RJ-Uitingg 2011-3: ‘R Richtlijn 29 90 Financiëële instrumenten (aang gepast 20111)’ Inleidingg Deze RJ--Uiting bevvat Richtlijn n 290 Finannciële instru umenten, die d gebaseerrd is op dee Richtlijn inclusief vverwerkingg van de ontw werp-alineaa’s zoals op pgenomen in n de RJ-bunndel editie 2010. 2 Naar aanleidingg van ontvaangen comm mentaren enn ervaringen n uit de praaktijk heeft de Raad beesloten dat deze definnitieve Richhtlijn met on nmiddellijkke ingang toegepast mag worden. n van Richttlijn 290 Belangrijjkste wijzigiingen in dee bepalingen De wijziggingen hebbben betrekkiing op het vvolgende: 1 In aliinea 513 en e 541 is verduidelijkkt hoe resu ultaten voo ortvloeiendee uit tegen n kostprijs gewaaardeerde derivaten worrden verwerrkt. 2 De vvaluta-elemeenten in derivaten d w worden vo olgens het principe ““kostprijs of lagere markttwaarde” verwerkt v in n plaats vaan tegen periode-eind p de koers. D Dit heeft geleid tot aanpaassingen vann alinea 113 3 in hoofdsttuk 122 Priijsgrondslag gen voor vreeemde valu uta, en van alineaa 514, 634 en e 635 in ho oofdstuk 2990 Financiëële instrumeenten. In beppaalde gevaallen moet hierbij ij de hedge-documentattie worden hherzien. 3 De mogelijkheidd wordt gebo oden om beeursgenoteeerde obligatiies tegen koostprijs te waarderen, w doeleinden w worden aangehouden. Dit D heeft geeleid tot aan npassingen indienn ze niet vooor handelsd in alinnea 409, 4100, 415, 504,, 512, 513, 5517 en 518. 4 In aliinea 537a en 537b wordt w een vereenvoud digd altern natief gebodden voor bijzondere b waarddeverminderring dat aan nsluit bij de grondslag “kostprijs “ of lagere maarktwaarde”. 5 In aliinea 1009 tot t en met 1011 zijn de overgaangsbepalingen opgenoomen, beho orende bij bovennstaande wijjzigingen. Gelijktijddig is ontwerrp-alinea 11 13 van hooffdstuk 122 Prijsgrondsl P lagen voor vvreemde vaaluta, zoals opgenomeen in de RJ-bundel R ed ditie 2010 definitief geworden g onder intrekkking van de d in deze bundel oppgenomen alinea a 113.
1
Ingangsdatum Deze Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011) vervangt Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2009) en is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012 waarbij eerdere toepassing is toegestaan. Amsterdam, 28 februari 2011
2
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
290 Financiële instrumenten Deze Richtlijn 290 (aangepast 2011) vervangt Richtlijn 290 (aangepast 2009) en is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012. Eerdere toepassing is toegestaan.
290.1
Inleiding
Wegwijzer 101 Dit hoofdstuk bevat voorschriften voor de verwerking, waardering, resultaatbepaling, presentatie en toelichting van financiële instrumenten in de jaarrekening. 102 Financiële instrumenten omvatten zowel ‘primaire’ financiële instrumenten zoals vorderingen en schulden, als afgeleide financiële instrumenten, ook wel derivaten genoemd, zoals opties, termijncontracten en swaps. De in dit hoofdstuk gebruikte begrippen zijn opgesomd in paragraaf 4. 103 Voor de voorschriften inzake de waardering en resultaatbepaling van primaire financiële instrumenten wordt verwezen naar de verschillende hoofdstukken waarin de waardering en resultaatbepaling van specifieke financiële activa en financiële verplichtingen worden behandeld. In deze specifieke hoofdstukken worden de algemene regels van dit hoofdstuk verder toegespitst op het desbetreffende financiële instrument. De specifieke hoofdstukken betreffen: – hoofdstuk 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta; – hoofdstuk 214 Financiële vaste activa; – hoofdstuk 222 Vorderingen; – hoofdstuk 226 Effecten; – hoofdstuk 228 Liquide middelen; – hoofdstuk 254 Schulden; – hoofdstuk 270 De winst- en verliesrekening (alinea 125-127 inzake rentebaten); – hoofdstuk 273 Rentelasten. 104 Indien een rechtspersoon niet alleen primaire financiële instrumenten kent, maar ook transacties in derivaten afsluit of hedgetransacties doet, is het noodzakelijk daarvoor kennis te nemen van de bepalingen inzake waardering en resultaatbepaling in paragraaf 5 van dit hoofdstuk en hedge accounting in paragraaf 6 van dit hoofdstuk. 105 Voorts moet van dit hoofdstuk kennis worden genomen voor de classificatie van financiële instrumenten als eigen vermogen of als financiële verplichting (zie paragraaf 8) en voor de toelichting inzake financiële instrumenten (zie paragraaf 9). 1
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Indeling van dit hoofdstuk 106 Het in dit hoofdstuk opgenomen raamwerk voor de verwerking, waardering en presentatie van en de toelichting op financiële instrumenten bestaat uit de volgende onderdelen: – het toepassingsgebied dat aangeeft waarop dit hoofdstuk wel en niet betrekking heeft (paragraaf 2); – de relevante wettelijke bepalingen (paragraaf 3); – de definities van de in dit hoofdstuk gebruikte begrippen (paragraaf 4); – de waardering en resultaatbepaling van financiële instrumenten (paragraaf 5); – de toepassing van hedge accounting (paragraaf 6); – de regels aangaande het verwerken en niet langer verwerken van financiële instrumenten in de balans (paragraaf 7); – de presentatie van financiële instrumenten, in het bijzonder: • de classificatie van financiële instrumenten als financiële verplichtingen en/of eigen-vermogensinstrumenten en de presentatie van daaraan gerelateerde rente, dividenden en overige baten en lasten in de winst- en verliesrekening of in het eigen vermogen (paragraaf 8); • de omstandigheden waaronder financiële activa en financiële verplichtingen worden gesaldeerd (paragraaf 8); • de omstandigheden waarin een embedded derivaat afzonderlijk van het contract waarin het is besloten, moet worden gepresenteerd en gewaardeerd (paragraaf 8); – De informatieverschaffing over financiële instrumenten, in het bijzonder: • de factoren die van invloed zijn op het bedrag, het tijdstip en de zekerheid van de toekomstige kasstromen met betrekking tot financiële instrumenten en de grondslagen voor financiële verslaggeving die op die instrumenten moeten worden toegepast (paragraaf 9); • de aard en omvang van het gebruik van financiële instrumenten door de rechtspersoon, de bedrijfsdoelstellingen die ze dienen, de risico’s die ermee verband houden en het beleid van het management voor de beheersing van deze risico’s; zie ook artikel 2:391 lid 3 BW (paragraaf 9). In de bijlagen worden enkele voorbeelden uitgewerkt: – de effectieve-rentemethode (bijlage A); – een samengesteld instrument (bijlage B); – hedge accounting (bijlage C); – een embedded derivaat, uitwerking van alinea 825 en verder (bijlage D); – embedded derivaten en de noodzaak deze af te splitsen conform alinea 825 en verder (bijlage E).
2
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
290.2
Toepassingsgebied
201 Dit hoofdstuk is van toepassing op alle categorieën financiële instrumenten, waaronder met name: – contracten tot aankoop van derivaten op aandelen van rechtspersonen die kwalificeren als groepsmaatschappijen, overige deelnemingen waarop invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid wordt uitgeoefend, en joint ventures; – contracten tot aankoop of verkoop van niet-financiële activa (commodities), waarbij elk van de partijen het recht heeft op nettobasis af te rekenen in liquide middelen of een ander financieel instrument of door ruil van financiële instrumenten; – rechten en verplichtingen die voortvloeien uit verzekeringscontracten die in hoofdzaak financiële risico’s in plaats van verzekeringsrisico’s overdragen en deze contracten voldoen aan de definitie van een financieel actief, een financiële verplichting of een derivaat; – contracten betreffende financiële garanties, waarbij er op grond van deze garanties betalingen moeten worden verricht naar aanleiding van wijzigingen in een bepaalde rentevoet, prijs van een financieel instrument, commodityprijs, valutakoers, index van prijzen of rentevoeten, kredietwaardigheid of andere variabele (soms de ‘onderliggende waarde’ genoemd). Voorts is dit hoofdstuk van toepassing op: – de presentatie van financiële instrumenten als eigen vermogen en/of als financiële verplichting in de geconsolideerde jaarrekening; – informatieverschaffing over vorderingen en schulden uit hoofde van leasecontracten (hoofdstuk 292 Leasing) die financiële instrumenten zijn; – informatieverschaffing over toezeggingen tot het verstrekken van leningen indien en voor zover die toezeggingen niet op nettobasis kunnen worden afgewikkeld of tegen reële waarde kunnen worden gewaardeerd. 202 – –
– –
– –
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op: belangen in groepsmaatschappijen, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 214 Financiële vaste activa, paragraaf 1; belangen in overige deelnemingen waarop invloed van betekenis wordt uitgeoefend op het zakelijke en financiële beleid, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 214 Financiële vaste activa, paragraaf 1, en belangen in joint ventures, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 215 Joint ventures; rechten en verplichtingen uit hoofde van lease-overeenkomsten waarvoor hoofdstuk 292 Leasing geldt (zie ook alinea 201); rechten en verplichtingen van werkgevers uit hoofde van pensioenen en soortgelijke regelingen voor het personeel, waarop hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van toepassing is; rechten en verplichtingen die voortvloeien uit verzekeringscontracten (zie ook alinea 201); door de rechtspersoon uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten (zie hoofdstuk 240 Eigen 3
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
– – – – –
–
–
vermogen); contracten betreffende financiële garanties (zie ook alinea 201); verplichtingen tot betaling van een voorwaardelijke vergoeding door een overnemende partij bij een fusie of overname (zie hoofdstuk 216 Fusies en overnames); rechten tot ontvangst van een voorwaardelijke vergoeding door een overnemende partij bij een fusie of overname; contracten die een betaling vereisen die is gebaseerd op klimatologische, geologische of andere fysieke variabelen; toezeggingen tot het verstrekken van leningen indien en voor zover die toezeggingen niet op nettobasis kunnen worden afgewikkeld of tegen reële waarde kunnen worden gewaardeerd (zie ook alinea 201); commoditycontracten die zijn afgesloten en worden gehouden in verband met de ontvangst of levering van een niet-financieel goed overeenkomstig de verwachte in- of verkopen of gebruiksbehoeften van de rechtspersoon. Dergelijke commoditycontracten worden gezien als een normale inkoop of verkoop van goederen en worden als zodanig verwerkt; financiële instrumenten uit hoofde van op aandelen gebaseerde betalingen die binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 275 Op aandelen gebaseerde betalingen vallen.
290.3
Wettelijke bepalingen
Waardering en resultaatbepaling 301 Dit hoofdstuk is mede gebaseerd op de volgende wettelijke bepalingen met betrekking tot waardering en resultaat bepaling van financiële activa en financiële verplichtingen. Deze bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 900 Wetteksten en 910 Modellen en besluiten: – artikel 2:384 lid 1, 2, 7 en 8 BW; en – artikel 10 Besluit actuele waarde.
Presentatie 302 Dit hoofdstuk is mede gebaseerd op de volgende wettelijke bepalingen met betrekking tot presentatie van financiële instrumenten. Deze bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 900 Wetteksten: – artikel 2:367 BW; – artikel 2:370 BW t/m artikel 2:372 BW; – artikel 2:373 lid 1 BW; en – artikel 2:375 BW. Artikel 2:368 lid 1 BW vereist dat het verloop van elk der posten, behorende tot de vaste activa, gedurende het boekjaar, in een sluitend overzicht wordt weergegeven. 4
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Toelichting 303 Dit hoofdstuk is mede gebaseerd op de volgende wettelijke bepalingen met betrekking tot toelichting op financiële instrumenten. Deze bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 900 Wetteksten: – artikel 2:376 BW; – artikel 2:381 BW; – artikel 2:381a BW; en – artikel 2:381b BW.
Jaarverslag 304 Dit hoofdstuk is mede gebaseerd op de volgende wettelijke bepaling met betrekking tot toelichting op financiële instrumenten en financiële risico’s in het jaarverslag. Deze bepaling is opgenomen in hoofdstuk 900 Wetteksten: – artikel 2:391 lid 3 BW.
290.4
Definities en categorieën
401 De volgende begrippen worden in dit hoofdstuk gebruikt. De betekenis van deze begrippen is omschreven in hoofdstuk 940 Begrippen: – actieve markt; – afgedekte positie; – bindende overeenkomst; – derivaat; – effectieve-rentemethode; – effectieve rentevoet; – eigen-vermogensinstrument; – financieel actief; – financieel instrument; – financiële verplichting; – geamortiseerde kostprijs; – hedge-effectiviteit; – hedge-instrument; – investeringen in eigen-vermogensinstrumenten; – kasstroomrisico; – kredietrisico; – liquiditeitsrisico; – marktrisico; – prijsrisico; – portefeuille; 5
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
– – – – – –
reële waarde; renterisico; transactiekosten; valutarisico; verwachte toekomstige transactie; en volgens standaard marktconventies afgewikkelde inkoop of verkoop.
Financiële instrumenten 402-406
(vervallen)
Classificatie van financiële activa 407 – – – – –
Dit hoofdstuk onderscheidt vijf categorieën financiële activa: financiële activa die deel uitmaken van een handelsportefeuille; derivaten; gekochte leningen en obligaties; verstrekte leningen en overige vorderingen; investeringen in eigen-vermogensinstrumenten.
De rechtspersoon kan bij de presentatie van de financiële activa in de balans voor deze categorieën andere benamingen en/of nadere uitsplitsingen gebruiken. 408 De categorie Financiële activa die deel uitmaken van een handelsportefeuille omvat alle financiële activa, primaire en afgeleide, die worden aangehouden voor handelsdoeleinden. Een financieel actief wordt aangehouden voor handelsdoeleinden indien het financiële actief: a. hoofdzakelijk wordt verworven of aangegaan met het doel het actief op korte termijn te verkopen; of b. deel uitmaakt van geïdentificeerde financiële instrumenten die gezamenlijk worden beheerd en waarvoor aanwijzingen bestaan van een recent, feitelijk patroon van winstnemingen op korte termijn. 409 Financiële activa die voldoen aan de definitie van een derivaat en die geen onderdeel uitmaken van een handelsportefeuille zijn onderdeel van één van de volgende subcategorieën: a. aangehouden vanwege hedgingdoeleinden; b. overige derivaten met beursgenoteerde aandelen als onderliggende waarde; c. overige derivaten met een andere onderliggende waarde dan beursgenoteerde aandelen. 410 Gekochte leningen en obligaties die geen onderdeel uitmaken van een handelsportefeuille, zijn primaire (niet-afgeleide) financiële activa met vaste of bepaalbare betalingen. Van derden gekochte vorderingen maken deel uit van deze categorie. De volgende 6
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
twee subcategorieën worden onderscheiden: a. tot het einde van de looptijd aangehouden. De rechtspersoon is stellig voornemens en zowel contractueel als economisch in staat deze aan te houden tot het einde van de looptijd; b. overige gekochte leningen en obligaties. 411 Verstrekte leningen en overige vorderingen die geen onderdeel uitmaken van een handelsportefeuille, zijn primaire financiële activa met vaste of bepaalbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. 412 Investeringen in eigen-vermogensinstrumenten die geen onderdeel uitmaken van een handelsportefeuille, zijn onderdeel van één van de volgende subcategorieën: a. beursgenoteerd; b. niet-beursgenoteerd.
Classificatie van financiële verplichtingen 413 – – –
Dit hoofdstuk onderscheidt drie categorieën financiële verplichtingen: financiële verplichtingen die deel uitmaken van een handelsportefeuille; derivaten; overige financiële verplichtingen.
De rechtspersoon kan bij de presentatie van de financiële verplichtingen in de balans voor deze categorieën andere benamingen en/of nadere uitsplitsingen gebruiken. 414 De categorie Financiële verplichtingen die deel uitmaken van een handelsportefeuille omvat alle financiële verplichtingen, primaire en afgeleide, die worden aangehouden voor handelsdoeleinden. Een financiële verplichting wordt aangehouden voor handelsdoeleinden indien de financiële verplichting: a. hoofdzakelijk wordt verworven of aangegaan met het doel de verplichting op korte termijn te verkopen of af te wikkelen; of b. deel uitmaakt van geïdentificeerde financiële instrumenten die gezamenlijk worden beheerd en waarvoor aanwijzingen bestaan van een recent, feitelijk patroon van winstnemingen op korte termijn. 415 Financiële verplichtingen die voldoen aan de definitie van een derivaat en die geen onderdeel uitmaken van een handelsportefeuille zijn onderdeel van één van de volgende subcategorieën: a. aangehouden vanwege hedgingdoeleinden; b. overige derivaten met beursgenoteerde aandelen als onderliggende waarde; c. overige derivaten met een andere onderliggende waarde dan beursgenoteerde aandelen. 7
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
416 Overige financiële verplichtingen omvat alle financiële verplichtingen die niet deel uitmaken van een handelsportefeuille of voldoen aan de definitie van derivaat. 417-432
(vervallen)
290.5
Waardering en resultaatbepaling
Eerste waardering van financiële activa en financiële verplichtingen 501 Indien een financieel actief of financiële verplichting voor het eerst in de balans wordt verwerkt, dient de rechtspersoon dit actief of deze verplichting te waarderen tegen de reële waarde. De transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving of uitgifte van financiële instrumenten dienen al dan niet in de eerste waardering te worden opgenomen, afhankelijk van de gekozen waardering na de eerste verwerking: – in geval van waardering na de eerste verwerking tegen reële waarde met verwerking van de waardeveranderingen via de winst- en verliesrekening, dienen de transactiekosten in de eerste periode van waardering in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt; – in geval van waardering na de eerste verwerking tegen reële waarde met verwerking van de waardeveranderingen via het eigen vermogen, dienen de transactiekosten te worden verwerkt in de eerste waardering. Op het moment van de overdracht van het actief aan een derde en door opname van de rentebaten op basis van de effectieverentemethode (in geval van een rentedragend financieel actief) dienen de transactiekosten in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt; – in geval van waardering na de eerste verwerking tegen (geamortiseerde) kostprijs, dienen de transactiekosten te worden verwerkt in de eerste waardering. Door toepassing van de effectieve-rentemethode worden de transactiekosten als onderdeel van de amortisatie in de winst- en verliesrekening verwerkt.
Waardering en resultaatbepaling van financiële instrumenten na de eerste verwerking 502 Financiële activa en financiële verplichtingen dienen individueel of op portefeuillebasis te worden toegedeeld naar (sub)categorieën. Per (sub)categorie dient één grondslag voor waardering en resultaatbepaling te worden toegepast. De waardering van financiële instrumenten na de eerste verwerking hangt af van de classificatie van het betreffende financiële instrument in overeenstemming met paragraaf 4 Definities. Financiële instrumenten kunnen, afhankelijk van het gebruik door de rechtspersoon, onderdeel uitmaken van verschillende categorieën in overeenstemming met paragraaf 4. Wijziging van de grondslag voor waardering en resultaatbepaling van een subcategorie houdt een 8
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
stelselwijziging in. Voor de regels voor de verwerking van een stelselwijziging wordt verwezen naar hoofdstuk 140 Stelselwijzigingen. 503 Financiële activa en financiële verplichtingen dienen in beginsel ongesaldeerd te worden gepresenteerd, ook indien ze voor managementdoeleinden onderdeel uitmaken van slechts een enkele portefeuille. Financiële activa en verplichtingen dienen alleen gesaldeerd gepresenteerd te worden indien wordt voldaan aan de vereisten van alinea 837. 504 In het navolgende overzicht zijn de algemene regels voor de waardering en resultaatbepaling na eerste verwerking van de onderscheiden categorieën activa en de onderscheiden categorieën verplichtingen samengevat. Hierbij wordt opgemerkt dat verzekeringscontracten niet vallen binnen de reikwijdte van dit hoofdstuk. Verder is van belang dat de keuze van de waarderingsgrondslagen voor financiële instrumenten invloed kan hebben op de herwaarderingsreserve. Voor verdere regels aangaande de herwaarderingsreserve wordt verwezen naar hoofdstuk 240 Eigen vermogen.
9
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Categorie/ Type Financieel instrument Handelsportefeuille (financiële activa financiële verplichtingen). Alinea 508 en 509.
Subcategorie
Waardering na eerste verwerking
Verwerking van waardeveranderingen in winst- en verliesrekening
Reële waarde
Direct in winst- en verliesrekening.
Reële waarde
Volgens de hedge-accountingmodellen zoals beschreven in alinea 619 tot en met 632 en in alinea 640. Volgens alinea 633 tot en met 640 samen met de afgedekte positie in winst- en verliesrekening. Indien de afgedekte positie tegen reële waarde wordt verwerkt, verandert de rechtspersoon ook de waardering van het derivaat naar reële waarde en past hij reële-waarde- of kasstroomhedge-accounting toe. Direct in winst- en verliesrekening.
en
Derivaten (activa en passiva). Alinea 510 tot en met 513. Geen onderdeel handelsportefeuille. Hedging
Kostprijs
Overig – met beursge- Reële waarde noteerde aandelen als onderliggende waarde Overig – met een Kostprijs andere onderliggende waarde dan beursgenoteerde aandelen
Gerealiseerde baten en lasten in winst- en verliesrekening conform alinea 513, alsmede bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering. 10
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Categorie/ Type Financieel instrument
Subcategorie
Waardering na eerste verwerking Reële waarde
Verwerking van waardeveranderingen in winst- en verliesrekening Direct in winst- en verliesrekening
Gekochte leningen en obligaties. Alinea 515 tot en met 518. Geen onderdeel handelsportefeuille. Tot het einde van de Geamortiseerde looptijd aangehouden kostprijs Overig Geamortiseerde kostprijs Reële waarde
Effectieve rente in winst- en verliesrekening. Bijzondere waardevermindering direct in winst- en verliesrekening. Effectieve rente in winst- en verliesrekening. In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering. Direct in winst- en verliesrekening. Eerst via de herwaarderingsreserve, bij realisatie in winst- en verliesrekening. Effectieve rente in winsten verliesrekening. Waardeverminderingen onder de (geamortiseerde) kostprijs direct in winst- en verliesrekening.
Verstrekte leningen en overige vorderingen. Alinea 519. Geen onderdeel van Geamortiseerde een kostprijs handelsportefeuille
11
Effectieve rente in winst- en verliesrekening. In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering.
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Investering in eigenvermogensinstrumenten. Alinea 520 tot en met 522. Geen onderdeel van Reële waarde een handelsportefeuille – Beursgenoteerd Geen onderdeel van Kostprijs een handelsportefeuille – Niet-beursgenoteerd Reële waarde
Direct in winst- en verliesrekening. Eerst via eigen vermogen (herwaarderingsreserve), bij realisatie in winst- en verliesrekening. Waardeverminderingen onder de kostprijs direct in winst- en verliesrekening. In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering.
Geen onderdeel van Geamortiseerde een kostprijs handelsportefeuille
Effectieve rente in winst- en verliesrekening.
Direct in winst- en verliesrekening. Eerst via eigen vermogen (herwaarderingsreserve), bij realisatie in winst- en verliesrekening. Waardeverminderingen onder de kostprijs direct in winst- en verliesrekening.
Overige financiële verplichtingen. Alinea 523.
12
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Bij dit overzicht worden de volgende aanvullende opmerkingen geplaatst: – in alinea 541 van dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen voor bijzondere waardevermindering van op kostprijs gewaardeerde derivaten; – op de in de tabel genoemde financiële activa en financiële verplichtingen zijn de regels ten aanzien van bijzondere waardevermindering van toepassing; – voor alle monetaire posten in vreemde valuta gelden de regels van hoofdstuk 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta. Dit betekent dat in geval van kostprijswaardering van financiële activa en verplichtingen in vreemde valuta deze posten dienen te worden omgerekend tegen de koers per balansdatum; – indien rentedragende financiële activa deel uitmaken van een (sub)categorie die tegen reële waarde met herwaardering in de winst- en verliesrekening wordt gewaardeerd, is de verwerking van de rentebaten volgens de effectieve-rentemethode niet nodig en kan het resultaat gecombineerd worden weergegeven. In geval van herwaardering via de herwaarderingsreserve wordt de effectieve rente in de winst- en verliesrekening verantwoord; – de baten en lasten van herwaardering tegen reële waarde met herwaardering in de winst- en verliesrekening behoeven niet verder te worden uitgesplitst. 505 Van de waardering tegen reële waarde wordt afgeweken indien deze niet voldoende betrouwbaar is te bepalen. Waardering van het financiële instrument vindt dan plaats tegen kostprijs. 506 De volgende baten en lasten van financiële activa en financiële verplichtingen (voor zover deze niet tegen reële waarde worden gewaardeerd waarbij de reële waarde veranderingen in het resultaat worden verwerkt) worden – indien van toepassing – altijd direct in de winst- en verliesrekening verwerkt: – lasten uit hoofde van bijzondere waardeverminderingen van financiële activa; – baten en lasten uit hoofde van omrekening van monetaire financiële activa en financiële verplichtingen in vreemde valuta (zie hoofdstuk 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta); – rente bepaald volgens de effectieve-rentemethode; – dividenden te ontvangen op eigen-vermogensinstrumenten (deze worden in de winst- en verliesrekening verwerkt op het moment dat de rechtspersoon het recht heeft verkregen op ontvangst van de dividenden); – baten en lasten te verantwoorden op het moment dat de financiële activa of de financiële verplichtingen niet langer in de balans worden opgenomen (bijvoorbeeld door verkoop, realisatie of aflossing van het instrument). 507 De onderscheiden categorieën financiële activa en verplichtingen zijn relevant voor de waardering in de balans en de verwerking van baten en lasten in de winst- en verliesrekening. De algemene regels samengevat in het overzicht van alinea 504 worden in de volgende alinea’s nader 13
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
uitgewerkt.
Financiële instrumenten (activa en verplichtingen) die deel uitmaken van een handelsportefeuille 508 Na de eerste waardering dient de rechtspersoon financiële instrumenten die deel uitmaken van een handelsportefeuille in de balans te waarderen tegen reële waarde zonder aftrek van eventuele transactiekosten bij vervreemding. 509 Baten of lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van financiële instrumenten die deel uitmaken van een handelsportefeuille dienen te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening.
Derivaten (activa en passiva) 510 Voor derivaten (of voor portefeuilles van derivaten) dient een keuze van de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling na eerste waardering gemaakt te worden die afhankelijk is van de subcategorie waartoe het derivaat behoort. In paragraaf 4 zijn de subcategorieën opgenomen. 511 Voor derivaten aangehouden vanwege hedgingdoeleinden komen als waarderingsgrondslag in aanmerking kostprijs en reële waarde. Paragraaf 6 geeft regels voor de verwerking van de elementen van hedgerelaties. 512 Overige derivaten met beursgenoteerde aandelen als onderliggende waarden dienen te worden gewaardeerd tegen reële waarde. Baten of lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van dergelijke derivaten dienen te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening. 513 Voor overige derivaten met een andere onderliggende waarde dan beursgenoteerde aandelen, komen als waarderinggrondslag in aanmerking kostprijs en reële waarde. Indien derivaten die tot deze subcategorie behoren worden gewaardeerd tegen reële waarde, dienen de baten en lasten die voortvloeien uit veranderingen van de reële waarde te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening. Voor het al dan niet vormen van een een herwaarderingsreserve, wordt verwezen naar alinea 224b van hoofdstuk 240 Eigen vermogen. Indien derivaten die tot deze subcategorie behoren worden gewaardeerd tegen kostprijs, dienen de gerealiseerde baten en lasten die voortvloeien uit deze derivaten aan de opeenvolgende verslagperioden te worden toegerekend en in de jaarrekening te worden verwerkt.
14
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Een voorbeeld is een renteswap die wordt gewaardeerd tegen kostprijs zonder dat kostprijshedgeaccounting wordt toegepast. Uit deze renteswap volgt een periodieke renteafrekening, die wordt toegerekend aan de desbetreffende verslaggevingsperiode waarop zij betrekking heeft, met inachtneming van een eventuele bijzondere waardevermindering. 514
(vervallen)
Gekochte leningen en obligaties 515 Na de eerste waardering dient de rechtspersoon gekochte leningen en obligaties, voor zover deze activa geen deel uitmaken van een handelsportefeuille afhankelijk van de subcategorie waartoe deze behoren te waarderen. 516 Indien gekochte leningen en obligaties deel uitmaken van de subcategorie Tot het einde van de looptijd aangehouden, dient de rechtspersoon deze conform artikel 10 lid 3 van het Besluit actuele waarde te waarderen tegen geamortiseerde kostprijs. 517
(vervallen)
518 Voor iedere (sub)categorie van overige gekochte leningen en obligaties dient de rechtspersoon een keuze te maken om deze in de balans te verwerken tegen geamortiseerde kostprijs of reële waarde. Indien de rechtspersoon kiest voor verwerking tegen reële waarde, dient hij per (sub)categorie een keuze te maken om baten en lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van deze instrumenten: a. direct in de winst- en verliesrekening te verantwoorden; of b. voor zover het resultaat van een individueel financieel actief cumulatief positief is, tot het moment van realisatie van dit actief direct in het eigen vermogen te verwerken. Op het moment dat desbetreffende activa niet langer in de balans worden verwerkt, dient het cumulatieve resultaat dat voorheen in het eigen vermogen was opgenomen, te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening. In geval van een cumulatieve waardevermindering tot onder de kostprijs dient deze waardever-mindering onmiddellijk in de winst- en verliesrekening te worden verantwoord, omdat slechts cumulatief positieve herwaarderingen direct in het eigen vermogen worden verwerkt.
Verstrekte leningen en overige vorderingen 519 Verstrekte leningen en overige vorderingen, voor zover deze activa geen deel uitmaken van een handelsportefeuille, dienen conform artikel 10 lid 3 van het Besluit actuele waarde te worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.
15
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Investeringen in eigen-vermogensinstrumenten 520 Na de eerste waardering dient de rechtspersoon investeringen in eigenvermogensinstrumenten die geen onderdeel uitmaken van een handelsportefeuille te waarderen afhankelijk van de subcategorie waartoe deze behoren. 521 Investeringen in eigen-vermogensinstrumenten met een beursnotering dienen in de balans tegen reële waarde te worden gewaardeerd waarbij de rechtspersoon per (sub)categorie een keuze dient te maken om baten en lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van deze instrumenten: a. direct in de winst- en verliesrekening te verantwoorden; óf b. voor zover het resultaat van een individueel financieel actief cumulatief positief is, tot het moment van realisatie van dit betreffende actief direct in het eigen vermogen te verwerken. Op het moment dat desbetreffende activa niet langer in de balans worden verwerkt, dient het cumulatieve resultaat dat voorheen in het eigen vermogen was opgenomen, te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening. In geval van een cumulatieve waardevermindering tot onder de kostprijs dient deze waardevermindering onmiddellijk in de winst- en verliesrekening te worden verantwoord, omdat slechts cumulatief positieve herwaarderingen direct in het eigen vermogen worden verwerkt. 522 Voor iedere (sub)categorie van investeringen in eigen-vermogensinstrumenten zonder beursnotering dient de rechtspersoon een keuze te maken om deze in de balans te verwerken tegen kostprijs of reële waarde. Indien de rechtspersoon kiest voor verwerking tegen reële waarde, dient hij per (sub)categorie een keuze te worden gemaakt om baten en lasten die voortvloeien uit veranderingen in de reële waarde van deze instrumenten: a. direct in de winst- en verliesrekening te verantwoorden; óf b. voor zover het resultaat van een individueel financieel actief cumulatief positief is, tot het moment van realisatie van dit betreffende actief direct in het eigen vermogen te verwerken. Op het moment dat desbetreffende activa niet langer in de balans worden verwerkt, dient het cumulatieve resultaat dat voorheen in het eigen vermogen was opgenomen, te worden verwerkt in de winst- en verliesrekening. In geval van een cumulatieve waardevermindering tot onder de kostprijs dient deze waardevermindering onmiddellijk in de winst- en verliesrekening te worden verantwoord, omdat slechts cumulatief positieve herwaarderingen direct in het eigen vermogen worden verwerkt.
Overige financiële verplichtingen 523 Overige financiële verplichtingen dienen in de balans tegen geamortiseerde kostprijs te worden gewaardeerd. Baten en lasten uit hoofde van amortisatie dienen volgens de effectieve-rentemethode te worden verantwoord in de winst- en verliesrekening. 16
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Overwegingen met betrekking tot de bepaling van de reële waarde 524 Indien financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, komt daarvoor in aanmerking de reële waarde. Indien niet direct een betrouwbare reële waarde voor de financiële instrumenten is aan te wijzen, wordt de reële waarde benaderd: a. door deze af te leiden uit de reële waarde van zijn bestanddelen of een soortgelijk instrument indien voor de bestanddelen ervan of een soortgelijk instrument wel een betrouwbare reële waarde is aan te wijzen; of b. met behulp van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en waarderingstechnieken. Deze bepalingen zijn in overeenstemming met artikel 10 van het Besluit actuele waarde. 525 Aan de definiëring van de reële waarde ligt de veronderstelling ten grondslag dat er sprake is van continuering van de bedrijfsactiviteiten zonder enige intentie of noodzaak tot liquidatie, belangrijk inkrimpen van activiteiten of aangaan van een transactie onder ongunstige voorwaarden. De reële waarde is derhalve niet de waarde die de rechtspersoon zou ontvangen of betalen indien er sprake zou zijn van een gedwongen transactie, onvrijwillige liquidatie of executoriale verkoop. Bij de bepaling van de reële waarde van zijn financiële activa en zijn financiële verplichtingen houdt de rechtspersoon echter wel rekening met de actuele omstandigheden waarin hij verkeert. De reële waarde van een financieel actief waarvan de rechtspersoon heeft besloten om het in de nabije toekomst te verkopen, wordt bijvoorbeeld bepaald door de verwachte verkoopopbrengst. De opbrengst uit een dergelijke verkoop wordt beïnvloed door factoren als de actuele liquiditeit en omvang van de markt voor de activa. 526 Als een financieel instrument wordt verhandeld op een actieve markt, verschaft de genoteerde marktprijs de beste aanwijzing voor de reële waarde. 527 Het is mogelijk dat genoteerde marktprijzen geen goede indicatie zijn van de reële waarde van het instrument. Dit is onder meer het geval indien: – er geen sprake is van een actieve markt; of – de markt niet goed ontwikkeld is; of – er geringe volumes worden verhandeld in verhouding tot het aantal eenheden van het te waarderen financiële instrument. In dergelijke omstandigheden, alsook wanneer er geen genoteerde marktprijs beschikbaar is, kunnen schattingsmethoden worden gehanteerd om de reële waarde voldoende betrouwbaar te bepalen. Technieken die veel gehanteerd worden in financiële markten, zijn onder meer vergelijking met de actuele waarde van een ander financieel instrument met vergelijkbare kenmerken, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen. Bij toepassing van contantewaardeberekeningen gebruikt de rechtspersoon een disconteringsvoet die gelijk is aan de geldende 17
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
marktrente voor financiële instrumenten, met vergelijkbare voorwaarden en kenmerken, inclusief de kredietwaardigheid van de debiteur, de resterende periode waarvoor de overeengekomen rentevoet is gefixeerd, de resterende looptijd en de valuta waarin de betalingen moeten worden gedaan. 528 De reële waarde van een financieel actief of een financiële verplichting ontleend aan de genoteerde marktprijs of bepaald op een andere wijze, houdt geen rekening met mogelijke transactiekosten voor de rechtspersoon. Transactiekosten zijn de kosten die verbonden zijn aan het ruilen of het afwikkelen van het onderliggende financiële instrument. Transactiekosten kunnen betrekking hebben op belastingen en heffingen, provisies betaald aan tussenpersonen, adviseurs, brokers of handelaren en heffingen door toezichthoudende instanties of beurzen. 529 De boekwaarde op basis van historische kosten van debiteuren en crediteuren onderworpen aan normale handelskredietvoorwaarden, benadert in het algemeen de reële waarde. Evenzo is de reële waarde van een depositoverplichting zonder een bepaalde resterende looptijd gelijk aan het onmiddellijk opeisbare bedrag op balansdatum. 530 De reële waarde van een financiële verplichting met een kenmerk van directe opeisbaarheid (bijvoorbeeld een direct opvraagbaar deposito) is minimaal gelijk aan het onmiddellijk opeisbare bedrag. 531 Indien er voor een financieel actief of een financiële verplichting waarvoor geen betrouwbare waarderingsmethode beschikbaar was, alsnog een dergelijke methode beschikbaar komt en het actief of de verplichting bij beschikbaarheid van een betrouwbare waarderingsmethode tegen reële waarde dient te worden gewaardeerd, dient het actief of de verplichting tegen de reële waarde te worden geherwaardeerd. Deze eenmalige herwaardering dient direct in het eigen vermogen te worden verwerkt.
Herclassificaties 532 Ten aanzien van herclassificaties van financiële instrumenten van de ene (sub)categorie naar de andere (sub)categorie geldt dat dit niet kan leiden tot het verwerken van baten of lasten op het moment van herclassificatie. Op het moment van herclassificatie dienen dergelijke baten of lasten: a. in geval van een herclassificatie van een kostprijs (sub)categorie naar een reële waarde (sub)categorie, pas in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt op het moment dat het desbetreffende financiële instrument niet meer in de balans wordt verwerkt; b. in geval van een herclassificatie van een reële waarde (sub)categorie naar een kostprijs (sub)categorie, opgenomen te worden als onderdeel van de eerste waardering in de nieuwe (sub)categorie (de reële waarde op het moment van herclassificatie is gelijk aan de veronderstelde kostprijs (‘deemed cost’)). 18
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
De waardering van een financieel instrument na een herclassificatie dient te worden beoordeeld in het kader van de voorschriften van bijzondere waardeverminderingen, zoals uiteengezet in alinea 534 tot en met 541.
Bijzondere waardevermindering en oninbaarheid van financiële activa 533 De rechtspersoon dient op elke balansdatum te beoordelen of er objectieve aanwijzingen zijn voor bijzondere waardeverminderingen van een financieel actief of een groep van financiële activa. Bij aanwezigheid van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen, dient de rechtspersoon de omvang van het verlies uit hoofde van de bijzondere waardevermindering te bepalen en in de winst- en verliesrekening te verwerken. Dit dient te geschieden voor alle categorieën financiële activa die tegen (geamortiseerde) kostprijs gewaardeerd worden. 534 Voorbeelden van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van een financieel actief of een portefeuille activa zijn: a. aanzienlijke financiële problemen van de rechtpersoon of de schuldenaar die het instrument uitgeeft; b. contractbreuk, zoals wanbetaling met betrekking tot rentebetalingen of aflossingen; c. een tegemoetkoming van de leninggever aan de leningnemer op grond van economische of juridische gronden in verband met financiële problemen van de leningnemer, die de leninggever anders niet zou overwegen; d. waarschijnlijkheid van faillissement of een financiële reorganisatie van de leningnemer; e. het wegvallen van een actieve markt voor dat financieel actief vanwege financiële problemen; of f. informatie die er op wijst dat er sprake is van een bepaalbare vermindering van de verwachte toekomstige kasstromen uit een portefeuille financiële activa sinds de eerste waardering van deze activa in de balans, welke vermindering nog niet is waar te nemen bij de individuele financiële activa in de portefeuille, zoals: 1. nadelige veranderingen in de betalingsstatus van leningnemers in de portefeuille (bijvoorbeeld een toegenomen aantal uitgestelde betalingen of creditcarddebiteuren die hun kredietlimiet hebben bereikt en die het maandelijkse minimumbedrag betalen); of 2. nationale of lokale economische omstandigheden die nauw samenhangen met de wanbetaling op de activa in portefeuille (bijvoorbeeld een toename in de werkloosheid in het geografische gebied van de leningnemers, een daling van de onroerendgoedprijzen bij hypotheken in het desbetreffende gebied, of nadelige veranderingen in de sectorale omstandigheden waar de leningnemers in de portefeuille door worden geraakt). 535
De volgende voorbeelden behoeven op zich geen objectieve aanwijzingen voor een 19
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
bijzondere waardevermindering te vormen, maar kunnen dat in samenhang met andere aanwijzingen wel zijn: – het wegvallen van een actieve markt omdat de financiële instrumenten van de andere partij niet langer ter beurze worden verhandeld; – een verlaging van de kredietwaardigheid van de andere partij (dit is op zichzelf nog geen aanwijzing voor een bijzondere waardevermindering, maar kan in samenhang met andere beschikbare informatie wel een aanwijzing zijn voor een bijzondere waardevermindering); – een daling van de reële waarde van een financieel actief beneden de kostprijs of geamortiseerde kostprijs (dit is niet noodzakelijkerwijs een aanwijzing voor een bijzondere waardevermindering; een voorbeeld is een daling van de reële waarde van een belegging in een schuldbewijs die het gevolg is van een stijging van de risicovrije rentevoet). 536 De rechtspersoon dient voor alle afzonderlijk belangrijke financiële activa eerst op individuele basis te beoordelen of er objectieve aanwijzingen zijn voor een bijzondere waardevermindering. Bij afzonderlijk niet-belangrijke financiële activa dient deze beoordeling op individuele of collectieve basis te geschieden. Indien de rechtspersoon bepaalt dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een bijzondere waardevermindering van een op individuele basis beoordeeld financieel actief ongeacht of dit een belangrijk actief is, neemt hij het actief op in een portefeuille van financiële activa met een vergelijkbaar kredietrisico en dient deze portefeuille vervolgens collectief op aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen te beoordelen. Activa die op individuele basis worden beoordeeld op bijzondere waardeverminderingen en waarvoor een bijzonder waardeverminderingsverlies is verwerkt, dienen niet ook nog te worden betrokken bij een collectieve beoordeling op bijzondere waardeverminderingen. 537
Een bijzondere waardevermindering dient als volgt te worden verwerkt:
Waardering van financiële activa
Verwerking van bijzondere waardevermindering
Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
In de winst- en verliesrekening. Het bedrag wordt bepaald als het verschil tussen: • de boekwaarde van het actief, en • de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de effectieve rentevoet van het financiële actief zoals die is bepaald bij 20
Verwerking van een terugname van de waardevermindering Het voorheen opgenomen waardeverminderingsverlies dient te worden teruggenomen indien de afname van de waardevermindering verband houdt met een objectieve gebeurtenis na afboeking. De terugname dient te worden beperkt tot maximaal het bedrag dat benodigd is om het actief te
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Waardering van financiële activa
Verwerking van bijzondere waardevermindering de eerste verwerking van het instrument.
Investering in eigenvermogensinstrumenten op kostprijs
In de winst- en verliesrekening. Het bedrag wordt bepaald als het verschil tussen: • de boekwaarde van het financiële actief, en • de best mogelijke schatting van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt tegen de actuele vermogenskostenvoet voor een soortgelijk financieel actief.
Verwerking van een terugname van de waardevermindering waarderen op de geamortiseerde kostprijs ten tijde van de terugname als geen sprake zou zijn geweest van een bijzondere waardevermindering. Het teruggenomen verlies dient in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt. Het bijzondere waardeverminderingsverlies dient slechts te worden teruggenomen indien het wegnemen van de indicatie van een bijzondere waardevermindering objectief waarneembaar is.
537a Als alternatief voor de in alinea 533 tot en met 537 beschreven wijze van bepaling van bijzondere waardevermindering en oninbaarheid van financiële activa die tegen (geamortiseerde) kostprijs worden gewaardeerd, is het aanvaardbaar stelselmatig als grondslag ‘kostprijs of lagere marktwaarde’ te hanteren. In dat geval dient een bijzondere waardevermindering te worden verantwoord wanneer de marktwaarde lager is dan de (geamortiseerde) kostprijs. Indien en voor zover deze marktwaarde in een volgende periode toeneemt, dienen de voorheen opgenomen bijzondere waardeverminderingsverliezen te worden teruggenomen tot maximaal de (geamortiseerde) kostprijs die zou zijn bepaald als geen sprake zou zijn geweest van een bijzondere waardevermindering. 537 b De rechtspersoon dient per subcategorie financiële activa stelselmatig een keuze te maken tussen de toepassing van alinea 533 tot en met 537 of alinea 537a en deze consistent per subcategorie financiële activa toe te passen. 21
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
538 Overwegingen omtrent bijzondere waardevermindering spelen geen rol in geval van waardering tegen reële waarde waarbij de herwaardering onmiddellijk in de winst- en verliesrekening wordt verantwoord of in geval van het verantwoorden van ongerealiseerde herwaardering direct in het eigen vermogen. Onder beide grondslagen voor verwerking worden alle (cumulatief) negatieve ongerealiseerde herwaarderingen direct ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht. 539 Een financieel actief of een portefeuille van financiële activa heeft uitsluitend een bijzondere waardevermindering ondergaan en er is een bijzonder waardeverminderingsverlies opgetreden, indien: – er objectieve aanwijzingen zijn voor een bijzondere waardevermindering; – deze waardevermindering het gevolg is van een gebeurtenis of gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld na de eerste waardering van het actief; en – de gebeurtenis leidt tot verlies en deze gebeurtenis een effect heeft op de geschatte toekomstige kasstromen uit het financiële actief. Er worden geen verliezen opgenomen als gevolg van toekomstige gebeurtenissen, hoe waarschijnlijk deze ook zijn. Er is een uitzondering op deze regel: in geval van waardering van vlottende activa mag met een buitengewone waardevermindering rekening worden gehouden indien die redelijkerwijs en op korte termijn valt te voorzien (artikel 2:387 lid 3 BW). 540 De rechtspersoon gebruikt historische gegevens, en zijn op ervaring gebaseerde oordeel, om de omvang van de te verwachten toekomstige kasstromen te schatten ten behoeve van de bepaling van de omvang van het bijzondere waardeverminderingsverlies. Bijzondere waardevermindering van op kostprijs gewaardeerde derivaten 541 Behalve in geval van toepassing van alinea 633 en verder (kostprijshedge-accounting) dient, indien per balansdatum de reële waarde lager is dan de kostprijs van het derivaat, het verschil altijd in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt. Deze lagere reële waarde dient te worden vastgesteld op een wijze die de lopende rente buiten beschouwing laat. Deze alinea geldt eveneens voor derivaten in een kostprijs-hedgerelatie voor zover sprake is van hedge-ineffectiviteit (zie alinea 634). Voor valutatermijncontracten is het aanvaardbaar de lagere reële waarde te bepalen door omrekening tegen de koers per balansdatum.
290.6
Hedge accounting
601 In paragraaf 5 zijn de algemene bepalingen voor de waardering en resultaatbepaling van financiële instrumenten uiteengezet. De bepalingen van hedge accounting volgens de in deze paragraaf beschreven modellen zorgen voor uitzonderingen op die bepalingen. De bepalingen voor hedge accounting hebben ten doel om de resultaten van het hedge-instrument 22
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
en de afgedekte positie gelijktijdig in de winst- en verliesrekening te verwerken, om op die wijze de afdekking van een risico in de verslaggeving tot uitdrukking te brengen. 602 Toepassing van hedge accounting is facultatief. Per type hedgerelatie heeft de rechtspersoon de mogelijkheid te kiezen voor het al dan niet toepassen van hedge accounting. Hedge accounting kan worden gebruikt als bij toepassing van de algemene regels een verschil (mismatch) ontstaat tussen: – enerzijds het moment van verwerking van de resultaten uit het hedge-instrument en anderzijds de afgedekte positie; of – enerzijds de waardering en resultaatbepaling van het hedge-instrument en anderzijds de afgedekte positie. In alinea 617 en verder worden de vier modellen voor hedge-accounting omschreven. 603 In overeenstemming met paragraaf 4 en 5 dient de rechtspersoon per portefeuille derivaten een keuze te maken omtrent de waardering en resultaatbepaling. Afhankelijk van deze keuze en het type hedge-accountingrelatie dient de rechtspersoon bepaalde hedgeaccountingmodellen te gebruiken: a. indien de rechtspersoon hedge accounting toepast op derivaten die tegen reële waarde worden gewaardeerd, dient hedge accounting in overeenstemming met alinea 619 tot en met 632 te worden toegepast; b. indien 1. de rechtspersoon derivaten tegen kostprijs waardeert, of indien 2. hedge accounting wordt toegepast op een hedgerelatie waar het hedgeinstrument een monetaire post in vreemde valuta is, dient de rechtspersoon in geval van hedge accounting alinea 633 tot en met 639 toe te passen. c. indien de rechtspersoon voor een afdekking van het valutarisico van een nettoinvestering in een buitenlandse entiteit hedge accounting toepast, dient hedge accounting in overeenstemming met alinea 640 te worden toegepast. 604 Voor het toepassen van hedge accounting gelden bepaalde voorwaarden die in de volgende alinea’s uiteen worden gezet. Achtereenvolgens worden behandeld: – toegestane hedge-instrumenten (alinea 605 tot en met 608); – toegestane afgedekte posities (alinea 609 tot en met 612); – de voorwaarden voor hedge accounting (alinea 613 tot en met 616); – de verwerkingsmodellen voor hedge accounting van derivaten die tegen reële waarde worden gewaardeerd (de reële-waardehedge en de kasstroomhedge;alinea 619 tot en met 632); – de verwerkingsmodellen voor hedge accounting van derivaten die tegen kostprijs worden gewaardeerd (de kostprijshedge;alinea 633 tot en met 639); – het verwerkingsmodel voor hedge accounting in geval van een hedge van valutarisico van een netto-investering in een buitenlandse eenheid (alinea 640). 23
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Hedge-instrumenten 605 Alle derivaten kunnen als hedge-instrument worden aangewezen, met uitzondering van (per saldo) geschreven opties. Een financieel actief of een financiële verplichting, niet zijnde een derivaat, kan alleen als een hedge-instrument worden aangewezen voor het afdekken van valutarisico. 606 (Per saldo) geschreven opties zijn uitgezonderd van toepassing van hedge accounting, omdat ze geen risico mitigeren. Een voorbeeld van per saldo geschreven opties is een combinatie van een gekochte call optie en een geschreven put optie, beide met dezelfde looptijd en type onderliggende waarde, waarbij de geschreven put optie een grotere onderliggende waarde heeft (zoals de combinatie van een gekochte call op USD 50 in combinatie met een geschreven put optie op USD 100). 607 Monetaire posten in vreemde valuta kunnen als hedge-instrument worden gebruikt, omdat ze volgens hoofdstuk 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta worden omgerekend tegen de slotkoers. 608 Alleen instrumenten afgesloten met een partij buiten de rapporterende rechtspersoon (dat wil zeggen buiten de geconsolideerde groep, of, in geval van een enkelvoudige jaarrekening, de vennootschap) kunnen als hedge-instrument worden aangewezen. Hedge accounting met voor de rapporterende eenheid interne contracten kan uitsluitend plaatsvinden indien de rapporterende eenheid tegenover die contracten, dezelfde contracten qua aard, omvang en timing is aangegaan met een partij buiten de rapporterende rechtspersoon of groep (‘externalisatie’ van het interne contract). Indien bijvoorbeeld een financieringsmaatschappij die binnen een groep als enige bankrelaties onderhoudt, intern met een werkmaatschappij een derivaat afsluit en met een bank eenzelfde contract afsluit, wordt het interne derivaat in de consolidatie geëlimineerd en vormt het externe contract (per saldo) het hedge-instrument voor de afgedekte positie van de rapporterende groep. Voor de enkelvoudige jaarrekening van de werkmaatschappij, geldt het derivaat dat is afgesloten met de financieringsmaatschappij van de groep waarvan de werkmaatschappij ook deel uitmaakt, wel als hedge-instrument. Het is immers voor die rapporterende werkmaatschappij een contract met een partij buiten de rapporterende rechtspersoon.
Afgedekte posities 609 Een afgedekte positie kan zijn een actief of een verplichting, een niet-opgenomen bindende overeenkomst, een zeer waarschijnlijke in de toekomst verwachte transactie of een nettoinvestering in een buitenlandse eenheid, dan wel homogene groepen of te identificeren en meten gedeelten van deze posities. 24
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
610 Om als afgedekte positie in aanmerking te kunnen komen, dient de afgedekte positie in een hedge-accountingrelatie zonder deze hedge-accountingrelatie van invloed te kunnen zijn op de winst- en verliesrekening. Deze invloed op de winst- en verliesrekening is een vereiste omdat hedge accounting een uitzondering op het toepassen van algemeen geldende regels aangaande resultaatbepaling betekent. Zonder een risico dat van invloed kan zijn op de winst- en verliesrekening is er geen reden om uitzonderingen op de regels aangaande resultaatbepaling te maken. 611 a. b.
c.
De afgedekte positie kan zijn: één actief, één verplichting, één bindende overeenkomst, één zeer waarschijnlijke in de toekomst verwachte transactie of één netto-investering in een buitenlandse eenheid; een groep van activa, verplichtingen, bindende overeenkomsten of zeer waarschijnlijke in de toekomst verwachte transacties, onder de voorwaarde dat de groep voldoende homogeen is voor wat betreft het afgedekte risico. Dat wil zeggen dat de afzonderlijke posten in de groep het risico dat als afgedekt risico wordt aangewezen, delen, en dat voor elk afzonderlijk instrument in de groep geldt dat de verandering in de reële waarde die is toe te rekenen aan het afgedekte risico ongeveer evenredig is aan de totale verandering in de reële waarde die is toe te rekenen aan het afgedekte risico van de groep van instrumenten. Een voorbeeld is een groep van verkooptransacties in een bepaalde vreemde valuta in een bepaalde toekomstige maand; een gedeelte van de omvang, de looptijd of het risico van de onder a. of b. genoemde posities, mits dit gedeelte afzonderlijk is te identificeren en meten, en de effectiviteit van de hedge is te bepalen.
Een voorbeeld is een identificeerbaar en afzonderlijk te bepalen gedeelte van het renterisico van een rentedragend actief of een rentedragende verplichting dat voortvloeit uit de risicovrije rentevoet of referentierente van een afgedekte positie. Een ander voorbeeld van een identificeerbaar en afzonderlijk te meten gedeelte van een risico is het goederenprijsrisico verbonden aan de standaard goederenprijs van een commodity die op een beurs voor goederentermijncontracten tot stand komt. 612 Een voorbeeld van het gebruik van derivaten waar geen hedge accounting kan worden toegepast wegens de afwezigheid van invloed op de winst- en verliesrekening door de afgedekte positie, is het gebruik van een valutaswap door een in Euro rapporterende rechtspersoon, die een Euro lening ten aanzien van het valutarisico naar USD verandert. De Euro lening heeft in de Euro jaarrekening geen invloed op de winst- en verliesrekening.
Voorwaarden voor hedge accounting 613 Indien een rechtspersoon hedge accounting wenst toe te passen zijn twee mogelijkheden aanwezig: 25
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
– –
toepassen van hedge accounting op basis van generieke documentatie (zie alinea 614); of toepassen van hedge accounting op basis van documentatie per individuele hedgerelatie (zie alinea 615).
614 Indien een rechtspersoon hedge accounting toepast op basis van generieke documentatie, dient de rechtspersoon bepaalde afgedekte risico’s consistent – in de tijd en naar soort van hedgerelatie – volgens de regels van hedge accounting te verwerken, en daarmee af te wijken van de algemene regels voor de verwerking, waardering en resultaatbepaling die onder meer in paragraaf 5 zijn uiteengezet, indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan: a. de rechtspersoon beschrijft de algemene hedgestrategie en documenteert daarbij hoe de hedgerelaties passen in de doelstellingen van risicobeheer en de verwachting aangaande de effectiviteit van deze hedgerelaties (dat is de mogelijkheid van het bereiken van compensatie van aan het afgedekte risico toe te rekenen veranderingen in reële waarden of kasstromen); b. de rechtspersoon beschrijft de in het soort hedgerelatie betrokken hedgeinstrumenten en afgedekte posities die voldoen aan de voorwaarden zoals weergegeven in alinea 605 respectievelijk 609; en c. de ineffectiviteit (dat is de mate waarin de waardeveranderingen van het hedgeinstrument die van de afgedekte positie niet compenseren) dient in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt. Met consistente verwerking wordt bedoeld dat vanuit het beschreven beleid op eenduidige wijze kan worden vastgesteld of de rechtspersoon in een verslagperiode hedge accounting voor een hedgerelatie zal gebruiken. Dit kan worden ingevuld door in het beleid hedge accounting slechts na te streven voor bepaalde typen derivaten met een bepaalde minimale onderliggende waarde, bijvoorbeeld alle USD-hedges ten behoeve van de afdekking van toekomstige verkopen in USD, afgedekt met valuta termijntransacties die een onderliggende waarde hebben van ten minste USD 10.000. 615 Indien een rechtspersoon hedge accounting toepast op basis van documentatie per individuele hedgerelatie, dient de rechtspersoon bij aanvang van hedge accounting aan alle onderstaande voorwaarden te voldoen: a. de rechtspersoon documenteert hoe de individuele hedgerelatie past in de doelstellingen van risicobeheer en beschrijft de hedgestrategie, waaronder de verwachting aangaande de effectiviteit van de hedgerelatie (dat is de mogelijkheid van het bereiken van compensatie van aan het afgedekte risico toe te rekenen veranderingen in reële waarden of kasstromen); b. de rechtspersoon beschrijft het in de individuele hedgerelatie betrokken hedgeinstrument en de afgedekte positie die voldoen aan de voorwaarden zoals weergegeven in alinea 605 respectievelijk 609; en c. de ineffectiviteit (dat is de mate waarin de waardeveranderingen van het hedge26
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
instrument die van de afgedekte positie niet compenseren) uit hoofde van de individuele hedgerelatie dient in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt. 616 De effectiviteit van hedge-accountingrelaties kan op verschillende manieren worden gemeten. Enkele voorbeelden zijn: – de vergelijking van de reële waarde verandering van een hedge-instrument en van een afgedekte positie in een bepaalde periode of sinds het aangaan van de hedgeaccountingrelatie; – het vergelijken van de kritische kenmerken van een hedge-instrument en van een afgedekte positie. De mate van gelijk zijn van de kritische kenmerken in beide elementen van een hedgerelatie kan de indicatie zijn van de effectiviteit; – het uitvoeren van regressieanalyse op de veranderingen van de reële waarde van het hedgeinstrument en de afgedekte positie.
Modellen voor verwerking van hedge accounting 617 Voor de toepassing van hedge accounting bestaan vier modellen. Het gekozen hedgeaccountingmodel dient consistent te worden toegepast, indien meerdere modellen kunnen worden gekozen. Bij het indekken van valutarisico’s kunnen meerdere hedge-accountingmodellen worden gebruikt. De rechtspersoon dient voor elk geïdentificeerd type van hedgerelatie consistent het gekozen model toe te passen. 618 a.
b.
De vier modellen voor hedge accounting zijn: reële-waardehedge-accounting: een hedge van het risico van veranderingen in de reële waarde van 1. een opgenomen actief of verplichting, of een niet-opgenomen bindende overeenkomst, of 2. een vastgesteld deel van een dergelijk actief, een dergelijke verplichting, of bindende overeenkomst. Het risico van veranderingen in de reële waarde dient verband te houden met een bepaald risico en van invloed te kunnen zijn op de winst of het verlies. Een voorbeeld is de hedge van het risico van renteschommelingen op de waarde van een vastrentende lening door de rente van deze lening te hedgen door middel van een renteswap, waarop vaste rente wordt ontvangen en variabele rente wordt betaald. Dit model wordt slechts toegepast indien het hedge-instrument tegen reële waarde wordt gewaardeerd; kasstroomhedge-accounting: een hedge van de mogelijke variabiliteit van kasstromen die: 1. is toe te rekenen aan een bepaald risico dat is verbonden met een opgenomen actief of verplichting (zoals een aantal of alle toekomstige rentebetalingen op een schuld met een variabele rente), of 2. een zeer waarschijnlijke in de toekomst verwachte transactie (zoals de verwachte verkoop van goederen in vreemde valuta). 27
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
c.
d.
Het risico van veranderingen in kasstromen dient verband te houden met een bepaald risico en van invloed te kunnen zijn op de winst of het verlies. Dit model wordt slechts toegepast indien het hedge-instrument tegen reële waarde wordt gewaardeerd; kostprijshedge-accounting: een hedge van het risico van veranderingen in de reële waarde of de variabiliteit van kasstromen (in relaties zoals beschreven onder a. respectievelijk b. hierboven), terwijl het derivaat tegen kostprijs wordt gewaardeerd. Dit model dient slechts te worden toegepast indien het hedge-instrument tegen kostprijs wordt gewaardeerd. Het is mogelijk dat de rechtspersoon op grond van de gemaakte waarderingskeuze het hedge-instrument op kostprijs waardeert, terwijl de afgedekte post in de hedgerelatie tegen reële waarde wordt gewaardeerd. In dat geval dient de rechtspersoon geen kostprijshedge-accounting toe te passen en dient de rechtspersoon het hedgeinstrument tegen reële waarde te waarderen en in overeenstemming met het reële waarde hedge model of het kasstroomhedge-model te verwerken. hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta.
Verwerking van reële-waardehedge-accounting (slechts toe te passen indien het hedge-instrument tegen reële waarde in de balans wordt gewaardeerd) 619 Het hedge-instrument en de afgedekte positie dienen in geval van een reële waarde hedge als volgt te worden verwerkt: – het hedge-instrument: de winst of het verlies uit de herwaardering van het hedgeinstrument tegen reële waarde (bij een derivaat) of het resultaat uit herwaardering van de vreemde-valutacomponent naar de koers op balansdatum dient onmiddellijk in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt; – de afgedekte positie: de winst of het verlies op de afgedekte positie voor zover deze is toe te rekenen aan het afgedekte risico, dient in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt. Indien de afgedekte positie tegen (geamortiseerde) kostprijs wordt verwerkt, dient deze boekwaarde te worden aangepast voor alleen de herwaardering die is toe te rekenen aan het afgedekte risico. Indien voor de afgedekte positie een keuze is gemaakt voor waardering tegen reële waarde waarbij waardeveranderingen tot het moment van realisatie direct in het eigen vermogen worden verwerkt, dient de waardering tegen reële waarde gehandhaafd te blijven en dienen de herwaarderingen die niet zijn toe te rekenen aan het afgedekte risico, in het eigen vermogen te worden verwerkt. De herwaarderingen die zijn toe te rekenen aan het afgedekte risico worden in de winst- en verliesrekening opgenomen. 620
De rechtspersoon dient reële-waardehedge-accounting te staken indien: 28
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
a.
b. c.
het hedge-instrument afloopt of wordt verkocht, beëindigd of uitgeoefend. Hierbij wordt vervanging of telkens vernieuwen (‘rollover’) van een hedge-instrument in een ander hedge-instrument niet beschouwd als expiratie of beëindiging indien deze vervanging of vernieuwing deel uitmaakt van de gedocumenteerde hedgestrategie van de rechtspersoon; de hedge niet langer voldoet aan de voorwaarden voor hedge accounting in alinea 613; of de rechtspersoon niet langer voor het toepassen van hedge accounting kiest.
621 De afgedekte positie en het hedge-instrument dienen vanaf het moment van beëindiging van hedge accounting te worden geherwaardeerd op basis van de algemene regels voor waardering en resultaatbepaling (zie paragraaf 5). Bij beëindigen van hedge accounting worden verdere aanpassingen van de boekwaarde vanwege reële-waardehedgeaccounting van een afgedekt financieel instrument gestaakt. 622 Aanpassingen van de boekwaarde van een afgedekte positie die wordt gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van alinea 619, dienen door middel van amortisatie ten laste of ten gunste van de winst- en verliesrekening te worden gebracht. De amortisatie kan geschieden door het toepassen van de effectieve-rentemethode dan wel door het toepassen van lineaire amortisatie. 623 Bij aanwijzing van een niet-opgenomen bindende overeenkomst als afgedekte positie wordt de vanaf het moment van toepassing van hedge accounting optredende cumulatieve verandering in de reële waarde, voor zover toe te rekenen aan het afgedekte risico van de bindende overeenkomst, als een actief of een verplichting opgenomen. Daartegenover wordt een overeenkomstige bate of een overeenkomstige last in de winst- en verliesrekening verwerkt (zie alinea 619). De veranderingen in de reële waarde van het hedge-instrument worden ook in de winst- en verliesrekening verwerkt. 624 Het actief dat of de verplichting die is ontstaan uit de herwaardering van een afgedekte bindende overeenkomst volgens alinea 623 wordt verwerkt als onderdeel van de eerste waardering van het actief of de verplichting dat door de afwikkeling van de bindende overeenkomst op de balans wordt opgenomen.
Verwerking van kasstroomhedge-accounting (slechts toe te passen indien het hedgeinstrument tegen reële waarde in de balans wordt gewaardeerd) 625 In geval van een kasstroomhedge dient de rechtspersoon het effectieve deel van de herwaardering van het hedge-instrument rechtstreeks in het eigen vermogen te verwerken. Op het moment waarop de resultaten van de afgedekte positie in de winst- en verliesrekening worden verwerkt, dient het daaraan gerelateerde resultaat uit het eigen vermogen naar de 29
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
winst- en verliesrekening te worden overgebracht (gerecycled). Teneinde het ineffectieve deel van de herwaardering in de juiste periode in de winst- en verliesrekening te verwerken, dient de rechtspersoon op elke balansdatum voor een kasstroomhedge maximaal het laagste absolute bedrag van de volgende twee waardeveranderingen in het eigen vermogen op te nemen: a. de cumulatieve herwaardering van het hedge-instrument sinds het aanwijzen van de hedgerelatie; en b. de cumulatieve verandering van de waarde van de toekomstige afgedekte kasstromen voor zover toe te rekenen aan het afgedekte risico. 626 De verwerking weergegeven in alinea 625 leidt ertoe dat in de winst- en verliesrekening het ineffectieve gedeelte van het hedge-instrument wordt verantwoord. Indien de waardeverandering van het hedge-instrument groter is dan benodigd voor de compensatie van de waardeverandering van de afgedekte positie, voor zover betrekking hebbend op het afgedekte risico, wordt dit meerdere in de winst- en verliesrekening opgenomen. Indien de waardeverandering van het hedge-instrument kleiner is dan de reële waarde verandering van de afgedekte positie voor zover betrekking hebbend op het afgedekte risico, wordt de gehele waardeverandering van het hedge-instrument direct in het eigen vermogen opgenomen, omdat deze in het geheel nodig is ter compensatie. 627 In geval van toepassing van kasstroomhedge-accounting is het niet mogelijk de boekwaarde van de afgedekte positie aan te passen, aangezien deze afgedekte positie nog niet in de balans is verwerkt. De verwerking van de afgedekte positie volgt de van toepassing zijnde regels voor verwerking van die positie. 628 Indien volgens de gedocumenteerde strategie voor de hedgerelatie een bepaald onderdeel van de waardeveranderingen van het hedge-instrument van beoordeling van de hedge-effectiviteit wordt uitgesloten, kan voor het uitgesloten onderdeel geen hedge accounting worden toegepast. Voor het uitgesloten onderdeel gelden de ‘basisregels’ en wordt de herwaardering voor zover deze is toe te schrijven aan dat uitgesloten onderdeel in de winst- en verliesrekening opgenomen in overeenstemming met alinea 510 en verder. Een voorbeeld is een hedge van het vreemde valutarisico van een bindende overeenkomst in vreemde valuta, waarbij de waardeverandering van het valutacontract (hedge-instrument) als gevolg van veranderingen in de rentestanden op de termijnkoers zijn uitgesloten van toepassing van hedge accounting (het uitgesloten deel is het verschil tussen termijnkoers en periode-einde koers en worden ook wel de termijnpunten genoemd). Die waardeveranderingen in de termijnpunten van het valutatermijncontract worden in de winst- en verliesrekening verantwoord in overeenstemming met alinea 510 en verder, terwijl op de verandering in de waarde van het valutatermijncontract door wijziging van de huidige valutakoersen hedge accounting wordt toegepast. Bij termijntransacties is het mogelijk om de termijnpunten en bij opties de tijdswaarde uit te sluiten van toepassing van hedge accounting. 30
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
629 Hierna volgt een illustratie van de bepaling van het in het vermogen uit te stellen bedrag in een kasstroomhedge (met latente belastingen is geen rekening gehouden):
Hedgeinstrument Afgedekte toekomstige kasstromen
t=0 Reële waarde
t=1 Reële waarde
Verandering t=2 in de reële Reële waarde waarde
0
10
10
21
Cumulatieve verandering in de reële waarde 21
100
89
–11
80
–20
In de eerste periode is de gehele waardeverandering van het hedge-instrument nodig voor compensatie van de waardeverandering van de afgedekte positie voor zover betrekking hebbend op het afgedekte risico. Een bedrag van 10 wordt direct in het eigen vermogen verwerkt. In de tweede periode is de cumulatieve waardeverandering van het hedge-instrument groter dan die van de afgedekte positie. Er is ineffectiviteit van 1 ontstaan, die in de winst- en verliesrekening wordt verwerkt. In totaal mag maximaal 20 in het eigen vermogen worden opgenomen. Dat betekent dat in periode 2 een additioneel bedrag van 10 in het eigen vermogen wordt verwerkt. 630 Leidt een afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie tot de verwerking van een financieel actief of een financiële verplichting, dan dienen de daarmee verbonden winsten of verliezen die in overeenstemming met alinea 625 rechtstreeks in het eigen vermogen zijn opgenomen, te worden overgebracht naar de winst- en verliesrekening in dezelfde periode of perioden waarin het verkregen actief of de aangegane verplichting van invloed is op de winst of het verlies (zoals in de perioden waarin rentebaten en -lasten worden verwerkt). Verwacht de rechtspersoon echter dat een (deel van een) verlies dat rechtstreeks in het eigen vermogen is verwerkt, in een of meer toekomstige perioden niet met een tegengestelde winst uit de afgedekte positie kan worden gecompenseerd, dan dient de rechtspersoon het naar verwachting niet te compenseren deel van het in het vermogen opgenomen resultaat naar de winst- en verliesrekening over te brengen. 631 Indien de afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie tot de opname van een niet-financieel actief of een niet-financiële verplichting leidt (zoals activering van voorraden of vaste activa die waren afgedekt), of indien een verwachte toekomstige transactie betreffende een niet-financieel actief of een niet-financiële verplichting een bindende overeenkomst wordt (zoals in geval van het tot stand komen van een overeenkomst voor de toekomstige levering van vaste activa) waarvoor gekozen wordt om kasstroomhedgeaccounting toe te passen, dient de rechtspersoon de onder a. of b. beschreven verwerking consistent toe te passen: 31
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
a.
b.
de rechtspersoon brengt de hiermee samenhangende winsten en verliezen die in overeenstemming met alinea 625 direct in het eigen vermogen zijn opgenomen, over naar de winst- en verliesrekening in dezelfde periode of perioden waarin het verworven actief of de aangegane verplichting de winst- en verliesrekening beïnvloedt (zoals de perioden waarin de afschrijvingskosten of de kostprijs van de omzet wordt verwerkt). Tot het moment van verantwoording in de winst- en verliesrekening, worden die samenhangende winsten en verliezen als onderdeel van het eigen vermogen verwerkt. de rechtspersoon brengt de hiermee samenhangende winsten en verliezen die in overeenstemming met alinea 625 direct in het eigen vermogen zijn opgenomen, over om deze op te nemen in de eerste kostprijs of andere boekwaarde van het actief of de verplichting die ontstaat als de afgedekte toekomstige transactie plaatsvindt. Dit leidt er toe dat in geval van eerste waardering van niet-financiële activa als voorraden of vaste activa de samenhangende hedgeresultaten in de eerste waardering worden verwerkt, en dat deze hedgeresultaten als afschrijvingskosten of kostprijs van de omzet, samen met de afgedekte positie, in de winst- en verliesrekening worden verantwoord. Deze manier van verwerken wordt ook wel ‘basis-adjustment’ genoemd.
Verwacht de rechtspersoon echter dat een (deel van een) verlies dat rechtstreeks in het eigen vermogen is verwerkt, in een of meer toekomstige perioden niet met een tegengestelde winst uit de afgedekte positie kan worden gecompenseerd, dan dient de rechtspersoon het naar verwachting niet te compenseren deel van het in het vermogen opgenomen resultaat naar de winst- en verliesrekening over te brengen. 632 In elk van de volgende omstandigheden dient de rechtspersoon kasstroomhedgeaccounting voor de toekomst te staken: a. Het hedge-instrument loopt af of wordt verkocht, beëindigd of uitgeoefend. Hierbij wordt vervanging of telkens vernieuwen (‘rollover’) van een hedge-instrument in een ander hedge-instrument niet beschouwd als expiratie of beëindiging indien deze vervanging of vernieuwing deel uitmaakt van de gedocumenteerde hedgestrategie van de rechtspersoon. In dit geval dient het cumulatieve resultaat op het hedge-instrument dat rechtstreeks in het eigen vermogen was verwerkt toen er sprake was van een effectieve hedge (zie alinea 625), afzonderlijk in het eigen vermogen opgenomen te blijven tot de verwachte toekomstige transactie plaatsvindt. Wanneer de transactie plaatsvindt, is alinea 630 of 631 van toepassing. b. De hedgerelatie voldoet niet langer aan de criteria voor hedge accounting in overeenstemming met alinea 613 tot en met 616. Indien de afgedekte positie een in de toekomst verwachte transactie betreft dient verwerking van hedgeresultaten afhankelijk van de afgedekte positie plaats te vinden. Daarbij kan de in de toekomst verwachte transactie in twee categorieën van zekerheid van plaatsvinden worden ingedeeld: 32
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
1.
2.
de transactie vindt naar verwachting nog plaats. Hedge accounting wordt vanaf dat moment stopgezet. Het hiermee samenhangende cumulatieve resultaat op het hedge-instrument dat in de periode waarin de hedge effectief was in het eigen vermogen is opgenomen blijft in het eigen vermogen. Wanneer de transactie plaatsvindt, is alinea 630 of 631 van toepassing; of de transactie vindt naar verwachting niet meer plaats. Het hiermee samenhangende cumulatieve resultaat op het hedge-instrument dat in de periode waarin de hedge effectief was in het eigen vermogen is opgenomen, dient naar de winst- en verliesrekening te worden overgebracht.
Verwerking van kostprijshedge-accounting (slechts toe te passen indien het hedgeinstrument tegen kostprijs wordt gewaardeerd, of het hedge-instrument een monetaire post in vreemde valuta is) 633 Het hedge-instrument en de afgedekte positie dienen in geval van een kostprijshedge als volgt te worden verwerkt: a. de eerste waardering en de grondslag van verwerking in de balans en resultaatbepaling van het hedge-instrument is afhankelijk van de afgedekte post. Dit betekent dat: 1. Indien de afgedekte post tegen kostprijs in de balans wordt verwerkt, ook het derivaat tegen kostprijs wordt gewaardeerd. 2. Zolang de afgedekte post in de kostprijshedge nog niet in de balans verwerkt wordt, het hedge-instrument niet wordt geherwaardeerd. Dit geldt bijvoorbeeld in geval van de hedge van het valutarisico van een toekomstige transactie. 3. Indien de afgedekte post een monetaire post in vreemde valuta betreft, het derivaat, voor zover het valuta-elementen in zich heeft, ook wordt gewaardeerd tegen de contante koers op balansdatum. Indien het derivaat valuta-elementen in zich heeft, dient het verschil tussen de contante koers die geldt op het moment van afsluiten van het derivaat en de termijnkoers waartegen het derivaat zal worden afgewikkeld te worden verdeeld over de looptijd van het derivaat, omdat dit verschil hoofdzakelijk een gevolg is van renteverschillen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij afdekking van balansposten in vreemde valuta, zoals debiteuren en leningen, door middel van valutatermijncontracten. b. het is niet mogelijk de waarderingsgrondslagen met betrekking tot de afgedekte positie aan te passen. De verwerking van de afgedekte positie dient de van toepassing zijnde regels voor verwerking van die positie te volgen. In het geval dat de rechtspersoon op basis van gemaakte keuze het hedge-instrument op kostprijs waardeert terwijl de afgedekte post in de hedgerelatie tegen reële waarde wordt gewaardeerd, 33
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
verwerkt de rechtspersoon ook de waardemutaties van het hedge-instrument in overeenstemming met het reëlewaardehedgemodel of het kasstroomhedgemodel. De cumulatieve waardemutatie van het hedging-instrument die heeft plaatsgevonden in de periode voordat kostprijshedge-accounting wordt toegepast, wordt niet alsnog verwerkt in de balans. Dit betekent dat slechts de waardemutaties van het hedging-instrument in de balans worden verwerkt die plaatsvinden gedurende de periode dat deze wijze van hedge-accounting wordt toegepast. 634 Teneinde het ineffectieve deel van de hedgerelatie in de juiste periode in de winst- en verliesrekening te verwerken, dient de rechtspersoon op elke balansdatum voor een kostprijshedge de omvang van de risicopositie in de afgedekte positie in de hedgerelatie te vergelijken met de omvang van de risicomitigerende werking van het hedge-instrument. Indien de rechtspersoon bijvoorbeeld een toekomstige verkoop in USD afdekt met een valutatermijncontract, dan vergelijkt de rechtspersoon het bedrag in USD van de afgedekte positie met het bedrag in USD van het afdekkingsinstrument. Enkel in geval dat het hedge-instrument een grotere omvang heeft dan de afgedekte positie, dient de rechtspersoon voor het percentage van de grotere omvang van het hedge-instrument de uitzonderingsregels van kostprijshedge-accounting van alinea 633 niet toe te passen. In plaats daarvan dienen voor het aldus bepaalde percentage de bepalingen van alinea 513 en 541 voor het hedge-instrument te worden toegepast. In het geval van de USD-hedge, zou het kunnen zijn dat de rechtspersoon een toekomstige verkoop van USD 10.000 voorziet. Indien de rechtspersoon een valutatermijncontract van USD 8.000 daar tegenover heeft afgesloten, is de werking van de afgedekte positie groter dan die van het hedgeinstrument. Er treedt geen ineffectiviteit op. Slechts indien het hedge-instrument groter is dan de USD 10.000 is er sprake van ineffectiviteit. Als het valutatermijncontract een omvang van USD 12.500 heeft, wordt 20% van het derivaat volgens de waarderingsregels voor het betreffende derivaat zonder een aanpassing vanwege hedge accounting verwerkt (voor dit deel wordt een bijzondere waardevermindering op basis van het beginsel van kostprijs of lagere marktwaarde geboekt). 635
(vervallen)
636 In geval dat het hedge-instrument een kleinere omvang heeft dan de afgedekte positie, wordt de hedgerelatie als volledig effectief beschouwd. In dit geval heeft de rechtspersoon er voor gekozen een gedeelte van het risico dat uit operationele of financieringsactiviteiten is ontstaan niet te hedgen. 637 Leidt een afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie tot de verwerking van een financieel actief of een financiële verplichting, dan dienen de daarmee verbonden winsten of verliezen die in overeenstemming met alinea 633 nog niet in de winsten verliesrekening zijn verwerkt, in de winst- en verliesrekening in dezelfde periode of perioden te worden verwerkt als waarin het verkregen actief of de aangegane verplichting van invloed is op de winst of het verlies (zoals in de perioden waarin rentebaten en -lasten 34
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
worden verwerkt). Verwacht de rechtspersoon echter dat een (deel van een) verlies dat nog niet in de winst- en verliesrekening is verwerkt, in een of meer toekomstige perioden niet met een tegengestelde winst uit de afgedekte positie kan worden gecompenseerd, dan dient de rechtspersoon het naar verwachting niet te compenseren deel van de buiten de winst- en verliesrekening gehouden resultaten direct in de winst- en verliesrekening te verwerken. Indien in het voorbeeld van de USD-afdekking van alinea 634 een derivaat met een onderliggende waarde van USD 12.000 is afgesloten voor een toekomstige transactie van USD 10.000, kan bij de waardering het derivaat voor 16,6% (dit is te berekenen als (12.000-10.000)/12.000) niet aan hedge accounting worden gedaan. De specifieke regels van alinea 633 worden toegepast op 83,4% van het derivaat, voor 16,6% wordt het derivaat op de balans opgenomen tegen de slotkoers hetgeen leidt tot een herwaardering van 16,6% van het derivaat (dus een herwaardering van USD 2000 tegen de slotkoers). 638 Indien de afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie tot de opname van een niet-financieel actief of een niet-financiële verplichting leidt (zoals activering van voorraden of materiele vaste activa die waren afgedekt), of indien een verwachte toekomstige transactie betreffende een niet-financieel actief of een niet-financiële verplichting een bindende overeenkomst wordt (zoals in geval van het tot stand komen van overeenkomst voor de toekomstige levering van materiele vaste activa) waarvoor kostprijshedge-accounting wordt toegepast, dient de rechtspersoon de onder a. of b. beschreven verwerking consistent toe te passen: a. De rechtspersoon verwerkt de hiermee samenhangende winsten en verliezen die in overeenstemming met alinea 633 nog niet in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen, in de winst- en verliesrekening in dezelfde periode of perioden als waarin het verworven actief of de aangegane verplichting de winst- en verliesrekening beïnvloedt (zoals de perioden waarin de afschrijvingskosten of de kostprijs van de omzet wordt opgenomen). Tot het moment van verantwoording in de winst- en verliesrekening, worden eventueel gerealiseerde winsten of verliezen van hedgeinstrumenten als overlopende posten op de balans opgenomen. b. De rechtspersoon verwerkt de hiermee samenhangende winsten en verliezen die in overeenstemming met alinea 633 nog niet in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen, in de eerste kostprijs of andere boekwaarde van het actief of de verplichting die ontstaat als de afgedekte toekomstige transactie plaatsvindt. Dit leidt er toe dat in geval van bijvoorbeeld de eerste waardering van voorraden of materiele vaste activa de hedge resultaten in de eerste waardering worden verwerkt, en dat deze hedge resultaten door middel van de kostprijs van de omzet of de afschrijvingskosten, samen met de afgedekte positie, in de winst- en verliesrekening worden verantwoord. Deze manier van verwerken wordt ook wel ‘basis-adjustment’ genoemd.
35
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
639 De rechtspersoon dient kostprijshedge-accounting in de volgende omstandigheden te staken: a.
b.
Het hedge-instrument loopt af of wordt verkocht, beëindigd of uitgeoefend. Hierbij wordt vervanging of telkens vernieuwen (‘rollover’) van een hedgeinstrument in een ander hedge-instrument niet beschouwd als expiratie of beëindiging indien deze vervanging of vernieuwing deel uitmaakt van de gedocumenteerde hedgestrategie van de rechtspersoon. In dit geval dient het cumulatieve gerealiseerde resultaat op het hedge-instrument dat nog niet in de winst- en verliesrekening was verwerkt toen er sprake was van een effectieve hedge (zie alinea 634) afzonderlijk in de overlopende posten in de balans te worden verwerkt tot de afgedekte transactie plaatsvindt. Wanneer de transactie plaatsvindt, is alinea 637 of 638 van toepassing. De hedge-relatie voldoet niet langer aan de criteria voor hedge accounting in overeenstemming met alinea 613 tot en met 616. Indien de afgedekte positie een in de toekomst verwachte transactie betreft, dient verwerking van hedgeresultaten afhankelijk van de afgedekte positie plaats te vinden. Daarbij kan de in de toekomst verwachte transactie in twee categorieën van zekerheid van plaatsvinden worden ingedeeld: 1. de transactie vindt naar verwachting nog plaats. Hedge accounting wordt vanaf dat moment stopgezet. Het hiermee samenhangende cumulatieve resultaat op het hedge-instrument dat in de periode waarin de hedge effectief was buiten de winst- en verliesrekening of off-balance was gehouden, blijft afhankelijk van de situatie off balance of op de balans (zoals bij balansposities in vreemde valuta). Wanneer de transactie plaatsvindt, is alinea 637 of 638 van toepassing; of 2. de transactie vindt naar verwachting niet meer plaats. Het hiermee samenhangende cumulatieve resultaat op het hedge-instrument dat in de periode waarin de hedge effectief was buiten de winst- en verliesrekening of off-balance was gehouden, dient naar de winst- en verliesrekening te worden overgebracht.
Verwerking in geval van een hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid 640 Hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid dient te worden verwerkt in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta alinea 217. Ook voor een hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid dient aan de voorwaarden voor hedge accounting in overeenstemming met alinea 613 tot en met 616 te worden voldaan.
36
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
290.7
Opnemen en niet langer verwerken in de balans
Eerste verwerking 701 De rechtspersoon dient een financieel actief of een financiële verplichting in de balans op te nemen op het moment dat contractuele rechten of verplichtingen ten aanzien van dat instrument ontstaan. In alinea 104 tot en met 112 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens, zijn de bepalingen voor het verwerken van activa en verplichtingen verder uiteengezet. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op financiële instrumenten.
Niet langer opnemen van een financieel instrument 702 Een financieel instrument dient niet langer in de balans te worden opgenomen indien een transactie er toe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen. In alinea 104 tot en met 112 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens zijn de bepalingen voor het niet langer verwerken van activa en verplichtingen nader uiteengezet. Deze regels zijn ook van toepassing op financiële instrumenten.
Aankoop of verkoop volgens standaard marktconventies 703 Een aankoop of verkoop volgens standaard marktconventies dient per categorie financiële activa en financiële verplichtingen stelselmatig in de balans te worden opgenomen of niet langer opgenomen hetzij op de transactiedatum (datum van aangaan van bindende overeenkomst) hetzij op de leveringsdatum (datum van overdracht). 704 Voor sommige transacties zijn het moment van transactie en het moment van levering gelijk en voor veel rechtspersonen is dit onderscheid voor de verwerking niet relevant. Bij grote transacties rond het einde van de verslagperiode, waar het transactiemoment en het moment van levering in twee verschillende verslagperiodes vallen, kan dit onderscheid significant zijn. 705 –
–
706
Voorbeelden van een verschil tussen transactiedatum en leveringsdatum zijn: bankbetalingen waarbij een verschil optreedt tussen de datum van de opdracht tot overboeken (de boekdatum) en de valuteringsdatum. Dit kan volgens standaardmarktconventies een verschil van één tot enkele dagen zijn, afhankelijk van het type overboeking en specifieke afspraken met banken; levering van aandelen gekocht via een effectenbeurs. Levering vindt vaak enkele dagen na de dag van de transactie plaats. Indien bepaalde financiële activa of financiële verplichtingen worden gewaardeerd op reële 37
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
waarde, en deze categorie van financiële instrumenten in de balans wordt opgenomen op leveringsdatum, worden de veranderingen van de reële waarde tussen transactiedatum en leveringsdatum al wel verantwoord. Er wordt dan een actief- of passiefpost opgenomen ter grootte van de verandering van de reële waarde in de periode van transactiemoment tot balansdatum. Hierdoor ontstaat er geen resultaatverschil bij toepassing van de verschillende methoden.
290.8
Presentatie
Vreemd vermogen en eigen vermogen 801 De rechtspersoon die een financieel instrument uitgeeft, dient in de geconsolideerde jaarrekening het financiële instrument, of de afzonderlijke componenten van het financiële instrument, als een financiële verplichting of als eigen vermogen te classificeren. Deze classificatie dient in overeenstemming te zijn met de economische realiteit van de contractuele bepalingen en de bepalingen in alinea 802 tot en met 813 van deze paragraaf. Voor de presentatie van een instrument als financiële verplichting of als eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening is hoofdstuk 240 Eigen vermogen, paragraaf 2, van toepassing. 802 Met uitzondering van een geschreven putoptie volgens alinea 808, dient een financieel instrument (of een afzonderlijke component van een financieel actief of een financiële verplichting) in de volgende gevallen als eigen vermogen te worden gepresenteerd: a. het instrument omvat geen verplichting 1. om liquide middelen of een ander financieel actief aan een andere partij te leveren; of 2. financiële instrumenten met een andere partij te ruilen onder potentieel nadelige voorwaarden; b. indien het instrument in de eigen-vermogensinstrumenten van de uitgevende rechtspersoon zal of kan worden afgewikkeld, dient er geen sprake te zijn van een contractuele levering van een variabel aantal eigen-vermogensinstrumenten. Slechts in het geval van een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten is er sprake van eigen vermogen; en c. indien het een derivaat op eigen-vermogensinstrumenten van de uitgevende rechtspersoon betreft, kan dit derivaat slechts worden afgewikkeld door een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten tegen een vast bedrag te ruilen. 803 Een financiële verplichting wordt onderscheiden van een eigen-vermogensinstrument door een contractuele verplichting die kan leiden tot het betalen van liquide middelen of het leveren van andere activa of tot gevolgen die nadelig zijn voor de rechtspersoon die het financiële instrument uitgeeft. Als een dergelijke verplichting bestaat, is het instrument een financiële verplichting en niet een eigen-vermogensinstrument.
38
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
804 De classificatie van een financieel instrument als eigen vermogen of als financiële verplichting wordt voor uitgegeven financiële instrumenten bepaald door de economische realiteit van een financieel instrument, en niet door de juridische vorm. De economische realiteit en de juridische vorm stemmen veelal overeen, maar dit is niet altijd het geval. Overigens, het niet kunnen beschikken over bepaalde contractueel overeengekomen vreemde valuta, of het onderworpen zijn van een betaling aan goedkeuring door een toezichthouder zijn geen overwegingen die in dit kader relevant zijn. Het niet kunnen nakomen van een verplichting is nog geen indicatie dat sprake is van eigen vermogen. 805 In de onderstaande tabel worden voorbeelden gegeven van financiële instrumenten en geïllustreerd onder welke contractuele omstandigheden sprake is van eigen vermogen of van een financiële verplichting.
Preferent aandeel, al dan niet cumulatief dividend
Preferent aandeel, met al dan niet cumulatief dividend
Preferent aandeel, met al dan niet cumulatief dividend
Preferent aandeel, met al dan niet cumulatief dividend, waarbij de betaling van het dividend ter discretie van de rechtspersoon is
Inkoop van goederen of diensten die worden voldaan in
Relevante contractuele voorwaarden De uitgevende rechtspersoon moet de preferente aandelen voor een vast of bepaalbaar bedrag (winstonafhankelijk) op een bepaalde of bepaalbare datum in de toekomst inkopen De uitgevende rechtspersoon moet eeuwigdurend vaste of bepaalbare (winstonafhankelijke) ‘dividendbetalingen’ doen Het preferent dividend wordt op jaarbasis vastgesteld en is enkel afhankelijk van de winst van de onderneming in dat jaar Het aandeel is eeuwigdurend, zonder plicht voor de uitgevende rechtspersoon het aandeel terug te kopen. Bovendien is uitkering van dividend ter discretie van de directie, commissarissen of op basis van een besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders De rechtspersoon is verplicht een aantal eigen 39
Presentatie Financiële verplichting
Financiële verplichting
Keuze om dit instrument als eigen vermogen of als financiële verplichting te verantwoorden (zie alinea 810) Eigen vermogen
Financiële verplichting
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
eigen aandelen rechtspersoon
van
de
Gekochte calloptie op eigen aandelen
Geschreven calloptie op eigen aandelen
Gekochte putoptie op eigen aandelen
Geschreven putoptie op eigen aandelen
Termijntransactie voor de inkoop van eigen aandelen
Relevante contractuele voorwaarden vermogensinstrumenten te leveren waarbij het aantal bepaald wordt door de waarde van de eigen aandelen De rechtspersoon heeft recht op de inkoop van een vast aantal eigenvermogensinstrumenten van de rechtspersoon zelf tegen een vaste vergoeding (vergelijk inkoop van eigen aandelen) De rechtspersoon heeft de plicht tot verkoop van een vast aantal eigenvermogensinstrumenten van de rechtspersoon zelf tegen een vaste vergoeding De rechtspersoon heeft het recht om eigen aandelen te verkopen aan de houder van de putoptie De rechtspersoon is verplicht tot inkoop van eigen aandelen, bij uitoefening van de putoptie door de houder van de instrumenten. Ook indien er een plicht tot inkoop van een aandeel derden in een meegeconsolideerde rechtspersoon bestaat dient presentatie als hiernaast omschreven te worden toegepast De rechtspersoon is verplicht tot de inkoop van eigenvermogensinstrumenten van de rechtspersoon in ruil voor een bepaalde hoeveelheid liquide middelen of een ander financieel actief 40
Presentatie
Eigen vermogen
Eigen vermogen
Eigen vermogen
De putoptie (premie) is eigen vermogen. Wel wordt voor de contante waarde van de mogelijke toekomstige betaling een financiële verplichting opgenomen die ten laste van het eigen vermogen wordt gevormd (zie alinea 807)
De termijntransactie is eigen vermogen (maar heeft in het algemeen een waarde nihil bij eerste waardering) en daarnaast bestaat een financiële verplichting ten bedrage van de contante
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Relevante contractuele voorwaarden
Presentatie waarde van het inkoopbedrag dat ten laste van het eigen vermogen wordt gevormd (zie alinea 807)
806 Een contract dat voor de rechtspersoon een verplichting inhoudt tot inkoop van eigenvermogensinstrumenten van de rechtspersoon in ruil voor liquide middelen of een ander financieel actief omvat een financiële verplichting. Voorbeelden zijn (1) de contante waarde van de termijnprijs van een termijntransactie tot inkoop van eigen-vermogensinstrumenten, (2) de contante waarde van de uitoefenprijs van een putoptie geschreven door de rechtspersoon die de eigen-vermogensinstrumenten heeft uitgegeven. Dit is zelfs het geval indien het contract zelf een eigen-vermogensinstrument is, zoals een geschreven optie, die bij uitoefening leidt tot het inkopen van een vast aantal aandelen tegen een vast bedrag, of een termijncontract tot het inkopen van een vast aantal aandelen tegen een vaste prijs. In geval van het termijncontract bijvoorbeeld bestaat naast een derivaat dat als eigen vermogen wordt gepresenteerd, ook de verplichting van de rechtspersoon om op grond van een termijncontract haar eigen-vermogensinstrumenten te kopen in ruil voor liquide middelen. Die laatste verplichting tot het betalen van liquide middelen wordt als financiële verplichting opgenomen. Bij de eerste opname in de balans wordt op basis van paragraaf 5 een financiële verplichting gelijk aan de contante waarde (de reële waarde) van het inkoopbedrag opgenomen. Deze reële waarde wordt ten laste van het eigen vermogen gebracht. Daarna wordt de financiële verplichting gewaardeerd in overeenstemming met paragraaf 5. Indien het contract zonder levering afloopt, wordt de boekwaarde van de financiële verplichting op het moment van afloop opnieuw ten gunste van het eigen vermogen gebracht. 807 De contractuele verplichting van de rechtspersoon tot de inkoop van zijn eigenvermogensinstrumenten geeft aanleiding tot een financiële verplichting ten bedrage van de contante waarde van het inkoopbedrag, zelfs indien de verplichting tot inkoop afhankelijk is van een tegenpartij die haar recht uitoefent om de eigen-vermogensinstrumenten te laten inkopen (bijvoorbeeld een geschreven putoptie die de tegenpartij het recht geeft om aan de rechtspersoon de eigen-vermogensinstrumenten van de rechtspersoon te verkopen tegen een vast bedrag). 808 Een uitzondering op de behandeling als financiële verplichting betreft ‘puttable’ eigen vermogensinstrumenten. Deze instrumenten bevatten een contractuele verplichting voor de onderneming om het financiële instrument terug te kopen. De puttable instrumenten worden in de praktijk vaak uitgegeven door coöperaties en open eind beleggingsfondsen. Dergelijke instrumenten zijn volgens de definitie in paragraaf 4 en de voorwaarden van alinea 802 een financiële verplichting. Deze ‘puttable’ instrumenten mogen echter als eigen vermogen worden gepresenteerd indien ze alle volgende kenmerken bevatten: 41
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
a. b. c. d.
het geeft de houder bij liquidatie recht op een pro-rata deel van de netto activa in de onderneming; het instrument is achtergesteld ten opzichte van alle andere instrumenten; al deze ‘meest achtergestelde’ instrumenten hebben identieke eigenschappen, ze zijn bijvoorbeeld allemaal ‘puttable’; en de onderneming heeft geen andere financiële instrumenten of contracten waarbij: 1. de verwachte kasstromen uit deze instrumenten of contracten grotendeels gebaseerd zijn op het resultaat of de veranderingen in netto activa van de onderneming; en 2. dit andere instrument of contract de resterende waarde van de puttable instrumenten grotendeels kan beperken of vastzetten. De toepassing van deze presentatiewijze dient te worden vermeld in de toelichting.
809 De rechtspersoon kan op grond van een financieel instrument verplicht zijn liquide middelen of een ander financieel actief te leveren, dan wel het instrument op andere wijze af te wikkelen zodanig dat sprake is van een financiële verplichting, bij het al dan niet optreden van onzekere toekomstige gebeurtenissen (of naar aanleiding van de uitkomst van onzekere omstandigheden) waarover noch de rechtspersoon die het financiële instrument uitgeeft, noch de houder van het instrument controle heeft. Voorbeelden zijn een verandering van een aandelenmarktindex, een consumentenprijsindex, een rentevoet of belastingvereisten, of de toekomstige opbrengsten, nettowinst of solvabiliteit van de rechtspersoon die het financiële instrument uitgeeft. De rechtspersoon die een dergelijk financieel instrument uitgeeft heeft in dat geval niet de onvoorwaardelijke mogelijkheid om de levering van liquide middelen of een ander financieel actief te voorkomen en het instrument is derhalve een financiële verplichting. Een uitzondering hierop is een financieel instrument waarvan de rechtspersoon alleen bij liquidatie van de rechtspersoon zelf tot afwikkeling van de verplichtingen in liquide middelen of een ander financieel actief kan worden verplicht (of anderszins tot afwikkeling op zodanige wijze dat er sprake is van een financiële verplichting). 810 In geval van een voorwaarde voor uitkering op dividend die afhankelijk is van het beschikbaar zijn van voldoende winst in enig jaar, bestaat een voorwaardelijke verplichting voor de rechtspersoon. Deze verplichting wordt pas onvoorwaardelijk zodra voldoende winst beschikbaar is. Echter, uitkeringen op basis van winst zijn feitelijk wezenskenmerken van eigen vermogen. De rechtspersoon heeft de keuze om instrumenten met een dergelijke voorwaarde voor uitkering voor presentatie te classificeren als eigen vermogen of vreemd vermogen. De onderneming zet de gemaakte keuze in de toelichting uiteen. 811 Wanneer een derivaat één partij het recht geeft te bepalen hoe het wordt afgewikkeld, is sprake van een financieel actief of een financiële verplichting, tenzij alle afwikkelingsmogelijkheden erop neer zouden komen dat er sprake is van een eigenvermogensinstrument. 42
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
812 Een voorbeeld van een derivaat met een afwikkelingskeuze dat een financiële verplichting is, is een geschreven aandelenoptie waarbij de rechtspersoon die een financieel instrument uitgeeft het recht heeft om naar keuze het instrument op nettobasis in liquide middelen af te wikkelen of door eigen aandelen te ruilen voor liquide middelen.
Samengestelde financiële instrumenten 813 De rechtspersoon kan primaire instrumenten hebben uitgegeven waarvan de voorwaarden zodanig zijn dat dit instrument zowel een vreemd-vermogens- als een eigen-vermogenscomponent bevat. Aanbevolen wordt (1) instrumenten op het bestaan van deze componenten te beoordelen, en (2) de componenten in overeenstemming met paragraaf 5 afzonderlijk als financiële verplichtingen, financiële activa of eigen-vermogensinstrumenten te classificeren danwel deze onderscheiding in de toelichting te vermelden. Indien de vreemd-vermogens- en de eigenvermogenscomponent van een samengesteld instrument niet afzonderlijk worden geclassificeerd, wordt het samengestelde instrument conform de overheersende kenmerken geheel als eigen vermogen of geheel als financiële verplichting geclassificeerd. Er dient in de toelichting te worden aangegeven op welke wijze deze instrumenten zijn verwerkt. 814
In bijlage B is een voorbeeld van splitsing van een samengesteld instrument opgenomen.
815 De rechtspersoon kan in de balans de componenten van een financieel instrument afzonderlijk opnemen waarmee (a) een financiële verplichting van de rechtspersoon wordt gecreëerd en (b) de houder van het instrument een optie wordt verleend om het te converteren naar een eigen-vermogensinstrument van de rechtspersoon. Een voorbeeld van een samengesteld instrument is een obligatie die door de houder kan worden geconverteerd naar een vast aantal gewone aandelen van de rechtspersoon. Vanuit het oogpunt van de rechtspersoon bestaat een dergelijk instrument uit twee componenten: een financiële verplichting (een contractuele afspraak om liquide middelen of andere financiële activa te leveren) en een eigen-vermogensinstrument (een calloptie die de houder gedurende een bepaalde periode het recht geeft tot conversie naar gewone aandelen van de rechtspersoon). Het economische effect van de uitgifte van een dergelijk instrument is in wezen hetzelfde als het gelijktijdig uitgeven van een schuldinstrument met een voorziening voor vervroegde afwikkeling en warrants waarmee gewone aandelen kunnen worden gekocht, of het uitgeven van een schuldinstrument met afzonderlijk overdraagbare warrants waarmee aandelen kunnen worden gekocht. Dienovereenkomstig wordt het aanbevolen dat de rechtspersoon de vreemd-vermogens- en eigenvermogenscomponenten afzonderlijk in haar balans presenteert, danwel in de toelichting vermeldt. De afzonderlijke presentatie is in overeenstemming met de bepalingen dat het wezen van een instrument prevaleert boven de juridische vorm (zie alinea 116 van hoofdstuk 110 Doelstellingen en uitgangspunten en alinea 106 tot en met 112 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens). 43
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
816 Indien de componenten van een samengesteld instrument afzonderlijk in de balans worden gepresenteerd, dient de classificatie van de vreemd-vermogens- en eigenvermogenscomponenten van een converteerbaar instrument niet te worden herzien als er een verandering optreedt in de waarschijnlijkheid dat een conversieoptie zal worden uitgeoefend, zelfs niet als de uitoefening van de optie voor bepaalde houders economisch voordelig lijkt te zijn geworden. Het is mogelijk dat de houders van de instrumenten niet altijd in overeenstemming met de verwachtingen handelen, bijvoorbeeld omdat de fiscale gevolgen van een conversie tussen de houders kunnen verschillen. Voorts zal de waarschijnlijkheid van een conversie van tijd tot tijd veranderen. De contractuele verplichting van de rechtspersoon om in de toekomst betalingen te verrichten blijft bestaan tot zij wordt opgeheven door conversie, de vervaldatum van het instrument of een andere transactie. 817 Paragraaf 5 behandelt de waardering en resultaatbepaling van financiële activa en financiële verplichtingen. Eigen-vermogensinstrumenten zijn instrumenten die het overblijvende recht omvatten op een belang in de activa van de rechtspersoon, na aftrek van alle verplichtingen. Derhalve wordt de eerste boekwaarde van een samengesteld financieel instrument toegerekend aan de eigen-vermogens- en de vreemd-vermogenscomponent door het verschil tussen de reële waarde van het instrument in zijn geheel en het bedrag dat afzonderlijk voor de vreemdvermogenscomponent wordt bepaald, aan de eigenvermogenscomponent toe te wijzen. De waarde van een eventueel derivaat (zoals een calloptie) die onderdeel uitmaakt van het samengestelde instrument en die niet kwalificeert als eigen-vermogenscomponent (zoals een conversieoptie in aandelen) wordt opgenomen in de vreemd-vermogenscomponent. De som van de boekwaarden die bij de eerste opname in de balans worden toegerekend aan de vreemd-vermogenscomponent en de eigen-vermogenscomponent is altijd gelijk aan de reële waarde die zou worden toegerekend aan het instrument als geheel. Er ontstaat geen winst of verlies als gevolg van het afzonderlijk opnemen en presenteren van de componenten van het instrument. 818 Volgens de in alinea 817 beschreven aanpak bepaalt de rechtspersoon die een naar gewone aandelen converteerbare obligatie uitgeeft de boekwaarde van de vreemd-vermogenscomponent op basis van de reële waarde van een vergelijkbare verplichting (met inbegrip van eventuele in de verplichting besloten derivaten die geen onderdeel zijn van de eigen-vermogenscomponent, zie alinea 817). De boekwaarde van het eigen-vermogensinstrument dat wordt weergegeven door de optie tot conversie van het instrument naar gewone aandelen wordt vervolgens bepaald door de reële waarde van de financiële verplichting op de reële waarde van het samengestelde instrument als geheel in mindering te brengen. 819 Transactiekosten die betrekking hebben op de uitgifte van een samengesteld financieel instrument, dienen aan de vreemd-vermogens- en de eigen-vermogenscomponent te worden toegerekend naar rato van de waarde van elk van de componenten bij initiële verwerking van het instrument in de balans.
44
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Ingekochte eigen aandelen 820 Ten aanzien van de inkoop van eigen eigen-vermogensinstrumenten door de rechtspersoon en de vereiste toelichting daaromtrent wordt verwezen naar hoofdstuk 240 Eigen Vermogen. De rechtspersoon verschaft informatie in overeenstemming met hoofdstuk 330 Verbonden partijen indien de rechtspersoon zijn eigen-vermogensinstrumenten inkoopt bij verbonden partijen.
Rente, dividenden, verliezen en winsten 821 Rente, dividenden, verliezen en winsten die verband houden met een financieel instrument of een component daarvan die als financiële verplichting wordt gepresenteerd, dienen als bate of last in de winst- en verliesrekening te worden opgenomen. Uitkeringen aan houders van een eigen-vermogensinstrument dienen door de rechtspersoon rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen te worden verwerkt, na aftrek van een eventueel hiermee verband houdend voordeel uit hoofde van belasting naar de winst. Transactiekosten uit hoofde van een uitgifte van eigen-vermogensinstrumenten, niet zijnde de aan de uitgifte van een eigen-vermogensinstrument verbonden kosten die direct betrekking hebben op een fusie of overname (die wordt verwerkt conform hoofdstuk 216 Fusies en overnames), worden behandeld in overeenstemming met hoofdstuk 240 Eigen vermogen, alinea 219 (na aftrek van eventueel hiermee verband houdende latente belastingen). 822 De classificatie van een financieel instrument als een financiële verplichting of een eigenvermogensinstrument bepaalt of rente, dividenden, verliezen en winsten met betrekking tot dat instrument als bate of last in de winst- en verliesrekening worden opgenomen. Derhalve worden dividendbetalingen op aandelen die volledig als financiële verplichting worden opgenomen, als last verwerkt, op dezelfde wijze als rente op een opgenomen obligatielening. Op vergelijkbare wijze worden baten en lasten in verband met de aflossing of herfinanciering van financiële verplichtingen in de winst- en verliesrekening opgenomen, terwijl de baten en lasten in verband met de inkoop of herfinanciering van eigen-vermogensinstrumenten in het eigen vermogen worden verwerkt. Wijzigingen in de reële waarde van een eigen-vermogensinstrument worden niet verwerkt. 823 Dividenden die als last zijn geclassificeerd mogen in de winst- en verliesrekening worden gepresenteerd als rente op andere verplichtingen of als een afzonderlijke post. Voor nadere bepalingen wordt verwezen naar hoofdstuk 273 Rentelasten. 824 Winsten en verliezen naar aanleiding van wijzigingen in de boekwaarde van een financiële verplichting worden als bate of last in de winst- en verliesrekening opgenomen. Dat geldt ook wanneer de wijzigingen in de boekwaarde betrekking hebben op een ‘puttable’ instrument dat als financiële verplichting wordt gepresenteerd (zie alinea 808). De rechtspersoon presenteert elke winst en elk verlies dat uit de herwaardering van een dergelijk instrument voortvloeit afzonderlijk 45
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
in de winst- en de winstverliesrekening, indien dat van belang is voor het vereiste inzicht in het resultaat van de rechtspersoon.
Embedded derivaten 825 Een in een contract besloten derivaat (‘embedded derivative’) is een component van een samengesteld instrument dat: a. voldoet aan de definitie van een derivaat; en b. als contractuele voorwaarde of groep van contractuele voorwaarden is besloten in een basiscontract. Het gevolg van het bestaan van het derivaat in een basiscontract is dat sommige kasstromen die deel uitmaken van het samengestelde instrument op dezelfde wijze veranderen als die van een losstaand derivaat. 826 In overeenstemming met paragraaf 4 en 5 dient de rechtspersoon per (sub)categorie derivaten een keuze te maken omtrent de waardering en resultaatbepaling. Alinea 827 tot en met 836 dienen te worden toegepast op embedded derivaten die volgens de keuzes van de rechtspersoon met betrekking tot de waarderingsgrondslagen worden gewaardeerd tegen reële waarde. In bijlage D en E zijn voorbeelden omtrent embedded derivaten verder uitgewerkt. 827 Een in een contract besloten derivaat (‘embedded derivative’) dient van het basiscontract te worden gescheiden en in overeenstemming met de bepalingen in paragraaf 5 als een derivaat te worden verwerkt indien en alleen indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan: a. er bestaat geen nauw verband tussen de economische kenmerken en risico’s van het in het contract besloten derivaat en de economische kenmerken en risico’s van het basiscontract; b. een afzonderlijk instrument met dezelfde voorwaarden als het in het contract besloten derivaat zou voldoen aan de definitie van een derivaat; en c. het samengestelde instrument wordt niet tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van de reële waardeveranderingen in het resultaat. 828 Voor middelgrote rechtspersonen is het in alle gevallen toegestaan om het samengestelde instrument als een geheel te verwerken volgens de regels voor verwerking van het basiscontract. 829 Indien een in een contract besloten derivaat wordt afgescheiden van het basiscontract, dient het basiscontract als volgt te worden verwerkt: – indien het basiscontract een financieel instrument is, wordt dit instrument in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk verwerkt; – indien het basiscontract geen financieel instrument is, wordt het contract in overeenstemming met het daarop van toepassing zijnde hoofdstuk verwerkt. 46
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
830 Indien het basiscontract een financieel instrument betreft, en het basisinstrument wordt gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverschillen in de winst- en verliesrekening, is het ook mogelijk het samengestelde instrument in zijn geheel tegen reële waarde te waarderen. 831 Indien de rechtspersoon ingevolge dit hoofdstuk een in een contract besloten derivaat dient te scheiden van het basiscontract, maar bij eerste waardering, dan wel op een later moment, de waarde van het in een contract besloten derivaat niet individueel kan bepalen, is scheiden niet nodig en kan de rechtspersoon het gehele samengestelde contract waarderen tegen de waarderingsgrondslag van het basisinstrument. 832 Indien de rechtspersoon niet in staat is de reële waarde van een in een contract besloten derivaat betrouwbaar te bepalen op basis van de contractuele bepalingen, maar de waarde van het basiscontract wel is te bepalen, is de reële waarde van het in het contract besloten derivaat gelijk aan het verschil tussen de reële waarde van het samengestelde instrument en de reële waarde van het basiscontract. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien het in het contract besloten derivaat is gebaseerd op een niet genoteerd eigen-vermogensinstrument. 833 Een voorbeeld van een in een contract besloten derivaat dat van het basiscontract moet worden afgescheiden is een valutaprijsclausule, begrepen in een contract voor de verkoop van goederen door een Nederlandse producent aan een Belgische afnemer. Beide ondernemingen hebben de euro als functionele valuta. Indien de prijs is overeengekomen in de Amerikaanse dollar, en de Amerikaanse dollar niet gebruikelijk is voor contracten met betrekking tot dat goed, is sprake van een in het contract besloten derivaat. Er bestaat in dit voorbeeld geen nauw verband tussen de Amerikaanse dollar en de verkooptransactie zelf, de economische omgeving waarin de transactie tot stand komt of de partijen in de verkooptransactie. Het derivaat voldoet aan de definitie van een derivaat (het is namelijk een valutatermijncontract voor de koop van Amerikaanse dollars) en het verkoopcontract (het basiscontract) wordt niet tegen reële waarde gewaardeerd met waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening. Op het moment van het aangaan van het basiscontract definieert de onderneming de termijnkoers van het valutatermijncontract zodanig dat de waarde bij eerste verwerking nihil is. Het valutatermijncontract wordt vervolgens verwerkt volgens de algemene bepalingen voor waardering en resultaatbepaling in paragraaf 5. Het basiscontract wordt gedefinieerd als een contract voor de verkoop van goederen tegen een vaste prijs in euro's en verwerkt volgens de bepalingen die voor dit basiscontract gelden. 834 Een voorbeeld van een in een contract besloten derivaat dat niet van het basiscontract wordt gescheiden, is de inflatiecorrectie van de huur van een pand. De inflatiecorrectie voldoet aan de definitie van een derivaat en het contract wordt niet als geheel op reële waarde gewaardeerd, maar de inflatiecorrectie wordt als economisch nauw verbonden met het huurcontract beschouwd, zolang de huuraanpassing niet méér dan één keer de inflatie-index bedraagt. 47
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
835 In bijlage E zijn meer voorbeelden opgenomen van in contracten besloten derivaten die volgens alinea 827 gescheiden moeten worden verwerkt, en van in contracten besloten derivaten die als een geheel met het basiscontract worden verwerkt. 836 Een derivaat dat aan een financieel instrument is gekoppeld, maar contractueel onafhankelijk van dat instrument overdraagbaar is, of waarbij een andere tegenpartij is betrokken dan bij dat instrument, is geen in een contract besloten derivaat, maar een afzonderlijk financieel instrument. Een voorbeeld is een obligatielening die samen met een warrant wordt uitgegeven door de rechtspersoon. Indien de warrant afzonderlijk overdraagbaar is, is het geen embedded derivaat. Een ander voorbeeld is de combinatie van een roll-overkrediet en een renteswap contract al dan niet afgesloten met dezelfde tegenpartij. De renteswap zorgt ervoor dat in combinatie met de lening, een vastrentende lening is aangetrokken. De instrumenten worden echter afzonderlijk verwerkt, omdat ze afzonderlijk overdraagbaar zijn en/of met verschillende tegenpartijen zijn overeengekomen.
Saldering van een financieel actief en een financiële verplichting (zie tevens hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens, paragraaf 3) 837 Een financieel actief en een financiële verplichting dienen te worden gesaldeerd en uitsluitend het nettobedrag dient in de balans te worden opgenomen indien en voor zover: a. de rechtspersoon beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het financiële actief en de financiële verplichting gesaldeerd af te wikkelen; en b. de rechtspersoon het stellige voornemen heeft het saldo als zodanig netto of simultaan af te wikkelen. Bij de verwerking van een overdracht van een financieel actief dat niet voor verwijdering uit de balans in aanmerking komt, dient de rechtspersoon het overgedragen actief en de daarmee samenhangende verplichting niet te salderen (zie hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens). Ten aanzien van saldering van niet-financiële instrumenten is hoofdstuk 115 van toepassing. 838 Dit hoofdstuk vereist dat financiële activa en financiële verplichtingen op nettobasis worden gepresenteerd indien aan de voorwaarden van alinea 837 is voldaan omdat dit een goede weergave vormt van de verwachte toekomstige kasstromen van de rechtspersoon uit de afwikkeling van twee of meer afzonderlijke financiële instrumenten. Als de rechtspersoon het recht heeft om één enkel nettobedrag te ontvangen of betalen en dit ook van plan is, heeft hij in feite slechts één enkel financieel actief of één enkele financiële verplichting. In andere omstandigheden worden financiële activa en financiële verplichtingen afzonderlijk van elkaar gepresenteerd in overeenstemming met hun kenmerken als financiële activa of financiële verplichtingen van de 48
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
rechtspersoon. 839 De saldering van een opgenomen financieel actief en een opgenomen financiële verplichting is niet hetzelfde als het niet langer opnemen van een financieel actief en een financiële verplichting. Saldering leidt niet tot de verwerking van een winst of een verlies, terwijl het niet langer opnemen van een financieel instrument wel kan leiden tot de verwerking van een winst of verlies. 840 Een recht van saldering is een recht van een schuldenaar, contractueel of anderszins, om een bedrag dat is verschuldigd aan een schuldeiser geheel of gedeeltelijk af te wikkelen of anderszins te elimineren door het te verrekenen met een bedrag dat is verschuldigd door de schuldeiser. In zeer bijzondere omstandigheden kan een schuldenaar een recht hebben om een door een derde verschuldigd bedrag te verrekenen met het bedrag dat aan een schuldeiser is verschuldigd, op voorwaarde dat er tussen de drie partijen een overeenkomst bestaat waarin het recht van de schuldenaar tot saldering duidelijk is vastgelegd. 841 Het bestaan van het recht van saldering is op zichzelf onvoldoende basis voor saldering. Indien er geen voornemen is om het recht uit te oefenen of om simultaan af te wikkelen, worden het bedrag en het tijdstip van de toekomstige kasstromen van de rechtspersoon niet beïnvloed. Een voornemen van één of beide partijen om op nettobasis af te wikkelen terwijl geen contractueel recht bestaat om dit te doen, rechtvaardigt nog geen saldering, omdat de rechten en verplichtingen die verband houden met het afzonderlijke financieel actief en de afzonderlijke financiële verplichting ongewijzigd blijven. 842 Simultane afwikkeling van twee financiële instrumenten kan bijvoorbeeld plaatsvinden via een clearinginstituut in een georganiseerde financiële markt of via een gelijktijdige overdracht door betrokken partijen. In deze omstandigheden zijn de kasstromen in wezen gelijk aan één nettobedrag en is er geen sprake van een krediet- of liquiditeitsrisico. In andere omstandigheden kan de rechtspersoon twee instrumenten afwikkelen door afzonderlijke bedragen te ontvangen en betalen, waarbij de rechtspersoon wordt blootgesteld aan een kredietrisico voor het volledige bedrag van het actief of aan een liquiditeitsrisico voor het volledige bedrag van de verplichting. Dergelijke risico’s bestaan relatief kort, maar kunnen wel aanzienlijk zijn. Derhalve worden de realisatie van een financieel actief en de afwikkeling van een financiële verplichting uitsluitend als simultaan beschouwd als de transacties op hetzelfde moment plaatsvinden. 843 De rechtspersoon die een aantal transacties in financiële instrumenten met één tegenpartij afsluit, kan een zogenaamde ‘master netting’-overeenkomst met die tegenpartij aangaan. Een dergelijke overeenkomst voorziet in de afwikkeling in één nettobedrag van alle financiële instrumenten die onder de overeenkomst vallen ingeval er sprake is van in gebreke blijven met betrekking tot of beëindiging van een van de afgesloten overeenkomsten. Een ‘master netting’overeenkomst verschaft geen basis voor saldering, tenzij aan beide in alinea 837 vermelde criteria is voldaan. Als financiële activa en financiële verplichtingen die vallen onder een ‘master netting’49
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
overeenkomst niet worden gesaldeerd, wordt het effect van de overeenkomst op het kredietrisico dat de rechtspersoon loopt, vemeld.
Geen gemengde waardering van individuele balansposten 844 Het is niet toegestaan (sub)categorieën financiële instrumenten die tegen (geamortiseerde) kostprijs en tegen reële waarde worden gewaardeerd, samen te voegen in een enkele balanspost. In één balanspost mogen geen items worden opgenomen die volgens verschillende grondslagen worden gewaardeerd.
290.9
In de toelichting op te nemen gegevens
Deze paragraaf betreft de volgende onderdelen: Omschrijving
Alinea
Toepassing door middelgrote ondernemingen Ja Ja
Algemeen 901 – 905 Grondslagen voor waardering 906 – 917 en resultaatbepaling en voorwaarden van financiële instrumenten Rente- en kasstroomrisico 918 – 927
Kredietrisico
Aanbevolen; vereisten in Jaarverslag Aanbevolen; vereisten in Jaarverslag Ja Ja
928 – 936
Reële waarde 937 – 942 Financiële activa gewaardeerd 943 – 945 tegen een hogere waarde dan de reële waarde Overige in de toelichting op te 946 – 947 nemen gegevens
zie wettelijke hoofdstuk 400 zie wettelijke hoofdstuk 400
Aanbevolen; zie wettelijke vereisten in hoofdstuk 400 Jaarverslag
De in deze paragraaf opgenomen toelichtende informatie sluit voor een deel aan op specifieke wettelijke bepalingen. Waar dit van toepassing is, is dat aangegeven. Voor de overige informatie geldt dat deze in het algemeen van belang is teneinde te voldoen aan het wettelijke inzichtsvereiste, zoals opgenomen in artikel 2:362 lid 1 tot en met 4 BW, indien uiteraard de desbetreffende informatie voor de rechtspersoon van betekenis is. 50
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Algemeen 901 Doel van het verstrekken van gegevens zoals beschreven in dit hoofdstuk, is het verschaffen van informatie: – die het inzicht vergroot in het belang van de in de balans en de niet in de balans opgenomen financiële instrumenten voor de financiële positie, het resultaat en de kasstromen van de rechtspersoon; en – die relevant is bij het bepalen van de bedragen, de tijdstippen en de mate van zekerheid van de toekomstige kasstromen van deze instrumenten. In aanvulling op het verschaffen van specifieke informatie omtrent bepaalde posities en transacties in financiële instrumenten in de toelichting, wordt aanbevolen een uiteenzetting te geven omtrent de mate waarin de financiële instrumenten worden gebruikt, de daaraan verbonden risico’s en de bedrijfsdoeleinden die daarmee worden gediend. Een uiteenzetting over de door de leiding genomen maatregelen om de risico’s verbonden aan de financiële instrumenten te beperken, verschaft relevante additionele informatie ongeacht de op een bepaald moment uitstaande instrumenten. Dit soort maatregelen betreft onder meer het beleid ten aanzien van het hedgen van risico’s, het vermijden van concentraties van risico’s en het verkrijgen van onderpanden om kredietrisico’s te beperken. 902 Transacties in financiële instrumenten kunnen erin resulteren dat de rechtspersoon de financiële risico’s verkrijgt van of overdraagt aan een andere partij. De in de toelichting op te nemen gegevens verschaffen informatie, die de gebruikers van jaarrekeningen behulpzaam zijn bij het schatten van de omvang van risico’s die verbonden zijn aan zowel de in de balans opgenomen als de niet in de balans opgenomen financiële instrumenten. 903 Deze paragraaf geeft geen bepalingen voor de vorm waarin informatie wordt verstrekt, noch voor de plaats daarvoor in de jaarrekening. Indien de voorgeschreven informatie over in de balans opgenomen financiële instrumenten is vermeld in de balans zelf, is het niet nodig deze nogmaals op te nemen in de toelichting. Met betrekking tot de niet in de balans opgenomen financiële instrumenten is de toelichting echter de primaire informatiebron. De daarin verstrekte informatie kan bestaan uit een combinatie van beschrijvingen en specifieke kwantitatieve gegevens, al naar gelang de aard van de instrumenten en hun relatieve belang voor de rechtspersoon. 904 Het bepalen van de mate van detail van de toelichtingen over bepaalde financiële instrumenten vereist een beoordeling waarbij rekening dient te worden gehouden met het relatieve belang van deze instrumenten. Bij de mate van detaillering van toelichtingen dient een zodanig evenwicht te worden gevonden dat enerzijds wordt voorkomen dat de jaarrekening wordt overladen met detailinformatie en anderzijds er sprake is van een te hoge mate van aggregatie. 51
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Als de rechtspersoon bijvoorbeeld partij is in een groot aantal transacties in financiële instrumenten met min of meer vergelijkbare kenmerken en geen enkel contract individueel belangrijk is, is samengevatte informatie waarbij gerefereerd wordt aan specifieke categorieën van instrumenten, op zijn plaats. Aan de andere kant kan specifieke informatie over een individueel instrument belangrijk zijn indien het instrument bijvoorbeeld een essentieel element in de kapitaalstructuur van de rechtspersoon vormt. 905 De leiding van de rechtspersoon groepeert financiële instrumenten in categorieën die aansluiten op de aard van de informatie die openbaar wordt gemaakt, rekening houdend met zaken zoals de kenmerken van de instrumenten, de risicokarakteristieken van de instrumenten, het al dan niet in de balans opnemen van de instrumenten en, als zij in de balans worden opgenomen, de waarderingsgrondslag die is toegepast. Groepering in categorieën leidt in het algemeen niet tot het geven van informatie over individuele instrumenten of individuele soorten instrumenten, als deze geen belangrijke eigen kenmerken hebben. In het algemeen worden categorieën op zodanige wijze bepaald dat bijvoorbeeld posten met een lange termijn en posten met een korte termijn of posten die tegen kostprijs en posten die tegen reële waarde worden gewaardeerd, kunnen worden onderscheiden. Wanneer bedragen opgenomen in de toelichting of in aanvullende schema’s verband houden met in de balans opgenomen activa en verplichtingen, wordt voldoende informatie verschaft om het verband te leggen met de posten opgenomen in de balans. Indien de rechtspersoon partij is in financiële instrumenten die niet worden behandeld in dit hoofdstuk, zoals pensioen- of verzekeringsverplichtingen, vormen deze instrumenten één of meer categorieën van financiële activa en financiële verplichtingen die gescheiden van de financiële instrumenten, zoals behandeld in dit hoofdstuk, in de toelichting worden opgenomen.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling en voorwaarden van financiële instrumenten 906 Voor elke categorie van financiële activa, financiële verplichtingen en eigenvermogensinstrumenten, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dient de rechtspersoon het volgende in de toelichting op te nemen: a. informatie over de omvang en de aard van de financiële instrumenten, inclusief belangrijke contractuele bepalingen die invloed kunnen hebben op zowel bedrag en tijdstip als mate van zekerheid van de toekomstige kasstromen (voor derivaten die tegen actuele waarde worden gewaardeerd, is deze bepaling in overeenstemming met artikel 2:381a onder c BW); en b. de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, inclusief de criteria voor opname van financiële instrumenten in de balans en de toegepaste waarderingsmethoden (in overeenstemming met artikel 2:384 lid 5 BW). 907 De contractuele bepalingen van een financieel instrument hebben een belangrijke invloed op de omvang, het tijdstip en de mate van zekerheid van toekomstige kasstromen bij de partijen betrokken bij een financieel instrument. Als de in de balans opgenomen en de niet in de balans 52
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
opgenomen instrumenten belangrijk zijn, hetzij individueel hetzij als categorie, in verhouding tot de huidige financiële positie of de toekomstige operationele resultaten van de rechtspersoon, wordt informatie gegeven over de contractuele bepalingen daarvan. Als geen enkel instrument individueel belangrijk is voor de toekomstige kasstromen van een bepaalde rechtspersoon, worden de essentiële kenmerken van de instrumenten beschreven voor relevante groepen van vergelijkbare instrumenten. 908 Indien financiële instrumenten die worden gehouden dan wel zijn uitgegeven door de rechtspersoon, individueel dan wel als categorie, in aanzienlijke mate blootstaan aan risico’s zoals opgesomd in alinea 401, kan het noodzakelijk zijn de volgende contractuele bepalingen toe te lichten: a. de hoofdsom, het nominale of een ander vergelijkbaar bedrag dat voor bepaalde afgeleide financiële instrumenten zoals de renteswap, het bedrag kan zijn (aangeduid als ‘notional’ bedrag) waarop toekomstige betalingen zijn gebaseerd; b. de datum van aflossing, expiratie of uitoefening; c. opties tot vervroegde afwikkeling gehouden door één van beide partijen van het instrument, inclusief de periode waarin, of de datum waarop, de opties uitgeoefend kunnen worden en de uitoefenprijs of de bandbreedte van mogelijke uitoefenprijzen; d. opties gehouden door één van beide partijen om het instrument te converteren in, of te verruilen voor een ander financieel instrument of een ander actief of andere verplichting, inclusief de periode waarin, of de datum waarop de opties uitgeoefend kunnen worden alsmede de conversie of ruilverhouding(en); e. de bedragen en tijdstippen van verwachte toekomstige ontvangsten of betalingen van de hoofdsom van het financiële instrument, inclusief afbetalingstermijnen en bepaalde ‘sinking fund’ of vergelijkbare bepalingen; f. het overeengekomen percentage of bedrag aan rente, dividend of andere periodieke vergoedingen op de hoofdsom en de tijdstippen van de betalingen; g. de verkregen zekerheden in geval van een financieel actief, of de verstrekte zekerheden in geval van een financiële verplichting; h. in het geval van een instrument waarvan de kasstromen een valuta-eenheid hebben die afwijkt van de presentatievaluta, de valuta-eenheid waarin de ontvangsten of betalingen plaatsvinden, bij voorkeur weergegeven in de vorm van een geaggregeerd overzicht van de posities per vreemde valuta; i. indien het instrument een ruil inhoudt, informatie zoals hiervoor beschreven bij de letters a. tot en met h. voor het instrument dat verkregen wordt met de ruil; en j. elke voorwaarde van een instrument of een daaraan verbonden bepaling die, indien deze in werking treedt, leidt tot een belangrijke verandering van één van de andere bepalingen (bijvoorbeeld een bepaling inzake een minimale solvabiliteitsratio in een schuldovereenkomst, die indien de ratio wordt overschreden leidt tot een directe, verplichte aflossing van de gehele lening). 909
Indien de presentatie in de balans van een financieel instrument afwijkt van de juridische 53
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
vorm van het instrument, is het wenselijk dat de rechtspersoon in de toelichting de aard van het instrument toelicht. 910 Het nut van informatie inzake de aard en omvang van financiële instrumenten wordt vergroot indien relaties die bestaan tussen individuele instrumenten en die invloed kunnen hebben op het bedrag, het tijdstip of de mate van zekerheid van toekomstige kasstromen van de rechtspersoon, zichtbaar worden gemaakt. Het is bijvoorbeeld belangrijk bestaande relaties tussen afdekkingsinstrumenten en afgedekte instrumenten toe te lichten. Een voorbeeld hiervan is de rechtspersoon die een belegging in aandelen aanhoudt waarvoor deze tevens een putoptie heeft gekocht. Evenzo is het belangrijk om relaties tussen de onderdelen van synthetische instrumenten toe te lichten, zoals een vastrentende schuld die is gecreëerd door gelden te lenen tegen een variabele rentevoet en een renteswap af te sluiten, waardoor de variabele rente is omgezet in een vaste rente. In beide gevallen presenteert de rechtspersoon de individuele financiële activa en financiële verplichtingen in de balans overeenkomstig hun aard, hetzij afzonderlijk, hetzij in de categorie van financiële activa of financiële verplichtingen waartoe zij behoren. De mate waarin een risicopositie is gewijzigd door relaties tussen activa en verplichtingen kan reeds duidelijk zijn voor gebruikers van jaarrekeningen door informatie te verschaffen zoals beschreven in alinea 908, maar in bepaalde omstandigheden zijn nadere toelichtingen noodzakelijk. 911 Het bestaan van alternatieve mogelijkheden voor de verwerking van financiële instrumenten, bijvoorbeeld zoals die voor niet-beursgenoteerde eigen-vermogensinstrumenten, maakt het bijzonder belangrijk dat rechtspersonen hun grondslagen voor waardering en resultaatbepaling vermelden. Op grond van artikel 2:384 lid 5 BW neemt de rechtspersoon een duidelijke en beknopte weergave op in de toelichting van alle belangrijke grondslagen voor waardering en resultaatbepaling die worden gehanteerd; dit betreft zowel de algemene grondslagen als de wijze waarop deze worden toegepast in geval van belangrijke transacties en in bepaalde omstandigheden (zie ook hoofdstuk 120 Prijsgrondslagen). In geval van financiële instrumenten betreft dit vermelding van: a. de toegepaste criteria bij de bepaling wanneer een financieel actief of een financiële verplichting in de balans wordt opgenomen en wanneer verwerking in de balans wordt beëindigd; b. de toegepaste waarderingsgrondslag voor financiële activa en financiële verplichtingen bij zowel de eerste verwerking in de balans als de daaropvolgende waardering; en c. de wijze waarop baten en lasten uit financiële activa en financiële verplichtingen worden bepaald en verwerkt. 912 De volgende informatie dient in overeenstemming met artikel 2:384 lid 5 BW te worden opgenomen in de toelichting onder de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling van de rechtspersoon: a. de methoden en belangrijke veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het schatten van de reële waarde van financiële activa en financiële verplichtingen die tegen reële waarde zijn gewaardeerd, en wel afzonderlijk voor belangrijke categorieën financiële 54
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
b.
c.
activa en categorieën financiële verplichtingen. Voor financiële instrumenten die tegen actuele waarde worden gewaardeerd, sluit deze bepaling aan op artikel 2:381a BW; en of baten en lasten voortvloeiend uit veranderingen in de reële waarde van die financiële activa welke na eerste verwerking tegen reële waarde worden gewaardeerd, anders dan die welke voor handelsdoeleinden worden aangehouden, in het nettoresultaat over de periode worden opgenomen of direct in het eigen vermogen worden verwerkt tot vervreemding van het financieel actief. Voor financiële instrumenten die tegen actuele waarde worden gewaardeerd, sluit deze bepaling aan op artikel 2:381a BW; en voor elke in alinea 504 omschreven categorieën van financiële activa, of aankopen en verkopen van financiële activa in geval standaard marktconventies gelden, worden verantwoord op de transactiedatum of op de afwikkelingsdatum (zie alinea 703 en verder).
913 In de toelichting op de jaarrekening dienen alle navolgende gegevens te worden verstrekt met betrekking tot hedge accounting: a. een beschrijving van doelstellingen en beleid van de rechtspersoon inzake het beheer van financiële risico’s, met inbegrip van het beleid inzake hedging van elke belangrijke soort verwachte transacties (zie alinea 613 onder a.). Voor het jaarverslag zijn deze bepalingen opgenomen in artikel 2:391 BW; b. in geval van hedging van risico’s in verband met toekomstige verkopen, bijvoorbeeld (in overeenstemming met artikel 2:381a, onder b BW): de aard van de te hedgen risico’s, ongeveer hoeveel maanden of jaren aan verwachte toekomstige verkopen zijn afgedekt en bij benadering het percentage van de omzet in die toekomstige maanden of jaren; c. indien een bate of last op derivaten en niet-derivaten die als hedge-instrument zijn aangewezen in een kasstroomhedge, direct in het eigen vermogen is verwerkt: informatie, in het mutatieoverzicht van het eigen vermogen (in overeenstemming met artikel 2:378 lid 1 en artikel 2:381a, onder b BW), over: 1. het bedrag dat in de lopende periode aldus in het eigen vermogen is verwerkt; 2. het bedrag dat uit het eigen vermogen is verwijderd en in de winst- en verliesrekening over de periode is opgenomen; en 3. het bedrag dat in de lopende periode uit het eigen vermogen is verwijderd en meegerekend bij de eerste bepaling van de verkrijgingsprijs of andere boekwaarde van het actief of de verplichting in een afgedekte verwachte transactie; en d. Indien hedge accounting wordt toegepast, wordt omtrent reële waarde hedges, kasstroomhedges, kostprijshedges en hedges van nettokapitaalbelangen in een buitenlandse eenheid per hedgestrategie het volgende afzonderlijk vermeld: 1. een beschrijving van de hedgestrategie; 2. een beschrijving van de financiële instrumenten die als hedge-instrument zijn 55
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
aangewezen voor de hedgetransactie en de reële waarde daarvan per balansdatum; 3. de aard van de af te dekken risico’s; en 4. voor hedging van verwachte transacties: in welke perioden de verwachte transacties naar verwachting zullen plaatsvinden, wanneer deze naar verwachting opgenomen worden in de resultaatbepaling en een beschrijving van belangrijke verwachte transacties waarvoor voordien gebruik werd gemaakt van hedge accounting, maar die naar verwachting niet meer zullen plaatsvinden. Zie ook de wettelijke vereisten van artikel 2:391 BW in hoofdstuk 400 Jaarverslag. 914 Overige soorten transacties waarvoor het nodig kan zijn de relevante grondslagen in de toelichting te vermelden, zijn: a. overdrachten van financiële activa indien de overdragende partij een belang houdt in of betrokken blijft bij de activa, zoals in het geval van een zogenoemde ‘securitisatie’ van financiële activa (waarbij activa worden overgedragen aan een andere – speciaal daarvoor opgerichte – rechtspersoon, die ter financiering daarvan verhandelbare effecten uitgeeft), terugkoopovereenkomsten en omgekeerde terugkoopovereenkomsten; b. overdrachten van financiële activa aan een afzonderlijke rechtspersoon (trust) met als doel te voldoen aan verplichtingen indien zij expireren, zonder dat de verplichting van de partij die de activa overdraagt komt te vervallen ten tijde van de overdracht, zoals in geval van een ‘in-substance defeasance trust’; c. acquisitie of uitgifte van afzonderlijke financiële instrumenten als deel van een serie transacties ontworpen om op synthetische wijze het effect van verkrijging of uitgifte van een enkel instrument te realiseren; d. acquisitie of uitgifte van financiële instrumenten ter afdekking van risico’s; e. acquisitie of uitgifte van monetaire financiële instrumenten die een rentevoet hebben die afwijkt van de geldende marktrente op het moment van acquisitie of uitgifte; en f. de classificatie van uitgegeven ‘puttable’ instrumenten als eigen-vermogensinstrumenten of vreemd-vermogensinstrumenten. 915 Teneinde gebruikers van jaarrekeningen adequaat inzicht te verschaffen, in de wijze waarop financiële activa en financiële verplichtingen worden gewaardeerd, wordt in de toelichting niet alleen aangegeven of als waarderingsgrondslag kostprijs, reële waarde of een andere waarderingsgrondslag is toegepast voor een bepaalde categorie van activa of verplichtingen, maar ook welke methode voor het toepassen daarvan is gehanteerd. Ten aanzien van financiële instrumenten die op kostprijs worden gewaardeerd, betekent dit bijvoorbeeld dat de rechtspersoon uiteenzet hoe de volgende posten worden verwerkt: a. kosten van acquisitie of uitgifte; b. agio’s en disagio’s op monetaire financiële activa en financiële verplichtingen; c. veranderingen in de geschatte omvang van bepaalbare toekomstige kasstromen verbonden aan een monetair financieel instrument, zoals een obligatie geïndexeerd aan een prijs van 56
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
d.
e. f.
een goederencontract; veranderingen in omstandigheden die een belangrijke onzekerheid tot gevolg hebben over de tijdige ontvangst van alle overeengekomen bedragen uit hoofde van monetaire financiële activa; daling van de reële waarde van financiële activa beneden de boekwaarde; en geherstructureerde financiële verplichtingen.
916 Voor financiële activa en financiële verplichtingen die gewaardeerd worden tegen reële waarde, geeft de rechtspersoon aan of de boekwaarden zijn afgeleid van genoteerde marktprijzen, onafhankelijke taxaties, netto-contante-waardeberekeningen of dat een andere geschikte methode is gehanteerd. Tevens worden belangrijke veronderstellingen die gebruikt zijn bij de bepaling van de waarde toegelicht. 917 De rechtspersoon vermeldt in de toelichting op welke basis gerealiseerde en ongerealiseerde baten en lasten, rente en andere resultaatposten die samenhangen met financiële activa en financiële verplichtingen, in de winst- en verliesrekening worden verwerkt. Deze toelichting omvat ook informatie omtrent de basis voor het verwerken van de baten en lasten met betrekking tot financiële instrumenten die worden aangehouden voor afdekkingsdoeleinden. Indien de rechtspersoon baten en lasten op een nettobasis presenteert, terwijl de corresponderende financiële activa en financiële verplichtingen in de balans niet zijn gesaldeerd, wordt de reden voor een dergelijke presentatie toegelicht als het effect belangrijk is.
Rente- en kasstroomrisico 918 Voor elke categorie financiële activa en financiële verplichtingen, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dient de rechtspersoon informatie te geven over de mate waarin hij blootstaat aan rente- en kasstroomrisico, door middel van informatie die ten minste omvat: a. de contractuele renteherzienings- of aflossingsdata, voor zover laatstgenoemde eerder liggen; en b. de effectieve rentevoeten, voor zover van toepassing. Voor middelgrote rechtspersonen worden alinea 918 tot en met 927 aanbevolen. Zie ook de wettelijke vereisten van artikel 2:391 BW in hoofdstuk 400 Jaarverslag. 919 De rechtspersoon verschaft, bij voorkeur in de vorm van een samenvattend overzicht, informatie omtrent het effect dat een toekomstige verandering in de geldende rentevoet kan hebben. Veranderingen in marktrente hebben een direct effect op de contractueel bepaalde kasstromen verbonden aan sommige financiële activa en financiële verplichtingen (kasstroomrisico) en op de reële waarde van andere (prijsrisico). 920
Informatie omtrent looptijden, dan wel renteherzieningstermijnen voor zover die korter 57
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
zijn, geeft de periode aan waarvoor rentevoeten vaststaan. Informatie omtrent effectieve rentevoeten geeft het niveau aan waartegen rentevoeten vast staan. Deze gegevens verschaffen gebruikers van jaarrekeningen een basis voor het beoordelen van het renteprijsrisico, dat de rechtspersoon loopt en inzicht in de potentiële baten of lasten als gevolg daarvan. Voor instrumenten met renteherzieningsdata vóór het einde van de looptijd van het instrument is informatie over de periode tot aan de volgende renteherziening belangrijker dan informatie over de periode tot expiratie. 921 Ter aanvulling op informatie omtrent contractuele renteherzienings- en expiratiedata, kan de rechtspersoon ervoor kiezen informatie in de toelichting op te nemen over verwachte renteherzienings- of expiratiedata als deze data belangrijk afwijken van de overeengekomen data. Dergelijke informatie kan met name relevant zijn wanneer de rechtspersoon bijvoorbeeld in staat is, met een redelijke mate van zekerheid, te voorspellen welke bedragen van vastrentende hypotheekleningen afgelost zullen worden vóór het einde van de looptijd en de rechtspersoon deze gegevens gebruikt als basis voor het beheersen van het renterisico. Hierbij wordt aangegeven dat de toelichting is gebaseerd op verwachtingen van de leiding ten aanzien van toekomstige gebeurtenissen en welke veronderstellingen zijn gemaakt inzake renteherzieningsdata en de looptijden en hoe die veronderstellingen afwijken van de contractuele bepalingen. 922 a. b. c.
De rechtspersoon geeft aan welke van zijn financiële activa en financiële verplichtingen: onderhevig zijn aan renteprijsrisico, zoals monetaire financiële activa en financiële verplichtingen met een vaste rentevoet; onderhevig zijn aan rentekasstroomrisico, zoals monetaire financiële activa en financiële verplichtingen met een variabele rentevoet die wordt aangepast als de marktrente verandert; niet onderhevig zijn aan renterisico, zoals bepaalde beleggingen in aandelen en dergelijke.
923 De effectieve rentevoet van een monetair financieel instrument is de rentevoet die, indien deze wordt gebruikt in een contante-waardeberekening, resulteert in de boekwaarde van het instrument. Daarbij wordt die rentevoet gebruikt om de stroom van toekomstige ontvangsten of betalingen van liquide middelen vanaf de verslagdatum tot de volgende renteherzienings- of eerdere aflossingsdatum en de verwachte boekwaarde (hoofdsom) op die datum contant te maken. De effectieve rentevoet is een historische rentevoet voor een vastrentend instrument dat tegen kostprijs is gewaardeerd en een actuele marktrente voor een variabel rentend instrument of een instrument dat tegen reële waarde is gewaardeerd. De effectieve rentevoet is de zogenaamde interne rentevoet van het instrument voor de periode tot het einde van de looptijd of tot de volgende renteherzieningsdatum voor zover die eerder ligt. 924 Alinea 918 is van toepassing op obligaties, waardepapieren en vergelijkbare monetaire financiële instrumenten met toekomstige betalingen die opbrengsten voor de houder van het instrument en kosten voor de emittent vormen die de tijdswaarde van geld weerspiegelen. Alinea 918 is niet van toepassing op niet-monetaire financiële instrumenten en afgeleide instrumenten waarvoor geen effectieve rentevoet bepaald kan worden. Want hoewel derivaten, zoals swaps, 58
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
forward rate agreements en opties, onderhevig zijn aan prijsrisico of kasstroomrisico als gevolg van veranderingen in de marktrentevoeten, is het niet zinvol in de toelichting een effectieve rentevoet op te nemen. Echter, door het geven van informatie over de effectieve rentevoet toont de rechtspersoon het effect op het renterisico waaraan hij blootstaat, van afdekkingstransacties of van transacties die het karakter van de rentevoet wijzigen (van vast in variabel of omgekeerd), zoals renteswaps. 925 De rechtspersoon kan renterisico’s blijven lopen die verbonden zijn aan financiële activa die niet langer in de balans zijn opgenomen. Ook kan de rechtspersoon renterisico’s lopen als gevolg van een transactie waarbij geen financieel actief of financiële verplichting in de balans wordt opgenomen, zoals een overeenkomst om fondsen uit te lenen tegen een vaste rentevoet. In dergelijke gevallen neemt de rechtspersoon informatie in de toelichting op die gebruikers van jaarrekeningen in staat stelt om de aard en omvang van het renterisico te beoordelen. Indien er sprake is van een overdracht van financiële activa, omvat deze informatie in het algemeen de aard van de overgedragen activa, de nominale waarde van deze activa, de rentevoet en de looptijd en de contractuele bepalingen van de transactie die aanleiding geven tot het voortduren van het renterisico. Indien een onvoorwaardelijke verplichting tot het verstrekken van een lening is overeengekomen, omvat de informatie in de toelichting in het algemeen de nominale waarde van de te verstrekken lening, de rentevoet, de looptijd van de hoofdsom en belangrijke contractuele bepalingen van de transactie die leiden tot het onderhevig zijn aan renterisico. 926 De aard van de bedrijfsactiviteiten van de rechtspersoon en de mate waarin financiële instrumenten worden gebruikt, bepalen of informatie omtrent renterisico gepresenteerd wordt door middel van tekst, tabellen of een combinatie daarvan. Indien de rechtspersoon een aanzienlijk aantal financiële instrumenten heeft die onderhevig zijn aan prijs- of kasstroomrisico’s zou de rechtspersoon één of meer van de volgende benaderingen kunnen kiezen voor het presenteren van informatie: a. De boekwaarden van financiële instrumenten die onderhevig zijn aan het renteprijsrisico kunnen worden gepresenteerd in een tabelvorm, gegroepeerd naar de volgende contractuele looptijden of perioden tot de volgende renteherzieningsdata, voor zover deze eerder liggen: 1. tot en met één jaar vanaf de balansdatum; 2. langer dan één, maar korter dan vijf jaar vanaf de balansdatum; 3. vijf jaar of langer vanaf de balansdatum. b. Indien de resultaten van de rechtspersoon belangrijk worden beïnvloed door de omvang van het prijsrisico of veranderingen van het prijsrisico, is gedetailleerder informatie wenselijk. Een bank zou bijvoorbeeld naast de eerdergenoemde onderscheiding, de boekwaarden van financiële instrumenten kunnen groeperen naar de volgende contractuele looptijden of periodes tot de volgende renteherzieningsdata, voor zover deze eerder liggen: 1. tot en met één maand vanaf de balansdatum; 2. langer dan één, maar minder dan drie maanden, vanaf de balansdatum; en 3. langer dan drie maanden maar minder dan twaalf maanden, vanaf de balansdatum. c. De rechtspersoon zou op overeenkomstige wijze het kasstroomrisico dat hij loopt kunnen 59
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
d.
weergeven. Namelijk door een tabel op te nemen waarin de totale boekwaarden in groepen van variabel-rentende financiële activa en financiële verplichtingen expirerend in de verschillende toekomstige perioden worden weergegeven. Er kan informatie over rentevoeten worden gegeven voor individuele financiële instrumenten of gewogen gemiddelde rentevoeten of een bandbreedte van rentevoeten voor elke categorie financiële instrumenten. De rechtspersoon groepeert instrumenten in verschillende valuta of met substantieel afwijkende kredietrisico’s in afzonderlijke categorieën indien deze factoren resulteren in instrumenten met belangrijk verschillende effectieve rentevoeten.
927 In bepaalde omstandigheden kan de rechtspersoon relevante informatie verschaffen omtrent zijn gevoeligheid voor renterisico door het effect weer te geven van een hypothetische verandering in de geldende marktrente op de reële waarde van de financiële instrumenten en op de toekomstige resultaten en kasstromen. Dergelijke informatie omtrent de mate waarin de rechtspersoon renterisico loopt kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een veronderstelling van 1% verandering in marktrente op balansdatum. De effecten van een verandering in de rentevoet omvatten veranderingen in rentebaten en -lasten die samenhangen met variabel rentende financiële instrumenten en in baten en lasten die voortkomen uit veranderingen in de reële waarde van vastrentende instrumenten. De gerapporteerde rentegevoeligheid kan beperkt worden tot de directe effecten van een renteverandering op rentedragende financiële instrumenten per balansdatum, omdat de indirecte effecten van een renteverandering op financiële markten en op individuele rechtspersonen normaliter niet voldoende betrouwbaar voorspeld kunnen worden. Indien informatie wordt opgenomen met betrekking tot de rentegevoeligheid, geeft de rechtspersoon aan op welke basis deze informatie wordt verschaft, inclusief de belangrijkste veronderstellingen die daarbij zijn gehanteerd.
Kredietrisico 928 Voor elke categorie financiële activa, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dient de rechtspersoon gegevens te verstrekken over de mate waarin hij kredietrisico loopt, door middel van informatie die ten minste omvat: a. het bedrag dat het best het maximale kredietrisico weergeeft dat op balansdatum wordt gelopen, ingeval tegenpartijen hun verplichtingen uit hoofde van financiële instrumenten niet nakomen, zonder rekening te houden met de reële waarde van verkregen zakelijke onderpanden; b. belangrijke concentraties van kredietrisico. Voor middelgrote rechtspersonen worden alinea 928 tot en met 936 aanbevolen. Zie ook de wettelijke vereisten van artikel 2:391 BW in hoofdstuk 400 Jaarverslag. 929 In de toelichting op de jaarrekening dienen in overeenstemming met artikel 2:387 lid 5 BW alle navolgende aanvullende gegevens te worden opgenomen met betrekking tot 60
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
financiële instrumenten: informatie over de aard en het bedrag van een eventuele last wegens bijzondere waardeverminderingen of terugboeking daarvan die voor een financieel actief in de balans is verwerkt, en wel voor elke belangrijke categorie financiële activa afzonderlijk. Verder dient: a. een leningnemer de boekwaarde van de financiële activa te vermelden die deze als zekerheid heeft verstrekt voor verplichtingen en (in overeenstemming met artikel 2:375 lid 3 BW en alinea 906) alle belangrijke bepalingen en condities van deze tot zekerheid verstrekte activa in de toelichting vermelden; en b. een leninggever het volgende te vermelden: – een indicatie van de reële waarde van de tot zekerheid verkregen activa (zowel financiële als niet-financiële) die de leninggever vrij is te verkopen of tot zekerheid te verstrekken aan derden, indien de reële waarde minus de geschatte kosten van uitwinning lager is dan de boekwaarde van het financieel actief en zolang geen sprake is van faillissement; – een indicatie van de reële waarde van de tot zekerheid verkregen activa die zijn verkocht of tot zekerheid aan derden zijn verstrekt; en – in overeenstemming met alinea 906, alle belangrijke bepalingen en condities in verband met het gebruik van de zekerheden. Zie ook de wettelijke vereisten van artikel 2:391 BW in hoofdstuk 400 Jaarverslag. 930 De rechtspersoon verschaft informatie inzake kredietrisico om gebruikers van jaarrekeningen in staat te stellen in te schatten in welke mate de omvang van toekomstige kasstromen uit financiële activa aanwezig op balansdatum kan verminderen als gevolg van het niet nakomen van verplichtingen door tegenpartijen. Het in gebreke blijven van de tegenpartij kan aanleiding geven tot een financieel verlies dat wordt opgenomen in de winst- en verliesrekening van de rechtspersoon. Alinea 928 brengt niet met zich mee dat de rechtspersoon in de toelichting een schatting opneemt van de kans op toekomstige verliezen. 931 Het geven van informatie over de bedragen waarover kredietrisico wordt gelopen zonder rekening te houden met potentiële opbrengsten uit verkoop van zakelijke onderpanden (het ‘maximale kredietrisico’ van de rechtspersoon), is bedoeld om: a. de gebruikers van jaarrekeningen een op consistente wijze bepaald bedrag te verstrekken waarover kredietrisico wordt gelopen, zowel voor wat betreft in de balans opgenomen als voor wat betreft niet in de balans opgenomen financiële activa; en b. rekening te houden met de mogelijkheid dat het maximale verliesrisico afwijkt van de boekwaarde van een in de balans opgenomen financieel actief of van de reële waarde van een niet in de balans opgenomen financieel actief dat op andere wijze is weergegeven in de jaarrekening. 932 Bij in de balans opgenomen financiële activa die onderhevig zijn aan kredietrisico, geeft de boekwaarde van de activa in de balans, na aftrek van specifieke voorzieningen, in het algemeen het 61
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
bedrag weer waarover kredietrisico wordt gelopen. In het geval van een renteswap bijvoorbeeld die wordt gewaardeerd tegen reële waarde, is het maximale verliesrisico per balansdatum normaliter de boekwaarde, omdat de boekwaarde de kosten weergeeft tegen actuele marktrentevoeten voor het vervangen van de swap bij het in gebreke blijven van de tegenpartij. Onder deze omstandigheden is geen additionele toelichting noodzakelijk naast de in de balans opgenomen informatie. Het maximale potentiële verlies voor bepaalde in de balans opgenomen financiële activa kan echter belangrijk verschillen van de boekwaarde en van andere in de toelichting opgenomen bedragen, zoals de reële waarde of de nominale hoofdsom. In dergelijke omstandigheden is additionele informatie vereist om aan de stellige uitspraak van alinea 928, onder a te voldoen. 933 De rechtspersoon kan gevoelig zijn voor kredietrisico als gevolg van een transactie die niet leidt tot een financieel actief, zoals door het aangaan van een financiele garantie of het afsluiten van een kredietderivaat. Door het garanderen van een verplichting van een andere partij loopt de garantiegever kredietrisico waarmee rekening moet worden gehouden bij het opnemen van gegevens in de toelichting, zoals vereist door alinea 928. 934 Over concentraties van kredietrisico wordt informatie verschaft indien deze niet duidelijk blijkt uit andere informatie over de aard van de bedrijfsactiviteiten en de financiële positie van de rechtspersoon en indien de concentraties leiden tot een aanzienlijk risico van verliezen in het geval dat de andere partijen in gebreke blijven. Het onderkennen van belangrijke concentraties is een zaak van beoordeling door de leiding, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden waarin de rechtspersoon verkeert en de omstandigheden waarin debiteuren van de rechtspersoon verkeren. Hoofdstuk 270, paragraaf 5 Overige detaillering van de winst- en verliesrekening en hoofdstuk 350 Gesegmenteerde informatie geven een leidraad voor het onderscheiden van bedrijfstakken en geografische segmenten waarbinnen concentraties van kredietrisico zich kunnen voordoen. 935 Concentraties van kredietrisico kunnen zich voordoen als gevolg van risico’s ten opzichte van één debiteur of ten opzichte van groepen van debiteuren met zodanig vergelijkbare kenmerken dat hun mogelijkheden om aan hun verplichtingen te voldoen naar verwachting op vergelijkbare wijze worden beïnvloed door veranderingen in economische of andere omstandigheden. Kenmerken die aanleiding kunnen geven tot een concentratie van risico omvatten onder meer de aard van de activiteiten van de debiteuren, zoals de bedrijfstak waarin zij opereren, de geografische gebieden waar de activiteiten plaatsvinden en het niveau van kredietwaardigheid van groepen van vorderingen. Een fabrikant voor bedrijfsmiddelen voor de olie- en gasbranche heeft bijvoorbeeld normaal gesproken openstaande handelsvorderingen uit hoofde van verkoop van zijn producten, waarbij het risico van oninbaarheid wordt beïnvloed door economische omstandigheden in de olieen gasmarkt. Een bank die normaliter internationale kredieten verstrekt, kan aanzienlijke vorderingen hebben op minder ontwikkelde landen en de mogelijkheden van de bank om dergelijke leningen te incasseren kunnen ongunstig worden beïnvloed door lokale economische omstandigheden. 62
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
936 De te verstrekken gegevens over concentraties van kredietrisico omvatten een beschrijving van het gemeenschappelijke kenmerk van elke concentratie en van het maximumbedrag aan kredietrisico verbonden aan alle in de balans opgenomen en niet in de balans opgenomen financiële activa met dat kenmerk.
Reële waarde 937 Voor elke categorie financiële activa en financiële verplichtingen, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dient de rechtspersoon informatie te geven over de reële waarde, tenzij het verschil tussen boekwaarde en reële waarde van geringe betekenis is. Deze toelichting hoeft niet te worden opgenomen voor zover de financiële activa of de financiële verplichtingen al tegen reële waarde zijn gewaardeerd in de balans. Voor afgeleide financiële instrumenten is deze bepaling in overeenstemming met artikel 2:381b BW. Opname van informatie over reële waarde in de toelichting omvat ook het weergeven van de gehanteerde methode en de belangrijkste veronderstellingen gebruikt bij de toepassing daarvan. Daarbij wordt aangegeven of en op welke wijze met latente belastingverplichtingen rekening is gehouden. Als een instrument niet in een georganiseerde financiële markt wordt verhandeld, zou het voor de rechtspersoon onvoldoende kunnen zijn om slechts één waarde die de geschatte reële waarde weergeeft, te bepalen en in de toelichting op te nemen. In plaats daarvan kan het relevanter zijn een bandbreedte van waarden in de toelichting op te nemen waarbinnen de reële waarde van een financieel instrument waarschijnlijk ligt. 938 Indien de reële waarde van bepaalde financiële instrumenten niet betrouwbaar kan worden bepaald (zie alinea 505) en de rechtspersoon om deze reden dergelijke financiële instrumenten waardeert tegen (geamortiseerde) kostprijs, dient dit feit te worden vermeld. Voor belangrijke financiële instrumenten waarvoor dit geldt, dient tevens een beschrijving te worden opgenomen van de betreffende financiële instrumenten, alsmede een verklaring waarom de reële waarde niet betrouwbaar bepaald kan worden en, indien mogelijk, de bandbreedte van de schattingen waarbinnen de reële waarde zeer waarschijnlijk zal liggen. Verder wordt bij het niet langer verwerken in de balans van belangrijke financiële instrumenten waarvan voordien de reële waarde niet betrouwbaar kon worden bepaald, dit feit vermeld, alsmede de boekwaarde van bedoelde financiële instrumenten ten tijde van de verkoop en het bedrag van de verwerkte bate of last. Indien deze bate of last gering is kan worden volstaan met de toelichting van dit feit. 939 Inzake de baten of lasten uit herwaardering op reële waarde van financiële activa (anders dan activa die betrekking hebben op hedge-transacties) die direct in het eigen vermogen zijn verwerkt, wordt in overeenstemming met artikel 2:378 en 2:389 BW informatie, in het mutatieoverzicht van het eigen vermogen, verschaft over: 63
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
– –
het bedrag dat in de lopende periode aldus in het eigen vermogen is verwerkt; en het bedrag dat uit het eigen vermogen is verwijderd en in de winst- en verliesrekening over de periode is verantwoord.
940 Informatie over de reële waarde wordt veel gebruikt voor bedrijfsdoeleinden bij het vaststellen van de financiële positie van de rechtspersoon en bij het nemen van beslissingen over individuele financiële instrumenten. Deze informatie is tevens relevant voor vele beslissingen die genomen worden door gebruikers van jaarrekeningen omdat het, in veel gevallen, het oordeel van de financiële markten over de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen van een instrument weergeeft. Informatie over reële waarden maakt een vergelijking mogelijk tussen financiële instrumenten die in economische zin vergelijkbare karakteristieken hebben, onafhankelijk van het doel en ongeacht wanneer en door wie zij zijn uitgegeven of van wie zij zijn verkregen. De reële waarde verschaft een objectieve basis voor het beoordelen van het gevoerde beleid, doordat de effecten zichtbaar worden van beslissingen tot koop, verkoop of aanhouden van financiële instrumenten en van beslissingen tot het aangaan, het aanhouden of het afwikkelen van financiële verplichtingen. Indien de rechtspersoon een financieel actief of een financiële verplichting niet in de balans opneemt tegen reële waarde, verschaft de rechtspersoon informatie over de reële waarde door aanvullende informatie in de toelichting te geven. De toelichting van reële waarde van financiële instrumenten die niet op reële waarde in de balans zijn opgenomen, wordt verlangd om het inzicht in de vermogenspositie en de samenstelling van het vermogen op balansdatum te verbeteren. 941 Als geen informatie over de reële waarde in de toelichting wordt gegeven, omdat de reële waarde niet voldoende betrouwbaar kan worden bepaald, dient zoveel als mogelijk (kwalitatieve) informatie te worden verschaft die gebruikers van jaarrekeningen behulpzaam is bij het vormen van een eigen oordeel over de omvang van mogelijke verschillen tussen de boekwaarde van financiële activa en financiële verplichtingen en hun reële waarde. Naast een verklaring van de reden voor het weglaten van de reële waarde en de vermelding van de voornaamste kenmerken van de financiële instrumenten die van invloed zijn op hun waarde, wordt informatie verschaft over de markt voor de instrumenten. In bepaalde gevallen geven de contractuele bepalingen van de instrumenten opgenomen in de toelichting voldoende informatie omtrent de karakteristieken van het instrument. Indien daarvoor voldoende basis is, kan de leiding een mening geven over de relatie tussen de reële waarde en de boekwaarde van financiële activa en financiële verplichtingen waarvoor zij geen reële waarde kan bepalen. Hoge kosten voor het bepalen van reële waarde wordt niet als een valide argument voor het achterwege laten van deze toelichting, die enkel voor materiële afwijkingen tussen boekwaarde en reële waarde geldt, gezien. 942 Informatie over de reële waarde van categorieën van financiële activa of financiële verplichtingen die in de balans zijn opgenomen voor een andere waarde dan de reële waarde, wordt op een zodanige wijze gepresenteerd dat een vergelijking tussen de boekwaarde en de reële waarde mogelijk is. De reële waarden van in de balans opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen worden gegroepeerd in categorieën en gesaldeerd, voor zover de desbetreffende 64
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
boekwaarden worden gesaldeerd. Reële waarden van niet in de balans opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen worden gepresenteerd in een afzonderlijke categorie of categorieën, gescheiden van in de balans opgenomen posten, en worden slechts gesaldeerd voor zover zij voldoen aan de salderingscriteria die gelden voor in de balans opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen (zie alinea 837).
Financiële activa gewaardeerd tegen een hogere waarde dan de reële waarde 943 Als de rechtspersoon één of meer financiële activa heeft opgenomen tegen een boekwaarde die hoger is dan de reële waarde, dient de rechtspersoon (voor financiële vaste activa die worden gewaardeerd tegen een hoger bedrag dan de reële waarde in overeenstemming met artikel 2:381b BW) de volgende gegevens te verschaffen: a. de boekwaarde en de reële waarde van hetzij de individuele activa hetzij de relevante groepen van die individuele activa; en b. de redenen voor het niet verlagen van de boekwaarde, inclusief het gegeven waarop de leiding van de rechtspersoon de overtuiging baseert dat de boekwaarde kan worden gerealiseerd. Door middelgrote rechtspersonen dient, conform de wettelijke bepalingen, deze informatie uitsluitend te worden verstrekt over financiële vaste activa. 944 De leiding is verantwoordelijk voor de beoordeling van het bedrag dat zij denkt te verkrijgen uit een financieel actief en of de boekwaarde van een financieel actief afgewaardeerd moet worden, indien deze waarde hoger is dan de reële waarde. Deze situatie kan zich voordoen indien een waardedaling niet duurzaam wordt geacht (zie artikel 2:387 lid 4 BW). De informatie die vereist is volgens alinea 943 verschaft gebruikers van jaarrekeningen een basis voor inzicht in het beoordelingsproces van de leiding en voor het schatten van de kans dat omstandigheden kunnen veranderen, met als gevolg een waardevermindering van het actief in de toekomst. Indien van toepassing, is de informatie zoals vereist door alinea 943 op een zodanige wijze gegroepeerd dat deze aansluit op de gronden waarop de leiding heeft besloten tot het niet verlagen van de boekwaarde. 945 De grondslagen voor waardering en resultaatbepaling van de rechtspersoon met betrekking tot het in de balans opnemen van waardeverminderingen van financiële activa, in de toelichting vermeld overeenkomstig alinea 906, vormen een ondersteuning voor de verklaring waarom een bepaald financieel actief wordt gewaardeerd tegen een waarde die hoger is dan de reële waarde. Voorts geeft de rechtspersoon overwegingen en feiten weer, op grond waarvan de leiding heeft geconcludeerd dat de boekwaarde van een actief zal worden gerealiseerd. De reële waarde van een vastrentende lening die aan zal worden gehouden tot aflossingsdatum, kan bijvoorbeeld gedaald zijn beneden de boekwaarde als gevolg van een stijging in de rentevoeten. In dergelijke omstandigheden kan de leningverstrekker besloten hebben de boekwaarde niet te verlagen, omdat er geen aanwijzingen zijn waaruit afgeleid kan worden dat de emittent waarschijnlijk niet aan zijn 65
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
verplichtingen zal voldoen.
Overige in de toelichting op te nemen gegevens 946 Opname van aanvullende gegevens in de toelichting is aanbevolen, indien het aannemelijk is dat deze het inzicht van gebruikers van de jaarrekening in financiële instrumenten vergroot. Het kan wenselijk zijn informatie in de toelichting op te nemen zoals: a. het totale bedrag van de verandering in de reële waarde van financiële activa en financiële verplichtingen die zijn opgenomen als baten of lasten in de verslag periode; b. het totale bedrag van uitgestelde of niet opgenomen baten of lasten van afdekkingsinstrumenten anders dan de baten of lasten die gerelateerd zijn aan afdekking van verwachte toekomstige transacties; en c. het totaal van de gemiddelde boekwaarde gedurende het jaar van in de balans opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen, het totaal van de gemiddelde hoofdsom van de gemiddelde nominale waarde van het onderliggende primaire instrument of een ander vergelijkbaar bedrag gedurende het jaar van de niet in de balans opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen en het totaal van de gemiddelde reële waarde gedurende het jaar van alle financiële activa en alle financiële verplichtingen, in het bijzonder indien de waarden opgenomen per balansdatum niet representatief zijn voor de betreffende waarden gedurende het boekjaar. 947 In de toelichting dienen alle navolgende aanvullende gegevens te worden opgenomen met betrekking tot financiële instrumenten: a. informatie over belangrijke posten aan opbrengsten en kosten en over baten en lasten voortvloeiend uit financiële activa en financiële verplichtingen, of deze nu in het nettoresultaat of als afzonderlijke component van het eigen vermogen zijn opgenomen. Hiertoe: 1. worden in overeenstemming met artikel 2:377 lid 3 en lid 4 BW de totale rentebaten en totale rentelasten (beide op basis van historische kosten) afzonderlijk in de toelichting vermeld. Financiële instrumenten die tegen reële waarden worden gewaardeerd en waarvan de herwaardering direct in de winst- en verliesrekening wordt verwerkt, zijn uitgesloten van de verplichting om rentebaten en rentelasten afzonderlijk op basis van historische kosten toe te lichten. Voor dergelijke financiële instrumenten mag rente onderdeel zijn van het totale resultaat van het financiële instrument; en 2. worden, met betrekking tot financiële activa waarvoor na eerste verwerving aanpassing plaatsvindt op reële waarde en waarvoor de reële waarde verschillen direct in het vermogen worden verwerkt, de in het nettoresultaat over de periode opgenomen totale baten en lasten uit hoofde van het niet langer verwerken van bedoelde financiële activa, apart vermeld van de in de winst- en verliesrekening over de periode opgenomen totale baten en lasten uit aanpassingen op reële waarde van in de balans verwerkte activa en 66
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
b.
c.
d.
verplichtingen (een soortgelijke splitsing van ‘gerealiseerde’ tegenover ‘nietgerealiseerde’ baten en lasten met betrekking tot voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa en verplichtingen is niet vereist); indien de rechtspersoon een ‘securitisatie’- of terugkoopovereenkomst is aangegaan, worden voor bedoelde transacties die in de huidige verslagperiode hebben plaatsgevonden en voor overige gehandhaafde belangen uit transacties die in voorgaande verslagperioden hebben plaatsgevonden apart vermeld: 1. de aard en omvang van die transacties, met inbegrip van een beschrijving van eventuele zakelijke zekerheden en kwantitatieve informatie over de belangrijkste veronderstellingen waarvan is uitgegaan bij de berekening van de reële waarde van nieuwe en gehandhaafde belangen; en 2. of de financiële activa niet langer in de balans verwerkt worden; wanneer de rechtspersoon een financieel actief heeft heringedeeld als een actief dat tegen geamortiseerde kostprijs dient te worden verantwoord, in plaats van tegen reële waarde (zie alinea 534), wordt in overeenstemming met artikel 2:384 lid 6 BW de reden vermeld voor de herclassificatie; en wanneer de rechtspersoon samengestelde instrumenten die een financiële verplichting en een eigen-vermogenscomponent omvatten als eigen vermogen presenteert overeenkomstig alinea 813, licht de rechtspersoon in overeenstemming met artikel 2:381 BW dit feit toe naast de belangrijke kenmerken en voorwaarden overeenkomstig alinea 906 onder a.
Voor middelgrote rechtspersonen worden alinea 946 tot en met 947 aanbevolen. Zie ook de wettelijke vereisten in hoofdstuk 400 Jaarverslag.
290.10
Overgangsbepaling
ALGEMEEN
1001
(vervallen)
1002
(vervallen)
SPECIFIEKE OVERGANGSBEPALINGEN
1003 Bij de eerste toepassing van de grondslagen op grond van dit hoofdstuk kunnen zich praktische problemen voordoen bij hedge accounting en de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten. Voor deze twee onderwerpen geven alinea 1004 tot en met 1007 specifieke overgangsbepalingen.
67
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Hedge accounting 1004 Voorwaarde voor het toepassen van hedge accounting is dat bij aanvang van de toepassing van hedge accounting voldaan is aan de voorwaarden voor hedge accounting zoals opgenomen in alinea 614 (vereiste van generieke documentatie) of 615 (vereiste van documentatie per individuele hedgerelatie). Indien een rechtspersoon voor de eerste datum van toepassing een transactie als een afdekkingstransactie heeft aangemerkt, maar niet voldaan heeft aan het vereiste van documentatie zoals opgenomen in een van die alinea’s, zou de rechtspersoon geen hedge accounting mogen toepassen over de periode waarin nog niet voldaan wordt aan deze voorwaarde. 1005 Toegestaan wordt hedge accounting in de hierboven beschreven situatie wel retrospectief toe te passen, indien de rechtspersoon: – op de eerste datum van toepassing een transactie als een afdekkingstransactie heeft aangemerkt en uiterlijk op de eerste datum van toepassing alsnog heeft voldaan aan het vereiste van het opstellen van documentatie zoals opgenomen in alinea 614 dan wel 615; en – aan de overige voorwaarden voor toepassing van hedge accounting zoals opgenomen in dit hoofdstuk heeft voldaan.
Eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten 1006 De eerste waardering van financiële instrumenten op de balans dient tegen reële waarde plaats te vinden (alinea 501). Dit is van invloed op de verwerking van financiële instrumenten die geamortiseerde kostprijs als vervolgwaardering hebben en betekent dat voor die instrumenten de effectieve rente, onder juiste verwerking van mogelijke transactiekosten, op het moment van eerste waardering dient te worden vastgesteld. Ook dient op het moment van eerste verwerking de classificatie van financiële instrumenten als financiële verplichting of als eigen vermogen te worden bepaald. Voor de geconsolideerde jaarrekening geeft paragraaf 8 de regels voor de classificatie als eigen of vreemd vermogen. Financiële instrumenten, zoals leningen, kunnen een lange looptijd kennen. Rechtspersonen zouden ter beoordeling van de juiste toepassing van de regels van alinea 501 en paragraaf 8 wellicht de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten moeten herbeoordelen. Het moment van aangaan van de betreffende instrumenten kan vele jaren in het verleden liggen. Ten opzichte van de periode vóór 1 januari 2008 bevat dit hoofdstuk nieuwe en meer specifieke regels voor eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten. Wellicht zou ook in andere gevallen dan de hierboven genoemde situaties de eerste toepassing van dit hoofdstuk 290 een herbeoordeling voor bestaande instrumenten met zich mee brengen. 1007 Toegestaan wordt de waardering en classificatie van financiële instrumenten die zijn aangegaan vóór de openingsbalans van de vergelijkende cijfers van de jaarrekening waarin hoofdstuk 290 voor het eerst wordt toegepast, niet te herzien ten aanzien van eerste waardering en 68
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
classificatie. De rechtspersoon dient in geval van toepassing van deze vrijstelling dit in de jaarrekening te vermelden. De toepassing van deze overgangsbepaling betekent voor een rechtspersoon met een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar en die dit hoofdstuk in de jaarrekening over 2008 voor het eerst toepast, dat: – de rechtspersoon de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten die vóór 1 januari 2007 zijn aangegaan, niet behoeft te herzien op basis van dit hoofdstuk; – een herziening van de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten die vóór 1 januari 2007 zijn aangegaan wel is toegestaan. Indien voor herziening wordt gekozen, dient dat voor alle financiële instrumenten consistent plaats te vinden. Eventuele waarderings- en classificatieverschillen dienen als rechtstreekse vermogensmutatie per 1 januari 2008 te worden gepresenteerd. Naast het aanpassen van de vergelijkende cijfers over 2007 dienen de effecten op het openingsvermogen per 1 januari 2008 en het resultaat over 2007 afzonderlijk te worden toegelicht; en – alle financiële instrumenten die vanaf 1 januari 2007 zijn aangegaan volgens de regels van dit hoofdstuk dienen te worden verwerkt. 1008
(vervallen)
Overgangsbepalingen per 1 januari 2012 of bij eerdere toepassing 1009 De grondslagen die de rechtspersoon voor de verwerking, waardering en presentatie van financiële instrumenten op grond van de wijzigingen van dit hoofdstuk per 1 januari 2012 – of desbetreffende ingangsdatum bij eerdere toepassing – toepast in verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012 – of de desbetreffende ingangsdatum bij eerdere toepassing –, kunnen verschillen van de grondslagen die zijn toegepast in de voorgaande jaarrekening. Wijzigingen hebben plaatsgevonden in de alinea’s 409, 410, 415, 504, 512, 513, 514, 517, 518, 537a, 537b, 541, 634 en 635. 1010 Een wijziging van de grondslagen volgens dit hoofdstuk per 1 januari 2012 – of de desbetreffende ingangsdatum bij eerdere toepassing – dient te worden verwerkt in overeenstemming met hoofdstuk 140 Stelselwijzigingen, met dien verstande dat vergelijkbare cijfers niet behoeven te worden aangepast en de waarderingsverschillen bij een wijzigingin het openingsvermogen van het verslagjaar dienen te worden verwerkt. 1011 Indien de rechtspersoon door de veranderingen niet meer van hedge accounting gebruik maakt, of indien de rechtspersoon op de ingangsdatum door de veranderingen juist hedge accounting gaat gebruiken, dan is op de ingangsdatum eenmalig een verbreking/invoering van de hedgedocumentatie toegestaan. De verslaggeving voor verbroken hedges of nieuwe hedges dient prospectief te worden toegepast alsof de hedge-relatie voor de ingangsdatum niet bestond c.q. vanaf het begin van de looptijd van het hedge-instrument bestond. 69
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
Bijlagge A Vooorbeeld van v de efffectieve--rentemeethode Een ondderneming hheeft op 1 jaanuari 20x0 een vijfjarige € 100.0000 obligatiellening uitgeggeven met een jaarllijkse coupoon van 8% teegen € 94.4118. De transsactiekosten bedragen € 2.000. De kosttprijs van € 92.418 (de opbrengst vvan de leninng vermindeerd met de transactiekos t sten) is de eerste w waardering van deze obligatielenning. Deze kostprijs (eerste waarrdering) zall over de resterennde looptijd aangroeien a t het aflossingsbedragg van € 100.0000. tot Op basiis van de kkasstromen wordt de innterne renteevoet (ook wel internaal rate of reeturn, IRR genoem md) of effectiieve rente beerekend dooor middel vaan de volgennde formule: –92.4188 + 8.000/(1 + r)ˆ1 + + 8.000/(1 + r)ˆ5 + 1000.000/(1 + r))ˆ5 = 0. Hieruit rresulteert eeen disconteringsvoet vann 10%. Dezze disconteriingsvoet vann 10% is gellijk aan de interne rentevoet r enn vormt de eeffectieve reente, die geddurende de rresterende loooptijd in dee winst- en verliesreekening zal worden opggenomen. h tweede Het verlloop van dee geamortiseeerde kostprrijs van de oobligatieleniingen in hett eerste en het jaar is alls volgt:
70
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Bijlage B Voorbeeld van een samengesteld instrument Een voorbeeld van een samengesteld financieel instrument is een converteerbare lening. De converteerbare lening kan in de jaarrekening van de uitgevende onderneming worden gesplitst in een component eigen vermogen (een verstrekte calloptie of warrant) en een component financiële verplichting. De emittent van een in gewone aandelen converteerbare obligatie bepaalt de boekwaarde van de vreemd-vermogenscomponent op basis van de reële waarde van een vergelijkbare financiële verplichting waaraan geen eigen-vermogenscomponent is gekoppeld. De boekwaarde van het eigen-vermogensinstrument dat wordt weergegeven door de optie tot conversie van het instrument in gewone aandelen, wordt vervolgens bepaald door de reële waarde van de financiële verplichting op de reële waarde van het samengestelde instrument als geheel in mindering te brengen. Een onderneming heeft een € 100.000.000, tweejarige, 2% converteerbare obligatielening uitgegeven. Een vergelijkbare lening zonder conversierechten zou een rente dragen van 5%. De vreemd-vermogenscomponent bestaat uit de contante waarde van de kasstromen van de converteerbare obligatielening. De disconteringsvoet die daarbij gebuikt wordt is de rente van de vergelijkbare lening zonder conversierecht. De contante waarde bedraagt in dit voorbeeld € 91.830.000. Het verschil tussen dit bedrag en de opbrengst van de lening is de waarde van de conversieoptie die als eigen vermogen wordt gepresenteerd (€ 8.170.000). De uitwerking in journaalposten is als volgt: NB De verschillende grootboekrekeningen zijn in kolommen opgenomen, één regel laat één journaalpost zien. De effecten van de journaalposten zijn zowel per periode als cumulatief (tot en met de periode) weergegeven.
71
Riichtlijn 290 Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
In dit vooorbeeld is geen rekeninng gehoudenn met belastiingen.
72
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
Bijlagge C Vooorbeeldeen van heedge accoounting AFDEKK KING VAN N HET USD D-RISICO IN N DE TOE EKOMSTIGE E VERKOO OP VAN GO OEDEREN WAARB BIJ HET DER RIVAAT OP P REËLE WA AARDE WO ORDT GEWA AARDEERD (UITWERK KING VAN ALINEA A 625 EN VE ERDER) – K KASSTROOM MHEDGE
Amerika en factureert Onderneeming VS (euro boekhoouding) expporteert regeelmatig goedderen naar A deze gooederen in U USD. Voorr toekomstigge, zeer waaarschijnlijkke, verkooptransacties sluit deze onderneeming valutaatermijnconttracten af om m zich tegen de variabiiliteit van dee € tegenwaaarden van USD veerkoopopbreengsten te beeschermen. Op 1 novem mber 20x0 verwacht v dee ondernemiing in mei 20x0+1 goederen teer waarde vaan USD 2500.000 te zulllen exporteren. Om zichh tegen de variabiliteit v van € /U USD te beschermen sluiit ondernem ming VS een valutacontrract af met eeen bankinsttelling met de verplichting op 15 mei 20x0+1 USD 250.000 tee leveren enn € 250.000 af te nemeen. Op 15 januari 220x0+1 tekeent de ondeerneming heet contract voor v de ordeer met een w waarde USD D 250.000, leveringg van goederren vindt plaaats op 15 m mei 20x0+1. De reëlee waarde vaan het valuutatermijnconntract is alss volgt, waaarbij is aanggenomen daat er geen verschil is tussen dee contante- een de termijnnkoers.
d ontstaat Onderneeming VS ppast kasstrooomhedge-acccounting toee om de volaatiliteit weg te nemen die door het feit dat heet valutaterm mijncontractt (een derivvaat) onmidddellijk, tegeen reële waaarde, moet v ttoekomstigee verkooptrransactie (tootdat deze worden verwerkt, terwijl de afgedekte verwachte m worden verantwoorrd. Als gevoolg van de plaatsvinndt, naar veerwachting nna zes maannden) niet mag toepassiing van kassstroomhedgge-accountinng worden de wijziginngen in de reële r waardde van het valutatermijncontraact (voor zoover effectieef en aan dde documenttatie eisen iis voldaan),, in eerste instantiee in een afzzonderlijke ppost binnenn het eigen vvermogen vverantwoordd. Overboekiing vanuit het eigeen vermogenn vindt plaatts op het mooment dat dde afgedektee positie effe fect heeft opp de winsten verlieesrekening. De uitw werking in jouurnaalpostenn is als volggt: NB De verschillennde grootbooekrekeningeen zijn in kolommen opgenomen,, één regell laat één journaalpost zien. D De effecten van de jourrnaalposten zijn zowel pper periode als cumulattief (tot en p weeergegeven. met de periode) 73
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
De rubrricering vann de overboeeking uit heet eigen verrmogen in dde winst- enn verliesrekkening valt samen m met de afgeedekte posittie. Indien dde omzet off de kostprijjs van de omzet wordtt afgedekt, wordt deze vrijval bbijvoorbeeldd opgenomeen op de reggel overige oopbrengsten en kosten in de bruto marge. IIndien finanncieringskostten worden ingedekt, worden w de heedge resultatten in de oveerige rente baten enn lasten verrantwoord. IIndien de affgedekte poositie onder operationelee kosten geerubriceerd wordt, w worden de hedge resultaaten in overiige operationnele kosten vverantwoordd. AFDEKK KING VAN N HET USD D-RISICO IN N DE TOE EKOMSTIGE E VERKOO OP VAN GO OEDEREN WAARB BIJ HET DE ERIVAAT O OP KOSTPR RIJS WORD DT GEWAA ARDEERD (UITWERKIING VAN ALINEA A 633 EN VE ERDER) – K KOSTPRIJSH HEDGE
Onderneeming VS (euro boekhoouding) expporteert regeelmatig goedderen naar A Amerika en factureert deze gooederen in U USD. Voorr toekomstigge, zeer waaarschijnlijkke, verkooptransacties sluit deze onderneeming valutaatermijnconttracten af om m zich tegen de variabiiliteit van dee € tegenwaaarden van USD-veerkoopopbreengsten te beeschermen. Op 1 novem mber 20x0 verwacht v dee ondernemiing in mei 20x0+1 goederen teer waarde vaan USD 2500.000 te zulllen exporteren. Om zichh tegen de variabiliteit v USD te beschhermen sluitt ondernemiing VS een valutacontraact af met eeen bankinsttelling met van _/U de verplichting op 15 mei 20x0+1 USD 250.000 tee leveren enn € 250.000 af te nemeen. Op 15 v de ordeer met een w waarde USD D 250.000, januari 220x0+1 tekeent de ondeerneming heet contract voor leveringg van goederren vindt plaaats op 15 m mei 20x0+1.
74
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
De reëlee waarde vaan het valuutatermijnconntract is alss volgt, waaarbij is aanggenomen daat er geen verschil is tussen dee contante enn de termijnnkoers.
Onderneeming VS ppast kostprijshedge-accoounting toe om de volaatiliteit weg te nemen die ontstaat door heet feit dat heet valutaterm mijncontracct (een derivvaat) onmidddellijk, vooor het vreem mde valuta elementt tegen de kkoers op baalansdatum m moet wordeen verwerkt, terwijl de afgedekte verwachte toekomsstige verkoooptransactie (totdat dezze plaatsvinndt, naar verrwachting nna zes maannden) niet wordt verantwoord v d. Als gevoolg van de toepassing van kostprrijshedge-acccounting w worden de wijziginngen in de kkoers en de invloed daaarvan op dee waarderingg en de resuultaatbepalinng van het valutatermijncontraact (voor zoover effectieef en aan dde documenttatie eisen iis voldaan),, in eerste instantiee niet verweerkt (off baalance gehouuden). Opnaame vindt ppas plaats op het momeent dat de afgedekkte positie efffect heeft opp de winst- en e verliesrekkening. De uitw werking in jouurnaalpostenn is als volggt: NB De verschillennde grootbooekrekeningeen zijn in kolommen opgenomen,, één regell laat één journaalpost zien. D De effecten van de jourrnaalposten zijn zowel pper periode als cumulattief (tot en met de periode) p weeergegeven.
75
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
De rubrricering vann de afwikkkeling van hhet termijncoontract in dde winst- enn verliesrekkening valt samen m met de afgeedekte positie. Indien dde omzet off de kostprijjs van de omzet wordtt afgedekt, wordt deze d post bijjvoorbeeld oopgenomen op de regel overige oppbrengsten een kosten inn de bruto marge. IIndien finanncieringskostten worden ingedekt, worden w de heedge resultatten in de oveerige rente baten enn lasten verrantwoord. IIndien de affgedekte poositie onder operationelee kosten geerubriceerd wordt, w worden de hedge resultaaten in overiige operationnele kosten vverantwoordd. HEDGE VAN EEN V VASTRENTE ENDE LENIING NAAR V VARIABELE E RENTE ME ET EEN REN NTESWAP WAARB BIJ HET DER RIVAAT OP P REËLE WA AARDE WO ORDT GEWA AARDEERD (UITWERK KING VAN ALINEA A 619 EN VE ERDER) – R REËLE-WAA ARDEHEDG GE
Op 1 jjanuari 20xx0 geeft onderneming o g ABC eeen vijfjarige vastrenteende leningg uit van € 100.0000.000 tegeen 7%, meet halfjaarlijjkse interesstbetalingen.. De markttrente van dergelijke leningenn is op dat m moment ookk 7% (6% rissicovrije rennte vermeerdderd met 1% % kredietopsslag) zodat de leninng geen agioo of disagioo noteert. In het kader vvan haar rennterisicobeleeid en strateegie wenst ABC vaariabele rentte te betalenn. ABC sluiit om die reeden een rennteswap af waarbij w zij ggedurende vijf jaarr halfjaarlijkks variabelee € IBOR interest pluss 1% betaallt en een vvaste interesst van 7% ontvanggt over een ‘nnotional’ beedrag (rekenngrondslag) van v € 100.000.000. v de conttante waardde van de De reëlle waarde vvan de rentteswap worrdt bepaald op basis van kasstrom men (rente een notional bedrag). Dee disconterinngsvoet gebbruikt voor dde berekeniing van de reële waaarde van dee swap is dee actuele sw waprente (zijjnde de risiccovrije rentee) op het mooment van waarderring); de dissconteringvooet voor dee bepaling van v de aanppassing vann boekwaardde van de lening aaan de wijzziging in dee reële waarrde ten gevvolge van dde veranderiing in de reente is de risicovriije rentevoeet (eveneenss de swaprennte). Deze rrente bedraaagt op 1 jannuari 20x0 66%, op 30 juni 20xx0 7% en opp 31 decembber 20x0 evveneens 7%.. Er is vanuit gegaan daat op deze ddata steeds sprake is van een vllakke rentecurve. De aanppassing van boekwaardde van de leening als geevolg van tooepassen vaan reële-waaardehedgeaccountiing is gebasseerd op een ingedekt risico van dde risicovrijje rentevoett. Dat betekkent dat de lening nniet volledig tegen reële waarde worrdt gewaarddeerd. De reëlee waarden vaan de swap zijn als volggt:
76
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
De reële waarde van de lening is gebaseerd op een hypothetische 6% lening van € 100 miljoen, omdat bij het aangaan van de renteswap de risicovrije rente 6% bedraagt.
Documentatie en effectiviteittests De veranderingen in de reële waarde van de swap zijn aangewezen als een afdekking van de veranderingen in de reële waarde van de aangegane lening ten gevolge van veranderingen in de risicovrije rentevoet die gold op het moment dat de renteswap in de hedgerelatie werd opgenomen. De op afsluitdatum van de renteswap geldende risicovrije rentevoet bedroeg 6%. De nominale waarde, de looptijd en coupon data van de renteswap en de lening zijn aan elkaar gelijk. Als gevolg hiervan mag verwacht worden dat de veranderingen in de reële waarde van de lening en die van de swap in hoge mate tegengesteld correleren. De effectiviteit van de hedgerelatie zal op elke rapportageperiode worden bepaald door vergelijking van de cumulatieve veranderingen in de reële waarde van swap met die van een 6% (hypothetische) lening.
Boekhoudkundige verwerking In dit voorbeeld wordt de renteswap apart verwerkt en gewaardeerd tegen reële waarde. Bij het aangaan van de renteswap is de reële waarde (nagenoeg) nihil. Bij een reële waarde afdekking (fair value hedge) is sprake van een mismatch in waardering omdat de lening op geamortiseerde kostprijs wordt gewaardeerd en de renteswap tegen reële waarde via de winst- en verliesrekening. Om te bereiken dat de reële waardeveranderingen van het afgedekte risico van de lening in dezelfde periode in de winst- en verliesrekening worden opgenomen, worden de veranderingen in de reële waarde ten gevolge van wijzigingen in de afgedekte marktrente van de (hypothetische) 6% lening eveneens in de winst- en verliesrekening opgenomen. De journaalposten voor het eerste jaar kunnen als volgt worden weergegeven: NB De verschillende grootboekrekeningen zijn in kolommen opgenomen, één regel laat één journaalpost zien. De effecten van de journaalposten zijn zowel per periode als cumulatief (tot en met de periode) weergegeven.
77
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
De renteelast voor heet jaar 20x00 is € 7.500.0000. Deze laast bestaat uuit de betaalde 7% variaabele rente van de swap over het h eerste halfjaar h ad € 3.500.000 en 8% variiabele rente € 4.000.0000 over het tweede halfjaar 20xx0. Alle berrekeningen vvan de reëlee waarden een de kasstroomen van dde vaste en variabelle rente vann de rentesw wap en vann de lening zijn gebaseeerd op de conventie: maand 30 dagen/jaaar 360 daggen. Daarnaaast zijn vlakke renteccurve aangeenomen op 30 juni 200x0 en 31 decembeer 20x0. HEDGE VAN EEN VARIABEL L RENTENDE E LENING NAAR N VASTE RENTE MET EEN IINTEREST RATE S SWAP WAA ARBIJ HET T DERIVAA AT OP REË ËLE WAAR RDE WORD DT GEWAA ARDEERD (UITWEERKING VAN N ALINEA 6 625 EN VER RDER) – KA ASSTROOM MHEDGE
Op 1 jaanuari 20x00 geeft ondderneming ABC een vvijfjarige variabel v renttende leninng uit van € 100.0000.000. De variabele rrente wordt iedere zes maanden vvastgesteld op € IBOR R plus 100 basispunnten. De leening noteeert geen aggio of disaagio bij uiitgifte. Op dezelfde dag d koopt onderneeming ABC een rentesswap waarbij zij een vvaste rente vvan 7% betaalt en hallfjaarlijkse variabelle rente gebaaseerd op € IBOR plus 100 basispuunten ontvanngt. De overiige kenmerkken van de swap zijjn: ‘notionaal’ bedrag € 100.000.000, looptijd vvijf jaar en halfjaarlijksse vaststellinng van het variabelle renteperceentage. Mett deze rentesswap bereiktt ABC dat zzij een jaarliijkse rentelaast van 7% heeft. 78
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
De reëlle waarde vvan de rentteswap worrdt bepaald op basis van v de conttante waardde van de kasstrom men (rente een notional bedrag). Dee disconterinngsvoet gebbruikt voor dde berekeniing van de reële waaarde van dde swap is dde actuele swaprente, s dat wil zegggen de (risiicovrije) rennte op het momentt van waardeering. Deze rente bedraaagt op 1 jannuari 20x0 6%, 6 op 30 juuni 20x0 7% % en op 31 decembeer 20x0 eveeneens 7%. Er is ervann uitgegaann dat op dezze data steeeds sprake iis van een vlakke rrentecurve.
[Figuur:: RVJ0490]
Boekhooudkundigge verwerkiing In dit voorbeeld woordt de rentteswap aparrt verwerkt en gewaarddeerd tegen reële waardde. Bij het Bij een cash flow afdekkking (cash aangaann van de rennteswap is dde reële waaarde (nagenooeg) nihil. B flow heedge) is sprrake van eeen mismatcch in verweerking omddat de leninng op geam mortiseerde kostprijss wordt gew waardeerd dienen d de waardewijzig w gingen van de rentesw wap in eerstee instantie verantw woord te woorden in eeen afzonderrlijke compoonent binneen het eigenn vermogenn. Op het momentt dat de afgedekte positie effect heeeft op de winstw en veerliesrekeninng, vindt ovverboeking vanuit hhet eigen verrmogen plaaats ter comppensatie vann de variabiliteit in het resultaat r waaartegen de hedge pprotectie bieedt. Dit bettekent dat oop het mom ment dat de variabele rrente in de winst- en verliesreekening worrdt verantwooord een overboeking pplaatsvindt vvia de afzondderlijke com mponent in het eigeen vermogenn in de winnst- en verliiesrekening tot het bedrrag van de vaste rente waarvoor ABC zicch met leninng en de rentteswap heefft vastgelegdd. De journnaalposten vvoor het eersste jaar kunnnen als volggt worden weeergegeven:: NB De verschillennde grootbooekrekeningeen zijn in kolommen opgenomen,, één regell laat één journaalpost zien. D De effecten van de jourrnaalposten zijn zowel pper periode als cumulattief (tot en met de periode) p weeergegeven.
79
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
De renteelast voor hhet jaar 20xx0 is € 7.0000.000. Dezee last bestaaat uit de 7% % vaste swapprente van € 3.500..000 over het eerste halfjaar enn € 3.500.0000 over hhet tweede halfjaar 20x0. Alle berekenningen van dde reële waaarden en dde kasstrom men van de vaste en vaariabele rennte van de renteswaap en van de lening zzijn gebaseeerd op de cconventie: m maand 30 dagen/jaar d 360 dagen. Daarnaaast zijn vlakkke rentecurvve aangenom men van 7% % op zowel 30 juni 20xx0 als op 31 december 20x0. s in het Het eigeen vermogenn fungeert inn feite als ‘sschommelfoonds’. Geduurende de heedgerelatie staat eigen veermogen tellkens de scchone reële waarde vann de rentesw wap. Dit is de resultannte van de boekingg in het eiggen vermogeen van de totale reëlee waardewijjziging van de rentesw wap en de overboeeking naar de winst- en verliessrekening aals correctiee naar de vaste rentee die het gezamennlijke econoomische effeect van leninng en rentesw wap weergeeeft. 80
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
De rubricering van de overboeking uit het eigen vermogen in de winst- en verliesrekening valt samen met de afgedekte positie. Indien de omzet of de kostprijs van de omzet wordt afgedekt, wordt deze vrijval bijvoorbeeld opgenomen op de regel overige opbrengsten en kosten in de bruto marge. Indien financieringskosten worden ingedekt, worden de hedge resultaten in de overige rente baten en lasten verantwoord. Indien de afgedekte positie onder operationele kosten gerubriceerd wordt, worden de hedge resultaten in overige operationele kosten verantwoord.
81
Riichtlijn 290 F Financiële instrumenten (aangeepast 2011)
Bijlagge D Vooorbeeld van een n embed dded derrivaat, uitwerkin u ng van alineaa 825 en vverder Een N Nederlandse ondernem ming heeftt in noveember 20xx0 een verkoopcont v tract van schoonm maakmiddelen (het basiiscontract) aafgesloten m met een afneemer in het Verenigd Koninkrijk K voor een prijs van USD 100.000. De gooederen zulllen in februuari 20x0+11 geleverd een betaald worden.. In dit coontract is eeen valutaclauusule (het eembedded derivaat) beggrepen. Een valutaclaussule in een in- of veerkoopcontrract voor goeederen of diiensten kan onder omstaandigheden als econom misch nauw verbondden worden beschouwd met de kennmerken vann het basiscoontract. Nam melijk als heet contract luidt in a) de valutaa van koperr of verkopeer van het coontract, b) dde valuta diie overal in de wereld wordt geebruikt voorr de betreffeende goederren (bijvoorbbeeld dollarss voor olie),, of c) de vaaluta die in de speciifieke econoomische om mgeving wordt gebruiktt voor leverringen van goederen enn diensten (bijvoorrbeeld euro’s of dollars in bepaaldee landen meet een zeer hhoge inflatiee). Omdat inn dit geval de valutta waarin woordt gefactuureerd niet alls economissch nauw veerbonden kann worden beeschouwd, dient dee Nederlanddse onderneeming het derivaat d (vaalutatermijnccontract) aff te scheiden van het verkooppcontract. Heet valutaterm mijncontractt (koop USD D, verkoop € ) dient teggen reële waaarde in de balans te t worden oopgenomen en e de resulttaten dienenn via de winnst- en verliesrekening te worden verwerkkt. Het verlloop van dee termijnkoeers van de U USD-koers (waarbij is aangenomenn dat de terrmijnkoers gelijk is aan de conttante koers) is als volgt::
In februuari 20x0+1 wordt de om mzet voor € 100.000 verrantwoord, ttegen de koeers op het moment m dat het conttract is aangeegaan. Overigeens mag in nnovember 200x0 het valuutacontract, na afscheidding van het basiscontraact, als een hedge-innstrument w worden aanngewezen vvoor de afddekking vann bijvoorbeeeld een toekomstige inkooptrransactie of vaststaandee inkoopverpplichting. dit voorbeeldd is geen rekkening gehouuden met belastingen. NB In di
82
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
Bijlage E Voorbeelden van embedded derivaten en de noodzaak deze af te splitsen conform alinea 825 en verder Alinea 827 tot en met 836 dienen te worden toegepast op embedded derivaten die volgens de keuzes van de rechtspersoon met betrekking tot de waarderingsgrondslagen worden gewaardering tegen reële waarde. De onderstaande tabel is een illustratie van het afsplitsen van embedded derivaten in het geval van waardering van derivaten tegen reële waarde. Beschrijving van het instrument
1. Converteerbare obligatie, geclassificeerd als Tot het einde van de looptijd aangehouden.
2. Converteerbare obligatie aangegaan voor handelsdoeleinden. 3. Opgenomen lening waarbij de rente afhankelijk is van de stand van de AEX-index.
4. Vreemd vermogen waarbij de rente op Euribor wordt vastgesteld. 5. Een tweejarig contract om een minimum hoeveelheid goederen te verkopen, met een ondergrens en boven-grens voor de prijs van de goederen.
Is een embedded derivaat aanwezig in het instrument? (Ja/Nee) Ja, het conversie-element is een optie op aandelen.
Ja, het conversie-element is een optie op aandelen. Ja, een optie op de AEXindex.
Nee.
Ja, put- en callopties in het goederen verkoopcontract.
83
Moet het instrument worden afgescheiden en als een derivaat worden verwerkt? (Ja/Nee) Dit hangt af van de waardering van aandelenoptie. Alinea 827 tot en met 836 dienen slechts te worden toegepast op embedded derivaten die volgens de keuzes van de rechtspersoon met betrekking tot de waarderingsgrondslagen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Nee, de converteerbare obligatie is al gewaardeerd op reële waarde via het resultaat. Ja, er is geen economische verbondenheid tussen derivaat en de opgenomen lening en de opgenomen lening is niet gewaardeerd op reële waarde via het resultaat. N.v.t.
Nee, indien de marktprijs bij het afsluiten van het contract tussen de uitoefeningsprijs van de call en de uitoefeningsprijs van de put inligt, zijn het derivaat en het goederencontract economisch nauw met elkaar verbonden.
Richtlijn 290 Financiële instrumenten (aangepast 2011)
6. Een tweejarig contract om een vaste hoeveelheid goederen tegen een vaste prijs te verkopen, die wordt gecorrigeerd voor inflatie. 7. Een tweejarig contract waarbij een onderneming met de euro als functionele valuta van Japanse onderneming telefoons inkoopt tegen een vaste prijs in US Dollar.
8. Een tweejarig contract waarbij een onderneming met de Euro als functionele valuta van Japanse onderneming olie inkoopt tegen een vaste prijs in US Dollar. 9. Inflatiecorrectie in de huur van een bedrijfspand.
Ja, de inflatiecorrectie is een bepaald termijncontract.
Nee, de inflatiecorrectie is nauw verbonden met het goederen verkoopcontract.
Ja, inkoop in een derde valuta is een termijncontract.
Ja, slechts indien instrumenten aangewezen voor reële waarde via het resultaat (inclusief handel) in eigen valuta of in de valuta waarin internationale handel wordt gedaan in gebied waarin de transactie tot stand komt, behoeft geen valutatermijn-contract te worden afgezonderd.
Ja, de voorwaarden in vreemde valuta zijn een valutatermijncontract.
Nee, voor ruwe olie geldt nauwe verbondenheid met de US dollar, aangezien dit goed over de hele wereld in US dollar wordt verhandeld.
Ja, dit betreft een inflatiederivaat.
Nee, inflatiederivaten zijn in het algemeen nauw verbonden aan huurcontracten (mits maar 1 de inflatie wordt gecorrigeerd).
84