RIS085855_29-05-2001
rv 142
Dienst Stadsbeheer nr. DSB/2001.146 RIS 85855_010522 Den Haag, 22 mei 2001 Aan de gemeenteraad
Afwijking milieukwaliteitseisen Scheveningen Haven. Inleiding 1. Ontwerp-besluit Nadat u op 14 september 2000 heeft besloten om het ontwerp besluit “afwijking milieukwaliteitseisen Scheveningen Haven” vrij te geven voor de inspraak, is het ontwerp na publicatie in de Stadskrant, de Schevenings Courant en de Staatscourant voor 4 weken ter inzage gelegd. De inzageperiode liep van 21 september tot en met 19 oktober 2000. Belanghebbenden hebben gedurende deze periode bedenkingen kunnen indienen. Tevens is tijdens de inzageperiode een informatiebijeenkomst voor bewoners en bedrijven georganiseerd. Met name bewoners hebben zowel in bedenkingen als tijdens de bewonersbijeenkomst laten blijken tegen een vermeende toename van de geluidsproductie van de bedrijven te zijn. Deze bedenkingen berusten echter op een misverstand. Benadrukt wordt dat bedrijven, als een stap 3-besluit wordt genomen, niet meer geluid mogen produceren dan voorheen. Een stap 3-besluit biedt slechts de mogelijkheid om nieuwe woningbouw daar toe te staan waar dat voorheen volgens de geldende milieuwetgeving niet was toegestaan. Het ontwerp besluit is tevens om advies toegezonden naar de Inspecties Milieuhygiëne Zuid-West en van de Ruimtelijke Ordening-West en naar Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Ook aan andere relevante instanties, waaronder de Kamer van Koophandel Haaglanden, is het ontwerp besluit toegezonden. Dit raadsvoorstel, en met name de bijbehorende rapportage, is ten opzichte van het ontwerp geactualiseerd en tekstueel gecorrigeerd. Naar aanleiding van de ingekomen bedenkingen en adviezen is het ontwerp-voorstel op een aantal plaatsen aangepast zonder dat daarbij de essentie van het voorstel is gewijzigd. De ontvangen bedenkingen en adviezen leggen wij nu met het definitieve raadsvoorstel aan u voor. De achtergrond van Stad en Milieu De Stad en Milieu benadering is een antwoord op de opgave om duurzame, compacte steden te realiseren, waar zuinig met de beperkte ruimte wordt omgegaan en functies zijn gemengd. De uitdaging bij die verdichting en functiemenging is, om de verschillende planprocessen en wettelijke regels op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieu, in samenspraak met alle belanghebbenden, zo vroeg en zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Alleen op deze wijze kunnen voor lokale problemen, juist op het gemeentelijke niveau, de beste oplossingen worden gegenereerd. De projecten en stappen Om met deze manier van werken ervaring op te doen heeft het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) het initiatief genomen om samen met en door gemeenten, onder de noemer Stad en Milieu, verspreid over het land een aantal projecten uit te voeren. In die projecten gaan gemeenten aan de hand van een "drie-stappenplan" na, waar bij planvorming, in de samenwerking en met het toepassen van regels verbeteringen mogelijk zijn en brengen daarover verslag uit. Die stappen zijn kort samengevat: voeren van een strak brongericht beleid en een zo vroeg mogelijke integratie van milieubelangen in 1. ruimtelijke planvorming; verkennen en benutten van de ruimte in alle relevante wettelijke regels; 2. als ondanks het uitputtend doorlopen van de stappen 1 en 2 geen goed totaal resultaat mogelijk is, 3. zou afwijking van normen onder voorwaarden mogelijk zijn, mits het milieuverlies dat dan zou optreden wordt gecompenseerd, zodat per saldo een verbetering van de leefkwaliteit optreedt. Dit kan door milieumaatregelen maar ook door de maatschappelijke winst die wordt bereikt door bijvoorbeeld een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving. Voor het toepassen van de derde stap is na uitvoerig intern- en extern overleg, uitgebreide verslaglegging van de eerste twee stappen en een beslissing van de gemeenteraad, ook goedkeuring nodig van de minister van VROM. In de Experimentenwet stad en milieu, in werking getreden op 1 januari 1999, zijn onder meer de randvoorwaarden en de procedure voor een zogenaamd stap 3 besluit genoemd. De organisatie Sinds 1996 werkt in Den Haag onder een bestuurlijke stuurgroep van betrokken portefeuillehouders (LSPMS, ROSV, VBM en EP), een breed samengestelde werkgroep aan een Haagse invulling van Stad en Milieu. Een symposium, einde 1996, markeerde de formele aftrap. De werkgroep wordt voorgezeten door de voormalig directeur van KPN Telecom Den Haag, de heer Crousen en bestaat uit medewerkers van de diensten DSB en DSO, een ondernemer, vertegenwoordigers van de Haagse Milieuadviescommissie, het Haags Milieucentrum, de Politie Haaglanden, de GG en GD en de Kamer van Koophandel. De werkgroep heeft tot taak om voorstellen (aan de stuurgroep) te presenteren, die er gemeentebreed toe bijdragen dat milieu- en duurzaamheidsoverwegingen, de planvorming en het gewenste werkgelegenheidsbeleid, verder op elkaar worden afgestemd. Naast de werkgroep is een kerngroep geformeerd met materiedeskundigen van de diensten DSB en DSO en vertegenwoordigers van de Inspectie Milieuhygiëne en de Provincie Zuid-Holland. De kerngroep voert het experiment (inhoudelijk) uit. Het project Scheveningen Haven Op basis van een selectie van de werkgroep, heeft Den Haag zich met vier potentiële Stad en Milieu experimenten, waaronder Scheveningen Haven, aangemeld voor het landelijke VROM-experiment. De minister van VROM heeft in maart 1997, de herontwikkeling van Scheveningen Haven, die op dat moment al enige jaren gaande was, uitgekozen als Stad en Milieu proefproject. Bij die keuze speelde dat Den Haag juist door de
raadsvoorstellen 2001
1
herontwikkeling van Scheveningen Haven de kwaliteit van het (leef)milieu ter plaatse wilde verbeteren door wonen, werken en recreatie met elkaar in evenwicht te brengen. Al in 1993 was in goede samenwerking met alle betrokkenen een Stedenbouwkundig Ontwikkelingsplan (SOP) voor het gebied vastgesteld. Vanaf dat moment werd in nauwe samenwerking tussen de milieuafdelingen (Stadsbeheer) en de planontwikke-laars (Dienst Stedelijke Ontwikkeling) een bestemmingsplan uitgewerkt. Den Haag had dus reeds de nodige ervaringen met een werkwijze die eerst veel later onder de noemer "Stad en Milieu" landelijk bekend zou worden. 2. Twee sporen beleid De gedachten en doelstellingen achter "Stad en Milieu" beperken zich natuurlijk niet tot Scheveningen haven. Het project vormt de opmaat naar meer beslissingsbevoegdheid voor gemeenten en het maken van integraal omgevingsbeleid voor de gehele stad, voor en met belanghebbenden op lokaal niveau. Dat vraagt mogelijk om veranderingen in de bestaande regelgeving en procedures, maar vraagt vooral ook om goede samenwerking. Er is daarom gekozen voor een aanpak via twee sporen: Het eerste spoor betreft het voor heel de Haagse situatie optimaliseren van stap 1 uit Stad & Milieu: het in een zo vroeg mogelijk stadium van planvorming rekening houden met milieu-aspecten. De werkgroep heeft zes projecten (zowel toen nog lopende als reeds afgeronde) doorgelicht en getoetst op procedures, samenwerking, overleg/inspraak en knelpunten. Als gevolg van deze doorlichting werd geadviseerd op welke wijze procedures (beter) op elkaar konden worden afgestemd en waar procedures konden worden vereenvoudigd. Tevens heeft de stuurgroep de aanbeveling van de werkgroep om de interne communicatie te verbeteren overgenomen, en heeft de werkgroep in 1999 een communicatietraject uitgewerkt Het traject beoogt door workshops en dergelijke, aan de hand van concrete thema's rond bouwen en milieu, de samenwerking tussen diensten onderling en met belangenorganisaties verder te versterken. In november en december 1999 zijn de eerste workshops gehouden. De deelnemers waren overwegend enthousiast. Na evaluatie is in 2000 een tweede sessie workshops gehouden. In 2001 zal dit traject worden afgerond waarbij adviezen zullen worden gegeven voor de interne communicatie en een vervolgtraject zal worden voorgesteld voor de verbetering van de externe communicatie. Daarnaast is er een intranet-site opgezet die beschikbaar is voor alle bij de stedelijke ontwikkeling betrokken ambtenaren. Op deze site worden onder meer hulpmiddelen en contactpersonen aangegeven die de integrale behandeling van RO- en milieuzaken vereenvoudigen. Het tweede spoor betreft het rijksexperiment Scheveningen Haven. 3. Planproces experiment Scheveningen Haven Plangebied Het plangebied betreft onder meer het gebied dat betrekking heeft op het SOP. Dit wordt begrensd door de Houtrustweg, de Westdu inweg, de Duinstraat, de Korbootstraat en de zee. De invloed van de herontwikkeling in Scheveningen Haven op de bebouwde omgeving reikt echter verder dan dit gebied. Om deze reden is ten behoeve van het project Stad en Milieu het experimenteergebied ruimer genomen en zijn ook woongebieden in Duindorp en Scheveningen Dorp meegenomen (zie kaart 1, rapportage Stad & Milieu). Nulsituatie Het planproces is in 1993 begonnen, het jaar van de vaststelling van het SOP (nulsituatie). Om de nul-situatie vast te leggen zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waaronder een belevingsonderzoek. Het belevingsonderzoek is in 1997 uitgevoerd, nadat Scheveningen Haven als proefproject was aangewezen. Uit dit onderzoek bleek dat de bewoners de leefbaarheid als heel behoorlijk beoordeelden. Geur van bedrij-ven en industrielawaai werden door omwonenden in het algemeen niet als hinderlijk ervaren. Men vond dat dit bij het havengebied hoort. Men gaf aan meer last te ondervinden van het vele (toeristische) verkeer (lawaai, geur, stof, trillingen en parkeren). Samenvattend was vooral verbetering gewenst op de aspecten verkeer en parkeren, vuil op straat en groen, verblijfsruimte en speelgelegenheid op straat mede in relatie tot de nieuwe woningen die mogelijk gemaakt worden. Beoogde situatie Met het SOP ligt ook de beoogde situatie vast. Het havengebied wordt in het plan benaderd vanuit verschillende invalshoeken: als onderdeel van de stad en regio, als gebied met een belangrijk economisch potentieel op het gebied van handel en visserij, als toeristisch-recreatief gebied en als woongebied. Er wordt gestreefd naar een kwaliteitsverbetering en intensivering van de drie gebruiksaspecten: werken, wonen en recreëren. Het plan geeft verder aan welke (steden)bouwkundige en programmatische invulling kan plaatsvinden. Planproces Gedurende het planproces is de beoogde situatie gedetailleerder ingevuld. Zo is naar aanleiding van de bestuurlijke behandeling van het SOP een nader onderzoek ingesteld naar twee ontwikkelingsvarianten van het zogeheten Landhoofd C, een met woningen in combinatie met recreatie versus een met alleen bedrij-ven. In januari 1996 heeft u het SOP vervolgens bijgesteld via het raadsvoorstel Landhoofd C (rb 3/1996) waarin mede op basis van milieu-overwegingen werd gekozen voor een invulling met havengebonden be-drijvigheid. Met het SOP als basis is vanaf 1993 volop gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan, waarin het evenwicht tussen de verschillende functies in het gebied centraal stond. Het bestemmingsplan is veel uitgebreider en gedetailleerder dan het SOP wat als logisch gevolg heeft dat, in tegenstelling tot bij het SOP, niet alle partijen het over alles eens zijn geworden. Met de detaillering in het bestemmingsplan werden ook de verwachte knelpunten op het gebied van RO en Milieu zichtbaarder. Deze knelpunten betroffen met name geluidsaspecten vanwege het samengaan van wonen en bedrijvigheid. Om knelpunten in het proces zoveel mogelijk te voorkomen, heeft DSB Vergunningen, in samenhang met het nieuwe bestemmingsplan, beleid ontworpen waarmee beschikbare geluidruimte over bestaande en toekomstige bedrijven in het gebied wordt verdeeld. Het bestemmingsplan en het geluidbeleid zijn op 16 juni 1998 in een gezamenlijke vergade-ring van de commissies EP en LMS besproken en geaccordeerd. Het bestemmingsplan is op 2 juli 1998 door de raad vastgesteld en op 9 februari 1999 grotendeels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. In september 1999 is het bestemmingsplan in werking getreden. Bij het bestemmingsplan was ook de con-ceptrapportage aan VROM over de samenwerking in het voortraject en over de toepassing van regelgeving in het kader van Stad en Milieu bij de herontwikkeling van het gebied (de stappen 1 en 2) gevoegd.
2
raadsvoorstellen 2001
Deze aanzet is thans uitgewerkt in de bij dit raadsvoorstel horende ‘rapportage Stad & Milieu’. Zoals hierboven al is aangegeven hebben de vele partijen die erbij betrokken zijn niet over de hele inhoud van het bestemmingsplan overeenstemming bereikt. De belangrijkste bezwaren hebben te maken met de in het bestemmingsplan toegestane maximale bouwhoogte van de nieuwbouw aan de Dr. Lelykade. Aan deze bezwaren is deels tegemoet gekomen door de maximale bouwhoogte niet voor de volle 100% van de Dr. Lelykade toe te staan, maar deze zodanig in hoogte te variëren, dat bij nieuwbouw doorkijken in de bebouwing zullen ontstaan. Door het nieuwe bestemmingsplan te ontwikkelen op basis van de Stad en Milieu aanpak, waarbij verschillende alternatieven zijn onderzocht, is voor een groot aantal knelpunten in de rela-tie ruimtelijke ordening en milieu al een oplossing gevonden. Bedrijven die de meeste hinder zouden kunnen veroorzaken zijn zo gesitueerd dat zij de minste invloed hebben op het leefmilieu ter plaatse (inwaartse zonering). Kantoorgebouwen werken als geluidsscherm voor bestaande en toekomstige woonbebouwing zodat, samen met een herverdeling van de beschikbare geluidruimte over de bestaande en nieuwe bedrijfsbestemmingen in het gebied, potentiële geluidsoverlast van die bedrijven wordt teruggedrongen. 4. Stap 3 Ondanks het voeren van een sterk brongericht beleid, het in een vroegtijdig stadium integreren van RO en Milieu-aspecten bij de planvorming en het door intensieve samenwerking en het zoeken naar alternatieven optimaal benutten van de regelgeving, is er toch een drietal knelpunten overgebleven. Het betreft knelpun-ten op het gebied van wegverkeerslawaai en industrielawaai (sportvissers en industrieterrein). Als gevolg hiervan zouden de woningbouwplannen aan de Dr. Lelykade geen doorgang kunnen vinden. De vanwege een dreigende verpaupering noodzakelijke beoogde situatie, waarbij in een klein gebied als de haven ten behoeve van een verhoging van de leefkwaliteit wonen, werken en recreëren optimaal samengaan, zou vervolgens nooit kunnen worden bereikt. Om tot realisering van de beoogde situatie te komen is het der-halve noodzakelijk deze laatste drie knelpunten op te lossen door het nemen van een stap 3-besluit op grond van de Experimentenwet stad en milieu. Wegverkeerslawaai Op de Dr. Lelykade wordt voor het jaar 2007 een geluidsbelasting op de gevels van toekomstige woningbouw verwacht van maximaal 66 (+5) dB(A) etmaalwaarde *). De maximale wettelijk toegestane ontheffingswaarde voor wegverkeerslawaai is 65 (+5) dB(A) etmaalwaarde. Middels een stap 3-besluit zou derhalve een afwijking van 1 d(B)A van deze milieukwaliteits-eis worden toegestaan. *)
De etmaalwaarde is de hoogste waarde van de geluidsbelasting in de dagperiode, de geluidsbelasting in de avondperiode + 5 d(B) of de geluidsbelasting in de nachtperiode + 10 d(B).
Door het huidige wegdek van klinkers te vervangen door fijn asfalt kan de geluidsbelasting worden teruggebracht tot waarden die liggen onder de maximale ontheffingswaarde. Hierdoor zou woningbouw langs de Dr. Lelykade binnen het wettelijk kader kunnen worden gerealiseerd. Bij het bestemmingsplan zijn dan ook ontheffingen voor het wegverkeerslawaai verleend waarbij is uitgegaan van fijn asfalt. Asfaltering van de Dr. Lelykade is echter uit het oogpunt van een optimale leefkwaliteit in het gebied, waarbij voor dit knel-punt de kwaliteit van de openbare ruimte en de stedenbouwkundige samenhang in het gebied een grote rol spelen, ongewenst. Ook de bewoners hebben aangegeven zeer gehecht te zijn aan de klinkerbestrating op de Dr. Lelykade. Middels een stap 3-besluit kan niet alleen de klinkerbestrating behouden blijven, maar worden ook de bestaande, destijds verleende, ontheffingen voor het wegverkeerslawaai overschreven door nieuwe ontheffingswaarden. De aan de oude ontheffingen verbonden voorwaarden, waaronder de verplich-ting om slaapkamers aan de geluidluwe zijde te situeren, blijven onverkort van toepassing. De ontwikkeling van geluidsarme bestratingen is in volle gang. Zo zijn er op dit moment ook geluidsarme klinkers verkrijg-baar. Het geluidsreducerend effect van deze klinkers is, met name voor de langere termijn, echter nog onvoldoende gewaarborgd. Deze ontwikkeling zal wel nauwlettend worden gevolgd en indien voldoende effectief mogelijk worden toegepast. Industrielawaai, industrieterrein De geluidsbelasting op de gevels van toekomstige woningen aan de Dr. Lelykade als gevolg van al de bedrijven op het industrieterrein kan maximaal 56 DB(A) etmaalwaarde bedragen. Als een aantal mogelijke beroepsprocedures onverhoopt negatief voor de gemeente uit zou pakken, dan zou deze geluidsbelasting maximaal 57 dB(A) etmaalwaarde kunnen bedragen. De maximale wettelijk toegestane ontheffingswaarde voor industrielawaai is 55 dB(A) etmaalwaarde. Middels een stap 3-besluit zou derhalve een afwijking van 1 dB(A) (en in het geval van uitspraken in beroepsprocedures 2 d(B)A) van deze milieukwaliteits-eis worden toegestaan. In 1993 (nulsituatie) veroorzaakten alle bedrijven op het industrieterrein gezamenlijk een gevelbelasting op rond het industrieterrein gelegen woningen (zowel bestaande als toekomstige) van maximaal 62 dB(A). Om de geluidsbelasting te verminderen is een saneringsprogramma uitgevoerd en zijn de geluidsvoorschriften van veel bedrijven gewijzigd. Verreweg het merendeel van de bedrijven bleek namelijk de in de milieuvoorschriften vastgelegde geluidsruimte niet alleen niet te gebruiken, maar ook niet nodig te hebben. Alle besluiten om de geluidsvoorschriften bij die bedrijven aan te passen zijn genomen. De maximale geluidsbelasting op de gevels van de toekomstige woonbebouwing aan de Dr. Lelykade bedraagt thans 56 dB(A) etmaalwaarde. In veel gevallen zijn de gewijzigde geluidsvoorschriften inmiddels onherroepelijk, maar bij een aantal wijzigingsprocedures staat echter de mogelijkheid van een beroep nog open. Verwacht wordt dat deze voorschriften in een eventueel beroep stand zullen houden. Omdat naast het belang van de bescherming van het milieu, ook economische motieven een rol spelen bij de keuze om op deze manier de geluidsbelasting terug te dringen, kan de situatie dat niet alle aanpassingen in beroep in stand zullen blijven, niet worden uitgesloten. In het laatste geval zou de door de bedrijven veroorzaakte gevelbelasting op de nieuwbouwlocaties maximaal 57 dB(A) kunnen bedragen. Omdat de maximaal toegestane geluidsbelasting van de bedrijven afhangt van beroepsuitspraken en deze nog geruime tijd op zich kunnen laten wachten, wordt voorgesteld om naast het nu voorgestelde stap 3-besluit een zogenaamd “uitgesteld” stap-3 besluit te nemen. Dat wil zeggen dat de mogelijkheid wordt gecreëerd om op termijn af te wijken van de geluidsnormen betreffende het industrielawaai tot een maximum van 57 dB(A). Dit als de reeds lopende aanpassingsprocedures van de geluidsvoorschriften in beroep leiden tot een geluidsbelasting door het industrielawaai hoger dan 56 dB(A).
raadsvoorstellen 2001
3
4
raadsvoorstellen 2001
Industrielawaai, sportvisreders. De geluidsbelasting op de gevels van toekomstige woningen aan de Dr. Lelykade als gevolg van de daartegenover gelegen sportvisrederijen bedraagt voor een sportvisreder (A) maximaal 56 dB(A) etmaalwaarde en voor een andere sportvisreder (B) maximaal 59 dB(A) etmaalwaarde. De maximale wettelijk toegestane geluidsgrenswaarde in een milieuvergunningvoorschrift is 55 dB(A) etmaalwaarde. Middels een stap 3besluit zouden derhalve afwijkingen van 1 en 4 dB(A) van deze milieu-kwaliteitseisen worden toegestaan. De geluidsbelasting van een derde sportvisreder blijft binnen de maximale geluidsgrenswaarden. In het ontwerp-besluit werd voorgesteld om voor drie sportvisreders een maximale geluidsbelasting van 60 dB(A) etmaalwaarde toe te staan. De Inspecteur van de Inspectie Milieu-hygiëne Zuid-West alsook het projectbu-reau Stad en Milieu van VROM hebben naar aanleiding van het ontwerp-besluit aangedrongen op het op-nieuw doorlopen van de stappen 1 en 2 bij de sportvisreders. Bij dit proces is gebleken dat door het nemen van bronmaatregelen, in dit geval het verplaatsen binnen het havengebied van het onderhoud aan de sche-pen en het aanpassen van een vorkheftruck, de eerder voorgestelde maximale geluidsbelastingen van 60 dB(A) etmaalwaarde verder kan worden teruggedrongen tot 59, 56 respectievelijk 52 dB(A) etmaal-waarde. Daarmee is wat betreft de bronmaatregelen de grens bereikt van wat redelijkerwijs van de sportvisreders gevergd kan worden. Hoewel het bestemmingsplan geen waterindeling kent blijkt uit onderzoek in de jaren 94/95 dat een andere locatie voor alle activiteiten van de sportvissers niet mogelijk is. Anno 1998 is op uw verzoek nogmaals een quick scan gedaan om de jachthaven en daarmee de sportvisrederijen alsnog te verplaatsen. De onmogelijkheid hiervan is ook in 1998 bevestigd. Cumulatieve beoordeling Uitgesplitst in “soort” geluid (sportvissers, wegverkeerslawaai en industrielawaai) zijn op de tekening op de volgende bladzijde , de woningen aangegeven die een, volgens de geldende milieukwaliteitseisen, te hoge gevelbelasting zouden kunnen ondervinden. Omdat de planontwikkeling voor de woningbouw nog in volle gang is, zijn er nog geen concrete gegevens over het totaal aantal woningen dat aan de Dr. Lelykade zal worden gerealiseerd. Om toch een indruk van de invloed van de stap 3-besluiten te krijgen is op de hierna volgende tekening een concreet bouwplan voor de RAC-kavel als uitgangspunt genomen voor een schematische weergave van het gevelaanzicht van alle nieuwe woningbouwlocaties aan de Dr. Lelykade. Bij deze schematische weergave is uitgegaan van de bouwhoogten die volgens het bestemmingsplan maximaal zijn toegestaan. C Het wegverkeerslawaai veroorzaakt uitsluitend in de nachtperiode (van 23.00 uur tot 07.00 uur) op de onderste woonlagen van de bouwlocatie RAC-kavel en het direct daarnaast gelegen bouwkavel een te hoge geluidsbelasting. Het aantal woningen dat een te hoge geluidsbelasting van het weg-verkeer kan ontvangen bedraagt, als vanaf 5 m hoogte woningen worden gebouwd, tussen de 50 en 60 op een totaal van ongeveer 370 mogelijke woningen op de nieuwbouwlocaties langs de Dr. Lelykade. Uiteraard zijn deze aantallen niet absoluut, omdat er nog geen bouwplannen zijn gereali-seerd. In het concrete bouwplan voor de RAC-kavel bevindt de eerste woonlaag zich op een hoogte van 8 m. Hierdoor is het aantal woningen dat in dit plan een te hoge geluidsbelasting zal ontvangen 17. Uit de tekening blijkt dat bij die woningen geen overschrijdingen van andere “geluidssoorten” optreden. C Het industrielawaai kan voor een beperkt gedeelte van de Dr. Lelykade uitsluitend bij bouwhoogten boven de 23 meter voor een te hoge geluidsbelasting zorgen. In de nachtperiode gaat het daarbij om tussen de 0 en 5 woningen C Ook bij een uitgestelde stap 3 zorgt het industrielawaai uitsluitend op de hogere bouwlagen voor een te hoge geluidsbelasting. In de nachtperiode zijn daar de meeste woningen bij betrokken. In de avond zijn dat er beduidend minder en in de dagperiode zijn dat nog slechts enkele woningen. Het aantal woningen dat dan een te hoge geluidsbelasting van het industrielawaai kan ontvangen bedraagt tussen de 70 en 80 op een totaal van ongeveer 370 woningen op de nieuwbouwlocaties langs de Dr. Lelykade (zie ter inzage liggend overzicht). C De sportvisreders kunnen uitsluitend in de nacht voor een te hoge geluidsbelasting zorgen op een klein gedeelte van de Dr. Lelykade tussen de Schokkerweg en de De Rijkstraat en op een wat groter gedeelte van de Dr. Lelykade tussen de Van Bergenstraat en de Menninckstraat. Het aantal woningen dat een te hoge geluidsbelasting van de sportvissers kan ontvangen bedraagt tussen de 70 en 80 op een totaal van ongeveer 370 woningen op de nieuwbouwlocaties langs de Dr. Lelykade. C C C
Indien de sportvisreders cumulatief beoordeeld worden, hetgeen niet wettelijk verplicht is maar wel een indruk geeft van de geluidsbeleving, bedraagt het aantal woningen dat een te hoge geluidsbelasting van de sportvisreders kan ontvangen tussen de 100 en 110. Tussen de 10 en 20 woningen op de hoek van de Dr. Lelykade en de Van Bergenstraat kunnen zowel door de sportvisreders als door het industrielawaai bovenwettelijk geluidsbelast worden. In totaal kunnen tussen de 180 en 190 op een totaal van ongeveer 370 woningen bovenwettelijk geluidsbelast worden door een van de drie “soorten” geluid.
6. Compensatie De hogere geluidsnormen die als gevolg van de stap 3-besluiten zullen gaan gelden zijn verantwoord aangezien uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat er geen significante gezondheidsrisico’s bestaan en dat compensatie wordt geboden voor het verlies aan milieukwaliteit. De Experimentenwet bepaalt dat bij afwijking van milieukwaliteitseisen de daaruit voorvloeiende nadelige gevolgen zoveel mogelijk moeten worden be-perkt. Voor zover dit niet mogelijk is, moeten de nadelige gevolgen worden gecompenseerd. Uiteraard zal de mate van compensatie afhangen van de mate van overschrijding. Deze compensatie geldt voor zowel de bestaande als de toekomstige bewoners. De bewoners zijn ook uitgebreid betrokken bij het denken over compensatie. Het betreft alleen de bestaande bewoners aangezien nog niet bekend is wie de toekomstige bewoners zijn. De toekomstige bewoners zullen nog wel uitgebreid geïnformeerd worden over Stad en milieu. Drie soorten compensatie De Experimentenwet onderscheidt drie soorten van compensatie. Omdat maatregelen om nadelige gevolgen te beperken en compensatie in hetzelfde milieucompartiment (geluid), in elkaar overvloeien, is het erg lastig om een duidelijk onderscheid te maken en worden deze twee zaken gezamenlijk behandeld. C Compensatie/beperken nadelige gevolgen binnen het milieucompartiment geluid Voor bepaalde woningen zal de geluidsbelasting op de gevel boven de wettelijke norm liggen. De raadsvoorstellen 2001
5
C
C
gevels van deze woningen zullen extra geïsoleerd worden, zodat het binnenniveau voldoet aan de uit de woningwet voortvloeiende binnennorm van 35 dB(A) etmaalwaarde. De binnenterreinen aan de achterzijde van de woningen zullen geluidsluw zijn. Omdat het overschrijdingen aan de voorkant van de te bouwen woningen betreft zullen de slaapkamers zoveel mogelijk aan de achterkant wor-den gesitueerd. Dit is wettelijk vastgelegd in de voor de diverse bouwlocaties verleende ontheffin-gen voor het wegverkeerslawaai. Voor die bouwplannen waarbij een gevel van een woning bovenwettelijk geluidbelast wordt, zullen de woningscheidende constructies extra geïsoleerd worden. Een bewoner kiest immers wel de buurt maar niet zijn buren. Als isolatiewaarde wordt hierbij een Ilu van +5 dB en een Ico van +10 dB aangehouden. Compensatie binnen andere milieucompartimenten Compensatie binnen andere milieucompartimenten, zoals bodem, water, lucht en veiligheid, is niet effectief realiseerbaar. De waterkwaliteit in de haven is bijvoorbeeld nauwelijks beïnvloedbaar door de open verbinding met de zee. Er is ook geen sprake van bebouwing op verontreinigde grond. Bij elk bouwplan wordt eerst de grond schoongemaakt. De bewoners moeten de maatregelen ook als compensatie ervaren. Dit is beter te bereiken met compensatie door middel van verhoging van de leefkwaliteit. Compensatie d.m.v. verhoging van de leefkwaliteit Op vele manieren is er compensatie gerealiseerd om de leefkwaliteit te verhogen. Ten eerste door investeringen in de openbare ruimte zoals het scheiden van bedrijfsverkeer t.o.v. het woon en recreatief verkeer, herinrichting van kades, vernieuwing van straatmeubilair en gebouwde parkeervoorzieningen die multi-functioneel worden geëxploiteerd. Ook de aanpassing van de Duindorpbrug t.b.v. een betere afwikkeling van het verkeer (zowel bedrijfsmatig als overig verkeer) en de moge-lijke aanleg van een nieuwe brug (over de Pijp) zodat de haven als geheel beter ontsloten is, zijn investeringen om de leefkwaliteit te verhogen. Daarnaast heeft het bestemmingsplan bijgedragen aan verhoging van de leefkwaliteit door onder andere randvoorwaarden te creëren waardoor binnen vrij omvangrijke gesloten bouwblokken nieuwe semi-openbare ruimte mogelijk wordt gemaakt. Bovendien zijn de bewoners zelf nauw betrokken bij het maken van plannen voor de compensatie. Ter ondersteuning hierbij is door de gemeente aan een externe deskundige, Laagland Advies, de opdracht verleend om samen met de Bewonersorganisatie Havenkwartier (BOH) aanvullende suggesties en uitgangspunten te formuleren in relatie tot de in het havengebied te ontwikkelen bouwplannen. Laagland Advies heeft samen met de bewoners een aantal inrichtingsvoorstellen voorbereid ten behoeve van 4 locaties in de openbare ruimte van het havengebied. De inrichtingsvoorstellen zijn in een rapport vastgelegd en zullen worden meegenomen bij de uitwerking van het programma van eisen van de genoemde locaties. De BOH zal betrokken worden bij de verdere uitwerking van de voorstellen. Ook naar aanleiding van het belevingsonderzoek zijn een aantal maatregelen genomen waaronder acties om vuil op straat tegen te gaan.
7. Evaluatie Naast de middels de Experimentenwet stad en milieu verplichte jaarlijkse (voortgangs)-rapportage zal er een evaluatie van het stap 3-besluit plaatsvinden. Daarmee zal de beleving van de bewoners en de effectiviteit van de compensatie kunnen worden gepeild. De evaluatie heeft pas zin als de nieuwe bewoners minimaal een jaar in het plangebied wonen. De evaluatie is daarom gepland in het jaar 2005. Bij deze evaluatie zal gebruik gemaakt worden van de onderzoeksresultaten van de in het GES aanbevolen monitoring. De opzet van het evaluatie-onderzoek zal verder overeenkomen met de opzet van het leefbaarheidsonderzoek dat in 1998 is uitgevoerd in het gebied. De resultaten van beide onderzoeken zullen worden vergeleken. 8. Procedure Gedurende de inzageperiode van 21 september tot en met 19 oktober 2000, hebben acht betrokkenen bedenkingen ingebracht en hebben de Inspectie Milieuhygiëne Zuid-West en Gedeputeerde Staten van ZuidHolland een officieel advies uitgebracht. Ook is een advies van de Haagse Milieu-adviescommissie ontvangen. Daarnaast heeft op verzoek van twee bewoners een gedachtenwisseling plaatsgevonden. De ontvangen bedenkingen en reacties leggen wij nu met het definitieve raadsvoorstel aan u voor. Nadat u een besluit heeft genomen, wordt het besluit ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De minister neemt in principe een besluit binnen 13 weken maar kan dit verlengen met nogmaals dertien weken. Tegen het besluit van de minister staat een beroepsmogelijkheid open bij de Raad van State. Indien beroep wordt aangetekend heeft dit voor het besluit geen schorsende werking. 9. Ingekomen adviezen en bedenkingen Naar aanleiding van het ontwerp-besluit heeft de Inspectie Milieuhygiëne Zuid-West een advies uitgebracht. Dit advies is kort samengevat: Ten aanzien van wegverkeerslawaai: 1. de vastgestelde binnenwaarde voor woningen mag niet worden overschreden. 2. de gevelvoorzieningen dienen gebaseerd te zijn op de hoogste gevelwaarde en slaapkamers dienen gesitueerd te worden aan de geluidsluwe zijde; 3. geadviseerd wordt om een inspanningsverplichting aan te gaan om de optie van de 30 km zone en de daaraan verbonden fysieke maatregelen aan de weg mee te nemen bij de verder verbetering van de leefkwaliteit aan de Dr. Lelykade; 4. geadviseerd wordt om een inspanningsverplichting aan te gaan om het openbaar vervoer te stimuleren teneinde daarmee parkeer- en verkeersdruk en de geluidseffecten te verminderen; 5. geadviseerd wordt om compensatie binnen het eigen compartiment ex artikel 6 van de Experimentenwet stad en milieu vorm te geven door extra isolerende maatregelen te treffen voor de nieuw-bouw aan de Dr. Lelykade ter voorkoming van burenlawaai; 6. geadviseerd wordt om huidige maar in het bijzonder toekomstige bewoners door middel van actieve
6
raadsvoorstellen 2001
voorlichting te wijzen op de consequenties van de andere (afwijkende) milieukwaliteitseisen en de compensatie die hiervoor gevonden is. Ten aanzien van industrielawaai afkomstig van het industrieterrein: 7. zolang niet helder is of de 55 dB(A) norm haalbaar is moet uitgegaan worden van de hogere waarde van 57 dB(A), bij de bepaling van de gevelisolerende maatregelen; 8. de termijn voor een eventueel stap 3 besluit is gelet op de duur van mogelijke beroepsprocedures, met 5 jaar aan de ruime kant. Ten aanzien van industrielawaai afkomstig van de sportvissers: 9. geadviseerd wordt om binnen het stad & milieu kader de stappen 1 en 2 te bespreken en verder uit te werken, zodat draagvlak en onderbouwing wordt gecreëerd voor een eventueel te nemen stap 3; 10. de vastgestelde binnenwaarde voor toekomstige woningen mag niet worden overschreden; 11. de gevelvoorzieningen dienen te worden gebaseerd op de hoogste gevelwaarde en slaapkamers dienen aan de geluidluwe zijde gesitueerd te worden; 12. geadviseerd wordt zo spoedig mogelijk de sportvisrederijen van een adequate milieuvergunning te voorzien en na te gaan of geluidbeperkende maatregelen mogelijk zijn; 13. geadviseerd wordt om compensatie binnen het eigen compartiment ex artikel 6 van de experimentenwet stad en milieu vorm te geven door extra isolerende maatregelen te treffen voor de nieuw-bouw aan de dr. Lelykade ter voorkoming van burenlawaai; 14. geadviseerd wordt om toekomstige bewoners actief voor te lichten bij hun woonkeuze over de consequenties van de andere (afwijkende) milieukwaliteitseisen en de compensatie die hiervoor gevonden is. Naar aanleiding van het ontwerp-besluit heeft Gedeputeerde Staten van zuid-Holland een advies uitgebracht over de aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai afkomstig van het industrieterrein. Dit advies komt kort samengevat er op neer dat zij instemmen met het ontwerp-besluit voor het nemen van een stap 3. Zij tekenen daarbij wel aan dat zij in het ontwerp-besluit alleen de verhoging van de leefkwaliteit als compensatie zien. Nadat tijdens de inspraakprocedure door betrokken ambtenaren aan de gemeentelijke Milieu Advies Commissie een toelichting op het voorgenomen stap 3-besluit is gegeven, is op 8 november 2000 een advies van deze commissie ontvangen. Dit advies is kort samengevat: 15. compensatie dient zoveel mogelijk gezocht te worden in het zelfde compartiment als waarin de wettelijke overschrijding plaatsvindt omdat compensatie door middel van het verhogen van de leefkwaliteit niet voldoende wordt geacht. 16. compensatie zou meer in het kader van duurzaamheid moeten worden bezien, zoals maatregelen om energie- en waterverbruik te verminderen of de toepassing van het grijs-water circuit te stimuleren. 17. de overschrijding van de milieukwaliteitseisen dient aan een termijn te worden verbonden en een en ander dient in het bestemmingsplan te worden vastgelegd. Naar aanleiding van het onder 1 en 10 genoemde advies kan worden opgemerkt dat de vastgestelde binnenwaarde voor toekomstige woningen aan de Dr. Lelykade niet zal worden overschreden. Zoals ook volgt uit het Bouwbesluit (landelijke wetgeving). Indien na realisatie van de nieuwbouwplannen er nog bestaande woningen aan de Dr. Lelykade zullen staan, hetgeen niet verwacht wordt, zullen deze zo nodig geïsoleerd worden. Deze isolatie zal, conform de isolatie-methodiek van de Wet geluidhinder (Wgh), zodanig worden uitgevoerd dat ook in die woningen de vastgestelde binnenwaarde niet zal worden overschreden. Naar aanleiding van het onder 2 en 11 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. De gevelvoorzieningen zullen, zoals in het advies aangegeven, worden gebaseerd op de hoogste gevelwaarde. Ten minste 1 slaapkamer moet, zoals volgt uit de voorwaarden bij de voor het wegverkeerslawaai (Wgh) verleende ontheffing, gelegen zijn aan de geluidluwe zijde. De overige slaapkamers dienen zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde te worden gesitueerd. Overigens is het, voor wat betreft de ligging van de slaapkamers, zeer onwaarschijnlijk te noemen, dat deze worden gesitueerd aan de geluidbelaste havenkant. Het uitzicht op de haven is juist een van de aantrekkelijke aspecten van de nieuw te bouwen woningen. Het lijkt dus logisch dat de woonkamers aan de havenkant worden gesitueerd. Naar aanleiding van het onder 3 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. Vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid zal worden bekeken of in de toekomst een 30 km zone aan de Dr. Lelykade vastgesteld kan worden. Omdat het een 30 km zone op een bedrijfsterrein betreft zullen, alvorens hierover te beslissen, de hiervoor nog door het Rijk vast te stellen inrichtingseisen eerst worden beschouwd. Naar aanleiding van het onder 4 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. De gemeente is in mei 2000 gestart met een interactief proces met als uitgangspunt het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van bewoners, ondernemers en andere betrokkenen bij het opstellen van een samenhangende visie voor de ontwikkeling van de gehele kuststrook van Scheveningen waaronder Scheveningen-haven. Inmiddels heeft dit interactieve proces geresulteerd in een concept Masterplan Scheveningen-kuststrook waarin is gesteld dat het noodzakelijk is de openbaar vervoers ontsluiting van Scheveningen Haven te verbeteren en een herkenbare halte voor Scheveningen Haven te realiseren met name vanwege de intensivering en verdere uitbreiding van het aantal functies in het havengebied. Een zogenaamde ‘beperkte exploitatie’ wordt onderzocht, waarbij alleen vervoer wordt aangeboden op momenten dat er vraag naar is, bijvoorbeeld op zomerse dagen en bij evenementen. Tevens is een studie gaande naar de mogelijkheid van een kustbus tussen Scheveningen en de naburige kustplaatsen. Ook de bereikbaarheid van de verschillende deelgebieden vanuit het centrum en de stations wordt hierbij betrokken. In het raadsvoorstel betreffende dit Masterplan is opgenomen dat bij de planvorming voor de kuststrook bijzondere aandacht zal worden besteed aan de openbaar vervoers ontsluiting naar en van Scheveningen Haven. Naar aanleiding van het onder 5, 13 en 15 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. Voor die bouwplannen waarbij een gevel van een woning bovenwettelijk geluidbelast wordt, zullen als compensatie de woningscheidende constructies extra worden geïsoleerd. Hierbij wordt een Ilu van +5 dBen een Ico van +10 dB aangehouden. raadsvoorstellen 2001
7
Naar aanleiding van het onder 6 en 14 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. De huidige bewoners zijn bij het hele proces betrokken door middel van de Stichting Ontwikkeling Scheveningen Haven (OSH) en het leefbaarheidsplatform. Voordat de procedure is gestart, zijn alle bewoners in het gebied geïnformeerd door middel van een huis aan huis verspreidde folder. Bij de start van de stap 3-procedure hebben alle bewoners in het gebied een kennisgeving ontvangen. Hierin stond informatie over de procedure en de mogelijkheid om bedenkingen in te dienen. Tevens werden de bewoners daarin uitgenodigd voor een voorlichtingsavond. Op deze voorlichtingsavond is mondeling informatie verstrekt en konden er vragen worden gesteld. Omdat nog niet bekend is wie de nieuwe bewoners zijn, zullen zij pas in een later stadium geïnformeerd worden over het gebied en de verhoogde geluidsnormen. Met de ontwikkelaars worden afspraken gemaakt waarbij op het moment dat de woningen worden verkocht informatie over Stad en Milieu wordt verstrekt. Tevens zal in het uitgifte contract, onder de bijzondere voorwaarden, een artikel ingaan op het project Stad en Milieu. Omdat een toekomstige bewoner veelal bij de gemeente komt informeren naar het bestemmingsplan, zal ook in het bestemmingsplandossier, in aanvulling op de al bij het bestemmingsplan behorende beschrijving van de stappen 1 en 2 , nadere informatie worden opgenomen over stap 3 en de geboden compensatie. Naar aanleiding van het onder 7 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. De woningen aan de dr. Lelykade moeten als gevolg van het wegverkeerslawaai op grond van de Wgh al een zodanige gevelwering hebben dat altijd een voldoende gevelwering aanwezig is voor de maximaal optredende 57 dB(A) industrielawaai. Naar aanleiding van het onder 8 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. Het is moeilijk in te schatten hoe lang een beroepsprocedure loopt bij de Raad van State. Daarom wordt de termijn gekoppeld aan het moment van uitspraak van de Raad van State. Naar aanleiding van het onder 9 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. De stappen 1 en 2 bij de sportvissers zijn opnieuw doorlopen. Onder andere is een nader akoestisch onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek is gebleken dat door het nemen van een aantal bronmaatregelen de overschrijdingen van de geluidsgrenswaarden minder zijn dan eerst werd aangenomen. Een stap 3 blijft echter noodzakelijk. Naar aanleiding van het onder 12 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. Aan de sportvisrederijen zal zo spoedig mogelijk een vergunning worden verleend. Dit is echter pas mogelijk als het stap 3 besluit door de minister is goedgekeurd. Op dit moment zou een vergunningaanvraag geweigerd moeten worden aangezien de woningbouw aan de Dr. Lelykade al in het bestemmingsplan is opgenomen (geprojecteerde woningbouw). Zodra het stap 3-besluit is goedgekeurd zal, na aanvragen door de sportvisreders, zo spoedig mogelijk tot vergunningverlening worden overgegaan. Daarnaast kan worden verwezen naar de beantwoording van het onder 9 genoemde advies. Naar aanleiding van het onder 16 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. Bij compensatie in het kader van Stad en Milieu is het belangrijk dat bewoners dit ook als compensatie voor een bovenwette-lijke blootstelling ervaren. Bij compensatie in het kader van duurzaamheid zal dat in mindere mate het geval zijn. Van de thans voorgestelde compensatie wordt wel verwacht dat de bewoners die als zodanig gaan ervaren. Naar aanleiding van het onder 17 genoemde advies kan het volgende worden opgemerkt. Vanzelfsprekend zal elke mogelijkheid worden aangegrepen om de afwijking van de milieukwaliteitseisen op te heffen. Bijvoorbeeld als het wegverkeer of condensors en compressoren door technische ontwikkelingen stiller worden of als een voor het geluid maatgevend bedrijf onverhoopt vertrekt uit het havengebied. Het is echter niet wenselijk een vaste termijn te verbinden aan het afwijken van de milieukwaliteitseisen. De beschreven ontwikkelingen zijn immers door een gemeente niet of nauwelijks beïnvloedbaar. Naar aanleiding van het ontwerp-besluit heeft op verzoek een gedachtenwisseling plaatsgevonden met de heer en mevrouw Taal, Westduinweg 82c, 2583 EL Den Haag. Tijdens de gedachtenwisseling zijn een aantal bedenkingen naar voren gebracht (A). Er zijn daarnaast schriftelijk bedenkingen ingekomen van: Bewonersorganisatie Havenkwartier ‘t Zwink, Westduinweg 38d, 2583 EH Scheveningen (mede namens een aantal niet met name genoemde bewoners) (B) J. de Jager, Westduinweg 190B, 2583 AH Scheveningen © M. Vrolijk en B. Vrolijk, Kranenburgweg 201, 2583 ER, Den Haag (D) J.P.N. Kapteyn, Westduinweg 188a, 2583 AG Den Haag (E) fam. M. Dijkhuizen, Westduinweg 186/186a, 2583 AG Scheveningen (F) de heer K. Kulk, W. Beukelszoonstraat 47, 2584 XP Scheveningen (G) de heer A.B.M.Orleans,namens het Haags milieucentrum, Paviljoensgracht1, 2512 BL Den Haag (H) mr. J. van der Zwan, namens Jaczon B.V., Postbus 84210, 2508 AE Den Haag (I) De bedenkingen zijn kort samengevat: 1. indien de plannen doorgaan moeten maatregelen worden getroffen aan de bestaande woningen langs de Westduinweg, achter de bebouwing van de Dr. Lelykade, om geluidsoverlast tegen te gaan, zoals dubbele beglazing (C); 2. de nieuwbouwwoningen aan de Dr. Lelykade worden geïsoleerd, het is echter maar de vraag of de gevels van de oude huurwoningen in het Havenkwartier door de verhuurder ook zullen worden geïsoleerd (zonder de kosten door te berekenen aan de verhuurders) (G); 3. door de nu al optredende geluidsoverlast afkomstig van de sportvissers die ‘s-nachts uitvaren en het ‘s-nachts laden en lossen moeten de woningen binnen 50 meter van de waterkant, langs de Schokkerweg en de Westduinweg en rondom de havens, worden voorzien van dubbel glas (E); 4. het voorstel betekent een aanslag op de woonkwaliteit, vooral omdat de meeste woningen dateren uit de jaren ‘60 en niet voldoende (geluid)geïsoleerd zijn (E); 5. er is nu al sprake van geluidsoverlast (C); 6. het is niet aanvaardbaar de geluidsnormen te verhogen omdat er nu al geluidsoverlast is van de schepen, het verkeer en de horeca (F);
8
raadsvoorstellen 2001
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
22.
23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36
sportvissers veroorzaken veel geluidsoverlast, het raadsvoorstel biedt hiervoor geen oplossing (G); het is de omgekeerde weg om op deze wijze de nu al vaak voorkomende overschrijdingen te legaliseren (E); de geluidsoverlast veroorzaakt door passerende vrachtwagens en vooral rangeertractoren is nu al ondraaglijk (D); eerst moeten de randverschijnselen, het vandalisme in de nacht (lek steken autobanden, kapot trappen deuren en het afbreken van autospiegels) worden aangepakt (F); de kinderen kunnen niet buiten spelen omdat auto’s over de stoep heen rijden (F); de omgeving moet ook in de toekomst leefbaar blijven (F); het compacte bouwen en het meer geluid toestaan zal ten koste gaan van de woonkwaliteit in het gebied (G); de vrees dat de visserijsector door gebrek aan ruimte en/of strenge milieuregels uit Den Haag zal verdwijnen met als gevolg verlies van veel werkgelegenheid en het mogelijke einde van Scheveningen als vissersplaats (G); de doelstelling van de gemeente om wonen en werken samen te laten gaan en tevens het woon- en leefklimaat te verbeteren, is in het geval van de scheepvaart, niet realistisch (G); kantoren die moeten dienen als geluidsbuffer en de nieuwbouwwoningen aan de Dr. Lelykade zullen de eigenheid van Scheveningen ernstig verstoren (G); het belevingsonderzoek is niet representatief omdat te weinig bewoners en bedrijven hebben gereageerd (G); een aantal uitkomsten van het belevingsonderzoek uit 1998 staan haaks op de uitkomsten van een in 1992 in het gebied gehouden gezondheidsenquete (er zijn o.a. veel meer bewoners die in 1992 zeggen geluidsoverlast en stankoverlast te ondervinden) (G); het overleg met betrokkenen in het gebied is noodgedwongen alleen gevoerd met de bestaande bewoners (en bedrijven) terwijl de nieuwe (nog onbekende) bewoners de meeste gevolgen zullen ondervinden van het besluit (H); nieuwe bewoners moeten geïnformeerd worden over de nadelen van wonen in het havengebied(G); in de bijbehorende rapportage wordt aangegeven dat gestreefd wordt om te voldoen aan de wettelijke milieu-eisen, dit voldoet volgens bezwaarde niet aan de voorwaarde een visie op de leefkwaliteit in het experimenteergebied te geven en zo is niet te bepalen of het besluit bijdraagt aan het bereiken van een optimale leefkwaliteit (H); de gemeente heeft bij het vaststellen van het bestemmingsplan al geanticipeerd op de toen nog niet van kracht zijnde Experimentenwet, terwijl ze de bewoners pas onlangs heeft geïnformeerd over de inhoud van deze wet, waardoor het logisch is dat bewoners indertijd geen bezwaren in de bestemmingsplanprocedure hebben ingediend over het afwijken van milieukwaliteitseisen o.g.v. deze Experimentenwet (H); de vier aan te leggen pleinen lijken meer bedoeld voor de nieuwe bewoners dan voor de huidige bewoners (G); de Bewonersorganisatie Wijkoverleg Scheveningen Dorp (WOS) zou bij de herinrichting van het plein aan de Zeesluisdwarsweg/Kompasstraat betrokken moeten worden omdat hun woongebied daar meer op aansluit dan dat van de Bewonersorganisatie Havenkwartier (BOH) (G); door het bouwen van de nieuwe woningen en de daardoor optredende verdichting van de beschikbare leefruimte zal de geluidsoverlast in het gebied toenemen, de vier pleinen kunnen deze overlast niet compenseren (G); de indruk ontstaat dat er niet voldoende is onderzocht of compensatie in het compartiment geluid of in de andere milieucompartimenten mogelijk is, volgens de hiërarchie aangegeven door VROM komt daarna pas de verhoging van de leefkwaliteit in beeld (H); maatregelen die ‘in algemene zin’ een bijdrage leveren aan de verhoging van de leefkwaliteit en maatregelen zoals het verwijderen van vuil op straat, kunnen volgens bezwaarde niet worden gezien als compensatie (H); van de inrichtingsvoorstellen voor de vier pleinen en de voorstellen betreffende de volksgezondheid, wordt nergens vermeld dat deze ook daadwerkelijk uitgevoerd zullen worden, het blijft bij intentieverklaringen (H); er moet een duidelijke relatie worden gelegd tussen de gevolgen van geluidhinder en de compenserende maatregelen (H); de afwijking van de wettelijke normen moet aan een termijn worden verbonden (H); er zou gewacht moeten worden met de besluitvorming over dit raadsvoorstel tot dat de Raad van State uitspraak heeft gedaan in het beroep tegen het bestemmingsplan (B); de geplande woningbouw aan de Dr. Lelykade is te hoog (A); de vrees dat de afvoer van het verkeer van het industrieterrein problemen zal geven (A); het is niet acceptabel dat het raadsvoorstel uitgaat van een verlaging van het industrielawaai, aangezien een gezonde bedrijfsvoering expansie met zich meebrengt (I); overschrijding van milieukwaliteitseisen zal in de toekomst altijd problemen met zich meebrengen, waardoor bedrijven niet meer zullen durven te investeren (I); omdat voor bezwaarde het raadsvoorstel niet geheel duidelijk is en er geen complete set beschikbaar was van alle stukken op het stadsdeelkantoor, behoud bezwaarde zich het recht voor om zijn bezwaren later aan te vullen (I).
Naar aanleiding van de bedenkingen kan in het algemeen worden opgemerkt dat er niet meer geluid door de bedrijven en de sportvissers mag worden gemaakt. Dat is dus ook niet de reden om af te wijken van de geluidsnormen door het nemen van een zogenaamd stap 3 besluit. De afwijking van de geluidsnormen is noodzakelijk om dichter bij de geluidsbronnen, in dit geval aan de dr. Lelykade, woningen te mogen bouwen. Naar aanleiding van de onder 1 en 2 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt. Als gevolg van het stap 3 besluit zal de gevelbelasting (geluid) op deze bestaande woningen niet toenemen. Als de bouwplannen aan de Dr. Lelykade worden gerealiseerd, zal dit zelfs tot een afname van deze gevelbelasting leiden. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de grootste eigenaar van de betreffende woningen woningbouwcorporatie Vestia Den Haag - Scheveningen een beleidsplan in ontwikkeling heeft voor het beheer en de verbetering van de bestaande woningen. De gemeente zal in dit verband ook aandacht vragen voor de verdere verbetering van de geluidsisolatie. raadsvoorstellen 2001
9
Naar aanleiding van de onder 3 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Na het nemen van de bronmaatregelen bij de sportvissers zullen de gevels van de woningen aan de Schokkerweg en de Westduinweg die op de haven zijn gericht minder zwaar geluidbelast worden dan voorheen. Deze gevels worden nu al niet bovenwettelijk geluidbelast. Overigens bevinden zich aan de genoemde wegen geen woningen binnen een afstand van 50 meter van de waterkant. Naar aanleiding van de onder 4 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Zoals hierboven al is opgemerkt leidt het nemen van een stap 3 niet tot een hogere geluidsbelasting van de bestaande woningen. De geluidsbelasting daalt zelfs als gevolg van de afschermende werking van de nieuw te bouwen woningen en de te nemen bronmaatregelen bij de sportvisreders. Naar aanleiding van de onder 5 tot en met 8 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt. Als gevolg van het stap 3 besluit zal de gevelbelasting op de gevels van bestaande woningen niet toe-nemen. Deze maximale geluidsbelasting op de bestaande (en de nieuwe woningen) zal wettelijk worden vastgelegd door middel van geluidsvoorschriften verbonden aan milieuvergunningen. Indien er nu of in de toekomst klachten zijn over geluidsoverlast afkomstig van bedrijven, kunnen deze worden ingediend bij de milieuklachtentelefoon (353 6666). De klacht wordt dan in behandeling genomen, waarbij geluidsmetingen worden verricht. Indien de geluidsvoorschriften worden overtreden en de klacht derhalve gegrond blijkt worden er passende maatregelen genomen. Zo nodig wordt er een handhavingtraject ingegaan. Naar aanleiding van de onder 7 genoemde bedenking kan naast het voorgaande het volgende worden opgemerkt. Na de inzageperiode van het ontwerp-besluit is een aanvullend akoestisch onderzoek naar de sportvisreders ingesteld. Uit dit onderzoek is gebleken dat door het nemen van bronmaatregelen de geluidsproductie kan worden teruggedrongen waardoor de overschrijdingen van de geluidsgrenswaarden minder zullen zijn dan eerst werd aangenomen. De door de sportvisreders veroorzaakte geluidsbelasting op de gevels van de bestaande woningen zal dus als gevolg van het stad en milieuproces afnemen. Aan de sportvisrederijen zal zo spoedig mogelijk een milieuvergunning worden verleend. Dit is echter pas mogelijk als het stap 3 besluit door de minister is goedgekeurd. In de vergunning wordt het toegestane geluidsniveau op de gevels van de woningen vastgelegd. Dit biedt houvast voor de handhaving in het geval van gegronde klachten. Naar aanleiding van de onder 8 genoemde bedenking kan naast het voorgaande het volgende worden opgemerkt. Het geluid dat de bedrijven op het industrieterrein en de sportvissers mogen maken is teruggedrongen en is of wordt wettelijk vastgelegd. Indien er gegronde klachten zijn, zullen de wettelijk vastgelegde normen worden gehandhaafd. De nieuwbouwwoningen aan de Dr. Lelykade zullen zwaar worden geïsoleerd. Deze woningen zullen als geluidbuffer fungeren voor de achterliggende woningen. Naar aanleiding van de onder 9 genoemde bedenking kan voor wat betreft de overlast door verkeerslawaai van vrachtwagens en rangeertractoren het volgende worden opgemerkt. Het betreft hier een individuele klacht over een bedrijf op het gezoneerde industrieterrein. De problematiek is onderkend en er wordt gewerkt aan een specifieke oplossing voor dit probleem. Deze overlast staat geheel los van het nemen van een stap 3 besluit. Naar aanleiding van de onder 10 en 11 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt. Deze zaken staan los van het voorliggende besluit. De geuite bezorgdheid wordt echter gedeeld en zal onder de aandacht worden gebracht. Daar waar nodig zullen fysieke maatregelen worden getroffen. Bij de uitvoering van het stap 3 besluit zullen mede ter compensatie vier pleinen worden ingericht, die ook als speelplekken voor de in de buurt wonende kinderen kunnen worden gebruikt. In overleg met de gemeentelijke diensten stedelijke ontwikkeling en stadsbeheer en de politie Haaglanden zal naar een oplossing voor de aanpak van het vandalisme worden gezocht. Naar aanleiding van de onder 12 en 13 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt. Het bereiken van een optimaal woon- en leefklimaat is juist één van de voorwaarden bij het nemen van een stap 3 besluit. Indien dit niet wordt gerealiseerd, mag geen stap 3 besluit worden genomen. Zoals al eerder is aangegeven, is er geen sprake van het toestaan van meer geluid, er zal wel dichter bij de geluidsbronnen worden gebouwd. De woonkwaliteit in Scheveningen Haven kenmerkt zich van oorsprong door een ge-mengd karakter van woningen gecombineerd met bedrijvigheid. Dit karakter wordt met het bestemmings-plan in stand gehouden waarbij met name de meest hinderlijke bedrijven bij de woningen zijn wegbestemd en alleen daar worden toegestaan waar voldoende afstand tot de woningen mogelijk is. Een leefbare stad is zeer belangrijk, daarom staat de compacte stad gedachte niet op zichzelf maar gaat samen met extra investeringen in de openbare ruimte en extra investeringen in de infrastructuur. Naar aanleiding van de onder 14 en 15 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt. Met het raadsvoorstel wordt getracht, wonen, werken en recreëren in Scheveningen Haven samen te laten gaan. Dit uitgangspunt is ook vastgelegd in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is de eerste haven voor de visserij bestemd. In de tweede haven zijn de aanlegplaatsen voor kleine vissersschepen. Het stap 3 besluit heeft geen invloed op de visserij in de eerste Haven en op de kotters bij het schiereiland. Het stap 3 besluit heeft juist de bedoeling de lastige combinatie van woningbouw en sportvisreders wettelijk mogelijk te maken. Naar aanleiding van de onder 16 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Het bestemmingsplan heeft de mogelijkheid gecreëerd voor de bouw van de kantoren en de woningen. Het stap 3 besluit staat daar los van. Naar aanleiding van de onder 17 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Het betreft een representatieve enquête, die door het Rijk breed is uitgezet onder de Scheveningse bevolking. Alleen de mening van de mensen die wel gereageerd hebben, kunnen in de resultaten worden meegenomen. Naar aanleiding van de onder 18 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Een mogelijke verklaring voor de verschillen zou kunnen zijn dat sindsdien alle bedrijven in Scheveningen haven intensief zijn gecontroleerd, er voorzieningen zijn getroffen bij de bedrijven en er milieuvergunningen zijn vernieuwd en geactualiseerd.
10
raadsvoorstellen 2001
Naar aanleiding van de onder 19 en 20 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt.Omdat nog niet bekend is wie de nieuwe bewoners zijn, zullen zij pas in een later stadium worden geïnformeerd over het gebied en de verhoogde geluidsnormen. Met de ontwikkelaars worden afspraken gemaakt waarbij op het moment dat de woningen worden verkocht informatie over Stad en Milieu wordt verstrekt. Tevens zal in het uitgifte contract, onder de bijzondere voorwaarden, een artikel ingaan op het project Stad en Milieu. Omdat een toekomstige bewoner veelal bij de gemeente komt informeren naar het bestemmingsplan, zal ook in het bestemmingsplandossier informatie worden opgenomen over Stad en Milieu. Naar aanleiding van de onder 21 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Het streven naar het voldoen aan wettelijke milieu-eisen is ambitieus, gezien de menging van functies die in een deel van het gebied beoogd wordt en de daarbij voorkomende tegenstrijdige belangen. Het heeft een grote inspanning en veel puzzelen gevergd, om zoveel mogelijk aan alle wettelijke milieu-eisen te voldoen. Daar-naast heeft een optimale leefkwaliteit natuurlijk niet alleen met wettelijke milieu-eisen te maken. In hoofd-stuk 4 wordt aangegeven dat de haven sporen van slijtage, verloedering en ondoordacht gebruik vertoont. Om dit tegen te gaan worden functies aan het gebied toegevoegd, en zal het gebruik geïntensiveerd worden, wat de leefbaarheid ten goede komt. De visie op de leefkwaliteit in het gebied wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 5 van de rapportage. Naar aanleiding van de onder 22 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. In de bestemminsplanprocedure wordt niet afgeweken van de milieukwaliteitseisen. Het bestemmingsplan is wel voorbereid voor het geval dat er van milieukwaliteitseisen zal worden afgeweken. Door middel van het nu voorliggende stap 3 besluit, wordt wel afgeweken van milieukwaliteitseisen. Het is daarom pas nu mogelijk bedenkingen (bezwaren) daartegen in te dienen. Overigens is de hele beschrijving van het Stad en Milieuproces, inclusief de op dat moment verwachte stappen 3, in de bestemmingsplanprocedure meegenomen en heeft een ieder destijds de gelegenheid gehad daarop te reageren. Naar aanleiding van de onder 23 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Het stap 3 besluit is gericht op verbetering van de leefbaarheid. Voor de verbetering van de leefbaarheid worden onder andere vier locaties in de openbare ruimte in de vorm van pleinen ingericht. Deze kunnen gebruikt worden door de gehele bevolking van Scheveningen en omstreken. Het overleg over en de inrichting van de pleinen is zelfs alleen met vertegenwoordigers van de bestaande bewoners gevoerd. Dit overleg heeft plaatsge-vonden in het leefbaarheidsplatform. Naar aanleiding van de onder 24 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. De Bewonersorganisatie Wijkoverleg Scheveningen Dorp (WOS) wordt ook bij de herinrichting van het plein aan de Zeesluisdwarsweg/Kompasstraat betrokken naast overigens alle belanghebbenden van de betreffende (her) in te richten gebieden/pleinen. Naar aanleiding van de onder 25 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Er zal voor de huidige bewoners rond de haven geen sprake zijn van een hogere geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein. De sportvissers en de bedrijven mogen immers niet meer geluid gaan produceren. Er is eerder sprake van een vermindering van de geluidbelasting. De geplande woningen aan de Dr. Lelykade komen veelal op de plaats waar nu bedrijfsruimten aanwezig zijn. Soms zelfs daar bovenop. Slechts in een enkel geval, zoals bij de RAC-kavel, is er in fysieke zin sprake van verdichting van de beschikbare leef-ruimte. De compensatie bestaat niet alleen uit de inrichting van de vier pleinen. Dat is slechts één van de maatregelen. Een andere belangrijke maatregel is, dat voor die bouwplannen waarbij een gevel van een woning bovenwettelijk geluidbelast wordt, de binnenmuren tussen de woningen onderling extra geïsoleerd zullen worden. Daarnaast worden onder andere de kades heringericht, het straatmeubilair vernieuwd, parkeervoorzieningen gebouwd die multifunctioneel gebruikt kunnen worden en de Duindorpbrug aangepast. Naar aanleiding van de onder 26 genoemde bedenking en het advies van de inspectie is nogmaals bekeken of er compensatie mogelijk is in het compartiment geluid. Het resultaat is dat voor die bouwplannen waarbij een gevel van een woning bovenwettelijk geluidbelast wordt, de scheidingsconstructies tussen de woningen onderling extra geïsoleerd zullen worden. Hierbij wordt een Ilu van +5 d(B) en een Ico van +10 d(B) aangehouden. Naar aanleiding van de onder 27 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. In het interactieve proces tussen bewoners en bedrijven in het kader van het Masterplan Scheveningen- kuststrook is leefbaarheid een van de belangrijkste onderwerpen die aan de orde kwam. Hierbij kwam duidelijk het verwijderen van vuil als een belangrijk punt aan de orde. Ook in het belevingsonderzoek kwam dit onderwerp als belangrijk naar voren. Wij hebben dat dan ook meegenomen in de beschrijving van het verhogen van de leefkwaliteit. Naar aanleiding van de onder 28 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Het bestemmingsplan geeft voor drie van de vier voorgestelde pleinen de bestemming ‘straat’ aan. Dit betekent dat bouwplaninitiatieven voor die openbare ruimten in strijd zijn met het bestemmingsplan en dus niet mogelijk zijn zonder af te wijken van het bestemmingsplan. Hiermee is juridisch-planologisch gezien zekerheid geboden. Het vierde plein/openbare ruimte (Zeesluisweg/Kompasstraat) wijkt wel af van het bestemmingsplan. Hiervoor zal eerst onderzoek plaatsvinden of het gebied zodanig kan worden ingericht zoals voorgesteld door de bewonersorganisatie. Voor wat betreft de uitvoering zijn twee van de vier pleinen (bij de rooilijn-verlegging en de Konmarlocatie) sterk afhankelijk van particuliere planontwikkeling. De gemeente tracht door het scheppen van financiële randvoorwaarden, ook deze nieuwe verblijfsruimten vrij van auto- en vrachtverkeer te realiseren. Dit betekent dat grondopbrengsten van de herontwikkeling worden benut om de woonomgeving en dus ook de nieuwe verblijfsruimten te financieren. Voor de verblijfsruimte/plein nabij de oude visafslag is een ontwerp inmiddels uitgewerkt en besproken met de betrokken bewonersorganisatie en de direct omwonenden. Voor het vierde plein kan verwezen worden naar het hiervoor aangegeven onderzoek
raadsvoorstellen 2001
11
Naar aanleiding van de onder 29 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Voor die bouwplannen waarbij een gevel van een woning bovenwettelijk geluidbelast wordt, zullen de binnenmuren tussen de woningen onderling extra geïsoleerd worden. Daar waar een bewoner voor zijn huis of bij een openstaand raam bovenwettelijk geluidsbelast wordt heeft deze de mogelijkheid om binnen zijn eigen woning als compensatie de rust te zoeken. Eventuele overlast van de buren zal als gevolg van de extra isolatie beperkt zijn. Naar aanleiding van de onder 30 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Vanzelfsprekend zal elke mogelijkheid worden aangegrepen om de afwijking van de milieukwaliteitseisen op te heffen. Bijvoorbeeld als het wegverkeer of condensors en compressoren door technische ontwikkelingen stiller worden of als een voor het geluid maatgevend bedrijf onverhoopt vertrekt uit het havengebied. Het is echter niet wenselijk een vaste termijn te verbinden aan het afwijken van de milieukwaliteitseisen. De beschreven ontwikkelingen zijn immers door een gemeente niet of nauwelijks beïnvloedbaar. Naar aanleiding van de onder 31 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Het stap 3besluit maakt woningbouw, onafhankelijk van de bouwhoogte, wettelijk gezien mogelijk op plaatsen waar dat voorheen niet mogelijk was. Feitelijke realisatie van woningen kan pas als er een bouwvergunning is verleend. Een aanvraag voor een bouwvergunning wordt getoetst aan het bestemmingsplan. Er is derhalve sprake van twee gescheiden procedures waarbij de besluitvorming in de ene procedure niet hoeft te wachten op besluitvorming in de andere procedure. Naar aanleiding van de onder 32 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. In het kader van de besluitvorming over afwijking van milieuregels, staat niet de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte hoogte ter discussie. Naar aanleiding van de onder 33 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. De verkeersafwikkeling in het gebied heeft geen direct verband met het te nemen stap 3- besluit. Wel kan worden opgemerkt dat om de afvoer van het verkeer vanaf het industrieterrein goed te laten verlopen onder andere de Duindorpbrug wordt verbreed en een onderzoek naar de haalbaarheid van een brug over de Pijp zal worden uitgevoerd. Een eventuele aanleg van een brug over de Pijp zal als gevolg hebben dat de Schokker-weg en de nu door het verkeer zwaar belaste Westduinweg zullen worden ontlast. Naar aanleiding van de onder 34 en 35 genoemde bedenkingen kan het volgende worden opgemerkt. Er is geen sprake van een verlaging van het geluid afkomstig van het industrieterrein. De geluidsvoorschriften van de bedrijven op het industrieterrein zijn wel onlangs aangepast om te voldoen aan de wettelijk geldende geluidsnormen. Hiervoor is de daadwerkelijke geluidsproductie van de bedrijven vastgelegd in de milieuvoorschriften in plaats van de theoretische geluidsproductie die gebaseerd was op de landelijke Circulaire Industrielawaai. Voor de meeste bedrijven is ook nog rekening gehouden met een akoestische uitbreiding van 3 dB(A). Sommige bedrijven zullen, vanwege de huidige woningbouw, hun ontwikkelingen binnen de bestaande geluidruimte dienen te realiseren. De overschrijding van milieukwaliteitseisen is en zal nog in een enkel geval wettelijk worden vastgelegd in de voor de bedrijven geldende geluidsvoorschriften, zodat daarmee deze overschrijding ook voor de toekomst is gewaarborgd. Naar aanleiding van de onder 36 genoemde bedenking kan het volgende worden opgemerkt. Op het stadsdeelkantoor Scheveningen was een complete set van het raadsvoorstel met de daarbij behorende bijlagen beschikbaar. Tevens was een set in te zien bij het Gemeentelijk Informatiecentrum aan het Spui en bij het bedrijfsonderdeel Vergunningen aan de Loosduinseweg 13-17 te Den Haag. In de verspreide kennisgeving over het ontwerp-besluit stonden ook twee telefoonnummers genoemd waarnaar gebeld kon worden voor informatie. Van 21 september tot en met 19 oktober 2000 was het mogelijk bedenkingen tegen het ont-werpraadsvoorstel schriftelijk of mondeling in te dienen. Het is procedureel niet mogelijk deze bedenkingen in een later stadium aan te vullen. 10. Termijnoverschrijding De termijn van zes maanden na de terinzagelegging, waarbinnen dit besluit ingevolge artikel 5, lid 5 van de Experimentenwet genomen diende te worden, is verstreken. Op 19 april 2001 heeft u ingestemd met het voorstel om deze termijn met twee maanden te verlengen (RV 103/2001). Dit besluit is gepubliceerd en medegedeeld aan de betrokken adviseurs en diegenen die bedenkingen hebben geuit. Thans wordt dit definitieve voorstel binnen de met twee maanden verlengde termijn ter besluitvorming voorgelegd. 11. Besluit Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, gelet op het advies d.d. 10-05-2001 van de commissie voor Leefbaarheid, Milieu en Scheveningen (VVD, PvdA, CDA, D66 en SGP/GPV/RPF: vóór, GroenLinks, PPS en SP: stem voorbehouden, HSP: afwezig), het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, Gelet op de artikelen 2, 3 en 5 van de Experimentenwet stad en milieu en mede gelet op het raadsbesluit van 19 april 2001 (rb 103/2001), Besluit: met overneming van de door burgemeester en wethouders in de rapportage Stad & Milieu d.d. 12 april 2001, aangegeven overwegingen, welke worden geacht deel uit te maken van dit besluit, met inachtneming van de in dit voorstel geschetste te volgen procedure, in te stemmen met de volgende voorgenomen beslispunten: a. (stap 3 wegverkeerslawaai)
12
raadsvoorstellen 2001
voor het gebied op tekening 1 af te wijken van het bepaalde in artikel 83, lid 2 van de Wet geluidhinder conform de op de tekening aangegeven waarden, met een maximum van 66 (+5) dB(A), waarbij de aan de, bij het bestemmingsplan verleende, ontheffingen wegverkeerslawaai verbonden voorwaarden onverkort van toepassing blijven; b.
(stap 3 industrielawaai, industrieterrein) voor het gebied op tekening 2 af te wijken van het bepaalde in de artikelen 47 en 72 Wet geluidhinder conform de op de tekening aangegeven waarde, met een maximum van 56 dB(A);
c.
(stap 3 industrielawaai, sportvisreders) bij 2 sportvisreders (A en B) gevestigd binnen het op tekening 3 aangegeven gebied aan de Dr. Lelykade, in afwijking van artikel 8.11, lid 3, juncto artikel 8.8 van de Wet milieubeheer, voor de nachtperiode (van 23.00 u tot 07.00 u) een equivalent geluidsniveau (Laeq) van ten hoogste 49 dB(A) voor sportvisreder A respectievelijk 46 dB(A) voor sportvisreder B op de gevels van woningen toe te staan;
d.
(uitgestelde stap 3 industrielawaai, industrieterrein) te bepalen dat de gemeenteraad, indien de aanpassingsprocedures van de geluidsvoorschriften voor de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein in beroep leiden tot een hogere, vanwege het gezoneerde industrieterrein optredende, geluidbelasting op de gevels van woningen dan op tekening 2 is aangegeven, bevoegd is alsdan voor deze woningen af te wijken van het bepaalde in de artikelen 47 en 72 Wet geluidhinder conform de op de tekening 4 aangegeven waarde, met een maximum van 57 dB(A);
e.
eventueel besluit als bedoeld onder d niet later te nemen dan negen maanden na de definitieve uitspraak(en) van de Raad van State op (een) ingesteld(e) beroep(en) naar aanleiding van de aanpassingsprocedures van de geluidsvoorschriften voor de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein;
f.
maatregelen te treffen ter beperking en ter compensatie van de door de onder a, b en c genoemde afwijkingen en van de mogelijke afwijking genoemd onder d, waaronder ten minste de herinrichting van de 4 locaties in de openbare ruimte (omgeving sluisje, omgeving radio Holland, omgeving Hennephofkerkje en hoek Zeesluisweg/Kompassstraat) en het extra isoleren van de woningscheidende constructies, binnen het kader van het gestelde in de hoofdstukken 7, 8 en 9 van de bij dit besluit behorende rapportage;
g.
de bovengenoemde afwijkingen niet aan een termijn te binden;
h.
burgemeester en wethouders op te dragen bij het nemen van besluiten, zoals bouwvergunningen en milieuvergunningen (en het opleggen van nadere eisen voor bedrijven die vallen onder een AMvB ex artikel 40 van de Wet milieubeheer) uit te gaan van de onder a, b en c genoemde afwijkingen en indien een nader besluit is genomen, zoals bedoeld onder d, tevens van de daar genoemde afwijking.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De secretaris,
De voorzitter,
De bij dit voorstel behorende bijlagen liggen voor de raadsleden in de leeskamer (map nr. 6) en voor een ieder in het Gemeentelijk Informatiecentrum aan het Spui 70 ter inzage. Burgemeester en wethouders van Den Haag. De secretaris, J.A.M. Kroese-Duijsters.
raadsvoorstellen 2001
De burgemeester, W.J. Deetman.
13