Zorgbeleidsplan
Renate Belgers Maart 2012
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ..................................................................................................................... 1 1
Inleiding .......................................................................................................................... 2
2
Begrippen in dit zorgbeleidsplan .................................................................................... 3
3
Karakter van de school................................................................................................... 4
4
Doelstellingen zorg ......................................................................................................... 5
5
De doelgroep .................................................................................................................. 6 5.1
De groep:................................................................................................................. 6
5.2
Probleemsignalering en de route binnen de zorg. ................................................... 6
5.3
Zorggroepen ............................................................................................................ 7
6
5.3.1
Dyslectische leerlingen ..................................................................................... 7
5.3.2
Leerlingen met dyscalculie ............................................................................... 8
5.3.3
Leerlingen en pesten ........................................................................................ 8
5.3.4
Leerlingen met sociaal-emotionele problematiek .............................................. 8
5.3.5
Leerlingen met faalangst .................................................................................. 8
5.3.6
Rugzakleerlingen .............................................................................................. 9
5.3.7
Leerlingen met LWOO ...................................................................................... 9
De school ..................................................................................................................... 10 6.1
Inleiding ................................................................................................................. 10
6.2
Functionarissen in de zorg intern 1e lijn en 2e lijn. ................................................ 10
6.2.1
Eerste lijn ........................................................................................................ 10
6.2.2
Tweede lijn ..................................................................................................... 11
6.3
6.3.1
De rugzakbegeleider....................................................................................... 13
6.3.2
De ambulant begeleider.................................................................................. 13
6.4 7
Rugzakleerlingen. .................................................................................................. 13
Specifieke communicatie ....................................................................................... 14
Externe deskundigen.................................................................................................... 15 7.1
ZAT‐team .............................................................................................................. 15
7.2
(School)maatschappelijk werk ............................................................................... 15
7.3
Samenwerkingsverband ........................................................................................ 15
8
Evaluatie en kwaliteitsbewaking en -verbetering. ......................................................... 17
9
Protocollen en afspraken. ............................................................................................. 18
10
Bijlagen ..................................................................................................................... 19
Pagina | 1
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
1 Inleiding Het Rudolf Steiner College Haarlem is een vrijeschool die Vwo/Havo/Mavo onderwijs aanbiedt. Daarnaast bieden we ook Lwoo onderwijs aan voor leerlingen op Mavo niveau. We vormen één school met het Geert Groote College uit Amsterdam en de Adriaan Roland Holstschool uit Bergen en vallen bestuurlijk onder de Stichting voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord–Holland. De school bestaat uit de middenbouwklassen 7 en 8 (brugklassen eerste en tweede leerjaar) en de bovenbouwklassen 9 t/m 12 ( klassen 3 t/m 6).
Pagina | 2
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
2 Begrippen in dit zorgbeleidsplan School Stichting
Bevoegd gezag Rector Conrector Afdelingsleider Leerlingen Personeel
Docenten Mentor Leerlingbespreking Klassenbespreking BJZ SMW ZT ZAT PCL LWOO RVC LGF Cluster
REC/WEC NIO Rugzakbegeleider AB RT
Rudolf Steiner College Haarlem De Stichting voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord‐Holland, waar onze school deel van uitmaakt evenals het Geert Groote College in Amsterdam en de Adriaan Roland Holstschool te Bergen De algemeen directeur/ bestuurder van de stichting De schoolleider van de school Lid van de schoolleiding, bestaande uit rector en conrector De leerjaarcoördinatoren klassen 7/8, 9/10 en 11/12 De leerlingen die staan ingeschreven op school Alle medewerkers die werkzaam zijn op school, in dienstverband of op vrijwillige basis, maar vallend onder de verantwoordelijkheid van de school Medewerkers met lesgevende taken Docent, aangewezen om een klas sociaal en pedagogisch te begeleiden Een bespreking om een leerling beter in beeld te krijgen binnen de teamvergadering Een bespreking om een klas beter in beeld te krijgen binnen de teamvergadering Bureau Jeugdzorg Schoolmaatschappelijk werker Intern zorgteam Zorg Advies Team Permanente Commissie Leerlingzorg Leerwegondersteunend onderwijs Regionale Verwijzingscommissie Leerlinggebonden financiering, de zogenaamde ‘rugzak’ Eén van de 4 clusters van scholen die zich hebben gespecialiseerd in het verzorgen van onderwijs aan: cluster 1: visueel beperkte kinderen cluster 2: dove, slechthorende, of kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden cluster 3: langdurig zieke kinderen, lichamelijk beperkte kinderen, meervoudig beperkte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen cluster 4: zeer moeilijk opvoedbare kinderen en onderwijs aan kinderen die langdurig ziek zijn, anders dan met een lichamelijke beperking. Regionaal expertise centrum; de scholen in bovengenoemde clusters vallen onder de wet op de expertisecentra Nederlandse intelligentietest voor onderwijsniveau De persoon op school die betaald uit de rugzakgelden de leerling extra begeleidt. Ambulant begeleider van het REC voor leerlingen met een rugzak Remedial teaching
Pagina | 3
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
3 Karakter van de school Op het Rudolf Steiner College worden de leerkrachten geïnspireerd door het antroposofisch mensbeeld van Rudolf Steiner, dat het uitgangspunt vormt voor het vormgeven van ons onderwijs. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn: • • •
• • •
•
•
We zijn een algemeen toegankelijke school. Je haalt bij ons je Vwo, Havo of Mavo diploma. Naast de ontwikkeling van de cognitieve vermogens worden de leerlingen ontwikkeld op sociaal, kunstzinnig en wilsmatig gebied, anders gezegd: onderwijs voor hoofd, hart en handen. Hiertoe bieden wij een breed vakkenpakket aan. De school biedt een veilige leeromgeving. Lesstof is ook ontwikkelingsstof, dat betekent dat veel lesstof aansluit bij de leeftijd en levensfase van een leerling. De eerste twee lesuren van iedere dag worden aangeboden in de vorm van periodeonderwijs. Het hele jaar door krijgen de leerlingen gedurende drie weken de eerste twee uur hetzelfde vak, zodat de stof zelf verwerkt wordt en beter beklijft en er verbreding en verdieping ontstaat. Leerlingen worden begeleid om als vrij denkende, voelende en strevende mensen hun bijdrage aan de maatschappij vorm te kunnen gaan geven, op basis van hun eigen idealen; worden wie je bent. Het schooljaar is ritmisch opgebouwd met jaarfeesten.
Er zitten ongeveer 500 leerlingen bij ons op school. We verwachten komende jaren een groei door te maken tot maximaal 750 leerlingen. De leerlingen komen niet alleen uit Haarlem maar uit de wijde omtrek van de school, waarmee we een sterke streekfunctie vervullen. Op de vrijeschool worden de klassen doorgeteld waarbij we de kleuterleeftijd als een afzonderlijke fase binnen het onderwijs zien. Dat betekent dat we de klassen na de kleuterperiode beginnen te nummeren van klas 1 (groep 3) tot en met klas 6 (groep 8). Vandaar dat ons eerste leerjaar klas 7 is en het laatste leerjaar klas 12. De indeling van onze brugklassen is via het z.g. dakpansysteem, we hebben Vwo/Havo klassen en Havo/Mavo klassen ( maximaal 30 leerlingen per klas). Daarnaast hebben we een kleine (maximaal 18 leerlingen) aparte Mavo klas voor Lwoo, de Spaarnestroom. Zogenaamde opstroom (d.w.z. op een hoger niveau de school verlaten dan het basisschool advies waarmee je op school kwam) is op deze manier mogelijk.
Pagina | 4
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
4 Doelstellingen zorg Doelstelling van de zorg is: iedere leerling die aangenomen is verlaat de school met een regulier diploma en daarnaast met een vrijeschool eindgetuigschrift, in een schooltijd die prettig en veilig is. De Stichting heeft zich aangesloten bij het convenant ‘voortijdig school verlaten’. Wij willen hulp bieden bij gesignaleerde problemen en extern verwijzen als de hulp buiten de mogelijkheden van de school valt. De doelstelling van dit zorgplan is het zorgsysteem van de school nauwkeurig te beschrijven, de route binnen de zorg helder te maken en de diverse manieren waarop extra aandacht kan worden gegeven aan zorgleerlingen vast te leggen.
Pagina | 5
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
5 De doelgroep Ongeveer 50% van onze leerlingen komt van de vrije basisscholen. Er is regelmatig contact tussen de interne begeleiders van de basisscholen en de zorgcoördinator van onze school. De overgang van PO naar VO vindt plaats volgens de afspraken die gemaakt zijn in het Regionaal Bestuurlijk Overleg. Zie hiervoor het “Brugboek” en de brochure “De Overstap”. Er vindt een persoonlijke overdracht plaats m.b.t. alle leerlingen. Tijdens de overdracht van de leerlingen van vrijescholen wordt door de zorgcoördinator, de intern begeleider, de basisschool mentor en de nieuwe mentor overleg gepleegd. Daarnaast komt de andere 50% van veel verschillende reguliere basisscholen. De overdracht van leerlingen van deze scholen vindt na de plaatsing telefonisch plaats door de mentor met de docent van de basisschool. In de nieuwe procedure zal er ook een warme overdracht komen tussen onze school en alle basisscholen. Wanneer een leerling een rugzakje (LGF) heeft, vindt de overdracht plaats met de zorgcoördinator, de ambulant begeleider en de ouders. De keuze voor een van onze verschillende klassen geschiedt op basis van het advies van de basisschool en onze beoordeling van het dossier van de leerling. Bij twijfel nemen we altijd contact op met de ouders en de basisschool. Onze school kent een groot aantal leerlingen met dyslexie, ongeveer 30%. Doordat onze school naast het cognitieve ook het accent legt op een brede ontwikkeling en bovendien kleinschalig is kiezen veel ouders en leerlingen specifiek voor onze school.
5.1 De groep De klassen 7 en 8 zijn op onze school nog enigszins heterogeen, dat wil zeggen, twee niveaugroepen in een klas. Het aantal leerlingen per klas bedraagt maximaal 30 en voor de Spaarnestroom 18 leerlingen. Wij kiezen voor vaste mentoren die de leerlingen in de 7e en 8e klas begeleiden en die bovendien enkele periodes van het periodeonderwijs voor hun rekening nemen. Vanaf de 9e krijgt de klas een nieuwe mentor tot het examen. De mentor is een belangrijke schakel in de leerling‐zorg. De mentor is de spil in de klas en schakel tussen leerling, ouders en de school. Een klassenmentor heeft een ingeroosterd mentoruur en een taakuur in de week om de klas te begeleiden in het groepsproces, op leerhouding en sociale vaardigheden. We hebben op onze school elke week de middenbouw- en bovenbouwvergadering, waar we vakinhoudelijk informatie uitwisselen en de zorg rond leerlingen vormgeven, bijvoorbeeld door een leerling- of klassenbespreking te houden.
5.2 Probleemsignalering en de route binnen de zorg De mentor is de spil. Hij/zij beoordeelt of hij/zij zelf de benodigde zorg kan bieden, collega’s raadpleegt of de afdelingsleider of zorgcoördinator om advies vraagt. Er kan besloten worden de teamvergadering te raadplegen. Het is ook de mentor die ouders informeert over de lopende acties en uitkomsten binnen de school als hieronder beschreven. De mentor heeft de mogelijkheid een kinderbespreking te vragen. Hierbij wordt geprobeerd een beeld of karakterisering van een leerling te geven en de zorgvraag helder te krijgen. Hierbij wordt desgewenst een antroposofisch arts ingeschakeld. Als de leerling geen extra zorg nodig heeft, handelt de mentor het verder af.
Pagina | 6
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Het interne zorgteam kijkt, op basis van de hulpvraag van de leerling, welke zorg door de mentor gegeven is. Als de zorgvraag de draagkracht en de competentie van de mentor te boven gaat, neemt het zorgteam de zorg over. Het interne zorgteam bestaat uit de schoolarts, de remedial teacher, de decaan, de afdelingsleider, de schoolmaatschappelijk werker, de verzuimcoördinator, de zorgcoördinator en de mentor van de te bespreken leerling. Het interne zorgteam kijkt of het probleem binnen de mogelijkheden van de school valt of dat er specialistische hulp nodig is Als de hulp binnen de school geboden kan worden dan zorgt het interne zorgteam hiervoor. Bij interne hulp wordt de leerlingbegeleider, remedial teacher, zorgcoördinator, schoolarts, afdelingsleider, mentor en/of docenten ingeschakeld. Is er specialistische hulp nodig dan wordt met ouders / verzorgers overlegd over een vervolg. Ouders geven zo nodig toestemming voor het inschakelen van gespecialiseerde hulp. De hulpvraag waarbij leerplicht en BJZ aan bod komen, wordt behandeld in het ZAT (zorgadviesteam). In het ZAT hebben de volgende mensen zitting: de schoolarts, de zorgcoördinator, de remedial teacher, de mentor van de leerling, de afdelingsleider, de leerplichtambtenaar, de GGD-arts, een medewerker van BJZ, de schoolmaatschappelijk werker en op afroep de wijkagent. Zij dragen met hun expertise bij aan de probleemanalyse en bevorderen de afstemming tussen externe en interne hulp. Bij externe hulp worden al naar gelang van de problematiek deze externen ingeschakeld. Het zorgteam volgt de gebeurtenissen en handelt op advies van externe hulpinstanties.
5.3 Zorggroepen Wij hebben op school een aantal leerlingen met een zorgbehoefte, met of zonder diagnose. Bij de aanname wordt bekeken welke voorzieningen noodzakelijk zijn en wat de (on)mogelijkheden van de school zijn. Met oog op de wet Passend Onderwijs, wordt er momenteel gewerkt aan het opstellen van een zorgprofiel. Daarin zal beschreven worden voor welke leerlingen we onderwijs kunnen bieden. Binnen onze regio Zuid-Kennemerland worden hier binnen het Samenwerkingsverband VO-SVO heldere en duidelijke afspraken over gemaakt. Mocht een beperking zich tijdens de schoolloopbaan van de leerling manifesteren dan adviseert de zorgcoördinator de ouders bij de aanvraag van een rugzakje. Met de ingang van de wet Passend onderwijs en de daarmee gepaard gaande zorgplicht van alle scholen zullen hier veranderingen in optreden. De leerlinggebonden financiering zal gaan verdwijnen. Onze zorgstructuur zal hierop worden aangepast. 5.3.1 Dyslectische leerlingen Volgens Stichting Dyslexie Nederland is dyslexie een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. Bij dyslectische leerlingen is er onderzoek verricht en een officiële dyslexieverklaring afgegeven. De begeleiding van leerlingen met dyslexie vindt zoveel mogelijk binnen de school en het liefst in de klas plaats, waarbij de docent rekening houdt met de leerling. Bijna alle leerlingen met dyslexie hebben behoefte aan maatregelen op maat. Uitgangspunten voor signalering en begeleiding zijn in het dyslexiebeleid en dyslexieprotocol van onze school verder uitgewerkt. Pagina | 7
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
5.3.2 Leerlingen met dyscalculie Dit zijn leerlingen met ernstige en hardnekkige problemen bij het aanleren en vlot/accuraat oproepen/toepassen van reken‐wiskundekennis die niet worden veroorzaakt door een gebrek aan intelligentie of te weinig onderwijs. Bij leerlingen met dyscalculie is er onderzoek verricht door een daartoe bevoegde psycholoog. Dyscalculie is niet erkend als beperking met daarbij behorende maatregelen zoals dat geldt voor dyslexie, maar toch houden we er, waar mogelijk, rekening mee op individueel niveau. 5.3.3 Leerlingen en pesten Ondanks onze zorg en aandacht voor het sociale klimaat in de klassen, blijft pesten of gepest worden een aandachtspunt, dit komt ook bij ons op school voor. Op school is er is er een anti-pestbeleid van kracht. Kenmerkend voor het beleid is dat er een preventief gedeelte is. Dit wordt door de mentor in zijn klas uitgevoerd en aangestuurd door de anti-pest coördinator. Er is ieder schooljaar een ouderavond voor de 7e klas over dit thema. Er wordt regelmatig scholing voor de docenten gevolgd. Alle ouders ontvangen aan het begin van het jaar per brief informatie over dit beleid en de uitvoering daarvan. Daarnaast zijn binnen de school leerlingen opgeleid tot leerling mediator. Zij kunnen, bij wederzijdse goedkeurig, met medeleerlingen uit lagere klassen volgens een vast stappenplan relatief kleine geschillen oplossen. Deze leerling mediators worden intern begeleid door docenten die opgeleid zijn tot mediation coördinator. 5.3.4 Leerlingen met sociaal-emotionele problematiek In de puberteit ondervinden veel leerlingen hinder van sociaal‐emotionele problemen of kan er sprake zijn van problemen door trauma’s, opvoedingsproblemen, het scheiden van ouders, maar ook een diagnose als hoogbegaafdheid kan extra begeleiding en aandacht vragen. Veelal uiten deze problemen zich in lagere resultaten en verminderde motivatie voor school. Deze informatie komt veelal mee vanaf de school van herkomst of van de ouders en van de vragenlijst die de remedial teacher afneemt in de 7e-klas. De mate van hinder voor deelname aan een reguliere schoolgang wordt gesignaleerd door docenten en/of de mentor. Of de leerling zelf of de ouders doen melding van problemen. Op individuele basis kunnen leerlingen begeleiding krijgen maar geen hulpverlening. De SMW kan ingezet worden voor een eerste screening van de problematiek en een advies voor een verder traject. De schoolarts spreekt de leerlingen met complexere problematiek en is behulpzaam bij het doorverwijzen naar externe partijen 5.3.5 Leerlingen met faalangst In de brugklas wordt bij alle leerlingen een vragenlijst afgenomen. De leerlingen die hierbij op het onderdeel faalangst opvallen, en op basis van overige informatie, worden uitgenodigd voor de faalangsttraining. Na een intakegesprek valt de beslissing over de deelname. De training vindt tien keer onder schooltijd plaats en wordt aansluitend geëvalueerd. Er vindt een ouderavond voor de training plaats en een gesprek met de leerling na afloop van de training. In de examenklassen wordt op aangeven van de leerlingen voor een aantal keer een faalangsttraining gegeven gericht op het examen.
Pagina | 8
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
5.3.6 Rugzakleerlingen Dit zijn leerlingen met een beperking die officieel gediagnosticeerd is. Zij volgen onderwijs binnen onze school, maar krijgen extra gelden voor speciale begeleiding. Deze begeleiding is vastgelegd in een handelingsplan waarin de ambulant begeleider, ouders, leerling en school met elkaar vast hebben gelegd hoe de beschikbaar gestelde financiën worden verdeeld en ingezet. De school biedt een individueel begeleider. Ook kan er gekozen worden voor extra hulpmiddelen (speciaal meubilair, laptop, e.d.). In bijna alle gevallen bezoekt de ambulant begeleider van het betreffende cluster op afgesproken tijden de school. De school heeft hierin een coördinerende taak. In sommige gevallen blijkt het nodig dat ouders voor hun kind een rugzak aanvragen. Dat kan bij aanname of tijdens schoolgang naar voren komen. School adviseert en helpt ouders in hun aanvraag. Indien de school een rugzakaanvraag noodzakelijk acht maar de ouders weigeren schriftelijk hierin medewerking, dan is hulp helaas niet mogelijk. Of het kan betekenen dat de school de betreffende leerling niet aanneemt als nieuwe leerling. Door invoering van de wet Passend onderwijs zal de rugzak m.i.v. schooljaar 2013-2014 gaan verdwijnen. De financiële middelen zullen dan via het SWV VO-SVO naar de school komen. 5.3.7 Leerlingen met LWOO Voor leerlingen met Mavo advies met LWOO is de Spaarneklas opgericht. Een klas met maximaal 18 leerlingen en extra begeleiding door de mentor. Naast een op hen toegespitste lessentabel, heeft de RT-er veel contact met de mentor en ondersteunt zij, bij voorkeur in de les, daar waar nodig is.
Pagina | 9
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
6 De school 6.1 Inleiding Wat doet de school op het gebied van zorg? De school is werkzaam in de volgende gebieden van leerling-zorg: • het leerlingvolgsysteem dat in Magister wordt bijgehouden. • voorlichting op de gebieden van seksualiteit en genotsmiddelengebruik, vormgegeven in het biologie en tuinbouw lesprogramma, met een uitbreiding in de mentoruren, zie het beleid seksuele educatie en voorlichting. • de vertrouwenspersonen, zowel intern als extern. • het interne zorgteam. • screening dyslexie 7e klas. • screening faalangst eind 7e klas. • screening rekenachterstanden 7e klas. • screening begrijpend lezen (is in ontwikkeling). • hulpuur in de 7e en 8e klas voor extra hulp of het afmaken van werk. • remedial teaching. • dyslexiebeleid. • faalangstreductietraining. • anti-pestprotocol. • leerling mediation. • begeleiding leerlingen met leerproblemen. • Rugzakbegeleiding. • Lwoo in de Spaarnestroomklas. • aanbieden van ondersteuning door schoolmaatschappelijk werk. • de taal en rekentoetsen in de middenbouw van Muiswerk.
6.2 Functionarissen in de zorg intern 1e lijn en 2e lijn De eerste lijn betreft medewerkers van de school die in hun primaire taakstelling lesgeven als taak hebben of daarnaast een bredere taakstelling hebben, maar in die taakstelling te maken hebben met leerlingenzorg om de primaire taak goed te laten verlopen. De tweede lijn betreft medewerkers die specifieke taken hebben in de leerlingenzorg. 6.2.1 Eerste lijn 6.2.1.1 De vakleerkracht De vakleerkracht is de vakdocent die regulier les geeft aan groepen van leerlingen. Deze persoon: • signaleert afwijkend gedrag in de vorm van teruglopen of achterblijven van de prestaties, absentie, disfunctioneren ed. • geeft de mentor informatie over het functioneren van leerlingen • werkt volgens de afspraken die in het handelingsplan vastgelegd zijn • volgt aanwijzingen rond zorgleerlingen op • woont de teamvergaderingen bij om op de hoogte te blijven van de leerlingen, afspraken te maken en uit te voeren Pagina | 10
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
6.2.1.2 De mentor De mentor heeft een belangrijke rol op school. Hij/zij begeleidt de klas als groep en ook de individuele leerling. Huiselijke problemen die doorwerken in het schoolwerk, lessen die niet functioneren, leerlingen die correctie of stimulatie behoeven, conflicten die moeten worden opgelost, communicatie met de ouders, organisatie rondom bepaalde evenementen; kortom hij/zij is de aangewezen persoon voor allerlei grote en kleine kwesties in en rond de klas. Als het specifiek om leerling‐zorg gaat, dan zijn de taken van de mentor: • hij/zij bewaakt de studievoortgang van de leerlingen • bewaakt de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen • signaleert afwijkend gedrag in de vorm van teruglopen of achterblijven van de prestaties, absentie, disfunctioneren ed. • onderneemt actie richting de leerling na het signaleren van afwijkend gedrag • stelt een hulpvraag op voor zijn/haar zorgleerlingen • stelt samen met het zorgteam een handelingsplan op voor de zorg leerling en voert het uit • informeert docenten, afdelingsleider, zorgteam en ouders • draagt zorg voor het groepsproces binnen zijn/haar klas en ondersteunt de zorgleerlingen binnen zijn groep • kan in bijzondere gevallen de zorg leerling aan het zorgteam overdragen Een mentor gaat de eerste twee jaar met de klas mee, daarna krijgt de klas een nieuwe mentor tot en met het examenjaar.
6.2.1.3 Afdelingsleider Er is een afdelingsleider voor de middenbouw (klassen 7 en 8), voor klassen 9 en 10 en voor klassen 11 en 12. De afdelingsleider heeft de volgende taken die met de zorg rond de leerlingen samenvallen: • hij/zij houdt toezicht op werkprocessen, pedagogisch klimaat en studievorderingen. • coördineert en controleert het absentiebeleid • coördineert en controleert de verwijdering uit de les • ondersteunt de mentoren en vakleerkrachten • heeft binnen het team de eindverantwoordelijkheid 6.2.2 Tweede lijn 6.2.2.1 De remedial teacher • coördineert de screening van de zevende klas • begeleidt leerlingen bij leerachterstanden • begeleidt leerlingen met dyslexie of andere leerproblemen • informeert en adviseert vakleerkrachten, mentoren en coördinatoren • verwijst zo nodig naar het zorgteam • zorgt voor aanschaf en beheer van materiaal voor remedial teaching 6.2.2.2 De zorgcoördinator Coördineert de werkzaamheden in het kader van de leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten door: • het bewaken van het proces van leerlingbegeleiding en zorgactiviteiten; • het organiseren en voorzitten van overleg tussen leraren, gespecialiseerde ondersteuners en zorgteam; het doorsturen van leerlingen naar interne Pagina | 11
Zorgbeleidsplan
• • • • • • • • • • •
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
zorgspecialisten en het zo nodig verwijzen naar externe instanties op onderwijsgebied; het doen van voorstellen aan de schoolleiding om (dreigende) problemen of misstanden binnen de schoolorganisatie te voorkomen of op te heffen; het bespreekbaar maken en afstemmen van handelingsplannen in overleg met leraren, gespecialiseerde ondersteuners en eventueel andere belanghebbenden; het zorgdragen voor de globale planning (tijdpad) en coördinatie van diverse onderzoeken in het kader van zorg aan leerlingen; het vastleggen van afspraken voor het plannen van evaluatiegesprekken en het bewaken van de voortgang; het zorgdragen voor externe doorverwijzing van leerlingen en terugkoppeling ervan; het participeren in projecten gericht op (preventief) zorgbeleid ten behoeve van specifieke leerlingengroepen ziet toe op de registratie van gegevens rond de zorg van leerlingen in het leerlingvolgsysteem neemt initiatieven op het gebied van scholing rond de zorg neemt deel als voorzitter aan het ZT en ZAT zit in de aannamecommissie bij de intake van (zorg)leerlingen neemt deel aan de vergadering van zorgcoördinatoren van het Samenwerkingsverband Zuid-Kennemerland en met die van de collega vrijescholen in het land.
6.2.2.3 De schoolarts De schoolarts is een antroposofische huisarts die zitting heeft in het ZT en ZAT. Voordat een leerling besproken wordt in het ZT of ZAT heeft de schoolarts, bij toestemming van de ouders, een gesprekje met de leerling. Aan de hand van dat gesprek met de leerling en de informatie van school adviseert hij het ZT of ZAT voor de te nemen acties. Zijn verslag belandt in het zorgdossier van de leerling en wordt aan de ouders en mentor kenbaar gemaakt. 6.2.2.4 De vertrouwenspersonen Als een leerling zich niet veilig voelt kan hij contact opnemen met zijn mentor of met de interne vertrouwenspersonen. 6.2.2.5 Het intern zorgteam Het intern zorgteam bestaat uit de volgende personen: • De schoolarts • Een leerkracht van de ambacht vakken • De verzuimcoördinator • De zorgcoördinator • De remedial teacher • Schoolmaatschappelijk werker • De decaan • De afdelingsleider, indien nodig en wenselijk • De mentor van de te bespreken leerling Het intern zorgteam komt eens per maand bijeen en bespreekt, aan de hand van het door de mentor ingevulde aanmeldformulier, leerlingen waar meer zorg voor naar uit moet gaan dan de mentor kan geven. Zij adviseren de mentor en verwijzen zo nodig door naar andere instanties of Pagina | 12
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
formuleren een bredere hulpvraag voor het ZAT.
6.3 Rugzakleerlingen 6.3.1 De rugzakbegeleider Met ouders en ambulant begeleider wordt een handelingsplan opgesteld. Er moet een goede taakverdeling zijn tussen het werk van de rugzakbegeleider en ambulant begeleider. Globaal ligt de ondersteuning van de dagelijkse gang van zaken bij de rugzakbegeleider en de sociaal emotionele begeleiding bij de ambulant begeleider. In de taakstelling van de rugzakbegeleider zijn de volgende zaken van belang: • De basis van de begeleiding ligt op school. De rugzakbegeleider begeleidt de rugzak leerling volgens het handelingsplan • Goede communicatie tussen zorgcoördinator, begeleider, leerkrachten, ouders en ambulante begeleiding over het functioneren van de leerling is belangrijk • De rugzakbegeleider staat in het middelpunt van de communicatie en ondersteunt de leerling volgens het handelingsplan. • Vaak zijn de volgende punten onderdeel van het handelingsplan: huiswerknotatie, planning en organisatie, leerstrategieën, aanwijzingen voor het bijhouden van resultaten • De rugzakbegeleider heeft een signalerende rol op het gebied van resultaten en persoonlijke ontwikkeling, betrekt hier eventueel de ambulant begeleider bij, bemiddelt bij onduidelijkheden of conflicten met docenten • Hij/zij evalueert en kijkt vooruit met de leerling • Hij/zij bereidt veranderingen voor • Hij/zij neemt deel aan (tussentijdse) evaluaties 6.3.2 De ambulant begeleider. De ambulant begeleider is werkzaam voor één van de vier regionale clusters en heeft de volgende taken: • Begeleidt de leerling op het gebied van sociale competentie en emotionele ontwikkeling • Analyseert de oorzaken van mogelijk probleemgedrag • Doet aanbevelingen voor oplossingen vanuit het perspectief van de stoornis • Stimuleert deskundigheidsbevordering van de rugzakbegeleider, het docententeam en de school • Helpt een klimaat te scheppen waarin zorgleerlingen zich thuis voelen • Zorgt voor verslaglegging waarin de speerpunten voor rugzakbegeleider en zorgcoördinator worden vastgelegd. • In het begeleidingsplan dat de ambulant begeleider opstelt, wordt aangegeven welke taken voor welke leerling nodig zijn. Dit wordt praktisch uitgewerkt in het handelingsplan voor de school, liefst SMART geformuleerd Doelen voor alle rugzakleerlingen zijn: • De leerling moet in beeld zijn bij het hele docententeam • De leerling moet zich veilig en geaccepteerd voelen op school • De leerling moet ondersteuning krijgen waar dit nodig is • De zelfstandigheid van de leerling moet (zo nodig) vergroot worden • Vergroten van zelfvertrouwen en sociale competentie van de leerling Pagina | 13
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
6.4 Specifieke communicatie De eerst aangewezen persoon voor ouders als er zorgen zijn is de mentor. In veel gevallen zal de mentor de zorg weg kunnen nemen of de vraag kunnen beantwoorden. Gaat de zorg de draagkracht en/of de competentie van de mentor te boven, dan meldt hij/zij de zorg bij het zorgteam. Tot het moment dat hij/zij de zorg uit handen geeft voert hij/zij de communicatie met de ouders.
Pagina | 14
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
7 Externe deskundigen 7.1 ZAT‐team Het zorgadviesteam bestaat uit de volgende personen: • De leerplichtambtenaar • De schoolarts • Zo nodig de wijkagent • Een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg • Een vertegenwoordiger van JGZ ( schoolarts of jeugdverpleegkundige) • De zorgcoördinator • De remedial teacher • Schoolmaatschappelijk werker • De mentor van de te bespreken leerling • Afdelingsleider Het ZAT komt vijf keer per jaar bijeen. De bijeenkomsten worden voorgezeten door de zorgcoördinator. Er zijn afspraken binnen een convenant met GGD, bureau Jeugdzorg, leerplicht en politie over inzet en deelname aan het ZAT. De school handelt naar de wet op de privacy waarin regels zijn uitgewerkt met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens binnen de school en met externe partijen. De voornaamste doelstelling van het ZAT is: • Bijdragen aan oplossingen voor problemen/hulpvragen van leerlingen. • Tijdig realiseren van passende hulp of zorg. • Zorgen voor afstemming en samenhang in hulp tussen zorg en onderwijs.
7.2 (School)maatschappelijk werk De school heeft contact met bureau jeugdzorg. Een schoolmaatschappelijk werker, is via het samenwerkingsverband als ZZP’er verbonden aan de school en kan per jaar ingezet worden. Schoolmaatschappelijk werker heeft mogelijkheden om leerlingen te begeleiden binnen school en/of voorziet de school van adviezen en heeft zitting in het ZT en in het ZAT.
7.3 Samenwerkingsverband De scholen voor voortgezet onderwijs in Zuid-Kennemerland vormen een samenwerkingsverband om daarmee te beschikken over een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen. Daardoor is een gedifferentieerd onderwijsaanbod ontstaan voor leerlingen die een specifieke aanpak behoeven. De inzet van het samenwerkingsverband is gericht op het realiseren van een ononderbroken schoolloopbaan, het voorkomen van schooluitval en het interveniëren bij dreigende of manifeste schooluitval. Het samenwerkingsverband kent twee bovenschoolse voorzieningen: de reboundvoorzieningen met twee afdelingen: de opvangklas en het keerpunt. Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband. De zorgcoördinator neemt afwisselend deel aan het overleg voor de zorgcoördinatoren van de Vmbo/Pro scholen en het overleg van de Havo/Vwo-scholen. De directie neemt deel aan het directie en besturenoverleg van het samenwerkingsverband. Pagina | 15
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
De PCL-breed heeft als voornaamste doelstelling de optimalisering van de zorgstructuur van de aangesloten VO-scholen, beleidsontwikkeling ter voorkoming van voortijdige schooluitval en het bereiken van een netwerk van zorg met ketenpartners. De PCL-smal is een besluitvorming- en advieslichaam. Besluitvorming vindt plaats over • Toekenning van het regionaal zorgbudget • Toeleiding tot de reboundvoorzieningen Advisering vindt plaats over: • Concrete gevallen van dreigende of manifeste schooluitval • Ernstige handelingsverlegenheid van een school • Hulp bij leerlingen die REC-procedures moeten doorlopen. • Afgeven van PCL beschikking
Pagina | 16
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
8 Evaluatie en kwaliteitsbewaking en -verbetering. Binnen de school is de zorg voortdurend in ontwikkeling. De doelstelling van dit zorgplan is: het zorgsysteem in de school nauwkeurig te beschrijven, de route binnen de zorg helder te maken en de diverse manieren waarop extra aandacht kan worden gegeven aan zorgleerlingen te protocolleren. Op langere termijn zullen we de zorg rond de leerlingen verder optimaliseren door deskundigheidsbevordering en structurele jaarlijkse evaluaties. De invoering van de wet Passend onderwijs heeft grote gevolgen voor de zorg. Welke gevolgen dat daadwerkelijk gaat geven is nog niet helemaal helder uitgewerkt. Aandachtspunten zijn ook: het vastleggen van gegevens in het leerlingvolgsysteem en het digitaliseren van het leerlingvolgsysteem.
Pagina | 17
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
9 Protocollen en afspraken. Hierna volgt een lijst van in school gehanteerde protocollen en afspraken. Deze zijn bij de zorgcoördinator of de administratie van de school opvraagbaar: • Het aannamebeleid • Convenant veilige school • Anti-pestprotocol • Dyslexiebeleid en dyslexieprotocol • Convenant ZAT • Seksuele educatie en voorlichting
Pagina | 18
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
10 Bijlagen Aannamebeleid
Pagina | 19
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Anti-pestprotocol
Pagina | 20
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Dyslexiebeleid en dyslexieprotocol Dyslexiebeleid Rudolf Steinerschool Haarlem 2011-2012 Doel: Een transparant beleid; ondersteunend waar nodig maar met streven naar het vergroten van de zelfstandigheid van de dyslectische leerling. Dyslexie: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren van en het accuraat en/vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. Dyslectische leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben vaak problemen met1): lezen en/of spellen op woordniveau in het Nederlands en in de moderne vreemde talen; het snel en accuraat lezen van teksten bij alle vakken; het snel en accuraat spellen bij functioneel schrijven bij alle vakken. Uitgangspunten: Leerlingen en ouders zijn goed op de hoogte van de mogelijkheden binnen de RSH t.a.v. de dyslectische leerlingen. Docenten weten wat ze kunnen betekenen voor de dyslecten en passen in overleg met de remedial teacher en de mentor compenserende maatregelen toe. Het dyslexiebeleid is vormgegeven volgens onderstaand model uit Masterplan Dyslexie2)
Niveau 1: begeleiding binnen klassenverband Niveau 2: specifiek op de dyslecticus afgestemde begeleiding Niveau 3: remedial teaching
Niveau 4: behandeling extern (kosten voor ouders)
Niveau 5: behandeling in speciale onderwijsvoorziening
Pagina | 21
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
1) Bron: Henneman, Kleijnen, Smits, Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs, Deel 1, Achtergronden, beleid en implementatie, ’s-Hertogenbosch 2004 2) Bron: Henneman, Kleijnen, Smits, Protocol Dyslexie Voortgezet Onderwijs, Deel 2, Signalering, diagnose en begeleiding, ’s-Hertogenbosch 2004 Beleid niveau 1: Docent heeft dyslexielijst uitgesplitst naar vorm van dyslexie. Elke dyslectische leerling heeft een dyslexiepas met daarop de vorm van dyslexie, voor die leerling passende faciliteiten en compenserende maatregelen. Docenten hebben kennis over dyslexie. Docenten beschikken over de vaardigheid om in hun les rekening te houden met de dyslecten. Docenten beschikken over de vaardigheid om dyslectische leerlingen tips te geven m.b.t. hun vak. De compenserende en dispenserende regelingen zijn duidelijk voor docenten en leerlingen; de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de zorgcoördinator. Iedere nieuwe leerling met dyslexie heeft aan het begin van het schooljaar een gesprek met RT’er om af te stemmen wat de struikelblokken zijn op school en waar compenserende of dispenserende maatregelen op hun plaats zijn. Onderwerpen die tijdens dit gesprek aan de orde kunnen komen zijn: o Kennismaking met de leerling. o Waar is de leerling goed in? o Waar heeft de leerling moeite mee? o Wat zijn hobby’s van de leerling? o Wanneer is er dyslexie vastgesteld? o In welke vorm is er sprake van dyslexie? o Heeft de leerling extra hulp gehad op de basisschool? o Gebruikt de leerling al hulpmiddelen/trucjes/software? o Wat zijn de verwachtingen van de leerling naar het VO m.b.t. begeleiding? o Is de leerling gemotiveerd om zich extra in te zetten? o Welke ideeën voor begeleiding heeft de leerling zelf? Een korte weergave van dit gesprek en een beknopt begeleidingsplan komt in het dossier van de leerling. Iedere dyslectische leerling die een eerste gesprek gehad heeft, evalueert bij aanvang van het nieuwe schooljaar het oude begeleidingsplan met de RT’er. Aan de hand van de evaluatie wordt een nieuw begeleidingsplan opgesteld en eventueel de dyslexiepas met compenserende of dispenserende maatregelen aangepast. Een door de RT’er geselecteerd groepje dyslectische leerlingen krijgt uitleg over het gebruik van compenserende software, online overhoorprogramma’s, etc. RT’er stelt per vakgebied tips voor de leerling op voor in de klas. Aan het begin van het schooljaar wordt er een ouderavond georganiseerd voor ouders van dyslectische leerlingen hen te informeren over het beleid van onze school t.a.v. dyslexie. Er wordt een informatiebrochure over dyslexie en dyslexiebeleid gemaakt. Beleid niveau 2: Pagina | 22
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Dyslectische leerlingen zitten in de klas bij voorkeur naast een niet dyslectische leerling zodat de een de ander kan helpen door bijvoorbeeld samen te lezen. Voor de dyslectische leerlingen gelden compenserende faciliteiten in overleg met mentor en RT’er: o Lesstof, vragen en opdrachten op stencil aanbieden o Periodeschriften en schrijfopdrachten mogen getypt worden ingeleverd. o Vergroot lettertype bij proefwerken o Gebruik van spellingkaart o Extra tijd voor proefwerken, so’s o Laptop in de klas Leerlingen leren thuis compenserende software te gebruiken (RT) Docenten hanteren bij alle vakken bij beoordelingen voor dyslectici de maatregelen volgens de dyslexiepas, zoals: o Voor klas 7,8,9 telt spelling niet mee in het cijfer en fonetisch geschreven woorden gelden als een goed antwoord. o Voor klas 10,11,12 is bij de beoordeling inzichtelijk hoe zwaar de spelling meetelt in het cijfer.
Beleid niveau 3: (Wanneer de maatregelen op niveau 1 en 2 onvoldoende zijn) Leerlingen kunnen op spreekuur komen wanneer zij vragen hebben over dyslexie en de lespraktijk. Leerling krijgt begeleiding van RT’er, afhankelijk van de situatie voor 5 tot 7 keer. RT’er geeft in overleg met mentor extra oefening mee naar huis. RT’er verwijst eventueel naar externe instantie wanneer meer hulp nodig blijkt. Dat traject is op kosten van de ouders. Screening Elke leerling wordt voor de herfstvakantie in de 7e-klas op school gescreend op dyslexie door de RT’er, met een klassikaal afgenomen zinnendictee en een leestoets. De mentor wordt binnen drie weken door de RT’er voorzien van de screeningsresultaten met het verzoek de ouders hierover te informeren. Leerlingen die volgens dit onderzoek tot de risicogroep behoren volgen op school tussen de herfst- en kerstvakantie een zeven weken durende interventie op het gebied van taal en spelling. Naar aanleiding van deze signaleringstoetsen, dossieronderzoek en interventie kan aan de ouders worden geadviseerd om hun kind te laten onderzoeken op dyslexie. Indien de ouders dit advies opvolgen neemt een extern onderzoeksbureau het dyslexieonderzoek af. De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de ouders. Wanneer dyslexie wordt vastgesteld ontvangt de leerling een officiële dyslexieverklaring.
Pagina | 23
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Dyslexieprotocol Rudolf Steinerschool Haarlem Afspraken op klassenniveau: De docent heeft dyslexielijst uitgesplitst naar vorm van dyslexie. Elke dyslectische leerling heeft een dyslexiepas voorzien van naam, klas, foto, vorm van dyslexie. Op de achterzijde van deze pas staat aangegeven voor welke maatregelen de leerlingen op grond van de dyslexieverklaring in aanmerking komt. o Extra tijd alléén voor dyslectische leerlingen bij proefwerken en so’s: de regel is 10 minuten per lesuur van 45 minuten met een maximum van 30 minuten en bij periodes 20 minuten extra tijd. NB: Mocht het niet mogelijk zijn tijdverlenging te bieden is het ook mogelijk de opgaven voor leerlingen met dyslexie te verminderen. In alle groepen kan wegens spellingfouten een aftrek van maximaal 2 punten (op een schaal van tien) plaatsvinden. Het is aan de docent om op grond van redelijkheid en billijkheid vast te stellen in welke mate deze aftrek wordt toegepast. Uitzondering: die opgave die uitsluitend spelling beoogt te toetsen. o Gebruik van een laptop voor het maken van een toets kan worden toegestaan door de zorgcoördinator na overleg met RT-er en de mentor. o Iedere docent ontvangt twee usb-sticks die hij/zij gebruikt om de opgaven van de te maken toets op te zetten. De leerling krijgt bij het begin van de toets de usb-stick aangereikt (en naderhand ook weer ingenomen) door de docent die de toets afneemt. De laptops werken in de regel als stand alone (geen aansluiting op netwerk / internet). Afspraken per leerling: Lesstof, vragen en opdrachten getypt aanleveren (lettertype arial of calibri zijn aan te bevelen) Periodeschriften en schrijfopdrachten mogen getypt worden. Wel altijd geprint werk mee naar school, zodat het kan worden gecontroleerd of nagekeken. Vergroot lettertype bij proefwerken. De leerling dient deze wens een aantal dagen voor de toets aan te geven bij de docent. Gebruik van spellingkaart bij toetsen. Regelmatig mondelinge toetsing bij de vreemde talen bijvoorbeeld het overhoren van de woordjes. Schoolexamentoetsen (bv tekstbegrip) mondeling afnemen of met gebruik van de daisyspeler. Procedure: Iedere nieuwe leerling met dyslexie heeft aan het begin van het schooljaar een gesprek met RT’er om af te stemmen wat de struikelblokken zijn op school en waar compenserende of dispenserende maatregelen op hun plaats zijn. Een korte weergave van dit gesprek en een beknopt begeleidingsplan komt in het dossier van de leerling. Iedere dyslectische leerling die een eerste gesprek gehad heeft, evalueert bij aanvang van het nieuwe schooljaar het oude begeleidingsplan met de RT’er. Een door de RT’er geselecteerd groepje dyslectische leerlingen krijgt uitleg over het gebruik van compenserende software, online overhoorprogramma’s, etc. De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor compenserende en dispenserende maatregelen. Zij treedt daarbij in overleg met de RT-er en de mentor.
Pagina | 24
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Seksuele educatie en voorlichting Beleidsplan seksuele voorlichting op de Rudolf Steinerschool
In een overleg tussen zorgcoördinator, sectiehoofd Biologie, vertrouwenspersoon en teamleiders is een voorstel gedaan hoe en op welke manier we de seksuele voorlichting op school willen vormgeven. Doelen: - Een zo compleet mogelijke voorlichting aan de leerlingen aanbieden waarin naast de ‘technische’ aspecten rond seksualiteit ook de emotionele kanten belicht worden. - Continuïteit in het voorlichtingsprogramma creëren door het over meerdere leerjaren uit te zetten. - Vaststellen wie van de schoolorganisatie op welk moment verantwoordelijk is voor het doordragen van de voorlichting. - Seksuele voorlichting een vanzelfsprekend onderdeel maken van ons lesprogramma, (net zoals drugsvoorlichting dat al is) en een klimaat te scheppen waarin in klassenverband open over de thema’s rond seksualiteit gesproken kan worden. NB
We hebben niet de illusie dat we middels een voorlichtingsprogramma mogelijke problemen rond seksualiteit bij onze leerlingen kunnen voorkomen.
Klas 7 In klas 7 wordt veel aandacht besteed aan ‘hoe gaan we hier op school met elkaar om’. Welke verschillen zijn er tussen leerlingen? Hoe gedraag je je in de groep? Hoe spreek je elkaar aan? Wat vind je vervelend gedrag en wat vind je fijn? Hoe geef je aan wat je prettig vind en wat niet? Zijn vragen die met elkaar besproken worden. Seksualiteit is hier als bespreekpunt een onderdeel van een groter sociaal geheel, passend bij de leeftijdsfase van een 7e klasser. Naar aanleiding van directe gebeurtenissen en/of problemen rond het thema seksualiteit in zijn of haar klas, kan een klassenleraar natuurlijk signaleren dat er extra aandacht gegeven moet worden. Dit gaat dan altijd in overleg met de afdelingsleider 7/8. Klas 8 In klas 8 wordt er tijdens de vensteruren door, of in samenspraak met, de klassenleraar een aantal keer (minimaal 3 keer) aandacht besteed en gesproken over het thema ‘Verliefdheden’. In de veilige sfeer van de klas wordt op die manier seksualiteit niet vanuit een ‘probleem’ besproken, maar vanuit iets positiefs. Daarnaast is ons streven om, naast het sectiehoofd Biologie, binnen het lerarenteam 7/8 minimaal nog een docent op te leiden als ‘professionals’ rond seksuele vorming (te denken valt aan de docententraining van GGD Kennemerland). Deze professional(s) kunnen de klassenleraren bijstaan in de gesprekken tijdens de vensteruren. Voor zowel het plannen van de gesprekken in klas 8 als het organiseren van het opleiden van de professionals, is de zorgcoördinator eindverantwoordelijk. Tijdens de gymnastieklessen wordt zelfverdediging een vast lesprogrammaonderdeel in klas 8. Dit vanuit de motivatie om met name de meisjes weerbaarder te maken en te leren hun grenzen over wat ze nog wel en niet prettig meer vinden, duidelijk aan te geven. De sectieleider gymnastiek is eindverantwoordelijk voor het organiseren van deze lessen.
Pagina | 25
Zorgbeleidsplan
RUDOLF STEINER COLLEGE HAARLEM
Klas 9 In klas 9 is seksuele voorlichting een vast onderdeel van het lesprogramma biologie. De nadruk ligt hierbij op de ‘technische’ kant van seksualiteit. Tijdens deze lessen wordt o.a aandacht besteed aan primaire en secundaire geslachtskenmerken, hormonenwisselingen, cyclus, SOA’s , lust, hetero/homo/biseksualiteit en voorbehoedsmiddelen. Daarnaast wordt er tijdens het schooljaar in de klassenuren een medewerker van GGD Kennemerland uitgenodigd voor één of meer gastlessen. Voor de informatieve inhoud van de biologielessen is de sectieleider Biologie eindverantwoordelijk. Voor het organiseren van een gastles van de GGD is de zorgcoördinator eindverantwoordelijk. Klas 10 In klas 10 is seksuele voorlichting een vast onderdeel van het lesprogramma biologie. Naast de technische kanten rond seksualiteit, komen ook de emotionele en relationele aspecten aan bod. Tijdens deze lessen wordt o.a aandacht besteed aan embryologie, zwangerschap, abortus, en tienerzwangerschappen. Daarnaast wordt er tijdens het schooljaar in de klassenuren een medewerker van GGD Kennemerland uitgenodigd voor één of meer gastlessen. Voor de informatieve inhoud van de biologielessen is de sectieleider Biologie eindverantwoordelijk. Voor het organiseren van een gastles van de GGD is de zorgcoördinator eindverantwoordelijk. Klas 11 In klas 11 wordt er tijdens het schooljaar in de klassenuren een medewerker van GGD Kennermerland uitgenodigd voor één of meer gastlessen. Voor dit organisatorische stuk is de zorgcoördinator eindverantwoordelijk. Daarnaast kan een klassenleraar op basis van eigen inschatting van de behoeftes van de klas besluiten tijdens de klassenuren een ‘forum’ te organiseren met (ervarings)deskundigen. Dit gaat altijd in overleg met de zorgcoördinator. Algemeen Als een (klassen)leraar in zijn of haar klas, of bij een individuele leerling een probleem rond seksualiteit vermoed of vaststelt, wordt altijd de vertrouwenspersoon op de hoogte gebracht. De vertrouwenspersoon neemt contact op met schoolleider en zorgcoördinator.
8e versie dec. 2008
Pagina | 26