WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
B. COUMANS EN M.T.W. LEURS
Richtlijnen gezond bewegen Een eerdere publicatie over richtlijnen voor gezond bewegen is reeds verschenen als:
SAMENHANG LICHAMELIJKE ACTIVITEIT, FITHEID EN GEZONDHEID
Lichamelijke activiteit, fitheid en gezondheid hebben een onderlinge samenhang.7 Onder lichamelijke activiteit wordt verstaan ‘iedere lichaamsbeweging die tot stand wordt gebracht door samentrekking van skeletSAMENVATTING spieren en waarbij het intensiteitniveau boven dat Ondanks de populariteit van sport in de Nederlandse samenleving blijkt uit van het rustmetabolisme ligt’.7 De mate van lichastudies dat circa 60% van de volwassen Nederlandse bevolking onvoldoende lichamelijk actief is. Inmiddels is ook overtuigend aangetoond dat regelmatige melijke activiteit wordt beschreven door het type, lichamelijke activiteit gunstige effecten heeft op de fitheid en gezondheid van de duur, de intensiteit en de frequentie. De intensiteit (of zwaarte) van een bepaalde activiteit kan mensen. De hoge mate van bewegingsarmoede in combinatie met de inmiddels duidelijke gezondheidswaarde van een lichamelijke actieve leefstijl ook uitgedrukt worden in het aantal malen van het metabolisme tijdens rust (‘resting metabolic rechtvaardigt een nationaal bewegingsstimuleringsbeleid. In dat kader is de rate’; RMR). Het metabolisme tijdens rust wordt Nederlandse Norm Gezond Bewegen geformuleerd. ■ gesteld op 1 en wordt uitgedrukt in MET (‘metabolic equivalent’), waarbij 1 MET overeenkomt SUMMARY met een zuurstofverbruik van 3,5 ml per kilogram Despite the popularity of sport in the Netherlands, several studies have lichaamsgewicht per minuut. Een activiteit van 4 shown that some 60% of the adult Dutch population is not physically active MET komt overeen met een energieverbruik van enough. It is now clear that regular physical activity has positive effects on 4 maal RMR. individual fitness and health. In view of the benefits of a physically active Lichamelijke fitheid wordt omschreven als ‘een lifestyle and the serious lack of physical activity, a national exercise verzameling kenmerken die een individu bezit promotion policy is warranted. The Dutch Healthy Exercise Norm was dan wel verwerft, en die hem of haar in staat stelformulated in this context. ■ len lichamelijk actief te zijn’.6 Lichamelijke fitTREFWOORDEN: LICHAMELIJKE (IN)ACTIVITEIT, GEZONDHEID, FITHEID, heid wordt omschreven in termen van uithouSPORT-EN BEWEGINGSSTIMULERING dingsvermogen, spierkracht, snelheid, lenigheid, coördinatie en lichaamssamenstelling. Gezondheid in engere zin wordt gedefinieerd als INLEIDING de afwezigheid van ziekte. De WHO hanteert echter een ruime definitie, namelijk ‘complete physical, mental and Sport is in de afgelopen decennia steeds populairder geworsocial well-being’.24 Vaak wordt in het veld van sport en den. Bij sportkoepel NOC*NSF zijn meer dan 90 landelijke gezondheid de volgende definitie van gezondheid gehansportorganisaties aangesloten met in totaal bijna 30.000 23 teerd: ‘een menselijke toestand met lichamelijke, sociale en verenigingen met 4,79 miljoen leden. Daarnaast kennen psychologische dimensies, die elk op een continuüm met de talrijke commerciële sportscholen en fitnesscentra ruim positieve en negatieve polen gekarakteriseerd wordt’.7 Posi1 miljoen leden en sporten miljoenen mensen ongebonden. Kortom, Nederland lijkt massaal aan het sporten te zijn. tieve gezondheid wordt geassocieerd met het vermogen om Een lidmaatschap van een sportvereniging wil echter nog van het leven te genieten en om uitdagingen het hoofd te niet zeggen dat men vanuit gezondheidsoogpunt ook volkunnen bieden (welzijn). Negatieve gezondheid wordt in doende lichamelijk actief is. Cijfers over de mate van lichaverband gebracht met ziekte en sterfte.5 Factoren die melijke activiteit van de volwassen Nederlander geven aan invloed hebben op de drie genoemde begrippen zijn: erfedat een groot deel van de Nederlandse bevolking onvollijkheid, leefstijl, fysieke en sociale omgeving. doende beweegt. En dat terwijl de erkenning voor lichamelijke inactiviteit als onafhankelijke risicofactor voor de LICHAMELIJKE ACTIVITEIT EN GEZONDHEID gezondheid de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Dit Van recente datum is de vaststelling dat lichamelijke besef dringt steeds meer door in zowel de sportsector als de (in)activiteit de gezondheid kan beïnvloeden. Uit epidemio(preventieve) gezondheidszorg. Het belang van lichamelijke logisch onderzoek is gebleken dat lichamelijke inactiviteit activiteit voor de gezondheid en fitheid enerzijds en de de kans op morbiditeit en mortaliteit vergroot.22 Regelmatige lichamelijke activiteit verkleint de kans op hart- en vaatgeconstateerde bewegingsarmoede anderzijds zijn belangrijziekten, osteoporose, diabetes mellitus type 2, colonkanker, ke redenen geweest voor (landelijke) initiatieven om menangst en depressie.18 sen aan te zetten (meer) in beweging te komen én te blijven. Kemper HCG, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M. Consensus over de Nederlandse norm voor gezond bewegen. TSG 2000;78:180-183.
142
Geneeskunde en Sport, 34, 4 ■ augustus 2001
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Pas sinds tien jaar wordt lichamelijke inactiviteit in Nederland beschouwd als een onafhankelijke (directe) risicofactor voor hart- en vaatziekten.4 Voorheen werd aangenomen dat lichaamsbeweging vooral indirect een gunstig effect had. Belangrijke risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals lichamelijke inactiviteit, roken, hypercholesterolemie, hypertensie en obesitas hebben ieder een relatief risico tussen 1,9 en 2,5.18 Daarmee kan gesteld worden dat deze risicofactoren even zwaar wegen als het gaat om mortaliteit ten gevolge van hart- en vaatziekten. Wanneer echter gekeken wordt naar de prevalentie van deze risicofactoren dan blijkt dat deze voor lichamelijke inactiviteit het hoogst is, namelijk circa 60%.11 Voor roken, hypercholesterolemie, hypertensie en obesitas zijn prevalenties variërend van 20-40% gevonden.19 Het populatie attributief risico (PAR) ten aanzien van hart- en vaatziekten blijkt dus voor lichamelijke inactiviteit het hoogst te zijn. Deze hoge PAR houdt in dat wanneer een groot deel van de populatie lichamelijk actiever wordt de vermindering van deze risicofactor een groter effect heeft op de volksgezondheid dan een risicofactor met een vergelijkbaar relatief risico maar met een lagere prevalentie.8 Naast de directe invloed die lichamelijke activiteit heeft op het risico voor hart- en vaatziekten bestaat er ook een indirecte invloed. Regelmatige lichamelijke activiteit kan een gunstige invloed hebben op bloeddruk, lichaamsgewicht, bloedlipidenprofiel en rookgedrag.22 Ook andere determinanten voor diverse chronische ziekten kunnen door regelmatige lichamelijke activiteit in positieve zin worden veranderd.17 De theoretische relatie tussen lichamelijke activiteit en gezondheid kan schematisch worden weergegeven door een omgekeerde parabool.18 Voor fitheid Nederland in beweging NOC*NSF geldt een soortgelijk verband. Naarmate men lichamelijk actiever wordt neemt ook de gezondheidstoestand toe. activiteit van groot belang. Een gezondheidkundig advies Dit gunstige effect neemt progressief af bij een toename van dat derhalve gegeven wordt is een toename van het energiehet activiteitsniveau (= wet van de verminderde meeropverbruik boven op het rustmetabolisme door lichamelijke brengst). Hieruit volgt dat de grootste gezondheidswinst te activiteit van tenminste 200 kilocalorieën per dag.18 Dit kan boeken valt wanneer inactieven actiever worden. bereikt worden door bijvoorbeeld 30 minuten stevig te wandelen (± 6 km/uur) of 15 minuten hard te lopen (± 10 km/uur). Daarbij hoeft de dagelijkse lichamelijke activiteit NEDERLANDSE NORM GEZOND BEWEGEN niet in één keer en aaneengesloten te worden uitgevoerd. De De hoeveelheid lichamelijke activiteit die leidt tot een betedagelijkse duur mag verdeeld worden over meerdere keren, re lichamelijke fitheid leidt ook tot een betere gezondheid.18 bijvoorbeeld drie maal tien minuten wandelen of twee maal Recent inzicht heeft ertoe geleid dat er een onderscheid tien minuten hardlopen.13 Door regelmatig gebruik te gemaakt wordt tussen de benodigde hoeveelheid lichamemaken van de trap, de fiets (woon-werkverkeer of naar lijke activiteit voor de verbetering van fitheid en van school) of de benenwagen voor boodschappen of de hond gezondheid. Voor het verbeteren van de fitheid is m.n. de uitlaten kan men ook deze minimale hoeveelheid extra intensiteit van groot belang. Voor gezondheid daarentegen lichamelijke activiteit bereiken.16 is de totale hoeveelheid verbruikte energie door lichamelijke
Geneeskunde en Sport, 34, 4 ■ augustus 2001
143
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Om in Nederland vanuit het oogpunt van gezondheidsbevordering te komen tot een consensus over een norm voor de gewenste hoeveelheid lichamelijke activiteit is eind 1998 in het kader van het actieprogramma Nederland in Beweging! een Nederlandse expertmeeting gehouden (zie ook kader).13 Deze expertmeeting heeft geleid tot de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor een drietal leeftijdsgroepen. De experts zijn hierbij uitgegaan van de bewegingsrichtlijnen die internationaal worden gehanteerd.1,3,18,20 DE NEDERLANDSE NORM GEZOND BEWEGEN VOOR JEUGD (<18 JAAR)
Dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht dienen te zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (uithoudingsvermogen, spierkracht, lenigheid en coördinatie). Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteiten voor jeugdigen zijn: wandelen, fietsen, trap aflopen (5 MET), zwemmen, hardlopen (6-7 MET), trap oplopen, rennen en allerlei spelsporten zoals basketball, voetbal, hockey, etc.. Voorbeelden van lichamelijke activiteiten ter verbetering van de lichamelijke fitheid zijn: roeien, wielrennen, duursporten (uithoudingsvermogen); turnen, vechtsporten, fitness, technische nummers atletiek (spierkracht); yoga, turnen, taekwondo (lenigheid) en alle sporten en spelen (coördinatie). DE NEDERLANDSE NORM GEZOND BEWEGEN VOOR VOLWASSENEN (18 - 55 JAAR)
Een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, bij voorkeur alle dagen van de week. Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteiten voor volwassenen zijn: wandelen (5-6 km/uur) overeenkomend met 5 MET en fietsen (15 km/uur) overeenkomend met 61/ 2 MET. DE NEDERLANDSE NORM GEZOND BEWEGEN VOOR OUDEREN (55-PLUSSERS)
Een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, bij voorkeur alle dagen van de week. Voor nietactieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging meegenomen onafhankelijk van intensiteit, duur, frequentie en type. Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteiten voor ouderen zijn: wandelen (4-5 km/uur) overeenkomend met 31/ 2 MET en fietsen (10 km/uur) overeenkomend met 5 MET.
jeugd: alle activiteiten tussen de 5 MET (wandelen, fietsen, trap aflopen) en 8 MET (rennen, trap oplopen); volwassenen: alle activiteiten tussen de 4 MET (wandelen 5 km/uur) en 61/ 2 MET (fietsen 16 km/uur); ouderen: alle activiteiten tussen de 3 MET (wandelen 4 km/uur) en 5 MET (fietsen 10 km/uur). De ratio achter deze gedifferentieerde indeling is dat de maximale belastbaarheid met de leeftijd afneemt. Bewegen voor fitheidsverbetering vereist een hogere intensiteit dan bewegen voor gezondheidsbevordering. De beste manier om aan de norm voor gezond bewegen te voldoen is niet door uitsluitend te gaan sporten in georganiseerd verband, maar door ook alledaagse lichamelijke activiteit te integreren in het dagelijkse bestaan. Voor mensen met lichamelijke beperkingen en/of chronische ziekten worden bewegingsrichtlijnen op maat geadviseerd.10 Bewegen levert voor iedereen een positieve bijdrage aan de gezondheid, zo ook tijdens revalidatie en herstel. HOE ACTIEF IS NEDERLAND?
Gezien de gunstige effecten van regelmatige lichamelijke activiteit op de volksgezondheid dient zich de vraag aan hoe lichamelijke actief Nederlanders zijn. De spaarzame gegevens daarover zijn vooral afkomstig van vragenlijsten. Aan de jaarlijkse gezondheidsenquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn in 1990/1991 vragen toegevoegd over de mate van lichamelijke activiteit in de vrije tijd. Hieruit bleek dat 34% van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder op geen enkele wijze lichamelijk actief te zijn in de vrije tijd.2 Nog geen kwart bleek tenminste drie maal per week gedurende minimaal 20 minuten lichamelijk actief te zijn. Uit de CBS-enquête van 1996 kwam een vergelijkbaar percentage van 35% die in de vrije tijd geheel niet lichamelijk actief was.12 Slechts 40% voldeed wel aan de norm van 30 minuten per dag minimaal middelzwaar lichamelijk actief zijn op bij voorkeur alle dagen van de week. Uit een telefonische enquête uitgevoerd in 1998 bleek eveneens dat circa 60% van de volwassen
AANVULLING TEN BEHOEVE VAN ALLE LEEFTIJDSGROEPEN:
Duur en intensiteit van lichamelijke activiteit zijn inwisselbaar; bijvoorbeeld 30 minuten wandelen in plaats van 15 minuten hardlopen of in plaats van één keer per dag één uur fietsen vier maal 15 minuten fietsen. Matig intensieve lichamelijke activiteiten zijn voor jeugdigen, volwassenen en ouderen verschillend gedefinieerd. Matig intensief lichamelijk actief betekent voor:
144
Nederland in beweging
Geneeskunde en Sport, 34, 4 ■ augustus 2001
NOC*NSF
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Nederlandse bevolking niet voldeed aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen van tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit.11 Bij een steekproef onder de inwoners (in de leeftijd van 20-64 jaar) van Amsterdam, Doetinchem en Maastricht bleek dat 45% gemiddeld minder dan 30 minuten per dag matig intensief actief is.21
6.
7.
8.
Longitudinaal Nederlands onderzoek waarbij de lichamelijke activiteit van jongens en meisjes vanaf het 13e tot aan het 27ste levensjaar werd gemeten, laat zien dat de grootste daling plaatsvindt in de tienerperiode. In de periode tussen 1977 en 1991 is de totale hoeveelheid lichamelijke activiteit tussen 13 en 27 jaar bij mannen en vrouwen sterk afgenomen, namelijk met 42% en 17% respectievelijk.15
9.
10. 11.
TOT SLOT
Kortom, veel Nederlanders zitten hun gezondheid letterlijk in de weg. Aangenomen wordt dat de gevonden percentages over de mate van lichamelijke inactiviteit in Nederland niet sterk afwijken van die uit andere Westerse landen. Door de toegenomen mechanisatie, automatisering en gemotoriseerd transport is de moderne mens nauwelijks meer genoodzaakt lichamelijk actief te zijn en wijkt hij qua beweeggedrag sterk af van zijn voorouders.9 De Nederlandse Norm Gezond Bewegen betreft de minimale norm voor lichamelijke activiteit. De winst ten aanzien van gezondheid en fitheid zal groter zijn naarmate men langer, vaker en intensiever beweegt. De overtuigende bewijzen over de gezondheidswaarde van lichamelijke activiteit en de vrij recente gegevens dat een groot deel van de bevolking nauwelijks of te weinig lichamelijk actief is heeft inmiddels geleid tot verscheidene initiatieven om mensen meer in beweging te krijgen.14 Enkel een toename van kennis over de (inhoud van de) Nederlandse Norm Gezond Bewegen bij zowel intermediairs (zoals medici en voorlichters) als de einddoelgroep is daarbij slechts een eerste aanzet. REFERENTIES 1. American College of Sports Medicine (ACSM) Position Stand. The recommended quantity and quality of exercise for developing and maintaining cardiorespiratory and muscular fitness, and flexibility in healthy adults. Med Sci Sport Exerc 1998;6,975-991. 2. Backx FJG, Swinkels H, Bol E. Hoe lichamelijk (in)actief zijn de Nederlandse volwassenen in hun vrije tijd? Maandbericht Gezondheidsstatistiek 1994;13:4-16. 3. Biddle S, Sallis J, Cavill N (eds.). Young and active? Policy framework for young people and health-enhancing physical activity. London: Health Education Authority, 1998. 4. Bijnen FCH. Lichamelijke inactiviteit: risicofactor voor hart- en vaatziekten. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 1990. 5. Bijnen FCH, Zonderland ML, van Enst GC, Mosterd WL. Bewegen, fitheid en gezondheid. Geneeskunde en Sport 1991;24:163-168.
12. 13.
14.
15.
16. 17.
18.
Bouchard C, Shepard RJ, Stephens T et al. (eds.). Exercise, fitness and health. A consensus of current knowledge. Proceedings of the international conference on exercise, fitness and health. Champaign: Human Kinetics, 1990. Bouchard C. Physical activity, fitness and health: overview of the consensus symposium. In: Quinney AH, Gauvin L, Wall TA (eds.). Towards active living. Champaign: Human Kinetics, 1994. Caspersen CJ. Physical activity epidemiology concepts, methods and applications to exercise science. Exerc Sports Sci Rev 1989;17:423-473. Cordain L, Gotshall RW, Boyd Eaton S, Boyd Eaton III S. Physical activity, energy expenditure and fitness: an evolutionary perspective, Int J Sports Med 1998;19:328-335. Coumans B, Leurs MTW. Gezond bewegingsadvies voor mensen met een chronische ziekte. Geneeskunde en Sport 2000;33:16-22. Hildebrandt VH, Urlings IJM, Proper KI, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M. Bewegen Nederlanders nog wel (genoeg)? In: Hildebrandt VH, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M (red.). Trendrapport Bewegen en Gezondheid 1998/1999. Lelystad, Koninklijke Vermande, 1999:23-29. Hoeben J. Lichamelijke activiteit in de vrije tijd? Maandbericht Gezondheidstatistiek 1998;5:18-26. Kemper HCG, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M, Hildebrandt VH, Backx FJG, Bol E, Costongs C, Coumans B, Greef M de, Hirasing RH, Hopman-Rock M, Huijben MEM, Koornneef M, Lemmink KAPM, Leurs MTW, Mechelen W van, Mosterd WL, Schuit AJ, Stevens M, Verstappen F, Westhoff MH, Wolfhagen PJJM. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen. In: Hildebrandt VH, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M (red.). Trendrapport Bewegen en Gezondheid 1998/1999. Lelystad, Koninklijke Vermande, 1999: 11-21. Leurs MTW, Costongs C, Wolfhagen PJJM, Backx FJG, Verpalen I, Kernebeek E van. Nederland in Beweging! Voortschrijdend Strategisch Plan 1999-2000. Arnhem, NOC*NSF, 1999. Mechelen W van, Kemper HCG. Habitual physical activity in longitudinal perspective. In: Kemper HCG (ed.), The Amsterdam Growth Study, a longitudinal analysis of health, fitness and lifestyle. HK Sport Science Monograph Series. Champaign: Human Kinetics, 1995;6:135-159. Mechelen W van. Gezondheid in Beweging. Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 1996;74:44-46. Mosterd WL, Bol E, de Vries WR, Zonderland ML, Peters, HPF, Winter ThC de, Schmikli SL. Bewegen Gewogen. Inventarisatie van wetenschappelijke gegevens en formulering van aanbevelingen ter ondersteuning van actiegericht beleid inzake sport en (volks)gezondheid. Utrecht: Universiteit Utrecht, 1996. Pate RR, Pratt M, Blair SN, Haskell WL, Macera CA, Bouchard C, Buchner D, Ettinger W, Heath GW, King AC, Kriska A, leon AS, Marcus BH, Morris J, Paffenbarger RS, Patrick K, Pollock ML, Rippe JM, Sallis J, Wilmore JH. Physical activity and public health: a recommendation from the Centers for Disease Control and Prevention and the American College of Sports Medicine. JAMA 1995;273:402-407.
Geneeskunde en Sport, 34, 4 ■ augustus 2001
145
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK 19. Ruwaard D, Kramers PGN (red.). Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1997. De som der delen. Utrecht: Elsevier/De Tijdstroom, 1997. 20. Sallis JF, Patrick K. Physical activity guidelines for adolescents: consensus statement. Ped Exerc Sci 1994;6:302-304. 21. Schuit AJ, Feskens EJM, Seidell JC. Lichamelijke activiteit in samenhang met sociaal-demografische determinanten en gezondheidskenmerken bij volwassen mannen en vrouwen in Amsterdam, Doetinchem en Maastricht. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143: 1559-1564. 22. US Department of Health and Human Services (USDHHS). Physical activity and health: a report of the Surgeon General, US Department of Health and Human Services. Atlanta: Centers for Disease Control and Prevention, 1996. 23. Visser J. Ledental NOC*NSF over 2000. Arnhem: NOC*NSF, 2001. 24. World Health Organization (WHO). Measurements of levels of health. Kopenhagen: WHO, 1979.
22x 15 1515
2 2 2 15 21515 2
15 15 15 15 15 15 2
15 2
15
NEDERLANDSE NORM GEZOND BEWEGEN
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) is vastgesteld in het kader van het landelijke actieprogramma Nederland in Beweging! (NIB). Dit is een programma van NOC*NSF in samenwerking met de Nederlandse Hartstichting (NHS), de Nederlandse Kankerbestijding (KWF), stichting Jeugd in Beweging (JIB) en vele andere organisaties. NIB wordt mogelijk gemaakt door onder andere ZorgOnderzoek Nederland (ZON), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Lotto. De NNGB is vastgesteld eind 1998 tijdens een expertmeeting waarbij de volgende experts betrokken waren: H.C.G. Kemper1, W.T.M. Ooijendijk,2 M. Stiggelbout,2 V.H. Hildebrandt,3 F.J.G. Backx,4 E. Bol,5 C. Costongs,4 B. Coumans,4 M. de Greef,6 R.H. Hirasing,2 M. Hopman-Rock,2 M.E.M. Huijben,7 M. Koornneef,7 K.A.P.M. Lemmink,6 M.T.W. Leurs,4 W. van Mechelen,1 W.L. Mosterd,5 A.J. Schuit,8 M. Stevens,6 F. Verstappen,9 M.H. Westhoff,2 P.J.J.M. Wolfhagen,4 die op dat moment werkzaam waren bij: 1 Vrije Universiteit Amsterdam (EMGO-instituut) 2 TNO Preventie en Gezondheid 3 TNO Arbeid 4 NOC*NSF Sport en Gezondheid 5 Universiteit van Utrecht 6 Rijksuniversiteit Groningen 7 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 8 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 9 Universiteit van Maastricht OVER DE AUTEURS Drs. Bart Coumans, bewegingswetenschapper en drs. Mariken Leurs, gezondheidswetenschapper zijn beiden werkzaam bij de sector Breedtesport van NOC*NSF. Correspondentieadres: Drs. B. Coumans, NOC*NSF Breedtesport, Postbus 302, 6800 AH Arnhem. Tel 026-4834718, email:
[email protected]
146
Geneeskunde en Sport, 34, 4 ■ augustus 2001