RIS176564_4-NOV-2001
Schilderswijk
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan 1.2 Doel van het bestemmingsplan 1.3 Begrenzing van het plangebied 1.4 Geldende planologische regelingen 1.5 Leeswijzer
7 7 8 8 8 9
Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied 2.1 Ontstaansgeschiedenis 2.2 Ruimtelijke structuur 2.3 Functionele structuur
11 11 12 17
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Inleiding 3.2 Ruimtelijk beleid 3.3 Sectoraal beleid
21 21 21 23
Hoofdstuk 4 Milieu 4.1 Inleiding 4.2 Externe veiligheid 4.3 Geluid 4.4 Luchtkwaliteit 4.5 Natuur 4.6 Water 4.7 Bodem 4.8 Archeologie 4.9 Duurzaam bouwen 4.10 Gebiedsgericht milieubeleid
35 35 35 42 42 43 44 46 47 47 48
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving 5.1 Inleiding 5.2 Verantwoording van bestemmingen 5.3 Dakopbouwen en extra bouwlagen 5.4 Toelichting op de regels
49 49 49 52 53
Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
59
Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak
61
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
65 67 69 71 73
Risicoberekening gastransportleidingen Advies Veiligheidsregio Haaglanden Bezonningsonderzoek - basis Bezonningsonderzoek - optimalisatie
Regels
75
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
77 77 86
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf Artikel 4 Cultuur en Ontspanning
87 87 88
2
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 5 Gemengd-1 Artikel 6 Gemengd-2 Artikel 7 Gemengd-3 Artikel 8 Gemengd-4 Artikel 9 Groen Artikel 10 Kantoor Artikel 11 Maatschappelijk Artikel 12 Sport Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg Artikel 14 Verkeer - Openbaar vervoer Artikel 15 Verkeer - Straat Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied Artikel 17 Verkeer - Verblijfsstraat Artikel 18 Wonen Artikel 19 Leiding - Gas Artikel 20 Leiding - Hoogspanning Artikel 21 Leiding - Riool Artikel 22 Waarde - cultuurhistorie
89 90 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 105 107 109 111
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 23 Anti-dubbeltelregel Artikel 24 Algemene bouwregels Artikel 25 Algemene gebruiksregels Artikel 26 Algemene aanduidingsregels Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
113 113 114 115 116 117
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 28 Overgangsrecht Artikel 29 Slotregel
119 119 120
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
120 121 123 125 127
Staat van Horeca-inrichtingen Staat van bedrijven bij functiemenging Parkeernormen Toelichting rijksbeschermd stadsgezicht 's-Gravenhage-Centrum
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
3
4
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Toelichting
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
5
6
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding voor het bestemmingsplan
De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor de Schilderswijk op. 1.1.1
Verouderde bestemmingsplannen
In de Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020 die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld, is vastgelegd dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Ter uitvoering van dit beleidsvoornemen is een bestemmingsplan voor de Schilderswijk opgesteld. De juridisch-planologische regeling van dit plangebied is niet alleen verouderd – het bestemmingsplan Schilderswijk Centrum dateert van 1982 – maar is ook sterk versnipperd door een groot aantal stadsvernieuwingsplannen en partiële herzieningen ervan (zie paragraaf 1.4). Een nieuw bestemmingsplan voor de Schilderswijk zal deze 'lappendeken' aan juridisch-planologische regelingen omvormen tot een eenduidig en adequaat juridisch-planologisch regime dat recht doet aan de huidige situatie maar ook nieuwe ontwikkelingen 1.1.2
Wet ruimtelijke ordening
In de tweede plaats voldoet de gemeente Den Haag met het opstellen van het bestemmingsplan Schilderswijk aan de regels van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Met de vaststelling van bestemmingsplan Schilderswijk wordt aan deze verplichting voldaan. 1.1.3
Projectbesluiten
Binnen het plangebied zijn twee projectbesluiten als bepaald in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening verleend. Deze projectbesluiten worden in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. 1.1.3.1 Paulus Potterstraat 185-a t/m 185-e Op 25 juli 2008 is een reguliere bouwvergunning ingediend voor het in- en uitwendig veranderen van de bedrijfsruimten Paulus Potterstraat 185-a t/m 185-c en 185-e, de opslagruimte Paulus Potterstraat 185-d tot 28 appartementen en het toevoegen van een extra bouwlaag t.b.v. studentenhuisvesting. Aan het project is medewerking verleend met toepassing van een projectbesluit als bepaald in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit projectbesluit is op 2 september 2009 onherroepelijk geworden. Het projectbesluit is opgenomen in dit bestemmingsplan. 1.1.3.2 Hoefkade 350 Op 17 april 2009 heeft Politie Haaglanden, Bureau Huisvesting, een aanvraag om een reguliere bouwvergunning ingediend. De aanvraag omvat het verbouwen en vergroten van het politiebureau Hoefkade 350. Aan het project wordt medewerking verleend met toepassing van een projectbesluit als bepaald in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Ook dit projectbesluit wordt opgenomen in dit bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
7
1.2
Doel van het bestemmingsplan
Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Schilderswijk tot doel om de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden. De bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied is over het algemeen goed: de openbare ruimte, de ruimtelijke samenhang en differentiatie, de relatie tussen openbaar en privé-gebied, de bouwkundige staat van woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. In het plangebied zijn voldoende voorzieningen: maatschappelijk (sport, welzijn et cetera) en winkels. Het plan is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst.
1.3
Begrenzing van het plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
de Loosduinseweg, de Zoutkeetsingel, de Houtzagerssingel en de Hooftskade en Groenewegje aan de noordzijde; Spinozasraat, het Oranjeplein en de Wolterbeeksstraat aan de oostzijde; de Parallelweg langs het spoor aan de zuidzijde; de De Heemstraat die overgaat in de Monstersestraat aan de westzijde.
1.4
Geldende planologische regelingen
1.4.1
Geldende bestemmingsplannen
In het plangebied geldt een groot aantal bestemmingsplannen, stadsvernieuwingsplannen en partiële herzieningen die door dit bestemmingsplan worden vervangen: Bestemmingsplan Schilderswijk-Centrum Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-Centrum, 5e herziening, Koningstraat/Koninginnestraat Herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk Centrum, 5e herziening, Koningstraat/Koninginnestraat Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-Centrum, 6e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-Centrum, 7e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-Centrum, 10e herziening Stadsvernieuwingsplan Houtzagerij Stadsvernieuwingsplan Houtzagerij, 1e herziening Stadsvernieuwingsplan Vaillantlaan Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 2e herziening (Stadsvernieuwingsplan Hobbemastraat) Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 3e herziening
8
Vastgesteld 10 mei 1982 3 oktober 1996
Goedgekeurd 18 juni 1985 13 mei 1997
28 september 1995
6 februari 1996
Onherroepelijk 2 mei 1988 7 augustus 1997
9 oktober 1997 13 april 2000
28 november 2000
26 juni 2003
27 januari 2004
5 april 2004
26 november 1992 26 juni 2003
16 maart 1993 27 januari 2004
5 april 2004
11 oktober 1990 9 maart 1987 24 oktober 1991
4 juni 1991 3 november 1987 17 maart 1992
10 september 1992
2 februari 1993
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 5e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 6e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 8e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 10e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk West herziening van de 1e herziening Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, herziening van de 6e herziening 1.4.2
18 februari 1993
5 oktober 1993
18 november 1994 11 mei 1995
7 juli 1994
21 februari 1998
3 juli 1997
3 februari 1998
26 juni 2003
27 januari 2004
1 december 1998 5 april 2004
26 juni 2003
27 januari 2004
5 april 2004
Parapluherzieningen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen: a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
1.5
Leeswijzer
In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan Schilderswijk aangegeven. Verder werden de doeleinden, die met het bestemmingsplan worden nagestreefd, omschreven. Om deze in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds de bestaande situatie beschreven in hoofdstuk 2; anderzijds wordt voor de verduidelijking van een deel van de doeleinden in hoofdstuk 3 een selectie gemaakt van de relevante beleidsnota's en regelingen, die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. In hoofdstuk 4 wordt een beeld gegeven van het op het milieu toegespitste beleid en de in regelgeving gestelde milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken afgeleid zijn, dit mede tegen de achtergrond van de bestaande situatie en de nieuwe ontwikkelingen. De daarbij van toepassing zijnde milieukwaliteitseisen zijn bij het afwegingsproces betrokken. Tevens wordt een toelichting op de bestemmingen en de opzet van de bestemmingsregels gegeven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 het resultaat van overleg en inspraak weergegeven.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
9
10
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 2 2.1
Beschrijving van het plangebied
Ontstaansgeschiedenis
De Schilderswijk ontstond in het laatste kwart van de 19e eeuw ter plaatse van de Zusterpolder, een oorspronkelijk moerassig gebied dat in de 15e eeuw is drooggemalen. Toen reeds werd het gebied doorsneden door de Hofkade waarvan de naam later tot Hoefkade is verbasterd. De weg voerde langs een water vanaf het Zieken in westelijke richting naar het zogenaamde Hofland, het grafelijke weiland ter hoogte van de huidige wijk Transvaal. De stadsuitbreiding in dit deel van Den Haag kwam op gang na de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Den Haag, de opening van station Hollands Spoor in 1843 en de doortrekking van de lijn naar Rotterdam in 1847. De weg langs de spoorlijn naar Rotterdam, de Parallelweg, is nu de zuidgrens van het plangebied. Van officiële uitbreidingsplannen was in de 19e eeuw nog geen sprake. Het initiatief om aan de zuidkant van de stad een wijk te bouwen werd in 1862 door de gemeente genomen. Achter het Groenewegje werd in hetzelfde jaar al de Brood- en Meelfabriek gebouwd. Tot 1870 gaven rijke kooplui opdracht tot het bouwen van een eigen woonhuis. Daarna deed de individuele bouwer zijn intrede en bouwden aannemers en bouwmaatschappijen woningen voor de vrije markt. Aangezien er geen officiële plannen voor de wijk waren liet de gemeente de aanleg van de nieuwe wijk grotendeels over aan het particulier initiatief. Vanaf omstreeks 1876 ontstond een woonwijk in de Zusterpolder die bekend zou worden als de Schilderswijk en die zich zou ontwikkelen tot één van de grootste arbeiderswijken van Nederland. De huizen, reeksen van boven- en benedenwoningen, werden gebouwd door verscheidene bouwmaatschappijen terwijl de gemeente zorg droeg voor de aanleg van de straten. Het behalen van winst had een hogere prioriteit dan het wooncomfort van de bewoners. De Diaconiewoningen aan het Om en Bij, de Van Ostadewoningen, het complex van 't Fort en de Delpratwoningen zijn uitzonderingen daarop. De straten waren over het algemeen smal en van groenaanleg was nauwelijks sprake. De arbeiders, die in de wijk kwamen wonen, werkten voornamelijk in de industrieën nabij het Hollands Spoor. De gemeente bemoeide zich alleen met de bouw van huizen die aan de straat lagen. Wat op de terreinen achter de huizen gebouwd werd, ging haar lange tijd niet aan. Pas in 1892 werd het bouwen van hofjeswoningen, zoals die in de Paulus Potterstraat, verboden, maar toen was een flink deel van de wijk al gebouwd. Op de overige bouwterreinen verrezen geen hofjeswoningen meer, maar men probeerde de beschikbare grond toch zo voordelig mogelijk te benutten door uitbouwen of bedrijfsgebouwen op de achterterreinen tussen de rijen huizen te proppen. Voorbeelden van deze bouwtrend waren te vinden aan de Hobbemastraat en aan de Honselersdijkstraat. Pas omstreeks de eeuwwisseling ging men over tot het bouwen van portiekwoningen met hun karakteristieke gemeenschappelijke buitentrap voor de bovenwoningen. Vooral in de Delftselaan en de 's-Gravenzandelaan treffen we dit type woningen (nog) aan. Woningbouwverenigingen die zonder winstoogmerk wilden bouwen kregen pas in 1902, bij de inwerkingtreding van de Woningwet, een kans. De overheid verleende deze verenigingen de benodigde gelden, zolang zij maar het belang van de volkshuisvesting op het oog hadden en geen winst tot doel hadden. Het laatste stukje Schilderswijk, gelegen tussen de Hoefkade, Vaillantlaan en Parallelweg is door deze verenigingen volgebouwd. Het was dan ook meteen het kwalitatief beste stukje, met goede huizen en een groenvoorziening in de vorm van een grote gemeenschappelijke tuin annex sportterrein aan de Vermeerstraat. Veelal waren de huren van deze woningen voor de meeste mensen te hoog, doordat in de jaren 1918-1922 de bouwkosten door de naweeën van de Eerste Wereldoorlog enorm gestegen waren. Dit laatste stukje Schilderswijk geeft duidelijk de veranderde opvattingen in de volkshuisvesting weer die na de Eerste Wereldoorlog algemeen opgang deden. Samenvattend, de belangrijkste factoren die tot de Tweede Wereldoorlog invloed hadden op de groei van de Schilderswijk waren: Ÿ Ÿ Ÿ
de bijzonder snelle groei van de Haagse bevolking tussen 1870 en 1930 door het geboorteoverschot, de industrialisatie en de trek van het platteland naar de stad; de rol van speculanten die lange tijd door de opstelling van de overheid mogelijk was. de geleidelijk toenemende overheidsinvloed op het bouwen, met als belangrijkste momenten de Woningwet van 1901 en de gemeentelijke bouwverordening van 1906.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
11
De eenzijdige bevolkingssamenstelling van laag betaalde of op uitkeringen aangewezen mensen leidde er toe, dat reeds lang voor de Tweede Wereldoorlog de verpaupering van de Schilderswijk inzette. Wie zich een beter huis elders in de stad kon veroorloven, verliet de wijk. In de jaren dertig ontstond zelfs leegstand. Door de woningnood na de oorlog raakte de Schilderswijk weer dichtbevolkt. Het achterwege blijven van onderhoud deed de toestand van de bebouwing echter zo verslechteren dat grootscheepse sanering en nieuwbouw onvermijdelijk werden. Het woningbestand werd voor een klein deel gerenoveerd en voor de rest door nieuwbouwcomplexen vervangen, vooral sinds 1977. Omvangrijke projecten kwamen tot stand aan de Parallelweg, de Koningstraat en de Hoefkade, de Rembrandtstraat en de Van Ravesteinstraat. In grote delen van de wijk, met name ten noordoosten van de Vaillantlaan, heeft de oorspronkelijke opzet van lange rechte straten plaats gemaakt voor een nieuwe stedenbouwkundige invulling met verspringende bouwblokken en open groenstructuren.
2.2
Ruimtelijke structuur
2.2.1
Ruimtelijke hoofdstructuur
De hoofdstructuur van de stad kenmerkt zich door de lange lijnen evenwijdig aan de kust. De Schilderswijk past hier naadloos binnen. Zo zijn er de lange lijnen: 's-Gravenzandelaan, Delftselaan, Hobbemastraat en Hoefkade, die de wijk verankeren in de stad richting het oosten (centrum) en het westen (Transvaal). De noord – zuid relatie is een stuk minder duidelijk, hoewel in potentie wel aanwezig. De belangrijkste verbinding is de Vaillantlaan als onderdeel van de binnenring. Met de reconstructie van het spoorviaduct (in de put) is de binnenring voltooid. Een andere belangrijke route is het lijn 11 tracé. Beide routes lopen echter langs het centrum. De aanhechting van de wijk aan de omgeving is er niet. Zo is de aansluiting aan het centrum langs de gracht minimaal, niet alleen fysiek, maar ook qua uitstraling. Daarnaast is de relatie met de Haagse markt minimaal. De markt staat met zijn rug naar de wijk. 2.2.1.1 De stadsvernieuwing De eerste golf van stadsvernieuwingsingrepen vond zijn basis in de structuurvisie Schilderswijk uit 1976. Van belang was het doorbreken van de lange rechte (saaie) straten, meer lucht en groen in de wijk en nieuwe betaalbare woningen. Zo ontstond een wijk met een vrij eenzijdige woningdifferentiatie van gestapelde appartementen voor een sociale huurprijs en in iedere buurt een groen plein. Deze vorm van stadsvernieuwing komt vooral in Schilderswijk centrum voor (het gebied ten oosten van de Vaillantlaan). De oorspronkelijke structuur speelde een ondergeschikte rol. Veel belangrijker was het uitgangspunt van een ruime verkaveling met voldoende licht/lucht toetreding en veel groen in de vorm van pleinen en parkjes. In feite bepaalde de norm de verkaveling. Het gevolg hiervan waren onduidelijke situaties met rooilijnverspringingen per bouwblok en saaie en doodse hoeken, waarbij de sociale controle ontbrak. Sommige delen van de wijk hebben dan ook een onduidelijke structuur. Na 1985 kwam de omslag in denken met het project “ De stadsvernieuwing als culturele activiteit.” Niet meer het bouwblok maar de te ontwerpen ruimte stond centraal. Dit komt het best tot uitdrukking in de nieuwe Vaillantlaan van Jo Coenen. Er werd veel meer rekening gehouden met het oorspronkelijk stratenpatroon. De nieuwe openbare ruimten werden binnen de oorspronkelijke structuur opgenomen. Met name het deel van de Schilderswijk ten westen van de Vaillantlaan is op deze wijze vernieuwd. Ook werd de eenzijdige woningdifferentiatie doorbroken door meer koopwoningen te bouwen. De homogene (oorspronkelijke) structuur van dit deel van de Schilderswijk is gehandhaafd. Kenmerkend zijn de diagonale ontsluitingswegen, zoals de Van der Vennestraat, de Ruijsdaelstraat en Zusterstraat en in het verlengde de pleinen, zoals Hobbemaplein en Vaillantplein. 2.2.2
Beschermd stadsgezicht
Op 28 juni 1994 is 's-Gravenhage Centrum aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Een klein deel van het plangebied hoort daarbij: dat betreft de Houtzagerssingel, Om en Bij en de Hooftskade en de aanliggende bebouwing.
12
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
2.2.3
Monumentale gebouwen
In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen in het register ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988. Adres Om en Bij 2
Nummer Omschrijving 459785 Voormalige diaconale bakkerij annex woonhuis voor de bakker en bergplaats voor granen, gebouwd in 1855 in eclectische bouwstijl naar ontwerp van A. Roodenburg, in opdracht van de Nederduitsche Hervormde Gemeente. In 1864 werd een "broodkamer" aangebouwd en in 1897 een lokaal voor brooduitgifte. Om en Bij 3 tot en 459787Vier rijen van vierentwintig rug-aan-rug gebouwde woningen, een rij met 113 en 116 459792 van twaalf woningen en een rij van achttien deels rug-aan-rug gebouwde woningen, op een rechthoekige plattegrond uit 1840-1841 en bestaande uit een bouwlaag onder een met pannen gedekt mansardedak. De voormalige diaconiewoningen zijn van architectuurhistorische en sociaalhistorische waarde: zij vormden het eerste project dat in Den Haag werd gerealiseerd om de woonomstandigheden van de armen te verbeteren. Hooftskade 1-83 459784 Voormalig diaconieweeshuis uit 1867, gebouwd in een sobere eclectische baksteenarchitectuur naar ontwerp uit 1862 van de architect E. Saraber, in opdracht van de Nederduitsche Hervormde Gemeente. Verbouwd in 1925-1926 door de architect G. van Hoogevest. Het weeshuis hield zijn oorspronkelijke functie tot 1942. In 1991-1992 is het, met behoud van het de oorspronkelijke structuur, verbouwd tot appartementencomplex. Parallelweg 224-227 353816, Complex van een remisegebouw, dienstwoning, ketelhuis en en Ter Borchstraat 353821, pekelremise en werkplaats. Het als een hal geconstrueerde 1-7 353827 remisegebouw bevat vier sprongsgewijze in lengte toenemende en tramstallingsruimten, elk voorzien van drie inrijbanen met rails, 353833 perrons te weerszijden, en een verhoogde lichtkap in het midden, alsmede aan de noordzijde van de Ter Borchstraat en door een met muur en toegangshek afgesloten binnenplaats onderbroken reeks aaneengesloten dienstruimten, waaronder een smederij met smidse en een stookruimte met schoorsteen. In de dienstvleugel zijn de dienstwoningen en het ketelhuis geïntegreerd. In het remisegebouw wordt nu historisch trammaterieel tentoongesteld. De pekelremise en werkplaats is vrijstaand van het remisegebouw gebouwd, in de hoek Parallelweg/Wouwermanstraat. Hoefkade 623 / 459793 R.-K. Kerk van de Heilige Martha Kerk, een aan drie zijden Stortenbekerstraat vrijstaand kerkgebouw uit 1908-1909, gebouwd naar ontwerp van N. 224a Molenaar senior in neogotische stijl en voltooid in 1924 met de eindtravee van het schip en de toren door N. Molenaar junior. Hooftskade 1-85 / 459784 Voormalig weeshuis uit 1867, gebouwd in een sobere eclectische Koningsraat 3 ( baksteenarchitectuur naar ontwerp uit 1862 van de architect E. complex ) Saraber in opdracht van de Nederduitsche Hervormde gemeente. Verbouwd in 1925-1926 door de architect G. van Hoogevest. Het weeshuis hield zijn oorspronkelijke functie tot 1942. In 1991-1992 is het met behoud van de oorspronkelijke structuur verbouwd tot appartementencomplex door de architect Rappange & partners. De nieuwbouw aan de achterzijde is van bescherming uitgesloten. De volgende (complexen van) gebouwen zijn aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag. Adres
Omschrijving
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
13
Zoutkeetsingel 40
Jacob Catsstraat 2a Jacob Catsstraat 65-1 t/m 96 / Van Ostadestraat 15-77 / Hannemanstraat 156-298 Hoefkade 612 t/m 702
Voormalige fabriek, ontworpen door de architect J.W. Bosboom in 1896 in de stijl van de Neorenaissance en nu in gebruik als kantoor van Parnassia Muurreclame in art-decostijl uit 1920 Van Ostadewoningen: arbeiderswoningen, ontworpen door W.B. Liefland en gebouwd in 1885-1895 in neorenaissancestijl
Delpratwoningen: arbeiderswoningen, in eigen beheer uitgevoerd door de opzichter R. van der Poll en gebouwd in 1897 in neorenaissancestijl Tussen de Parallelweg, Krusemanstraat, van Osstraat en Hoppenbrouwerstraat ligt het Fort, een complex arbeiderswoningen van architect W.B.Liefland en gebouwd in 1890 in neorenaissancestijl. Een deel van het complex is begin jaren '60 gesloopt. Door acties van de bewoners zijn de overige delen van het complex in de jaren '90 gerenoveerd. Hierbij is het oorspronkelijk rijk gedetailleerde metselwerk verdwenen doordat men uit ging van buitengevelisolatie. 2.2.4
Archeologie
Het plangebied ligt voor het grootste deel in een brede strandvlakte. Strandvlaktes zijn de laaggelegen stroken tussen de strandwallen: de zandruggen die duizenden jaren voor Christus door zee en wind gevormd zijn. Omdat de strandvlaktes drassig bleven kon daar in de loop der eeuwen een soms dik pakket veen ontstaan. In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich, onder het veen, klei afkomstig uit een periode van overstromingen in het derde millennium voor Christus. Het uiterst noordelijke deel tenslotte, vanaf de Schapenlaan tot aan de Loosduinseweg, ligt op een strandwal. Strandwallen waren al enige duizenden jaren voor Christus geschikt voor bewoning en hebben nu archeologische potentie. Op de strandwallen zijn in Den Haag en daarbuiten dan ook al vaak vondsten gedaan die tot in de prehistorie teruggaan. Hoewel in het plangebied nooit vondsten zijn gedaan die op oude bewoning wijzen, zijn er wel aanwijzingen dat de betreffende strandwal al eeuwen geleden voor een belangrijk deel is afgezand. Veen- en kleigebieden waren in de prehistorie en vroeghistorische tijd lang niet of nauwelijks geschikt voor bewoning. Zulke gebieden hebben veel minder archeologische potentie. De veen- en kleigebieden bleven tot in de middeleeuwen braak. In de 13e eeuw begon men op instigatie van de graven van Holland de woeste gronden te ontginnen. Daartoe werden vanuit de Hoefkade veel sloten gegraven en percelen gevormd ten behoeve van de waterhuishouding en de uitgifte van bouw- en vooral weideland. De naam Hoefkade is een verbastering van Hofkade die al in de middeleeuwen langs het 'hofland' liep; het wei- en hooiland van de graaf. Het plangebied bleef tot laat in de 19de eeuw weideland, zonder substantiële bebouwing. Slechts enkele gebouwen zijn bekend: een tweetal molens en een kooiwoning. Alle drie staan op de kaart van Cruquius uit 1712 vermeld. De eerste en meest bekende is de Grut- of Gortmolen, vlakbij de stadsgracht, die al in de 19e eeuw is afgebroken. De huidige straatnaam Gortmolen herinnert aan dit bouwwerk. De tweede is de Zusters Wipmolen, gelegen in het huidige bouwblok tussen de Hobbemastraat en de Seghersstraat, die in elk geval een rol in de waterhuishouding had en die aan het eind van de 19e eeuw door een stoomgemaal is vervangen. De kooiwoning, het woonhuis van een kooiker, lag eeuwenlang bij een eendenkooi op de plaats van de huidige Vaillantlaan tussen de Parallelweg en de Hoefkade. Een eendenkooi is een vijvertje waar eenden naartoe worden gelokt en vervolgens gevangen. De kooiwoning en de eendenkooi zijn al lang verdwenen. Resten van molens zijn in principe van archeologisch belang. Omdat op beide locaties sinds het eind van de 19e eeuw veel bouwactiviteiten plaatsvonden, is de kans klein dat zich nog substantiële resten van de molens in de grond bevinden. Hetzelfde geldt voor de kooiwoning: er moet sprake zijn geweest van een zeer ondiep gefundeerd gebouw en ook de latere bouwwerkzaamheden hebben er naar verwachting voor gezorgd dat van deze woningen weinig rest. Ook van de oorspronkelijke Hoefkade die vroeger als ophoging in het landschap zichtbaar was, is niets meer over door bodemverstorende activiteiten.
14
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Een en ander leidt tot de conclusie dat het plangebied geen archeologische waarden herbergt en geen archeologisch waardevol gebied is. 2.2.5
Verkeer en infrastructuur
2.2.5.1 Autoverkeer Den Haag heeft een ringstructuur met een tweetal ringen voor de ontsluiting van de stad: de Internationale Ring voor ontsluiting op regionaal niveau en de Centrum Ring voor ontsluiting op stedelijk niveau. De Vaillantlaan maakt deel uit van de Centrum Ring vervult als onderdeel van de Centrumring een belangrijke functie. Daarnaast behoren de Loosduinseweg, de Hobbemastraat tussen Hobbemaplein en Paletplein, de Monstersestraat / De Heemstraat / Parallelweg tussen Hoefkade en Vaillantlaan en de Fruitweg deel uit van het hoofdwegennet. De Ruijsdaelstraat, Van der Vennestraat, Wouwermanstraat, Hoefkade, Parallelweg tussen Vaillantlaan en Stationsplein, Koningstraat en Spinozastraat / Oranjeplein / Fannius Scholtenstraat de verkeersstraten ontsluiten de buurten binnen de wijk. Alle andere straten zijn als verblijfs- en woonstraten ingericht. 2.2.5.2 Fietsverkeer Er is in Den Haag een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes. In de Schilderswijk is een aantal wegen opgenomen als hoofdfietsroute en een aantal als secundaire fietsroute. De hoofdfietsroutes in het plangebied zijn de De Heemstraat en de Monstersestraat, de Loosduinsekade en de Loosduinseweg, de Vaillantlaan, de Wouwermanstraat en de Parallelweg. De secundaire routes in het plangebied zijn de 's-Gravenzandelaan, de Delftselaan en de Hoefkade. Daarnaast zijn er in de Schilderswijk nog een tweetal fietsroutes die deel uit maken van het Sterroutenet. Deze routes moeten op de lange afstand een aantrekkelijke route zijn voor fietsers. Deze routes lopen via de 's-Gravenzandelaan en de Wouwermanstraat-Hoefkade. 2.2.5.3 Openbaar vervoer Langs en door het plangebied loopt een aantal openbaarvervoerlijnen. Dichtbij de Schilderswijk ligt het NS-station Den Haag Hollands Spoor, waar zowel intercity's als internationale treinen stoppen. Dit station is ook een belangrijk knooppunt in het stedelijke openbaarvervoernetwerk. In 1886 verbond een stoomtramlijn het station Hollands Spoor met Scheveningen. De route liep langs de Parallelweg-De Heemstraat-Monstersestraat. In 1928 werd deze tramlijn geëlektrificeerd ten behoeve van de HTM: de eerste sneltram op eigen baan in ons land. Nu komen er bij het station negen tramlijnen en vijf buslijnen samen. Langs het station en het spoor aan de zuidkant van het plangebied lopen tramlijn 9 (van Vrederust via Hollands Spoor naar het centraal station) en de tramlijnen 11 en 12 (van het Rijswijkseplein via Hollands Spoor en de Haagse Markt naar respectievelijk Scheveningen Haven en Duindorp). De Schilderswijk zelf is ontsloten door tramlijn 6 die via de Hobbemastraat en Om en Bij naar de binnenstad loopt. Ook buslijn 130 ontsluit via de Hoefkade en de Vaillantlaan het plangebied. De buurt rond het Hannemanplantsoen daarentegen is relatief slecht door middel van het openbaar vervoer bereikbaar. 2.2.5.4 Parkeren In een deel van het plangebied belanghebbendenparkeren ingevoerd. Er zijn in het gebied 3 verschillende regelingen. In het gebied tussen de De Heemstraat en Monstersestraat, Delftselaan, Vaillantlaan en Hoefkade is de vergunning geldig op marktdagen (van de Haagse Markt) van 09:00 tot 18:00 uur. In het gebied ten noordoosten van de Hooftskadelaan, Jacob Catslaan en Koningstraat, overlopend in het vergunningsgebied Stationsbuurt, is een parkeervergunning geldig op maandag t/m vrijdag van 09:00 tot 17:00 uur. In 2009 is betaald parkeren ingevoerd in het noordelijk deel van de Schilderswijk, tussen de Hobbemastraat en de Houtzagerssingel. Voor dit deel van de Schilderswijk is aangesloten bij de regeling in het gebied “Oude Centrum”. De regeling is geldig van maandag t/m zaterdag van 09:00 tot 18:00 uur en donderdag van 09:00 tot 21:00 uur. De parkeerdruk in de Schilderswijk is hoog. Bij nieuwbouwontwikkelingen is het daarom van belang dat op eigen terrein aan de parkeereis wordt voldaan. De bestaande bewonersgarages dienen goed te worden benut.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
15
2.2.6
Groenstructuur
De Schilderswijk kent weinig cultuurhistorisch waardevol groen, omdat voortuinen, pleinen en plantsoen niet of nauwelijks in het ontwerp van de bouwblokken of delen van de wijk werden meegenomen. Uitzonderingen zijn: Ÿ
Ÿ
Ÿ
Ÿ
Ÿ
twee belangrijke groenassen: 1. de brede Delftselaan die in 1900 als plantsoen is aangelegd en die als belangrijke groendrager van de wijk functioneert; 2. de 's-Gravenzandelaan, die begin jaren '90 geheel conform de oorspronkelijke aanleg is hersteld en die een vrijwel ononderbroken zichtlijn vormt. In beide groenassen doet een speelterrein in de volle breedte enigszins afbreuk aan de doorgaande zichtlijnen. het terrein aan de Vermeerstraat. Het terrein is in relatie met de bebouwing aangelegd maar de inrichting is gewijzigd en meer gericht op de buurt. Het terrein is nu omgeven door een hoog hekwerk, waardoor het terrein beter beheersbaar is. de bomenrijen, die de Hoefkade, de oost- en noordrand van de wijk, de De Heemstraat en de Monstersestraat begeleiden en die zo bijdragen aan de versterking van de stedenbouwkundige structuur; Het Oranjeplein, aan de rand van de Schilderswijk met de Stationsbuurt, als een monumentaal plantsoen. Het oostelijk deel van de Schilderswijk was oorspronkelijk voor kapitaalkrachtigen bedoeld: het plantsoen van het Oranjeplein werd als lommerrijk wandelparkje aangelegd met hoge bomen, paden, gras en bloemenperken. In de huidige situatie heeft het Oranjeplein een meer functionele inrichting. De rest van de wijk kent pleintjes en buurtparkjes, die in de jaren'80 tijdens de stadsvernieuwingsoperatie zijn aangelegd.
2.2.7
Bodem
De Schilderswijk is ontstaan in het laatste kwart van de 19-de eeuw ter plaatse van de “Zusterpolder”, een oorspronkelijk moerassig gebied, dat in de 15-de eeuw is drooggemalen. De stadsuitbreiding in dit deel van Den Haag is opgang gekomen na de opening van het station Hollands Spoor in 1843. Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben zeer veel, maar relatief kleine, bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven, brandstofhandelaren, benzinestations, bakkerijen, drukkerijen, metaalbewerking zoals blik- en koperslagerijen en galvaniseerbedrijven, schildersbedrijven, verfspuiterijen, timmerwerkplaatsen, smederijen, slachterijen en vetsmelterijen en kuiperij. Daarnaast zijn enkele grootschalige bedrijven in het plangebied gevestigd geweest. Hierbij moet men denken aan broodfabrieken, geneesmiddelenfabriek, een tramremise en inrichtingen voor melkontvangst. Bij een zeer beperkt aantal woningen en scholen hebben ondergrondse huisbrandolietanks gelegen. De meeste ondergrondse huisbrandolietanks zijn intussen verwijderd. Ten gevolge van lekkage van deze tanks is zeer plaatselijk een bodemverontreiniging opgetreden. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Met merendeel van de gevallen van ernstige bodemverontreiniging betreft verontreiniging met zware metalen en PAK (teerachtige stoffen) of minerale olie. Voor bijna al deze gevallen zijn reeds saneringplannen ingediend waarmee is ingestemd. Het meerdeel van deze saneringen is al (ten dele) afgerond. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn. Op veel verdachte deellocaties, de hiervoor genoemde zeer vele bedrijfjes, in het plangebied heeft nog geen bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties
16
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart. 2.2.8
Kabels en leidingen
Nabij het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de gasunie W-509-06. Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar. De leiding loopt langs de Groenteweg, de Monstersestraat en De Heemstraat. Een deel van deze leiding ligt binnen het plangebied. Daarnaast ligt binnen de groenstrook langs de Parallelweg en onder de Fruitweg een hoogspanningsleiding.
2.3
Functionele structuur
2.3.1
Wonen
In de Schilderswijk wonen circa 33.000 mensen in circa 12.000 woningen. Die aantallen zijn de laatste 15 jaar vrijwel onveranderd gebleven, ondanks het feit dat zeker tot het jaar 2000 de sloop- en nieuwbouwactiviteiten in het kader van de stadsvernieuwing nog substantieel van omvang waren. Het terugbouwpercentage was in die periode dus ongeveer 100%. In de periode daarvoor – met name vanaf halverwege de zeventiger jaren kwam de stadsvernieuwing goed op gang – was wel sprake van woningverlies en een teruglopende bevolking: in 1980 woonden er nog 38.000 mensen in ruim 14.000 woningen. Ook aan het bouwjaar van de huidige voorraad is af te lezen, hoe groot van omvang de stadsvernieuwingoperatie is geweest: ruim 70% is na 1970 gebouwd. De woningvoorraad is behoorlijk divers. Het aandeel eengezinswoningen is klein: 12%, waartoe ook een flink aantal kleine hofjeswoningen gerekend worden, die de stadsvernieuwing tot op heden hebben overleefd: o.a. Om en Bij, van Ostadewoningen, Paulus Potterstraat. Het merendeel van de voorraad bestaat dus uit meergezinswoningen, doorgaans in drie à vier bouwlagen. De helft van de voorraad bestaat uit flats, 17% uit beneden-/bovenwoningen, 12% uit portiekwoningen en 8% uit maisonnettes De buurt heeft een stenig aanzicht, dit is mede te wijten aan het vrijwel volledig ontbreken van voortuinen. Alleen de Delpratwoningen, het Fort en een enkel nieuwbouwcomplexje (Hooftskadelaan) beschikken over een voortuin(tje). Bijna driekwart van de voorraad is eigendom van de woningbouwcorporaties, 7% wordt verhuurd door particuliere eigenaren en 18% wordt bewoond door de eigenaar. Met name in de laatste jaren van de stadsvernieuwing zijn koopwoningen toegevoegd. Daarom is het aandeel koopwoningen in Schildersbuurt-West, waar de stadsvernieuwing pas later op gang kwam veel groter dan in Noord en Zuid (25% vs 13%). De meeste woningen (62%) hebben 3 of 4 kamers, 16% heeft er 1 of 2, eveneens 16% heeft er 5 en een kleine 5% heeft er meer dan 5. De bevolking is de afgelopen 40 jaar sterk van samenstelling veranderd, met name als gevolg van de voortdurende instroom van migranten en de uitstroom van autochtone Nederlanders. Dat proces was niet het gevolg van de stadsvernieuwing, maar de stadsvernieuwing was daarbij wel een versterkende factor. Momenteel is nog slechts 9% van de bewoners van autochtone herkomst. Het merendeel (70%) van de bewoners is van Turkse (27%), Marokkaanse (23%) of Surinaamse herkomst (20%). Ook het overige aandeel niet-westerse allochtonen is fors (13%). De bevolking is veel jonger dan gemiddeld in Den Haag: eenderde is jonger dan 20 jaar (Den Haag 23%); slechts 7% is ouder dan 65 (Den Haag 13%). Het aandeel huishoudens, dat samenwoont is 43% net als in geheel Den Haag, het aandeel met thuiswonende kind(eren) is in de Schilderswijk echter veel hoger dan in Den Haag als geheel. Ook het aandeel eenoudergezinnen is veel hoger dan in Den Haag als geheel.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
17
2.3.2
Bedrijven en kantoren
De Schilderswijk is hoofdzakelijk een woonwijk. De bedrijfruimten die er zijn bevinden zich voornamelijk op de begane grond van panden waarboven gewoond wordt. In veel gevallen betreft dit opslagruimten van bedrijven die elders actief zijn (aannemers, stucadoors, schilders, glazenwassers, etc. Het komt echter ook veel voor dat dergelijke ruimten nog slechts gebruikt worden als stalling voor één of meer auto's. Op een beperkt aantal plekken in de wijk is bedrijvigheid de hoofdbestemming: Verspreid in de Schilderswijk bevinden zich enkele bedrijven: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Het binnenterrein tussen de van Goghstraat en de Rozenburgstraat (Plasticarto (vervaardiging van papier en kartonwaren, Van Goghstraat 52i); Zoppi Koperbewerking (koperbewerking en opslag, Jacobastraat 19-21); Het binnenterrein achter Zoutkeetsingel 116 (B.J. Hazendonk (zonwering); De hoek Rozenburgstraat / 's-Gravenzandelaan; Het bedrijvencomplex aan de Parallelweg bij de Naaldwijksestraat; De bedrijvenstrook Parallelweg 65-73.
2.3.3
Detailhandel
De detailhandelsstructuur in de Schilderswijk bestaat uit de Hobbemastraat als stedelijke winkelstraat en drie kleine winkelcentra: de Hoefkade, de Vaillantlaan en de Koningstraat. Van die drie is de Hoefkade de belangrijkste. Deze winkelstructuur is reeds in de structuurvisie van 1976 vastgesteld. Zowel de Hobbemastraat als de Hoefkade functioneren nog maar een paar jaar na reconstructie. De Hoefkade is zelfs pas zeer recent geheel opgeleverd. Van de 114 winkels met samen 15.000 m² winkelvloeroppervlak (excl. de leegstand) is het grootste deel (55 à 60%) te vinden in deze beide centra. Beide centra zijn vergeleken met een aantal jaren geleden beter gaan functioneren. Ze behoren nu in de economische rangorde van winkelcentra tot de middenmoot, terwijl ze een aantal jaren geleden onderaan bungelden. Hetzelfde geldt overigens voor het (veel kleinere) centrum aan de Vaillantlaan. Het kleine winkelcentrum aan de Koningstraat functioneert al jaren slecht, het is in de rangorde de hekkensluiter. Toch is het benutte winkelvloeroppervlak de laatste jaren gelijk gebleven. Voor de middengrote supermarkt (500 m² wvo), die enige jaren geleden de deuren heeft gesloten is een supermarkt in een lager segment in de plaats gekomen. Verspreide bewinkeling is als gevolg van de stadsvernieuwing sterk verminderd, maar zeker nog niet verdwenen: ruim 4300 m² wvo in 18 winkels bevindt zich buiten de centra.1 2.3.4
Horeca
De horeca is in de Schilderswijk ruim vertegenwoordigd: 59 vestigingen, waarvan 33 in de winkelcentra zijn gesitueerd. De helft bestaat uit café's of koffiehuizen, bij de rest kan ook gegeten worden, waarbij fastfoodrestaurants en grillrooms het grootste aandeel vormen. 2.3.5
Dienstverlening
Na de detailhandel is de dienstverlening met 76 vestigingen qua aantal de belangrijkste sector in de Schilderswijk. De grootste categorieën worden gevormd door de kappers (28), reisbureaus (10), uitzendbureaus (8) en internet-/belwinkels (6). Ca 60% is gevestigd in één van de winkelcentra. 2.3.6
Kantoren
Kantoor als hoofdbestemming komt slechts op één plek in de wijk voor: het gebouw aan de Zoutkeetsingel naast de voormalige suikerfabriek. Verspreid in de wijk is wel kantoorruimte aanwezig, maar dat bevindt zich bijna altijd op de begane grond onder wonen, veelal in een voormalig winkelpand en doorgaans met dienstverlenende functie (zie hierna) 2.3.7
Onderwijs
In de Schilderswijk zijn 15 basisscholen gevestigd, waarvan 1 voor speciaal basisonderwijs: Ÿ Ÿ
18
Shri Vishnu Hindoeschool (Abraham van Beijerenstraat 56) Al-Qoeba ('s-Gravenzandelaan 185)
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Ÿ De Voorsprong (Ruijsdaelstraat 11 en Van Damstraat 7) Ÿ Het Startpunt (Suze Robertsonstraat 103 en Ferdinand Bolstraat 33) Ÿ Van Ostadeschool (van Ostadestraat 245) Ÿ Jan Lighthart (Slicherstraat 5-7) Ÿ Het Spectrum (Terwestenstraat 105) Ÿ Montessorischool Prinses Marijke (Wouwerrmanstraat 7) Ÿ Koningin Beatrixschool (Saenredamstraat 4) Ÿ Prinses Ireneschool (Slicherstraat 6) Ÿ De Buutplaats (Hoefkade 677 en Stortenbekerstraat 264) Ÿ 't Palet (Vaillantlaan 230, Gerard Doustraat 192 en Doedijnstraat 4) Ÿ Savelbergschool ('s-Gravenzandelaan 262) Ÿ De Triangel (Meester de Bruinplein 3) Ÿ P.H. Schreuderschool (speciaal onderwijs, Hendrik Goltziusstraat 5) Een groot aantal scholen is in nieuwbouw gehuisvest. Vier scholen beschikken over meer dan één gebouw. Peuterspeelzalen/kindercentra hebben doorgaans een onderkomen in of bij de basisscholen. Er is één school voor voortgezet onderwijs: het Nova College aan de Hooftskade 127-129. Daarnaast is aan de Zusterstraat tussen de Hillegondastraat en de Rozenburgstraat een VMBO-school in aanbouw. 2.3.8
Cultuur en erfgoed
Belangrijke culturele voorzieningen in de Schilderswijk zijn: Ÿ
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
de bibliotheek op de hoek van de Koningstraat en de Hoefkade, die in 1976 werd geopend. In de zomer van 1998 is de bibliotheek Schilderswijk van een traditionele uitleenbibliotheek getransformeerd in een informatie- en educatiecentrum voor jong en oud met een telematiecentrum. het Haags Openbaar Vervoer Museum, sinds 1989 aan de Parallelweg 224-225 gevestigd in een oude tramremise (paragraaf 3.4.2); ateliers en atelierwoningen, verspreid in het plangebied (Ruijsdaelstraat 67-69, Mijtensstraat 46-48, Parallelweg 44, Rembrandtstraat 2b); Cultureel complex aan de Hobbemastraat 120, Van Mierisstraat 21-47 en G. Doustraat 148-176 met het Culturalistheater, 12 ateliers en 8 atelierwoningen de voormalige school aan de Abraham van Beyerenstraat 2-4 wordt in het kader van het actieprogramma 'Ruimte voor de kunst' herontwikkeld tot werk- en presentatieruimte voor kunstenaars.
2.3.9
Welzijn, zorg en volksgezondheid
In de Schilderwijk zijn flink wat voorzieningen op het gebied van welzijn, zorg en volksgezondheid. Het verpleeghuis Schildershoek op de hoek van de Jacob Catsstraat en de Parallelweg is de meest grootschalige voorziening. Verspreid in de wijk zijn er 5 gezondheidscentra (Koningstraat 104, Vaillantlaan 414-418, van de Neerstraat 26-28, De Heemstraat 18A en de van der Vennestraat185). De wijk telt 5 buurt-/clubhuizen: Ÿ het buurtcentrum Octopus (Delftselaan 10-14); Ÿ buurtcentrum Hobbema, Hobbemastraat 32; Ÿ clubhuis De Mussen, (Hoefkade 602) Ÿ buurtcentrum De Tuimelaar (Suze Robertsonstraat 83-89); Ÿ buurtcentrum De Burcht (Stortenbekerstraat 201). Daarnaast zijn er verspreid in de wijk een aantal ontmoetingscentra (de buurtkamers Teniersplantsoen 88, 's-Gravenzandelaan 133 en Frans Halsstraat 131), het Multicultureel Ontmoetingscentrum Heilig Hart, Teniersstraat 17 en nog een aantal andere ruimten, waar verenigingen, al dan niet op religieuze grondslag, gehuisvest zijn.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
19
2.3.10 Levensbeschouwelijke voorzieningen In de wijk functioneren 5 kerken (Hooftskade 110, Jan van Gojenstraat 92, Om en Bij 2, Zoutkeetsingel 112 en Hoefkade 623) en 5 moskeeën (Delftselaan 40, v.d. Vennestraat 20, Fabritiusstraat 2, Van Mierisstraat 19 en Teniersstraat 13). 2.3.11 Sport en recreatie De Schilderswijk telt verschillende sportvoorzieningen. Vooral de gymzalen bij de basisscholen vervullen een belangrijke sportieve functie. Naast gymzalen telt de wijk twee sporthallen: Oranjeplein en De Houtzagerij. Aan De Houtzagerij zijn een overdekt zwembad, de krachtsportvereniging Simson KDO, de Hammam (badhuis en multiculturele ontmoetingsplek) en buitenspeelvoorzieningen verbonden. Andere binnensport-voorzieningen zijn de accommodatie van Stichting Krachtsport Atlas aan de Jan van Gojenstraat en die van vechtsportvereniging IWKA aan de Loosduinsekade 12. Ook bieden veel wijkcentra en buurthuizen op kleine schaal sportieve voorzieningen aan, zoals het Clubhuis De Mussen aan de Hoefkade 602. Er zijn geen buitensportvoorzieningen speciaal voor sportverenigingen in het plangebied. Wel kent de wijk een groot aantal openbare sportieve speelplekken, te weten: Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
Het driehoekige plein, waar Zusterstraat en ´s-Gravenzandelaan bij elkaar komen; Westlandseplein; Delftselaan; Van der Vennepark; Het Cruyff Court bij Culturalis; Teniersplantsoen; Waterloostraat; het Rode Hekkenplein tussen de Van Ostadestraat en de Stortenbekerstraat; Hannemanplantsoen; Oranjeplein; Vermeerpark; Saenredamstraat-Abraham van Beyerenstraat; De Haagse Sporttuin aan de Suze Robertsonstraat (schoolvoorbeeld van een sportieve inrichting naast een school, met veel activiteiten op een kleine oppervlakte.) Ÿ Jacob van Campenplein; Ÿ Meester de Bruinplein. Voorts zijn op het Teniersplantsoen en bij de Jacobastraat kinderboerderijen gevestigd.
20
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Inleiding
Dit hoofdstuk schetst het beleidskader dat op het plangebied van toepassing is. Eerst is relevant beleid kort samengevat, daarna is het beleid toegepast op het plangebied.
3.2
Ruimtelijk beleid
3.2.1
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte (2006) is het nationaal ruimtelijke beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030. De belangrijkste beleidslijn voor de bestaande woonwijken in Den Haag is: 'de optimale benutting van het bestaand bebouwd gebied'. De revitaliserings-, herstructurering- en transformatieopgaven moeten in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen. Gemeenten (in samenwerking met marktpartijen) zijn verantwoordelijk voor planvorming en uitvoering. In het verlengde daarvan zijn in 2007 40 probleemwijken aangewezen. Onder het motto “Van probleemwijk naar prachtwijk (ook wel krachtwijk of Vogelaarwijk)” werd een offensief ingezet om probleemwijken te ontwikkelen naar prachtwijken. Onderdeel daarvan zijn aanvalsplannen met gemeenten, woningcorporaties, bedrijfsleven, politie, welzijnswerk en scholen, waarbij zij het eens worden over doelen, geld en middelen. De rijksoverheid is medefinancier, inspirator en verbinder. De Schilderswijk werd als één van de 40 probleemwijken aangewezen. In het verlengde daarvan werd een wijkactieplan, Het Verdrag van de Schilderswijk (september 2007) opgesteld. 3.2.2
Provinciale structuurvisie
Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie “ Visie op Zuid-Holland” vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: 1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap 5. stad en land verbonden In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is het plangebied aangewezen als 'Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. De Parallelweg, De Heemstraat en Monstersestraat zijn aangewezen als 'Regionale verbinding (voorlopig bus)' Verordening Ruimte In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten) voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening Ruimte.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
21
3.2.3
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP)
Het Stadsgewest Haaglanden heeft in 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) vastgesteld. Het RSP geldt als referentiekader (dus geen toetsingskader) voor bestemmingsplannen van de gemeenten in het stadsgewest Haaglanden, voor zover daarbij regionale belangen in het geding zijn. In het RSP spreken de negen regiogemeenten de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De ambities zijn gericht op ontwikkelingen met een bovenlokale invloed, waarbij 10 topprioriteiten zijn geformuleerd. Één daarvan: het intensiveren van het gebruik van het stedelijke gebied om de verwachte groei van het aantal huishoudens op te vangen en de kwaliteit van de woningvoorraad op peil te houden is van toepassing op de hele stad en dus ook op de Schilderswijk. Dit beleid heeft een plaats gekregen in de structuurvisie Den Haag 2020 (zie hierna). 3.2.4
Structuurvisie Den Haag 2020
In de Structuurvisie Den Haag 2020 heeft de raad de ambitie vastgelegd om van Den Haag 'Wereldstad aan Zee' te maken, een uitdagende stad in een sterke regio. Dit beleidsdocument heeft als doel impulsen en richting te geven aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Den Haag. De Wéreldstad aan Zee heeft vier troeven: het is een multiculturele stad, een internationale stad, een stad aan zee en een monumentale residentie. De strategie is om deze troeven uit te bouwen en te versterken. Dat wil de gemeente Den Haag doen door samen met partners in de stad en de regio een kwaliteitsprong te maken in de ruimte voor wonen, werken en leven in Den Haag, in de bereikbaarheid en in de leefbaarheid en het groene karakter. De Structuurvisie wil de opgaande lijn van de jaren negentig zien vast te houden en verder versterken. De bevolkingstoename speelt daarin een voorname rol. De afgelopen jaren is de bevolking vooral door de uitbreiding van de woningvoorraad op de Vinexlocaties flink gegroeid naar ca 482.500 in 2009. Het is de ambitie van de gemeente om te groeien naar 505.000 inwoners in 2020 en in 2012 nader te bezien of een doorgroei naar 515.000 inwoners mogelijk en wenselijk is. Daarvoor zou vanaf 1-1-2005 een toename van 41.000 woningen in de stad nodig zijn inclusief de sloop- en nieuwbouwplannen, die bij het opstellen van de visie reeds in de pijplijn zaten. Deze ambitie is in de Woonvisie Den Haag 2009-2020 naar beneden toe bijgesteld (zie paragraaf 3.3.1) De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingsmogelijkheden te benutten in de vijf kansenzones: het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan. Binnen de kansenzones zijn ontwikkelingsgebieden aangegeven. Daar zullen de ambities van de structuurvisie het sterkst tot hun recht komen. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden zijn of worden nog uitgewerkt in masterplannen. De Schilderswijk is onderdeel van de kansenzones Centrum en de lijn 11-zone. Om de stedelijkheid in het centrum te versterken moet de functie van het centrum als ontmoetingsplaats van verschillende 'werelden' in de stad de komende decennia een extra impuls krijgen. Daarom moeten woongebieden rond het centrum nauwer op het centrum worden betrokken. De structuurvisie zelf noemt expliciet de Rivierenbuurt, de Stationsbuurt en op de langere termijn Bezuidenhout-West. Maar ook de Schilderswijk kan ruimte bieden voor een sterk gemengd stedelijk milieu: wonen, ateliers, kroegen, restaurantjes, studentenhuisvesting, werkplaatsen et cetera. De lijn 11-zone heeft een directe relatie met de Schilderswijk. De zone is het verbindingselement tussen Transvaal en Schilderswijk west. In het plan wordt de wenselijkheid uitgesproken om de verbindingen tussen de beide wijken te verbeteren. Dat houdt ook in, dat de Haagse Markt op meer plaatsen verbonden wordt met de wijk en een open uitstraling krijgt. In de structuurvisie wordt ook bepaald, dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. Doorgaande wegen in de Schilderswijk zijn de Loosduinsekade, de Zoutkeetsingel, het Vaillantplein, de Vaillantlaan, de Monstersestraat, het Hobbemaplein, de De Heemstraat en de Parallelweg. Ook de Hobbemastraat ten oosten van de Vaillantlaan behoort tot de “doorgaande wegen” en in het verlengde daarvan de Hooftskade en het Groenewegje tot de Paviljoensgracht. De toepassing van de vijflagenambititie wordt verder uitgewerkt in paragraaf 5.3
22
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
In het Verdrag van de Schilderswijk is door de gemeente in samenwerking met een groot aantal in de wijk actieve maatschappelijke organisaties een maatregelenpakket ontwikkeld om de problemen in de wijk op te lossen. Gekozen is voor een beperkt aantal krachtige maatregelen, die perspectief bieden en uitstraling hebben en direct gekoppeld zijn aan de dominante problemen: Ÿ
Talentontwikkeling twaalf-plus: door jongeren op talenten aan te spreken wordt hen perspectief geboden en begeleiding naar vervolgonderwijs, werk en stages; Ÿ Florerende winkelstraten. Het multiculturele aanbod in de winkelassen Hobbemastraat, Hoefkade, Vaillantlaan en Koningstraat moet één van de iconen van de wijk worden. Voor elk van de winkelstraten zou een plan van aanpak worden opgesteld en binnen 4 jaar in elk van de winkelstraten 10 woon/werkpanden worden gerealiseerd. Ÿ Trots en leefbaar samenwonen. Hieronder werd o.a. verstaan het aanbrengen van een grotere variatie in het woningaanbod door woningverbetering en de realisatie van duurdere woningen en een aantrekkelijke openbare ruimte; Ÿ Gezond lichaam in een gezonde wijk (een belangrijk punt, maar niet relevant voor het bestemmingsplan). Afgezien van de flexibiliteit, die in het bestemmen van de winkelstraten mogelijk wordt gemaakt, hebben de maatregelen geen consequenties voor het plan.
3.3
Sectoraal beleid
3.3.1
Wonen
In paragraaf 3.2.4 is de Structuurvisie Den Haag 2020 beschreven met daarin de toekomstvisie van de gemeente. Daarin werd gesteld, dat de gemeente wil groeien naar 505.000 inwoners in 2020 om voldoende draagvlak te creëren voor grootstedelijke voorzieningen, en voor een goede economische sociale en culturele ontwikkeling. Om dat te bereiken was berekend, dat daarvoor vanaf 1-1-2005 een toename van 41.000 woningen in de stad nodig zou zijn inclusief de sloop- en nieuwbouwplannen, die bij het opstellen van de visie reeds in de pijplijn zaten. Gemiddeld zou de voorraad dus met ongeveer 2700 woningen per jaar moeten toenemen. In de eerste 4 jaar sindsdien is die doelstelling bij lange na niet gehaald: gemiddeld nam de voorraad slechts met 1100 woningen per jaar toe. Mede als gevolg van de crisis, waarin de woningmarkt in 2008 is terecht gekomen, is de ambitie in de Woonvisie Den Haag 2009-2020 naar beneden bijgesteld. Uitgegaan wordt van een nieuwbouwprogramma 2010-2020 van maximaal 25.000 woningen en de sloop van 9.000 woningen van het corporatiebezit resulterend in een groei van ca 16.000 woningen. De voorraad zal derhalve in 2020 20.000 woningen minder bevatten (nl. 251.000) dan in de structuurvisie werd geambieerd. De kerndoelstelling van het Haagse woonbeleid is vergroten van de verscheidenheid, de vitaliteit en de duurzaamheid van de woningvoorraad. Het doel is een gevarieerde stad met voldoende plek voor alle inkomensgroepen. Daarvoor dient in elk geval de trend van wegtrekkende midden- en hoge inkomensgroepen gekeerd te worden. Daarnaast wil de stad zich nadrukkelijk profileren als stad geschikt voor stedelingen. Op dat vlak onderscheidt Den Haag zich van omliggende gemeenten met een suburbane of dorpse uitstraling. De groep stedelingen, die Den Haag wil vasthouden of aantrekken, is overigens uiterst divers van samenstelling. Het is de kunst om een gevarieerd aanbod van stedelijke woningtypen en woonsferen te creëren, dat past bij de woonwensen van deze brede groep stedelingen. Aan bepaalde groepen zal het komende decennium extra aandacht worden besteed, omdat zij in de bestaande voorraad onvoldoende worden bediend: jongeren en studenten, gezinnen, expats, empty-nesters en werkforensen. Deze groepen zijn van groot belang om de stad draaiende én levendig te houden. Dit gebeurt met een nieuwbouwprogramma, gericht op de woonwensen van deze groepen. In de afgelopen jaren heeft deze aanpak al resultaat in de gewenste richting opgeleverd. In Den Haag worden vijf woonmilieus onderscheiden, vier stedelijke (hoogstedelijk, centrumstedelijk, stedelijk en groenstedelijk) en één suburbaan. Een woonmilieu zegt iets over verschijningsvorm en ligging in de stad. Het aantal woningen per hectare is daarbij erg bepalend voor het soort woonmilieu. Daarnaast wordt een aantal woonsferen onderscheiden. Daarnaast zorgt een woonsfeer voor een unieke en karakteristieke uitwerking van een gebied. Een woonsfeer is sterk gekoppeld aan een bepaalde dominante levensstijl. In de Woonvisie wordt het woonmilieu in de Schilderswijk gekarakteriseerd als centrumstedelijk. De
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
23
woonsfeer wordt getypeerd als 'kleurrijk en klassiek wonen aan een stedelijke avenue, een bruisend en oriëntaals mozaïek'. Het grootste deel van de wijk is reeds in de afgelopen decennia vernieuwd. Voor zover nog van transformatie sprake zal zijn zal dat slechts op kleine schaal zijn. Waar nieuwbouw of verbouw aan de orde komt zal met de typeringen uit de Woonvisie rekening gehouden worden. De woningmarkt is er nog steeds kwetsbaar. De gemeente hanteert hier een gebiedsgerichte aanpak waardoor het woonklimaat op een hoger peil wordt gebracht. Door verbouwen en aanpassen, consolidatie en een kleine toename van het aantal woningen kan het woonmilieu worden opgewaardeerd. 3.3.2
Bebouwing, beschermd stadsgezicht en monumenten
3.3.2.1 Bebouwing De stadsvernieuwingsingrepen, die de afgelopen 30 jaar geleid hebben tot de sloop en nieuwbouw van het grootste deel (70%) van de wijk, kunnen niet over de gehele linie als geslaagd gekarakteriseerd worden. De herstructurering is met name in Schilderwijk centrum hier en daar ten koste gegaan van een heldere structuur. Het verbeteren van de structuur vereist echter veel sloop. Daar is vooralsnog geen draagvlak voor. In dit bestemmingsplan zal dus hoofdzakelijk worden uitgegaan van handhaving van de huidige structuur. 3.3.2.2 Beschermd stadsgezicht Beschermd stads- en dorpsgezichten (zie paragraaf 2.2.2) zijn 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden', aldus artikel 1 onder f van de Monumentenwet 1988. Slechts een klein deel van het plangebied – de Houtzagerssingel, Om en Bij en de Hooftskade met de aanliggende bebouwing – ligt binnen het rijksbeschermde stadsgezicht 's-Gravenhage Centrum. Het zijn geen hoogwaardige straatensembles, maar ze worden net als de meeste straten in Centrum tot de beeldondersteunende straatensembles gerekend. Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden: de belangen die worden omschreven in de toelichting van de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht Centrum. Met het Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West, 10e herziening is aan deze eis voldaan. Het beschermd stadsgezicht omvat thans in grote lijnen de binnenstad binnen de singelgrachten, met uitzondering van het oostelijk deel van het Spuikwartier en het westelijke deel van het Kortenbosgebied, waar de nog resterende historische waarden een te fragmentarisch en geïsoleerd karakter hebben, en de aansluitende gebieden Koekamp – Malieveld en Willemspark. Met de aanwijzing van dit rijksbeschermd stadsgezicht werden de al eerder beschermde Haagse stadsgezichten in onderlinge relatie gebracht en uitgebreid met een aantal tussenliggende en aangrenzende gebieden waarvan het cultuurhistorische belang in het verleden onvoldoende is gewaardeerd. Binnen het aldus in zijn geheel omgrensde gebied zijn de belangen waarop de bescherming is gericht zeker niet overal gelijk van aard en gewicht. De 'nadere typering van te beschermen waarden' uit deze toelichting is als Bijlage 4 bij de regels opgenomen en in de regels is bepaald dat de cultuurhistorische waarden die hierin worden beschreven niet mogen worden aangetast. 3.3.2.3 Monumenten Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.2.3 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.
24
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
3.3.3
Verkeer en parkeren
3.3.3.1 Verkeer algemeen Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen. 3.3.3.2 Autoverkeer: 'concentratie op een stelsel van hoofdverkeerswegen' Het Haagse verkeersbeleid gaat uit van bundeling van het autoverkeer. De Vaillantlaan vervult daarbij, als onderdeel van de Centrumring, een belangrijke functie. Andere belangrijke ontsluitingsroutes voor de verbinding van de Schilderswijk met de rest van de stad zijn de Calandstraat, Neherkade, Erasmusweg, Rijswijkseweg en Schenkviaduct. Binnen het plangebied maken de Loosduinseweg, de Hobbemastraat tussen Hobbemaplein en Paletplein, de Monstersestraat / De Heemstraat / Parallelweg tussen Hoefkade en Vaillantlaan en de Fruitweg deel uit van het hoofdwegennet. Daarnaast zijn Ruijsdaelstraat, Van der Vennestraat, Wouwermanstraat, Hoefkade, Parallelweg tussen Vaillantlaan en Stationsplein, Koningstraat en Spinozastraat / Oranjeplein / Fannius Scholtenstraat de verkeersstraten, die toegang geven tot de buurten binnen de wijk. Autoverkeer kan ook gebruik maken van de wijkontsluitingswegen, maar de prioriteit ligt hier bij de fietser en de voetganger. Het plan hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. De intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is hier 50 km/uur. Op verblijfsstraten geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In paragraaf 5.2 wordt aan de hand van deze onderverdeling een keuze van verkeersbestemmingen gemaakt. 3.3.3.3 Fietsverkeer: 'stelsel van (hoofd)fietsroutes' Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. De openbare voorzieningen voor de fiets (stallingen et cetera) maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte. In het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 is een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes vastgelegd. De (hoofd)fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. Paragraaf 2.2.5 noemt de hoofd- en secundaire fietsroutes in het plangebied. Openbaar vervoer: 'stelsel van verbindende en ontsluitende OV-lijnen' Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Paragraaf 2.2.5 noemt alle openbaarvervoerlijnen die het plangebied ontsluiten en met de rest van Den Haag verbinden. De komende jaren staan ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor RandstadRail. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het opwaarderen van bestaande tramlijnen tot RandstadRail-kwaliteit en de aanleg van Park+Ride-terreinen bij diverse stations. Voor de Schilderswijk is van belang, dat tramlijn 11 opgewaardeerd zal worden naar RandstadRail-kwaliteit. Dat betekent: meer comfort, een hogere rijfrequentie en snellere verbindingen. Dat alles vraagt om flinke aanpassingen in de spoorinfrastructuur. Het nieuwe materieel is nu eenmaal zwaarder dan het huidige materieel. De gewenste hogere snelheid is mogelijk op lange, vrij liggende
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
25
tracés. Het tracé van lijn 11, dat langs de Schilderswijk loopt voldoet daar geheel aan. Lijn 11 zal volgens plan in 2012 worden opgewaardeerd. 3.3.3.4 Parkeren: 'stellen van parkeereisen' Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. De gemeente stelt parkeereisen om de schaarse (openbare) parkeergelegenheid in de stad zo goed mogelijk te verdelen, om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken en ten slotte om een leefbare (woon)omgeving te bevorderen. Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren, naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. De parkeersituatie in de Schilderswijk is geschetst in paragraaf 2.2.5.4. 3.3.4
Economie
3.3.4.1 Impuls Haagse economie Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota presenteert het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 beschrijft de acties die volgens de gemeente nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Het economisch beleidskader heeft geleid tot drie ontwikkelingsrichtingen waarlangs de gemeente Den Haag het economisch beleid wil vormgeven: Ÿ Ÿ Ÿ
het verbeteren van het vestigingsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf; kennis is kracht (gericht op uitbreiding van de kennisintensieve sector); binden en boeien (gericht op behoud en uitbreiding van het inwonertal).
3.3.4.2 Kantoren Op 21 februari 2007 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe kantorenstrategie vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. Op de bijbehorende locatiekaart zijn in de Schilderswijk bestaande noch nieuwe kantoorlocaties aangewezen. 3.3.4.3 Bedrijven Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe bedrijventerreinstrategie 'Ruimte voor ondernemend Haaglanden' vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor bedrijventerreingebonden ondernemingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. Op de bijbehorende locatiekaart zijn aangrenzend aan de Schilderswijk de omgeving van de Fruitweg en de Laakhaven als bestaande bedrijventerreinen aangewezen; in de wijk zelf zijn bestaande noch nieuwe bedrijventerreinen aangewezen. 3.3.4.4 Functiemengingstrategie In haar Functiemengingstrategie geeft de gemeente Den Haag aan dat kantoor-, praktijk- en bedrijfsruimten kleiner dan +/-100 m2 langs de woonstraten in de wijk een plaats kunnen krijgen en kantoorruimte tot aan +/-500 m2 langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. Dit moet gestimuleerd worden door daarvoor in bestemmingsplannen ruimte te maken. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden: 26
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
a. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. Conform de Huisvestingsverordening en de Woningwet mag hooguit 30% van de gebruiksoppervlakte van een woning voor werkfuncties worden gebruikt. Dit percentage mag hoger liggen als het een zeer groot pand betreft. Detailhandel in woningen is slechts toelaatbaar in de daarvoor aangewezen concentratiegebieden. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen. b. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben; c. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied. De doorgaande wegen die er zijn in dit gebied zijn Vaillantlaan, de Loosduinsekade, de Monstersestraat / De Heemstraat, de Parallelweg, de Hoefkade en de Wouwermanstraat. Voor kantoorruimte, praktijk en bedrijfsruimte die conform deze uitgangspunten op verkeerde locaties zijn gelegen moet worden bezien in hoeverre deze een gemengde bestemming moeten krijgen. De praktijk, bedrijfsruimte- en kantoorruimte in Schilderswijk zullen conform het hiervoor benoemde beleid toegestaan worden. In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld. 3.3.4.5 Bedrijven en milieuzonering Op 16 april 2007 heeft de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Economische Zaken het boek 'Bedrijven en milieuzonering' uitgegeven: het 'Groene Boekje'. In de jurisprudentie wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Het Groene Boekje is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen concreet voor een locatie in te vullen. Door het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen worden hinder en gevaar voor woningen al in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperkt en wordt tegelijk daarmee aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar. Daarnaast zijn indices voor verkeeraantrekkende werking, bodem, lucht en visueel opgenomen in de lijst. De richtafstanden en andere kenmerken gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf binnen het betreffende type bedrijvigheid. De algemene richtafstandenlijst vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een afstandstap worden verminderd. Deze staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Er is in de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst die uitgaat van de categorieën 1 tot en met 6: A. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend; B. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden; C. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen. Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden: bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
27
Ÿ Ÿ Ÿ Ÿ
het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid; productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats; de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig; activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur. In paragraaf 5.2 is toepassing van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemening nader gemotiveerd. Schilderswijk is een woonwijk, waarbij de bedrijfsruimte-units in een gemengd gebied zijn. Dit betekent dat functiemengingstabel van toepassing is op Schilderswijk, waarbij bedrijvigheid in de categorie A en B toegestaan zijn. 3.3.4.6 Horeca Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010/2015 vastgesteld. Deze visie bevat enerzijds nieuw beleid omtrent de horecastructuur en anderzijds omtrent het handhavingskader. Wat betreft de horecastructuur merkt zij op dat er een heroverweging nodig was omdat er nog maar weinig ruimte beschikbaar is op de meest aantrekkelijke horecalocaties, het beleid het horeca-aanbod wil differentiëren en dat er op de middellange en lange termijn een aantal ontwikkelingslocaties bijkomen, die in de horecastructuur een plaats moeten krijgen. Ten aanzien van het handhavingkader wordt - in het kader van de horecastructuur - per deelgebied bepaalde horecacategorieën toelaatbaar geacht. Om deze toelaatbaarheid duidelijk te bepalen hebben de categorieën een nieuwe indeling gekregen. Zalencentra en hotels zijn niet in deze visie betrokken. Uitgangspunt van de categorisering is anders dan alleen de openingstijden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten horecabedrijven op basis van de kernactiviteit en mengfuncties te omschrijven. In de Structuurvisie Horeca is nadrukkelijk gekozen de nachthoreca te concentreren in de uitgaanskernen en daaraan gekoppeld vrije openingstijden. Nachthoreca is dus niet toegestaan in Schilderswijk. In de winkelstraten is uitbreiding met dag horeca mogelijk indien dit ondersteunend is aan het winkelaanbod In de winkelstraten heeft horeca een ondersteunende functie. Bij de verhouding winkels en dienstverlening versus horeca wordt de 70/30%-regel in aantal vestigingen gehanteerd. Anno 2009 was het aandeel horeca in de winkelstraten in de wijk minder dan 25%. Uitbreiding van avondhoreca is niet toegestaan om dichte puien gedurende de dag te voorkomen. Toevoeging van horeca op andere locaties wordt in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De bestaande vestigingen buiten de winkelconcentraties worden met een aanduiding mogelijk gemaakt. 3.3.4.7 Detailhandel en dienstverlening Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011 vastgesteld. De nota beoogt de winkelfunctie van de Haagse binnenstad te versterken. De consument moet meer keuze en kwaliteit worden geboden. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. In dat kader geeft de nota een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in de structuurvisie is aangegeven. Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. Zij geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locatie is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe winkelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. De vestiging van nieuwe winkels wordt aan dit beleid getoetst. In de Schilderswijk is de detailhandel geconcentreerd in de Hobbemastraat, de Hoefkade, de Vaillantlaan en de Koningstraat (zie paragraaf 2.3.3). Uit de detailhandelsmonitor blijkt, dat met name de winkelcentra Hobbemastraat en Hoefkade zich in positieve zin hebben ontwikkeld: in de rangorde, waarin de 70 Haagse winkelcentra zijn gezet naar aanleiding van de in 2006 ontwikkelde monitor, zijn
28
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
beide centra van een positie in de onderste regionen gestegen naar een positie in het middelste segment. Ook de kleine concentratie in de Vaillantlaan heeft zich positief ontwikkeld. Het kleine winkelcentrum in de Koningstraat daarentegen is in rangorde gedaald naar de laatste positie. Verspreid in de wijk bevindt zich nog een klein aantal winkels, dat niettemin 28% van het winkelvloeroppervlak vertegenwoordigt. Middels een aanduiding op de plankaart kunnen deze verspreide winkels hun functie voortzetten. Uitbreiding van het winkelareaal buiten de winkelconcentraties wordt echter niet mogelijk gemaakt. Ook de dienstverlening is meestal gevestigd in de winkelconcentraties. 40% is verspreid in de wijk gevestigd. Deze vestigingen worden – net als bij de winkels het geval is – met een aanduiding mogelijk gemaakt. Uitbreiding buiten de winkelconcentraties wordt in beperkte mate op daarvoor geschikte locaties – bijv. van der Vennestraat, Hobbemastraat buiten het winkelcentrum, Hooftskade toegestaan 3.3.5
Onderwijs, cultuur, welzijn, maatschappelijke zorg en spelen
3.3.5.1 Onderwijs Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest. De afgelopen decennia is vrijwel het hele scholenbestand in de wijk vernieuwd. Zeer recent hebben nog twee basisscholen nieuwe huisvesting gekregen: de Prinses Marijkeschool aan de Wouwermanstraat 7 en de Koningin Beatrixschool in hetzelfde bouwblok aan de Saenredamstraat 4. Momenteel is nog een VMBO-school aan de Zusterstraat in aanbouw. Als die gerealiseerd is, zijn alle plannen voor de Schilderswijk, die in het Integraal Huisvestingsplan Centrum zijn genoemd, gerealiseerd. Nieuwe bouwactiviteiten op onderwijsgebied zijn voorlopig niet te verwachten. Peuterspeelzaalwerk De gemeente streeft er naar om alle basisscholen de mogelijkheid te bieden om vroegschoolse educatie aan te bieden volgens het Model Haagse Voorschool en samen met een voorschoolpeuterspeelzaal deel te nemen aan een voorschool. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve (VVE) programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk, dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool. 3.3.5.2 Cultuur De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Periodiek staat de gemeente –evenals het rijk- uitgebreid stil bij de stand van zaken van de kunst en cultuur in Den Haag waarbij de verdeling van de financiële middelen voor de cultuursector integraal wordt afgewogen. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, beeldende kunstinstellingen, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken. De Schilderswijk heeft een aantal belangrijke culturele voorzieningen. De uitbreiding van de traditionele
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
29
uitleenbibliotheek met collecties in diverse talen met een informatie- en educatiecentrum voor jong en oud met een telematicacentrum was een belangrijke uitbreiding van het culturele aanbod, evenals de vestiging van het Openbaar Vervoer Museum in de oude tramremise. Op de hoek Hobbemastraat, Van Mierisstraat enG. Doustraat bevindt zich een cultureel complex met het Culturalistheater en ateliers en atelierwoningen. Ook elders in het gebied zijn ateliers aanwezig. In de Van Ostadestraat 225 is sinds 10 jaar het multifunctionele jeugdcentrum Samson gevestigd met behalve sport ook een culturele functie met een muzieklokaal en een theaterzaal. 3.3.5.3 Welzijn Welzijn in de wijk Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om: Ÿ het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt Ÿ bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt Ÿ het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt Ÿ het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners. Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers. De vier buurtcentra, die verspreid in de Schilderswijk aanwezig zijn (Oktopus, De Mussen, De Burcht en De Tuimelaar) voorzien voor een groot deel in de huisvestingsbehoeften van het welzijnswerk. Daarnaast zijn er verspreid in de wijk nog veel andere ruimten, waar gespecialiseerd sociaal-cultureel, al dan niet op religieuze grondslag plaatsvindt. Het bestemmingsplan biedt voldoende ruimte voor welzijnswerk nu en in de toekomst. Kinderopvang In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. 3.3.5.4 Maatschappelijke Zorg en Volksgezondheid In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen. Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunne worden geleverd. Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is
30
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang. 3.3.5.5 Levensovertuiging In haar vergadering van 10 november 2005 heeft de raadscommissie Stedelijke ontwikkeling, Wonen en Binnenstad naar aanleiding van de 'Nota gebedsruimte in Den Haag' een aantal maatregelen aangegeven om in te spelen op de behoefte van 20.000 m² gebedsruimte voor 2010. Religieuze organisaties hebben een belangrijke maatschappelijke functie in de stad en met name in een wijk als de Schilderswijk. Gebedsruimte heeft in vergelijking met wonen, bedrijven en detailhandel echter een zwakke positie op de onroerendgoedmarkt. Niettemin is de rol die de gemeente Den Haag voor zichzelf ziet weggelegd een voorwaardenscheppende, sturende, adviserende en informerende en niet een subsidiërende. 3.3.5.6 Spelen In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol. Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere. Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn: leeftijdscategorie 0 tot 6 jaar 7 tot 12 jaar 13 tot 18 jaar
aantal kinderen per speelplek 50 tot 75 kinderen 75 tot 100 kinderen 100 tot 125 kinderen
actieradius
speeloppervlakte
150 meter 500 meter 1.000 meter
200 m² 500 m² 750 m²
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. In paragraaf 5.2 wordt beschreven hoe bovenstaand beleid in het plangebied tot uiting komt. 3.3.6
Sport
De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door: Ÿ
voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn; Ÿ een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten; Ÿ herkenbare topsport te faciliteren; Ÿ maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen; Ÿ sportverenigingen te ondersteunen; Ÿ kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken. De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensport-accommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water. In de Schilderswijk zijn er geen mogelijkheden voor buitensportvoorzieningen speciaal voor sportverenigingen. Wel zijn er sinds de vernieuwing van de wijk veel openbare sportieve speelplekken bij gekomen, zoals het Cruijff Court bij Culturalis en de Haags Sporttuin aan de Suze Robinsonstraat. Naast allerlei kleinere speelplekken is de kinderboerderij in het Teniersplantsoen een belangrijke
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
31
voorziening in de wijk. 3.3.7
Groen
3.3.7.1 Groen kleurt de stad In de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven. Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen: 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker. 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen. Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities: 1. ruimte voor groen in en om de stad; 2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen; 3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen; 4. samen het groen beheren. Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten. In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofd Structuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur”. In het plangebied zijn de bomenrijen langs de De Heemstraat, Monstersestraat, Parallelweg, Hoefkade, Loosduinsekade, Houtzagerssingel, Hooftskade, Om en Bij en Groenewegje onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur, evenals het water langs de Houtzagerssingel, Hooftskade, Om en Bij, Groenewegje en Lijnbaan. Zowel in de planbeschrijving als in de voorschriften dient het groen dat deel uitmaakt van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur ook als zodanig te worden omschreven. 3.3.7.2 Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven. Het bestemmingsplangebied valt niet binnen een van de Stedelijke Ecologische Verbindingszones. Wel maken de bomenrijen langs de De Heemstraat, Monstersestraat, Parallelweg, Hoefkade, Loosduinsekade, Houtzagerssingel, Hooftskade, Om en Bij en Groenewegje deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur, evenals het water langs de Houtzagerssingel, Hooftskade, Om en Bij, Groenewegje en Lijnbaan.
32
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
3.3.8
Openbare ruimte
Op 10 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Kadernota Openbare Ruimte (KOR) vastgesteld. Zij dient als beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte. Met deze nota wordt een samenhangend kader gegeven voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. De nota schetst daartoe een drietal kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag: Ÿ Ÿ Ÿ
Residentiekwaliteit (standaard- of basiskwaliteit); Hofstadkwaliteit (bijzondere kwaliteit); Maatwerkkwaliteit (geeft partijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven binnen publiek-private samenwerking. De kwaliteitsstandaard van de Schilderswijk is op Residentiekwaliteit gesteld. De Residentie Kwaliteit als standaard voor de wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. Hiermee creëert Den Haag in de hele stad een herkenbare en duurzame ruimtelijke kwaliteit die op peil wordt gehouden met een sterk geïntensiveerd onderhoud. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst. Aanplant en onderhoud van straatbomen gebeurt op basis van het Stedelijk Beheerplan Straatboombeplanting 1997-2006 en bij de fysieke inrichting volgens Residentie Kwaliteit gelden richtlijnen die in handboeken zijn vastgelegd. Daarnaast liggen de Parallelweg en in verlengde ervan de De Heemstraat en de Monstersestraat in een 'lange lijn'. De lange lijnen duiden op het gridachtig patroon van lange lijnen parallel en loodrecht op de kust dat in Den Haag herkenbaar is. Het beleid in de Kadernota Openbare Ruimte is erop gericht deze heldere en herkenbare structuur te continueren. Bij nieuwe ontwikkelingen in bijvoorbeeld de kansenzone Centrum (paragraaf 3.2.3) moet bijzondere aandacht uitgaan naar bewaking en waar mogelijk verbetering en verfraaiing van het stadsbeeld langs de lange lijnen. Als gevolg van het Verdrag van de Schilderswijk is besloten de hele wijk te voorzien van ondergrondse afvalcontainers.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
33
34
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 4 4.1
Milieu
Inleiding
Op 2 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Den Haag de nota 'Tien voor milieu; Contourennota voor milieubeleid 2006-2010' vastgesteld. De nota is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing. De nota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Het gebiedsgericht milieubeleid is daarbij hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van de ruimtelijke ontwikkeling.
4.2
Externe veiligheid
In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) heeft het kabinet de lijnen uitgezet van het externe veiligheidsbeleid. Dit veiligheidsbeleid wordt gehanteerd voor de risico's vanwege: Ÿ Ÿ Ÿ
inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); wegen die vallen onder de werking van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en aardgastransportleidingen die genoemd worden in de ministeriële 'Circulaire zonering langs hoge-drukaardgastransportleiding van 26 november 1984. De uitgangspunten van het beleid kunnen als volgt worden samengevat. Burgers mogen voor de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op: Ÿ
een minimumbeschermingsniveau: de kans dat iemand die permanent op een locatie verblijft komt te overlijden als gevolg van een extern veiligheidsrisico (het plaatsgebonden risico). Het plaatsgebonden risico kan door middel van contouren op een kaart worden aangegeven. Ÿ een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers (het groepsrisico). De normen voor het groepsrisico zijn ingewikkeld maar komen er in het kort op neer dat het risico dat een kleine groep overlijdt groter mag zijn dan het risico dat een grote groep overlijdt. In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken. Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit). 4.2.1
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied ligt niet binnen 200 m van een snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen zoals deze bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
35
4.2.2
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Een deel van het plangebied (Schilderswijk) ligt binnen 200 m vanaf de spoorlijn Delft-Leiden. Volgens de Risicoatlas Spoor is er per jaar sprake van het transport van 50 wagons met stoffen behorende tot categorie B2 (giftige gassen, zoals ammoniak) per jaar (baanvak 44 tussen Delft en Leiden). Alleen het transport van ammoniak is relevant. De contour voor het plaatsgebonden risico, zowel PR 10-6, 10-7 als 10-8, is kleiner dan 10 m, gerekend van het hart van het spoor. De risicoatlas stelt ook cijfers beschikbaar voor het groepsrisico. Den Haag wordt echter niet nader beschouwd (verwaarloosbaar groepsrisico). In de nabijheid van het plangebied bevindt zicht het station Hollands Spoor. Volgens de inventarisatie van ProRail behoren de stations in Den Haag niet tot de spoorwegknooppunten met een verhoogd risico waarvoor afzonderlijke faalscenario's (bijvoorbeeld botsing goederentreinen) in beschouwing dienen te worden genomen. 4.2.3
Buisleidingen
In en net buiten het plangebied ter plaatse van de Groenteweg, Fruitweg, De Heemstraat en Monstersestraat liggen twee 12” / 40 bar ondergrondse aardgastransportleidingen. Uit oogpunt van veiligheid kennen aardgastransportleidingen met een zodanige capaciteit een veiligheids-/toetsingszone en een bebouwingszone. Binnen deze zones gelden beperkingen ten aanzien van de bouw van gevoelige/kwetsbare objecten. De veiligheids-/toetsingszones zijn, conform de circulaire van het Ministerie van VROM “Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen” d.d. 26 november 1984 bepaald. Op basis van nieuwe inzichten en verbeterde modellering is gebleken dat, afhankelijk van de wanddikte en diepteligging van de leidingen, de afstanden van de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico soms veel groter zijn dan is bepaald in de eerdergenoemde circulaire.. Door het RIVM zijn, in samenspraak met de Gasunie, nieuwe rekenregels vastgesteld. De noodzaak om op de nieuwe wetgeving (zie hierna) te anticiperen en de nieuwe rekenregels toe te passen, vloeit voort uit de beleidsbrief van de minister van VROM) van 22 september 2009, kenmerk RB\2009054046. De plaatsgebonden risico contour (PR) van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen is deze contour een richtwaarde. Tussen de 10-5 en 10-6 contour mogen zich - gemotiveerd - beperkt kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor de leidingen zijn een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en groepsrisicoberekeningen (GR) uitgevoerd. De risicostudie is uitgevoerd conform de door de overheid gestelde richtlijnen voor het uitvoeren van risicoanalyses aan ondergronds gelegen hogedruk aardgastransportleidingen [1, 2, 3, 4]. De analyse is uitgevoerd met het pakket CAROLA. CAROLA is een softwarepakket dat in opdracht van de Nederlandse overheid is ontwikkeld, specifiek ter bepaling van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 1. Resultaten PR-berekening Uit de berekening volgt dat voor de beschouwde situatie geen 10-6 contouren aanwezig zijn. Dit betekent dat het plaatsgebonden Risico (PR) geen belemmering vormt voor het plan. Resultaten GR-berekening In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, waarbij enkel de leidingen in ogenschouw wordt genomen, wordt bij berekening van het groepsrisico (GR) juist de omgeving van die leiding betrokken. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers bij een calamiteit groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico betreffen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Procedure GR-berekening Voor de leidingen is het groepsrisico berekend voor die kilometer die in de nieuwe situatie het hoogste
36
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
groepsrisico oplevert (worst-casesegment). Voor de leiding met nummer W-509-06-KR-015 t/m 021 is het groepsrisico van deze kilometer voor de nieuwe en de bestaande situatie berekend. Het Trammuseum is in het kader van de groepsrisicoberekening een nieuwe situatie, omdat naast de huidige openingstijden ook de mogelijkheid geboden wordt om evenementen te organiseren. De dakopbouwen die op verschillende plaatsen in het bestemmingsplangebied mogelijk worden gemaakt, dienen ter vergroting van bestaande woningen. Hierdoor zal de bevolkingsdichtheid niet toenemen. Uit de berekening voor de leiding met nummer W-509-06-KR-015 t/m 021 blijkt dat het groepsrisico, op basis van de kilometer met het hoogste groepsrisico, de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschrijdt met een factor 13,76. Als gevolg van de mogelijkheid tot het organiseren van evenementen in het Trammuseum treedt er geen verandering op in het groepsrisico. Voor de leiding met leidingnummer W-509-09-KR-001 blijkt uit de berekening dat het groepsrisico, op basis van de kilometer aardgastransportleiding met het hoogste groepsrisico, de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschrijdt, de overschrijdingsfactor bedraagt 0,35 beduidend lager dan de oriëntatiewaarde van 1. 4.2.3.1 Verantwoordingsplicht In oktober 2006 heeft de Staatssecretaris van VROM de Tweede Kamer geïnformeerd over zijn voornemen om ten aanzien van aardgastransportleidingen een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico te regelen (brief EV/2006.263883). Hierin treft men onder meer de volgende passage: “De verantwoordingsplicht is thans in het externe veiligheidsbeleid opgenomen, echter nog niet algemeen van toepassing. Waar dat wel het geval is, verschilt de (procedurele) werkwijze en is de formele vastlegging niet uniform. Er is echter geen reden om hierin te differentiëren. Het kabinet heeft derhalve het voornemen de verantwoordingsplicht groepsrisico zoals vastgelegd in het Bevi op vergelijkbare wijze vast te leggen voor het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door aardgastransportleidingen.” In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder aangeduid met circulaire RNVGS) blijkt dat een verantwoording groepsrisico vereist is bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of bij een toename van het groepsrisico. Voor het bestemmingsplan Schilderswijk is op basis van de circulaire RNVGS een verantwoording vereist. Inmiddels is het Besluit externe veiligheid buisleidingen en treedt naar verwachting 1 januari 2011 in werking. Op grond van artikel 12, eerste lid van dit besluit dient bij vaststelling van een bestemmingsplan het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord. Hierbij moet aandacht worden besteed aan: Ÿ
de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding Ÿ het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico Ÿ indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door de exploitant van de buisleiding die dat risico mede veroorzaakt; Ÿ andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan Ÿ de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst Ÿ de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; Ÿ de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Daarnaast moet advies bij de Veiligheidsregio Haaglanden worden ingewonnen ten aanzien van de mogelijkheden tot bestrijding van een ramp en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied. In het hierna volgende wordt ingegaan op bovenstaande punten
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
37
4.2.3.1.1 Maatregelen aan de aardgastransportleiding Mogelijke bronmaatregelen die aan de aardgastransportleiding genomen kunnen worden zijn: Ÿ
Vergroten van de dekking. Een meter meer dekking geeft een reductie van een factor 11 op de kans op het raken van de leiding. Ÿ Afdekken van de aardgastransportleiding met beschermend materiaal. Afdekken van de aardgastransportleiding met betonplaten leidt tot een reductie met een factor 5. Als dit wordt gecombineerd met waarschuwingslinten dan leidt dit tot een reductie met een factor 30 op de kans om de aardgastransportleiding te raken. Ÿ Het treffen van beheersmaatregelen. Hiermee worden beperkingen aan de graafwerkzaamheden gesteld of worden deze uitgesloten middels een beheersovereenkomst. Ÿ Vergunningsafspraken maken, waarmee eisen gesteld kunnen worden aan de werkzaamheden in de openbare grond, zoals het aanbrengen van lantarenpalen en speeltoestellen. Ÿ Het plaatsen van fysieke barrières, zoals een hekwerk of een dijklichaam op de aardgastransportleiding. Ÿ Toepassing van een lagere werkdruk dan 40 bar. Ÿ Vervangen of afkoppelen van de aardgastransportleiding. Ÿ Verleggen van de aardgastransportleiding. In het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico is het van belang dat de gekozen maatregelen ook geborgd kunnen worden. Voor de beoordeling van de geschiktheid van de maatregelen is derhalve gekeken in welke mate de maatregelen in het bestemmingsplan Schilderswijk opgenomen kunnen worden. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de mogelijkheden om de maatregel in het bestemmingsplan te borgen. Maatregelen Het vergroten van de dekking
Afdekken van de aardgastransportleiding met beschermende materialen
Fysieke barrière
Lagere werkdruk
Vervangen of verleggen van de aardgastransportleiding
Mogelijkheden om te borgen in bestemmingsplan Kan worden toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Door positief te bestemmen is echter niet gegarandeerd dat de afdekking gerealiseerd wordt. Hiervoor dienen aanvullend afspraken gemaakt te worden. Kan niet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Kan wel vastgelegd worden in afspraken met de leidingbeheerder en met de grondeigenaar. Daarnaast moeten afspraken gemaakt worden met de leidingbeheerders van overige leidingen over verplaatsing hiervan en dient een nieuwe locatie aangewezen te worden voor deze overige leidingen. Hekwerken en dergelijke worden niet bestemd in een bestemmingsplan. Zij kunnen hier dus ook niet in geborgd worden. Kan niet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Kan alleen gerealiseerd worden in overleg met de leidingbeheerder. Kan in bestemmingsplan worden vastgelegd door de huidige dubbelbestemming buisleiding op te heffen. Naast het vastleggen in het bestemmingsplan dient ook de aardgastransportleiding daadwerkelijk verlegd te worden.
Treffen van beheersmaatregelen/vergunningafspraken Het treffen van beheermaatregelen kan voor het bestemmingsplan vormgegeven worden door het opnemen van een vergunningstelsel voor een strook aan weerszijden van de aardgastransportleiding. Deze maatregel kan redelijk eenvoudig worden uitgevoerd door bepalingen in het bestemmingsplan op te nemen. Hierdoor zijn de kosten van deze maatregel ook beperkt. Een vergunninstelsel, zoals wordt
38
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
voorgesteld, gaat er vanuit dat onder omstandigheden wel in de grondgewerkt kan worden. Daarom is het niet mogelijk hier een reductiefactor aan te koppelen. Vervangen of verleggen van de leiding De huidige aardgastransportleiding in Transvaal ligt daar vanwege twee gasreduceerstations. Het gasreduceerstation I maakt deel uit van de EON- centrale (stadsverwarming). Gasreduceerstation II is bestemd voor de toelevering van gas aan een deel van Den Haag. Door het opheffen van de aardgastransportleiding, verdwijnt de risicobron en daarmee de externe veiligheidsrisico’s. Indien de leiding wordt opgeheven moet rekening gehouden worden met het feit dat op een andere manier moet worden voorzien in de stadsverwarming en de gastoelevering. Het verleggen van de leiding vereist een ingrijpende aanpassing van het tracé binnen (en zelfs buiten) het bestemmingsplangebied. Hoewel deze maatregel tot een verlaging van het groepsrisico zal leiden, is het onmogelijk om bestaande woongebieden te mijden. Met andere woorden, een overschrijding van de oriëntatiewaarde is niet uit te sluiten. Aan beide varianten zijn zeer hoge kosten verbonden. De gemeente Den Haag is derhalve van mening dat deze maatregel niet wenselijk is. Afdekken aardgastransportleiding met betonplaten en lint Afdekken met betonplaten en lint levert een reductiefactor van 30 op. Deze maatregel kan echter niet zo maar uitgevoerd worden. Als voor afdekken wordt gekozen moet de leiding over een grotere afstand met betonplaten worden afgedekt. Daarnaast moet de aardgastransportleiding worden gescheiden van de overige kabels en leidingen in de grond, aangezien onderhoud hieraan na afdekking niet mogelijk is. Dit betekent dat voor de andere leidingen ruimte gereserveerd moet worden. De kosten die aan deze maatregel zijn verbonden, zullen relatief hoog zijn. In het kader van het bestemmingsplan Schilderswijk acht de gemeente het nu niet mogelijk deze ingrijpende maatregel te realiseren. In de toekomst zullen er in het kader van het Masterplan ‘Lijn 11 zone’ verschillende ontwikkelingen plaatsvinden, waardoor de inrichting van het gehele gebied wordt gewijzigd. De gemeente Den Haag wil in het kader van die ontwikkelingen kijken of dan afdekken met betonplaten en lint gerealiseerd kan worden. 4.2.3.1.2 Alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden Het bestemmingsplan maakt, in het kader van het groepsrisico één ontwikkeling mogelijk. Ter plaatse van het Trammuseum aan de Parallelweg 224 wordt de functie verruimd: naast het bestaande openbaarvervoermuseum wordt een recreatieve functie van het museum mogelijk gemaakt om het voortbestaan van het musem te garanderen. Het niet mogelijk maken van deze functie zou ertoe kunnen leiden dat het trammuseum zijn deuren moet sluiten. Het is niet mogelijk deze recreatieve functie op andere locaties mogelijk te maken. Overigens stijgt het groepsrisico niet als gevolg van deze ontwikkeling. 4.2.3.1.3 Maatregelen in de nabije toekomst Afdekken aardgastransportleiding met betonplaten en lint Hiervoor is al beschreven dat in het kader van het het Masterplan ‘Lijn 11 zone’ zal worden bezien of het afdekken met betonplaten en lint gerealiseerd kan worden. Sluiten van een convenant In de toekomst zal een convenant worden gesloten op basis van artikel 5 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen met de Gasunie. Dit is mogelijk na inwerkingtreding van het Besluit per 1 januari 2011. Met het sluiten van het convenant zal het bestaande knelpunt (groepsrisico boven de oriëntatiewaarde) worden opgelost. De Gasunie heeft met het Ministerie van VROM afgesproken dat zij alle bestaande knelpunten zal oplossen. Vooruitlopend hierop wordt een 'inspanningsverplichting ofwel intentieovereenkomst tussen Gemeente Den Haag en Gasunie getekend waarin de gemeente en de Gasunie zich bestuurlijk committeren aan het binnen de planperiode van het bestemmingsplan treffen van maatregelen aan de gasleiding, waardoor ook het bestaande knelpunt wordt opgelost. Zo kan voldoende zekerheid worden verkregen dat op termijn daadwerkelijk aan de oriëntatiewaarde zal worden voldaan. Maatregel 'strikte begeleiding'
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
39
Omdat de Gasunie na inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelmatiger de leidingen gaat controleren en graafwerkzaamheden nabij leidingen strikter gaat begeleiden, mag een reductiefactor van 2,5 worden toegepast. 4.2.3.1.4 Rampenbestrijding De bereikbaarheid van de hogedruk aardgastransportleiding binnen het bestemmingsplangebied Schilderswijk is voldoende. Een incident bij de aardgastransportleiding kan vanaf twee kanten worden bereikt over een hoofdtransportroute die geschikt is voor brandweervoertuigen. Daarnaast ligt de brandweerkazerne relatief dicht bij de Schilderswijk, waardoor de hogedruk aardgastransportleiding in een groot aantal gevallen binnen de streefnorm van 6 minuten bereikt kan worden. In de Schilderswijk zijn brandkranen aanwezig die gebruikt kunnen worden voor de primaire bluswatervoorziening. De secundaire bluswatervoorziening kan gerealiseerd worden met behulp van een groot watertransport (WTS 1000 of WTS 2500). Hierbij wordt via slangen bluswater onttrokken aan een kanaal dat in de omgeving van de Schilderswijk ligt. 4.2.3.1.5 Zelfredzaamheid De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn afhankelijk van de locatie van de breuk van de hogedruk aardgastransportleiding. Voor personen die bij een incident aan de aardgastransportleiding zich binnen de 100% letaliteitscontour bevinden, helpen maatregelen voor zelfredzaamheid niet. Het Trammuseum bevindt zich buiten de 100% letaliteitscontour. De vluchtwegen zijn hoofdzakelijk gepositioneerd aan de voorzijde van het pand aan de zijde van de Parallelweg en 1 aan de Ter Borchstraat. Personen erbuiten kunnen zichzelf redden door het gebied te ontvluchten (indien ze ver genoeg van de breuk zitten) of beschutting te zoeken tegen de warmtestraling. Om de zelfredzaamheid te vergroten is het aan te raden om aan nieuwe gebouwen hittewerende voorzieningen te treffen en nooduitgangen aan te brengen die van de bron af gelegen zijn. In het bestemmingsplan is hiervoor een nadere eisenregeling opgenomen. 4.2.3.1.6 Advies brandweer Uit de circulaire RNVGS en het aankomende besluit externe veiligheid buisleidingen volgt dat de regionale brandweer om advies moet worden gevraagd bij een verantwoording van het groepsrisico. In dit kader is de Veiligheidssregio Haaglanden in staat gesteld een advies uit te brengen over het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Op 19 oktober 2010 heeft de Veiligheidssregio Haaglanden een advies uitgebracht. Het advies is als Bijlage 2 bijgevoegd. In het advies wordt aangegeven dat de Veiligheidssregio Haaglanden adviseert de volgende maatregelen te treffen om de veiligheidsrisico's te verlagen en de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en beheersbaarheid te vergroten. Kansreducerende maatregelen Om de risico's zoveel mogelijk te verkleinen, worden de volgende adviezen gegeven: 1. Geen (tijdelijk) bebouwing binnen 5 meter van de aardgastransportleiding. 2. Communicatie naar bedrijven en omwonenden dat geen grondwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd zonder dat de beheerder van de aardgastransportleiding op de hoogte is. 3. De HTM dient bekend te zijn met de aanwezigheid van de aardgastransportleiding en hoe te handelen bij een incident. 4. Bij de ontwikkeling van Masterplan Lijn 11 maatregelen treffen waardoor het GR aanzienlijk wordt verlaagd. Effectreducerende maatregelen Om de effecten van een incident zoveel mogelijk te verkleinen, worden de volgende adviezen gegeven. 5. Bij nieuwbouw of verbouw voldoende vluchtwegen in afkerende gevel of tuin van de aardgastransportleiding af. 6. Bij nieuwbouw of verbouw gebruikmaken van splintervrij glas of geen gebruik van glas maken in de gevels van de gebouwen aan de zijde van de aardgastransportleiding tot een afstand van 140 meter van de leiding. 40
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
7. Instellingen in het plangebied die binnen de 140 meter van de aardgastransportleiding vallen welke volgens de Arbo-wet over een noodpian dienen te beschikken, moeten hierin ook het scenario van een ongeval met de aardgastransportleiding opnemen. 8. De HTM dient een instructie aan het personeel te geven dat betrokken is bij het onderhoud van de railinfrastructuur. Daarnaast kan een instructie aan ander HTM personeel verstandig zijn, indien een gaslekkage optreedt zonder dat de HTM daarbij direct betrokken is. In dat geval is het belangrijk dat de tram geen vonken veroorzaakt waardoor een gaswolk alsnog ontbrandt. Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid 9. Risico- en crisiscommunicatie naar bedrijven en omwonenden Maatregelen t.b.v. de hulpverlening Voor het bestrijden van de beschreven scenario's moeten preparatief een aantal maatregelen worden genomen ten behoeve van een goede hulpverlening. 10. Voldoende bluswater 11. Voldoende bereikbaarheid hulpdiensten 4.2.3.1.7 Beoordeling maatregelen 1. Het bestemmingsplan staat geen bebouwing binnen 5 meter van de aardgastransportleiding toe. 2. In de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven dat er geen grondwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Daarnaast is op dit moment nieuw gemeentelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid in voorbereiding. Een gestructureerde en gerichte risicocommunicatie moet nog nader worden uitgewerkt. 3. Het op de hoogte zijn van de HTM van de risico's van de aardastransportleiding met name bij graafwerkzaamheden kan positief bijdragen aan de veiligheid. De gemeente zal zich inspannen om de HTM op de hoogte te stellen van de risico's en hoe gehandeld moet worden bij een incident. 4. De gemeente zal bij de ontwikkeling van het Masterplan lijn 11 onderzoeken welke maatregelen genomen kunnen worden aan de aardgastransportleiding om het groepsrisico hiervan sterk te reduceren. 5. In het bestemmingsplan worden geen nieuwbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Indien er sprake is van sloop en vervangende nieuwbouw die past binnen het bestemmingsplan kunnen nadere eisen gesteld worden aan de vluchtwegen (artikel 24 onder n). 6. Het al dan niet gebruiken van bepaalde materialen is een afweging die op bouwplanniveau plaatsvindt. In het bestemmingsplan is het niet mogelijk hiertoe voorwaarden op te nemen. 7. Bewoners en personeel van bedrijven kunnen de wegwijzer "Wat ter doen bij een noodsituatie" raadplegen op Internet.http://denkvooruit.nl/rampen-bewaarkaart/gemeente/s-gravenhage.do Op dit moment is nieuw gemeentelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid in voorbereiding. Een gestructureerde en gerichte risicocommunicatie moet nog nader worden uitgewerkt. Het aanpassen van het noodplan dient door de bedrijven zelf gedaan te worden. 8. In het bestemmingsplan Schilderswijk is een verplichting opgenomen om voor werkzaamheden binnen de belemmeringenstroken aan weerszijden van de aardgastransportleiding over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beschikken. Deze kan alleen worden verleend voor grondroerende activiteiten met instemming van de leidingbeheerder. 9. zie de beoordeling onder 7. 10. De bereikbaarheid van de aardgastransportleiding voldoet aan de eisen die door de brandweer zijn gesteld. 11. De hoeveelheid bluswater voldoet aan de eisen die door de brandweer zijn gesteld. Met het nemen van de bovengenoemde maatregelen wordt voldaan aan de wensen van de Hulpverleningsregio Haaglanden. Daarnaast dragen de maatregelen eraan bij dat de risico's van de aardgastransportleiding zijn beperkt.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
41
4.2.4
Inrichtingen
Er zijn geen LPG-tankstations of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m vanaf de grens van het plangebied. In of nabij het plangebied zijn geen aardgasregel- en meetstations aanwezig. Buiten het plangebied, op het terrein van de HTM-busremise, is een aardgastankstation geprojecteerd (Dynamostraat hoek Radarstraat). De veiligheidscontouren van de afleverzuilen en de gascompressor liggen buiten het plangebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico als gevolg van stationaire risicobronnen is niet vereist.
4.3
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogelijkheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidsgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Bij de reconstructie van (spoor)wegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld. Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een (spoor)weg is ook niet aan de orde. Derhalve is een geluidsonderzoek niet noodzakelijk. De Wet geluidhinder staat de ruimtelijke besluitvorming niet in de weg.
4.4
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. In 2007 is het hoofdstuk Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009; de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan Schilderswijk mogelijk maakt blijven ver onder de 3%-grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de besluitvorming over dit bestemmingsplan.
42
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
4.5
Natuur
4.5.1
Flora- en Faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad) over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt. Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. Voordat er ruimtelijke ingrepen in het bestemmingsplangebied plaatsvinden, is een onderzoek naar beschermde flora en fauna, een zogenaamde quickscan, noodzakelijk. Bij aanwezigheid van beschermde soorten dient een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet aangevraagd te worden voor verstoring van deze soorten. In het hele plangebied kunnen broedende vogels voorkomen, die streng beschermd zijn. Voor broedende vogels wordt doorgaans geen ontheffing verleend, maar dienen (verstorende) werkzaamheden uitgesteld te worden tot na het definitief uitvliegen van de jongen. 4.5.2
Herziene Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten) is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998 (oktober 2005 in werking getreden). In januari 2006 is de aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart, Waarmee de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland zijn vervallen. In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (incl. Bosjes van Poot) en Wapendal en Solleveld (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. Het bestemmingsplangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Op grond van de afstand tot beschermde gebieden en de aard van de voorziene ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan worden geen effecten op beschermde gebieden verwacht. 4.5.3
Boswet
In het bestemmingsplangebied zijn geen grote groengebieden aanwezig die onder de Boswet vallen. 4.5.4
Bomenverordening Den Haag 2005
Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. In het plangebied zijn op het Oranjeplein monumentale bomen aanwezig: een groep vleugelnoten rondom het plein en drie treurwilgen tussen de nummers 52 en 69.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
43
4.6
Water
4.6.1
Beleidskader
Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld. 4.6.1.1 EU Kaderrichtlijn Water Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn Water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. 4.6.1.2 Nationaal De Vierde Nota Waterhuishouding geeft aan dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Om de veerkracht van watersystemen te vergroten dient waterconservering en waterbuffering te worden bevorderd. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. 4.6.1.3 Provinciaal In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. De opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan zijn vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. 2. 3. 4.
Waarborgen waterveiligheid Zorgen voor mooi en schoon water Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem
4.6.1.4 Delfland Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. De ontwikkelingen in de waterwereld volgen elkaar in hoog tempo op en vragen om het maken van keuzes. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied. Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing
44
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. 4.6.1.5 Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag Het Waterplan den Haag 2010-2015 is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan. In 2003 besloten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld te brengen en maatregelen af te spreken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen. De afspraak om te komen tot een Waterbergingsvisie is als deelproject opgenomen in het Waterplan Den Haag. 4.6.2
Planbeschrijving
ABC Delfland, het Waterplan Den Haag en de afspraken en maatregelen in de Waterbergingsvisie Den Haag vormen de basis voor de watertoets. Bij de watertoets gaat het om het van meet af aan meenemen van water in de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunt bij toekomstige ontwikkelingen is dat nieuwe en te herstructureren gebieden moeten voldoen aan de waterbergingsnormen. De gemeente Den Haag houdt in toekomstige plannen rekening met alle wateraspecten: waterkwantiteit, -kwaliteit, -keringen en riolering. Bij herinrichting, stedelijke vernieuwing of nieuwbouw zullen alle mogelijke kansen voor het bergen van extra water – op basis van de nieuwe inzichten in het waterbeheer – worden meegenomen in de planvorming, zodat een bijdrage wordt geleverd aan een robuust watersysteem. De afspraken die zijn vastgelegd in de Waterbergingsvisie zijn onderdeel van de watertoets. Op basis van het wateradvies van Delfland maakt Den Haag een integrale, goed onderbouwde, ruimtelijke afweging en draagt zij – in overleg met de waterbeheerder – zorg voor de ruimtelijke inpassing van de maatregelen en de verankering in plannen en processen. Nadat het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag in november 2006 de Waterbergingsvisie vaststelden, verscheen in juli 2007 de deelgebiedrapportage over 'Waterberging in het Centrum'. 4.6.2.1 Waterkwantiteit in het plangebied Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Volgens de Watervisie hoeven in dit plan geen maatregelen te worden opgenomen. In het boezemgebied kan de waterkwantiteit voldoende onder controle worden gehouden door andere maatregelen dan het toevoegen van oppervlaktewater. 4.6.2.2 Veiligheid en waterkering Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is het van belang of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering. Dit kan zijn de zeewering maar het kunnen ook andere waterkeringen zijn zoals boezemkaden, polderkaden of de landscheiding. In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
45
4.6.2.3 Waterkwaliteit en ecologie Het gaat hier om het effect van nieuwe ontwikkelingen op de waterkwaliteit. Eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater. Het plangebied ligt in een deel van Den Haag zonder gescheiden rioolstelsel. Volgens de leidraad riolering West-Nederland en de beslisboom afkoppelen dienen, bij nieuwbouw, het hemelwater en het vuilwater gescheiden te worden aangeleverd tot 1.00 m. buiten de rooilijn. Indien de gemeente te zijner tijd overgaat tot het ontkoppelen van het gemengde systeem kan dit op een eenvoudige wijze ter plaatse gebeuren en hoeven er in het gebouw geen werkzaamheden plaats te vinden. Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Er dient te worden aangeven of deze in het plangebied voorkomen, zoals genoemd in de (gemeentelijke of provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. Ook wanneer er toekomstige plannen zijn voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers of natte ecologische verbindingszones, kunnen deze alvast vermeld worden. In het plangebied zijn geen natuurvriendelijke oevers aanwezig noch gepland. 4.6.3
Vergunningverlening
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem. De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.
4.7
Bodem
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van deze wet is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling danwel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen: Ÿ het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik; Ÿ het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging; Ÿ het treffen van de beheersmaatregelen. Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst. Waar kleine bedrijven met bodembedreigende activiteiten waren en/of zijn gevestigd, is sprake van verdachte deellocaties. Hiervoor vond recent geen bodemonderzoek plaats. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw zal plaatsvinden moet een bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel worden gesaneerd. Daarnaast zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek ouder is dan vijf jaar. Als voor deze locaties plannen voor herinrichting en/of nieuwbouw worden ingediend, moet het bodemonderzoek worden geactualiseerd
46
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
4.8
Archeologie
Het vigerend archeologische beleid is verwoord in de gemeentelijke beleidsnota Archeologie 2000-2005. Het archeologiebeleid van de gemeente is er op gericht: Ÿ Ÿ
te zorgen voor het behoud van zoveel mogelijk archeologische waarden ter plaatse in de bodem; te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; Ÿ een archeologisch depot te onderhouden waar alle in Den Haag aangetroffen archeologische voorwerpen op een veilige en systematische manier kunnen worden bewaard; Ÿ te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek middels tentoonstellingen, publicaties, presentaties etc. onder de aandacht worden gebracht van de Haagse burger. Een nieuwe beleidsnota is in voorbereiding en zal zijn geënt op de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), onderdeel van de gewijzigde Monumentenwet 1988. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden en kent enkele nieuwe elementen. Een nieuw element is de bepaling dat 'de verstoorder betaalt': initiatiefnemers van projecten die schade aan archeologische waarden zullen veroorzaken zijn verantwoordelijk voor de kosten van het noodzakelijk archeologisch onderzoek. Daarnaast legt deze wet ook de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden.In het kader van deze wet wordt momenteel ook een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart opgesteld. Deze zal een plaats krijgen in het gemeentelijk beleid en wordt naar verwachting opgenomen in de gemeentelijke Monumentenverordening. Provincie Zuid-Holland toetst bestemmingsplannen op het gebied van archeologie aan de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en, voor zover van toepassing, lokale waardenkaarten. De Haagse bodem is rijk aan archeologische waarden. Veel daarvan zijn echter nog niet of maar zeer ten dele bekend. Bij gebieden waar de waarden niet bekend zijn, maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, wordt gesproken van een archeologische verwachting. Indien in een in voorbereiding zijnde bestemmingsplan gebieden met archeologische waarden en/of verwachtingen aanwezig zijn, zoals het onderhavige, dan staan deze gebieden aangegeven op de plankaart binnen de aanduiding 'grens archeologisch waardevol gebied'. In de beschrijving van de bestaande situatie ten aanzien van archeologie (zie paragraaf 2.2.4) is de conclusie getrokken dat het plangebied geen archeologische waarden herbergt en geen archeologisch waardevol gebied is.
4.9
Duurzaam bouwen
De gemeente Den Haag streeft naar duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen speelt een belangrijke rol bij het thema klimaat voor het ambitieniveau maximaal, bij het thema water waar het gaat om het ontkoppelen van hemelwater en bij het thema lucht voor het ambitieniveau basis. Het behelst onder meer de toepassing van technieken die leiden tot CO2-neutrale en gezonde gebouwen en het gebruik van milieuvriendelijke materialen en waterbesparende apparatuur. De gemeente en haar partners beschikken samen over een aantal stimuleringsmaatregelen, gericht op het proces en de implementatie van duurzaam bouwen. De gemeente beveelt het concept Lage Temperatuur Verwarming aan, waarmee gebouwen CO2-neutraal worden en toepassing van duurzame energiebronnen mogelijk is, zoals aardwarmte (geothermie) of de warmte die door middel van warmtepompen uit bijvoorbeeld (zee)water gehaald kan worden. Een EPL (Energieprestatie op locatie) drukt de energieprestatie van een gebouw of een wijk uit: een CO2-neutrale wijk heeft een EPL van 1,0; de EPC (energieprestatiecoëfficiënt) van woongebouwen moet in dat geval onder de 0,6 liggen. Op gebiedsniveau kan men werken met een duurzaamheidsindex: Duurzaam Bouwen Prestatie op Locatie (DPL). Indien gebruikt bij aanbestedingen kan dat door marktwerking bijdragen aan duurzaam bouwen. Op gebouwniveau kan men het instrument Gemeentelijke praktijkrichtlijn voor duurzaam bouwen (GPR) of vergelijkbare instrumenten toepassen. Dit bevordert prestatiegericht ontwikkelen en de ontwerpvrijheden blijven maximaal. Tot slot, heel
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
47
concreet, streeft de gemeente naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van bouwmaterialen die vrijkomen door sloop.
4.10
Gebiedsgericht milieubeleid
Het gebiedsgericht milieubeleid is nader uitgewerkt in de 'Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid' die de gemeenteraad in september 2005 heeft vastgesteld. In de handleiding is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: Wonen, Werken, Gemengd wonen, Gemengd werken, Verkeersinfrastructuur en Groene hoofdstructuur en water. Het plangebied behoort tot het gebiedstype Wonen: de hoofdfunctie is wonen. Er zijn verschillende woonvormen denkbaar: hoogbouw, laagbouw, ruim opgezet of juist dicht op elkaar. Het gaat om een min of meer monofunctioneel gebied met voorzieningen ten bate van het gebied zelf, bijvoorbeeld winkels en scholen. De Parallelweg en omgeving, direct aan het spoor, behoort tot het gebiedstype Verkeersinfrastructuur: een naar zijn aard smal gebied dat veelal wordt geflankeerd door bebouwing (bedrijvigheid of wonen) en groen en dat wordt gekenmerkt door een concentratie van hoog dynamische stedelijke transportfuncties. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd: Ÿ Milieu Basis: de milieuambitie voor een thema die aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving. Ÿ Milieu Extra: de milieuambitie voor een thema die een stuk verder gaat dan het wettelijk minimum. Ÿ Milieu Maximaal: de maximaal haalbare milieuambitie voor een thema. Per gebiedstype leidt dit per milieuthema tot de volgende milieuambitie: Thema
Ambitie Gebiedstype Verkeersinfrastructuur Bodem Extra Basis Externe veiligheid Maximaal Basis Geluid Maximaal Basis Lucht Maximaal Basis Mobiliteit Extra Basis Schoon Extra Maximaal Water 'Water dat siert' 'Water dat siert' Natuur Extra Extra Klimaat Maximaal Maximaal Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn deze milieuambities richtinggevend. Omdat het bestemmingsplan met name tot doel heeft de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch te regelen, is van een afweging van deze ambities afgezien.
48
Ambitie Gebiedstype Wonen
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 5 5.1
Planbeschrijving
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken zijn de aanleiding (hoofdstuk 1) de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan en de toelichting op de bestemmingen in paragraaf 5.4 globaal beschreven worden. Paragraaf 5.3 gaat in op de bouw van dakopbouwen.
5.2
Verantwoording van bestemmingen
Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging en afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht. In eerste instantie worden aan de hand van de bestaande situatie worden de bestemmingen afgewogen. Als leidraad of als toetsingskader dienen het beleidskader en de milieukwaliteitseisen. Beleidskader Ruimtelijk beleid
Vertaling in het bestemmingsplan
De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.
In paragraaf 5.3 is uitgewerkt of de bebouwing langs de doorgaande wegen in Schilderswijk in aanmerking komt voor een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.
De woningmarkt is de Schilderswijk is kwetsbaar. De gemeente hanteert er een gebiedsgerichte aanpak waardoor het woonklimaat blijvend op een hoger peil wordt gebracht. Door verbouwen en aanpassen, consolidatie en een kleine toename van het aantal woningen kan het woonmilieu tot 'centrumstedelijk plus' worden opgewaardeerd. Kantoren, bedrijven, beroep- en bedrijf aan
Onder de bestemming Wonen zijn alle woningen geschaard. Dit betekent dat binnen het bouwvlak en de bouwhoogte die op de plankaart zijn aangegeven, verschillende typen woningen mogelijk, al dan niet een verbetering van de bestaande.
huis, detailhandel en horeca
In het gemeentelijk beleid ten aanzien van functiemenging wordt aangegeven dat praktijken bedrijfsruimte kleiner dan 100 m2 bruto vloeroppervlak (bvo) langs de woonstraten in de wijk en kantoorruimte tot aan 500 m2 bvo langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. In bestemmingsplannen dient hieraan de ruimte gegeven te worden.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
In het gebied Schilderswijk komen op diverse plekken kleinere praktijk- en bedrijfsruimten voor. Deze zijn specifiek op de plankaart aangeduid, veelal met een functieaanduiding binnen de bestemming Wonen of een gemengde bestemming.
49
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming Bedrijf geschaard. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in de categorieën A en B toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden; Bedrijfsvestigingen in de bestemmingen Gemengd-2 en Wonen – met een funcieaanduiding op de plankaart – zijn alleen in categorie A toegestaan. In de detailhandelsnota is als uitgangspunt Detailhandel wordt mogelijk gemaakt binnen de gesteld dat detailhandel op bestaande locaties bestemming Gemengd-1. Concentraties zijn te geconcentreerd moet blijven, er worden geen vinden aan de Hobbemastraat (inclusief nieuwe winkelcentra en concentraties van Hobbemaplein en Paletplein) als stedelijke grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd winkelstraat en binnen de kleine winkelcentra Hoefkade en Vaillantlaan.Solitaire detailhandel is op de plankaart aangeduid met een functieaanduiding en uitsluitend toegestaan op de begane grondlaag. De Horecastructuurvisie heeft als doel de horeca Het plangebied kent geen concentratiegebieden. meer ruimte te geven voor nieuwe initiatieven en Wel is een horeca-inrichting (tot maximaal categorie nieuwe formules. Centrale doelstelling is III van de staat van horeca-inrichtingen als concentratie en optimalisatie van horeca. opgenomen in de bijlage van de regels) uitsluitend op de begane grond - binnen de bestemming Gemengd-1 en met een functieaanduiding binnen andere bestemmingen toegestaan. Wonen In het Regionaal Structuurplan wordt Schilderswijk getypeerd als bestaand stads- en dorpsgebied. Het behoort daarmee niet tot de ontwikkelingsgebieden binnen Haaglanden. In het plangebied is 'beheer en behoud van woongebieden' het uitgangspunt.
In het belang van het woonklimaat zijn de woningen in de woonwijk in de bestemmingen Wonen en de vier gemengde bestemmingen ondergebracht. De hoofdgebouwen in de bestemming zijn in bouwvlakken ondergebracht. Op de plankaart is de maximale dakhoogte, en voor huizen met kap ook de goothoogte, opgenomen. In de Woonvisie wordt voor de wijk Schilderswijk Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend versterking van het woongebied voorgestaan. De bestemmingsplan. Wel wordt de uitbreiding van benodigde versterking gebeurt door het benutten bestaande woningen met een dakopbouw mogelijk van aanwezige potenties. De strategie is gemaakt (zie paragraaf 5.3). In de bouwregels in de “verbouwen en aanpassen” om daarmee de bestemmingen Gemengd-1, Gemengd-2 (artikel 5 en kwaliteit van de woningen en, indien 6) en Wonen (artikel 18) is de dakopbouwenregeling noodzakelijk, de woonomgeving te uitgewerkt. verbeteren. Daarnaast kan de strategie “verdichten” of “verdunnen” worden toegepast. Het belang van de leefbaarheid maakt het De Opiumwet verbiedt de vestiging van noodzakelijk om in het bestemmingsplan de hennepkwekerijen en drugsdealpanden, zodat in het uitsluiting van hennepkwekerijen en plan van de uitsluiting daarvan is afgezien. drugsdealpanden op te nemen. Dit was tot nu toe in een leefmilieuverordening geregeld. Verkeer
50
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.3.3) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied tenslotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie
De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is gegeven aan de Vaillantlaan, de Parallelweg tussen Hoefkade en Vaillantlaan, De Heemstraat, Monstersestraat, de Loosduinsekade en de Hobbemastraat tussen Hobbemaplein en Paletplein. De vrijliggende trambaan langs de Parallelweg en het deel van de Fruitweg binnen het plangebied is bestemd als Verkeer - Openbaar vervoer. Onder de bestemming Verkeer - Straat vallen de Ruijsdaelstraat, van der Vennestraat, Hoefkade, Wouwermanstraat, Parallelweg tussen Vaillantlaan en Stationsplein, Koningstraat, Hobbemastraat tussen Vaillantlaan en Om en Bij, Om en Bij en Spinozastraat/Oranjeplein/Fannius Scholtenstraat. Een aantal pleinen (bijvoorbeeld het Westlandseplein en Meester de Bruinplein) zijn bestemd als Verkeer Verblijfsgebied. De overige straten in het plangebied zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsstraat. Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Sport, Zorg en Maatschappelijke voorzieningen De handhaving van de bestaande schoollocaties in het plangebied is het uitgangspunt. Vervangende nieuwbouw of uitbreiding op eigen terrein dient daarbij mogelijk te worden gemaakt.
De scholen in het plangebied zijn ondergebracht in de bestemming Maatschappelijk. Binnen de regels en de op de plankaart aangeduide bouwvlakken is vervangende nieuwbouw en beperkte uitbreiding mogelijk. Door het opnemen van bebouwingspercentages in plaats van bouwvlakken is voor veel maatschappelijke bestemmingsvlakken flexibiliteit mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het plangebied is de inzet De wijk Schilderswijk kent verschillende gericht op handhaving van bestaande welzijnsvoorzieningen in de vorm van (onder meer) welzijnsvoorzieningen en, waar dat inpasbaar is, buurtcentra, bewonersorganisatie en een potenties te bieden voor nieuwe voorzieningen. jongerencentrum. Daar waar deze voorzieningen zich bevinden, zijn zij positief bestemd in de bestemming Maatschappelijk, binnen de gemengde bestemmingen of binnen de woonbestemming met een functieaanduiding op de plankaart. Uitwisseling met andere maatschappelijke voorzieningen is mogelijk door de bestemminglegging en het opnemen van de brede doeleindenomschrijving 'welzijnsvoorzieningen' op te nemen. Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in Door kinderopvang in de bestemming juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de Maatschappelijk uitdrukkelijk mogelijk te maken, gemeente ten aanzien van de spreiding en ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden huisvesting van de kinderopvang beperkt. van kinderopvang. De gemeente streeft ernaar voldoende goede Sportvoorzieningen zijn mogelijk binnen de sportaccommodaties te realiseren die bestemmingen Gemengd-2, Gemengd-3 (de betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor Houtzagerij) en Sport. Daarnaast is de Sporttuin sportdoeleinden geschikt zijn. bestemd met een functieaanduiding “sport” binnen de bestemming Maatschappelijk. Het gebruik van gymzalen bij scholen behoort tot de schoolbestemming. Om deze gymzalen buiten schooltijden ook te kunnen gebruiken door sportverenigingen hebben, is voor de bestemmingsvlakken van scholen een functieaanduiding "sport" op de plankaart opgenomen.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
51
Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Voor de periode van 5 tot 10 jaar bestaat een behoefte van uitbreiding van de huisvesting voor religieuze organisaties met circa 20.000 m2.
Speelbeleid
Binnen het plangebied worden voorzieningen voor verschillende religies met inbegrip van daarbij horende culturele en maatschappelijke activiteiten conform het gebruik bestemd in de bestemming Maatschappelijk. Vestiging van voorzieningen ten behoeve van levensovertuiging is mogelijk door de brede doeleindenomschrijving van de bestemming Maatschappelijk Schilderswijk is een bestaand woongebied, Speelvoorzieningen zijn opgenomen als doeleind in de bestemmingen Groen, Maatschappelijk, Verkeer - Verblijfsstraat en Verkeer - Verblijfsgebied.
Groenvoorzieningen Flora- en Faunawet
Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft, gericht op het beschermen van bestaande kwaliteiten en kenmerken, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en Faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Indien toch ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden, dient onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en dient zonodig ontheffing aangevraagd te worden.
Beschermd stadsgezicht De cultuurhistorische waarden van het deel van het rijksbeschermd stadsgezicht 's-Gravenhage Centrum dat in het plangebied ligt, worden in dit bestemmingsplan beschermd.
5.3
Ten behoeve van de bescherming van beide beschermde stadsgezichten is in artikel 22 van de regels een regeling opgenomen: de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie Hieraan is de toelichting op de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht gekoppeld. Deze is opgenomen als Bijlage 4 bij de regels. Naast de regels die dit bestemmingsplan stelt, worden bouwwerken in het beschermd stadsgezicht getoetst aan redelijke eisen van welstand. In dit kader hanteert gemeente Den Haag de Welstandsnota.
Dakopbouwen en extra bouwlagen
Op grond van de Structuurvisie wordt langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe uitgegaan van bebouwing in vijf lagen. In dit plangebied zijn doorgaande wegen: de Loosduinsekade, de Zoutkeetsingel, het Vaillantplein, de Vaillantlaan, de Monstersestraat, het Hobbemaplein, de De Heemstraat, de Parallelweg, de Hobbemastraat ten oosten van de Vaillantlaan en in het verlengde daarvan de Hooftskade en Groenewegje tot de Paviljoensgracht. Een klein gedeelte bestaat reeds uit minimaal 5 lagen. Het gaat om bebouwing van vrij recente datum. Voor de Vaillantlaan wordt uitgegaan van de huidige situatie. De Vaillantlaan is herontwikkeld op basis van het stedenbouwkundig architectonisch plan van Jo Coenen. Daarbij is de laan verbreed en zou een 5e laag niet misstaan. Echter, door uit te gaan van het gesloten bouwblok en de beperkingen als gevolg van de verbreding is met name om bezonningstechnische redenen gekozen voor een 4-laagse bebouwing. Vervolgens is de architectonische uitwerking op deze massa gebaseerd met een horizontale gelaagdheid van plint, midden en kroonlaag. Een extra laag zou de zorgvuldig opgebouwde eenheid verstoren. Om een hogere bebouwing dan de huidige bij recht toe te staan is het noodzakelijk een bezonningsonderzoek te laten uitvoeren. Richtinggevend is de richtlijn dat op 19 februari minimaal 2 uur
52
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
zon op de gevel moet zijn. Op een aantal locaties wordt de norm niet gehaald en dat houdt in dat ook daar geen 5e laag mogelijk is. Dit geldt gedeeltelijk voor de Monstersestraat, de De Heemstraat, Hobbemastraat en de Parallelweg. Deze laatste straat heeft wel de potentie voor een hogere bebouwing grenzend aan de spoorlijn. De huidige bebouwing is van vrij recente datum en in combinatie met de achterliggende bebouwing ontwikkeld. Mede gelet op haar ligging op het zuiden is een hogere bebouwing op korte termijn niet aan de orde. Voor de overige locaties (een deel van de Monstersestraat, de Hobbemastraat ten oosten van de Vaillantlaan en in het verlengde daarvan de Hooftskade en Groenewegje tot de Paviljoensgracht en de Zoutkeetsingel) waar na bezonningsonderzoek bebouwing in vijf lagen in principe mogelijk zou zijn, geldt dat dit alleen mogelijk is bij herstructurering. De bestaande panden zijn twee- of drielaags en bestaan veelal uit gestapelde bouw. De bestaande constructie is niet berekend op het toevoegen van twee dan wel drie extra lagen. In geval van sloop- en nieuwbouw is stedenbouwkundig gezien bebouwing in drie lagen mogelijk, echter zal ook vanuit milieuoogpunt en kostenverhaal in het kader van de Grondexploitatiewet moeten worden bekeken of bouw in vijf lagen mogelijk is. Op dit moment zijn er geen plannen voor herstructuering. Bebouwing in vijf lagen is daarom niet opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Dakopbouwen Om in de behoefte aan meer woonruimte te voorzien wordt in dit plan de mogelijkheid geboden om op daartoe aangewezen bouwblokken een dakopbouw aan te brengen. De locaties waar een dakopbouw mogelijk is, worden bepaald aan de hand van stedenbouwkundige argumenten en een bezonningsonderzoek. Voor het plangebied is allereerst een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Stedenbouwkundige argumenten zijn onder andere de architectuur, lichttoetreding en bouwmassa. Vervolgens is voor de mogelijke locaties voor een dakopbouw een gedetailleerd bezonningsonderzoek uitgevoerd om inzicht te geven in de mogelijke afname van de bezonning op de gevels als gevolg van dakopbouwen. Hiervoor wordt de gemeentelijk vastgestelde norm (RIS 170509 ) gehanteerd die uitgaat van: een minimale bezonning van 2 uur, gemeten op de 75 centimeter hoogte op het midden van de voor- en achtergevel op 19 februari bij een zonnestand van 10 graden of hoger. Indien woningen in de huidige situatie al niet aan de bezonningsnorm voldoen, wordt een verdere verslechtering als gevolg van een dakopbouw niet toegestaan. Indien uit het bezonningsonderzoek volgt dat het hele dakoppervlak bebouwd mag worden, wordt dit aangegeven met het maatvoeringssymbool, waarin een hogere maximum bouwhoogte wordt aangegeven (dus bijv. de huidige 6 meter wordt 9 meter). Als vanwege bezonning de bebouwing terug moet liggen, wordt dit op op de plankaart aangegeven door per dakvlak twee maatvoeringssymbolen op te nemen. Eén waarin de bestaande hoogte wordt aangegeven voor dat deel van het dak waar een dakopbouw niet is toegestaan en een maatvoeringssymbool voor dat deel van het dak waar een dakopbouw wel is toegestaan. De aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoest aan het bestemmingsplan en is wordt daarnaast onderworpen aan een welstandstoets. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning ten behoeve van een dakopbouw zal worden geweigerd voor die locaties waar dakopbouwen in dit bestemmingsplan niet mogelijk zijn gemaakt. Het volledige bezonningsonderzoek is opgenomen in Bijlage 3 en 4.
5.4
Toelichting op de regels
5.4.1
Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de plankaart en de regels. De regels zijn als volgt ingedeeld: 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd. bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
53
2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 22 bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de doeleinden en bouwregels. Artikel 19 tot en met 22 zijn dubbelbestemmingen. 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 23 tot en met 27) bevatten algemene – voor alle bestemmingen geldende – regels zoals algemene bouwregels, gebruiksregels en procedureregels. 4. Overgangs- en slotregels. De laatste twee artikelen (artikel 28 tot en met 29) betreffen achtereenvolgens het overgangsrecht en de slotregel. 5.4.2
Inleidende regels
In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. Een belangrijk onderdeel van de begrippen zijn de definities van inrichtingen die voorheen in de Leefmilieuverordening Recreatie-inrichtingen c.a. werden geregeld: dit plan vervangt voor wat betreft het plangebied het beleid in deze verordening. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels. 5.4.3
Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf
Deze bestemming staat bedrijven toe in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die als Bijlage 2 onderdeel van de regels is. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak. Aanbouwen zijn niet toegestaan, bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een maximum oppervlak van 30 m2. Artikel 4
Cultuur en Ontspanning
De voormalige school aan de Abraham van Beyerenstraat 2-4, die in het kader van het actieprogramma 'Ruimte voor de kunst' herontwikkeld wordt tot werk- en presentatieruimte voor kunstenaars is bestemd als Cultuur en Ontspanning. Ook de Hamman gelegen aan de Rubenstraat valt binnen deze bestemming. Artikel 5
Gemengd-1
Binnen de bestemming Gemengd-1 zijn woningen, detailhandel, dienstverlening, horeca en parkeervoorzieningen mogelijk. Ze is toegekend aan de detailhandelsconcentraties aan de Hoefkade, Vaillantlaan, Hobbemastraat (inclusief Hobbemaplein en Paletplein) en twee kleine concentraties aan de Ruijsdaelstraat en Zusterstraat. Horeca, detailhandel en dienstverlening zijn met uitzondering van de gebouwen aan het Paletplein uitsluitend op de beganegrondlaag toegestaan. Uitzondering hierop vormen die bouwvlakken waarvoor op de plankaart een functieaanduiding "horeca" of "detailhandel" is opgenomen. Bij deze panden mag ook de eerste verdieping gebruikt worden voor respectievelijk horeca (tot maximaal categorie III van de staat van horeca-inrichtingen als opgenomen in de bijlage van de regels) of detailhandel. Woningen zijn uitsluitend op verdieping toegestaan, tenzij een functieaanduiding "wonen" is opgenomen. In dat geval mag ook de begane grondlaag gebruikt worden voor wonen. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven.Voor aan- en bijgebouwen geldt dat het gezamenlijke brutovloeroppervlak van aanbouwen en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 30 m² ; de hoogte van aanbouwen mag de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 25 centimeter overschrijden. Artikel 6
Gemengd-2
Binnen deze bestemming zijn ateliers, bedrijven, dienstverlening, sportvoorzieningen, culturele voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen, welzijnsvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en woningen toegestaan. In tegenstelling tot de bestemming Gemengd-1 zijn bij deze bestemming detailhandel en horeca alleen met een specifieke functieaanduiding op de plankaart toegestaan.
54
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bedrijven zijn toegestaan in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. De hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven. Voor aan- en bijgebouwen (met uitzondering van Culturalis) geldt dat het gezamenlijke brutovloeroppervlak van aanbouwen en/of bijgebouwen buien het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het erf met een maximum van 30 m² ; de hoogte van aanbouwen mag de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 25 centimeter overschrijden. De hoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3,5 meter. Voor Culturalis geldt dat bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een maximum percentage van 30% van de oppervlakte van het bouwvlak van Culturalis. Artikel 7
Gemengd-3
De Houtzagerij, bestaande uit een overdekt zwembad, de krachtsportvereniging Simson KDO en buitenspeelvoorzieningen, is bestemd als Gemengd-3. Binnen de bestemming zijn recreatie, sportvoorzieningen, speelvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen en horeca toegelaten. Voor het gebruik van de sporthal voor recreatie is op 23 november 2004 een vrijstelling verleend (art 19 lid 3 WRO). Artikel 8
Gemengd-4
De oude tramremise aan de Parallelweg dat gerenoveerd en geschikt gemaakt is als museum is bestemd als Gemengd-4. In de bestemmingsomschrijving worden het museum met bijbehorende educatieve en toeristisch-recreatieve voorzieningen en de tramsporen mogelijk gemaakt. Daarnaast is horeca tot categorie III van de staat van horeca-inrichtingen toegestaan. Artikel 9
Groen
In de Schilderswijk zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op stadsniveau, wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Kleine groenvoorzieningen maken deel uit van het straatprofiel en zijn daarom onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen (artikel 13 tot en met 17). De meeste bestemmingsvlakken met de bestemming Groen hebben betrekking op een groter wijk- of buurtpark. In afwijking van de algemene bebouwingsregeling in verschillende andere bestemmingen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in deze bestemming tot 7 m hoog zijn en mag het brutovloeroppervlak niet meer beslaan dan 25% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, dat wil zeggen van het park. De bestemming heeft ook betrekking op de kinderboerderijen aan de Rubensstraat en de Jacobahof. Binnen de groenbestemming van het Teniersplantsoen is – binnen het aangeduide bouwvlak – een gebouw toegestaan met een oppervlak van max. 200m2, en een maximale nok- en goothoogte van resp. 8 en 3m en een bijgebouw van max. 30m2. In de Jacobahof is een gebouw toegestaan van max. 100m2, een nok- en goothoogte van resp. 9 en 6 m en een bijgebouw van max. 30 m2. Artikel 10
Kantoor
Deze bestemming heeft betrekking op het kantoor (en de zorg- en welzijnsvoorziening) van Parnassia op de hoek van de Zoutkeetsingel en de Schapenlaan. Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak met een maximale hoogte die niet meer bedraagt dan op de plankaart is aangegeven. Bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd tot een maximum van 30 m2. Artikel 11
Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk betreft een breed scala van maatschappelijke voorzieningen. Een brede bestemming maakt uitwisseling van verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk: in een wijkgebouw kan nu zonder juridisch-planologische maatregel een onderwijsinstelling worden gehuisvest. In de bestemmingsomschrijving is een onderscheid gemaakt tussen welzijnsvoorzieningen en levensbeschouwelijke voorzieningen. Eerstgenoemde betreft onderwijsvoorzieningen, gezondheidscentra, kinderdagverblijven en andere jeugd- en kinderopvang, verenigingsgebouwen en
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
55
wijkgebouwen en overheidsvoorzieningen. Levensbeschouwelijke voorzieningen heeft betrekking op bijvoorbeeld een kerk, synagoge of moskee. De gymzalen in het plangebied zijn als onderwijsvoorziening onderdeel van de bestemming Maatschappelijk. Om sportverenigingen de mogelijkheid te bieden gymzalen ook buiten schooltijden te gebruiken, is binnen de bestemming een functieaanduiding "sport" opgenomen. Voor een groot deel van de bestemmingvlakken is een bebouwingspercentage op de plankaart opgenomen waardoor bestemmings- c.q. bouwvlakken mogen worden bebouwd tot een bepaald bebouwingspercentage dat op de plankaart is aangegeven. Voor de overige bestemmingsvlakken is een bouwvlak opgenomen. In dat geval mogen gebouwen binnen het bouwvlak worden opgericht. Artikel 12
Sport
In de Schilderswijk is aan twee locaties de bestemming Sport toegekend. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen worden opgericht die gebruikt mogen worden voor sportdoeleinden. Artikel 13
Verkeer - Hoofdverkeersweg
Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg staat naast hoofdverkeerswegen ook openbaarvervoerstroken en -banen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en alle daarbij behorende bouwwerken, groen, water en overige voorzieningen. Artikel 14
Verkeer - Openbaar vervoer
De vrijliggende trambaan langs de Parallelweg is bestemd als Verkeer - Openbaar vervoer. Binnen de bestemming zijn trambanen en -haltes toegestaan. Artikel 15
Verkeer - Straat
Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen. Ten aanzien van de inrichting zijn dezelfde voorzieningen als bij hoofdverkeerswegen toegestaan. Artikel 17
Verkeer - Verblijfsstraat
Onder deze bestemming vallen de verblijfs- en woonstraten in het plangebied: rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. Ook speelvoorzieningen zijn binnen deze bestemming toegestaan. Artikel 16
Verkeer - Verblijfsgebied
De op de plankaart voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen. Artikel 18
Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op eengezins- en meergezinshuizen. In een woning, in deze bestemming maar ook in de bestemming Gemengd-1 en Gemengd-2, is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. De regels hiervoor zijn in de algemene gebruiksregels (artikel 25) en de begripsbepaling (artikel 1.6 en 1.7) opgenomen. Verder is op de begane grond van een gebouw, alleen ter plaatse van een bepaalde functieaanduiding op de plankaart, een bedrijf, een garagebedrijf, detailhandel, een dienstverlenend bedrijf, kantoor, een horeca-inrichting, een levensbeschouwelijke voorziening, sportschool of welzijnsvoorziening toegestaan. Het gaat hierbij niet om een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep. De staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is ook van toepassing op bedrijven die op de plankaart zijn aangeduid. Daarnaast is op een aantal hoeken ook de functieaanduiding gemengd op de plankaart opgenomen. Bij deze functieaanduiding zijn welzijnsvoorzieningen, bedrijf, dienstverlening en kantoor toegestaan. In deze bestemming, maar ook in een aantal gemengde bestemmingen worden dakopbouwen mogelijk gemaakt. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3. Voor aan- en bijgebouwen geldt dat het gezamenlijke brutovloeroppervlak van aanbouwen en/of bijgebouwen buien het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het erf met
56
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
een maximum van 30 m² ; de hoogte van aanbouwen mag de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 25 centimeter overschrijden. De hoogte van bijgebouwen mag niet meer zijn dan 3,5 meter. Artikel 19
Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming heeft betrekking op de gastransportleiding gelegen aan de Monstersestraat, De Heemstraat en het gebied ten zuiden van de Parallelweg. Artikel 20
Leiding - Hoogspanning
De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning heeft betrekking op de hoogspanningsleiding gelegen aan de Fruitweg, de Ferdinand Bolstraat, Wouwermanstraat, Vaillantlaan. Artikel 21
Leiding - Riool
De rioolwaterpersleiding van het Hoogheemraadschap is bestemd als Leiding - Riool. Artikel 22
Waarde - cultuurhistorie
Op de plankaart zijn de grenzen van het rijksbeschermd stadsgezicht aangeduid. In dit gebied mag slechts worden gebouwd als de cultuurhistorische waarden en de uitwendige architectonische vormgeving, niet worden aangetast. Bij strijdigheid met andere bouwregels hebben deze algemene regels voorrang. Leidend bij de beoordeling ervan is de beschrijving van het bebouwingsbeeld, de typering en de waardering van het stadsgezicht in toelichting op het aanwijzingsbesluit – als Bijlage 4 bij de regels opgenomen – in samenhang met het gemeentelijk beleid in de notitie Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten. 5.4.4
Algemene regels
Artikel 23
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 24
Algemene bouwregels
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn tot 0,2 m wel toegestaan. Voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen is een overschrijding tot 1,2 m toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. In het gehele plangebied zijn de ondergrondse parkeergarages die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds aanwezig waren, positief bestemd. Afwijken met een omgevingsvergunning van deze algemene bouwregels worden geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27. Artikel 25
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd. Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is expliciet ook het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan. Afwijken via een omgevingsvergunning van de algemene gebruiksregels, ook de afwijking voor het meest doelmatige gebruik, worden geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
57
Artikel 27
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is het verlenen van een omgevingsvergunning mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera. Ten slotte is het verlenen van een omgevingsvergunning mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak. Een belangrijk element van dit artikel is het afwijken met een omgevingsvergunning van het algemeen gebruiksverbod: burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag het verlenen van de omgevingsvergunning niet leiden tot een bestemmingswijziging. Daarnaast is de bouw van ondergrondse parkeergarages in één laag met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. 5.4.5
Overgangs- en slotregels
Artikel 28
Overgangsrecht
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan. Artikel 29
Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Schilderswijk'
58
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe planologisch-juridische regeling voor een bestaande situatie. Deze regeling gaat uit van consolidering van deze situatie, er zijn geen ontwikkelingen. Er is geen sprake van een plan dat nog dient te worden verwezenlijkt, zodat het aspect van de economische uitvoerbaarheid in die zin niet van toepassing is. Artikel 6.12 Wro verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
59
60
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 7
Overleg en inspraak
Het concept ontwerpbestemmingsplan is op 2 juni 2010 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden. 1. VROM-Inspectie 2. Provincie Zuid-Holland 3. Rijkswaterstaat Dienst Zuid-Holland 4. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten 5. Dunea 6. Hoogheemraadschap van Delfland 7. Politie Haaglanden 8. Brandweer Haaglanden 9. Stadsgewest Haaglanden 10. HTM Infra 11. Veolia Transport 12. Stedin B.V. 13. TenneT Regio West 14. N.V. Nederlandse Gasunie 15. KPN Vast Net 16. Kamer van Koophandel Haaglanden 17. Stichting BOOG 18. Stichting Haagse Gracht 19. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o. 20. Haags Monumentenplatform 21. Stichting Bewonersorganisatie De Paraplu 22. Stichting Bewonersorganisatie "Buurt-Zaam" Van de onder nummer 2, 6, 13, 14 zijn de hier onder genoemde reacties ontvangen. Het advies van de instantie genoemd onder nummer 8 is verwerkt in hoofdstuk 4.2 van de toelichting. Van de overige instanties zijn geen reacties ontvangen. 2. Provincie Zuid-Holland Door de Provincie Zuid-Holland is de volgende reactie ingediend (geciteerd): "Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in het interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is conform dit beleid. Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u voor 1 juli 2008 zijn ingediend, nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden van toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 6ktober 2007 daartoe hebben geboden. Met het oog daarop bericht ik u dat u, indien u over dergelijke verzoeken beschikt, vrijstelling kunt verlenen voor de planonderdeleri waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de instemming hebben van de Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening". Reactie De reactie van de provincie Zuid-Holland wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. Hoogheemraadschap van Delfland Door het Hoogheemraadschap van Delfland is de volgende reactie ingediend (geciteerd): "In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het concept-ontwerpbestemmingsplan Schilderswijk in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland In een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd. Niet instemmen Wij kunnen niet instemmen met het bestemmingsplan. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
61
het beleid van Delfland zoals vermeld In de handreiking watertoets 2007. Deze handreiking is te vinden op onze website (www.hhdelfland.nl/watertoets). Het betreft het thema afvalwater en rioiering. Afvalwater en riolering In het plangebied ligt onder de Valliantlaan, de Wouwermansstraat en de Ferdinand Bolstraat een rioolpersleiding waarvan Delfland eigenaar is. Wij verzoeken u de rioolpersleiding en een 5 m brede onderhoudsstrook aan weerszijden van de leiding als zodanig te bestemmen en vast te leggen op de plankaart. Op de kaart in bijlage 1 is de locatie van de persleiding weergegeven". Reactie Overeenkomstig de reactie is de rioolpersleiding op de plankaart opgenomen en bestemd als Leiding Riool. 13. Tennet Regio West Door Tennet Regio West is de volgende reactie ingediend (geciteerd): "Met uw brief van 2 juni 2010, kenmerk DSO-JZ/2010.75, ontvingen wij in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening een exemplaar van het ter visie gelegde voorontwerp-bestemmingsplan Schilderswijk van uw gemeente. Ons bedrijf is beheerder van het landelijk transportnet voor elektriciteit vanaf 110.000 Volt en is daarmee verantwoordelijk voor de ‘snelwegen’ van het Nederlandse elektriciteitsnet. De in uw gemeente aanwezige hoogspanningsverbindingen maken deel uit van dat omvangrijke netwerk en zijn daarom bij ons bedrijf in beheer. In het plangebied waarop het onderhavige bestemmingsplan van toepassing zal zijn, bevinden zich gedeelten van onze ondergrondse 150.000 Volt kabelverbindingen, te weten de gedeelten gelegen in de Fruitweg, langs de Parallelweg, in De Heemstraat, het Hobbemaplein en de Monstersestraat. Aan de plankaart nr. NL.IMRO.0518.BPOl74EBSchildersw-03CO van 31 mei 2010 ontlenen wij dat de tracés van onze aanwezige kabelverbindingen nog niet geheel zijn aangeduid met de strook met de bestemming “Leiding - Hoogspanning”. Wij verzoeken uw medewerking om de plankaart hierop aan te vullen. Hiervoor hebben wij ter informatie een kopie van de plankaart bijgevoegd, waarop in rood onze kabelverbindingen zijn aangegeven, alsook een afdruk van onze detailtekeningen nrs. WK2736, wijz. A; WK2737, wijz. A; WK2738, wijz. A; WK2739, wijz. B; WK2740, wijz. B; WK2741, wijz. C en WK2742, wijz. B. Zonodig zijn de leggingsgegevens digitaal op te vragen via
[email protected]. In verband met bovenstaand verzoek tot aanvulling van de plankaart verzoeken wij u ook de tekst van paragraaf 2.2.8 - “Kabels en leidingen” op bladzijde 17 van de toelichting aan te vullen met straatnamen De Heemstraat en de Monstersestraat, waarin onze 150 kV-kabelverbindingen zijn gelegen. Verder merken wij op dat in de tekst van artikel 19 - “Leiding-hoogspanning”, lid 19.2, sub a enkele onjuistheden staan, te weten: - “ten dienste” staat 2 maal vermeld; - “hoogspanningsmasten” (dit geldt in geval van bovengrondse verbindingen) wijzigen in “crossbonding-putten”. Verder verzoeken wij u ons bedrijf tijdig bij het overleg te betrekken indien voort vloeiend uit het bestemmingsplan werkzaamheden zich zullen uitstrekken in de richting van onze eigendommen. Mocht u nog vragen hebben over deze brief neem dan gerust contact met ons op. Wij danken u voor het toezenden van het plan en vertrouwen erop dat met onze opmerkingen rekening zal worden gehouden." Reactie Overeenkomstig bovenstaande reactie zijn in paragraaf 2.2.8 de straatnamen 'De Heemstraat en de Monstersestraat' toegevoegd. Ook op de plankaart is deze leiding opgenomen en bestemd als dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. In Artikel 20 Leiding - Hoogspanning (in het conceptontwerp artikel 19.2) is 'ten dienste' verwijderd en is 'hoogspanningsmasten' vervangen door 'crossbonding-putten'.
62
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
In artikel 20 is opgenomen dat alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning zijn toegestaan. Andere gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde die passen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen (bijvoorbeeld het plaatsen van een lichtmast binnen één van de verkeersbestemmingen waar ook de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning van toepassing is) kunnen uitsluitend worden gebouwd indien burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen. In de afwijkingsregels (artikel 20.3) is bepaald dat vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Tennet. Voor het uitvoeren van werkzaamheden is in artikel 20 bepaald dat dit uitsluitend kan met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken of werkzaamheden. In artikel 20.4 is bepaald dat een groot aantal werkzaamheden uitsluitend mag worden uitgevoerd indien een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Voordat een dergelijke vergunning wordt verleend, dient Tennet geraadpleegd te worden om advies. 14. N.V. Nederlandse Gasunie Door de N.V. Nederlandse Gasunie is de volgende reactie ingediend (geciteerd): "In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro heeft u ons bij brief van 2 juni 2010 geïnformeerd over het voorgenoemde bestemmingsplan. Na Inzage van het voorontwerpbestemmingsplan hebben wij de volgende aanmerkingen. De dubbelbestemming 'Leiding-Gas' ook wel belemmerde strook genoemd, dient ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding. Gezien het doel dient de belemmerde strook in principe obstakel vrij te blijven. Hierom zijn binnen de belemmerde strook een aantal werkzaamheden niet zonder meer toegestaan, welke zijn opgenomen in het vergunningstelsel artikel 18.4 onder a. Voor een optimale waarborging verzoeken wij u artikel 18.4 onder a, uit te breiden met onderstaande werkzaamheden; • Het indrijven van voorwerpen in de bodem; • Het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair." Reactie Per 1 oktober 2010 is de aanlegvergunning opgegaan in de Wabo en vervangen door de term "Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden". In artikel 19.4 zijn overeenkomstig bovenstaande reactie de werkzaamheden "Het indrijven van voorwerpen in de bodem" en "Het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair" toegevoegd.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
63
64
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlagen
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
65
66
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 1 Risicoberekening gastransportleidingen
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
67
68
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Haaglanden
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
69
70
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 3 Bezonningsonderzoek - basis
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
71
72
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 4 Bezonningsonderzoek - optimalisatie
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
73
74
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Regels
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
75
76
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1
plan:
het bestemmingsplan Schilderswijk van de gemeente Den Haag. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0518.BP0174ESchildersw-40ON met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen. 1.3
aanbouw:
een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw. 1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6
aan-huis-gebonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen. 1.7
aan-huis-gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen. 1.8
atelier:
werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden. 1.9
baliefunctie:
een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw. 1.10
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
77
1.11
bebouwingsgrens:
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen. 1.12
bebouwingspercentage:
een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages. 1.13
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van prostitutie-inrichtingen. 1.14
belwinkel:
een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid. 1.15
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en met uitzondering van parkeerruimte. 1.16
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak. 1.17
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.18
bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat architectonisch en functioneel ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw. 1.19
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.20
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak. 1.21
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
78
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
1.22
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.23
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel. 1.24
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.25
bruto-vloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages. 1.26
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.27
culturele voorzieningen:
voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. 1.28
cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):
de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte. 1.29
dak:
iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw. 1.30
dakopbouw:
bebouwing welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning en daarvan deel uitmaakt. 1.31
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen belwinkels, internetcafés, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; eveneens is daaronder niet begrepen het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
79
1.32
detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in personenauto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen, machinerieën ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en machines. 1.33
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, kleinschalige kantoren, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven. 1.34
dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. 1.35
eerste bouwlaag:
de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt. 1.36
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw. 1.37
escortbedrijf:
een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend. 1.38
garagebedrijf:
een inrichting, waarin of van waaruit op bedrijfsmatige wijze het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren, opslaan of proefdraaien van motorvoertuigen plaatsvindt. 1.39
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.40
geluidgevoelige functies:
functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen. 1.41
groenvoorziening:
groen niet behorende tot natuurgebied of stedelijke groene hoofdstructuur. 1.42
grondoppervlakte van bebouwing:
de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.
80
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
1.43
herbouwen:
het opnieuw bouwen met gelijke afmetingen, een gelijk aantal bouwlagen, een zelfde situering en op dezelfde wijze ontsloten als de oorspronkelijke bebouwing. 1.44
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen. 1.45
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.46
hoofdverkeerswegen:
rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. 1.47
horeca-inrichting:
een inrichting, in zijn algemeenheid gericht op de bedrijfsmatige verstrekking van dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Binnen deze definitie worden de volgende categorieën in horeca-inrichtingen onderscheiden: categorie I: horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen minder dan 30 punten zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk, althans voor een substantieel gedeelte, gericht zijn op het winkelend publiek en waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met overwegend alcoholvrije dranken. De openingstijden liggen maximaal tussen 07.00 uur en 19.00 uur en één avond per week tot maximaal 22.00 uur. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen ijssalons, broodjeszaken, croissanteries, lunchrooms, patisserieën en konditoreien; categorie II: horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 30 punten of meer, doch minder dan 40 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en kleine etenswaren, al dan niet in combinatie met de verstrekking van alcoholvrije en/of alcoholhoudende dranken. De bezoekersfrequentie omvat met name ook de avonduren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen in het algemeen restaurants, petit-restaurants, restauraties, crèperieën, pannenkoekenhuizen, poffertjeszaken, cafetaria's/snackbars, shoarmazaken, coffeeshops, koffiehuizen, theehuizen en poolcentra; categorie III: horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 40 punten of meer, doch minder dan 50 zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de bedrijfsvoering gericht is op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren. Daarnaast vallen binnen deze categorie ook bepaalde lichtere vormen van horeca die door een van de standaard afwijkende wijze van exploitatie een grotere invloed op de omgeving hebben.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
81
Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen café's, eetcafé's, afhaalwinkels/maaltijdbezorging, ontmoetingscentra, alsmede broodjeszaken, cafetaria's/snackbars en ijssalons, met openingstijden tot in de nachtelijke uren; categorie IV: horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende Staat van Horeca-inrichtingen 50 punten of meer zijn toebedeeld. In het algemeen betreft het horeca-inrichtingen waarvan de bedrijfsvoering is gericht op de verstrekking van (alcoholhoudende) dranken, al dan niet in combinatie met het geven van gelegenheid tot het dansen op mechanische en/of levende muziek. Ook inrichtingen, waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen, in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende dranken en/of al dan niet ter plaatse bereide etenswaren behoren tot deze categorie. Deze bedrijven hebben in het algemeen een hoge bezoekersfrequentie in de avond- en nachtelijke uren. Inrichtingen die onder deze categorie vallen betreffen ondermeer discotheken en bedrijven gericht op zalenexploitatie. 1.48
installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:
installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten. 1.49
internetcafé/-gelegenheid:
een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke). 1.50
kantoor:
een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van het gebouw is toegestaan. 1.51
kap of kapverdieping:
een ruimte in een gebouw, die door tenminste twee schuine dakschilden, te bouwen onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan onderscheidenlijk 0,20 m en 1,20 m, tenzij in de regels anders is bepaald. 1.52
kiosk:
een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt. 1.53
luifel
afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden. 1.54
nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
82
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
1.55
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen. 1.56
ontheffingsbesluit:
het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden, behorende bij dit bestemmingsplan. 1.57
overbouwing/onderdoorgang:
een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht. 1.58
paddoshop:
een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht. 1.59
parkeervoorziening:
voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage met bijbehorende in- en uitgangen, parkeerkelder, parkeerdek of autobox. 1.60
peil:
a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg; b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP. 1.61
plangrens:
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan. 1.62
plankaart:
de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Schilderswijk. 1.63
plint:
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin. 1.64
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling. 1.65
prostitutie-inrichting:
een bouwwerk, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
83
1.66
recreatie:
een inrichting, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het houden van bijeenkomsten van recreatieve, culturele aard en/of voor tentoonstellingen en/of filmvertoningen, toneel of daarmee verwante voorstellingen en/of voor het bieden van amusement en/of voor het dansen en/of voor het beoefenen van sport c.q. muziek, al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, alsmede inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn voor het gebruik door anderen dan de eigenaar of houder. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd. 1.67
rijksbeschermd stadsgezicht:
een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet. 1.68
rijstrook:
een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook. 1.69
seksclub:
een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt. 1.70
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting en een seksclub. 1.71
sekswinkel:
een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard. 1.72
sportvoorziening:
een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties, waarbij aanvullend ook kinderopvang in een deel van de bebouwing is toegestaan. Meerdere van de hier genoemde functies komen in de praktijk voor in combinatie met een horeca-inrichting in een van de categorieën zoals elders in dit artikel gedefinieerd. 1.73
staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:
de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging behorende bij dit bestemmingsplan. 1.74
staat van horeca-inrichtingen:
de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan. 1.75
straat met doorgaande rijbaan:
doorgaande rijbanen voor verkeer in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten.
84
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
1.76
terrein:
een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd. 1.77
verblijfs-/woonstraten:
rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen. 1.78
verblijfsgebied:
een aaneengesloten ruimtelijk samenhangend gebied waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. 1.79
voorgevelrooilijn:
a. de denkbeeldige lijn welke wordt gevormd door de krachtens deze voorschriften toegelaten bebouwing, in het geval langs een wegzijde geen bebouwing aanwezig is; b. langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft. 1.80
waterkering:
natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie. 1.81
waterstaatkundige werken:
werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers. 1.82
weg:
alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen. 1.83
welzijnsvoorzieningen:
voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, onderwijs, kunst en sociaal cultureel werk, waaronder begrepen peuterspeelzalen en kindercentra (kinderopvang en buitenschoolse opvang); onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening, alsmede levensbeschouwelijke voorzieningen. 1.84
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een bedrijf en/of beroep aan huis.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
85
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:
de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens. 2.2
bebouwingspercentage:
het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de plankaart, dat ten hoogste mag worden bebouwd. 2.3
bouwdiepte:
vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk. 2.4
(bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.6
goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7
inhoud van gebouwen:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen. 2.8
lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren). 2.9
oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
86
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van: a. bedrijven in de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging; b. horeca als onderdeel van een bedrijf zoals bepaald onder a; c. onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" op de plankaart; d. parkeervoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen, groen en water. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak mogen uitsluitend niet voor bewoning bestemde bedrijfsgebouwen worden gebouwd. b. de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. bijgebouwen mogen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de hoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m; 2. het maximum oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer dan 30 m2 mag bedragen. d. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” op de plankaart dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping. 3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. voor erf- en/of terreinafscheidingen 3 meter; b. voor palen en masten 6 meter; c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter. 3.3
Specifieke gebruiksregels
a. de onder lid 3.1 genoemde bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels. b. horeca is uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan en ten dienste van bedrijven, zoals een bedrijfskantine. 3.4
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 3.3 voor bedrijven die niet behoren tot de categorieën A en B van de staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, danwel niet voorkomen op deze staat, voor zover deze bedrijven naar hun aard en milieuhygiënische invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die wel behoren tot danwel wel niet voorkomen op de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
87
Artikel 4 4.1
Cultuur en Ontspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. atelier; b. creativiteitscentrum; c. badhuis; d. culturele voorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. van de gronden mag ten hoogste het op de plankaart aangegeven percentage worden bebouwd dan wel, indien op de plankaart een bouwvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd. b. de goothoogte en nokhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. 4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d. e.
88
voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter; voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; voor speelvoorzieningen 5 meter; voor palen en masten 8 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 5 5.1
Gemengd-1
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. belwinkels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "belwinkel" op de plankaart; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen; e. wonen; f. parkeervoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b. de goot- en nokhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. aan- en bijgebouwen mogen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de hoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 2. de bouwhoogte van aanbouwen de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 0,25 m mag overschrijden; 3. de maximum oppervlakte van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m2 en niet meer dan 50% van het erf van een bouwperceel mag bedragen. 5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d. 5.3
voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter; voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; voor palen en masten 6 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter. Specifieke gebruiksregels
a. het gebruik van gebouwen voor andere functies dan wonen is uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag, met uitzondering van het bepaalde onder b, c en d. b. het gebruik van gebouwen aan het Paletplein voor andere functies dan wonen is toegestaan op de begane grond en eerste verdieping. c. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca" mogen gebouwen ook op de eerste verdieping voor horeca in ten hoogste categorie III van de staat van horeca-inrichtingen worden gebruikt. d. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel" mogen gebouwen ook op de eerste verdieping voor detailhandel worden gebruikt. e. het gebruik van gebouwen voor wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping(en), met uitzondering van het bepaalde onder f. f. ter plaatse van de functieaanduiding "wonen" mogen gebouwen ook op de begane grondlaag gebruikt worden voor wonen.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
89
Artikel 6 6.1
Gemengd-2
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
atelier; bedrijven in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging; belwinkels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "belwinkel" op de plankaart; culturele voorzieningen; dienstverlening; detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" op de plankaart; drugsopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "drugsopvang" op de plankaart; garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "garage" op de plankaart; horeca in de categorieën I en II van de staat van horeca-inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding "horeca" op de plankaart; j. kantoor; k. levensbeschouwelijke voorzieningen; l. sportvoorzieningen; m. speelvoorzieningen; n. welzijnsvoorzieningen; o. wonen; p. onderdoorgang, ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" op de plankaart; q. parkeervoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen. 6.2
Bouwregels
6.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b. de goot- en nokhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. aan- en bijgebouwen mogen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de hoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 2. de bouwhoogte van aanbouwen de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 0,25 m mag overschrijden; 3. de maximum oppervlakte van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m2 en niet meer dan 50% van het erf van een bouwperceel mag bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder 4; 4. ter plaatse van het bestemmingsvlak grenzend aan de Hobbemastraat, Van Mierisstraat, Gerard Doustraat en Teniersstraat geen aanbouwen mogen worden gebouwd; 5. ter plaatse van het bestemmingsvlak grenzend aan de Hobbemastraat, Van Mierisstraat, Gerard Doustraat en Teniersstraat de maximum oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10% van het erf van een bouwperceel mag bedragen. d. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” op de plankaart dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping. 6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter;
90
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
b. c. d. e. f. 6.3
voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; voor terreinafscheidingen van scportvoorzieningen 5 meter in afwijking van het gestelde onder a en b voor speelvoorzieningen 3 meter; voor palen en masten 10 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter. Specifieke gebruiksregels
a. het gebruik van gebouwen voor andere functies dan wonen is uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag, met uitzondering van het bepaalde onder b; b. ter plaatse van de aanduiding "gemengd" mogen gebouwen ook op verdieping(en) gebruikt worden voor 1. culturele voorzieningen; 2. horeca in ten hoogste categorie III van de staat van horeca-inrichtingen. c. bedrijven zijn toegestaan in de categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
91
Artikel 7 7.1
Gemengd-3
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvoorzieningen; b. speelvoorzieningen; c. welzijnsvoorzieningen; d. recreatie; e. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen; f. parkeerplaatsen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen. 7.2
Bouwregels
7.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. 7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d. e.
92
voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter; voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; voor speelvoorzieningen 3 meter; voor palen en masten 8 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 8 8.1
Gemengd-4
Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd-4 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
8.2
openbaarvervoermuseum; opslag van pekel; horeca in de categorieën I en II van de staat van horeca-inrichtingen; recreatie; twee bedrijfswoningen; trambanen; parkeervoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen. Bouwregels
8.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. 8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d.
voor erf- en/of terreinafscheidingen 4 meter; voor speelvoorzieningen 3 meter; voor palen en masten 8 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
93
Artikel 9 9.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. park (stads-, wijk- en buurtpark); b. plantsoen; c. grasvelden, gazons en speel- en ligweide; d. bomen en planten, boomvakken en plantenvakken; e. waterlopen en waterpartijen; f. kinderboerderijen, al dan niet ter plaatse van de aanduiding "kinderboerderij"; g. in- en uitgang van een parkeergarage; h. (ontsluitings)wegen; i. voet-, fiets- en ruiterpaden; j. speelvoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen. 9.2
Bouwregels
9.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goot en nokhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven d. ter plaatse van de aanduiding "kinderboerderij" op de plankaart mag een kinderboerderij gebouwd worden gebouwd, waarvan de goot- en nokhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 en 8 meter en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2. e. de hoogte van bijgebouwen op het erf van een kinderboerderij mag niet meer bedragen dan 3,5 m. f. de maximum oppervlakte van bijgebouwen op het erf van een kinderboerderij mag niet meer bedragen dan 30 m2. 9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
94
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 10 10.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. kinder- en buitenschoolse opvang; c. parkeerplaatsen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b. de goothoogte en hoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. bijgebouwen mogen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de hoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m; 2. het maximum oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel niet meer dan 30 m2 mag bedragen. 10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter; b. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
95
Artikel 11 11.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. welzijnsvoorzieningen; b. levensbeschouwelijke voorzieningen; c. speelvoorzieningen; d. sportvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "sport" op de plankaart; e. dienstwoningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding "wonen" op de plankaart; f. parkeervoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen. 11.2
Bouwregels
11.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. van de gronden mag ten hoogste het op de plankaart aangegeven percentage worden bebouwd dan wel, indien op de plankaart een bouwvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd. b. de goothoogte en hoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. bijgebouwen mogen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de hoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 2. het maximum oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m2 mag bedragen. 11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d.
96
voor erf- en/of terreinafscheidingen 3 meter; voor speelvoorzieningen 5 meter; voor palen en masten 6 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 12 12.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvoorzieningen; b. kinderopvang; c. horeca in de categorieën I en II van de staat van horeca-inrichtingen; d. onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" op de plankaart; e. parkeerplaatsen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, terreinen, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen. 12.2
Bouwregels
12.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b. de goothoogte en nokhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" op de plankaart, moet een onderdoorgang in stand worden gehouden 12.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d. e.
voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter; voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; voor speelvoorzieningen 3 meter; voor palen en masten 6 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
97
Artikel 13 13.1
Verkeer - Hoofdverkeersweg
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Hoofdverkeersweg aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. hoofdverkeerswegen; b. openbaarvervoerstroken en -banen; c. voet- en fietspaden; d. parkeerplaatsen; e. in- en uitgang van een parkeergarage één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen. 13.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, etcetera, ten dienste van de bestemming toegestaan.
98
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 14 14.1
Verkeer - Openbaar vervoer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. trambanen en tramhaltes; één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen. 14.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
99
Artikel 15 15.1
Verkeer - Straat
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Straat aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. straten met doorgaande rijbanen; b. openbaarvervoerstroken en -banen; c. voet- en fietspaden; d. parkeerplaatsen; één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen. 15.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan.
100
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 16 16.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voet- en fietspaden; b. parkeerplaatsen c. speelvoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen. 16.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals verkeersgeleiders, luifels, wind- en terrasschermen en kunstobjecten toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. voor terrasschermen 2 meter; b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 meter.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
101
Artikel 17 17.1
Verkeer - Verblijfsstraat
Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsstraat aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
voet- en fietspaden; verblijfs-/woonstraten; parkeerplaatsen speelvoorzieningen; terrassen; horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca"op de plankaart; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. de hoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding "horeca" mag niet meer bedragen dan 3 m. b. de oppervlakte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding "horeca" mag niet meer bedragen dan 40 m². 17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, luifels, wind- en terrasschermen en kunstobjecten toegestaan. 17.3
Specifieke gebruiksregels
a. uitsluitend aangrenzend aan gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca" zijn terrassen toegestaan.
102
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 18 18.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. bedrijven in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging ter plaatse van de aanduidingen "bedrijf" en "gemengd" op de plankaart; c. culturele voorziening ter plaatse van de aanduiding “gemengd” op de plankaart d. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" op de plankaart; e. dienstverlening ter plaatse van de aanduidingen "dienstverlening" en "gemengd" op de plankaart; f. garagebedrijven ter plaatse van de aanduiding "garagebedrijf" op de plankaart; g. horeca in de categorieën I tot en met III van de staat van horeca-inrichtingen ter plaatse van de aanduiding "horeca" op de plankaart; h. kantoren ter plaatse van de aanduidingen "kantoor" en "gemengd" op de plankaart; i. levensbeschouwelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" op de plankaart; j. onderdoorgang, ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" op de plankaart; k. sportschool ter plaatse van de aanduiding "sport" op de plankaart; l. welzijnsvoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen "maatschappelijk" en "gemengd" op de plankaart; m. parkeervoorzieningen; één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, wegen en paden, groen, water en overige voorzieningen. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. b. de goothoogte en nokhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. c. aan- en bijgebouwen, waaronder mogen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat: 1. de hoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3,5 m. 2. de bouwhoogte van aanbouwen de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met niet meer dan 0,25 m mag overschrijden; 3. de maximum oppervlakte van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 30 m2 en niet meer dan 50% van het erf van een bouwperceel mag bedragen. d. ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” op de plankaart dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping. 18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt: a. b. c. d.
voor erf- en/of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn 2 meter; voor erf- en/of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 meter; voor speelvoorzieningen 3 meter; voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.
18.3
Specifieke gebruiksregels
a. het gebruik van gebouwen voor andere functies dan wonen is uitsluitend toegestaan op de beganegrondlaag. bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
103
b. bedrijven zijn toegestaan in categorie A van de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
104
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 19 19.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen. 19.2
Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de op de plankaart aangeduide zone van de bestemming Leiding - Gas gelden de volgende regels: a. ten behoeve van de gastransportleiding zijn bouwwerken toegestaan; b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn, voor zover deze met de bestemming Leiding - Gas samenvallen en in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van deze bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan. 19.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid onder b, met dien verstande dat: a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de gastransportleiding; b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder; c. het bepaalde in de bouwregels van de bestemming die met de bestemming Leiding - Gas samenvalt, in acht wordt genomen. 19.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
a. Het is verboden op of in de voor Leiding - Gas aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland; 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn; 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen; 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds; 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering. 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem; 9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair." b. De onder a genoemde verboden gelden niet: 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden; 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd; 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
105
toelaatbaar, indien en voor zover deze: 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding; 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder; 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
106
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 20 20.1
Leiding - Hoogspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van: a. ondergrondse hoogspanningsverbinding; één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde en overige voorzieningen. 20.2
Bouwregels
Voor het bouwen binnen de op de plankaart aangeduide zone met de bestemming Leiding Hoogspanning gelden de volgende regels: a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten en crossbonding-putten toegestaan. b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan. 20.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 2 onder b onder de voorwaarde dat: 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen; 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding; 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen. 20.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland; 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn; 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen; 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds; 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen; 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering. b. De onder a genoemde verboden gelden niet: 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden; 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd; 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
107
uitvoering zijn genomen. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze: 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding; 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding; 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
108
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 21 21.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolwaterpersleiding, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en overige voorzieningen. 21.2
Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de op de plankaart aangeduide zone van de bestemming Leiding - Riool gelden de volgende regels: a. ten behoeve van de rioolwaterpersleiding zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan; b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn, voor zover deze met de bestemming Leiding - Riool samenvallen en in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van deze bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan. 21.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het tweede lid onder b, met dien verstande dat: a. het bouwen van gebouwen/bouwwerken, geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de rioolwaterpersleiding; b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder; c. het bepaalde in de bouwregels van de bestemming die met de bestemming Leiding - Riool samenvalt, in acht wordt genomen. 21.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
a. Het is verboden op of in de voor Leiding - Riool aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland; 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn; 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen; 6. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds; 7. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering. b. De onder a genoemde verboden gelden niet: 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden; 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd; 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze: 1. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding; bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
109
2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder; 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.
110
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 22 22.1
Waarde - cultuurhistorie
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de (cultuurhistorische) waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht, zoals beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit, opgenomen in Bijlage 4 van het plan. 22.2
Bouwregels
Voor het bouwen binnen de bestemming Waarde - cultuurhistorie gelden de volgende regels: a. het bouwen binnen de grenzen van het rijksbeschermd stadsgezicht moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in het eerste lid; b. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) ten doel hebben het herstel van de oorspronkelijke waarden van de betreffende bouwwerken; c. het bepaalde onder a heeft, bij strijdigheid daarmee, voorrang op de bouwregels van de bestemming die met de bestemming Waarde - cultuurhistorie samenvalt en op de algemene bouw- en afwijkingsregels; d. het bepaalde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen van de monumentencommissie. 22.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning in het gebied dat op de plankaart voor Waarde - cultuurhistorie is aangewezen de buitenkant van gevels en muren die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn te pleisteren of op soortgelijke wijze te behandelen. b. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toegestaan als zij de cultuurhistorische waarden als bedoeld in het eerste lid niet onevenredig schaden of als deze door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen worden veiliggesteld. c. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing voor zover de werken en/of werkzaamheden: 1. hetzij noodzakelijk zijn en niet afwijken van het normale beheer, onderhoud of gebruik; 2. hetzij ten dienste staan van de instandhouding of voltooiing van werken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen dan wel geacht moeten worden te bestaan of in uitvoering te zijn genomen; 3. hetzij van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
111
112
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 3 Artikel 23
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
113
Artikel 24
Algemene bouwregels
a. het bouwen mag niet plaatsvinden met overschrijding van de aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, tenzij in de regels anders is bepaald; b. het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor ondergeschikte bouwdelen mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en zich op een minimale hoogte van 2,40 m of, voor zover deze bebouwing boven een rijstrook is gelegen, zich op een minimale hoogte van 4,20 m bevindt; c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is eveneens toegestaan, voorzover het ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten, betreft; d. het is toegestaan om installaties voor mobiele telecommunicatie te plaatsen op gebouwen, die niet als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of niet zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht. e. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn, voor zover er geen sprake is van een kantoor- of bedrijfsbestemming, verboden op alle niet onder d genoemde gebouwen. f. indien in de regels een bebouwingspercentage of een bouwvlak is aangegeven, mag er daarbinnen in één bouwlaag beneden peil worden gebouwd. g. binnen de geometrisch bepaalde vlakken, welke onderdeel uitmaken van dit plan zijn bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 toegestaan. h. ten behoeve van de bestemmingen, waarbij binnen een van dit plan deel uitmakend geometrisch bepaalde vlak een bouwperceel met een bouwvlak is opgenomen, zijn bouwwerken ten behoeve van de inzameling van afval toegestaan. i. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft: 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting; 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen. j. binnen de geometrisch bepaalde vlakken welke onderdeel uitmaken van dit plan is straatmeubilair toegestaan; k. het is toegestaan om binnen de bestemmingen gebouwen ten behoeve van de opslag van speelvoorzieningen te bouwen met een maximale oppervlakte van 30 m2. l. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan 1. indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, uitgaande van langsparkeren en ten minste 2,40 m bij 5,00 m in geval van haaks parkeren; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan trottoir grenst, ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt. m. ondergrondse parkeergarages met de daarbij behorende in- en uitgangen die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig waren, mogen worden herbouwd. n. Het bevoegd gezag kan binnen het invloedsgebied van de leiding als bedoeld in artikel 19 met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan: 1. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken; 2. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte; 3. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen; 4. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
114
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 25
Algemene gebruiksregels
a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. b. Tot verboden gebruik wordt, tenzij in de regels anders is bepaald, in ieder geval gerekend: 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf, de verkoop en opslag van vuurwerk of een belwinkel; Voor de toepassing van deze regels ten aanzien van horeca-inrichtingen wordt uitgegaan van de in artikel 1 opgenomen definitie van horeca-inrichting en de daarin aangegeven categorie-indeling, gebaseerd op de staat van horeca-inrichtingen, opgenomen als bijlage bij deze regels. c. Indien binnen één horeca-inrichting sprake is van meerdere bedrijfssoorten en/of van andere combinaties van bedrijfssoorten dan is aangegeven in de staat van horeca-inrichtingen, wordt voor de puntentoedeling en de categorie-indeling uitgegaan van de bedrijfssoort met de hoogste puntentoedeling. d. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort; e. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het stallen op parkeren van fietsen en bromfietsen en voor het laden of lossen van goederen, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in de bijlage van de regels in deze behoefte zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. f. In of bij een woning is de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
115
Artikel 26
Algemene aanduidingsregels
Binnen de op de plankaart aangegeven “veiligheidszone – bevi” mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
116
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Artikel 27
Algemene afwijkingsregels
a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten behoeve van: 1. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, bouwhoogten, perceelgrensafstanden, en bebouwde oppervlakten met maximaal 15%; 2. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijks beschermd stadsgezicht, mits het monumentale karakter van de bebouwing en/of het ensemble waar de bebouwing deel van uitmaakt niet in onevenredige mate wordt aangetast 3. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak; 4. het bouwen van ondergrondse parkeergarages in één laag; 5. een fietsenberging, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 2 m bedraagt; 6. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2; 7. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en vergelijkbare vervoermiddelen. De omgevingsvergunning kan voor een bepaalde termijn worden verleend. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden afgegeven; 8. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, die in het belang zijn voor een meer verantwoorde ruimtelijke of technische plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein tot een maximum van 3 m. 9. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval; 10. kunst- en reclameobjecten; 11. een horeca-inrichting waarbij uit nadere toetsing aan de in de staat van horeca-inrichtingen opgenomen criteria blijkt dat de betreffende inrichting qua puntentoebedeling afwijkt van de in die staat aangenomen score en de daarbij behorende categorie-indeling met dien verstande dat: Ÿ voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de ambtelijke toetsingscommissie horeca; Ÿ de desbetreffende horeca-inrichting door het verlenen van de omgevingsvergunning geacht wordt te behoren tot de met de puntentoebedeling corrresponderende categorie. Ÿ de vestiging en exploitatie van detailhandel in (consumenten)vuurwerk met de daarbij behorende opslag ter plaatse van de aanduiding detailhandel of binnen een gemengde bestemming waarbinnen detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat: 12. de opslag niet meer mag bedragen dan 1.000 kg; Ÿ het totaal aantal vestigingen in Den Haag met een toegestane opslag van 1.000 kg niet meer mag bedragen dan 68 en het totaal aantal vestigingen in het stadsdeel Centrum niet meer mag bedragen dan 14; Ÿ detailhandel in vuurwerk uitsluitend op de beganegrondlaag en ondergronds is toegestaan; Ÿ het gebruik voor detailhandel in vuurwerk mag worden veranderd in een gebruik overeenkomstig de bestemming; Ÿ het gebruik voor detailhandel in vuurwerk niet mag worden hervat indien het na de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning voor een periode langer dan een jaar is onderbroken en/of indien toepassing is gegeven aan het bepaalde onder het vierde gedachtestreepje. Ÿ voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, advies wordt ingewonnen van de regionale brandweer; b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in het plan opgenomen gebruiksregels wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
117
118
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Hoofdstuk 4 Artikel 28 28.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Eenmalig kan afgeweken worden met een omgevingsvergunning van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk, als bedoeld onder a, met maximaal 10%. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 28.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
119
Artikel 29
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Schilderswijk.
Bijlagen
120
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 1 Staat van Horeca-inrichtingen
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
121
122
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 2 Staat van bedrijven bij functiemenging
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
123
124
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 3 Parkeernormen
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
125
126
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Bijlage 4 Toelichting rijksbeschermd stadsgezicht 's-Gravenhage-Centrum Inleiding In het hierna volgende zal nader worden ingegaan op aard en gewicht van die belangen voor het beschermde gebied als geheel zowel als voor de samenstellende delen. De 'nadere typering van te beschermen waarde' is een letterlijke weergave van paragraaf 5 uit de toelichting op de aanwijzing van het centrum van Den Haag tot rijksbeschermd stadsgezicht. Nadere typering te beschermen waarden In het gehele beschermde gebied is de historisch-ruimtelijke structuur dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen, in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse van belang. Het aanwijzingsbelang is in grote delen van het beschermde gebied hiertoe beperkt: een aantal stadsvernieuwingsgebieden in het Spuikwartier en een deel van het per traditie aan voortdurende veranderingen onderhevig citygebied. […] In het overige deel van het beschermde stadsgezicht, in het bijzonder de reeds eerder als zodanig aangewezen gebieden, is het historisch karakter in nog ruimere mate bewaard gebleven. Daar zijn bovendien de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en in het algemeen ook de vormgeving van de bebouwing van betekenis. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw en daarmee het stedelijke karakter zijn de aan alle zijden gesloten bouwblokken waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuinen liggen besloten, duidelijk afgeschermd van de openbare ruimte. Waar plaatselijke bebouwing ontbreekt vormen tuinmuren, veelal voorzien van poorten of hekwerken de scheiding met de openbare ruimte. Bij de grotere bouwblokken worden de binnenterreinen meestal ontsloten door smalle steegjes of poorten in gesloten randbebouwing waarachter niet zelden een intiem hofje of een kerk- of schoolgebouw schuilgaat. In een enkel geval wordt de gevelwand onderbroken door een voorhof, zoals bij het Oude Hof en enkele voorname patriciërshuizen [in het plangebied bijvoorbeeld het huidige Amicitia]. Tussen een aantal langgerekte maar minder diepe bouwblokken lopen uitgesproken achterstraten waaraan allerlei bijgebouwen (koetshuizen) en erfscheidingen van de bebouwing aan de hoofdstraat zijn gesitueerd. […] De bouwblokken zijn in het algemeen ongeveer haaks op de openbare ruimte verkaveld behalve daar waar sterke krommingen en schuine straathoeken dat verhinderen. De verdere verkaveling van de binnenterreinen is daarvan afgeleid. Vooral in het Spuikwartier en in het Kortenbos werden die binnenterreinen in de 19de eeuw volgebouwd met hofjes van eenvoudige arbeiderswoningen waarvan er nog enkele resteren. De oudere liefdadigheidshofjes zijn daarentegen overwegend met de toegangszijde aan de straat gesitueerd van waaruit een monumentale poort toegang geeft tot een stemmige binnenhof, in het plangebied bijvoorbeeld het Hofje van Nieuwkoop en 't Hooftshofje. In de verkaveling doen zich deels al van oudsher, deels door latere verkaveling grote verschillen voor in breedte, diepte en omvang in het algemeen. Hoewel een duidelijk verkavelingsystematiek zich moeilijk laat ontdekken, lijkt het geheel herleidbaar tot een basisbreedte van vijf à zes meter voor het gewone woonhuisperceel. Bij de vele patriciërshuizen en bijzondere gebouwen in Den Haag bedraagt de perceelbreedte veelal een meervoud daarvan. Het meest fijnmazig is verkaveling in de oudste delen van de burgernederzetting rond de Grote of Sint Jacobskerk, het Spuikwartier en de Denneweg, het ruimst in het hofkwartier, het Willemspark en de zone Prinsegracht – Grote Marktstraat. De verkavelingsverschillen weerspiegelen zich navenant in het bebouwingsbeeld dat plaatselijk grote schaalvariaties vertoont maar anderzijds ook een betrekkelijk homogene hoofdindeling. In meerderheid telt de bebouwing twee à drie bouwlagen van onderling verschillende hoogte onder een betrekkelijk lage kap. In veel gevallen komt daarbij de derde en gewoonlijk laagste verdieping alleen aan de straatzijde voor. De statige panden in het hofkwartier en in het plangebied aan de Prinsegracht en incidenteel in de rest van de binnenstad hebben bovendien vaak een souterrain en plaatselijk komen 19de-eeuwse panden voor met een lage parterre en daarboven twee hogere verdiepingen. Tot de 20ste eeuw werd in Den Haag in niet meer dan vier lagen gebouwd, zowel in het centrum als in de stadsuitbreidingen. […] Overigens varieert de bebouwingshoogte in het algemeen meer door de per pand vaak verschillende verdiepingshoogte dan door het aantal verdiepingen zodat het geen uitzondering is dat een pand van twee bouwlagen even hoog of zelfs hoger is dan een belendend pand van drie lagen. Bebouwing in minder dan twee lagen komt aan de openbare straten slechts sporadisch voor, op besloten
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
127
binnenterreinen echter des te meer. In beide gevallen betreft het meestal hofjes, al dan niet van liefdadigheid, en in een aantal achterstraten bijgebouwen van uiteenlopende aard. Daar het bebouwingsbeeld sterk wordt gedomineerd door 18de- en 19de-eeuwse lijstgevels manifesteert de variërende bouwhoogte zich meer in de pandsgewijs verspringende gootlijsten dan in de hoogte van de kappen die daar deels achter schuilgaan en in het gevelbeeld een tamelijk ondergeschikte rol spelen. Het is voornamelijk aan grotere (bredere) openbare ruimten en op straathoeken dat de kappen van de gebouwen een beduidende rol spelen in het ruimtelijk beeld. In het algemeen hebben de smallere panden een met pannen gedekt schilddak met de nok haaks op de straat, de bredere een dwarskap evenwijdig aan de straat of een omlopend of afgeplat schilddak. De hofjes en andere vormen van laagbouw hebben meestal een langgerekt schild- of zadeldak. De dakhelling bedraagt zelden meer dan 45 graden. […] De voorgevels zijn overwegend symmetrisch ingedeeld in drie of vijf (soms zeven) traveeën met verticaal geplaatste openingen. Bij de eenvoudiger woon- en winkelpanden overheerst de driedeling, bij de voornamere huizen een indeling in vijf of meer traveeën, veelal geleed door pilasters of lisenen en geaccentueerd door een geprononceerde ingangspartij in het midden. De vele bijzondere gebouwen en complexen hebben dikwijls een afwijkende gevelindeling maar daarbij is meestal sprake van een zekere verticale geleding. De gevels zijn overwegend in baksteen opgetrokken, afwisselend in schoon metselwerk en pleisterwerk of combinaties van beide. Kroonlijsten, kozijnen, deuren, ramen en eventuele balkons zijn in hout uitgevoerd en geschilderd. […] Het karakter van de openbare ruimte is sterk beïnvloed door de grootstedelijke ontwikkeling van Den Haag sedert het midden van de 19de eeuw. Daardoor wordt het dwarsprofiel van de hoofdstraten gedomineerd door de verkeersfunctie en vooral door het openbaar vervoer, in het plangebied de Jan Hendrikstraat en de Torenstraat. In de meeste straten is de indeling van het dwarsprofiel dan ook niet van bijzonder belang. Voor zover daar nog sprake van is, is de historische waarde gelegen in de nog tamelijk strakke belijning van de in het profiel aanwezige gebruikszones en in het verband tussen die indeling en de verdere ruimtelijke inrichting. In sommige straten is alleen de driedeling trottoir – rijweg – trottoir nog aanwezig waarbij de rijweg is geasfalteerd en verder opgedeeld in tramlijnen, busbanen, rijstroken en parkeerstroken. In andere, en vooral de bredere, resteert langs de voorgevelrooilijnen vaak nog een particuliere stoepenzone, gekenmerkt door per perceel verschillende vormgeving en geaccentueerd door natuurstenen trappartijen, stoeppalen en ijzeren hekwerken en kettingen. Voor zover de rijbanen niet zijn geasfalteerd bestaat het gebruikelijke bestratingsmateriaal uit gebakken klinkers, hier en daar afgewisseld door natuurstenen kasseien. Van belang zijn vooral de dwarsprofielen over de grachten en hun belendende kaden, die de omtrek van de binnenstad markeren. De grachten en hun belendende kaden in het plangebied – de Noordwal, de kade Bij de Westermolens en de Lijnbaan – vallen echter buiten het beschermd stadsgezicht. Wel speelt in het dwarsprofiel van een aantal gedempte grachten – in het plangebied de Prinsegracht – de boombeplanting een belangrijke rol.
128
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
Eindnoten
1. Bron inventarisatie winkels, horeca en dienstverlening: Locatus, zomer 2009
bestemmingsplan "Schilderswijk" (ontwerp)
129