REGIOANALYSE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2010-2011 REGIO 35, MIDDEN-BRABANT Mei 2012
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Kwantitatieve analyse 2010-2011 .................................................................. 3 1.1 Inleiding ....................................................................... 3 1.2 Terugblik convenant 2008/2012 en de introductie van het Convenant 2012-2015. .. 4 1.3 Analyse van de VSV-ers in de regio Midden Brabant volgens de systematiek Convenant 2012-2015. ......................................................... 6 1.4 Het VO nader bekeken ......................................................... 9 1.5 Het MBO nader bekeken. ...................................................... 11 1.6 Overwegingen ................................................................ 20 Hoofdstuk 2 Maatregelen, voorzieningen en behaalde resultaten ................................... 20 2.1 Inleiding ...................................................................... 21 2.2 Het Programma van Maatregelen 2008-2012.................................... 22 2.3 Plusvoorzieningen sinds augustus 2011 ......................................... 29 Hoofdstuk 3 Evaluatie en reflectie ................................................................................... 33 3.1 Inleiding ...................................................................... 33 3.2 Kwalitatief onderzoek Regioplan ............................................... 33 3.3 Studiebijeenkomst VSV 2 maart 2012 ........................................... 34 3.4 Conclusies .................................................................... 37 Hoofdstuk 4 Conclusies & Aanbevelingen ....................................................................... 38 Bijlage bij de cijferanalyse ............................................................................................... 21
2
Hoofdstuk 1 Kwantitatieve analyse 2010-2011 1.1 Inleiding Op 30 maart hebben de schoolbesturen in Midden Brabant voor het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroepsonderwijs het Convenant Voortijdig Schoolverlaten (VSV) 2012-2015 getekend. Hiermee ambiëren de samenwerkende partijen een substantiële regionale bijdrage te leveren aan de doelstelling van de minister om het jaarlijkse aantal VSV-ers terug te brengen van 35.000 naar 25.000 in 2016. Een verplichting van het convenant is dat de schoolbesturen voor 15 augustus 2012 een programma van maatregelen gereed hebben, als onderdeel van het convenant. Deze maatregelen moeten erop gericht zijn om regiospecifieke VSV-problemen te bestrijden en de VSV-aantallen binnen de nieuwe normen te houden. Daarom stelt het ministerie als eis dat het programma van maatregelen gebaseerd moet zijn op een grondige analyse van de VSV-problematiek in de regio en op een analyse van de maatregelen die de schoolbesturen hebben genomen in de eerste convenantsperiode. Pas wanneer de gemeente en het ministerie van OC en W akkoord gaan met het programma, kunnen de gezamenlijke besturen aanspraak maken op 1,7 miljoen euro op jaarbasis voor de duur van het Convenant om de maatregelen te kunnen bekostigen. Deze analyse moet voldoende inzicht geven in aantallen VSV, de schooltypen en sectoren waar de VSV problematiek het grootst is en inzicht geven in de mechanismen van uitval. Leeswijzer: Deze regioanalyse is als volgt opgebouwd: Allereerst presenteren we de basale reductiecijfers uit de eerste Convenantsperiode - onze feitelijke nulsituatie voor de nieuwe convenantsperiode - en introduceren we de nieuwe meetmethode die het ministerie hanteert. Vervolgens geven we een beschrijvende, kwantitatieve analyse op de aantallen VSV. Op basis van de nieuwe normen voor de nieuwe convenantsperiode stellen we vast of en in hoeverre het onderwijs voldoet aan de nieuwe normen. Aan de hand van de richtlijnen van het Ministerie van OC en W voor de regioanalyse geven we een nader inzicht door VSV-aantallen per schoolsoort, onderwijscategorieën en persoonlijke achtergrondkenmerken te presenteren. Deze analyse zal een antwoord geen op welke plekken in het onderwijs de VSV problematiek het grootst is. Deze kwantitatieve analyses vullen we aan met informatie die we hebben van een interviewronde van Regioplan, voor het ROC Tilburg is een uitgebreid overzicht voorhanden met redenen voor uitval. Wij betrekken hierbij een expertmeeting d.d. 8 maart en reacties die de we hebben ontvangen van medewerkers en directieleden van de scholen die participeren in het Convenant. Deze analyses leiden uiteindelijk tot de conclusies en aanbevelingen voor het Programma van Maatregelen.
3
1.2 Terugblik convenant 2008/2012 en de introductie van het Convenant 2012-2015. Resultaten eerste convenantperiode Tabel 1 Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs Regio Midden-Brabant Het cijfer voor 2010/2011 is voorlopig
Jaar
leerlingen/ deelnemers 1 oktober
vsv totaal
vsv als % van de leerlingen/ deelnemers regio
Reductie in percentages
Totaal aantallen en percentages
2005/2006
Totaal
29864
1493
5,0
2006/20071
Totaal
30125
1502
5,0
2007/2008
Totaal
29957
1255
4,2
15,9
2008/2009
Totaal
29857
1184
4,0
20,7
2009/2010
Totaal
30033
1160
3,9
22,3
2010/2011
Totaal
30095
1085
3,6
27,3
De ambitie in de eerste convenantsperiode was een reductie 40% van de jaarlijkse nieuwe VSV-ers in 2010/2011 ten opzichte van het 2005/2006. Uit de voorlopige cijfers uit tabel 1 blijkt dat we er niet in zijn geslaagd om die ambitie te halen. Ten opzichte van het nuljaar 2005-2006 heeft de regio Midden Brabant volgens de VSV-cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) het aantal nieuwe VSV-ers teruggebracht met 27,3%. Deze reductie is groter dan de landelijke reductie van 26,7%. Van de 39 RMC regio’s zijn er 12 regio’s die een hogere reductie hebben gehaald. Geen enkele regio is er in geslaagd om de 40% ambitie te verwezenlijken. De onderlinge rangschikking van de regio’s ziet er anders uit wanneer we het aandeel van de VSV-ers ten opzichte van het aantal onderwijsdeelnemers als prestatie-indicator zouden nemen. 30 regio’s hebben een kleiner aandeel VSV-ers in relatie tot de onderwijsdeelnemers dan de regio Midden Brabant. Opvallend is dat de regio’s die in dat opzicht slechter presteren, de G4 regio’s zijn (met de steden Amsterdam, Rotterdam, Den 2 Haag en Utrecht) en andere grootstedelijke agglomeraties als Almere . Nieuw Convenant, nieuwe rekensystematiek en het wegwerken van de “witte vlekken”. Het huidige aantal VSV-ers vormt de nulsituatie die de inhoud van ons programma van maatregelen moet bepalen. Er zijn echter twee belangrijke verschillen ten opzichte van het vorige convenant in het meten van de te behalen prestaties. Het eerste verschil is dat de rekensystematiek niet meer van een algemene reductiedoelstelling van VSV-ers uitgaat maar van procentuele normen per onderwijscategorie. Het tweede verschil is dat DUO de zogenaamde witte vlekken uit de populatie VSV-ers haalt.
1 2
Geen convenantsjaar Bron: Bijlage VSV Brief 2012: Nieuwe voortijdig schoolverlaters Convenantjaar 2010-2011, Voorlopige cijfers, blz.4
4
Nieuwe reken- en bekostigingssystematiek Voor de periode 2012/2015 voert het ministerie van OC en W een meet- en bekostigingssystematiek in waarin schoolinstellingen het percentage VSV-ers (ten opzichte van het aantal deelnemers) niet mogen laten oplopen boven een vastgesteld maximum per onderwijscategorie (onderbouw, bovenbouw vmbo, bovenbouw havo/vwo, mbo1, mbo2, mbo 3/4). De percentages in het onderstaande laten zien dat de procentuele normen (uitgezonderd onderbouw) ieder jaar strenger worden. Figuur 1: Voortgezet onderwijs: Onderbouw 2012-2013 2013-2014 2014-2015
1,0% 1,0% 1,0%
Figuur 2: Middelbaar beroepsonderwijs: Mbo1 Mbo2 2012-2013 2013-2014 2014-2015
32,5% 27,5% 22,5%
13,5% 11,5% 10%
Bovenbouw vmbo
Bovenbouw havo/vwo
4,0% 4,0% 4,0%
0,5% 0,5% 0,5%
Mbo3/4 4,25% 3,5% 2,75%
De percentages in de tabel 2 en 3 staan voor het aandeel voortijdige schoolverlaters dat een schoolinstelling maximaal in een gegeven jaar in een gegeven onderwijscategorie, mag hebben. De subsidie die schoolinstellingen ontvangen zijn voor het grootste deel afhankelijk van de mate waarin zij erin slagen aan deze normen te voldoen. De subsidie bestaat uit een vaste voet en een variabel deel. Voor het variabele deel van de subsidie kunnen schoolinstellingen in aanmerking komen indien zij voor hun onderwijscategorie(ën) de norm halen die daarvoor geldt. Deze wordt achteraf, op basis van de definitieve vsv-cijfers per schooljaar, uitgekeerd per schoolinstelling. Ook geldt: Mbo-instellingen die in een jaar minimaal 1%-punt dalen (mbo-niveaus 2, 3 en 4), maar niet op of onder de norm komen, krijgen eveneens prestatiesubsidie (mbo-1 minimaal 2%-punt daling). Als mbo-instellingen hun vsv-percentage twee jaar met ten minste 0,3% gemiddeld laten oplopen, maar wel nog steeds onder de vsv-norm blijven, volgt toch geen prestatiesubsidie. Het Convenant dwingt schoolbesturen door deze afrekensystematiek meer dan voorheen de uitval binnen alle geledingen binnen de perken te houden en zich te richten op die specifieke plaatsen waar de VSV-problematiek zich het hardnekkigst manifesteert. De witte vlekken In de eerste convenantsperiode heeft DUO categorieën jongeren meegeteld als voortijdig schoolverlaters die dat strikt genomen niet waren. De reden is dat het registratiesysteem dat DUO hanteert om te bepalen of jongeren een schoolinschrijving of een startkwalificatie hebben, de Basisregistratie onderwijsnummer (BRON) , niet voor alle individuen de volledige of juiste informatie bevatte. Dit gold voor de volgende categorieën: 1. 2. 3. 4.
Jongeren die vanuit het reguliere vo en mbo direct overstappen naar een school in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Jongeren die vanuit het regulier bekostigd onderwijs overstappen naar niet-bekostigd onderwijs. Jongeren met een vrijstelling van de leerplicht. Jongeren met een mbo-1 diploma (entreeopleiding) en een baan van minstens 12 uur op de teldatum van 1 oktober.
5
5.
6. 7.
Jongeren die op 1 oktober als vsv’er zijn geteld, maar in de daaropvolgende maanden oktober, november of december alsnog een startkwalificatie halen. Dit is een deel van de examendeelnemers die niet meer als vsv’er geteld wordt. Jongeren die van het vmbo en het mbo naar de politieschool of defensieopleidingen gaan. Eerstejaars nieuwkomers, dat zijn buitenlandse jongeren die hier worden opgevangen. Scholen spreken over ISK-leerlingen, anderstaligen, asielzoekers of vreemdelingen.
Met de ingang van het nieuwe convenant telt DUO deze categorieën niet langer mee als VSV-ers.
1.3 Analyse van de VSV-ers in de regio Midden Brabant volgens de systematiek Convenant 2012-2015. In tabel 2 staan de voorlopige VSV aantallen van 2010-2011 uitgesplitst volgens de systematiek van het Convenant 2012-2015. Een toelichting op de percentages zoals wij ze weergeven is op zijn plaats. De VSV-ers in deze tabel zijn niet de VSV-ers die DUO heeft geteld, maar de VSV-ers die resteren nadat we de witte vlekken eraf hebben gehaald, 3 omdat deze niet meer zullen voorkomen in de nieuwe systematiek . Maar ook als wij de “bruto percentages” hadden gepresenteerd, waren ze lager dan de cijfers van DUO voor deze regio. De reden is dat wij 85 jongeren zonder Burger Service Nummer niet hebben geteld bij de VSV-ers, maar ook niet hebben gelabeld als “witte vlek”. Dit zijn buitenlandse jongeren die in de regio worden opgevangen, de alleenstaande minderjarige vluchtelingen (AMV-ers). Deze jongeren horen strikt genomen niet tot de witte vlekken omdat zij in veel gevallen langer dan één jaar in Nederland zijn, maar door het ontbreken van een verblijfsvergunning zullen zij het onderwijs niet meer mogen volgen vanaf de dag dat zij 18 worden en zal geen enkele inspanning ervoor kunnen zorgen dat zij hun startkwalificatie halen. Tabel 2 Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, nieuwe systematiek Regio Midden-Brabant Schoolsoort
Aantal deelnemers
VSV-ers
Norm 4 2014-2015
VSV in perc.
Verschil
VO onderbouw
9413
29
0,3
0,2
0,1
Vmbo bovenbouw
4747
77
1,6
1,5
0,1
HAVO/VWO bovenbouw
7102
33
0,5
0,1
0,4
MBO 1
317
120
37,9
22,5
15,4
MBO 2
1957
292
14,9
10
4,9
MBO 3-4
6559
321
4,9
2,75
2,1
Onbekend
85 30095
957
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Wanneer we de huidige stand van zaken vergelijken met de streef- en bekostigingsnormen wordt duidelijk dat de regio Midden Brabant de VSV-percentages de normen op alle schooltypen overschrijdt. De overschrijdingen in percentages staan in de laatste kolom.
3 4
Zie de bijlage voor de vaststelling van de witte vlekken voor deze tabel. Voor het voortgezet onderwijs hanteert het Ministerie van OC en W streefwaarden, die ambitieuzer zijn dan de bekostingsnorm. Deze
staan hier weergegeven
6
Hoewel het Ministerie in de toekomst alleen nog met percentages werkt om de prestaties van de scholen te beoordelen, menen wij dat het een dieper inzicht geeft als wij ook de absolute VSV-aantallen geven die bij deze overschrijdingspercentages horen. Tabel 3 Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, nieuwe systematiek, overschrijdingen op de norm in abs. aantallen Regio Midden-Brabant Schoolsoort
Verschil
VSV-ers
VO onderbouw
0,1
10
Vmbo bovenbouw
0,1
6
HAVO/VWO bovenbouw
0,4
26
MBO 1
15,4
49
MBO 2
4,9
96
MBO 3-4
2,1
140
Onbekend 327
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Zowel de percentages als de absolute aantallen laten zien dat het VSV-probleem vooral bij het MBO ligt. Bij de huidige deelnemersaantallen in combinatie met de normen van MinOCW voor 2014-2015 zouden er op dit 5 moment in totaal 327 VSV-ers “te veel” zijn om de normen te halen . De absolute aantallen bieden een aanvullend inzicht in de inspanningen die de regio moet leveren om de ambities in 2010-2011 te halen. Dan blijkt dat er meer leerlingen voor schooluitval behoed moeten worden in MBO 3-4 dan bijvoorbeeld MBO1. Vergelijking met de landelijke gemiddelden en spiegelregio’s In het eerste hoofdstuk stelden we al dat het afhangt van welke prestatie-indicatoren er gelden, hoe goed de resultaten zijn. Om onszelf een antwoord te geven op de vraag “hoe goed of hoe slecht doen we het in de nieuwe rekensystematiek?” vergelijken we de cijfers van Midden Brabant met de landelijke gemiddelden, en met twee zogenaamde spiegelregio’s. Dit zijn regio’s waarvan wij vinden dat zij lijken op onze regio, of te maken hebben gehad met een zelfde sociaaleconomische ontwikkeling. De eerste spiegelregio is de regio Zuidoost Brabant met als centrumgemeente Eindhoven. Eindhoven kent een vergelijkbaar inwonersaantal als Tilburg en beiden zijn partners in Brabantstad, een samenwerking die erop gericht is om van Brabant een toonaangevende kennisregio te maken in Europa. De andere spiegelregio is Twente met als centrumgemeente Enschede. Enschede heeft net als Tilburg een verleden als textielstad. Op onderwijsgebied staat Enschede bekend als innoverend vanwege de verregaande samenwerking van schoolbesturen met als resultaat, onder andere, de Scholingsboulevard. Tabel 4 Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, nieuwe systematiek, in percentages Regio Midden-Brabant, Het gemiddelde van Nederland, RMC Zuid Oost-Brabant en RMC Twente, niet gecorrigeerd voor witte vlekken. Schoolsoort
VSV in perc. RMC Midden Brabant
VSV in perc. RMC Twente
VSV in perc. RMC ZO-Br.
VSV in perc. gem. Nederland
Norm 2014-2015
VO onderbouw
0,5
1,2
0,7
0,9
0,2
Vmbo bovenbouw
2,7
2
2,7
2,8
1,5
HAVO/VWO bovenbouw
0,7
0,5
0,9
0,8
0,1
MBO 1
39,4
32,4
38,4
37,6
22,5
MBO 2
15,2
11,9
14,5
14,3
10
5
Het procentuele verschil van de norm vermenigvuldigd met het aantal deelnemers per schooltype (als vermeld in tabel 2)
7
MBO 3-4
5,0
3,4
5,2
4,9
2,75
Bron: DUO
Voor deze vergelijking hebben we voor onze regio de ruwe data van de DUO VSV-levering gebruikt, inclusief de witte vlekken. Van de overige regio’s beschikken we namelijk niet over cijfers die gecorrigeerd zijn voor de witte vlekken en dat zou een scheve vergelijking opleveren. Tabel 4 laat zien dat de percentages van het VO van onze regio vergelijkbaar zijn met de spiegelregio’s, met uitzondering van het relatief hoge percentage van de VO onderbouw in de regio Twente. Het VSV-percentage voor de VO onderbouw is voor onze regio het laagst. Vooral in het MBO heeft de regio Midden Brabant hogere VSV percentages dan de spiegelregio’s. De VSVpercentages voor het MBO in de regio Twente zijn verreweg het laagst en zijn ook lager dan de gemiddelden in Nederland. Geen van de regio’s haalt de eindnormen van het nieuwe convenant.
Tabel 5 Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, nieuwe systematiek, in percentages Regio Midden-Brabant en het gemiddelde van Nederland, wel gecorrigeerd voor witte vlekken. De percentages voor de gemiddelde categorie in Nederland zijn geconstrueerd op basis van een schatting Schoolsoort
VSV in perc. RMC Midden Brabant
VSV in perc. gem. Nederland
Norm 2014-2015
VO onderbouw
0,3
0,3
0,2
Vmbo bovenbouw
1,6
1,7
1,5
HAVO/VWO bovenbouw
0,5
0,3
0,1
MBO 1
37,9
32,6
22,5
MBO 2
14,9
13,3
10
4,9
4,6
2,75
MBO 3-4
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Voor de vergelijking met de gemiddelde regio in Nederland hebben we de gegevens van DUO gebruikt, waarbij DUO (geschatte) percentages van de witte vlekken van de VSV percentages 2010-2011 hebben afgetrokken. De vergelijking van VSV-cijfers van de regio Midden Brabant ten opzichte van de gemiddelde regio in Nederland, leert ons dat we voor de VO categorieën een kleine voorsprong hebben bij de Vmbo bovenbouw. In de categorie HAVO/VWO bovenbouw hebben we een kleine achterstand ten opzichte van het Nederlands gemiddelde om de normen te halen voor het voortgezet onderwijs. De vergelijking van de MBO-categorieën toont dat de regio Midden Brabant op alle niveaus een achterstand heeft. De percentages verschillen vooral bij MBO 1, voor MBO 2 en MBO 3-4 zijn de verschillen in de gemiddelden geringer. Dit zegt overigens niets over achterstanden in absolute getallen. Tabel 3 laat zien dat in het MBO ook in absolute getallen de VSV-problematiek het grootst is. Geringe procentuele afnamen in de VSVpercentages in MBO 3-4 kunnen gepaard gaan met grote absolute dalingen. Tussenconclusies: De algemene gegevens in de regio laten zien dat de gezamenlijke scholen in geen enkele onderwijscategorie de nieuwe normen halen. De procentuele verschillen met de norm-percentages zijn het kleinst in het VO, zowel in percentages als in het aantal leerlingen dat men moet halen (al moeten we aantekenen dat de aantallen altijd
8
afhankelijk zijn van de totale populatie deelnemers per categorie en dus nooit constant zijn). We lijken in het VO dan ook op de goede weg te zijn. Natuurlijk is het wel zo dat deze leerlingen voor het overgrote deel vallen onder de leer- en kwalificatieplicht en dat het leerplichtteam ouders en leerlingen kan sanctioneren als zij ongeoorloofd verzuimen of uitvallen. Het verschil met de norm is in het VO het grootst voor HAVO/VWO bovenbouw. In het MBO zullen we de grootste inspanningen moeten leveren om het gat met de norm te dichten. De grootste groep jongeren behoeden we voor schooluitval wanneer de MBO 3-4 opleidingen de norm halen.
1.4 Het VO nader bekeken We stellen vast dat de VSV problematiek in het voortgezet onderwijs minder groot is dan in het MBO. Voor een completer beeld is het niettemin zinvol om de VSV-aantallen nader te specificeren. In tabel 6 geven we de VSV-aantallen en percentages weer van de VO-scholen in de regio volgens de normen van het convenant 2012-2015. Tabel 6 Analyse van de VSV cijfers VO per BRIN nummer, Regio Midden Brabant, volgens de normen van de nieuwe meetsystematiek, excl. witte vlekken.
2College onderbouw VO bovenbouw VMBO
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
1611
40
2,5
0,2
2,3
936
22
2,2
1,5
0,7
1031
13
1,2
0,1
1,1
De Vakschool
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
482
48
10,0
0,2
9,8
bovenbouw VMBO
307
13
4,2
1,5
2,7
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
972
1
0,1
0,2
-0,1
bovenbouw VMBO
336
3
0,9
1,5
-0,6
bovenbouw HAVO/VWO
846
0
0,0
0,1
-0,1
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %l
onderbouw VO
782
3
0,4
0,2
0,2
bovenbouw VMBO
181
5
2,8
1,5
1,3
bovenbouw HAVO/VWO
758
7
0,9
0,1
0,8
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %l
onderbouw VO
223
0
0,0
0,2
-0,2
bovenbouw VMBO
227
6
2,6
1,5
1,1
Reeshof college
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
159
2
1,3
0,2
1,1
bovenbouw VMBO
191
8
4,2
1,5
2,7
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in%
685
0
0,0
0,2
-0,2
bovenbouw HAVO/VWO
Beatrix college
Koning Willem II College
SG De Overlaat
OMO Scholengr. De Langstraat onderbouw VO
9
Analyse van de VSV cijfers VO per BRIN nummer, Regio Midden Brabant, volgens de normen van de nieuwe meetsystematiek, excl. witte vlekken.
bovenbouw VMBO
404
9
2,2
1,5
0,7
bovenbouw HAVO/VWO
640
9
1,4
0,1
1,3
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
546
1
0,2
0,2
0
bovenbouw VMBO
158
0
0,0
1,5
-1,5
bovenbouw HAVO/VWO
616
3
0,5
0,1
0,4
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
709
1
0,1
0,2
-0,1
bovenbouw HAVO/VWO
612
2
0,3
0,1
0,2
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
438
0
0,0
0,2
-0,2
bovenbouw HAVO/VWO
942
6
0,6
0,1
0,5
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
569
1
0,2
0,2
0
bovenbouw VMBO
363
3
0,8
1,5
-0,7
bovenbouw HAVO/VWO
490
4
0,8
0,1
0,7
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
545
1
0,2
0,2
0
bovenbouw VMBO
154
1
0,6
1,5
-0,9
bovenbouw HAVO/VWO
568
3
0,5
0,1
0,4
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
418
1
0,2
0,2
0
bovenbouw VMBO
413
2
0,5
1,5
-1,0
dln
VSV
%
Streefwaarde 2014-15 %
Verschil in %
onderbouw VO
383
4
1,0
0,2
0,8
bovenbouw VMBO
507
15
3,0
1,5
1,5
Mill-Hillcollege
Theresia Lyceum
St. Odulphuslyceum
Kwadrant Scholengroep
Willem van Oranje College
VMBO De Rooi Pannen Tilburg
MBC Eco en Groen/Frater
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Vooraf: Het Reeshofcollege is een nieuwe school die nog geen deelnemers in de bovenbouw heeft. Het gaat hier waarschijnlijk om leerlingen van de “oude” school MBC Zorg en Welzijn die in deze aantallen terecht zijn gekomen. Het BRIN-nummer van de 2Collegescholen bevat ook de Nieuwste School van Ons Middelbaar Onderwijs. Deze leerlingen van de Nieuwste School kunnen wij niet apart inzichtelijk maken. Van alle VO-scholen is het Beatrix College de enige school die onder de norm zit van 2014-2015, op alle onderwijscategorieën. Over het algemeen zitten de meeste scholen er in procentuele getallen er dicht bij en gaat het, onder de voorwaarde dat het aantal deelnemers redelijk constant blijft, om het terugbrengen van enkele VSV-ers om de normen te halen.
10
In de tabel vallen de hoge VSV-cijfers op in alle geledingen van De Vakschool en 2College. Eerder meldden wij al dat er een groot aantal buitenlandse jongeren zijn in opvanglocaties, die niet strikt genomen tot de VSV-ers e gerekend kunnen worden, maar die vanaf hun 18 levensjaar geen onderwijs meer mogen volgen. Op de 2College scholen gaat het van de 78 VSV-ers die (ook van buiten de regio) worden toegeschreven aan 2College, om 39 AMV-ers. De vakschool heeft een Internationale Schakelklas (ISK) met dezelfde categorie leerlingen. Dit geeft een vertekend beeld van de VSV-populatie. Bij de Vakschool zou het gaan om 33 “VSV-leerlingen” in de ISK. Als we dit aantal van het totaal VSV-cijfer aftrekken, dan blijft het VSV-percentage relatief hoog: 3,1% waar 0,2 % de norm is. Andere scholen en categorieën die relatief hoger scoren dan de overige scholen (en met een abs. VSV cijfer >6): de bovenbouw HAVO/VWO van OMO groep de Langstraat, de Bovenbouw HAVO VWO Koning Willem II College, de bovenbouw Vmbo van het Reeshof College en het MBC Eco en Groen/Frater van Gemertschool, bovenbouw Vmbo.
1.5 Het MBO nader bekeken. Omdat het MBO de hoogste percentages en aantallen VSV-ers heeft, presenteren we de VSV aantallen van de MBO scholen die onze regio herbergt vanuit verschillende invalshoeken. Allereerst zullen we analyseren in hoeverre de 3 MBO’s, het ROC Tilburg, Scholengemeenschap de Rooi Pannen en Studio T voldoen aan de normen voor 2014-2015. Vervolgens zullen we van het ROC en de Rooi Pannen bekijken in welke opleidingen de meeste VSV-ers zitten. Tabel 7 Analyse van de VSV cijfers MBO per BRIN nummer, Regio Midden Brabant, volgens de normen van de nieuwe meetsystematiek Naam instelling ROC Tilburg
De Rooi Pannen
Studio T
onderwijscategorie VSV totaal
Witte vlekken
VSV%
Norm
MBO 1
101
0
40,6
22,5
MBO 2
180
1
16,4
10
MBO 3-4
179
3
6,1
2,75
MBO 1
8
0
26,7
22,5
MBO 2
49
1
13,8
10
MBO 3-4
53
1
3,1
2,75
MBO 3-4
1
0
1,1
2,75
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Het ROC Tilburg is procentueel nog ver af van de norm. Op MBO 1 moeten deze instelling bijna de helft van het huidig aantal VSV-ers terugbrengen, voor MBO 2 is dat ruim een derde en in Mbo 3-4 is dat ruim de helft. Als we de percentages die het ROC moet reduceren uitdrukken (bij het huidige totaal aantal deelnemers) in 6 absolute aantallen dan zijn dat respectievelijk 45, 50 en 98 leerlingen, 123 in totaal . De uitgangsituatie van De Rooi Pannen is gunstiger. Procentueel zijn de huidige percentages niet ver verwijderd van de norm in 2014-2015. Uitgedrukt in leerlingenaantallen en uitgaande van het huidige deelnemersaantal zou het gaan om resp. 1, 13 en 5 leerlingen om de normen te halen.
6
Ook deze absolute aantallen hebben we verkregen door het verschil van de procentuele norm te vermenigvuldigen met de
deelnemersaantallen.
11
Studio T is de kleinste MBO instelling in de regio met 88 deelnemers en 1 VSV-er in een BOL 4 opleiding. Deze constatering maakt een diepgaandere analyse van de uitval binnen Studio T overbodig. Het ROC Tilburg Tabel 8 ROC Tilburg: VSV cijfers per MBO-school, voor deelnemers Midden Brabant, excl. witte vlekken VSV
Tot aant deeln
Perc. VSV
Beveiliging
21
127
16,5%
ICT en Mediatechnologie
25
312
8,0%
Commerciële Dienstverlening
41
652
6,3%
Administratieve en Juridische Dienstverlening
34
560
6,1%
Mode en Uiterlijke Verzorging
21
408
5,1%
Bouwtechniek
26
507
5,1%
Logistiek en Mobiliteit
38
858
4,4%
Welzijn
28
646
4,3%
Sport en Bewegen
24
612
3,9%
Onderwijs en Kinderopvang
28
723
3,9%
Gezondheidszorg
51
1324
3,9%
Mechatronica en Luchtvaarttechniek
22
973
2,3%
Kunst, Cultuur en Media
4
291
1,4%
Luchtvaarttechniek
1
155
0,6%
Bedrijfsgroepen
2
onb
Onbekend
2
onb
447
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Tabel 9 ROC Tilburg: de 10 MBO opleidingen met de meeste VSV-ers, voor deelnemers regio Midden Brabant Crebo nummer
Niveau VSV
%
90440
1
Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent
79
27,3
92640
2
Helpende Zorg & Welzijn
32
14,1
90470
2
Administratief medewerker
20
27,3
91390
3
Sport en bewegen (Sport en bewegingsleider)
16
8,6
93500
4
Onderwijsassistent
16
5,5
93410
2
Autotechniek (Autotechnicus)
14
15,7
90230
3
Medewerker beheer ICT
13
22,4
94850
2
Particuliere beveiliging (Beveiliger)
12
18,5
91172
2
Kapper (Junior kapper)
11
13,6
94952
4
Sociaal-maatschappelijk dienstverlener
11
7,9
Naam opleiding
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
12
Tabel 8 en 9 tonen achtereenvolgens de VSV-cijfer uitgesplitst naar scholen en de opleidingen (CREBO) . De uitval concentreert zich niet op een aantal specifieke scholen, niveaus of opleidingen. De meeste uitvallers zijn afkomstig van Logistiek en Mobiliteit, Commerciële Dienstverlening en Gezondheidszorg (> 30 leerlingen). Procentueel is de uitval het grootst op ICT en Mediatechnologie. Kunst, Cultuur en Media en Luchtvaartechniek springen er in gunstige zin uit met resp. 4 en 1 VSV-er. De opleiding met de meeste VSV-ers is de AKA-opleiding. Dit is niet verwonderlijk, het betreft een niveau 1 opleiding waarbij de leerlingen niet alleen de opleiding moeten afronden, maar ook een baan moeten vinden om niet als VSV-er gekwalificeerd te zijn. Noot: Tabel 8 laat alleen de VSV-ers zien van de regio Midden Brabant. Er zijn categorieën die een hoger VSVaantal hebben met uitvallers van buiten de regio Midden Brabant. Drie opleidingen vallen op. Verkoopmedewerker (niv.2), dat een VSV-aantal kent van 78 (28,1%), Verkoper (Detailhandel) (niv.2) dat een VSV aantal heeft van 39 (23,1%) en Verkoopspecialist (niv. 3) met een VSV aantal van 28. Dit zijn 7 hoogstwaarschijnlijk deelnemers van bedrijfsopleidingen.
Scholengemeenschap de Rooi Pannen Tabel 10 SG De Rooi Pannen: VSV cijfers per opleidingsector , voor deelnemers Midden Brabant. Excl. witte vlekken sector
VSV abs aantallen Handel
48
Horeca
32
Toerisme
9
Vormgeving
18
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
Tabel 11 SG De Rooi Pannen: de 10 MBO opleidingen met de meeste VSV-ers, excl. witte vlekken Crebo nummer
7
Niveau
Naam opleiding
VSV
%
93751
2
Verkoper (Verkoper detailhandel)
16
13,9
90760
2
Kok
15
3,3
90383
3
Verkoopspecialist (Verkoopspecialist detailhandel)
12
14,8
91540
4
Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie
9
3,7
90660
1
Horeca-assistent
6
14,0
94500
4
Signmaker (Medewerker sign)
5
7,2
94140
2
Medewerker bediening/café-bar (Gastheer/-vrouw)
5
2,8
93490
4
Manager handel
4
2,7
91530
2
Vormgeving ruimtelijke presentatie en communicatie (Medew. productpresentatie)
3
7,5
94952
3
Kok (Zelfstandig werkend kok)
3
0,8
Bron: Factsheet 25 LZ ROC Tilburg
13
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
In tabel 10 presenteren we de VSV-aantallen voor de De Rooi Pannen per sector, in tabel 11 staan de VSVaantallen per opleiding (CREBO). De grootste VSV aantallen zijn te vinden in de sectoren van Handel en Horeca. Wanneer we VSV-cijfers uitsplitsen naar opleidingen, dan zijn de opleidingen Verkoper, Kok en Verkoopspecialist de opleidingen die de meeste VSV-aantallen genereren. De koksopleiding haalt procentueel wél de VSV-norm. Uitval eerste leerjaar Een apart punt van aandacht vormt de uitval in het eerste jaar, uitval die plaatsvindt na de overgang van jongeren van het ene schooltype naar het andere én de ene school naar de andere. 8
In de onderzoeksliteratuur is vooral het promotie-onderzoek van Louise Elffers interessant. Uit haar studie blijkt dat het grootste deel van de uitval plaatsvindt in het eerste jaar. Volgens Elffers is de eerst periode voor een grote groep jongeren op een nieuwe MBO-school cruciaal voor het al dan niet uitvallen van school. Emotionele betrokkenheid is hierbij het belangrijkst. Emotionele betrokkenheid is de mate van verbondenheid en de mate waarin de deelnemer het nut van de opleiding inziet en de deelnemer de opleiding waardeert. Zij stelt dat emotionele betrokkenheid geen statisch begrip is maar het resultaat van interacties tussen de student en de onderwijsomgeving. In tabel 12 en 13 staan de uitvalcijfers van jongeren die de transitie hebben gemaakt vanuit twee perspectieven. In tabel 12 staan de uitvalcijfers gegroepeerd naar (VO)-school van herkomst. In tabel staat de uitval die in het eerste jaar is uitgevallen per MBO-instelling die gevestigd zijn in de regio Midden Brabant. Bij gebrek aan cijfers over de uitval van regioleerlingen in het eerste jaar, moeten wij gebruik maken van de totale populatie van de VO-scholen en het ROC Tilburg, De Rooi Pannen en Helicon. Tabel 12 Deelnemers, vsv'ers en percentage vsv'ers per vo school dat binnen een jaar na inschrijving op het mbo is uitgevallen BRINnr.
Schoolnaam
25LV
Scholengemeenschap De Rooi Pannen
405
37
9,1%
20GD
MBC Economie en Groen Vmbo en Lwoo
207
34
16,4%
16OX
2College voor Lyceum Havo Mavo Vbo
398
28
7,0%
02IS
De Vakschool, Lwoo, VMBO
164
23
14,0%
05AX
Scholengemeenschap De Overlaat Mavo Vbo Lwoo
187
22
11,8%
16VK
OMO Scholengroep De Langstraat
323
13
4,0%
01GH
212
12
5,7%
21GZ
W v Oranje Coll Chr SGM v Ath Havo Mavo Vbo Lwoo Kwadrant Scholengroep RK Regionale Scholengemeenschap voor Vwo Havo en Vmbo
290
12
4,1%
09VG
Onderwijsgroep Tilburg VMBO Reeshof, VMBO LWOO9
97
11
11,3%
18XU
Beatrix College voor Mavo, Havo, Atheneum
165
8
4,8%
20BQ
Mill-Hillcollege
77
6
7,8%
16MQ
Koning Willem II College voor Lyc Havo Mavo
107
4
3,7%
21EX
Theresia Lyceum SGM voor Gymnasium Atheneum en HAVO
8
1
12,5%
21FV
Sint Odulphuslyceum Scholengemeenschap voor VWO en HAVO
9
1
11,1%
deelnemers
vsv
vsv%
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
In absolute aantallen is de grootste groep uitvallers in het eerste leerjaar van het MBO afkomstig van een Vmbo-opleiding van De Rooi Pannen, dit is 9,1% van het totaal aantal leerlingen van De Rooi Pannen dat de 8 9
Uit: Elffers, Louise "The transition to post-secondary vocational education: Students' entrance, experiences and attainment", 2011 Net zoals bij tabel 6 geldt hier dat de aantallen voor het Reeshofcollege waarschijnlijk niet juist zijn.
14
overstap maakt naar het MBO(het gemiddelde in Nederland is 6,1%). De school met het hoogste percentage uitvallers van het eerste leerjaar is MBC Economie en Groen, gevolgd door de Vakschool en SG de Overlaat. De kleinste percentage uitvallers zijn afkomstig van Het Koning Willem II College, OMO Scholengroep De Langstraat, De Kwadrant Scholengroep en het Beatrix College. Tabel 13 Deelnemers, vsv'ers en percentage vsv'ers per MBO school, uitval eerste 4 verblijfsjaren. Verblijfsjaar 1 Positie in NL 2 15 39 Gem. Nederland
ROC Tilburg Helicon Opleidingen SG De Rooi Pannen
Verblijfsjaar 2
Verblijfsjaar 3
Verblijfsjaar 4
dln
vsv
%
dln
vsv
%
dln
vsv
%
dln
vsv
%
1915
237
12,4
1895
268
14,1
1469
152
10,3
1045
82
7,8
1286
124
9,6
1132
91
8,0
848
48
5,7
1026
23
2,2
1665
118
7,1
1461
79
5,4
1278
56
4,4
611
22
3,6
8,1
10,4
7,9
5,9
Bron: DUO, bewerking gemeente Tilburg
De aantallen in tabel 13 zijn niet helemaal representatief voor de situatie van de genoemde scholen in de regio. De getallen die wij gebruiken zijn VSV-cijfers van alle leerlingen die aan de BRIN nummers/instellingen zijn verbonden. Dit houdt in dat deze VSV-ers afkomstig zijn uit alle regio's waar deze scholen zijn gevestigd én voor een deel daarbuiten. De getallen voor Helicon opleidingen zijn daarom niet representatief voor Studio T, dat in leerlingenaantallen een klein onderdeel vormt van Helicon Opleidingen. In mindere mate geldt dit ook voor De Rooi Pannen waarvan de vestigingen in Breda en Eindhoven ook zijn opgenomen in de tabel. De uitval in het eerste jaar van het MBO van ROC Tilburg is op één na het hoogste in Nederland (van de 67 e MBO-instellingen), hier is nog veel ruimte voor verbetering. De Rooi Pannen heeft minder VSV-ers in het 1 jaar dan het gemiddelde. Redenen van uitval in het MBO Op verschillende manieren houden de MBO-instellingen bij wat de redenen van uitval zijn in het MBO. Het ROC Tilburg heeft een eigen registratie met "eigen" categorieën. De redenen van uitval van de Rooi Pannen zijn onderwerp van gesprek wanneer de maandrapportages aan bod komen in de periodieke gesprekken met de gemeente Tilburg. ROC Tilburg Het ROC Tilburg heeft gekozen om de scholen gedetailleerde informatie te laten geven over de uitval van leerlingen. Deze informatie vormt de basis voor de periodieke besprekingen die het ROC Tilburg en de gemeente Tilburg met elkaar hebben over het voortijdig schoolverlaten. Het zijn 35 categorieën die de reden van uitval aangeven. Omwille van de duidelijkheid en uniformiteit hebben we de gegevens van het ROC Tilburg gecomprimeerd in 17 categorieën. Een aantal categorieën kwam overeen, ook hebben we categorieën samengevoegd waarvan de uitvalreden ligt in de persoonlijke situatie van de leerling, in de moeilijkheidsgraad van de opleiding en verkeerde studiekeuzes (zie tabel B3 in de bijlage). De rapportage van het ROC bevat ook deelnemers in de categorie “diploma behaald”. We moeten hierbij een onderscheid maken tussen niveau 1 (zoals we in het voorgaande hebben gezegd, is hier ook betaald werk nodig om niet als VSV-er te zijn gelabeld) en de overige niveaus. De jongeren in deze categorie van niveau 2-4 waren op het moment dat DUO de cijfers publiceerde deelnemers die niet waren aangemeld voor bekostiging. DUO merkt deze jongeren aan als VSV-er. Nu blijkt dat deze jongeren extranei waren die later hun diploma hebben gehaald. Wij concentreren ons in de tabel op de uitvalredenen die het vaakst voorkomen, per niveau en per school. In de bijlage staan de verschillende categorieën per school. In onderstaande tabel staan ze, omwille van de duidelijkheid, uitgesplitst voor de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL).
15
Tabel 14 Redenen van uitval ROC Tilburg, uitgesplitst naar MBO niveau
Uitvalreden
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
onbekend Eindtotaal
Verkeerde studiekeuze
3
20
17
37
77
Kan niveau niet aan
9
32
14
15
70
Persoonlijke problemen
9
25
6
15
55
17
21
2
6
46
26
8
3
Afgehaakt/Te veel verzuim Overig
1
38
Werk
6
11
8
7
32
Verlenging op dezelfde opleiding Ontslagen BBL-plek/kan geen plek vinden
3
10
3
5
21
10
3
Verwijderd vanwege wangedrag
1
6
Andere opleiding buiten ROC
5
Afstroom Ontevredenheid opleiding/organisatie
13 2
2
11
3
8
4
3
1
1
2
Opstroom VSV vanwege Procedurele/administratieve fout
1
1
Asielproblematiek
1
1
7
2 1
2 1
Zit (weer) op school
1
Diploma behaald
47
11
6
10
Eindtotaal
97
183
70
108
1
2 74
2
460
Bron: DUO, bewerking Onderwijsgroep Tilburg en gemeente Tilburg
De meest voorkomende redenen van uitval hebben te maken met een verkeerde studiekeuze, en dat men de opleiding te moeilijk vindt. Een derde van de uitvallers op het ROC zouden vanwege deze redenen uitvallen. Andere factoren die een grote rol spelen zijn de persoonlijke redenen om de opleiding te verlaten en uitval na te veel verzuim. Verkeerde studiekeuze is vooral op niveau 4 aan de orde, het moeilijke niveau van de opleiding is vooral een uitvalreden bij niveau 2. Het laatste zou een gevolg kunnen zijn van de huidige drempelloze instroom, nader onderzoek zou moeten uitwijzen of dit jongeren zijn die zonder diploma zijn ingestroomd. Deze zouden in de toekomst naar de Entreeopleiding gaan. Belemmeringen in de persoonlijke sfeer om de opleiding te vervolgen zijn vooral in de niveaus 1 en 2 aan de orde. Gezien de economische crisis valt het aantal jongeren dat uitvalt vanwege een gebrek aan BBL-plek (betaalde arbeid) mee.
16
Tabel 15 Redenen van uitval ROC Tilburg, uitgesplitst naar leerweg.
Uitvalreden Verkeerde studiekeuze
BBL
BOL
Onbekend Eindtotaal
7
70
77
21
53
74
6
64
70
10
45
55
Afgehaakt/Te veel verzuim
2
44
46
overig
9
28
Werk
6
26
32
Verlenging op dezelfde opleiding
6
15
21
ontslagen BBL-plek/kan geen plek vinden
8
5
13
11
11
6
8
Afstroom
7
7
Ontevredenheid opleiding/organisatie
2
2
Diploma behaald Kan niveau niet aan Persoonlijke problemen
Verwijderd vanwege wangedrag Andere opleiding buiten ROC
2
1
38
Opstroom
1
1
2
Procedurele/administratieve fout
1
1
2
1
1
Asielproblematiek zit (weer) op school Eindtotaal
79
379
1
1
2
460
Bron: DUO, bewerking Onderwijsgroep Tilburg en gemeente Tilburg
Omdat er meer VSV-ers zijn in de BOL, heeft dat ook invloed op de verdeling van de redenen van uitval. Wat wel opvalt is dat de verkeerde studiekeuze en het te hoge niveau van de opleiding vooral voorkomt in de BOL. Gezien de verdeling van uitval BBL/BOL, is persoonlijke problematiek relatief gelijk in de BOL en de BBL. In de bijlage staat in tabel B2 een uitsplitsing naar school. Wat hier opvalt is dat bij Onderwijs en Kinderopvang en Welzijn relatief veel uitvallers zijn vanwege een verkeerde studiekeuze. Bij gezondheidszorg zijn er relatief veel uitvallers vanwege persoonlijke belemmeringen en omdat het niveau te moeilijk zou zijn. De Rooi Pannen De Rooi Pannen registreert reden van uitval niet op dezelfde manier als het ROC Tilburg. Desondanks komen in periodieke overleggen met De Rooi Pannen VSV-overzichten van DUO aan bod waar de reden van de uitvalcijfers onderwerp van gesprek is. We zien dat op de Rooi Pannen het vooral gaat om de Koksopleiding (maar blijft binnen de VSV-norm) en de Detailhandel. Voor de koksopleiding geldt dat het (verwachte) beroepsbeeld niet of slechts ten dele overeenkomst met de werkelijkheid, hetgeen uitval genereert. Voor een nader beeld van de uitval in de detailhandel is meer informatie nodig (volgt). Interregionale uitval Jongeren uit deze regio vallen ook uit buiten de regio. En vice versa. Wanneer jongeren uitvallen in andere regio’s zijn het per definitie jongeren waarvoor geen afspraken of maatregelen gelden die de regio heeft gemaakt met de “eigen” schoolbesturen. Het is daarom interessant om te zien hoe groot de groep is. Aangezien de grootste uitval plaatsvindt op het MBO, concentreren we ons op MBO instellingen.
17
Tabel 16 Uitval VSV-ers uit Midden Brabant van MBO scholen buiten de regio. AOC West Brabant
21CY
BREDA Totaal
214
64
9
14,1%
4,2%
Niveau 1
2
1
1
100,0%
50,0%
Niveau 2
36
16
6
37,5%
16,7%
Niveau 3
60
13
2
15,4%
3,3%
Niveau 4
116
34
0
0,0%
0,0%
Helicon Opleidingen
26CC
NIJMEGEN Totaal
267
66
19
28,8%
7,1%
Niveau 1
8
6
6
100,0%
75,0%
Niveau 2
34
11
4
36,4%
11,8%
Niveau 3
59
18
4
22,2%
6,8%
Niveau 4
166
31
5
16,1%
3,0%
ROC Eindhoven
25MB
EINDHOVEN Totaal
251
62
17
27,4%
6,8%
Niveau 1
6
2
2
100,0%
33,3%
Niveau 2
43
12
6
50,0%
14,0%
Niveau 3
87
18
4
22,2%
4,6%
Niveau 4
115
30
5
16,7%
4,3%
ROC Koning Willem I
04FO
S HERTOGENBOSCH Totaal
924
241
69
28,6%
7,5%
Niveau 1
10
5
5
100,0%
50,0%
Niveau 2
162
43
24
55,8%
14,8%
Niveau 3
165
43
13
30,2%
7,9%
Niveau 4
587
150
27
18,0%
4,6%
ROC West-Brabant
25LX
ETTEN-LEUR Totaal
500
136
35
25,7%
7,0%
Niveau 1
10
4
4
100,0%
40,0%
Niveau 2
162
42
20
47,6%
12,3%
Niveau 3
113
34
1
2,9%
0,9%
Niveau 4
215
56
10
17,9%
4,7%
ROC Zeeland
25PV
18
MIDDELBURG Totaal
52
19
6
31,6%
11,5%
Niveau 3
6
1
0
0,0%
0,0%
Niveau 4
46
18
6
33,3%
13,0%
Bron: DUO
De uitvalcijfers van de bovenstaande MBO-instellingen laten zien dat met name op het Koning Willem I College (regio Noord-Oost Brabant) en op het ROC West Brabant substantiële aantallen jongeren uitvallen die afkomstig zijn uit Midden Brabant (resp. 69 en 35). Bij elkaar gaat het om 155 jongeren (niet gecorrigeerd voor witte vlekken) die buiten de regio uitvallen.
Tabel 17 Rooi Pannen Top 6 Uitval VSV-ers uit gemeenten buiten de regio Gemeente
Aantal VSV
Breda
21
Eindhoven
21
s’-Hertogenbosch
9
Dordrecht
6
Helmond
6
Veldhoven
6
Bron: DUO
Tabel 18 ROC Tilburg Top 6 Uitval VSV-ers uit gemeenten buiten de regio Gemeente
Aantal VSV
Breda
28
Eindhoven
18
Oosterhout
17
’s-Gravenhage
17
Heusden
14
’s-Hertogenbosch
12
Bron: DUO
De tabellen 17 en 18 geven de grootste categorieën VSV-ers aan die afkomstig zijn uit gemeenten buiten 10 Midden Brabant. Voor de Rooi Pannen geldt dat de VSV-ers in de tabel voor een groot deel hoogstwaarschijnlijk geen leerlingen zijn die buiten de eigen regio schoolgaand waren. De Rooi Pannen heeft ook vestigingen in Eindhoven en Breda. We kunnen geen goed beeld van “interregionale uitval” geven op basis van de beschikbare gegevens. Dit is anders voor het ROC Tilburg. De aantallen die van buiten de regio komen en daarna uitvallen zijn het grootst voor de grote gemeenten uit naburige regio’s. 10
Studio T is hierbij achterwege gelaten, vanwege het kleine aantal VSV-ers buiten de regio.
19
1.6 Overwegingen De onderwijscategorie waar deze regio het meest te winnen heeft om de normen te halen is het MBO, waarbij het ROC Tilburg de meeste inspanningen moet leveren om de leerlingen binnen boord te houden. Speciale aandacht moet dan uitgaan naar de uitval in het eerste leerjaar, deze behoort tot de hoogste in Nederland. Verkeerde studiekeuzes en de beleving dat de studie te moeilijk is/leerlingen onvoldoende vorderingen maken, zijn de meest voorkomende redenen van uitval en moeten voor de volgende convenantsperiode centraal staan in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten. Daarbij moeten instellingen een goed onderscheid maken naar leerweg en opleiding. De redenen die aan de basis staan van uitval lijken bij sommige opleidingen anders te zijn dan bij andere. Het ligt voor de hand dat er in de nieuwe convenantsperiode meer focus komt in de bestrijding van voortijdig schoolverlaten, dat scholen meer oog hebben voor de verschillen in opleidingen en groepen jongeren die in deze opleidingen onderwijs volgen. Algemene maatregelen die schooluitvalmoeten indammen zijn dan waarschijnlijk niet voldoende, ook moet en medewerkers in het primaire proces op de individuele scholen meer gericht zijn op het voorkomen van uitval. Een groter inzicht in getallen en uitvalmechanismen en betrokkenheid van alle medewerkers in het onderwijs kunnen hierbij helpen. De hoge uitval in het eerste leerjaar van het MBO en de constatering dat het in uitvalcijfers uitmaakt van welke VO-school de uitvallers afkomstig zijn, impliceert dat VO-scholen, naast alle inspanningen die zij al verrichten, na moeten gaan wat zij nog meer kunnen doen om jongeren voor te bereiden op het MBO. De studie van Elffers zou hierbij kunnen ondersteunen. In dit rapport hebben wij zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de cijfers die wij in de regio genereren als gemeente en als scholen. Toch is het zicht op scholen niet gelijk. De gegevens die wij tot onze beschikking hebben verschillen per (MBO-)instelling. Om een sluitend inzicht te hebben is een uniforme gegevenshuishouding noodzakelijk. Ook ontbreekt in dit rapport de mening van de leerling en de VSV-er. Hoewel met name het ROC een zo'n objectief mogelijke weergave geeft van de redenen van uitval, zou aanvullende informatie door de jongere zelf een completer beeld geven. Het aantal jongeren dat buiten de regio uitvalt is volgens onze mening zo groot, dat we met de buur-regio’s en/of het ministerie nader zouden moeten onderzoeken welke redenen er zijn voor hun uitval, om hier in de toekomst meer grip op te krijgen.
20
Hoofdstuk 2 Maatregelen, voorzieningen en behaalde resultaten 2.1 Inleiding Na de ondertekening van het Convenant Voorkomen Voortijdig Schoolverlaten (voortaan: VSV) in 2008 heeft RMC regio 35- Midden-Brabant voor de periode 2008-2012 van het ministerie van OCW middelen ontvangen voor de bestrijding en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten in de regio. RMC regio Midden-Brabant heeft met deze middelen een Programma van Maatregelen ontwikkeld dat tot doel had zowel preventieve als curatieve structuren en projecten op te zetten om de uitvalcijfers terug te brengen met 40 % in 2012. Als peiljaar hiervoor is het schooljaar 2005-2006 genomen. Twee jaar na de start van dit Programma van Maatregelen (PvM) is in het kader van de ‘Tijdelijke subsidieregeling Plusvoorzieningen Overbelaste Jongeren’ in 2010 een aantal extra en aanvullende voorzieningen in de regio ontwikkeld en ingericht. Deze voorzieningen zijn beschreven in een Totaalplan Plusvoorzieningen, dat de grondslag vormde voor een meerjarige adequate aanpak, opvang en begeleiding van risicojongeren in de leeftijd van 12-18 jaar. Dat plan van aanpak sloot aan op een nota ‘Op weg naar Tilburg Plus’ (december 2010), waarin door het SWV VO Midden-Brabant een totaalvisie op het voorkomen en bestrijden van voorkomen van voortijdig schoolverlaten. In die visie werd de noodzaak onderstreept van een integrale benadering van jongeren en een integrale aanpak om problemen op te lossen. Als derde subsidiestroom heeft de Regio Midden-Brabant middelen ontvangen vanuit de provinciale subsidieregeling ter bestrijding van voortijdig schooluitval, een regeling van de Provincie Noord-Brabant. De plannen zijn beschreven in het projectvoorstel ‘Versterken en Verdiepen’. Deze financiële middelen zijn ingezet voor de ontwikkeling van twee extra en aanvullende voorzieningen (Transferium en MBO Expertiseprogramma), die vervolgens opgenomen zijn in de Plusvoorzieningen. Verder zijn de Richtlijnen Zorgstructuur 12+ ontwikkeld en heeft het Nederlands Jeugdinstituut een uitgebreide kwalitatieve analyse van Zorg- en adviesteams gemaakt. Naar aanleiding van deze analyse is een omvangrijk scholingsprogramma voor professionals in het onderwijs georganiseerd en uitgevoerd. 2012 is een belangrijk overgangsjaar waarin besluitvorming plaatsvindt omtrent de continuering VSV/Plusvoorzieningen en integratie met Passend Onderwijs. 2012 is ook een goed moment om te evalueren en vast te stellen welke maatregelen in de afgelopen jaren het gewenste effect opleverden, welke lessen geleerd zijn en wat de kernelementen zijn waarop we in de jaren 2012-2015 kunnen en moeten voortbouwen om blijvend voortijdig schoolverlaten te voorkomen, de uitvalcijfers verder te reduceren, overbelaste jongeren adequaat te begeleiden en leerlingen met zorgvragen goed op te vangen. In het laatste hoofdstuk komen we hierop nader terug en formuleren wij de conclusies en de aanbevelingen.
21
2.2 Het Programma van Maatregelen 2008-2012 Het Programma van Maatregelen(PvM) is uitgevoerd in twee tranches. De eerste tranche liep van 2008 tot eind 2009 en bevatte naast deelname aan 1-loket verzuim, drie onderdelen uit de menulijst van het ministerie OCW, te weten: overgang vmbo-mbo. loopbaanoriëntatie- en begeleiding. zorg op school. Elke programmalijn omvatte een aantal verschillende deelprojecten die in de loop van de eerste tranche uitgebreid werden met nieuwe onderdelen. Op basis van behoeften in de regio en geconstateerde lacunes zijn de programma`s en de begroting tussentijds aangepast. In de tweede tranche (2010-2011) werden de drie programmalijnen doorgezet en de daarbij horende projecten gecontinueerd. Twee tijdelijke maatregelen (Klavertje Vier en Digitaal registratiesysteem Particuliere MBOinstituten) en twee nieuwe projecten werden aan het PvM toegevoegd: Aandacht voor Havisten en Coaching. De derde tranche wordt gevormd door de overgang in 2012 van het oude naar het nieuwe VSV-Convenant 2012-2015. In het totaal zijn in het kader van VSV dus de volgende maatregelen uitgevoerd: één-loket verzuim ( de inrichting van het verzuimloket is een verplichting vanuit de overheid, niet gefinancierd met middelen uit het programma van maatregelen) overgang vmbo-mbo. loopbaanoriëntatie- en begeleiding. zorg op school. Klavertje Vier. digitaal registratiesysteem particuliere mbo instituten. aandacht voor Havisten. coaching. Met deze activiteiten heeft de regio een mixture aan activiteiten uitgevoerd die allen verband houden met het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Bij de keuze van de activiteiten is nadrukkelijk gekeken naar factoren die effectief zijn en die van invloed zijn op de schoolloopbaan van jongeren. Zo kunnen we samenvatten dat de activiteiten vooral hun bron vonden in de volgende overwegingen en assumpties: een sterke inzet op schoolverzuim en de toepassing van directe maatregelen werkt effectief en voorkomt verder verzuim en voortijdig schoolverlaten. een zo compleet mogelijke overdracht van gegevens van de ene school naar de andere school bevordert de continuïteit van de schoolloopbaan. En indien mogelijk doe die overdracht webbased en digitaal. een goed vangnet en een sterke zorgstructuur voor leerlingen met hulpvragen levert een bijdrage aan de continuïteit van de schoolloopbaan; zeker wanneer ook instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening daarbij betrokken zijn. voor specifieke doelgroepen met hulpvragen moeten er extra en aanvullende maatregelen genomen worden (klavertje vier en havisten). waar mogelijk betrek andere instellingen bij de activiteiten en zorg voor een integrale benadering. We weten immers al lang dat het probleem van het voorkomen van voortijdig schoolverlaten geen exclusief onderwijsprobleem is. Vanaf het begin van de uitvoering van het convenant is gekozen voor het ontwikkelen en implementeren van structurele maatregelen die VSV helpen voorkomen en die in het onderwijsproces geborgd kunnen worden, na
22
afloop van de projectperiode en het wegvallen van de extra middelen. Niet alleen de uitvoering van concrete en eindige projecten waarin groepen leerlingen eenmalig konden participeren, maar juist de inbedding van methodieken, werkwijzen en procedures binnen de reguliere onderwijspraktijk, in de scholen zelf en in de samenwerking met andere scholen en instellingen voor jeugdzorg, gemeentelijke voorzieningen stond centraal. Het accent moest daarbij liggen op preventie en op snel en adequaat aanpakken van onderwijsdeelnemers die dreigden uit te vallen. Individuele begeleiding, maatwerk, aandacht en zorg zijn daarbij kernbegrippen geworden. De volgende paragrafen lichten de verschillende maatregelen kort toe. Eén-Loket verzuim Verzuimbeleid Vanaf 2009 hebben DUO en de afdeling leerplicht van de Gemeente Tilburg alle scholen (vo en mbo) verplicht verzuimmelding te doen via één centraal loket, het Digitaal Verzuimloket. De meldingen gaan sindsdien rechtstreeks naar DUO. De Gemeente controleert de meldingen en onderneemt actie wanneer noodzakelijk. De samenwerking tussen de afdeling leerplicht en de scholen is aanzienlijk versterkt. Bij niet tijdig melden of achterblijven van verzuim bezoeken leerplichtambtenaren de betreffende scholen. Na een intensieve voorbereidingsperiode waarin wat technische hobbels genomen moesten worden, functioneert het digitaal verzuimloket in de regio RMC 35 goed. Resultaat: De nieuwe, digitale vorm van verzuimmeldingen levert veel inzicht op in de redenen voor verzuim. Voorts is in beeld op welke leeftijd, op welk niveau en bij welke scholen verzuim veel voorkomt. Naast het digitale loket zijn op diverse scholen handboeken schoolverzuim ontwikkeld en zijn verzuimcoördinatoren aangesteld. Hierdoor is het tijdig melden van verzuim goed ingebed in de onderwijsstructuren. Het tijdig opmerken van schoolverzuim heeft een preventieve werking bij het voorkomen van voortijdig schooluitval. Overgang vo-mbo DOD (Digitaal Overdrachtsdossier): ’Elke leerling in beeld’ Vanaf de start van VSV is het belang van een digitale en webbased overdracht van informatie van gegevens over de leerling onderstreept in het belang van de continuïteit van de schoolloopbaan. Deze ontwikkeling past volledig in de invoering van het beleid voorkomen voortijdig schoolverlaten. Als we willen dat scholen op maat en passend bij de mogelijkheden van de leerlingen onderwijs willen verzorgen dan moet de school volledig geïnformeerd zijn over de achtergronden, de capaciteiten en de problemen van de leerling. Het gaat hier zowel om een preventieve als om een curatieve benadering. In de planontwikkeling en de uitvoering is uitgegaan van een drietal stappen: overdracht van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. overdracht van voortgezet onderwijs naar voortgezet onderwijs. overdracht van voortgezet onderwijs (vmbo) naar middelbaar beroepsonderwijs. Met een digitaal overdrachtssysteem kunnen overzichten gegenereerd worden van leerlingen die de overstap maken van de ene naar de andere school Dit maakt het mogelijk leerlingstromen in beeld te krijgen. Per individuele leerling wordt duidelijk waar deze zich aanmeldt, of hij/zij is aangenomen of afgewezen en of de leerling na de zomer ook daadwerkelijk komt opdagen. Deze groep potentiële vsv’ers is dan direct in beeld, zodat leerplicht leerlingen onmiddellijk actie kan ondernemen. DOD maakt het dus mogelijk maken elke leerling scherp in beeld te hebben en te houden. Het project DOD heeft zich voor diverse technische en organisatorische problemen gesteld gezien tijdens de achtereenvolgende ontwikkel- en testfasen. Resultaat: In het primair en voortgezet onderwijs werkt DOD inmiddels goed. Van ongeveer 4400 leerlingen per jaar zijn de overdrachtsdossiers en onderwijskundige rapporten gedigitaliseerd bij de overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Ook bij horizontale verstroming of doorstroom van de ene school naar de andere zijn van 450 leerlingen de gegevens gedigitaliseerd. Voor de laatste overstap, die van vo naar mbo, is het DOD in RMC 35 pas dit jaar (2012) in gang gezet. De resultaten hiervan lieten op het moment van overdracht zodanig te wensen over dat vanuit het mbo verzocht
23
alsnog de overdracht via papier te laten verlopen. Slechts in enkele gevallen vindt een digitale overdracht plaats. Toegezegd is dat nog voor het einde van het schooljaar een diepgaande evaluatie plaatsvindt naar factoren en oorzaken. Kernvraag zal zijn of en hoe we in volgende schooljaren verder gaan met de digitale overdracht ? Middelen: Ingezet vanuit VSV-Programmagelden: € 439.000,== Nog in te zetten: € 66.000,== (middelen 2012) Digitaal registratiesysteem Broers Ter ondervanging van de zgn. witte vlekken die een vertekend beeld geven van de uitvalcijfers, waardoor deze in de regio negatiever uitvielen, dan in werkelijkheid het geval was, is de ontwikkeling van een registratiesysteem voor Particulier Onderwijs in gang gezet. Instituut Broers heeft zich sterk gemaakt voor een goed registratiesysteem van studenten binnen particuliere opleidingen en andere onderwijsaanbieders, die net als veiligheidsopleidingen zoals politie en landmacht voorheen niet aangemeld werden in BRON. Het ministerie onderkende dit probleem en in samenwerking met DUO is gewerkt aan mogelijkheden om dit euvel te verhelpen. Dit heeft geleid tot aanpassing van wetgeving, waardoor met ingang van het nieuwe convenant de particuliere instituten hun studenten voortaan ook kunnen aanmelden in DUO. Flankerend beleid vo-mbo overgang De overgang van het vo naar het mbo is een risicovolle periode. Uit cijfers blijkt dat bij een groot aantal leerlingen deze overgang zorgt voor problemen. Leerlingen zijn geneigd een verkeerde keuze te maken voor vervolgopleiding of starten helemaal niet. Om hierop te anticiperen is flankerend beleid uitgezet, waarbij instellingen voor vo en mbo elk op drie momenten uitstroom- en inschrijflijsten opleveren, die naast elkaar gelegd worden om te controleren waar leerlingen zich na het vmbo ingeschreven hebben. Het flankerend beleid is een protocol voor de overgang van vo naar mbo om aanmelding, inschrijving en daadwerkelijke studie-aanvang in de vervolgopleiding te monitoren. Resultaat: Dit protocol heeft in de afgelopen jaren zijn dienst bewezen en zou vanaf 2012 vervangen moeten worden door DOD, maar pas nadat testen uit zouden wijzen dat dit digitale systeem volledig operationeel is. Coördinatie van flankerend beleid lag bij de projectleider Loopbaanorientatie (voortaan LOB). Daarnaast bestaat het flankerend beleid uit het in kaart brengen bij leerplicht van leerlingen tot 18 jaar die zich niet hebben ingeschreven bij een vervolgopleiding na het afronden van het voortgezet onderwijs. De afdeling leerplicht zet gedurende de zomerperiode speciaal leerplichtambtenaren in om deze leerlingen toch richting een vervolgopleiding te sturen. Deze ‘zomeracties’ blijken zeer succesvol. Als voorbeeld: Dankzij de zomeractie 2011 zijn 141 leerlingen benaderd leerplichtambtenaren en 42% was in september reeds terug op school. 75 leerlingen waren nog onder de hoede van leerplichtambtenaren. Zonder de zomeracties was het risico op VSV aanmerkelijk groter voor deze groep. Voortzetting van het flankerend beleid overgang vo-mbo is afhankelijk van het al dan niet succesvol implementeren van het digitaal overdrachtsdossier. Loopbaanoriëntatie en keuzebegeleiding In deze regio is het een traditie dat er veel tijd besteed werd aan het traject van loopbaan oriëntatie en keuzebegeleiding. Echter het ontbrak aan afstemming, eenduidigheid en coördinatie. In het kader van VSV is LOB mede daarom een van de kernactiviteiten geworden. Het streven is dat leerlingen op een juiste plaats terecht komen die past bij interesse en capaciteiten. Uit talloze publicaties blijkt dat de factor beroepskeuze bijzonder belangrijk is voor het continueren van een schoolloopbaan. Hieronder volgt een schets van de werkzaamheden die in deze regio onder die noemer zijn uitgevoerd. Loopbaanoriëntatie- en begeleidingsactiviteiten Het inbedden van loopbaanoriëntatie en keuzebegeleiding en in het voortgezet onderwijs moet ervoor zorgen dat leerlingen goede keuzes maken, die passen bij hun mogelijkheden, competenties en interesses. Het maken van de juiste keuze hangt samen met een helder beroepsbeeld.
24
Adequate en tijdige voorlichting en begeleiding bij oriëntatie richting vervolgopleiding of beroep blijken uitermate preventief te werken en verkleinen het risico op voortijdige schooluitval. Een belangrijk resultaat van het project LOB is de bewustwording op alle scholen van de waarde van goede loopbaanoriëntatie en begeleiding. Voorlichting en loopbaanoriëntatie vragen om een sterk programma voor LOB en goede afstemming in de regio tussen het vo en mbo. Verder kan individuele aandacht en extra begeleiding voor een aantal studenten de doorslag geven, waardoor zij gemotiveerd weer aan de slag gaan. Om dit alles te bereiken is een aantal activiteiten ontplooid. Zo is een werkgroep Loopbaanbegeleiding vo-mbo is geformeerd om LOB activiteiten te evalueren en te borgen, zodat LOB ingebed wordt in de onderwijsstructuur. Daarnaast zijn diverse deelprojecten als de vmbo-Carrousel, mbo-speeddating, individuele schoolprojecten en het HOT/Prima project gestart. Deze projecten worden hieronder nader toegelicht. MBO Speeddating MBO Speeddating is een voorlichtingsactiviteit waarbij vo-leerlingen zich eerst klassikaal of individueel voorbereiden op een aantal beroepsrichtingen. Vanuit de mbo-scholen zijn intussen vrijwilligers gerekruteerd die na een instructie-bijeenkomst tijdens de speeddating- middag naar de deelnemende vo-scholen gaan om met de vo-leerlingen in gesprek te gaan over hun opleiding. Als eerste fase van het beroepskeuzeproces wordt op deze wijze de horizon van tweedejaars vmbo-ers verbreed met het oog op hun vervolgopleiding. Resultaat: Aan mbo-speeddating wordt in toenemende mate deelgenomen door vo-scholen in de regio. Waren het in 2010 nog 400 leerlingen, in 2011 groeide dit aantal uit tot 1200 leerlingen. En in 2012 zijn 1700 leerlingen bereikt. Ten behoeve van MBO speeddating is een draaiboek ontwikkeld, zodat dit voortaan door de scholen zelf georganiseerd kan worden. Vmbo-Carrousel Het Vmbo-Carrousel heeft als doel leerlingen van vmbo schooljaar 3 en 4 in contact te brengen met hun toekomstige werkveld: bedrijven en instellingen. Zodoende kunnen zij zich oriënteren en voorbereiden op hun beroeps- of studiekeuze. Resultaat: Met dit project zijn in het schooljaar 2010-2011 in regio Midden-Brabant 1088 deelnemers bereikt, verdeeld over 10 deelnemende scholen. Vmbo-infoavonden Tijdens Vmbo-infoavonden kunnen leerlingen in het voortgezet onderwijs informatie inwinnen over de doorstroommogelijkheden naar vervolgonderwijs. Resultaat: Deze informatieavonden, waarbij zowel het vo als het mbo betrokken zijn, zijn bezocht door 4224 mensen (leerlingen en ouders). Schoolspecifieke LOB-projecten Het laatste onderdeel binnen LOB waren de individuele schoolprojecten waarbij vo-scholen op basis van een projectvoorstel een budget kregen om op een eigen manier invulling te geven aan LOB. Resultaat: In 2010 zijn 15 projecten gehonoreerd, in 2011 is dit aantal projecten uitgebreid tot 20. HOT/Prima (Heroriëntatietrajecten en Praktijkgerichte individuele maatwerktrajecten) Naast LOB is een tweede poot uitgezet in het mbo, de zogeheten HOT/Prima trajecten waarbij mbodeelnemers, die dreigen uit te vallen vanwege een verkeerde studiekeuze of ongeschiktheid voor een beroep door middel van een heroriëntatie traject toe te leiden naar een nieuwe, meer bij hen passende opleiding. De HOT/Prima trajecten zijn onder te verdelen in HOT/Prima-Kort en HOT/Prima-lang. HOT/Prima-kort heeft als doel uitvallende deelnemers snel en adequaat te herplaatsen in een nieuwe opleiding. Voor leerlingen die niet direct kunnen instromen zijn drie HOT/Prima-Lang trajecten gestart, met een heroriëntatie- en doorstroomdeel, waarbij de deelnemers al gericht een deel van de vervolgopleiding oppakken.
25
Tijden het verblijf in het project maken de leerlingen een beroepskeuzetest. Daarnaast vindt een uitvoerige praktijkoriëntatie en –training plaats o.a. door snuffelstages, deelname aan sociale vaardigheidstraining en sport en bewegen. Ook wordt gezorgd dat de nodige theorievakken worden aangereikt om te voorkomen dat leerlingen te veel op achterstand komen. Resultaat: Tabel 10 toont het aantal deelnemers en de effecten van deelname aan de verschillende HOT/Prima trajecten in de periode 2008-2011.
Tabel 10: Deelnemers en effecten Hot/Prima trajecten RMC 35
Traject
Aantal deelnemende studenten:
Gestart op MBO per 1 aug aansluitend op HOT-PRIMA
Diploma per 1/12/11:
Nog met opleiding bezig per 1/12/11 19
Gestopt per 1/12/11:
HOT-PRIMA kort 2008-2009 HOT-PRIMAkort 2009-2010 HOT-PRIMAkort 2010-2011 HOT-PRIMAlang 2009-2010 HOT-PRIMAlang 2010-2011
52
41
9 (min niv 2) 1 AKA
76
47
4 (min niveau 2) 2 AKA
30
11
82
52
Monitoring volgend jaar
Nog niet bekend
Nog niet bekend
75
53
n.v.t.
33
20
93
69
Monitoring volgend jaar
Nog niet bekend
Nog niet bekend
12
Middelen: Ten behoeve van LOB en HotPrima-trajecten is gedurende de periode 2008-2012 een bedrag van € 971.000 aan programmamiddelen ingezet, waarvan ongeveer € 550.000,== ten behoeve van HotPrima. Aandacht voor havisten Landelijk gezien bleek dat er relatief weinig aandacht is voor de problematiek rondom de in- en doorstroom van havo leerlingen, zowel van onderbouw naar bovenbouw als naar vervolgonderwijs. MBO-scholen die havo-onderwijs aanbieden wilden een experiment starten waarbij studiesteungroepen opgezet konden worden. Tevens wilden zij doorstroom /oriëntatie programma’s in het schoolcurriculum opnemen die problemen bij interne en externe doorstroom van mavo-4 naar havo-4 of van havo-3 naar havo-4 aan konden pakken die mogelijk zouden leiden tot voortijdig schoolverlaten. Vijf voorhoedescholen zijn gestart in een pilot waarin ieder op schoolspecifieke wijze invulling kon geven aan betere studiebegeleiding, Studie Steungroepen (SSG) en Doorstroom-oriëntatie (DSO). Ervaringen werden gedeeld en uitgewisseld en als gezamenlijk eindproduct is een handboek opgeleverd met daarin informatie over de aanpak, gebruikte methodes en werkwijzen in de scholen. Resultaat: 153 deelnemers hebben deelgenomen aan het DSO-programma en allen zijn succesvol doorgestroomd. De studiesteungroepen hebben 76 havisten ondersteund en begeleid in de eerste fase na de overgang naar havo4. De maatregel zal in 2012 worden uitgebreid naar volgscholen, die naar keuze DSO en/of SSG overnemen en versneld uitvoeren, waarbij zij ondersteuning en advies kunnen vragen bij de voorhoedescholen. Alle scholen met havo-onderwijs in de regio hebben hun belangstellig getoond en gaan meedoen. De vijf voorhoedescholen gaan samen verder met de ontwikkeling van activiteiten met name richting het mbo. Gebleken is, dat er een
26
relatief groot aantal instromers vanuit havo ongekwalificeerd uitvalt uit het mbo. Het probleem verplaatst zich daardoor van havo naar het mbo. Middelen: Inzet vanuit programmagelden VSV: € 168.000,== Zorg op school Een goede zorgstructuur in het onderwijs kan het best gezien worden als een vangnet voor leerlingen die tijdens de schoolloopbaan in de problemen komen en waarbij de voortgang van de schoolloopbaan in gevaar komt. Een kwalitatief goede zorgstructuur zorgt ervoor dat leerlingen in een voortijdig stadium worden onderkend en dat zo spoedig mogelijk adequate hulp in gezet wordt. Gezien de relatie naar de voortgang naar de schoolloopbaan is een zorgstructuur een adequaat hulpmiddelen om het aantal leerlingen dat voortijdig de school verlaat te beperken. Zorg- en adviesteams (ZAT) op het mbo De projectleider is gestart met een analyse en inventarisatie van wat er aan zorgstructuur bestond, met name binnen het mbo. Naar aanleiding van deze analyse zijn aanbevelingen gedaan en is gestart met de ontwikkeling van een zorgstructuur en de inrichting van zorg- en adviesteams binnen De Rooi Pannen en het ROC Tilburg. De VSV-middelen stelden de scholen in staat om zorgcoördinatoren/trajectbegeleiders te faciliteren, zodat zij invulling konden geven aan de interne zorgstructuur. Parallel aan de ontwikkeling van zorg- en adviesteams liep de ontwikkeling en implementatie van de publicatie Richtlijnen Zorgstructuur 12+. Onderdeel daarvan was een kwaliteitsonderzoek door het Nederlands Jeugdinstituut naar het functioneren van de zorg- en adviesteams in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van VSV middelen van de provincie Noord-Brabant. Het onderzoek geeft aan dat goede stappen zijn gezet, de basisstructuur in alle scholen vorm heeft gekregen maar met name in het mbo nog verbeterslagen te maken zijn. Kern van de adviezen van NJI is dat de kwaliteit van de zat-besprekingen verbeterd kan worden door o.a. meer handelingsgerichte afspraken te maken. Hierbij moet opgemerkt worden dat zat-besprekingen in eerste instantie het karakter moeten hebben van informatie-uitwisseling en ondersteuning en niet, zoals nu vaak het geval is, automatisch moeten leiden tot uitplaatsing van leerlingen/studenten. Dit is een negatief en ongewenst effect van het ZAT. - dat de kennis en inbreng van zorg en jeugdhulpverlening onvoldoende wordt benut. – dat de afspraken over privacy en de bescherming van persoonsgegevens verbeterd moet worden. Op schoolniveau zijn aanbevelingen gegeven ter verbetering. Deze gelijktijdige activiteiten hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat zorgstructuren in het mbo beter ingebed zijn in de reguliere onderwijspraktijk. Desondanks zal het mbo in de komende jaren nog veel aandacht moeten besteden aan bestendiging en aansturing van zorg- en adviesteams en uitbreiding naar álle scholen in het mbo. De versterking van het professioneel handelen van leraren in het kader van de zorgstructuur zal nog veel aandacht vragen. In het bijzonder gaat het dan om vroegsignalering, handelingsgericht werken, omgaan met verschillen tussen leerlingen en klassenmanagement. Professioneel handelen dat hiermee overeenkomt vergroot de kans dat voortijdig schoolverlaten wordt voorkomen. Resultaat: Het succes van deze maatregel is meerledig. Regelmatig is de vergelijking gemaakt tussen het voortgezet onderwijs en het mbo. Er is echter een aantal verschillen tussen beide schooltypen. De ontwikkeling van de zorgstructuur in het voortgezet onderwijs is al langer gaande. En pas recent is deze ontwikkeling gestart in het mbo. De zorgstructuur in het mbo is nu opgebouwd met veel aandacht voor de kwaliteit. Door lijnfunctionarissen projecteigenaar te maken van de ontwikkeling van de zorg- adviesteams wordt de implementatie versterkt. Door de Richtlijnen Zorgstructuur 12+ is een integrale aanpak en inbedding in de reguliere structuur tot stand gebracht. Er zijn drempels geslecht en er heeft ontschotting plaatsgevonden tussen onderwijs, instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening, de gemeente en het Centrum voor Jeugd en Gezin
27
Op de werkvloer is men zich meer bewust van de risico’s van schooluitval bij leerlingen en wordt beseft dat samenwerking binnen de school, een juiste coördinatie en afstemming met instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening noodzakelijk is. Middelen: In totaal is € 253.000,== ingezet, deels uit programmagelden VSV, deels uit provinciale VSV-subsidie. Coaching van leerlingen Uit diverse onderzoeken kwam naar voren dat voor leerlingen die voortijdig de school dreigen te verlaten een ondersteuning in de vorm van coaching een goed instrument is. Met name het vervullen van een rolmodel en het geven van ‘het goede voorbeeld’ blijkt effect te sorteren. Ook kan een coach een belangrijke rol vervullen bij het plannen en uitvoeren van de studietaken van een leerling. Coaching werd als maatregel aanvankelijk ondergebracht bij het project Zorg op school. Er is gestart met coaching van leerlingen op het voortgezet onderwijs door vrijwilligers die getraind en begeleid werden door Palet. Het project van Palet kent een lange geschiedenis en was in eerste instantie vooral gericht op allochtone leerlingen en op buitenschoolse activiteiten. O.a. op een van de scholen voor voortgezet onderwijs in Tilburg heeft een pilot gefunctioneerd om het project om te bouwen en een andere koers te geven. Daarbij werd het project meer gekoppeld aan de school en werd het een onderdeel van de zorgstructuur. Bij de start van het project in het kader van VSV werd de ambitie verwoord om 200 leerlingtrajecten uit te zetten bij 10 deelnemende scholen in de gehele regio. Ook zou de coaching in het mbo gestimuleerd worden. Palet is niet in staat gebleken deze ambitie te realiseren. In de eerste plaats ontstonden er problemen met het werven van vrijwilligers in Waalwijk en er was weinig aanvraag vanuit de scholen. Daarnaast lukte het niet om in het mbo een goede start te kunnen realiseren met dit project. Een bijkomende factor was dat Palet ophield te bestaan en de overdracht naar een andere aanbieder van coaching was lang onduidelijk. Pas na lange tijd bleek dat Humanitas in beeld kwam om maatjestrajecten te verzorgen. De projectgroep VSV besloot toen de scholen in de gelegenheid te stellen op eigen manier invulling te geven aan coaching, hetzij middels individuele coachingstrajecten, hetzij middels facilitering of interne scholing van medewerkers. De scholen konden een projectvoorstel indienen en na overleg zijn alle 10 projecten gehonoreerd. Er is een projectleider aangesteld die de opdracht kreeg deze projecten te coördineren, om voor afstemming en uitwisseling te zorgen zodat er aan het eind van 2012 een Midden-Brabants netwerk en een coachingsmodel tot stand gebracht is. Middelen: € 251.000,== vanuit programmagelden VSV Klavertje vier Klavertje vier was als tijdelijke maatregel in het leven geroepen om leerlingen op te vangen, die door een acute crisis niet langer op hun eigen school konden blijven en zeker deze opvang zeker zouden zijn uitgevallen. Na casusbespreking in een kleine PCL (permanente commissie leerlingenzorg) konden deze leerlingen in Klavertje Vier opgenomen worden om langdurig thuiszitten te voorkomen. Zij kregen, naast reguliere schoolvakken, een begeleidingstraject aangeboden dat tot doel had ze na een verblijf van minimaal twee tot maximaal acht weken door- of terug te geleiden naar school. Deze leerlingen zijn opgevangen op twee locaties in Tilburg en een in Waalwijk. De locatie Wandelbos heeft 10 weken gefungeerd als opvang voor 13 leerlingen. De locatie Rooi Pannen heeft gedurende 7,5 week 9 leerlingen opgevangen. In Waalwijk is zijn 3 leerlingen begeleid in de reboundvoorziening in Tavenu . Klavertje Vier is vervolgens doorontwikkeld tot de Plusvoorziening “Transferium”, die in het najaar van 2010 van start is gegaan. Het Regionaal Trajectbureau. In de aanvraag VSV Programmagelden 2012 zijn middelen opgenomen om te komen tot een Regionaal Trajectbureau in het kader van de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten. Het Regionaal Trajectbureau verricht hiertoe de volgende concrete taken: - Het motiveren en stimuleren van jongeren om hun opleiding succesvol af te maken wanneer zij zich willen uitschrijven.
28
-
Het bestrijden van verzuim. Het begeleiden en plaatsen van jongeren die niet direct toelaatbaar zijn tot de opleiding van de eerste voorkeur. - Het adviseren en begeleiden van jongeren bij studie- en beroepskeuzevraagstukken. - Het signaleren / opsporen van alle voortijdig schoolverlaters en jongeren die dreigen uit te vallen bij schooljaarwisselingen. - Het uitzetten van zomeracties. - Samenwerking gericht op herplaatsing ( met o.a. RMC, Blink, Leerplicht, scholen). De notitie Regionaal Trajectbureau is inmiddels uitgewerkt en vastgesteld; m.i.v. 1 april jl. is het actief. Het bureau gaat een centrale rol vervullen in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten bij de overgang van VMBO en MBO en voor (dreigende) uitvallers in het MBO.
Conclusie. Vanaf het begin van de uitvoering van het convenant is gekozen voor en gestuurd op het ontwikkelen en implementeren van maatregelen die VSV helpen voorkomen en die in het onderwijsproces geborgd kunnen en moeten worden na afloop van de projectperiode. Dit zou dan ook betekenen dat geen nieuwe programmamiddelen meer worden besteed aan bovengenoemde projecten en dat, voor zover dat nog niet is gebeurd, gezorgd moet worden voor de implementatie en borging van genoemde activiteiten, producten en afspraken in de staande organisatie(s). met betrekking tot de borging van dit alles heeft de aan te stellen projectleider VSV/Plus een belangrijke rol. De overgang vmbo-mbo blijft een punt van zorg en aandacht. Bezien moet worden of en hoe alle activiteiten rond dit thema goed worden weggezet binnen de scholen en onderling goede afspraken worden gemaakt, dan wel dat onderdelen gaan behoren tot de taken en verantwoordelijkheden van het Regionaal Trajectbureau. Zoals reeds aangegeven, het Regionaal Trajectbureau gaat hierin een cruciale rol vervullen.
2.3 Plusvoorzieningen sinds augustus 2011 Plusvoorzieningen zijn extra opvangmogelijkheden en maatregelen voor overbelaste leerlingen in het vo en mbo. Doel is het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Kenmerken voor de projecten zijn: de school van herkomst blijft verantwoordelijk voor de leerling en diens schoolloopbaan. de integrale behandeling vanuit de 3 leefwerelden (school , gezin en vrije tijd). de voorziening of maatregel is aanvullend aan de zorgstructuur van de eigen school. Voorzieningen Transferium In het Transferium worden leerlingen geplaatst, die zich in een crisis bevinden waarbij de school niet direct een oplossing heeft. Ook gaat het om leerlingen waarbij een onderzoek gewenst is. Omdat er nogal eens sprake is van grensoverschrijdend gedrag is het nodig dat de leerling tijdelijk naar een andere locatie gaat. Maximaal verblijven leerlingen 12 weken. Sleutelwoorden voor het Transferium zijn: Observatie, Onderwijs en Onderzoek. Resultaat: In het schooljaar van 2010-2011 zijn er 77 aanvragen voor het Transferium geweest, hiervan zijn 56 leerlingen geplaatst binnen het Transferium. In schooljaar 2011-2012 zijn er tot nu toe (maart 2012) 52 aanmeldingen voor het Transferium geweest. Middelen: Inzet vanuit de subsidie Plusvoorzieningen: € 746.355,== voor de periode van 2 jaar. Beoordeling: De noodzaak van een voorziening als het Transferium wordt door alle partijen erkend. Wel moet goed gekeken worden naar de definitie van crisis en de wijze waarop de school waar de leerling staat ingeschreven hiermee is omgegaan. Verder is de nazorg en terugplaatsing of terugkeer in regulier onderwijs van belang. Saillant is dat het merendeel van de leerlingen na het verblijf in het Transferium uitstroomt naar een andere school dan de school van herkomst. Dit geeft iets weer van de impact van de crisis en de sporen die deze nagelaten heeft.
29
De samenwerking van het onderwijs met de instelling Kompaan en De Bocht op uitvoeringsniveau is van evident belang voor de integrale aanpak. Het verdient aanbeveling te kijken of ook bij andere voorzieningen deze samenwerking tot meerwaarde kan leiden. Rebound Plus Bedoeling van Rebound Plus was het integreren van de Rebound Midden-Brabant, Herstart en Op de Rails tot een integrale voorziening. De doelgroep (leerlingen van 12 – 18 jaar) van de oorspronkelijke maatregelen kwam grotendeels overeen en er was een streven om te komen tot bundeling en integratie van expertise. Voor de uitvoering van Rebound Plus is een projectplan en een bestuurlijke overeenkomst opgesteld. Deze werkzaamheden waren in december 2011 afgerond. Inhoudelijk gezien gaat het om een flexibele en integrale opvang voor leerlingen van 12 tot 18 jaar uit het voortgezet onderwijs, die gedurende 3 – 6 – 10 maanden een op maat gesneden programma volgen. Voor elke leerlingen wordt maatwerk geleverd dat gericht is op de drie leefwerelden (onderwijs, gezin, vrije tijd). Middelen: Inzet vanuit de subsidie Plusvoorzieningen: € 45.367,== ten behoeve van ontwikkeling Rebound Plus Resultaat: Gezien bemerkingen van de onderwijsinspectie is de definitieve startdatum van Rebound Plus vertraagd. MBO Expertise Programma Het MBO Expertise programma is bedoeld voor leerlingen in het mbo die dreigen uit te vallen door met name gedrags- en motivatieproblemen. Deze flexibele voorziening wordt georganiseerd vanuit één coördinatiepunt en is niet aan een vaste locatie verbonden. Het MBO Expertise programma wordt pas ingeschakeld als de eigen zorgstructuur van de school geen passend antwoord heeft op de problemen van de leerlingen. Op basis van het probleem van de leerling en de analyse wordt een traject aangeboden. Daarbij wordt expertise geleverd door de volgende partners: de school zelf in de vorm van coaches, Kompaan en De Bocht, GGZ Breburg en GGD Hart voor Brabant. Het dienstenportfolio bestaat uit: begeleiding, training, begeleiding bij gedragsverandering en coaching. Resultaat: Gedurende het schooljaar 2010-2011 heeft op 3 mbo scholen (MBO De Rooi Pannen, ROC Tilburg School voor Commerciële Dienstverlening en ROC Tilburg School voor Welzijn) een pilot gedraaid. Daaraan hebben 42 leerlingen. Voor ongeveer 60 procent van de deelnemende leerlingen heeft deelname een positief resultaat gehad voor de schoolloopbaan. Tevens is een docententeam ondersteund. In schooljaar 2011-2012 is de verspreiding van het MBO Expertiseprogramma naar de overige mbo scholen gestart. Het aanbod bestaat uit de verzorging van SoVa-trainingen, individuele begeleidingstrajecten, observatie en advies in de klas en een teamscholing. Op dit moment ( maart 2012) worden circa 115 studenten en circa 30 docenten bediend door het MBO Expertise Programma. Middelen: Inzet vanuit de subsidie Plusvoorzieningen: € 225.165,== voor een periode van 2 jaar. Beoordeling: Eerste reacties van betrokkenen zijn positief te noemen. Levert zeker een bijdrage aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, maar vraagt wel om nauwkeurig monitoren van daadwerkelijke resultaten versus inzet van middelen. Rebound Waalwijk Rebound Waalwijk lijkt qua doelgroep en aanbod van arrangementen voor leerlingen veel op de opzet van Rebound Plus. Resultaat: In schooljaar 2010-2011 hebben van de 30 aanmeldingen, 26 leerlingen uiteindelijk deelgenomen aan Rebound Waalwijk. In schooljaar 2011-2012 zijn tot nu toe 13 leerlingen opgevangen in Rebound Waalwijk. De terugstroom naar de eigen school blijkt relatief nog weinig te zijn. Dit is een punt van aandacht. Middelen: Inzet vanuit subsidie Plusvoorzieningen: € 212.000 voor periode van 2 jaar.
30
Beoordeling: De regio Waalwijk ziet de eigen reboundvoorziening als een waardevolle voorziening, maar daarnaast ziet Waalwijk ook meerwaarde in de samenwerking met de ‘Tilburgse’ voorzieningen. Overigens geldt dat ook leerlingen uit Waalwijk behoren tot de doelgroep van het Transferium. Diplomagerichte trajecten voor speciale doelgroepen Jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs en/of jeugdhulpverlening (tienermoeders van Kompaan en De Bocht) wordt extra ondersteuning geboden bij het behalen van een diploma. Docenten van de School voor AKA van het ROC Tilburg begeleiden deze groepen en leidt ze toe naar het eindexamen vmbo of niveau 1 van het mbo. Resultaat: In het schooljaar 2010-2011 hebben in totaal 97 jongeren deze extra ondersteuning gekregen. 32 jongeren namen deel aan een bijzonder diplomagericht traject. Hiervan hebben 24 jongeren een AKA of vmbo diploma behaald, waarvan weer 9 jongeren zijn doorgestroomd naar mbo niveau 2. 65 leerlingen kregen extra ondersteuning in het vmbo onderwijsprogramma in de 4 leerjaren, waarvan 60 leerlingen een positief resultaat behaalden( bevorderd / geslaagd). In schooljaar 2011 – 2012 wordt in totaal aan 74 jongeren deze extra ondersteuning gegeven. 35 jongeren e e e nemen deel aan een bijzonder diplomagericht traject. 39 jongeren worden extra ondersteund in het 1 , 2 ,3 e en 4 leerjaar van het vmbo. Middelen: Inzet vanuit de subsidie Plusvoorzieningen: € 398.210,== Beoordeling: De resultaten qua diplomering zijn positief voor deze doelgroep. De doorstroom naar niveau 2 valt echter tegen. Vraag is bovendien of de middelen VSV/Plusvoorzieningen bedoeld zijn voor deze doelgroep. Is hier niet eerder sprake van passend onderwijs ? Versterking AKA Deze maatregel heeft als doel om overbelaste jongeren een AKA diploma te laten behalen om vervolgens door te kunnen stromen naar mbo-2 of naar de arbeidsmarkt. Resultaat: In 2010-2011 hebben 85 jongeren deelgenomen aan deze opleiding. Hiervan hebben 53 jongeren een diploma behaald; 35 jongeren zijn doorgestroomd naar een vervolgopleiding op mbo niveau 2. 6 leerlingen zijn gaan werken. Van 12 jongeren is het vervolgtraject onbekend. In het schooljaar 2011-2012 nemen 90 jongeren deel aan dit onderwijsprogramma. Middelen: Inzet vanuit de subsidie Plusvoorzieningen: € 552.452,== voor de periode van 2 jaar. Beoordeling: AKA Wildstraat is een succesvolle en noodzakelijke voorziening gezien de doelgroep. De toekomstige omslag van AKA naar entreeonderwijs brengt veranderingen en risico’s met zich mee. Dit vraagt om nieuwe oplossingen. Conclusie De Plusvoorzieningen zijn bedoeld als extra opvang- en trainingsvoorzieningen voor overbelaste leerlingen in het VO en MBO met als voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Het gaat hier om leerlingen die voor korte of langere tijd buiten het “reguliere” onderwijsproces worden geplaatst. Op basis van de ervaringen van de afgelopen twee jaar kan geconcludeerd worden dat Transferium, Rebound en AKA als succesvolle en noodzakelijke “flankerende” voorzieningen worden ervaren. Wat betreft het MBO Expertiseprogramma is nog moeilijk te duiden hoe succesvol dit is; wegen de investeringen echt op tegen het rendement ? Moet de inzet van zorg en hulpverlening niet bekostigd worden vanuit de eigen middelen van die instellingen ? De afweging van een verantwoorde inzet van middelen versus het behaalde rendement geldt ook zeker voor de diplomagerichte trajecten. Bovendien is de vraag of hier niet eerder sprake is / moet zijn van bekostiging vanuit passend onderwijs. Uitzondering is mogelijk het “tienermoeders-traject” met Kompaan en de Bocht.
31
Tot slot moet opgemerkt worden dat de transitie van de Jeugdzorg nieuwe mogelijkheden gaat biedt als het gaat om de opvang en begeleiding van risicogroepen. Nader overleg hierover en uitwerking hiervan is dringend gewenst.
32
Hoofdstuk 3 Evaluatie en reflectie 3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk is een samenvatting opgenomen van de evaluatie en reflectie die naar voren is gekomen naar aanleiding van het kwalitatieve onderzoek door het Bureau Regioplan en de studiebijeenkomst op 2 maart 2012. Door middel van de verkregen informatie uit het onderzoek en de bijeenkomst wordt een inzicht gegeven in de ervaringen met de huidige vsv-aanpak binnen het werkveld. Uiteraard is het mogelijk dat er tegenstrijdigheden naar voren komen in vergelijking met het kwantitatieve gedeelte in hoofdstuk 2, maar dit hoofdstuk geeft dan ook meer de gevoelens met betrekking tot de aanpak weer.
3.2
Kwalitatief onderzoek Regioplan
Om meer zicht te krijgen op het verhaal achter de cijfers en de meningen en gevoelens ten aanzien van de vsv aanpak is door Bureau Regioplan een onderzoek uitgevoerd op 10 scholen in de regio Midden-Brabant. De gegevens zijn verkregen door interviews met professionals binnen het onderwijsveld. De gesprekken werden gevoerd met directieleden, leraren, projectleiders en zorgcoördinatoren. Bij de selectie van de professionals is vooral gelet op de spreiding naar schooltype. Het ging er om dat met een keuze voor 10 scholen een goede representatie zou plaatsvinden van het onderwijsveld in de regio MiddenBrabant. De meest opvallende en belangrijkste uitkomsten uit dit onderzoek worden hieronder weergegeven. Voor het volledige rapport van het onderzoek verwijzen wij naar bijlage 3. Meer aandacht voor vsv, maar twijfel t.a.v. verdere verlaging Uit alle interviews komt naar voren dat voortijdig schoolverlaten de afgelopen jaren meer aandacht heeft gekregen en dat scholen hier actiever mee bezig zijn. Schooldirecties zijn meer dan voorheen bezig met aansturen op de vsv-cijfers. Daarentegen hebben leraren vraagtekens bij de haalbaarheid van een verdere verlaging van de uitval cijfers; er zullen altijd leerlingen blijven uitvallen. Deze twijfel wordt versterkt door de indruk dat leraren, zoals ze zeggen, er op dit moment reeds alles aan doen om te voorkomen dat leerlingen voortijdig de school verlaten. De aandacht voor vsv scherp houden is zeker een vereiste. Redenen voor uitval Over de redenen voor uitval worden sterk gevarieerde meningen gegeven en deze zijn ook erg verschillend per school en opleiding. Als belangrijke oorzaak in het mbo komt de ‘verkeerde’ keuze voor een opleiding en een ‘gebrek aan motivatie’ naar voren. Door de scholen zelf wordt aangegeven dat men zelf meer grip wil krijgen op de oorzaken van uitval. Op die manier kan gerichter gewerkt worden aan het voorkomen van de uitval. Ervaring van de maatregelen De maatregelen die nu al zijn ingezet rondom het oplossen van de vsv problematiek zien de scholen als een goede aanpak. Zij verwachten ook geen nieuwe maatregelen meer, maar zouden graag zien dat de bestaande maatregelen verder worden uitgewerkt, structureel worden en dus geïmplementeerd worden in de organisatie van de school. Maatregelen als snel signaleren en direct actie ondernemen op verzuim zorgen volgens veel van de geïnterviewden voor een direct effect en voor een vermindering van uitval. Het gebruik van exit protocollen en exitgesprekken wordt als wisselend ervaren en worden ook wisselend gebruikt. De contacten tussen mentor en leerling worden gezien als een belangrijke factor bij de bestrijding van vsv.
33
Uiteraard zorgen ook goed onderwijs en een veilig leerklimaat op de scholen voor minder uitval binnen het onderwijs. De nieuwe verscherpte kwalificatie-eisen voor taal en rekenen worden echter gezien als een risico voor toename van uitval, omdat niet alle leerlingen hier aan zouden kunnen voldoen. De voorlichting over de opleidingen in het mbo en de uiteindelijke studiekeuze worden gezien als een belangrijke factor voor het voorkomen van voortijdig schooluitval. Er moet sprake zijn van een intensievere vorm van samenwerking tussen het vo en het mbo om de voorlichting te verzorgen en te adviseren bij het maken van een studiekeuze. Hoewel er bij de overgang van het vmbo naar het mbo er al meer contact is tussen de scholen is er nog geen sprake van een volledige (warme) overdracht van alle informatie over de leerling. Uiteraard gaat hier de digitale overdracht van gegevens een rol bij spelen. Alhoewel daar ook kanttekeningen geplaatst worden. Geïnterviewden zijn het er over eens dat de komende periode in het overgangsgebied van vmbo naar mbo nog veel moet gebeuren ten aanzien van voorlichting, keuzebegeleiding en coaching. We zullen meer en meer moet werken vanuit een geheel van traject van maatregelen. Zorg binnen de school De zorg zowel binnen als buiten de school bij het mbo is volgens de geïnterviewde personen beter geworden. In het bijzonder wordt gewezen op de invoering van de zorg- en adviesteams. Het oordeel van de geïnterviewden is dat de zorg in het mbo nog achter blijft bij die in het vmbo; zeker als het gaat om het concrete maatregelen. Tijdens de gesprekken met vooral de vertegenwoordigers van het mbo wordt twijfel geuit of een versterking van de zorgstructuur en van de zorg- en adviesteams in het mbo een positief effect heeft op de afname van het aantal vsv’ers. Ook hier is het gevoel dat men er vrijwel alles aandoet om voortijdig schoolverlaten te voorkomen, maar dat er vaak oorzaken zijn waar de school geen invloed op heeft. Een nadere analyse en een goed gesprek met de scholen is zeker gewenst. Ten aanzien van de leerplicht geeft men aan dat het contact op de meeste scholen is toegenomen. De relatie is dan ook zeker verbeterd ten opzichte van een aantal jaar geleden. Er is sprake van een structureel contact. Echter geven andere scholen weer aan dat er nog te weinig contact is en dat leerplicht niet eenduidig is. Slot Tot slot wordt er op gewezen dat er strengere eisen bestaan rondom het toelaten van leerlingen. Ook is gewezen op een spanningsveld tussen het behalen van zo laag mogelijke vsv cijfers en het aanbieden van passend onderwijs voor iedereen. Het kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn dat daardoor leerlingen buiten de deur gehouden worden. In de komende jaren zal hier een juist evenwicht gevonden moeten worden tussen
3.3
Studiebijeenkomst VSV 2 maart 2012
Op vrijdag 2 maart 2012 is een studiebijeenkomst over vsv georganiseerd. Voor deze bijeenkomst waren een aantal direct betrokkenen bij vsv uitgenodigd. Ook degenen die deelgenomen hadden aan het onderzoek van Regioplan waren uitgenodigd. Daarnaast was een aantal professionals uitgenodigd uit het werkveld van jeugdzorg en welzijn. Na twee presentaties over de verworvenheden van VSV en de Plusvoorzieningen werd een presentatie verzorgd door een medewerker van het bureau Regioplan met de belangrijkste bevindingen van het onderzoek (zie hiervoor). In het tweede deel van de bijeenkomst werd in groepen nagegaan welke de belangrijkste resultaten waren en welke aanbevelingen voor de komende jaren geformuleerd moeten worden.
34
1.
Inzet van DOD in de komende jaren Vastgesteld wordt dat in de afgelopen jaren met de invoering van de digitale overdracht van informatie over de leerling veel bereikt is. De eerste twee stappen van de invoering verliepen, na een lastige startfase, goed. Het gaat dan om de overdracht bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs (stap 1) en van voortgezet onderwijs naar voortgezet onderwijs (stap 2). Vooral de overdracht van basisnaar voortgezet onderwijs heeft in preventieve zin voor het voortgezet onderwijs de waarde bewezen. De derde stap in de overdracht van informatie zou in de maanden januari – juni 2012 haar beslag moeten krijgen. Het gaat dan om de overdracht van informatie van het vmbo naar het mbo. Juist deze informatieoverdracht is van essentieel belang in het kader van het voorkomen voortijdig schoolverlaten. Echter door meerdere oorzaken lukt het niet deze overdracht goed uit te voeren. Meerdere oorzaken van verschillende aard liggen hieraan ten grondslag en een analyse op brede schaal is noodzakelijk om na te gaan waarom het niet gelukt is op grote schaal digitaal gegevens van de eerstejaars leerlingen voor 2012-2013 over te dragen. Daarbij wordt aanbevolen ervaringen in andere regio’s te betrekken waarbij die digitale overdracht wel naar tevredenheid is verlopen.
2.
Zorg- en adviesteams In de afgelopen jaren is veel energie gestoken in de ontwikkeling van de zorg- en adviesteams in het voortgezet onderwijs en het mbo. Met name is er voldoende zicht op factoren die de kwaliteit van een zorg- en adviesteam bevorderen. Ook zijn structurele afspraken gemaakt met diverse instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening en de gemeente. Dat betekent dat de zorg- en adviesteams geïmplementeerd en geborgd zijn in de organisaties van de scholen. Dat betekent ook dat het nu vooral aan het management van de scholen is, om zorg te dragen voor de kwaliteit en kwaliteitsbewaking van de zorg- en adviesteams. Overigens zal het functioneren van de zorg- en adviesteams hoog op de agenda staan van het toekomstige Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Voortgezet Onderwijs. Van groot belang is wel de juiste afstemming tussen de zorg- en adviesteams in het voortgezet onderwijs met die van het mbo. Juist voor de doorgaande zorglijnen is dat van essentieel belang. Naast het maken van goede werk- en procedureafspraken hierover is ook een digitale overdracht van informatie van groot belang (zie ook 1). Uiteraard beseffen we dat bij de instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening in de periode van 12-16 jaar andere accenten gelegd worden dan bij 16-18/23 jaar. Ook zullen andere instellingen in beeld zijn bij een mbo leerling dan bij een vo leerling.
3.
Trajectmatig denken van voorlichting – intake – inschrijving – plaatsing We hebben geprobeerd veel te doen aan voorlichting en keuzebegeleiding naar het mbo toe. We beseffen dat het maken van een juiste keuze voor een opleiding in het mbo van essentieel belang is voor het vervolg van die opleiding. We hebben echter tot heden onvoldoende in een keten gedacht en gewerkt en hebben het gezien als gescheiden trajecten. Een en ander heeft tot gevolg dat we ook leerlingen niet hebben kunnen volgen in trajecten. Kortom, de komende periode zullen activiteiten moeten worden uitgezet om die samenhang sterker te kunnen zien en er voor te zorgen dat de leerling zelf in beeld is.
4.
Doorlopende zorglijnen Op grond van het voorgaande wordt vastgesteld dat we de komende jaren veel sterker moeten denken in doorlopende zorglijnen vanuit het voortgezet onderwijs naar het mbo. Het DOD, de zorg- en adviesteams en de schooleigen registratiesystemen moeten we zien als instrumenten om die continuïteit in zorg mogelijk te maken. Overdracht van informatie vindt zowel plaats in het kader van het nemen van de beslissingen over de plaatsing en inschrijving van de leerling als in het kader van de toekomstige begeleiding van de leerling.
35
Op die manier kunnen vroegtijdig maatregelen genomen worden om de leerling de juiste begeleiding te kunnen bieden. 5.
In samenhang met Passend onderwijs Vanaf 1 augustus 2013 vindt de invoering van Passend onderwijs plaats. Voor zowel Passend Onderwijs als voor vsv/plus geldt dat beide beleidsterreinen sterk gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van de schoolloopbaan van leerlingen. De inhoudelijke samenhang tussen vsv/plus en Passend onderwijs willen wij vooral zien op het terrein van de kwaliteit en de continuïteit van de schoolloopbaan van jongeren en het bieden van passende onderwijszorgarrangementen. Ook is het, in het belang van beide beleidsterreinen, om een bijdrage te leveren aan een dekkende zorgstructuur. Vooral onder invloed van de activiteiten in het kader van de Plusvoorzieningen is het besef doorgedrongen dat een integrale benadering noodzaak is en dat een intensieve betrokkenheid van bijvoorbeeld instellingen voor zorg en jeugdhulpverlening onontbeerlijk is voor een totaalbenadering van jongeren. Juist binnen het Transferium en het MBO Expertiseprogramma zijn daarbij goede ervaringen opgedaan.
6.
Diplomagerichte trajecten In het kader van de subsidieregeling Overbelaste jongeren de plusvoorzieningen heeft een aantal diplomagerichte trajecten voor specifieke doelgroepen gefunctioneerd. Er is behoefte om deze trajecten grondig te evalueren. Voor een aantal van de projecten gold ook dat de uitvoering plaatsvond op een andere locatie dan waar de leerling staat ingeschreven. Bekend is dat dat in formeel juridische zin kan leiden tot problemen. Tevens wordt vastgesteld dat er relatief veel geld nodig is voor de uitvoering en dat het rendement te gering is. Deze diplomagerichte trajecten gelden eigenlijk als tussenvoorzieningen. Het is de verwachting dan bij de invoering van Passend onderwijs dit mede wordt opgepakt mede in het licht van de wettelijke zorgplicht.
7.
Intensivering van de betrokkenheid van instellingen voor zorg en welzijn Algemeen wordt erkend dat in de afgelopen periode de betrokkenheid van instellingen voor zorg en welzijn onvoldoende is geweest. Immers tot heden waren de activiteiten vooral gericht op het onderwijs. Uiteraard beseffen we dat veel van de problemen van jongeren zich ook bevinden op andere terreinen dan de school. Een van de sleutelbegrippen voor de komende VSV periode zal dan ook integraliteit zijn, waarbij we ervan uitgaan dat grote problemen van jongeren veelal te maken hebben met school, thuis en de vrije tijd. De wens om instellingen voor zorg en welzijn meer te betrekken bij vsv wordt ook gevoed door de positieve ervaringen hiermee in het Transferium, het MBO Expertiseprogramma en in de Rebound Midden-Brabant. Inbreng van expertise vanuit zorg en welzijn kan een belangrijke rol spelen bij het versterken van integraal en preventief werken. Voorbeelden die genoemd worden zijn o.a. meer kennis over de vrije tijd, de straatcultuur, de kwaliteit van bejegening van jongeren e.d. ( zie ook conclusies m.b.t. transitie jeugdzorg vorige hoofdstuk).
8.
Bovenschoolse voorzieningen Op grond van de ervaringen van de afgelopen jaren blijft het gewenst dat deze regio een aantal bovenschoolse voorzieningen nodig heeft. Het gaat dan om voorzieningen waarin leerlingen tijdelijk geplaatst worden omdat de problematiek van het gedrag en de motivatie te groot geworden is en dat de continuïteit van de schoolloopbaan in gevaar komt. Doel en perspectief van plaatsing van leerlingen in een dergelijke voorziening is dat zij op termijn terugkeren naar de school van herkomst of, indien dat niet mogelijk is, naar een andere school voor voortgezet onderwijs. Samenhang en afstemming met de school van herkomst blijft van groot belang. Tegelijkertijd moeten er in de toekomst maatregelen genomen worden om de nazorg voor deze leerlingen te verbeteren. De afgelopen jaren is bewezen dat deze voorzieningen hard nodig zijn voor deze regio en een goede aanvulling zijn op het reguliere aanbod.
36
Verwacht wordt verder dat expertise over de verandering van gedrag en de bevordering van de motivatie van jongeren die is opgedaan binnen de bovenschoolse voorzieningen meer en gerichter ingezet worden op scholen. 9.
Problematiek van de BBL leerlingen Uit de kwantitatieve en de kwalitatieve analyses van de afgelopen jaren komt naar voren dat de positie van de BBL leerling in het perspectief van vsv riskant is. Het gaat om leerlingen die 1 dag per week naar school gaan en 4 dagen per week werken. De druk op de uitvoering van de werkzaamheden in het bedrijf is veelal zo groot dat de afronding van de opleiding en daarmee van de startkwalificatie in gevaar komt. Uit het onderzoek van Regioplan blijkt bijvoorbeeld dat er kans op is verlies van de baan en daardoor de beëindiging van de opleiding.
10.
Ontwikkelingen van VAVO Het wordt van belang geacht om de VAVO veel meer te betrekken bij het toekomstig VSV/Plus beleid. Gezien de huidige doelgroep die wordt bediend binnen het VAVO is eerder sprake van een flankerende voorziening voor het VO (vmbo, havo en vwo).
11.
Versterken van de betrokkenheid van ouders Uit recente notities komt naar voren dat een betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van jongeren effectief is en een bijdrage levert aan de schoolloopbaan van jongeren. Vastgesteld wordt dat in de afgelopen jaren de betrokkenheid van ouders naarmate de leerlingen ouder werden steeds verder afnamen. Het blijft gewenst om ouders op alle niveaus veel meer bij het onderwijs te betrekken. Genoemd worden in ieder geval zaken als: keuze opleiding, intake, voortgangsgesprekken e.d.
Conclusies Uit de evaluatie en reflectie met professionals uit het werkveld van onderwijs, zorg en welzijn kan worden geconcludeerd dat in de komende periode een stevige vertaalslag moet worden gemaakt naar de dagelijkse praktijk. Het gaat om de praktijk van zowel onderwijs als zorg en hulpverlening. Aan de ene kant kunnen we concluderen dat alhoewel er veel activiteiten uitgevoerd zijn, het onvoldoende is gelukt om de werkvloer te bereiken. Vandaar ook de eerdere conclusie dat het zaak is de maatregelen die in de eerste periode zijn ontwikkeld en uitgevoerd goed te borgen binnen de scholen en op de werkvloer. Blijft ook hier de constatering dat goed onderwijs, de betrokkenheid en deskundigheid op de werkvloer, de basis vormt voor de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten. Verder kunnen we vaststellen dat er onvoldoende in samenhang met andere beleidsterreinen is gewerkt. Dit zorgt voor tegenstrijdigheden tussen het beoogde beleid, de uitgevoerde activiteiten en de ervaren praktijk. Verdere analyse en uitwerking, maar ook afspraken over het hoe en wat van de samenwerking bij de vsv aanpak is hier dan ook nodig.
37
Hoofdstuk 4 Conclusies & Aanbevelingen Voortijdig schoolverlaten is een fenomeen waar zeer veel factoren, zoals motivatie, opleidingskeuze, thuissituatie etc. een rol in spelen. Door alle partijen is hard gewerkt om het voortijdig schoolverlaten terug te dringen, en zeker niet zonder succes. Immers, we moeten ons sturend vermogen ook niet overschatten en de verwachting koesteren dat we alle voortijdig schoolverlaten kunnen voorkomen. We moeten constateren, zo blijkt uit deze regio-analyse, dat het moeilijk te duiden is in hoeverre de afzonderlijke maatregelen daadwerkelijk hebben bijgedragen aan dit succes. Dit gegeven zet het vervolgtraject m.b.t. VSV en Plusvoorzieningen dan ook onder druk: Hoe maken we met gerichte inzet van middelen onze verdere doelstellingen en ambities waar ? Wat leert ons de regio-analyse VSV ?
Conclusies. Algemeen. - Het heeft ons ontbroken aan een samenhangende visie op VSV en Plusvoorzieningen. We zijn heel sterk gericht geweest op losse projecten en activiteiten die onvoldoende zijn benaderd vanuit samenhang van de drie leefgebieden en gericht op continuïteit. Het accent lag meer op het uitvoeren van maatregelen en activiteiten dan op een structurele aanpak van de problematiek De integrale aanpak gericht op onderwijs, vrije tijd en thuissituatie moet opnieuw en worden opgepakt, in nauwe samenwerking met instellingen voor zorg en hulpverlening. - Er is onvoldoende sturing geweest op de planning en uitvoering van de activiteiten volgens een vast model van planmatig handelen. De sturing op cijfers heeft wel plaatsgevonden ten aanzien van de verzuimcijfers van leerplicht en het flankerend beleid (hotprima en plusvoorzieningen) - Het systematisch evalueren van de activiteiten en het toepassen van een gedegen kosten en batenanalyse is onvoldoende geweest : “Wat mag het kosten ?” en “Wat levert het op ?” zijn vragen die tijdens de afgelopen periode onvoldoende zijn gesteld. Mede daardoor is het achteraf moeilijk de bereikte resultaten en effecten te meten en evalueren. Om een goed inzicht te krijgen in de effecten is het nodig dat de uitgevoerde activiteiten beter worden gemonitord. Het gaat daarbij zowel om projecten in zijn geheel als om de trajecten en resultaten van individuele leerlingen. - De overlegstructuur VSV heeft gedurende het proces aan duidelijkheid en slagvaardigheid ingeboet. Het aantal deelnemers aan de overlegtafel is alleen maar gegroeid, een duidelijke projectleiding met heldere taak- en doelomschrijving heeft ontbroken, aansturing op cijfers en monitoring van resultaten is onvoldoende geweest. - Bij de uitvoering van de maatregelen is te weinig aandacht geweest voor de implementatie op de werkvloer. Veel aandacht voor het ontwikkelen en uitvoeren van instrumenten en maatregelen, te weinig aandacht voor de bijdrage die verbetering van het primaire onderwijsproces daaraan kan leveren. Dit pleit in elk geval voor een duidelijk aanpak, communicatie en evaluatie m.b.t. vsv op schoolniveau. Kwantitatief. - Zoals blijkt uit de cijfers is er slechts een geringe afwijking van de cijfers in het voortgezet onderwijs ten opzichte van de gestelde norm. De normen die voor 2012-2013 worden gesteld zijn nagenoeg al behaald. De Vakschool en 2College scoren ruim boven de gevraagde norm; verklaring voor deze hoge uitvalcijfers wordt gevonden in de problematiek van de ISK (internationale schakelklas) en het vluchtelingenonderwijs, in het bijzonder het onderwijs aan alleenstaande minderjarige vluchtelingen (AMV).
38
-
-
-
Met de bestrijding van VSV in het VO zijn we op de goede weg en het is belangrijk de inspanning en inzet de komend jaren te borgen en continueren, waarbij werkwijzen, processen en aansturing zeker nog verbeterd kunnen worden. Immers de dalende trend van schoolverlaters in de periode 2008-2010 wordt niet doorgezet in 20102011. De vraag is wat hier de oorzaak van is. Verslapt de aandacht of zijn scholen aan het einde van hun mogelijkheden en inspanningen ? (zie rapportage van Regioplan). Met betrekking tot het middelbaar beroepsonderwijs kan worden gesteld dat de norm niet is behaald. Voor MBO niveau 1 is het percentage VSV nog aanzienlijk hoger dan te behalen norm; dit geldt eveneens voor niveau 2 Voor niveau 3 en 4 is het percentage vsv’ers minder dan een procent hoger dan de gestelde norm; echter, gezien het absolute aantal waar het hier om gaat, verdient deze groep zeker aandacht in het vervolgtraject. Bij het MBO scoort voornamelijk ROC Tilburg boven de norm; de percentages van De Rooi Pannen zijn gunstiger. VSV , zo blijkt uit de cijfers, verschilt per branche. Zeven van de tien vsv’ers in Midden-Brabant vallen in de leeftijdscategorie 18 tot 22 jaar en zijn niet meer leerplichtig, maar wel kwalificatieplichtig; gerichte acties van de scholen en het Regionaal Trajectbureau kunnen winst opleveren.
Kwalitatief. - Binnen alle scholen wordt sturen op vsv-cijfers steeds meer toegepast. Toch is hier nog winst te halen door nadrukkelijker in te zetten op het wie, waar, wanneer en waarom. - Het voeren van exitgesprekken en het duidelijker achterhalen van de redenen van uitval en gerichte acties hierop kunnen een bijdrage leveren aan het verder terugdringen. - Blijvende aandacht voor de bestrijding van VSV blijft in het VO en MBO noodzakelijk. Uit gesprekken blijkt dat men binnen de scholen weinig nieuwe mogelijkheden ziet voor het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters. Het besef dat het bestrijden van vsv primair een activiteit is die op de werkvloer vorm moet krijgen is in alle scholen nog niet zo sterk aanwezig ( begeleiding en coaching zijn essentieel in de schoolloopbaan voor alle leerlingen). - De overgang vmbo-mbo blijft cruciaal; het overgangsgebied vmbo-mbo vraagt ook in de nieuwe maatregelen de nodige aandacht.
Aanbevelingen. Algemeen: - Goed onderwijs is de sleutel tot succes. Elke school heeft de plicht te laten zien welke inspanningen zijn verricht om de leerling binnenboord te houden. Deskundigheidsbevordering en het versterken van het professioneel handelen van docenten en medewerkers blijft cruciaal Elke school heeft de plicht te laten zien welke inspanningen zijn verricht om de leerling/student binnenboord te houden. De projectleider heeft mandaat scholen hierop aan te spreken; scholen behoren ook elkaar hierop te bevragen, - Samenwerking Zorg en Onderwijs De betrokkenheid van en samenwerking met zorg en hulpverlening moeten worden versterkt. De transitie van de jeugdzorg geeft hiertoe goede mogelijkheden. Risico-leerlingen zijn leerlingen die ook vaak bij de zorg reeds in beeld zijn. Het gezamenlijk optrekken van onderwijs en zorg verhoogt de kans op succes (zie in deze de notitie Vroegtijdig Schoolverlaten van Kompaan en e Bocht). - Ouderbetrokkenheid. De betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen, zowel in het VO als MBO, moet worden versterkt. Het contact met ouders werkt preventief in de aanval op het voortijdig schoolverlaten, zo is gebleken. De participatie van ouders, het partnerschap tussen ouders en school moet vorm krijgen in het beleid van de school. Ouders stellen dat ook op prijs, zo blijkt. Landelijk zijn
39
er reeds goede voorbeelden voor het vormgeven van ouderparticipatie en partnerschap tussen school en ouders (bv. ROC Friese Poort).
Voortgezet Onderwijs: - Aandacht voor borging en continuering van het vsv-beleid binnen de scholen. Het voeren van exit-gesprekken om meer zicht te krijgen op de redenen van uitval en hierop gerichte acties te ondernemen. - Meer aandacht voor de rol en positie van de docent ( deskundigheidsbevordering ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van de individuele leraar: omgaan met verschillen, klassenmanagement en gedifferentieerd werken). - Het besef dat het bestrijden van VSV primair begint op de werkvloer moet aandacht krijgen op alle scholen (begeleiding, coaching, LOB) - Focus op de overgang vmbo-mbo: belang van een goede voorlichting en overdracht, doorlopende leertrajecten, doorgaande zorglijn, inzet van trajectbegeleiders en loopbaancoaches. De zorg voor een goede overgang is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van VO en MBO. Flankerende voorzieningen (programma van maatregelen VSV/Plus 2012-2015): o Transferium o Rebound Plus ( Tilburg en Waalwijk) o VAVO
Middelbaar BeroepsOnderwijs: - Focus op de overgang vmbo-mbo ( voorlichting, intake, doorlopende leer- en zorgtrajecten, inzet van trajectbegeleiders en loopbaancoaches). - Aandacht voor borging en continuering van het vsv-beleid binnen de scholen. - Problematiek niveau 1 en 2 studenten - Focus op VSV binnen de niveau 3 en 4 opleidingen: meer duidelijkheid m.b.t. de redenen van uitval en ondernomen acties. MBO-scholen zijn nadrukkelijk aan zet. - Creëren van interne overstapmogelijkheden tussen opleidingen - Het voeren van exitgesprekken om meer zicht te krijgen op de redenen van uitval en hiervoor passende maatregelen te kunnen nemen. - Flankerend beleid en voorzieningen (programma van maatregelen VSV/Plus 2012-2015): o Regionaal Trajectbureau (Oriëntatie- en schakeltrajecten) o MBO Expertiseprogramma o AKA Wildstraat
Organisatie vsv/plus: - een slagvaardige bestuurs- en overlegstructuur (lean and mean), waarin de verantwoordelijkheden van alle partijen en projectleider duidelijk geregeld zijn. - sturing op resultaten, kosten en baten - Reeds behaalde resultaten en succesvolle maatregelen vragen om borging in de organisaties en monitoring ( opnemen in taak/verantwoordelijkheden partijen en projectleider).
40
Samenvattend: Met betrekking tot het nieuwe programma van maatregelen ligt het accent op: -
De aandacht en zorg voor een goede afronding, borging en updating van reeds behaalde resultaten en succesvolle maatregelen ( digitaal overdrachtsdossier, zorg- en adviesteams, loopbaanoriëntatie en begeleiding, coaching).
-
Nadere analyse van de achtergrond en redenen van voortijdig schoolverlaters binnen de MBO niv. 3 en 4 opleidingen en de acties die binnen de scholen worden ingezet om dit te verminderen cq. te voorkomen. Havistenproject (met focus op havisten in het MBO)
-
Aanvullende voorzieningen en activiteiten continueren: Transferium Rebound Plus MBO Expertiseprogramma AKA (bava) Diplomagerichte trajecten voor tienermoeders
-
Een sterke positionering van de rol en taakstelling van het Regionaal trajectbureau: Overgang vmbo-mbo Oriëntatie- en herplaatsingstrajecten ( hotprima) Aandacht voor 18+ -studenten en cursisten (beroepsbegeleidende leerweg)
-
Afstemming van activiteiten en afspraken met zorg en jeugdhulpverlening ( mogelijkheden in het kader van de decentralisatie Jeugdzorg)
-
Op stellen van een plan voor een doorlopende lijn van ouderbetrokkenheid ( in nauwe samenwerking met de scholen).
41
Bijlage bij de cijferanalyse Tabel B1 Berekening nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) vanuit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, nieuwe systematiek Regio Midden-Brabant
VSV1 deelnemers bruto 9413 49
witte VSV VSV % vlekken2 netto bruto3 20 29 0,5%
VSV % netto 0,3%
norm 0,20%
delta bruto 0,3%
delta netto 0,1%
4747
126
49
77
2,7%
1,6%
1,50%
1,2%
0,1%
7102
50
17
33
0,7%
0,5%
0,10%
0,6%
0,4%
MBO 1
317
125
5
120
39,4%
37,9%
22,50%
16,9%
15,4%
MBO 2
1957
297
5
292
15,2%
14,9%
10%
5,2%
4,9%
MBO 3/4
6559
330
9
321
5,0%
4,9%
2,75%
2,3%
2,1%
schoolsoort VO onderbouw Vmbo onderbouw HAVO/VWO bovenbouw
1
Dit zijn de aantallen die DUO heeft gelabeld als VSV-er (bruto VSV-cijfer, waarbij de 85 onbekenden niet zijn meegeteld. 2 Dit zijn jongeren die de gemeente Tilburg heeft door de tussentijdse verificatie van de maandrapportages van DUO heeft kunnen identificeren als deelnemers die behoren tot de witte vlekken. 3 De percentages die horen bij het bruto VSV-cijfer.
42
Tabel B2
17
overig
1
Werk Verlenging op dezelfde opleiding ontslagen BBL-plek/kan geen plek vinden Verwijderd vanwege wangedrag
2
3 7
6
Afstroom Ontevredenheid opleiding/organisatie
4
70
5
3
2
4
55
1
3
46
3
1
2
3
32
1
21
1
13
4
6
2
6
2
3
4
1
5
1
11
3
2
3
1
2
2
1
1
4
1
3
1
1
1
1
1
1 1
2
1
1
2
Luchtvaarttechniek
12
16
1 1
3
3
4
2
2
1
1
2 1
74
1
Asielproblematiek
1
11 8
1
7 2
1 1
2
1
2 1
zit (weer) op school 83
38
1
1 1
36
1
1 2
1
Opstroom Procedurele/administratieve fout
Eindtotaal
77
5
1
Eindtotaal
4
3
1
8
(leeg)
6
8
2
4
5
1
6
6
3
4
7
1
12
1
9
2
Andere opleiding buiten ROC
5
4
6
4
1
Welzijn
9
4
Sport en Bewegen
Afgehaakt/Te veel verzuim
1
Onderwijs en Kinderopvang
7
3
2
Mode en Uiterlijke Verzorging
3
4
Mechatronica en Luchtvaarttechniek
Persoonlijke problemen
1
13
Logistiek en Mobiliteit
9
8
Kunst, Cultuur en Media
38
6
2
2
ICT en Mediatechnologie
3
4
Gezondheidszorg
Diploma behaald Kan niveau niet aan
1
Commerciële Dienstverlening
3
Bouwtechniek
4
Uitvalreden
Beveiliging
AKA
Verkeerde studiekeuze
Bedrijfsgroepen
Administratieve en Juridische Dienstverlening
Redenen van uitval ROC Tilburg, uitgesplitst naar leerweg.
2
21
26
41
52
25
4
40
1
22
22
29
25
29
Tabel B3 hercodering uitvalredenen ROC Tilburg Afgehaakt/Te veel verzuim Veelvuldig verzuim Afstroom Opleiding lager niveau
43
1
1
2
460
Andere opleiding buiten ROC Opleiding buiten ROC Tilburg Asielproblematiek Uitgeprocedeerd na asielverzoek Diploma behaald Diploma (bekostigd) Getuigschrift/BvD Kan niveau niet aan Moeilijkheidsgraad opleiding Onvoldoende vorderingen opleiding Ontevredenheid opleiding/organisatie Kwaliteit en organisatie opleiding Relatie met docenten ontslagen BBL-plek/kan geen plek vinden Afgebroken door opdrachtgever-, werkgever (BOL) Kan geen leerbedrijf vinden (BBL) Ontslagen bij leerbedrijf (BBL) Onvoldoende vord. leerbedrijf Opstroom Opleiding hoger niveau overig _AFGEMELD Overig Persoonlijke problemen Financiële problematiek Geen kinderopvang Gezondheid Onbereikbaar/onbegeleidbaar Reisafstand/Verhuizing Sociaal/emotionele problematiek Thuissituatie Zwaarte beroep; fysiek/psychisch Zwangerschap Procedurele/administratieve fout Certificaat niet conform OOK Verkeerde studiekeuze Andere leerweg binnen dezelfde opleiding Andere opleiding binnen zelfde niveau Andere verwachting opleiding/beroep Verleninging op dezelfde opleiding Dezelfde opleiding (verlengen) Verwijderd vanwege wangedrag
44
Verwijderd wegens wangedrag Werk Naar arbeidsmarkt/werken Wegens werk zit (weer) op school _Geen VSV. Zit op NU op school (leeg) (leeg)
45