FEBRUARI 2015
RJ 615 Beleggingsentiteiten Belangrijke wijzigingen van toepassing vanaf 1 januari 2014
Inleiding
Achtergrond implementatie AIFMD
De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft in december 2014 RJ-Uiting 2014-9 ‘Richtlijn 615 Beleggingsentiteiten’ gepubliceerd. De wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van de bestaande RJ 615 Beleggingsinstellingen zijn grotendeels het gevolg van de implementatie van de ‘Alternative Investment Fund Managers Directive’ (AIFMD) in de Nederlandse Wet op het financieel toezicht (Wft). De wijzigingen zijn met terugwerkende kracht van toepassing op boekjaren beginnend op of vanaf 1 januari 2014. Beheerders van beleggingsentiteiten zullen op korte termijn de gevolgen van de wijzigingen in kaart moeten brengen en de jaarverslaggeving van de door hen beheerde beleggingsentiteiten hierop moeten aanpassen. Deze factsheet beoogt hierbij van dienst te zijn. Het doel is om een beknopt overzicht te bieden van de belangrijkste wijzigingen die zijn doorgevoerd in RJ 615. Tevens biedt deze publicatie meer inzicht in de achtergrond van de wijzigingen en worden mogelijke gevolgen met een aantal praktijksituaties en voorbeeldteksten geïllustreerd.
Op 22 juli 2013 is de AIFMD in Nederland verankerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft). De AIFMD-richtlijn beoogt de (deels bestaande) regelgeving ten aanzien van beheerders van (alternatieve) beleggingsinstellingen op Europees niveau te harmoniseren, meer bescherming te bieden aan investeerders, en systeemrisico’s inzichtelijk te maken en te beheersen.
1 | RJ 615 Beleggingsentiteiten
Een groot deel van de beheerders van (alternatieve) beleggingsinstellingen zal door de AIFMD vergunningplichtig worden en hiermee onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) komen te staan. Voor beheerders die (alternatieve) beleggingsinstellingen beheren met een totaal vermogen tot maximaal EUR 100 miljoen is een verlicht ‘registratieregime’ van toepassing. Indien geen sprake is van hefboomfinanciering en terugbetalingsrechten voor een periode van vijf jaar geldt een grens van EUR 500 miljoen. Met de implementatie van de AIFMD kan op hoofdniveau een onderscheid
gemaakt worden tussen (alternatieve) beleggingsinstellingen en Instellingen voor Collectieve Belegging in Effecten (zogenaamde ICBE’s). De uitgebreide
Inhoud Inleiding
1
Achtergrond implementatie 2 AIFMD Overzicht belangrijkste 3 wijzigingen - Wijziging 1: Toepassings- 3 gebied van de aangepaste standaard - Wijziging 2: Modellen balans 4 en winst-en-verliesrekening - Wijziging 3: Beloning van 6 de beheerder van een beleggingsentiteit - Wijziging 4: Jaarverslag 8 Ten slotte
9
Bijlage 1: Begrippenlijst (RJ 940) 10
© 2015 KPMG Accountants N.V.
definities van deze begrippen zijn opgenomen in de bijlage van deze publicatie. De term ‘alternatief’ dient gelezen te worden als niet-zijnde een ICBE. Beleggingsinstellingen die niet kwalificeren als een ICBE zijn per definitie een alternatieve beleggingsinstelling. De Wft spreekt overigens over ‘beleggingsinstellingen’, waarmee ‘alternatieve beleggingsinstellingen’ worden bedoeld (teneinde consistent te zijn spreken wij in deze publicatie in het vervolg ook over beleggingsinstellingen). De AIFMD heeft enkel betrekking op beheerders van beleggingsinstellingen, terwijl de regulering voor (beheerders van) ICBE’s is opgenomen in de ICBErichtlijn (2009). De AIFMD betekent feitelijk een aanzienlijke uitbreiding van wettelijke voorschriften voor beheerders
2 | RJ 615 Beleggingsentiteiten
van beleggingsinstellingen. Zo moeten alle beleggingsinstellingen die onder de AIFMD vallen en vergunningplichtig zijn een bewaarder aanstellen, waarbij de bewaarder een belangrijke en nadrukkelijke rol toegewezen heeft gekregen (onder andere ten aanzien van de periodieke controle op kasstromen). Ook stelt de AIFMD strenge eisen aan de interne procedures die een juiste waardering van de activa moeten waarborgen en is er sprake van uitgebreide periodieke rapportageverplichtingen aan de toezichthouder. De transparantievoorschriften voor beleggingsinstellingen zijn opgenomen in hoofdstuk IV van de AIFMD. De beheerder dient voor elke beleggingsinstelling die hij beheert uiterlijk zes maanden na afloop van het boekjaar een
jaarverslag ter beschikking te stellen en toe te sturen aan de AFM. Uit de verdere wettekst blijkt dat hiermee zowel het Verslag van de Beheerder (jaarverslag) als de jaarrekening wordt bedoeld. De jaarverslaggeving wordt opgesteld in overeenstemming met de boekhoudkundige normen van het land van herkomst van de beleggingsinstelling (Titel 9 BW 2) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving dan wel International Financial Reporting Standards (IFRS)) en dient gecontroleerd te worden door een hiertoe bevoegde externe accountant. Deze publicatie richt zich enkel op de wijzigingen die de AIFMD met zich meebrengt ten aanzien van de verslaggeving en voor zover geïncorporeerd in de nieuwe RJ 615 Beleggingsentiteiten.
© 2015 KPMG Accountants N.V.
Overzicht belangrijke wijzigingen Wijziging 1: Toepassingsgebied van de aangepaste standaard Een eerste, zeer belangrijke wijziging is dat het toepassingsgebied van RJ 615 ten opzichte van voorgaande edities is verbreed. Vanaf 1 januari 2014 is RJ 615 van toepassing op de volgende beleggingsentiteiten (RJ 615.101): • een beleggingsentiteit die door haar rechtsvorm op grond van artikel 2:360 BW onderworpen is aan Titel 9 Boek 2 BW; • een beleggingsentiteit waaraan ingevolge de Wft een vergunning is verleend; of • een beleggingsentiteit die wordt beheerd door een beheerder waaraan ingevolge de Wft een vergunning is verleend. Het begrip ‘beleggingsentiteiten’ verdient bijzondere aandacht. Een beleggingsentiteit is een entiteit die,
ongeacht de rechtsvorm, wordt gebruikt ter collectieve belegging, teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen. Het is dus een breed en overkoepelend begrip, waaronder zowel beleggingsinstellingen (voorheen vooral aangeduid als ‘alternatieve’ beleggingsinstellingen) als ICBE’s vallen. De rechtsvorm waarin een beleggingsentiteit is vormgegeven is in dit kader niet van belang. De titel van RJ 615 is dan ook aangepast van ‘Beleggingsinstellingen’ naar ‘Beleggingsentiteiten’, hetgeen het brede en vernieuwde karakter van de standaard tot uitdrukking brengt. Voor overige beleggingsentiteiten wordt toepassing van RJ 615 aanbevolen. Naar onze mening draagt het toepassen van RJ 615, ook indien niet wettelijk verplicht, bij aan de kwaliteit en vergelijkbaarheid van verslaggeving binnen de sector. RJ 615 kent dus een breed toepassingsgebied. Binnen de standaard wordt echter wel onderscheid gemaakt tussen beleggingsentiteiten die deelnemingsrechten (participaties) aanbieden aan enkel professionele beleggers en beleggingsentiteiten die deelnemingsrechten ook aan niet-professionele beleggers (retailbeleggers) aanbieden. Indien de deelnemingsrechten alleen worden aangeboden aan professionele beleggers, hoeft de betreffende beleggingsentiteit niet te voldoen aan diverse toelichtingsvereisten van RJ 615. Een verplichte naleving van deze toelichtingsvereisten zou ertoe leiden dat voor deze beleggingsentiteiten de eisen strenger zouden zijn dan de eisen opgenomen in de Wft. Naleving van deze toelichtingsvereisten van RJ 615, die gebaseerd zijn op het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo), wordt echter wel aanbevolen.
Praktijkvoorbeeld wijziging toepassingsgebied RJ 615 Een Nederlandse vermogensbeheerder beheert een beperkt aantal beleggingsfondsen, waarin alleen Nederlandse pensioenfondsen participeren (professionele beleggers). De beleggingsfondsen zijn niet beursgenoteerd en hebben geen rechtspersoonlijkheid (fondsen voor gemene rekening). Voor de implementatie van de AIFMD viel de beheerder van de beleggingsfondsen niet onder de werkingssfeer van de Wft. Omdat de beleggingsfondsen zelf geen rechtspersoonlijkheid hebben, waren de beleggingsfondsen niet verplicht om RJ 615 toe te passen. De jaarrekening van de beleggingsfondsen kon bijvoorbeeld op door de beheerder gekozen grondslagen voor waardering van activa en passiva en resultaatbepaling worden opgesteld. Indien de beheerder voldoet aan de omvangseisen ten aanzien van het beheerd vermogen zal de beheerder door de implementatie van de AIFMD vanaf 22 juli 2013 vergunningplichtig zijn ingevolge de Wft. De beleggingsfondsen van deze beheerder zullen voor het boekjaar 2014 RJ 615 verplicht moeten toepassen. Afhankelijk van de tot op heden gehanteerde grondslagen, kunnen de wijzigingen resulteren in een stelselwijziging die verwerkt wordt conform RJ 140 Stelselwijzigingen.
RJ 615 Beleggingsentiteiten | 3
© 2015 KPMG Accountants N.V.
Wijziging 2: Modellen balans en winst-en-verliesrekening Beleggingsmaatschappijen en ICBE’s dienen op basis van RJ 615.301 hun balans en de winst- en-verliesrekening in te richten conform de voorgeschreven modellen van het Besluit modellen jaarrekening. Dit betreft de Modellen Q en R voor de balans, en Model S voor de winst-en-verliesrekening (artikel 16b lid 2 van het Besluit modellen jaarrekening). We merken op dat de groottecriteria (artikel 2:396 en artikel 2:397 BW) niet van toepassing zijn op beleggingsmaatActiva
schappijen. Zij zullen de jaarrekening dus moeten opstellen op basis van de eisen voor ‘grote’ ondernemingen. De aangepaste RJ 615 bevat een belangrijke uitbreiding ten aanzien van de presentatie van de balans en winst-en-verliesrekening op grond van artikel 104 lid 1 van de Gedelegeerde Verordening. Deze Verordening (EUR nr. 231/2013) bevat een nadere uitwerking van de bepalingen zoals opgenomen
in de AIFMD-richtlijn. Dit heeft ertoe geleid dat in RJ 615 expliciet wordt vereist welke posten in de balans en winst-en-verliesrekening minimaal benoemd moeten worden. In de onderstaande tabel zijn deze posten opgenomen. Beleggingen of financiële instrumenten met een negatieve waarde dienen aan de passiefzijde van de balans
Passiva
Beleggingen Crediteuren O.a. obligaties, aandelen, onroerende goederen en O.a. te betalen bedragen met betrekking tot de aankoop derivaten. van beleggingen, te betalen kosten, etc.. Geldmiddelen en kasequivalenten Schulden O.a. kasmiddelen, direct opvraagbare deposito’s en in O.a. aan banken en andere tegenpartijen te betalen bedragen. aanmerking komende kortlopende liquide beleggingen. Overige passiva Vorderingen O.a. aan tegenpartijen verschuldigde bedragen voor het O.a. schuldvorderingen met betrekking tot dividenden verschaffen van zekerheden bij de restitutie van de en rente, verkochte beleggingen en door brokers geleende effecten, overlopende posten en te betalen verschuldigde bedragen. dividenden en uitkeringen . Overlopende posten Netto-activa: O.a. vervroegd betaalde bedragen met betrekking tot Het overblijvend belang in de activa, na aftrek van alle uitgaven van de beleggingsentiteit. verplichtingen. Kosten
Opbrengsten
Beheerkosten Direct resultaat uit beleggingen Vergoedingen die contractueel aan de adviseur of - Dividendresultaat beheerder van de beleggingsentiteit verschuldigd zijn. - Rente-inkomsten - Huurinkomsten Bewaarkosten Vergoedingen die contractueel aan de bewaarder (inclusief Indirect resultaat uit beleggingen custody) van de beleggingsentiteit verschuldigd zijn. Het totaal van de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Overige kosten O.a. administratievergoedingen, vergoedingen voor Overig resultaat accountants- en juridische diensten en rente. O.a. opbrengsten uit hoofde van vergoedingen voor geleende effecten en uit diverse bronnen. Tabel 1: Overzicht minimaal te benoemen posten in de balans en winst-en-verliesrekening (RJ 615.302a, 303)
4 | RJ 615 Beleggingsentiteiten
© 2015 KPMG Accountants N.V.
onder een post ‘Beleggingen’ te worden gepresenteerd. De genoemde modellen inzake de presentatie van de balans (Modellen Q en R) en de winst-en-verliesrekening (Model S) gelden expliciet voor de jaarrekeningen van beleggingsmaatschappijen en ICBE’s. Voor overige beleggingsentiteiten, zoals een beleggingsfonds, beleggingsinstelling of participatiemaatschappij wordt aanbevolen deze presentatiewijze ook toe te passen (RJ 615.301). Dit betekent dat het bijvoorbeeld beleggingsfondsen toegestaan is af te wijken van de voorgeschreven Modellen, maar dat de in tabel 1 opgenomen posten minimaal benoemd moeten worden. We constateren overigens een beperkt aantal inconsistenties in terminologie en genoemde posten in de balans en winst-en-verliesrekening die gehanteerd worden in het Besluit modellen jaarrekeningen (Modellen Q,R en S) enerzijds, en de Gedelegeerde Verordening anderzijds. Met de genoemde uitbreiding waarborgt RJ 615 dat alle beleggingsentiteiten een minimale mate van detaillering hanteren in de presentatie van hun balans en winst-en-verliesrekening. Naar onze mening is het alle beleggingsentiteiten aan te bevelen zo veel mogelijk de genoemde Modellen te volgen. Dit komt de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de jaarverslaggeving van beleggingsentiteiten ten goede. Een andere belangrijke wijziging is dat RJ 615.405a vereist dat in de toelichting op de post Indirect resultaat uit beleggingen de volgende informatie wordt opgenomen:
• gerealiseerde winsten uit beleggingen per soort belegging; • ongerealiseerde winsten uit beleggingen per soort belegging; • gerealiseerde verliezen uit beleggingen per soort belegging; • ongerealiseerde verliezen uit beleggingen per soort belegging. Volgens artikel 104 van de Gedelegeerde Verordening dienen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen in positieve en negatieve waardeveranderingen te worden uitgesplitst. Positieve waardeveranderingen dienen in de winst-en-verliesrekening onder opbrengsten te worden gepresenteerd en negatieve waardeveranderingen dienen onder de kosten gepresenteerd te worden. In veel gevallen zal dit een
meer uitgebreide en meer gedetailleerde toelichting betekenen dan voorheen werd opgenomen. In de toelichting wordt tevens tekstueel uiteengezet hoe de berekening van gerealiseerde en met name ongerealiseerde resultaten tot stand komt. In de praktijk zien wij dat verschillende methoden worden toegepast, die alle hun eigen voor- en nadelen hebben. RJ 615 schrijft geen specifieke methodiek voor. Om deze reden is een duidelijke toelichting van groot belang voor het inzicht van de gebruikers van de jaarrekening. Een laatste wijziging in dit kader is dat RJ 615, in tegenstelling tot eerdere jaren, expliciet vereist dat prestatievergoedingen separaat wordt vermeld in de toelichtingen van de jaarrekening.
RJ 615 Beleggingsentiteiten | 5
© 2015 KPMG Accountants N.V.
Wijziging 3: Beloning van de beheerder van een beleggingsentiteit De aangepaste RJ 615 bevat aanvullende, uitgebreide toelichtingsvereisten ten aanzien van de beloning van de beheerder van een beleggingsentiteit. Deze toelichting dient opgenomen te worden in de jaarrekening van de beleggingsentiteit waaraan de Wft-vergunning is verstrekt (of waarvan de beheerder beschikt over een Wft-vergunning). Met deze uitgebreide toelichtingsvereisten wordt tegemoetgekomen aan de verhoogde maatschappelijke aandacht voor de beloning van vermogensbeheerders. De volgende informatie dient door de beleggingsentiteit te worden toegelicht in de jaarrekening (RJ 615.411): • totale beloning die de beheerder aan zijn personeel betaalt. De totale
beloning dient uitgesplitst te worden in een vaste en een variabele component; • de door de beleggingsentiteit aan haar beheerder betaalde ‘carried interest’ (indien van toepassing). Hiermee wordt het deel in de winst van de beleggingsentiteit bedoeld dat bestemd is voor de beheerder als ‘beheervergoeding’; • geaggregeerd bedrag van de beloning aan de beheerder, onderverdeeld naar de hoogste directie en de personeelsleden van de beheerder wier handelen het risicoprofiel van de beleggingsentiteit in belangrijke mate beïnvloedt. Tevens wordt het aantal begunstigden genoemd waar de totale beloning van
het gehele personeel van de beheerder van de beleggingsentiteit betrekking op heeft. Indien de toelichting op het niveau van de beheerder wordt opgenomen, dient vervolgens een toerekening gemaakt te worden van deze kosten naar de betreffende beleggingsentiteit. Hierbij wordt het aantal personeelsleden van de beheerder dat betrokken is bij de activiteiten van de betreffende beleggingsentiteit gemeld, inclusief de totale beloning voor deze personeelsleden. Deze laatste toelichting wordt enkel opgenomen voor zover deze informatie aanwezig of onmiddellijk beschikbaar is. Tevens moet vermeld worden hoe de toewijzing of onderverdeling is verkregen. In de praktijk zal veelal gebruikgemaakt worden van schattingen om te bepalen welke
Voorbeeldtekst Beloning van de beheerder van de beleggingsentiteit De beheerder van beleggingsentiteit XYZ heeft over boekjaar 2014 een totale vergoeding van EUR… betaald aan zijn personeelsleden. Dit bedrag bestaat uit een vaste vergoeding van EUR … en een variabele vergoeding van EUR… De beheerder had over het boekjaar gemiddeld … personeelsleden, waaronder … directieleden. ‘Onder directieleden worden ook de volgende interne functies geschaard:...’ Er is wel/geen sprake van carried interest (het deel in de winst van de beleggingsentiteit bestemd voor de beheerder van de beleggingsentiteit als vergoeding voor het beheer). Van de totale beloning zoals hierboven genoemd is EUR… bestemd voor de directie van de beheerder. Dit bedrag bestaat uit een vaste vergoeding van EUR … en een variabele vergoeding van EUR…Het overig deel van de beloning heeft betrekking op overige personeelsleden van de beheerder. Het aantal personeelsleden dat geheel of gedeeltelijk bij de activiteiten van beleggingsentiteit XYZ is betrokken wordt geschat op …Dit aantal is tot stand gekomen met behulp van een verdeelsleutel, waarbij de volgende veronderstellingen en uitgangspunten zijn gehanteerd:…. De totale beloning voor deze personeelsleden van de beheerder wordt geschat op EUR… Dit bedrag is door de beheerder volledig doorbelast aan de beleggingsentiteit en maakt wel/geen onderdeel uit van de beheerkosten die zijn verantwoord in de jaarrekening.
6 | RJ 615 Beleggingsentiteiten
© 2015 KPMG Accountants N.V.
personeelsleden van de beheerder (geheel of gedeeltelijk) betrokken zijn bij de betreffende beleggingsentiteit. Mogelijk zal de interne registratie van beheerders hierop aangepast moeten worden om de vereiste informatie met voldoende betrouwbaarheid vast te kunnen stellen. De bovengenoemde toelichtingsvereisten zijn overigens niet van toepassing indien de beleggingsentiteit niet vergunningplichtig is uit hoofde van de Wft. Samengevat betekent het bovenstaande een behoorlijke uitbreiding van de toelichtingsvereisten ten aanzien van de beloning van personeelsleden van de beheerders. De toelichtingsvereisten
zoals opgenomen in RJ 615 volgen vrijwel letterlijk uit artikel 22 van de AIFMD-richtlijn en artikel 107 van de Gedelegeerde Verordening. Vermogensbeheerders zullen, voor zover nog niet aanwezig, een methodiek moeten opstellen voor de wijze waarop de kosten voor het beheer toegerekend zullen worden aan de individuele beleggingsentiteiten. Deze methodiek zal ook toegelicht moeten worden in de jaarrekening. Overigens gelden voor beleggingsentiteiten (met rechtspersoonlijkheid) ook de verplichte toelichtingsvereisten omtrent de bezoldiging van bestuurders en commissarissen (RJ 270 paragraaf 6).
RJ 615 Beleggingsentiteiten | 7
© 2015 KPMG Accountants N.V.
Wijziging 4: Jaarverslag In de bepalingen van RJ 615 worden in aanvulling op RJ 400 Jaarverslag voorschriften gegeven voor het jaarverslag van de beleggingsentiteit. Als gevolg van de implementatie van de AIFMD-richtlijn in de Wft zijn aanpassingen doorgevoerd in deze aanvullende voorschriften. De wijzigingen en aanvullingen hebben betrekking op drie elementen, zijnde toelichting op stemrechten, indexvolgende beleggingsentiteiten en zeggenschap over niet- beursgenoteerde ondernemingen. Met name de laatste twee toelichtingselementen zijn vernieuwd. Naleving Nederlandse Corporate Governance Code RJ 615 verplicht beleggingsentiteiten om transparant te zijn ten aanzien van de naleving van de principes en best practice-bepalingen van de Nederlandse Corporate Governance Code gericht op de institutionele belegger. Hiermee wordt meer aangesloten bij een specifieke gebruikersgroep. De vereiste
toelichtingen richten zich met name op het beleid en de uitvoering van de beleggingsentiteit, of haar beheerder, ten aanzien van de uitoefening van stemrecht op aandelen die zij aanhoudt in beursgenoteerde beleggingen. Het is beleggingsentiteiten toegestaan om het bovenstaande op te nemen op de website. In het jaarverslag dient dan wel naar deze website te worden verwezen. Indexvolgende beleggingsentiteiten Sommige beleggingsentiteiten hebben als doel de beweging van een of meer indexen te repliceren of te volgen, bijvoorbeeld door synthetische of fysieke replicatie. Voor deze ‘indexvolgende’ beleggingsentiteiten geldt dat deze in hun jaarverslagen vanaf 1 januari 2014 de omvang van de ‘volgfout’ aan het einde van het boekjaar vermelden. De volgfout (tracking error) betreft de volatiliteit van het verschil tussen het gerealiseerde rendement van de beleggingsentiteit en het
rendement van de gevolgde index (of indexes). Het verschil tussen de verwachte en daadwerkelijk gerealiseerde volgfout dient verklaard te worden. Tot slot dient ook het verschil tussen het jaarlijkse rendement van de indexvolgende beleggingsentiteit en het jaarlijkse rendement van de gevolgde index (‘annual tracking difference’) toegelicht te worden. Tevens wordt de indexvolgende beleggingsentiteit aanbevolen om in het jaarverslag nadere informatie op te nemen over financiële derivaten. Dit betreft de onderliggende posities die zijn ingenomen, de identiteit van de tegenpartijen en het type en bedrag aan zekerheden dat de indexvolgende beleggingsentiteit heeft ontvangen ter beperking van het tegenpartijrisico. Zeggenschap over niet-beursgenoteerde ondernemingen Voor beleggingsentiteiten die zeggenschap hebben over niet-beursgenoteerde ondernemingen bevat RJ 615 nieuwe toelichtingsvereisten. Dergelijke beleggingsentiteiten dienen de volgende elementen in hun jaarverslag te benoemen, in overeenstemming met artikel 115m Bgfo: • een getrouwe beschrijving van de ontwikkeling van de zakelijke activiteiten van de betreffende onderneming en van de situatie aan het einde van de door het jaarverslag bestreken periode; • alle belangrijke gebeurtenissen die sinds het einde van het boekjaar hebben plaatsgevonden; • de verwachte ontwikkeling van de onderneming; • ten aanzien van de verwerving van eigen aandelen, de gegevens vermeld in artikel 22 lid 2 van Richtlijn 77/91/EEG.
8 | RJ 615 Beleggingsentiteiten
© 2015 KPMG Accountants N.V.
Ten slotte
In deze factsheet zijn de belangrijkste wijzigingen in RJ 615 Beleggingsentiteiten weergegeven en nader toegelicht. Om meer inzicht te geven in de mogelijke gevolgen van de aangepaste RJ 615 is een aantal praktijkvoorbeelden en voorbeeldteksten opgenomen. We merken op dat we in deze publicatie enkel stilstaan bij de wijzigingen die naar onze mening de grootste gevolgen hebben voor opstellers van de jaarrekeningen.
Een aantal overige wijzigingen, zoals het verplaatsen van de toelichtingsvereisten voor Vastgoedbeleggingen naar RJ 213 Vastgoedbeleggingen, is niet besproken. Wij adviseren u voor de overige wijzigingen RJ-Uiting 2014-9 te raadplegen. Het moge duidelijk zijn dat opstellers van de jaarverslaggeving van beleggingsentiteiten op korte termijn actie moeten ondernemen om te waarborgen dat de
jaarverslaggeving over boekjaar 2014 voldoet aan alle nieuwe verslaggevingsvereisten. Wij hopen u met deze publicatie te voorzien van een praktisch instrument dat in dit proces van toegevoegde waarde kan zijn. Voor verdere details verwijzen wij naar RJ-Uiting 2014-9 waarin de integrale tekst van de nieuwe RJ 615 is opgenomen. Heeft u eventuele vragen of opmerkingen ten aanzien van deze publicatie, neem dan contact op met een van de auteurs.
De belangrijkste punten samengevat: • Herevalueren of beleggingsentiteiten al dan niet onder het toepassingsgebied van de nieuwe RJ 615 vallen. • Eisen ten aanzien van posten in de balans en winst-en-verlies-rekening die minimaal benoemd moeten worden voor alle beleggingsentiteiten. Voor beleggingsmaatschappijen en ICBE’s zijn de modellen Q, R en S van toepassing. Overige beleggingsentiteiten wordt aanbevolen deze modellen te volgen. • In de toelichting op de post Indirect resultaat uit beleggingen moeten ongerealiseerde winsten en ongerealiseerde verliezen, alsmede gerealiseerde winsten en gerealiseerde verliezen, separaat vermeld worden. • Aanvullende toelichtingsvereisten inzake beloningen voor personeelsleden van de beheerder. Deze beloningen dienen uitgeplitst te worden in een vaste en variabele component. Tevens dient onderscheid gemaakt te worden in de beloning voor directieleden en overige personeelsleden van de beheerder. Via een vastgestelde methodiek dienen deze toegerekend te worden aan individuele beleggingsentiteiten. • Nieuwe toelichtingsvereisten ten aanzien van de ‘volgfout’ voor indexvolgende beleggingsentiteiten en ten aanzien van niet-beursgenoteerde onder nemingen waarover de beleggingsentiteit zeggenschap heeft.
RJ 615 Beleggingsentiteiten | 9
© 2015 KPMG Accountants N.V.
Bijlage 1: Begrippenlijst (RJ 940)
Begrip
Definitie
Beleggingsentiteit
Een beleggingsentiteit is een entiteit die, ongeacht de rechtsvorm, wordt gebruikt ter collectieve belegging, teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen. Collectieve belegging is het houden van beleggingen voor meer dan één deelnemer niet zijnde groepsmaatschappijen of verbonden partijen.
Beleggingsfonds
Een niet in een beleggingsmaatschappij ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen (artikel 1:1 Wft).
Beleggingsinstelling
Een instelling voor collectieve beleggingen in de vorm van een beleggingsfonds of een beleggingsmaatschappij die bij een reeks beleggers kapitaal ophaalt om dit overeenkomstig een bepaald beleggingsbeleid in het belang van deze beleggers te beleggen (artikel 1:1 Wft).
Beleggingsmaatschappij
Een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen, niet zijnde een maatschappij voor collectieve beleggingen in effecten (artikel 1:1 Wft).
Indexvolgende beleggingsentiteit
Een beleggingsentiteit die als strategie heeft de prestaties van een of meer indexen te repliceren of te volgen, bijvoorbeeld door synthetische of fysieke replicatie.
Instelling voor Collectieve Belegging in Effecten (ICBE)
Een instelling waarvan het uitsluitende doel is de collectieve belegging in effecten of in andere liquide financiële activa van uit het publiek aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, en waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houders ten laste van de activa van deze instellingen direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald (artikel 1:1 Wft).
10 | RJ 615 Beleggingsentiteiten
Over KPMG KPMG biedt dienstverlening op het gebied van audit, tax en advisory. We werken voor een brede groep opdrachtgevers: grote (inter)nationale ondernemingen, middelgrote bedrijven, non-profitorganisaties en overheden. De ingewikkelde problematiek van onze klanten vraagt om een multidisciplinaire aanpak die helpt orde te scheppen in de complexiteit. Onze professionals blinken uit in hun eigen specialisme, maar werken tegelijkertijd nauw samen om zo de toegevoegde waarde te bieden die onze klanten helpt om te excelleren. Daarbij putten we uit een rijke bron van kennis en ervaring, opgedaan in uiteenlopende organisaties en markten.
KPMG Laan van Langerhuize 1 1186 DS Amstelveen Postbus 74105 1070 BC Amsterdam Winand Paulissen Partner KPMG Accountants N.V. T. (030) 658 2431 E.
[email protected] Gert Jan Hoeve Partner KPMG Accountants N.V. T. (030) 658 2363 E.
[email protected] Wilfred Kevelam Manager KPMG Accountants N.V. T. (030) 658 2404 E.
[email protected]
www.kpmg.nl
De in dit document vervatte informatie is van algemene aard en is niet toegespitst op de specifieke omstandigheden van een bepaalde persoon of entiteit. Wij streven ernaar juiste en tijdige informatie te verstrekken. Wij kunnen echter geen garantie geven dat dergelijke informatie op de datum waarop zij wordt ontvangen nog juist is of in de toekomst blijft. Daarom adviseren wij u op grond van deze informatie geen beslissingen te nemen behoudens op grond van advies van deskundigen na een grondig onderzoek van de desbetreffende situatie. © 2015 KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. De naam KPMG, het logo en ‘cutting through complexity’ zijn geregistreerde merken van KPMG International.