdens de looptijd van de bestaande regeling in de toekomst wel kunnen doen. De verplichtingen van de rechtspersoon ter zake van VUT-regelingen omvatten niet alleen de in rechte afdwingbare verplichtingen, maar ook die waarbij sprake is van een situatie waarin de rechtspersoon geen ander reëel alternatief heeft dan het nakomen van die verplichtingen (‘constructive obligation’). Dit kan aan de orde zijn ter zake van de verlenging van de VUTregeling, dan wel de omzetting van de VUT-regeling in een pré-pensioenregeling.
18
335 Voor de berekening van het bedrag van de in aanmerking te nemen verplichtingen uit hoofde van VUT-regelingen en andere non-activiteitsregelingen wordt in het algemeen verwezen naar hoofdstuk 252 Voorzieningen, niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa. Elementen voor de berekening van het bedrag zijn: – de personeelsleden op wie de regeling van toepassing is; – de geschatte kans dat voor gebruikmaking van de regeling wordt geopteerd; – de leeftijden, de salarissen en de levenskansen van de in de berekening betrokken personeelsleden; – de hoogte van de VUT-uitkeringen; – de bijkomende lasten die op de rechtspersoon (blijven) drukken (bijvoorbeeld bijdragen voor doorgaande pensioenopbouw); – overheidssubsidies en personeelsbijdragen; – de rentevoet gebruikt voor de berekening van de contante waarde.”
19
Bijlage 1 Grondslagen waardering en resultaatbepaling onder de toegezegd-pensioenregeling In deze bijlage, die een integraal onderdeel vormt van deze Richtlijn, wordt in meer detail ingegaan op de componenten van het in alinea 319 tot en met 325 uiteengezette stelsel van waardering en resultaatbepaling voor toegezegd-pensioenregeling.
Contante waarde van toegekende pensioenaanspraken 1 De rechtspersoon dient voor de berekening van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken, dan wel de toename daarvan, de actuariële methode toe te passen die bekend staat als ‘Projected Unit Credit Method’. Deze methode dient ook te worden toegepast als een last over verstreken diensttijd moet worden berekend. De ‘Projected Unit Credit Method’ is een actuariële methode waarin de toegekende pensioenaanspraken per dienstjaar als afzonderlijke elementen (jaarlagen) van de uiteindelijke verplichting uit hoofde van de (pensioen-)toezegging worden beschouwd en gewaardeerd. De toerekening aan individuele boekjaren kan met behulp van deze methode geschieden aan de hand van de per doorlopen dienstjaar toegekende, dan wel toe te kennen pensioenaanspraken. De actuariële techniek maakt het mogelijk om de uit die pensioenaanspraken voortvloeiende verplichtingen met voldoende betrouwbaarheid te berekenen om in de jaarrekening een verplichting en last op te nemen. Hierbij moet bijvoorbeeld ook rekening worden gehouden met bepalingen in een regeling die inhouden dat de aanspraken pas een onvoorwaardelijk karakter krijgen na een bepaald aantal jaren en op voorwaarde van voortduring van het dienstverband tot dat tijdstip en met een eventueel maximum in de werkgeversbijdrage. Voor een nadere toelichting op de Projected Unit Credit Method wordt verwezen naar bijlage 2, die integraal onderdeel uitmaakt van de Richtlijn. 2 Voor middelloonregelingen wordt toegestaan als alternatieve waarderingsmethode voor de berekening van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken, dan wel de toename daarvan, de “Projected Unit Credit Method” toe te passen, waarbij geen rekening behoeft te worden gehouden met geschatte toekomstige salarisstijgingen (zie ook alinea 19). 3 Een onderneming disconteert de volledige verplichting uit hoofde van toegekende pensioenaanspraken, zelfs als een deel van de verplichting binnen twaalf maanden na de balansdatum betaalbaar is. 4 De berekeningen op grond van alinea 1 dienen te zijn gebaseerd op de inhoud van de regeling, in het bijzonder ten aanzien van de per doorlopen dienstjaar toe te kennen aanspraak. Echter, indien aan het personeel op grond van de regeling in latere dienstjaren aanspraken worden toegekend die materieel hoger zijn dan die in eerdere dienstjaren, dient de rechtspersoon de toekenning van die aanspraken lineair toe te rekenen aan de periode die (a) begint met het jaar waarin het dienstverband voor het eerst leidt tot toekenning van aanspraken en die (b) eindigt met het jaar waarin verdere voortzetting van het dienstverband niet meer leidt tot toekenning van verdere aanspraken (anders dan toename wegens salarisstijgingen).
20
Veel toegezegd-pensioenregelingen bevatten een toekenning van aanspraken die voor ieder dienstjaar gelijk is en die loopt tot en met het jaar van pensionering. Indien de toe te kennen aanspraken voor latere dienstjaren hoger zijn, moet voor de gehele opbouwperiode worden gerekend met een gemiddeld per jaar toe te kennen pensioenaanspraak. Indien na het bereiken van bijvoorbeeld de leeftijd van 55 jaar geen verdere pensioenaanspraken worden toegekend, worden aan de jaren daarna geen lasten uit hoofde van toekenning van pensioenaanspraken toegerekend. Het effect van salarisstijging op de toegekende pensioenaanspraken wordt hierbij niet beschouwd als het verwerven van een (verdere) pensioenaanspraak. 5 De bij de berekeningen te hanteren actuariële grondslagen dienen onderling consistent en realistisch (noch overvoorzichtig, noch overoptimistisch) te zijn. De actuariële grondslagen zijn een onmisbaar onderdeel van de grondslag waarop de lasten en verplichtingen uit hoofde van pensioentoezeggingen in de jaarrekening worden opgenomen met het doel deze zo betrouwbaar mogelijk te bepalen tijdens de periode van het actieve dienstverband. Realistisch betekent in dit verband een inschatting naar beste weten. De actuariële grondslagen bestaan uit demografische veronderstellingen en financiële veronderstellingen. De demografische veronderstellingen hebben onder andere betrekking op het inschatten van overlevingskansen, arbeidsongeschiktheidskansen, gehuwdheidsfrequentie en bestandsontwikkelingen. De financiële veronderstellingen hebben onder andere betrekking op de te hanteren disconteringsvoet, toekomstige salarisstijgingen en het verwachte rendement op de fondsbeleggingen. De bij de berekeningen te hanteren financiële veronderstellingen dienen te worden ontleend aan marktverwachtingen op balansdatum voor de termijn waarop de verplichting zal worden afgewikkeld. 6 Indien de pensioenregeling een bepaling bevat aangaande de indexatie van pensioenen en deze leidt tot een verplichting tot indexeren, dient ook een financiële veronderstelling omtrent toekomstige indexaties in aanmerking te worden genomen. Dit dient niet alleen te worden toegepast op formeel overeengekomen in rechte afdwingbare indexaties, maar ook indien sprake is van een feitelijke verplichting tot indexatie (‘constructive obligation’; zie hoofdstuk 252 Voorzieningen, niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa). In het geval van een voorwaardelijke indexatie is er sprake van een feitelijke verplichting indien er geen ander reëel alternatief is dan tot betaling over te gaan. Een feitelijke verplichting tot indexatie doet zich voor indien het toekennen daarvan een zodanige bestendige gedragslijn is geworden, dat hierdoor bij (toekomstige) gepensioneerden verwachtingen omtrent de toekenning en de hoogte van een indexatietoeslag zijn gewekt die in redelijkheid niet mogen worden beschaamd. Van een dergelijke bestendige gedragslijn is bijvoorbeeld sprake indien aan betrokkenen onvoldoende duidelijk is gemaakt dat het toekennen van indexatie aan voorwaarden is verbonden. Van een bestendige gedragslijn in deze zin is bijvoorbeeld geen sprake indien aan betrokkenen stelselmatig en voldoende duidelijk is gemaakt dat het toekennen van indexatie aan voorwaarden is verbonden en aan die voorwaarden niet is voldaan (zie in dit verband ook alinea 301).
21
In de Nederlandse praktijk is het toekennen van indexatie vaak mede afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Bij de beoordeling of en de mate waarin sprake is van een feitelijke verplichting tot toekomstige indexatie worden onder meer de volgende aspecten in samenhang in de beschouwing betrokken: – de inhoud van de financieringsovereenkomst; daarin kan bijvoorbeeld de hoogte van de voor de indexatie vereiste minimale dekkingsgraad bij het fonds zijn vermeld; – de hoogte van de aanwezige dekkingsgraad c.q de buffers van het fonds; – de inschatting van toekomstige ontwikkelingen, die van invloed zijn op de ontwikkeling van de dekkingsgraad c.q de buffers van het fonds, zoals bijvoorbeeld het geschatte toekomstige beleggingsrendement en de in de toekomst te ontvangen premies; – het mede op grond van de voorgaande aspecten in het verleden gevolgde indexatiebeleid, de bestendigheid daarin en de communicatie die hieromtrent met de deelnemers aan de pensioenregeling heeft plaats gevonden. 7 De bij de berekening van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken te hanteren disconteringsvoet dient te worden ontleend aan de marktrente(voeten) per balansdatum van hoogwaardige ondernemingsobligaties of, indien de markt voor ondernemingsobligaties onvoldoende liquide is, de marktrente(voeten) van staatsleningen. De valuta waarin de betreffende categorie obligaties luidt, dient gelijk(waardig) te zijn aan die waarin de aanspraken luiden (bijvoorbeeld beide in euro) en ook de looptijden van leningen en pensioenaanspraken dienen zo goed mogelijk met elkaar overeen te komen. 8 De waardering van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken op grond van alinea 1 dient voorts te geschieden op basis van grondslagen en veronderstellingen die zodanig worden vastgesteld dat de berekende waarde een weerspiegeling is van: – de aanspraken op uitkeringen op basis van de regeling zoals die luidt op balansdatum of op basis van additionele verplichtingen; – de geschatte toekomstige salarisstijgingen, zowel algemeen als individueel (promotie); alsmede – de gevolgen van wijzigingen in AOW/ANW en soortgelijke uitkeringen voor zover die wijzigingen van invloed zijn op de pensioenuitkeringen mits deze wijzigingen van kracht zijn geworden voor de balansdatum, of op basis van ervaringen uit het verleden of op basis van andere voldoende betrouwbare uitgangspunten mag worden aangenomen dat die uitkeringen zich op een voorspelbare wijze zullen ontwikkelen, bijvoorbeeld via koppeling aan de loon- of prijsontwikkeling. 9 Indien de alternatieve waarderingsmethode volgens alinea 2 wordt toegepast, dan worden de geschatte toekomstige salarisstijgingen niet betrokken in de waardering van de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken.
22
Toe te rekenen interest 10 De disconteringsvoet van alinea 7 wordt ook toegepast bij het berekenen van de in alinea 325 onder b. vermelde interest. De last uit dezen hoofde is het product van die disconteringsvoet aan het begin van het boekjaar en de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken gedurende het boekjaar. Als de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken aan het begin van het boekjaar materiële wijzigingen ondergaat in de loop van het boekjaar, wordt in de berekening van de interestlast met die materiële wijzigingen rekening gehouden.
Actuariële resultaten 11 De rechtspersoon dient bij het waarderen van de op de balans op te nemen verplichting volgens alinea 320 – rekening houdend met het gestelde in alinea 323 – een gedeelte van de actuariële resultaten in het resultaat van het boekjaar (zie alinea 325) te verwerken indien de cumulatieve, nog niet in de winst- en verliesrekening verwerkte actuariële resultaten aan het begin van het boekjaar groter zijn dan het hoogste bedrag van: – 10% van de contante waarde van toegekende aanspraken op die datum; en – 10% van de fondsbeleggingen aan het begin van het boekjaar, gewaardeerd tegen reële waarde. Deze limieten dienen voor elke pensioenregeling afzonderlijk te worden berekend. 12 Het in het resultaat van het boekjaar te verwerken gedeelte van de actuariële resultaten dient te worden bepaald door het overschot boven de limietbedragen dat is berekend conform alinea 11, te delen door de verwachte resterende diensttijd van de actieve deelnemers aan de regeling. 13 Het is toegestaan een andere methode van resultaattoerekening toe te passen, mits die methode resulteert in het eerder verwerken van actuariële resultaten. Voorts dient deze andere methode zowel voor positieve als voor negatieve actuariële resultaten en van jaar tot jaar bestendig te worden toegepast. Hierbij mogen ook actuariële resultaten worden meegeteld en verwerkt die beneden de limietbedragen blijven zoals vermeld in alinea 11. 14 Actuariële resultaten ontstaan als gevolg van afwijkingen tussen de in de demografische en financiële veronderstellingen aangenomen verwachtingen en de werkelijkheid voor bijvoorbeeld de overlevingskansen, de loonontwikkeling, het rendement fondsbeleggingen, alsmede door wijzigingen in de te hanteren disconteringsvoet en aanpassing van deze veronderstellingen aan nieuw beschikbaar gekomen informatie. Over een reeks van jaren gemeten, kunnen de positieve en negatieve actuariële resultaten elkaar compenseren. Om die reden is de contante waarde van toegekende aanspraken te zien als een ‘naar beste weten’ berekende waarde binnen een zekere bandbreedte. Dit rechtvaardigt het in aanmerking nemen van een limiet zoals verwoord in alinea 12 bij de verwerking van deze actuariële resultaten in de winst- en verliesrekening. Andere methoden van toerekening die voldoen aan de criteria zoals vermeld in alinea 12 zijn echter ook aanvaardbaar, bijvoorbeeld het onmiddellijk verwerken van alle actuariële resultaten zonder rekening te houden met de limietbedragen. 23
Lasten over verstreken diensttijd 15 De rechtspersoon dient bij het waarderen van de op de balans op te nemen verplichting volgens alinea 320 – rekening houdend met het gestelde in alinea 323 – de last over verstreken diensttijd wegens introductie of wijziging van de regeling, lineair toe te rekenen aan het resultaat over de jaren tot aan het tijdstip waarop de corresponderende aanspraken onvoorwaardelijk zijn geworden. Indien en voor zover de betreffende aanspraken ten tijde van de introductie of wijziging meteen een onvoorwaardelijk karakter hebben gekregen, dient de daarmee samenhangende last over verstreken diensttijd aan het resultaat van dat boekjaar te worden toegerekend. 16 Lasten over verstreken diensttijd ontstaan uit hoofde van toekenning van (additionele) pensioenaanspraken bij het invoeren of wijzigen van een pensioenregeling, en worden toegerekend aan het resultaat over de periode tot die aanspraken een onvoorwaardelijk karakter hebben gekregen. De lasten over verstreken diensttijd worden gewaardeerd op het bedrag waarmee de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken wijzigt als gevolg van de invoering of aanpassing van de pensioenregeling. Lasten over verstreken diensttijd kunnen negatief zijn, bijvoorbeeld als bij een aanpassing van de regeling de pensioenaanspraken worden verlaagd. Ook kan sprake zijn van een samenstel van aanpassingen leidend tot zowel verhoging als verlaging van de pensioenaanspraken. Voor de verwerking in de jaarrekening maakt dit geen verschil, de verwerking van de negatieve last over verstreken diensttijd of van het saldo van positieve en negatieve effecten geschiedt conform alinea 15. Bij de waardering van de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken wordt, zoals vermeld in alinea 8, rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen. Dit betekent dat de in volgende boekjaren optredende salarisstijgingen niet afzonderlijk in aanmerking worden genomen. Het verschil tussen de verwachte salarisstijgingen en de feitelijke salarisstijgingen vormt een onderdeel van de actuariële resultaten (zie alinea 14).
Fondsbeleggingen 17 De reële waarde van de fondsbeleggingen is een aftrekpost in de berekening van het bedrag dat conform alinea 320 als verplichting op de balans wordt opgenomen. Het begrip reële waarde is gedefinieerd in hoofdstuk 120 Prijsgrondslagen, alinea 204. Indien de reële waarde niet kan worden ontleend aan marktnoteringen zal deze op een andere wijze moeten worden benaderd, bijvoorbeeld door discontering van de toekomstige kasstromen verbonden aan de betreffende belegging tegen een rentevoet die zowel het risicoprofiel van die belegging(en) als ook de looptijd weerspiegelt. Vorderingen van het fonds op de rechtspersoon uit hoofde van nog te betalen premies maken geen onderdeel uit van de fondsbeleggingen. Hetzelfde geldt voor door de rechtspersoon bij het fonds geplaatste niet overdraagbare financiële instrumenten. Fondsbeleggingen worden verminderd met alle verplichtingen van het fonds die geen relatie hebben met personeelsbeloningen, bijvoorbeeld crediteuren, overige schulden en verplichtingen voortvloeiend uit afgeleide financiële instrumenten.
24
18 Indien fondsbeleggingen daarvoor in aanmerking komende kwalificerende verzekeringspolissen omvatten die qua bedrag en looptijd exact overeenstemmen met het bedrag en de looptijd van sommige of alle vergoedingen die uit hoofde van de regeling zijn verschuldigd, wordt de reële waarde van deze kwalificerende verzekeringspolissen geacht de contante waarde te weerspiegelen van de gerelateerde verplichtingen, zoals beschreven in alinea 320 (behoudens de vereiste vermindering als de bedragen die uit hoofde van de kwalificerende verzekeringspolissen opeisbaar zijn niet volledig kunnen worden geind).
Rechten op vergoeding 19 Indien, en alleen indien, het nagenoeg zeker is dat een andere partij de uitgaven benodigd voor het voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van een toegezegdpensioenregeling geheel of gedeeltelijk zal vergoeden, dient de rechtspersoon het recht op vergoeding te verwerken als een separate actiefpost. Deze actiefpost dient te worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor het overige dient de rechtspersoon de actiefpost op dezelfde wijze te behandelen als fondsbeleggingen. De kosten samenhangend met een toegezegd-pensioenregeling mogen in de winst- en verliesrekening worden gesaldeerd met het in de verslagperiode geactiveerde recht op vergoeding. 20 Een kwalificerende verzekeringspolis, als gedefinieerd in alinea 303, wordt aangemerkt als een fondsbelegging, en dient op dezelfde wijze te worden verwerkt als alle andere fondsbeleggingen. Alinea 19 is hierop niet van toepassing. 21 Een verzekeringspolis die niet voldoet aan de definitie van een kwalificerende verzekeringspolis als bedoeld in alinea 303, is geen fondsbelegging. Alinea 19 is alsdan van toepassing.
Opbrengst fondsbeleggingen 22 De verwachte opbrengst fondsbeleggingen is gebaseerd op marktverwachtingen aan het begin van het boekjaar omtrent het te behalen rendement met als tijdshorizon de looptijd van de verplichtingen. Voorts moet rekening worden gehouden met de verwachte ontwikkeling in de fondsbeleggingen uit hoofde van door het fonds in het boekjaar te ontvangen premies en te betalen uitkeringen, alsmede met een aftrek voor die administratiekosten (kosten beleggingen) die niet zijn begrepen in de actuariële grondslagen die zijn toegepast bij de berekening van de contante waarde van toegekende aanspraken. Het verschil tussen de verwachte en de feitelijk behaalde opbrengst fondsbeleggingen is een bestanddeel van de actuariële resultaten.
25
Effecten van inperking of beëindiging van de regeling 23 De rechtspersoon dient bij de bepaling van de in de winst- en verliesrekening op te nemen pensioenlast conform alinea 325 het resultaat uit hoofde van inperkingen of beëindiging van de regeling toe te rekenen aan het boekjaar waarin dat feit zich voordoet. Dit resultaat dient de volgende elementen te omvatten: – een eventuele wijziging in de contante waarde van toegekende pensioenaanspraken; – een eventuele wijziging in de reële waarde van de fondsbeleggingen; – eventuele actuariële resultaten en lasten over verstreken diensttijd die in overeenstemming met alinea 11 en 12 nog niet in de winst- en verliesrekening zijn verwerkt. 24 De rechtspersoon dient, alvorens het resultaat uit hoofde van inperkingen of een beëindiging van de regeling te bepalen, eerst de overblijvende verplichting – en de reële waarde van eventuele resterende fondsbeleggingen – te herberekenen op basis van geactualiseerde (actuariële) grondslagen. 25 Van inperking van de regeling is sprake als bijvoorbeeld een materiële vermindering optreedt van het aantal werknemers dat onder die regeling valt, zoals door sluiting van een bedrijfsonderdeel, of de inhoud van de regeling zodanig wordt aangepast dat aan de huidige werknemers bij continuering van hun dienstverband in de komende dienstjaren substantieel lagere aanspraken zullen worden toegekend, zoals door het uitsluiten van bepaalde loonbestanddelen van de pensioengrondslag. Van beëindiging van de regeling is sprake als voor de rechtspersoon geen verdere verplichtingen uit hoofde van de regeling of een onderdeel daarvan meer kunnen ontstaan, bijvoorbeeld door afkoop daarvan. Als een inperking of beëindiging van de regeling betrekking heeft op een deel van het personeel of van de te verwerven aanspraken, omvat het daaruit voortvloeiende resultaat tevens een proportioneel deel van de nog niet aan het resultaat toegerekende actuariële resultaten en lasten over de verstreken diensttijd, bijvoorbeeld bepaald door de verhouding tussen de contante waarde van verworven aanspraken vóór en na de inperking of beëindiging.
Kosten van medische verzorging 26 Indien de toezegging conform de regeling tevens omvat een tegemoetkoming in de kosten van medische verzorging na pensionering dient bij de bepaling van de verplichting en de last uit dien hoofde ook rekening te worden gehouden met de verwachte ontwikkeling van kosten van medische verzorging, zowel door inflatie als door specifieke prijswijzigingen.
26
Bijlage 2 Voorbeelden waardering en resultaatbepaling onder de toegezegd-pensioenregeling Een berekening als bedoeld in alinea 320 leidt tot de volgende uitkomsten:
De limiet als bedoeld in alinea 322 wordt als volgt berekend:
De omvang van de actiefpost moet dus worden beperkt tot 280.
27