B
d i e el
r o vo
g i d tij
7 e 0 i 0 t 2 a u l n e a t Ev e r l a v l o o h sc
Colofon
Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Onderzoek en Statistiek Verkrijgbaar, zolang de voorraad strekt bij: Gemeente Lelystad Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail:
[email protected]
Voor feiten en cijfers en overige onderzoeksrapporten kunt u terecht op onze website: www.os.lelystad.nl
Lelystad, mei 2007
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING.................................................................................................................................... 1 1.
INLEIDING.................................................................................................................................. 4
1.1 1.2 1.3 1.4
Onderzoek naar doeltreffendheid ............................................................................................. 4 Aanleiding................................................................................................................................... 4 Onderzoeksopzet en -methode .................................................................................................. 5 Leeswijzer .................................................................................................................................. 6
2.
VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN.......................................................................................... 7
2.1 2.2 2.3
Voortijdig schoolverlaten in Nederland .................................................................................... 7 Voortijdig schoolverlaten in Lelystad: het beleid .................................................................... 8 Voortijdig schoolverlaten in Lelystad: de omvang en de resultaatafspraken........................ 11
3.
INSPANNINGEN ...................................................................................................................... 16
3.1 3.2
Inspanningen afgelopen periode 2005-2006 ............................................................................ 16 Inspanningen voor de jaren 2007-2009 .................................................................................... 23
4.
DOELTREFFENDHEID VAN BELEID ..................................................................................... 26
4.1 4.2 4.3 4.4
Beoogd effect: percentage vsv ................................................................................................ 26 Prestaties: resultaten van inspanningen ................................................................................. 26 Landelijk onderzoek naar doeltreffendheid beleid VSV ......................................................... 27 Geslaagde voorbeelden elders ................................................................................................. 27
5.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.................................................................................... 29
BIJLAGE I: GERAADPLEEGDE BRONNEN....................................................................................... 32 BIJLAGE II: MOGELIJKE INITIATIEVEN ............................................................................................ 34 BIJLAGE III: MAATREGELEN ‘FLEVOLANDSE AANVAL OP DE UITVAL’ .................................... 38
SAMENVATTING Aanleiding voor dit doeltreffendheidonderzoek is de behoefte van het college om de effectiviteit van het beleid gericht op het terugdringen van voortijdige schoolverlaters als onderdeel van het programma ‘stedelijk onderwijs’ nader te bekijken. Daarnaast diende dit onderzoek als basis voor mogelijke bijstelling van resultaatafspraken uit Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009. Er zijn vijf onderzoeksvragen geformuleerd die in deze samenvatting kort worden beantwoord. 1.
Wat is aard van de problematiek, de omvang en het beleid van het voortijdig schoolverlaten? Voortijdig schoolverlaten (vsv) is in Nederland gedefinieerd als het niet halen van een startkwalificatie, dat is een diploma op havo, vwo, of niveau 2 van het mbo van jongeren. De bezorgdheid over voortijdig schoolverlaten is gebaseerd op mogelijke consequenties. Het kan een voorbode zijn van werkeloosheid, sociale uitsluiting of deelname aan criminele activiteiten. De omvang van voortijdig schoolverlaten is in Nederland is moeilijk vast te stellen omdat er verschillende definities en berekeningswijzen worden gehanteerd en het aan een volledig sluitende registratie en melding van schoolloopbaangegevens van leerlingen door en tussen scholen ontbreekt. Het percentage vsv wordt landelijk geschat op 15%. In Lelystad ligt het percentage voortijdig schoolverlaters onder de groep 18 tot en met 22jarigen naar schatting op 23%. Zowel landelijk als in Lelystad is het beleid van voortijdig schoolverlaten versnipperd. Afspraken en doelstellingen over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten vinden we op verschillende manieren terug in gemeentelijk beleid (programmabegroting, MOP, convenant ‘De Flevolandse aanval op de uitval’, programma Jeugdbeleid, kadernota Lelystadse Educatieve Agenda, programma Jeugdwerkloosheid). Het laatste beleidsplan Voortijdig school/onderwijsverlaten dateert van 2001 en is achterhaald. Daarmee samenhangend zien we dat de relatie tussen beleid en uitvoering omtrent vsv niet duidelijk is. Taken, verantwoordelijkheden en werkprocessen van de verschillende afdelingen binnen de gemeente die zich bezig houden met vsv zijn niet helder en het ontbreekt aan coördinatie. Zolang het bestrijden van vsv een programmaprioriteit blijft zou de gemeente gebaat zijn bij een coördinatiepunt: één plek in de organisatie waar de verantwoordelijkheid ligt voor het formuleren van doelstellingen, die de uitvoering van beleidsmaatregelen overziet, en de samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke onderdelen die bezig zijn met vsv coördineert. 2.
Zijn de resultaatafspraken die in het GSB-convenant met het rijk zijn gemaakt aan vernieuwing toe? Het percentage voortijdig schoolverlaters is begin 2007 23% en onder de 18-jarigen 11%. De afspraken gingen uit van 30% respectievelijk 20%. Bij de bijstelling van afspraken met het rijk kunnen deze onderzoeksresultaten meegenomen worden. Het ligt daarbij voor de hand om uit te gaan van de
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
1
meest verstrekkende (=Lissabonakkoord) beleidsdoelstelling – namelijk 20% vsv onder 18-22 jarigen eind 2009 en 10% onder de 18-jarigen. Er is vooralsnog niet bekend bij de gemeente hoeveel jongeren er in de afgelopen periode zijn ‘herplaatst’. Vanaf komend schooljaar moet het wel mogelijk zijn om dergelijke gegevens te genereren voor de resterende periode. Om 20% vsv eind 2009 te bereiken, moeten 150 jongeren herplaatst worden per jaar, waarvan er 100 per jaar alsnog een startkwalificatie halen. 3.
Welke maatregelen worden er in Lelystad genomen om het voortijdig schoolverlaten terug te dringen en wat is het resultaat van deze inspanningen? Er kan onderscheid gemaakt worden tussen curatieve maatregelen (na uitval) en preventieve maatregelen (voor uitval). Met het project ‘Streetwise’ (start 2006) worden voortijdig schoolverlaters door RMC aan ROC doorgegeven en vervolgens benaderd mee te doen aan een leuke activiteit op school met als doel interesse wekken voor een opleiding. Inmiddels zijn via dit project 42 jongeren teruggekeerd naar school. Daarnaast heeft Flevoland een regionale invulling gegeven aan het MKB-leerbanenplan van het vorige kabinet. De ROC Flevoland en RMC Flevoland geven jongeren op voor dit project. Inmiddels zijn er meer dan 500 leerbanen gecreëerd. Om uitval in het MBO verder te voorkomen zijn bij ROC Flevoland en Friese Poort meerdere instroommomenten gerealiseerd. Ook zijn beide ROC’s bezig met het ontwikkelen en implementeren van een zorgstructuur. Uitgangspunt is één doorlopende zorglijn voor niveau 1 tot en met 4. Daarnaast is ingezet op het vermeerderen van stageplaatsen en intensiveren van de begeleiding hiervan. Tijdens de overgang van het VO naar het MBO heeft de gemeente in september contact gezocht met jongeren die zich nog niet hadden ingeschreven bij een opleiding. De onderwijs-zorgstructuur in het VO is in de afgelopen periode verder ontwikkeld. Iedere school beschikt inmiddels over een ZorgAdviesTeam waarin de zorgproblematiek van leerlingen wordt besproken en indien nodig contact gezocht wordt met de Jeugdzorg. Verder beschikt iedere school over een ‘Op de Rails-Klas’. Dit is een voorziening waar jongeren – die door hun gedrag tijdelijk niet te handhaven zijn - worden opgevangen. Gedurende een periode wordt intensief en met gespecialiseerde begeleiding onderwijs gevolgd. Daarnaast zijn er nog leerwerktrajecten en niveau 1-opleidingen (waarbij leren in de praktijk centraal staat) en agressie-regulatietrainingen voor medewerkers van VMBO-scholen. Van de meeste projecten en maatregelen is niet bekend hoeveel resultaat - en startkwalificaties – ze hebben geboekt. Dit komt enerzijds door de gebrekkige registratie en verwerking in de leerlingadministratie van deze resultaten en anderzijds doordat veel maatregelen meer procesmatig van aard zijn en de prestaties hiervan niet direct in startkwalificaties uit te drukken zijn. 4.
Hoe doeltreffend is het beleid gericht op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten in Lelystad? Momenteel ligt het percentage vsv op 23%. Minder nauwkeurige schattingen (40%) uit het verleden geven een indicatie dat het percentage vsv 2
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
verminderd is. Om conclusies te trekken over de doeltreffendheid van beleid moet daarnaast bekeken worden wat de inspanningen hebben opgeleverd. Van de meeste projecten en maatregelen is echter nog niet bekend hoeveel resultaat - en startkwalificaties – ze hebben geboekt. Dit maakt het onmogelijk om aan te tonen dat het gevoerde beleid effectief is geweest. Wel kan geconstateerd worden dat er veel projecten zijn (of worden) opgestart waarvan op korte termijn positieve effecten verwacht mogen worden gezien de ervaringen hiermee elders in het land. 5.
Zijn er beleidsaanpassingen nodig en/of nieuwe maatregelen mogelijk die ervoor kunnen zorgen dat het percentage voortijdig schoolverlaters verder daalt? Bij het verder ontwikkelen van beleid moet meer aandacht zijn voor coördinatie en samenwerking (zie onderzoeksvraag 1). Hoe het proces van doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters precies verloopt is niet geheel helder. De verschillende instanties die een rol hebben bij het bemiddelen en doorverwijzen van voortijdig schoolverlaters zouden nadrukkelijker moeten samenwerken en komen tot een sluitend systeem van doorverwijzing. De intentieverklaring actieplan Leren en Werken is een belangrijke stap. Ook de opening van een jongerenloket in de loop van dit jaar kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Wat betreft deze laatste is nog geen duidelijkheid over de rol, inrichting en locatie. Bij het verder ontwikkelen van maatregelen en projecten om het vsv in Lelystad terug te dringen, zou de aandacht nog eens gevestigd moeten worden op die maatregelen waar in Lelystad nog weinig mee wordt gedaan: opvangklassen gericht op beroepenoriëntatie en studiekeuze voor uitvallers, aanwezigheid van een vertrouwenspersoon (MBO), aandacht voor portfolio’s en ouderbetrokkenheid (overgang VMBO- MBO) en coaching en mentoring vanuit de beroepspraktijk (VMBO). Een andere belangrijk aandachtspunt – dat eerder een voorwaarde dan een maatregel betreft – heeft betrekking op de leerlingadministratie. Voorwaarde voor het aanpakken van het probleem is zicht hebben op het probleem: waar (welke leerlingen en op welk onderwijsniveau) doet de uitval zich voor, wie is herplaatst en wie haalt alsnog een startkwalificatie. Het leerlingadministratiesysteem moet op ieder moment betrouwbaar en actueel zijn. Er is in de afgelopen periode een groot aantal verbeteringen doorgevoerd. Toch is tot nog toe te weinig informatie beschikbaar. Er is binnen de afdeling Burgerzaken, Belastingen en Leerlingzaken sprake van een zeer kwetsbare situatie: slechts één medewerker (parttime) is in staat met het systeem te werken. Een nieuwe ontwikkeling betreft de opzet van het onderwijsloket. De implementatie hiervan - de digitalisering van de scholenadministratie - en koppeling daarvan met de leerlingadministratie zal extra capaciteit en deskundigheid vergen. De gemeente kan het zich niet langer permitteren dat gegevens over voortijdig schoolverlaters en herplaatsingen ontbreken. De kwetsbare situatie bij team Leerlingzaken moet zo snel mogelijk worden opgelost. Om het probleem van voortijdig schoolverlaten adequaat aan te pakken en de doeltreffendheid van het beleid goed te kunnen onderzoeken en verbeteren is deze informatie onmisbaar.
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
3
1. INLEIDING 1.1 Onderzoek naar doeltreffendheid In 2003 is het dualistisch stelsel ingevoerd, waarmee het college geleidelijk aan meer verplichtingen kreeg om verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad. Met de verordening ‘onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de Gemeente Lelystad’ is op 13 november 2003 door de raad vastgesteld dat het college jaarlijks de doelmatigheid onderzoekt van minimaal één specifiek thema binnen de organisatie van de gemeente of de uitvoering van taken door de gemeente (verordening 213a). Daarnaast werd in deze verordening vastgelegd dat het college jaarlijks de doeltreffendheid toetst van minimaal twee (delen van) programma’s en paragrafen. Doelmatigheid is in de verordening gedefinieerd als de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt. Doeltreffendheid is in de verordening gedefinieerd als de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald. In 2005 zijn in Lelystad voor het eerst in het kader van verordening 213a interne onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid uitgevoerd. In haar betrokkenheid bij de uitvoering buigt Onderzoek en Statistiek zich over de onderwerpen waarbij onderzoek naar doeltreffendheid wordt gedaan. In dit rapport wordt de doeltreffendheid van het beleid dat gericht is op het terugdringen van het percentage voortijdige schoolverlaters bekeken.
1.2 Aanleiding In het kader van het Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) 2005–2009 is met het Rijk (Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009) afgesproken het percentage voortijdige schoolverlaters tot 30% terug te brengen eind 2009. Vier resultaatafspraken worden hierin genoemd: -
-
-
4
Naar schatting volgt 1350 (30% van de doelgroep) van de 4558 18-23 jarigen geen onderwijs meer en heeft ook geen startkwalificatie. Hiervan zijn 65% autochtoon en 35% allochtoon. 20% (191 van de circa 950) van de 18-jarige jongeren verlaat het onderwijs zonder startkwalificatie. Hiervan is 62% autochtoon en 38% allochtoon. Per jaar worden circa 300 (circa 75% van de 18 jarige VSV-ers) herplaatst (circa 200 autochtone en 100 allochtone VSV-ers). Naar schatting zullen jaarlijks 200 van deze 300 herplaatste VSV-ers alsnog een startkwalificatie halen. Er zijn per school 14 leerling-plaatsen in een time-outvoorziening gekoppeld aan de trajectklas.
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Bij de eerste drie resultaatafspraken wordt toegevoegd dat er tevens een procesafspraak is gemaakt, namelijk: “deze ambities zijn indicatief. Lelystad kan voor de ambities uiterlijk bij de midterm review 2007 op basis van de benodigde gegevens een nieuw voorstel doen. In het geval dit niet gebeurd, zijn deze ambities de resultaatafspraken”. Deze ambities vereisen een doeltreffende aanpak. Mocht de gemeente Lelystad tot een nieuw voorstel besluiten dan zal zij eerst meer zicht moeten krijgen in de haalbaarheid van dergelijke ambities. Dit is één reden dat gekozen is voor dit onderwerp. Naast deze afspraken met het rijk is ‘stedelijk onderwijs’ een apart programma in de programmabegroting. Zoals eerder is beschreven is in de verordening (213a) vastgelegd dat het college jaarlijks de doeltreffendheid toetst van minimaal twee (delen van) programma’s en paragrafen zal onderzoeken. Het programma ‘Stedelijk Onderwijs’ betreft het faciliteren van voorzieningen voor onderwijs, alsook het vormgeven en regisseren van het Stedelijk Onderwijs beleid, gericht op persoonlijke ontplooiing van Lelystadse inwoners en het verwerven van de benodigde competenties ten behoeve van het maatschappelijk functioneren (Programmabegroting, 2006). Het verminderen van het aantal voortijdig schoolverlaters is een belangrijk onderdeel van dit programma. Dit is een tweede reden dat het college gekozen heeft voor dit onderwerp.
1.3 Onderzoeksopzet en -methode In dit doeltreffendheidonderzoek gaan we kijken naar de effectiviteit van het beleid gericht op het terugdringen van voortijdige schoolverlaters. Er zijn in een eerder stadium een tweetal hoofdvragen geformuleerd (gemeente Lelystad, Concernstaf, Onderzoeksplan 213a, 2006): -
-
Wat is de effectiviteit van huidige projecten en maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van het percentage voortijdige schoolverlaters? Welke aanvullende maatregelen zijn (eventueel) nodig en mogelijk om het streefpercentage van 30% in 2009 te realiseren?
Om deze te beantwoorden moeten we eerst dieper in de materie duiken. De volgende onderzoeksvragen zijn daartoe geformuleerd: 1. Wat is de omvang, aard van de problematiek en het beleid van het voortijdig schoolverlaten? 2. Zijn de resultaatafspraken die in het GSB-convenant met het rijk zijn gemaakt aan vernieuwing toe? 3. Welke maatregelen worden er in Lelystad genomen om het voortijdig schoolverlaten terug te dringen en wat is het resultaat van deze inspanningen? 4. Hoe doeltreffend is het beleid gericht op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten in Lelystad?
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
5
5.
Zijn er beleidsaanpassingen nodig en/of nieuwe maatregelen mogelijk die ervoor kunnen zorgen dat het percentage voortijdig schoolverlaters verder daalt?
De beantwoording van de onderzoeksvragen is op verschillende manieren uitgevoerd. Een groot deel van de kennis over voortijdig schoolverlaten in Nederland en de beleidspraktijk is opgedaan door middel van literatuuronderzoek. Daarnaast zijn de diverse beleidsnotities en convenanten van de gemeente Lelystad waarin het onderwerp voortijdig schoolverlaten aan de orde kwam gebruikt om doelstellingen, afspraken en prestaties te achterhalen. Daarop is mondeling toelichting gegeven door beleidsmedewerkers van afdeling Beleid, team Leerlingzaken van afdeling Burgerzaken, Belastingen en Leerlingzaken en team Beleid en Implementatie van afdeling Werk en Inkomen. Om inzicht te verkrijgen in het percentage voortijdig schoolverlaten in Lelystad zijn bestanden van de leerlingadministratie en de RMC geanalyseerd. De conclusies en aanbevelingen zijn met genoemde afdelingen besproken.
1.4 Leeswijzer In dit rapport volgen nog vier hoofdstukken: • Hoofdstuk 2 gaat in op de definitie, problematiek, omvang en beleid van het fenomeen voortijdig schoolverlaten in Nederland en Lelystad. We proberen daarnaast ook inzicht te krijgen in de haalbaarheid van de resultaatafspraken die met het Rijk zijn gemaakt. • In hoofdstuk 3 gaan we kijken naar de beleidsinspanningen; de huidige en toekomstige maatregelen en projecten in Lelystad en de resultaten en knelpunten daarvan. • Hoofdstuk 4 gaat in op de doeltreffendheid van beleid en de mogelijke extra maatregelen of aanpassingen die de gemeente kan nemen om het voortijdig schoolverlaten verder terug te dringen. • Hoofdstuk 5 sluit af met de conclusies die uit dit onderzoek getrokken kunnen worden. Tevens worden aanbevelingen gepresenteerd.
6
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
2. VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2.1 Voortijdig schoolverlaten in Nederland Voortijdig schoolverlaten wordt algemeen beschouwd als een van de grootste problemen van het huidige Nederlandse onderwijs. De bezorgdheid over voortijdig schoolverlaten is gebaseerd op mogelijke consequenties met betrekking tot de kansen op de arbeidsmarkt of maatschappelijke participatie. Voortijdig schoolverlaten kan de voorbode zijn van ‘uitval’ uit de samenleving, bijvoorbeeld in de vorm van werkeloosheid, sociale uitsluiting of deelname aan criminele activiteiten. Voortijdig schoolverlaten (vsv) is in Nederland gedefinieerd als het niet halen van een startkwalificatie, dat is een diploma op havo, vwo, of niveau 2 van het mbo van jongeren. In de Nederlandse onderwijs- en arbeidsmarktbeleid wordt de startkwalificatie gezien als het minimale niveau dat voor jongeren onder de 23 jaar nodig is om voldoende toegerust de arbeidsmarkt te betreden en om zich gedurende de beroepsloopbaan verder te kunnen ontwikkelen. De omvang van de problematiek van vsv in Nederland is moeilijk vast te stellen. Verschillende onderzoeken komen tot uiteenlopende aantallen en percentages voor voortijdig schoolverlaten. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat verschillende maatstaven worden gehanteerd. Daarnaast ontbreekt het nog aan een volledig sluitende registratie en melding van schoolloopbaangegevens van leerlingen door en tussen scholen en mede daardoor bij de regionale meld- en coördinatiefuncties (RMC’s). Cijfers van Eurostat wijzen uit dat het percentage vsv-ers onder 18-24 jarigen1 in 2004 in Nederland 14,5% bedroeg (CPB, 2006). De groep vsv-ers is een heterogene groep. In het voortgezet onderwijs speelt voortijdig schoolverlaten zich grotendeels af in het VMBO en dan vooral op het laagste niveau (basisberoepsgerichte leerweg). Ook in het MBO concentreert de uitval zich op het laagste niveau (assistentopleidingen). De uitval in het MBO is het grootst in het eerste leerjaar, daarna neemt het sterk af. Dit suggereert aansluitingsproblemen tussen VMBO en MBO. Voortijdig schoolverlaten komt relatief vaak voor bij leerlingen uit de lagere sociale milieus, leerlingen uit eenoudergezinnen, leerlingen die met een achterstand het voorgezet onderwijs betreden, allochtone leerlingen en leerlingen uit de grote steden. Het vsv-beleid is verankerd in wet- en regelgeving (leerplichtwet, RMCwet) en in diverse landelijke beleidslijnen (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid, GOA), Grote Stedenbeleid, Plan van Aanpak Jeugdwerkeloosheid, Operatie Jong, KOERS BVE (middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie), waarin doelstellingen en maatregelen zijn opgenomen voor het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. 1
De gehanteerde leeftijdsgroep wijkt af van de landelijke definitie (tot en met 22 jaar) van voortijdig schoolverlaten.
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
7
2.2 Voortijdig schoolverlaten in Lelystad: het beleid We zien dat het beleid van ‘voortijdige schoolverlaters’ in diverse programma’s, nota’s en convenanten van de gemeente Lelystad terug komt. Zo is in 2001 de notitie ‘voortijdig school-/onderwijsverlaten’ opgesteld, komt het thema voor in de programmabegrotingen (2005, 2006 en 2007), zijn op basis van het MOP 2005-2009 afspraken gemaakt met het ministerie van Binnenlandse Zaken over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en zijn met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in het kader van het Lissabon-akkoord afgelopen jaar weer andere afspraken gemaakt in het convenant ‘De Flevolandse aanval op de uitval’. Ook is het een belangrijk onderwerp in het nieuwe conceptprogramma ‘Jeugdbeleid 2006-2010’ en de ’Lokaal Educatieve Agenda’. Tot slot wordt in het Aanvalsplan Jeugdwerkloosheid 2006-2009 ‘Kansen bieden, kansen pakken’ en het concept projectplan Jeugdwerkloosheid Lelystad het belang van meer jongeren met startkwalificatie duidelijk. In deze laatste twee worden ook inspanningen, maatregelen en projecten verder uitgewerkt. Kortom: afspraken en doelstellingen over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten vinden we op verschillende manieren terug in gemeentelijk beleid. Hieronder worden de meest relevante beschreven.
2.2.1 MOP en Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009 In het Meerjaren Ontwikkelings Programma 2005-2009 (MOP) worden doelstellingen rondom voortijdig schoolverlaten uiteengezet. In het programma ‘Jeugd Voorop’, de paragraaf ‘gericht corrigeren en repareren als het toch fout gaat’ gaat in op jongeren, die risicogedrag vertonen, zo vroeg mogelijk aan te pakken. Vroeg (preventief) betekent dat er vooral geïnvesteerd wordt in een aanpak van zorgwekkend verzuim (vaak samenhangend met gedragsproblematiek) en wanneer het toch fout gaat een stevige aanpak van voortijdige schoolverlaters om ze snel terug te leiden naar een adequaat traject om alsnog een startkwalificatie te behalen. Er wordt echter ook aangegeven, dat het voorkomen van voortijdig schoolverlaten niet alleen hieronder valt. Het begint eigenlijk al veel eerder. Onder ‘de boodschap voor zijn’ wordt het vergroten van ontwikkelingskansen van leerlingen genoemd. Peuterspeelzalen en meer specifiek de VVE-programma’s (voor –en vroegschoolse educatie, extra taalonderwijs voor peuters en kleuters met taalachterstand) worden geacht op de langere termijn een positief effect te hebben op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Een brede school heeft tot doel de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten, waardoor uitval op de langere termijn kan worden teruggedrongen. Daarnaast is het onder het kopje ‘achter de voordeur’ belangrijk ouders te stimuleren betrokkenheid te tonen bij de buurt en op school en aan ouders opvoedingsondersteuning te geven om de kans te verkleinen dat jongeren op latere leeftijd vroegtijdig de school verlaten. Deze drie ‘thema’s’ zouden alle mee moeten werken om het percentage voortijdige schoolverlaters terug te dringen. In het kader van het Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) 2005–2009 is met het Rijk (Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009) afge-
8
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
sproken het percentage voortijdige schoolverlaters van 40%2 tot 30% terug te brengen eind 2009. Vier resultaatafspraken zijn daarvoor gemaakt. Deze zijn in de inleiding van dit rapport genoemd en komen in de volgende paragraaf uitgebreid aan de orde. 2.2.2 Convenant Aanval op de Uitval en de Lelystadse Educatieve Agenda De Europese Unie heeft in de zogenaamde Lissabon-doelstellingen (2002) vastgelegd dat het aantal jongeren van 18 tot 25 jaar zonder startkwalificatie omlaag moet met de helft in 2010. De uitwerking van dit Lissabonakkoord zien we in Lelystad op twee manieren terug, namelijk in het convenant de ‘Flevolandse aanval op de uitval’ en de kadernota ‘Lelystadse Educatieve Agenda’. Naar aanleiding van het Lissabon-akkoord is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 28 april de Aanval op de uitval ingezet. Met een nieuwe aanpak willen zij samen met alle betrokkenen het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters flink terugbrengen. In dat kader zijn ook met de RMC-regio Flevoland afspraken gemaakt en vastgelegd in het convenant ‘De Flevolandse aanval op de uitval’. De RMC-rapportages over het schooljaar 2005/2006 zijn met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen besproken. Besloten is dat zij onvoldoende inzicht boden over het aantal herplaatsten en voortijdige schoolverlaters (afdeling Burgerzaken, Belastingen en Leerlingzaken (BBL), 2006). Er is in het convenant afgesproken dat aan het einde van het schooljaar 2006/2007 in de provincie Flevoland 485 minder voortijdige schoolverlaters zijn dan aan het begin van dat schooljaar, waarvan 80 minder in Lelystad. De resultaten van het RMC-rapport 2005/2006 zijn daarbij uitgangspunt. Daarin staat een aantal van 834 (16 tot en met 22-jarigen, waarvan 586 18 tot en met 22-jarigen) voor Lelystad. Aan het einde van dit schooljaar zouden dat er dan in totaal 754 mogen zijn. Het ministerie van OCW heeft bepaald een financiële bijdrage toe te kennen per vastgestelde verminderde schoolverlater van €2.000. De gemeente Lelystad is momenteel in onderhandeling met ROC Flevoland om per door het ROC bewezen herplaatste vsv-er een bedrag aan het ROC toe te kennen voor hun inspanningen (team Leerlingzaken, 2007). In het conceptprogramma Jeugdbeleid 2007-2010 zijn ook een aantal doelstellingen opgenomen opdat wordt voldaan aan het Lissabon-akkoord. De kadernota als basis voor de ‘Lelystadse Educatieve Agenda’ (afdeling Beleid, 2007) gaat daar verder op door. Een van de zes speerpunten is het versterken van het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Daarin staat de doelstelling dat het percentage vsv-ers in 2010 is afgenomen tot 20%. De kadernota vermeldt dat er verschillende initiatieven naast elkaar ontstaan en worden uitgevoerd en dat een totaal overzicht ontbreekt. De vraag wordt ook gesteld of de huidige instrumenten afdoende zijn om het probleem van voortijdig schoolverlaten aan te pakken.
2
Schattingen op basis van de Jongerenenquête (GGD), 2002; Jongerenenquête (gemeente Lelystad), 2004
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
9
2.2.3 Programmabegrotingen Naast het MOP en convenant met het rijk geldt ‘stedelijk onderwijs’ als een apart programma in de programmabegroting. In de programmabegroting van 2007 is beschreven dat met het programma vooral wordt beoogd dat jongeren en volwassenen voldoende gekwalificeerd van school komen en goed voorbereid zijn om hun bestaan in onze samenleving zelf vorm te geven door op sociaal, educatief en professioneel gebied (zelf)redzaam te zijn. Binnen dit hoofdeffect wordt een aantal deeleffecten onderscheiden: minder voortijdig schoolverlaten, minder onderwijsachterstanden, betere en uitgebreide onderwijsinfrastructuur en betere onderwijszorgstructuur. De programma’s van 2006 en 2007 zijn bijna identiek wat betreft het terugdringen van het vsv tot 30% in 2009 en de inspanningen die direct te maken hebben met voortijdig schoolverlaten: 1) uitvoeren van de wettelijke taken op het gebied van de leerplicht en RMC en 2) versterken van zorgnetwerk ten behoeve van preventie en curatie van potentiële schoolverlaters. In de programmabegroting 2007 wordt daaraan toegevoegd dat 10% van de jongeren tot 23 jaar die niet naar school gaat en geen startkwalificatie bezit, worden herplaatst en behaald als nog een startkwalificatie: 200 per jaar. In onderstaand overzicht zijn de resultaten 2006 en prioriteiten 2007 van de programmabegrotingen opgesomd die betrekking hierop hebben. Resultaten in 2006
Prioriteiten 2007
• Verzuim is door de scholen gemeld aan de Gemeente Lelystad • Wettelijke leerplichttaken zijn door de gemeente uitgevoerd • Wettelijke RMC-taken zijn door de gemeente uitgevoerd • Schoolbegeleiding is uitgevoerd op het niveau van 90% van het landelijke normbedrag voor sobere dienstverlening (hiervan wordt 50% door het rijk bekostigd en 40% door de Gemeente Lelystad • In een plan onderwijsverzorging 2006-2008 is vastgelegd hoe de gemeente en schoolbesturen de wetswijziging schoolbegeleiding (voorzien voor augustus 2006) zullen implementeren
• Het verder ontwikkelen van de RMC-functie om alle jongeren zonder startkwalificatie in beeld te krijgen en hen op te kunnen roepen voor een traject • Het op orde brengen van de leerlingen-administratie • Het versterken van de werkwijze ketenaanpak door Breakpoint en het doorontwikkelen naar een Centrum voor Jeugd en Gezin • Het realiseren van een time-out voorziening op iedere VO school, verbeteren van ZAT’s, outputafspraken met VO over terugdringen aantallen voortijdig schoolverlaters en samenwerkingsafspraken met ROC • Het laten aansluiten van de zorgstructuur PO-VO-MBO door samenwerkingsafspraken tussen de partijen
2.2.4 Aanvalsplan Jeugdwerkloosheid 2006-2009 en concept projectplan Jeugdwerkloosheid Lelystad Het aanvalsplan Jeugdwerkloosheid 2006-2009 schetst een integrale aanpak van de jeugdwerkloosheid. De doelgroep betreft jongeren tot 23 jaar, die geen opleiding volgen of regulier werk hebben. Uitgangspunten voor beleid zijn: 1. elke jongere tot 23 jaar doet iets waardoor een actieve rol in de samenleving bereikt wordt: of ze volgen een opleiding, of ze werken (eventueel gecombineerd met opleiding) of ze zitten in een dermate bijzondere situatie dat een speciaal traject noodzakelijk is; 2. waar mogelijk wordt een startkwalificatie gehaald; 3. een startkwalificatie gaat boven werk en werk gaat boven een uitkering.
10
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
In het hoofdstuk ‘Acties 2006’ worden een vijftal doelstellingen uitgewerkt naar inspanningen - genoemd die erop gericht zijn om a) een beter beeld te krijgen van de groep jongeren die geen opleiding volgen en niet werken b) meer jongeren een startkwalificatie te laten halen c) snellere plaatsingen op scholings- of werkervaringstrajecten d) meer initiatieven en trajectalternatieven ten behoeve van toeleiding naar onderwijs of arbeidsmarkt en e) betere samenwerking tussen onderwijs, gemeente, CWI en uitzendbranche. In het Projectplan Jeugdwerkloosheid Lelystad zullen de inspanningen vertaald worden naar acties.
2.3 Voortijdig schoolverlaten in Lelystad: de omvang en de resultaatafspraken In de vorige paragraaf hebben we geprobeerd kort een overzicht te geven van het beleid in Lelystad. Het volgende hoofdstuk gaat in op de inspanningen om het probleem aan te pakken. In deze paragraaf gaan kijken naar de omvang van de problematiek in Lelystad en de relatie met de resultaatafspraken uit het GSB convenant. Zoals ook beschreven in de inleiding van dit rapport nemen we in dit doeltreffendheidonderzoek de afspraken als uitgangspunt die met het rijk in het kader van het Convenant Grote Stedenbeleid zijn gemaakt. In het convenant is aangegeven, dat resultaatafspraken indicatief zijn. Indien de gemeente Lelystad, op basis van actuele inzichten in de problematiek, een nieuw voorstel wil doen kan dat uiterlijk bij de midterm review 2007. Daarvoor zal eerst gekeken moeten worden of er aanleiding is om deze resultaatafspraken te herzien. We gaan daar in deze paragraaf naar kijken. In het intermezzo hieronder gaan we eerst in op de gegevensbron die ons inzicht verschaft de omvang van het vsv-probleem: de leerlingadministratie (LLA). Intermezzo Gegevensbron Leerlingadministratie (LLA) ‘Wat is de huidige omvang van het voortijdig schoolverlaten in Lelystad?’ ‘Hoeveel voortijdig schoolverlaters zijn er teruggeleid (herplaatst) naar een opleiding?’ Deze vragen lijkt heel simpel, de antwoorden zijn dat helaas niet. De bron om een beeld te krijgen van het percentage voortijdig schoolverlaters in Lelystad is het leerlingadministratiesysteem (LLA). Dit systeem wordt gevuld door de informatie (over verzuimgegevens, aanmeldingen en wijzigingen van schoolsituatie van leerlingen) die bij de scholen (VO en ROC) wordt geregistreerd en (verplicht) dient te worden doorgegeven aan de gemeente die dit vervolgens in haar leerlingadministratiesysteem verwerkt. De actualiteit en betrouwbaarheid van deze registraties is dus afhankelijk van de medewerking en acutaresse van de administratie bij de scholen en de capaciteit binnen de gemeente om dit in haar eigen systeem te verwerken. Tot nu toe verliepen beide processen onvoldoende. Dit is een van de redenen dat team Leerlingzaken vanaf februari 2006 alle jongeren van 17 tot en met 21 jaar (4.565) benaderd met een vragenlijst over hun situatie wat school betreft. Aan de jongeren is gevraagd of ze nog onderwijs volgen en wat hun hoogst voltooide opleiding is. Aan jongeren die niet meer op school zitten is gevraagd of ze werken, of ze als werkzoekend staan ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI), of dat ze een bijstandsuitkering ontvangen van de gemeente. Door deze actie is het leerlingadministratiesysteem begin 2007 een heel stuk beter gevuld dan in het verleden.
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
11
Daarnaast is team Leerlingzaken overgegaan op een nieuw leerlingadministratie-systeem en RMC-systeem. De overgang op dit nieuwe systeem en de achterstanden in de leerlingadministratie door capaciteitsgebrek in de voorafgaande periode hebben niet geleid tot betrouwbare gegevens over het aantal herplaatsten in het schooljaar 2005/2006. De verwachting is dat dit voor het schooljaar (2006/2007) ook nog niet helder in beeld zal zijn. Het systeem zal minimaal een jaar moeten ‘draaien’; en gedurende dat jaar moeten de groep 18-22 jarigen nauwkeurig gevolgd worden om iets te kunnen zeggen over het aantal herplaatsten in een jaar. Vanaf het schooljaar 2007/2008 moet dit wel mogelijk zijn, mits er voldoende structurele capaciteit en deskundigheid aanwezig is om met het nieuwe systeem te werken (team Leerlingzaken, 2007).
2.3.1 Resultaatafspraak 1 GSB Convenant ‘In 2009 volgt naar schatting 30% van 18-23 jarige jongeren geen onderwijs meer en heeft ook geen startkwalificatie. 29% van de autochtone jongeren en 33% van de allochtone jongeren’. Team Leerlingzaken beschikt begin 2007 over een actueel overzicht (zie intermezzo) van lokale jongeren onderscheiden naar hun status van al of geen voortijdig schoolverlater (RMC en LLA bestanden). In totaal zijn er per 1 januari 2007 4426 jongeren van 18 tot en met 22 jaar volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze drie bestanden zijn ‘op elkaar gelegd’. Tabel 2.1 geeft een beeld van het voortijdig schoolverlaten in Lelystad. Van een groot deel van de 22 jarigen is de status niet bekend. Dit komt mede doordat de groep die in de eerste helft van 2006 22 jaar werd, niet is opgenomen in de LLA en RMC bestanden. We hebben daarom een eerste aanname gedaan dat de status van de groep 22-jarigen die niet in het LLA bestand zit niet afwijkt van de groep die er wel inzit. De verdeling ‘voortijdige schoolverlaters, geen voortijdige schoolverlaters en ‘onbekend’ van de groep per leeftijdsgroep ziet er dan als volgt uit: Tabel 2.1 ‘Status’ groep 18-22 jarigen begin 2007 leeftijd
voortijdige schoolverlater
geen voortijdige schoolverlater
onbekend
18
7%
84%
9%
19
15%
75%
10%
20
20%
67%
13%
21
19%
68%
13%
22 totaal
24% 17%
62% 71%
14% 12%
Bron: RMC, LLA, GBA, bewerking Onderzoek en Statistiek, gemeente Lelystad
Uit tabel 2.2 kan worden afgelezen dat van alle jongeren in de leeftijdscategorie 18 tot en met 22 jaar 32% al een startkwalificatie bezit en volgt 32% nog een opleiding. Beide groepen vallen niet onder de definitie ‘voortijdige schoolverlaters’. Ruim 17% is begin 2007 ‘voortijdig schoolverlater’. Tot slot is van 12% niet bekend wat ze doen en of ze een startkwalificatie hebben.
12
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Tabel 2.2 Schoolsituatie van jongeren van 18 tot en met 22 jaar (februari 2007) in percentages Jongeren die al een startkwalificatie hebben 32% Jongeren die nu een opleiding volgen 32% Voortijdige schoolverlaters 17% Onbekend 12% Totaal 100%
absoluut 1436 1399 758 511 4426
Bron: RMC, LLA, GBA, bewerking Onderzoek en Statistiek, gemeente Lelystad
Om te schatten hoe hoog het percentage voortijdige schoolverlaters begin 2007 was, zullen we nog een tweede aanname moeten doen over welk deel van de groep ‘onbekenden’ gerekend wordt tot de groep ‘voortijdig schoolverlaters’. In overleg met team Leerlingzaken is afgesproken ervan uit te gaan dat van de groep ‘onbekend’ de helft een voortijdige schoolverlater is. Door deze aanname komt het percentage schoolverlaters uit op 23% (17% + ½ van 12%). Er zijn geen grote verschillen in herkomst: onder autochtone jongeren is het percentage voortijdig schoolverlaters naar schatting 22%, onder allochtone jongeren 24%. We kunnen concluderen dat er nog geen volledig beeld is van de omvang van het voortijdig schoolverlaten. Een schatting van de omvang van het percentage voortijdig schoolverlaten (23%) wijst uit dat Lelystad wel degelijk op de goede weg is om de eerste resultaatafspraak (30%) eind 2009 te halen. Dit is namelijk begin 2007 al gerealiseerd. We merken hierbij op dat andere afspraken – zoals 20% voortijdig schoolverlaters in 2010 volgens het Lissabon-akkoord en de kadernota Lelystadse Educatieve Agenda nog niet gehaald is. Deze afspraken zijn strenger: nog sterker terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters. Het GSBconvenant ging uit van 40% voortijdige schoolverlaters in 2002 en 2004. Deze 40% was gebaseerd op een schatting op basis van een tweetal steekproefenquêtes (GGD Jongerenenquête 2002 en de jongerenenquête 2004 van de gemeente Lelystad). Het lijkt nu – met meer actuele en nauwkeurige gegevens (uit de leerlingadministratie waar nu ook gegevens van de nulmeting opgenomen zijn) over voortijdig schoolverlaten, dat deze 40% overschat was. Aangezien andere afspraken met het rijk een sterkere terugdringing van het percentage voortijdig schoolverlaten beogen, is deze resultaatafspraak naar onze mening aan vernieuwing toe. De meest verstrekkende doelstelling komt neer op 20% in 2010.
2.3.2 Resultaatafspraak 2 GSB Convenant ‘In 2009 heeft hooguit 20% van de 18-jarige jongeren reeds het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten (120 van de 636 autochtone en 71 van de 314 allochtone jongeren)’. We kunnen ook bekijken wat de leeftijd begin 2007 van de voortijdig schoolverlaters is. Per 1 januari telt de gemeente 856 18-jarigen (300 allochtoon en 556 autochtoon). Daarvan zijn er 59 (7%) als voortijdig schoolverlater geregistreerd. Passen we de aanname toe dat 50% van de ‘onbe-
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
13
kenden’ behoort tot de voortijdige schoolverlaters, dan komen we op 11%. Er is tussen allochtonen en autochtonen geen verschil in het percentage voortijdige schoolverlaters. Een schatting van de omvang onder 18-jarigen (11%) wijst uit dat de gemeente op de goede weg is om de tweede resultaatafspraak van het GSBconvenant (20%) eind 2009 te halen. Dit is in elk geval voor de 18-jarigen in 2007 wel gerealiseerd. Ook deze resultaatafspraak is naar onze mening aan vernieuwing toe.
2.3.3 Resultaatafspraak 3 GSB Convenant ‘Per jaar worden circa 300 (circa 75% van de 18 jarige VSV-ers) herplaatst (circa 200 autochtone en 100 allochtone VSV-ers). Naar schatting zullen jaarlijks 200 van deze 300 herplaatste VSV-ers alsnog een startkwalificatie halen.’ Bij herplaatsen3 gaat het erom of een vsv-er gedurende de verslagperiode (weer) een opleiding is gaan volgen. Een verslagperiode (RMC) loopt per schooljaar. Het is bij de gemeente Lelystad (team Leerlingzaken, 2007) niet bekend hoeveel vsv-ers herplaatst zijn, hoeveel van hen van autochtone dan wel allochtone herkomst is en hoeveel van hen alsnog een startkwalificatie heeft gehaald (zie intermezzo). We moeten helaas concluderen dat de gemeente Lelystad niet weet of ze op de goede weg is om de derde resultaatafspraak (300 herplaatsten per jaar) te halen. Van het schooljaar 2005/2006 is geen informatie over het aantal herplaatsten. Voor het schooljaar 2006/2007 is dit zeer waarschijnlijk ook niet mogelijk. Het is nog de vraag of vanaf het schooljaar 20072008 deze informatie wel geleverd kan worden. Daarnaast merken we op dat de ‘300 herplaatsten per jaar’ gebaseerd was op demografische gegevens en het terugdringen van het percentage vsv-ers van 40% in 2004 naar 30% in 2009. We gaven eerder aan dat deze 40% zeer waarschijnlijk overschat was. Gaan we uit van 23% begin 2007 en 20% voortijdige schoolverlaters eind 2009. Dan zou 100 succesvolle (=startkwalificatie) herplaatsten4 per jaar voldoende moeten zijn (zie tabel 2.3). Bij een slagingspercentage van tweederde, zouden er 150 per jaar herplaatst moeten worden (terug geleid naar een opleiding). Dit komt iets meer in de richting van de afspraak met het ministerie van OCW (convenant de Flevolandse aanval op de uitval) van 80 in het schooljaar 2006/2007.
3 Het gaat hier om het aantal personen en niet om het aantal herplaatsingen. Een vsv-er kan namelijk in een verslagperiode verscheidene keren herplaatst zijn. 4
(1073-1027+1101-1005+1112-967)/3=96 per jaar
14
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Tabel 2.3 Prognose voortijdige schoolverlaters Per 1 januari totaal aantal 18-22 jarigen
2007
2008*
2009*
2010*
5
4667
4788
4836
758
1073
1101
1112
23%
23%
23%
23%
758
1027
1005
967
23%
22%
21%
20%
4426
Totaal aantal voortijdige schoolverlaters (bij handhaving) Totaal aantal voortijdige schoolverlaters (bij terugdringing)
* Bevolkingsprognose 2006-2021, gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Werken we het nog verder uit naar leeftijd en herkomst zoals in de resultaatafspraak van het GSB convenant, dan komen we op het herplaatsen van ongeveer 112 18-jarigen vsv-ers (75% van 150). Uitgaande van een zelfde verhouding vsv-ers onder allochtonen en autochtonen – komen we dan op het herplaatsen van 112 autochtone en 38 allochtone vsv-ers. 2.3.4 Resultaatafspraak 3 GSB Convenant ‘Er zijn per school 14 leerling-plaatsen in een time-outvoorziening gekoppeld aan de trajectklas’. De trajectklas (of maatwerkklas of Op de Rails Klas) is een schakel tussen regulier en speciaal onderwijs. Het biedt jongeren met ernstige gedragsen ontwikkelingsproblemen de mogelijkheid om op de huidige school gedurende een periode intensief en met gespecialiseerde begeleiding onderwijs te volgen. Deze afspraak is eind 2006 al nagekomen. Zowel op de Rietlanden (in combinatie met Groenhorst College), als op de SGL en de Arcus worden deze time-outvoorzieningen aangeboden (team Leerlingzaken, 2006). Er wordt momenteel maximaal van deze voorzieningen gebruik gemaakt. Uitbreiding is nog niet ter sprake geweest (Directeurenoverleg VO, 2007). Conclusie is dat op iedere school 14 leerling-plaatsen in een timeoutvoorziening zijn en dat de vierde resultaatafspraak dus al is behaald. In het volgende hoofdstuk (inspanningen) wordt dieper ingegaan op deze voorzieningen.
5
GBA per 1 januari 2007
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
15
3. INSPANNINGEN In dit hoofdstuk gaan we kijken naar de inspanningen in Lelystad om het probleem van voortijdig schoolverlaten te reduceren. In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat de thematiek in diverse gemeentelijke beleidsstukken terugkomt en dat er verschillende doelstellingen en afspraken gemaakt zijn. We hebben ook kunnen zien in welke mate de gemeente Lelystad de resultaatafspraken uit het GSB convenant heeft behaald en inzicht gekregen in de realiteitswaarde van die afspraken. In dit hoofdstuk proberen wij het totaalpakket aan inspanningen in de afgelopen periode 20052006 en de inspanningen voor de komende jaren 2007-2008 in kaart te brengen. Dit beeld is nodig om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van het beleid.
3.1 Inspanningen afgelopen periode 2005-2006 We maken onderscheid tussen inspanningen waarbij het gaat om voorwaarden die nodig zijn om maatregelen effectief te kunnen uitvoeren en inspanningen die gericht zijn op maatregelen om vsv na (curatieve maatregelen) en op (preventieve maatregelen) de verschillende schooltypen terug te dringen. 3.1.1 Voorwaarden Veranderingen Leerlingadministratiesysteem (LLA) en RMC-functie De voorwaarde voor het verminderen van ‘voortijdige schoolverlaters’ is inzicht hebben in de groep 18-22 jarigen: wie gaat naar school, wie heeft een startkwalificatie en wie niet. Deze informatie wordt door team Leerlingzaken in het LLA bijgehouden en is in principe afkomstig van de scholen. De scholen zijn verplicht (RMC-wet) aan de gemeente op verzuimcijfers, inschrijvingen, uitschrijvingen en behaalde startkwalificaties door te geven. Deze informatie verwerkt team Leerlingzaken vervolgens in het LLA. Niet alle scholen werk(t)en goed mee. Daarnaast was er in het verleden bij team Leerlingzaken onvoldoende capaciteit om deze informatie actueel te verwerken (team Leerlingzaken, 2007). Hierdoor ontbrak het tot voor kort aan betrouwbare gegevens over het aantal voortijdig schoolverlaters. Er is in de afgelopen periode een aantal verbeteringen doorgevoerd. In 2004 is team Leerlingzaken overgegaan op een nieuw systeem voor de leerlingadministratie dat gekoppeld is aan het GBA6. Een andere belangrijke ontwikkeling is de overstap (2006) naar een RMCsysteem. Het RMC-systeem hangt onder (en is ook gekoppeld aan) het LLAsysteem. In het LLA-systeem zitten idealiter alle jongeren, in het RMC6 GBA is de Gemeentelijke Basis Administratie. Doordat beide systemen gekoppeld zijn, werken veranderingen in het GBA door in het LLA. Als er bijvoorbeeld een leerling verhuisd, dan wordt dit handmatig verwerkt in het GBA en automatisch verwerkt in het LLA.
16
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
systeem alleen die (doelgroep) jongeren die nog geen startkwalificatie hebben of op school zitten. Door middel van dit systeem kan op deze jongeren snel, gericht actie ondernomen worden (team Leerlingzaken, 2007). In 2005 is een RMC-consulent aangesteld om jongeren die voortijdig zijn uitgevallen te benaderen met als doel hen uiteindelijk terug te leiden naar een opleiding om alsnog een startkwalificatie te halen. De consulent is de afgelopen periode echter vooral bezig geweest met de inhaalslag om de registratie van jongeren tot 23 jaar op orde te krijgen. Daarvoor zijn vanaf februari 2007 alle jongeren van 17 tot en met 21 jaar benaderd en gevraagd naar hun ‘status’ (opleiding, werkt, al dan geen startkwalificatie). Hierdoor kwam er veel actuele informatie binnen. Deze informatie is begin 2007 bijgewerkt en ingevoerd in het RMC- en LLA-systeem. Er zijn wel een aantal knelpunten te noemen die enerzijds te maken hebben met het ontbreken van betrouwbare gegevens over voortijdig schoolverlaten in het verleden en anderzijds met het onvoldoende vertrouwen op betrouwbare gegevens in de toekomst. Doordat het systeem nu goed werkt en is gevuld, is er nu voor het eerst inzicht in het percentage voortijdig schoolverlaten. Dit betekent dat niet terug gekeken kan worden naar het verleden. Er is momenteel geen zicht op het aantal herplaatsingen (teruggeleid naar opleiding) in de afgelopen periode. We hebben momenteel ook geen inzicht in waar de ‘uitval’ zich voornamelijk voordoet. Om effectieve maatregelen door te voeren die het voortijdig schoolverlaten doen terugdringen is inzicht in de mate van ‘uitval’ op diverse opleidingen/niveaus en al dan niet succesvolle herplaatsingen noodzakelijk. De verwachting is wel dat er vanaf volgend schooljaar meer inzicht zal zijn in dit soort gegevens, mits er voldoende structurele capaciteit en deskundigheid aanwezig is om met het nieuwe systeem te kunnen werken. Momenteel is er bij team Leerlingzaken slechts één medewerker (parttime) die met het systeem kan werken en constateren we dat deze situatie te kwetsbaar is. De grote vraag blijft ondertussen ook hoe de LLA- en RMC-systemen actueel en betrouwbaar te houden. Dagelijks kunnen leerlingen besluiten zonder startkwalificatie de school te verlaten en de gemeente moet daar zicht op houden. De scholen zijn verplicht binnen 7 dagen (RMC-wet) om deze gegevens aan gemeente door te geven. In de praktijk gebeurd dit in de meeste gevallen ook binnen twee weken (team Leerlingzaken, 2007). De gemeente dient deze gegevens meteen te verwerken. Momenteel loopt dit proces naar behoren. Voorwaarde blijft wederom wel dat er voldoende structurele capaciteit nodig is om ook in de toekomst de gegevens in het nieuwe systeem te verwerken. We constateren dat de RMC-functie de afgelopen periode vooral aandacht besteed heeft aan het beter vullen van het LLA-systeem. De volgende stap is jongeren die uitgevallen zijn actief te benaderen met als doel ze uiteindelijk terug te leiden naar een opleiding om alsnog een startkwalificatie te halen. Dit gebeurd al wel voor een aantal projecten (zie 3.1.5 Streetwise, MKB-banenplan). Het is ons nog onvoldoende duidelijk hoe dit proces er uit ziet en hoe het er idealiter uit zou moeten zien. Met de inrichting van een jongerenloket zal ook nadrukkelijk aandacht besteed moeten worden aan
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
17
het werkproces (en evaluatie daarvan) van doorwijzing en begeleiding van voortijdig schoolverlaters. Evaluatie RMC-functie en rol leerplicht Een van de maatregelen uit het convenant ‘Aanval op de uitval’ (zie Bijlage 3; maatregel 13) is dat bekeken zou worden of de RMC-functie dichterbij dan wel binnen de school beter tot haar recht zou komen. Ook de rol van de Leerplicht zou nader worden bezien. Momenteel wordt er gewerkt aan een evaluatie van de werkprocessen van team Leerlingzaken. Daarin wordt aandacht besteed aan de functie en rol van de RMC en leerplicht zowel intern als naar buiten toe (team Leerlingzaken, 2007). 3.1.2 Curatieve maatregelen Project Streetwise Op dit moment loopt er een project opgestart door ROC Flevoland dat ‘Streetwise’ wordt genoemd. Dit project is gestart eind 2006. In plaats van dat de gemeente jongeren benadert, geeft team Leerlingzaken aan de ROC Flevoland door welke jongeren er mogelijk geschikt zijn voor het project ‘Streetwise’; deze worden vervolgens door het ROC zelf benaderd. Geprobeerd wordt om jongeren die niet op school zitten en niet werken te motiveren mee te doen aan een activiteit (bijvoorbeeld mee sporten op ROC Flevoland) om vervolgens te kijken of ze interesse hebben terug te keren naar een opleiding. De gemeente Lelystad is momenteel in onderhandeling met ROC Flevoland over het project om per door het ROC bewezen herplaatste vsv-er een bedrag aan het ROC toe te kennen voor hun inspanningen (team Leerlingzaken, 2007). Daarvoor zal het ROC gegevens moeten leveren aan de gemeente welke leerlingen zij ‘herplaatst’ hebben. Op dit moment is bekend dat er ongeveer 150 zijn benaderd door het ROC en 42 zijn opgenomen in het project (teruggeleid naar school). MKB-leerbanenplan In de vorige kabinetsperiode heeft het MKB-Nederland (-midden en kleinbedrijf) zich tot doel gesteld om 10.000 leerbanen te werven voor jongeren die een leerwerktraject volgen en via deze weg hun vmbo-diploma willen behalen om daarna met een leerwerktraject een mbo-diploma te halen. Deze laatste optie staat ook open voor voortijdig schoolverlaters, jeugdige werkeloosheid en overige doelgroepen. De leerbanen zijn bedoeld om de hoge uitval onder vmbo en mbo te verminderen. Iedere werkgever kan in principe een leerbaan aanbieden, het zwaartepunt ligt bij het midden- en kleinbedrijf. Belangrijk is dat werkgevers hun maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen en het leuk vinden om jongeren op te leiden. Voordelen voor de werkgevers is bovendien een financiële tegemoetkoming (via belastingaftrek) en belangrijker de sector voorzien van voldoende gekwalificeerd personeel. Om de landelijke doelstelling te realiseren zijn vooral de partijen in de regio’s aan de slag gegaan: cwi’s, scholen voor beroepsonderwijs, regioafdelingen van MKB-Nederland, regionale overheden en kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. In een groot aantal regio’s vormen deze par-
18
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
tijen regionale actieteams die leerbanen creëren en de uiteindelijke match tussen leerling en bedrijf tot stand brengen. Veel actieteams betrekken bij het overleg tussen gemeente en cwi ook de regionale meld- en coördinatiecentra voortijdig schoolverlaten (rmc’s) en de leerplichtambtenaren. Dit biedt het voordeel dat de voortijdig schoolverlaters bekend zijn en in aanmerking kunnen komen voor hulp bij de terugkeer naar school dan wel het vinden van werk (www.mkbleerbanen.nl). Het regionale actieteam MKB-Leerbanen wilde 800 leerbanen creëren voor de provincie Flevoland. In 2006 is de 500ste match gerealiseerd (MKB Leerbanen Flevoland - Flevotalent Junior, 2007). De ROC Flevoland en RMC Flevoland hebben namen van jongeren doorgegeven aan het project MKBLeerbanen (team Leerlingzaken, 2007). Uit een deelnemerslijst van eind december 2006 (Stuurgroep MKB-Leerbanenproject Flevoland) - met daarin de positieve uitstroom over 2004, 2005 en 2006 - blijkt dat er in totaal 200 Lelystadse jongeren aan een leerbaan succesvol hebben afgerond. In ieder geval 130 (65%) van deze jongeren hebben bij uitstroom een startkwalificatie. Van de jongeren behoorde 38% tot de doelgroep mbo-jongeren, 9% vmbo-jongeren, 39% jeugdige werkelozen en 14% voortijdige schoolverlaters. Eind 2006 is het project verder gegaan onder de naam ‘Flevotalent Junior’ (zie paragraaf 3.2.2). RMC Flevoland geeft hier ook financiële ondersteuning aan. Vanaf oktober 2006 tot begin april 2007 zijn er op Flevoland Junior 263 vacatures geweest waarvan er 97 zijn vervuld. Ruim een derde van de vacatures is vervuld door matches via Flevoland Junior, waarvan 12 in Lelystad. Daarnaast heeft het college begin 2007 besloten tot het invoeren van een ‘Regeling Loonkostensubsidie’. Op grond van deze regeling krijgen werkgevers een subsidie als zij een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst van minimaal 1 jaar aanbieden. Daarnaast biedt de regeling een extra stimulans om werknemers een beroepsopleiding te laten volgen via de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) aan het Middelbaar Beroepsonderwijs. Hiervoor wordt de subsidie verlengd met 1 jaar. Door de toepassing van de ‘Regeling Loonkostensubsidie’ wordt ook bijgedragen aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, specifiek voor de niet uitkeringsgerechtigde jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie (afdeling Werk en Inkomen, 2007). 3.1.3 Maatregelen MBO De RMC-regio Flevoland (ROC Flevoland, ROC Friese Poort, RMCcontactgemeente regio Flevoland = Lelystad) heeft met het ministerie van OCW het convenant ‘De Flevolandse aanval op de uitval’ gesloten. In dit convenant worden ook een aantal maatregelen genoemd om aan het einde van het schooljaar 2006/2007 in Lelystad 80 minder vsv-ers te hebben. We noemen hier de belangrijkste concrete maatregelen die in Lelystad gelden en hoe het met de uitvoering hiervan staat. In bijlage III is een uitgebreider overzicht te vinden. Meerdere instroommomenten
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
19
Het ROC Flevoland en ROC Friese Poort hebben inmiddels de maatregel ingevoerd om over 2 instroommomenten voor zoveel mogelijk opleidingsrichtingen (BOL en BBL) te beschikken. Het streven is uiteindelijk dat er over enkele schooljaren vier instroommomenten zijn. Deze instroom vindt plaats in een zogenaamde oriëntatie- of opvangklas. Dit is een voorziening waarin leerlingen uitzoeken welk beroep ze willen gaan volgen en waarin ze voorbereid worden op een plaatsing bij een van de opleidingen. Daarbij wordt tenminste aandacht besteed aan ontwikkeling van werknemersvaardigheden, oriëntatieactiviteiten en taalvaardigheid. Onderwijs-zorgstructuur De beide ROC’s zijn bezig met een zorgstructuur te ontwikkelen en te implementeren voor één doorlopende zorglijn voor niveau 1 tot en met 4. In het kader van een doorgaande zorg- en leerlijn hebben ROC’s ook nadere afspraken met betrekking tot de doorstroom en begeleiding van LWOO- en Praktijkonderwijs-leerlingen. Partijen zijn daarbij bereid expertise in te brengen en plannen op elkaar af te stemmen. Ook dit is gerealiseerd. Daarnaast hebben partijen zich breder ingespannen om een sluitende aanpak van zorg in Flevoland te realiseren. Er is samenwerking tot stand gekomen op basis van zogenaamde ‘Breakpoint’-model (zie subparagraaf 3.1.3 onderwijs-zorg structuur). Meer en betere stage/leerwerkplaatsen ROC’s hebben zich ingezet op het vermeerderen van het aantal BPVplaatsen en stageplaatsen en de intensivering van begeleiding van deze jongeren. Op resultaten van deze inzet hebben wij (nog) geen beeld. Team Leerlingzaken (2007) geeft wel aan dat er wat betreft het begeleiden en volgen van jongeren op stageplekken en leerwerkplaatsen nog veel verbetering moet plaatsvinden. Ook wordt het MKB-banenplan (zie 3.1.2) voortgezet. Work-Out ROC Flevoland heeft sinds 2005 voor jongeren die dreigen uit te vallen wegens meervoudige problematiek (gedrag en studie/beroepskeuze) een opvangmogelijkheid in ‘Work-out’. Jongeren worden individueel geholpen met als doel ze uiteindelijk terug te laten keren naar een reguliere opleiding. Deze opvangmogelijkheid wordt gefinancierd vanuit de ROC zelf. 3.1.4 Maatregelen overgang VO – MBO Contact met jongeren tijdens de zomer De gemeente Lelystad heeft september contact gezocht met jongeren die vorig schooljaar hun VMBO diploma hadden gehaald en zich nog niet hadden ingeschreven bij een ROC-opleiding. Streven was om deze jongeren zoveel als mogelijk alsnog in te laten stromen voor 1 oktober 2006. Er is geen informatie beschikbaar om hoeveel jongeren het ging, en wat het effect is geweest van deze actie. De gemeente Lelystad is dit komend schooljaar wederom van plan, maar dan veel eerder (streven juni). Er zal dan beter bijgehouden moeten worden wie er benaderd is en wat er uit-
20
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
eindelijk met deze jongeren is gebeurd om het effect van deze actie te kunnen monitoren.
3.1.5 Maatregelen Voortgezet Onderwijs Onderwijs-zorgstructuur Sinds het schooljaar 2004-2005 opereert binnen het voortgezet onderwijs in Lelystad het zogenaamde Directeuren Overleg Lelystad. In dit overleg zitten de directeuren van de zes Lelystadse scholen. Naast aandacht voor het reguliere onderwijs en de daarbij behorende projecten staat het overleg als stuurgroep van het samenwerkingsverband stil bij de zorgleerlingen. De missie van het samenwerkingsverband is het opzetten van een onderwijs-zorgstructuur binnen het VO Lelystad, zodanig dat voortijdig schooluitval voorkomen wordt en dat alle jongeren (alsnog) een startkwalificatie behalen (DOL, 2006). Het DOL heeft een voorstel aan de gemeente Lelystad gedaan voor deze opzet en deze is geaccepteerd. In figuur 3.1 is de structuur in beeld gebracht. Figuur 3.1 Schema onderwijs-zorgstructuur Indicatie Jeugdzorg Op de Rails Klas
Indicatie Speciaal onderwijs
PCL, Onderzoek cognitieve en gedragsmatige problematiek
Signaleringsoverleg Breakpoint Risicogedrag, zorgwekkend spijbelgedrag justitie contact
Zorg Advies Team VO School
Iedere school beschikt over een ZorgAdviesTeam (ZAT, opgezet vanaf 2000). In de diverse ZAT’s worden leerlingen van de individuele scholen besproken. Is de zorgproblematiek niet binnen de individuele school op te lossen, dan wordt de betreffende leerling besproken in de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). In de PCL vindt analyse van de problematiek plaats en wordt een oplossingsrichting aangegeven. Daarnaast worden in de PCL beleidsadviezen voor het Directeuren Overleg Lelystad voorbereid (DOL, 2006). De risicoleerlingen van de individuele scholen voor voortgezet onderwijs worden besproken in het signaleringsoverleg ‘Breakpoint’. In dit signaleringsoverleg zijn naast de vertegenwoordigers van de individuele scholen ook vertegenwoordigers van jeugd en maatschappelijk werk betrokken (DOL, 2006). Een van de mogelijkheden (zie figuur) binnen deze zorgstructuur om potentieel uitvallende leerlingen binnen het onderwijs te houden is doorverwijzing naar een ‘Op De Rails-klas’ (zie hieronder).
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
21
Time-outvoorzieningen/Op de Rails-Klassen Time-outvoorzieningen zijn voorzieningen binnen het voortgezet onderwijs, waar jongeren worden opgevangen die tijdelijk (door hun gedrag) niet te handhaven zijn. Deze voorzieningen worden inmiddels Op de Rails Klassen genoemd. Het biedt jongeren met ernstige gedrags- en ontwikkelingsproblemen de mogelijkheid om met behoud van eigen school gedurende een periode intensief en met gespecialiseerde begeleiding onderwijs te volgen. Na verloop van tijd wordt bekeken of zij terug kunnen naar het reguliere onderwijs of dat gelet op de problematiek zij geplaatst zouden moeten worden in het speciaal onderwijs (team Leerlingzaken, 2006). In 2001 is een pilot gestart op de Arcus, in 2005 is de SGL met de Rails-klas gestart. Vanaf september 2006 is er ook een gezamenlijke voorziening op de Rietlanden en Groenhorstcollege. Momenteel zijn er per voorziening 15 deelnemers en zijn alle plaatsen bezet. De praktijk laat zien dat er wel momenten zijn in het schooljaar waarin de opvang groter is. Vooralsnog zijn de afspraken gebaseerd op 3 x 14 leerlingen. Uitbreiding is nog niet ter sprake geweest. Van de uitstromers gaat 40% terug naar het reguliere onderwijs, 40% naar het speciaal onderwijs en 20% stroomt door naar een ROC of werk (Directeuren Overleg Lelystad (DOL), 2007). De voorzieningen worden met GSB-middelen gefinancierd. Binnenkort gaat de gemeente Lelystad om de tafel met de VO-scholen over de verdere afwikkeling rondom de prestatieafspraken, uitbetaling van de GSB-middelen en rapportage over de behaalde doelstellingen (afdeling Beleid, 2007). Leerwerktrajecten, Niveau 1 opleidingen en agressietrainingen Naast de extra zorg voor de leerlingen die door de PCL zijn geïndiceerd (Op de Rails), zijn er nog andere maatregelen in het VO om voortijdig schoolverlaten te voorkomen en die mede uit GSB-middelen worden betaald: leerwerktrajecten, niveau 1-opleidingen en agressieregulatietrainingen voor medewerkers. Leerwerktrajecten (LWT) zijn bedoeld voor leerlingen die gemotiveerd raken door directe waardering voor hun functioneren in de beroepspraktijk. Ook raken zij gemotiveerd door intensieve persoonlijke begeleiding van een ervaren werknemer. Een traject bestaat uit een voorbereidingsperiode op school en een buitenschools leertraject van enkele dagen per week. Werkgevers krijgen te maken met leerlingen uit de laatste twee jaren van het VMBO. De werkgever, het leerbedrijf, moet gecertificeerd zijn om goed begeleiding te kunnen geven. Het is de bedoeling dat alle deelnemers doorleren voor een diploma in het MBO. Tot nu toe gaat ongeveer 20% van de vierdejaars VMBO-BB-leerlingen naar het LWT en haalt 90% een VMBOdiploma. Daarvan stroomt 95% weer door naar het ROC minimaal niveau 2. LWT’s worden op alle vier VO-scholen uitgevoerd in Lelystad. Voor leerlingen die vanwege cognitieve capaciteiten en andere handicaps niet in staat zijn om een regulier diploma basisberoepsgerichte leerweg op het VMBO te halen, heeft het Groenhorst College in het schooljaar 20052006 vervolg gegeven aan de doorstart van Niveau 1 opleidingen. Vanuit de praktijk wordt geleerd en ook beoordeeld. Het effect is dat leerlingen door deze aanpak meer zelfvertrouwen krijgen in wat zij kunnen. Tweevijfde is gericht op buitenschools leren. Leerlingen krijgen op het stagebedrijf extra aandacht en er is grote aandacht van de school naar het bedrijf zelf. Voor 22
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
deze leerlingen met een diploma van niveau 1 ligt in principe de weg open om een vervolgopleiding niveau 2 te doen. In het schooljaar 2005-2006 is ook op de andere scholen een start gemaakt met het ontwikkelen van niveau 1 opleidingen. Hiervoor is overleg met het ROC Flevoland noodzakelijk (Onderwijs-zorgstructuur, Directeuren Overleg Lelystad, 2007).
3.2 Inspanningen voor de jaren 2007-2009 3.2.1 Voorwaarden Onderwijsloket Om in de toekomst over een actueel LLA te beschikken, heeft de gemeente voorbereidingen getroffen voor het opzetten van een onderwijsloket (team Leerlingzaken, 2007). Dit houdt in dat de gegevens die leerlingen aan de IBG verplicht digitaal moeten doorgeven ook digitaal door de scholen worden aangeleverd aan de gemeente die dat vervolgens automatisch in het LLA kan inlezen. Het Onderwijsloket biedt via internet één centrale plaats waar alle spelers in het onderwijsveld informatie kunnen vinden en gegevens kunnen uitwisselen. Zo kunnen er gegevens worden uitgewisseld over adresmutaties, in- en uitschrijvingen van leerlingen op scholen, leerplichtinformatie, verzuim en persoonsgegevens uit de Gemeentelijke Basis Administratie. Ook kunnen daar onder meer meldingen worden doorgegeven over voortijdig schoolverlaten, schade aan gemeentelijke gebouwen, aanvragen voor leerlingenvervoer of het aanvragen voor onderwijshuisvesting. Het Onderwijsloket gaat per augustus 2007 starten. Het is de bedoeling dat meteen alle scholen (VO en MBO) op het systeem zijn aangesloten (team Leerlingzaken, 2007). Tot op heden verloopt het melden van bovengenoemde gegevens door scholen op de ouderwetse manier (op papier). Wanneer dit digitaal wordt aangeleverd aan de gemeente - op een dergelijke manier waardoor het technisch mogelijk is de informatie direct in te lezen in de LLA en afspraken over de frequentie van levering worden nagekomen – is er op een centraal punt juiste informatie over voortijdige schoolverlaters aanwezig. Dit is in onze ogen een eerste voorwaarde om effectief het voortijdig schoolverlaten terug te dringen. Samenwerkingsverbanden Jongeren die uitgevallen zijn komen bij verschillende instanties aan: RMC, CWI (zoeken naar werk) of de afdeling Werk en Inkomen (aanvragen uitkering) van de gemeente. Verschillende instanties zijn bezig met doorverwijzingen en trajecten en onvoldoende op de hoogte van elkaars werkprocessen. Er moet beter worden samengewerkt. De intentieverklaring actieplan Leren en Werken is een belangrijke stap. Het ROC Flevoland het initiatief genomen de betrokken partijen, onderwijs, werkgevers, CWI en gemeenten bij elkaar te brengen om gezamenlijk een actieplan Leren en Werken in Flevoland te ontwikkelen. Deze samenwerking moet een bijdrage leveren aan het tot stand kom en van een infrastructuur en voorwaarden om het niveau van de beroepsbevolking te verhogen en meer een startkwalificatie halen.
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
23
Ook de opening van een jongerenloket kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de samenwerking (afdeling Werk en Inkomen, 2007). Hiermee wordt het huidige uitwerkingsoverleg (vier-partijenoverleg: CWI, ROC, RMC en afdeling Werk en Inkomen van de gemeente) tussen de betrokken ketenpartners meer gestructureerd. Uitgangspunt hierbij is dat de partners hun werkprocessen inrichten rondom de behoefte van jongeren en van hieruit verschillende acties geïnitieerd kunnen worden (bijvoorbeeld Actiedag Speeddaten, Actiedag Techniek). Zeker als de verschillende partijen fysiek op een plek aanwezig zouden zijn, wordt de mogelijkheid om beter samen te werken nog eens vergroot. Daarnaast wordt de drempel die een jongere heeft om terug naar school te gaan verkleind, omdat alle kennis die jongeren nodig hebben bij hun keuzes voor school en werk beschikbaar zijn op een plek. Hoe het jongerenloket er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk (Team Leerlingzaken, 2007). Momenteel worden de verschillende mogelijkheden bekeken. Het zou ook alleen een digitaal (internet) loket kunnen zijn. Tot slot wordt er in het concept projectplan Jeugdwerkloosheid voorgesteld dat VMBO-scholen samen met ROC en RMC een overdracht-protocol maken en vastleggen en verder praten over de relatie met leerplicht. Tevens wordt er voorgesteld om een uitval-protocol te maken. Op basis hiervan kan de uitvoering worden geëvalueerd en werkprocessen verbeterd, waardoor uiteindelijk het percentage schooluitval wordt verminderd. 3.2.2 Curatieve maatregelen Momenteel wordt er door afdeling Werk en Inkomen aan een projectplan Jeugdwerkloosheid gewerkt. Daarin worden een aantal – met name curatieve acties/inspanningen - genoemd om het percentage voortijdig schoolverlaters terug te dringen. Dit plan is nog niet door college vastgesteld; het is nog niet duidelijk of deze maatregelen ook daadwerkelijk uitgevoerd (kunnen) (gaan) worden. Flevotalent Junior Vervolg op tijdelijke project MKB-leerbanenplan wordt geprolongeerd onder de naam ‘Flevotalent Junior’. In dit project zitten diverse partners waaronder de Provincie Flevoland, ROC Flevoland, Kamer van Koophandel, gemeente Flevoland en Almere, CWI. Het project is specifiek gericht op ondersteuning van jongeren om een leerwerkbaan of stageplek te vinden, waardoor de kans op het behalen van een startkwalificatie wordt vergroot. De gemeente Lelystad heeft een bijdrage geleverd van € 42.000,-- om Flevotalent junior voor anderhalf jaar te continueren tot 1 juli 2008 (afdeling Werk en Inkomen, 2007). Omzetten van banen in leerwerkbanen De groep werkenden zonder startkwalificatie kunnen vanuit hun huidige werksituatie alleen een startkwalificatie halen wanneer hun baan omgezet wordt in een leerwerkbaan (BBL, Beroeps Begeleidende Leerweg). Dit heeft ook als voordeel voor de werkgever dat het de kwaliteit van de werknemer verhoogt (uit: concept projectplan Aanpak Jeugdwerkeloosheid).In het projectplan wordt voorgesteld om op basis van bestanden van de Kamer van Koophandel Lelystadse werkgevers te benaderen met de 24
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
vraag of de banen van ongekwalificeerde werknemers kunnen worden omgezet in leerwerkbanen. Daarnaast wordt voorgesteld om tezamen met ROC en Bedrijfskring een promotiecampagne hiervoor te organiseren gericht op werkgevers en werkende jongeren in Lelystad. Tot slot wordt voorgesteld om meer aan relatiebeheer te doen; wethouders Economische en sociale zaken gezamenlijk wekelijks bedrijven te bezoeken en het onderwerp onder de aandacht brengen. Reïntegratietrajecten omzetten in leerwerkbanen Jongeren met een uitkering zijn in principe bekend bij afdeling Werk en Inkomen en team Leerlingzaken van de gemeente en staan ingeschreven bij het CWI. Voor jongeren die reeds in een zitten, wordt voorgesteld in het concept projectplan om in samenwerking met ROC bezien of de uitstroom kan uitmonden in een leerwerkbaan. Ook worden met de reintegratiebedrijven die de ‘Work First’ trajecten uitvoeren afspraken gemaakt over het omzetten van dit traject in een leerwerktraject7. De loonkostensubsidie van Lelystad voor leerwerkbanen kan hierbij worden ingezet richting de werkgevers (uit: concept projectplan Aanpak Jeugdwerkeloosheid). Benaderen jongeren zonder startkwalificatie, baan en uitkering Deze groep van naar schatting 120 jongeren vertoont problematischer gedrag dan de anderen zonder startkwalificatie. Ze zijn ook moeilijk te bereiken. Het concept projectplan gaat daarom ook uit van een outreachende aanpak. Enerzijds via contacten met politie, jongerenwerk en anderen en anderzijds meer systematisch door middel van huisbezoek. Ook andere methodieken kunnen echter ingezet worden. De nog in te voeren leerwerkplicht biedt de gemeente hierbij een instrument om een en ander af te dwingen. Via het jongerenloket kunnen deze jongeren vervolgens worden doorgeleid naar bijvoorbeeld een leerwerkbaan. 3.2.3 Maatregelen MBO In het concept projectplan jeugdwerkloosheid wordt onder toekomstige preventie ook genoemd dat jongeren die dreigen uit te vallen worden toe geleid naar Workout (zie 3.1.3), het project van ROC Flevoland. Verder worden deze maatregelen nog uitgewerkt in het uitwerkingsprogramma van de Lelystadse Educatieve Agenda (afdeling Beleid, 2007). 3.2.4 Maatregelen overgang VO - MBO Deze zullen verder uitgewerkt worden in het uitwerkingsprogramma van de Lelystadse Educatieve Agenda (afdeling Beleid, 2007). 3.2.5 Maatregelen VO Deze zullen verder uitgewerkt worden in het uitwerkingsprogramma van de Lelystadse Educatieve Agenda (afdeling Beleid, 2007).
7 Het huidige re-integratiebeleid voor bijstandgerechtigden gaat uit van “Work First” (“Werk gaat voor een uitkering”). Uitgangspunt bij dit re-integratie beleid is dat iedere uitkeringsgerechtigde zo snel mogelijk via werk aan het werk gaat. Vanuit het uitgangspunt “scholing gaat voor werk” is dit beleid aan herziening toe. Via het RMC wordt al primair ingezet op terugleiden naar school. Lukt dit niet dan wordt de leerwerkbaan gezien als een goed instrument om de (jongere) uitkeringsgerechtigden alsnog een startkwalificatie te laten halen (afdeling Werk en Inkomen, 2007).
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
25
4. DOELTREFFENDHEID VAN BELEID Hoe doeltreffend is het beleid gericht op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten in Lelystad? Op deze vraag kunnen wij slechts ten dele antwoord geven. Aan de hand van dit hoofdstuk proberen wij hier meer inzicht in te verschaffen.
4.1 Beoogd effect: percentage vsv Wij hebben in dit rapport aangegeven wat naar schatting de omvang van het voortijdig schoolverlaten momenteel is (23%). Er zijn geen nauwkeurige schattingen over de omvang van het voortijdig schoolverlaten in het verleden. Schattingen in 2002 en 2004 over het percentage voortijdige schoolverlaters toen (ongeveer 40%) lijken nu overschat. Toch geven die schattingen een indicatie dat het percentage vsv verminderd is. Het blijft echter wel lastig om conclusies te trekken over deze daling en dus ook of het beleid doeltreffend is geweest.
4.2 Prestaties: resultaten van inspanningen Daarnaast moeten we – om conclusies te trekken over de doeltreffendheid van beleid - nagaan wat de inspanningen (projecten en maatregelen) hebben opgeleverd om het probleem van voortijdig schoolverlaten aan te pakken. Dit hebben we in het vorige hoofdstuk (paragraaf 3.1) bekeken. We zagen dat van een aantal projecten en maatregelen in de afgelopen periode zicht is op resultaten. Van de meeste projecten en maatregelen is helaas echter (nog) niet bekend hoeveel resultaat - en startkwalificaties – ze hebben geboekt. Dit betekent dat van een groot aantal inspanningen niet bekend is of zij effectief zijn (geweest). Dit maakt het wel zeer lastig om aan te tonen dat het gevoerde beleid doeltreffend is geweest. Wat we wel kunnen doen is de inspanningen in Lelystad tegen het licht houden bij geslaagde inspanningen en succesvolle projecten elders (paragraaf 4.6). Een kanttekening bij de relatie tussen inspanningen en beoogd effect is nog wel op zijn plaats. Het is zelden eenvoudig om – al hadden we alle resultaten van de inspanningen in beeld – een causaal verband aan te tonen tussen de beleidsprestaties en maatschappelijk effect. Er kan nooit een 100% sluitend antwoord gegeven worden op de vraag wat er was gebeurd met de jongeren als er niets was gedaan om ze bij de les te houden/krijgen. Waren ze dan uitgevallen of niet? Waren ze uit zichzelf naar een opleiding teruggegaan om alsnog een startkwalificatie te halen of niet? Tot slot zijn er meerdere initiatieven geweest in de afgelopen periode. Hoe meer maatregelen worden uitgevoerd, hoe lastiger het wordt een verband aan te tonen.
26
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
4.3 Landelijk onderzoek naar doeltreffendheid beleid VSV In een recente studie (2006) heeft het Centraal Planbureau (CPB) de binnenlandse en buitenlandse ervaringen (en effectiviteit) van bestrijding van voortijdig schoolverlaten op een rijtje gezet. Ze heeft in eerste instantie gekeken naar het beleid in Nederland en de maatregelen die er genomen (kunnen) worden. In tabel 1 in bijlage II worden deze maatregelen opgesomd. De analyse van het CPB is gebaseerd op een literatuurstudie. Overtuigend bewijs ontbreekt volgens het CPB omtrent de effectiviteit van (onderdelen) van het beleid gericht op bestrijding van voortijdig schoolverlaten in Nederland. De voornaamste reden is dat bestaande studies vooral gericht zijn op een evaluatie van het proces, en niet zo zeer op de vervolgbestemmingen van de jongeren. Evaluaties van buitenlandse programma’s laten zien dat vooral programma’s die gebruik maken van financiële prikkels voor leerlingen, leraren of scholen effectief kunnen zijn. Daarnaast zijn positieve effecten gevonden van langdurige en intensieve begeleiding van risicoleerlingen door een individuele mentor of coach. Ook interventies op vroege leeftijd - zogeheten voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s kunnen de kans op schooluitval op latere leeftijd verminderen. Tot slot wijst ook dit onderzoek er weer op dat curatieve interventies minder effectief (en duurder) zijn preventieve interventies: voorkomen is beter dan genezen. Uit dit onderzoek kunnen we in ieder geval constateren dat de doeltreffendheid van vsv beleid niet alleen in Lelystad, maar ook niet is aangetoond in Nederland. Evaluaties hebben zich nauwelijks kunnen richten op vervolgbestemmingen (behalen van startkwalificaties) van jongeren. In Lelystad bleek dit (hoofdstuk 3) (ook) nauwelijks mogelijk.
4.4 Geslaagde voorbeelden elders In het kader van het project ‘Aanval op de Uitval’ heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen binnen het deelproject ‘Quick Wins en Good Practice’ (QW/GP) uitgezocht wat goede voorbeelden zijn om op korte termijn winst te boeken bij het terugdringen van het aantal vsv-ers. Er is informatie verzameld op basis van literatuur en praktijkkennis, rondetafelgesprekken en diepte-interviews. Dit heeft geleid tot een lijst met QW/GP8 die vervolgens getoetst is aan de hand van de criteria: korte termijn effect, kwantitatief meetbaar effect, korte termijn opstartmogelijkheden, haalbaarheid, rechtmatigheid en overdraagbaarheid. Er zijn per uitvalmoment thema’s of oorzaken benoemd met daaraan gekoppeld een of meer ‘quick wins en good practices’. Voor een uitgebreid overzicht zie de voorbeelden in tabel 2 van bijlage II. We kunnen de maatregelen in Lelystad tegen het licht houden van deze geslaagde maatregelen elders. Daarnaast kan het gebruikt worden bij het 8
Een Good Practice (GP) wordt gezien als een beproefde aanpak die resultaat oplevert in het verminderen van de schooluitval. Een Quick Win (QW) is een GP of een andere oplossing die binnen twee jaar aanzienlijke resultaten oplevert.
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
27
verder ontwikkelen van beleid en opzetten van projecten om het voortijdig schoolverlaten terug te dringen. In onderstaand overzicht is heel kort verwerkt welke type maatregelen elders succesvol zijn uitgevoerd en of er in Lelystad al dan niet een dergelijke maatregel is dan wel wordt uitgevoerd in de toekomst. Wij hebben de maatregelen die gericht zijn op het Primair Onderwijs buiten beschouwing gelaten. In dit doeltreffendheidonderzoek gaat het over het terugdringen van vsv onder de groep 18-22 jaar tot en met 2009. Dit neemt niet weg dat deze maatregelen in PO niet belangrijk of effectief zijn om op de lange termijn het vsv onder alle jongeren in Lelystad terug te dringen. Uitval moment
Thema/ Oorzaak/ Geslaagd voorbeeld
MBO
Bij uitval door verkeerde beroep– of studiekeuze opvang in speciale klas gericht op beroepenoriëntatie en studiekeuze Meerdere instroommomenten Om te voorkomen dat leerlingen uitvallen omdat zij een aantrekkelijker activiteitenpakket elders vinden (werk) of niet meer gemotiveerd zijn wordt de aansluiting gezocht tussen het (praktisch) onderwijs en de arbeidsmarkt. Verantwoordelijkheid nemen voor het vinden en behouden van stageplekken en leerbanen door ROC’s. Aannemen van jongeren die nog geen stagebedrijf hebben gevonden. Voor jongeren met psychische of sociale problemen een Zorg Adviesteam (ZAT) instellen om de schoolinterne zorg af te stemmen op de schoolexterne zorg. Persoonlijke aandacht voor jongeren; er is altijd iemand beschikbaar om te praten over problemen. Speciaal project in de zomer gericht op 'risicojongeren' die tijdens de overgangsperiode tussen het vo en het mbo gevolgd en begeleid worden. Begeleiding bij de overstap naar het ROC door middel van het maken van een portfolio Stimuleren van betrokkenheid van ouders Verbindend leren en beroepenoriëntatie; excursies, praktijkoriëntaties, uitgebreide stages, sollicitatiecursussen, praktijkopdrachten met MBOstudenten Mentoring en Coaching; leerlingen koppelen aan een coach vanuit het bedrijfsleven of maatschappelijke organisatie. Voorzieningen voor moeilijk handhaafbare jongeren (Rebound) IZAT' s in het vmbo voor jongeren met psychische of sociale problemen.
Overgang
VMBO - MBO VMBO
Voorwaarden
Sluitende aanpak leerplicht en RMC op het gebied van registratie en traject-begeleiding Evalueren rol leerplicht en rol RMC-functie Regionale samenwerking in administratie Opzetten jongerenloketten en hierdoor samenwerking partijen bevorderen
Inspanningen afgelopen periode Nee
Inspanningen komende periode Ja
Ja Ja
Ja Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee Nee
Nee Nee
Nee
Nee
Ja Ja
Ja Ja
Ja
Ja
Ja Nee
Ja Nee
Nee
Ja
Bron: OCW, 2006, Aanval op de uitval, Quick Wins en Good Practice, bewerking Onderzoek en Statistiek 2007
Het overzicht geeft een indicatie van de effectieve maatregelen. We kunnen in het algemeen concluderen dat er in Lelystad al veel projecten zijn opgestart of binnenkort worden opgestart die volgens de analyse van OCW op korte termijn effecten mogen leveren. De aandacht zou nog eens gevestigd kunnen worden op die beproefde maatregelen waar in Lelystad nog relatief weinig wordt ondernomen.
28
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Resultaatafspraken GSB convenant over vsv zijn aan vernieuwing toe De (voorlopige) resultaatafspraken over het terugdringen van voortijdig schoolverlaten die in het GSB convenant met het rijk zijn gemaakt zijn aan vernieuwing toe. Uit dit onderzoek blijkt dat het percentage voortijdig schoolverlaters onder de groep 18-22 jaar begin 2007 geschat kan worden op 23% en onder de 18-jarigen 11%. De afspraken gingen uit van 30% respectievelijk 20%. Bij de midterm-review GSB kunnen deze onderzoeksresultaten meegenomen worden om resultaatafspraken tussen rijk en gemeente Lelystad te herzien. We bevelen aan – wat betreft het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten - uit te gaan van de meest verstrekkende beleidsdoelstelling – namelijk 20% vsv onder 18-22 jarigen eind 2009 (en 10% onder de 18jarigen). Er is niet bekend bij de gemeente hoeveel jongeren er in de afgelopen periode zijn ‘herplaatst’. De resultaatafspraak die hierop betrekking heeft, stelt dat er 300 jongeren per jaar teruggeleid moeten worden naar school, waarvan 200 als nog een startkwalificatie halen. Gaan we uit van 20% vsv eind 2009 dan zijn minder herplaatsten nodig. We bevelen aan – wat betreft het herplaatsen van voortijdig schoolverlaten – uit te gaan van 150 herplaatsten per jaar voor de periode 2007 - 2009, waarvan er 100 alsnog een startkwalificatie halen. Beleid vsv is versnipperd, mede daardoor onvoldoende coördinatie Landelijk zien we al dat het beleid vsv - en dus ook afspraken en subsidiestromen met gemeenten - vanuit verschillende ministeries tot stand komt. Bij de gemeente Lelystad zien we dit terug in de verschillende (beleids)notities. Daarmee samenhangend zien we dat de relatie tussen beleid en uitvoering niet duidelijk is. Gedurende dit onderzoek bleek het vaak lastig voor ons de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende afdelingen die met vsv bezig zijn helder te krijgen. Bij ons is de indruk ontstaan dat de afdelingen niet voldoende op de hoogte zijn van elkaars werkprocessen en dat het aan coördinatie ontbreekt. Zolang het bestrijden van vsv een programmaprioriteit blijft zou de gemeente gebaat zou zijn bij een coördinatiepunt: één plek in de organisatie die de verantwoordelijkheid heeft voor het formuleren van doelstellingen, die de uitvoering van beleidsmaatregelen overziet, en de samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke onderdelen die bezig zijn met vsv coördineert. Alle pijlen op de leerlingadministratie en onderwijsloket gericht Voorwaarde voor het verminderen van ‘voortijdige schoolverlaters’ is inzicht hebben in de doelgroep. Dit betekent dat het leerlingadministratiesysteem ten alle tijden betrouwbaar en actueel moet zijn. Er is in de afgelopen periode een groot aantal verbeteringen doorgevoerd. Het leerlingadministratiesysteem is begin 2007 voor het eerst grotendeels gevuld en actueel. Toch zijn er nog een aantal belangrijke knelpunten te noemen die
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
29
behoorlijke risico’s vormen. Ten eerste kan er momenteel niet terug gekeken worden en is er dus geen zicht op het aantal herplaatsten in de afgelopen periode en ook niet waar de uitval (naar schooltype) zich voornamelijk voordeed. Team Leerlingzaken verwacht dat vanaf het volgende schooljaar (2007/2008) mogelijk moet zijn om dergelijke gegevens te genereren, mits er voldoende structurele capaciteit en deskundigheid aanwezig is om met het systeem te werken. Wij constateren dat er momenteel binnen het team sprake is van een zeer kwetsbare situatie. Er is slechts één medewerker (parttime) die met het systeem kan werken. We zijn van mening dat er minimaal twee medewerkers de deskundigheid moeten hebben om met het leerlingadministratiesysteem te werken. De gemeente kan zich niet langer permitteren dat gegevens over voortijdig schoolverlaters en herplaatsingen ontbreken. Een nieuwe ontwikkeling die hiermee te maken heeft is de opzet (vanaf augustus 2007) van het onderwijsloket. Het onderwijsloket is in feite een grote databank waar ook de IBG-gegevens via de scholenadministratie digitaal wordt ingelezen en het vervolgens mogelijk maakt deze gegevens digitaal in te lezen in de leerlingadministratie. Wanneer dit proces technisch goed werkt en afspraken over de frequentie van levering door scholen worden nagekomen is er op een centraal punt actuele informatie over voortijdige schoolverlaters aanwezig. De overgang hierop zal niet zonder slag of stoot gaan, maar uiteindelijk zou het op orde krijgen en houden van gegevens over voortijdig schoolverlaters minder arbeidsintensief zijn en wordt het mogelijk om het monitoren van schoolloopbanen in eigen hand uit te voeren (onderzoek Babeliovski). We adviseren om tijdens de implementatiefase van het onderwijsloket - de digitalisering van de scholenadministratie - en koppeling daarvan met de leerlingadministratie extra capaciteit en deskundigheid in te zetten om de overgang technisch goed te begeleiden en scholen aan te kunnen spreken op naleving van afspraken die over de frequentie van levering zijn gemaakt. Goede samenwerking en doorverwijzing van vsv vanuit jongerenloket We constateren dat de RMC-functie de afgelopen periode vooral aandacht besteed heeft aan het beter vullen van het leerlingadministratie-systeem. De volgende stap is jongeren die uitgevallen zijn te benaderen met als doel ze terug te leiden naar een opleiding om alsnog een startkwalificatie te halen. Jongeren zonder startkwalificatie worden niet alleen bij de RMC ‘opgespoord, gevonden en doorverwezen’, zij komen ook aan bij het CWI (zoeken naar werk) of de afdeling Werk en Inkomen (aanvragen uitkering) van de gemeente. In de nieuwe aanpak van jeugdwerkloosheid in Lelystad zijn de prioriteiten duidelijk: opleiding (=startkwalificatie) gaat boven werk en werk gaat boven een uitkering. Hoe het proces van doorverwijzing precies verloopt is ons gedurende dit onderzoek niet helder geworden. Verschillende instanties zijn hiermee bezig en onvoldoende op de hoogte van elkaars werkprocessen. In de toekomst moeten de verschillende instanties die een rol hebben bij het bemiddelen en doorverwijzen van voortijdig schoolverlaters nadrukkelijker samenwerken en komen tot een gezamenlijk sluitend systeem van doorverwijzing. De intentieverklaring actieplan Leren en Werken is een belangrijke stap. Ook de opening van een jongerenloket kan hier een belang30
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
rijke bijdrage aanleveren. Zeker als de verschillende partijen fysiek op een plek aanwezig zouden zijn, wordt de mogelijkheid om beter samen te werken nog eens vergroot. Daarnaast wordt de drempel die een jongere heeft om terug naar school te gaan verkleind, omdat alle kennis die jongeren nodig hebben bij hun keuzes voor school en werk beschikbaar zijn op een plek. Hoe het jongerenloket er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk. We adviseren dat het jongerenloket niet alleen digitaal maar ook fysiek een plek krijgt, waarin de belangrijkste partijen aanwezig zijn: ROC, RMC, CWI. Tijdens de inrichting zal nadrukkelijk aandacht besteed moeten worden aan de locatie van het jongerenloket, de RMC-functie en de rol van leerplicht. Meer aandacht voor succesvolle projecten om vsv terug te dringen Er is nog weinig inzicht in resultaten van maatregelen en projecten die gericht zijn om vsv terug te dringen. Wel kunnen we in het algemeen concluderen dat er in Lelystad al veel projecten zijn opgestart of binnenkort worden opgestart waarvan - volgens een analyse van succesvolle maatregelen door het ministerie van OCW - op korte termijn positieve effecten verwacht mogen worden. Bij het verder ontwikkelen van beleidsmaatregelen om het vsv in Lelystad terug te dringen, zou de aandacht nog eens gevestigd moeten worden op die maatregelen waar in Lelystad nog weinig mee wordt gedaan. Voorbeelden daarvan zijn: opvangklassen gericht op beroepenoriëntatie en studiekeuze voor uitvallers, aanwezigheid van een vertrouwenspersoon (MBO), aandacht voor portfolio’s en ouderbetrokkenheid (overgang VMBOMBO) en coaching en mentoring vanuit de beroepspraktijk (VMBO).
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
31
BIJLAGE I: GERAADPLEEGDE BRONNEN Meerjaren Ontwikkelings Programma 2005-2009, gemeente Lelystad Prestatieconvenant Grotestedenbeleid 2005-2009 RMC Lelystad, 2007 Jongerenenquête 2002, Gemeentelijke Gezondheids Dienst Jongeren enquête 2004, gemeente Lelystad Nota voortijdig school-/ onderwijsverlaten, 2001 Convenant ‘De Flevolandse aanval op de uitval’, 2006 Eindrapport ‘Kosten en Baten van Voortijdig Schoolverlaten’, ministerie OCW, 2006 Jaarverslag RMC Flevoland, 2004-2005, RMC Flevoland RMC effectrapportage, Regionale Rapportage, RMC regio 18, schooljaar 2005-2006 Voortijdig schoolverlaten in Nederland: omvang, beleid en resultaten, Centraal Planbureau, 2006. Programma ‘Stedelijk Onderwijs’, Gemeente Lelystad: programmabegrotingen 2005, 2006 en 2007 Voortijdig schoolverlaten, 2006, Rekenkamer Amsterdam Rapportage Voortijdig Schoolverlaten in Flevoland, Op weg naar een sluitende aanpak, 2002, Provincie Flevoland/ Langewijk SWO Intentieverklaring Leren en Werken, Samenwerking voor een leven lang leren, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2006 Kansen bieden, kansen pakken, Aanvalsplan Jeugdwerkloosheid 2006-2009, gemeente Lelystad, 2006 Concept Projectplan Jeugdwerkloosheid Lelystad, 2007 Conceptplan en –uitvoeringsprogramma Jeugdbeleid 2007-2010, 2007 Aanval op de uitval, Project voortijdig schoolverlaten, Deelproject Quick Wins en Good Practises, 2006, ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Interne notitie ‘Voortijdig Schoolverlaten: ontwikkelingen, successen en knelpunten’, team Leerlingzaken, gemeente Lelystad, 2006 De onderwijs-zorgstructuur van het VO/SVO te Lelystad, 2006 Kadernota Lelystadse Educatieve Agenda (2007) 32
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Voorgesteld Besluit - Positie Leerlingzaken in de nieuwe organisatie, gemeente Lelystad, 2006 Voorgesteld Besluit – Op orde brengen leerlingadministratiesysteem, gemeente Lelystad, 2005 Voorgesteld Besluit – Convenant vermindering aantal voortijdig schoolverlaters, gemeente Lelystad, 2006 Voorgesteld Besluit – Intentieverklaring actieplan Leren & Werken Verstreken, gemeente Lelystad, 2006 www.mkbleerbanen.nl www.voortijdigschoolverlaten.nl www.flevotalent.nl
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
33
BIJLAGE II: MOGELIJKE INITIATIEVEN Tabel 1 Preventieve en Curatieve maatregelen ter bestrijding van het voortijdig schoolverlaten Preventieve Aanpak -Zorg voor goede intake en assessment en meer aandacht voor loopbaanoriëntatie en begeleiding van jongeren -Intensivering van leerlingbegeleiding door zorgteams voor leerlingen met problemen -Invoering prestatiebeursregime in de bol voor de niveaus 3 en 4 -Extra middelen voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten voor de begeleiding van risicodeelnemers -Reboundvoorzieningen en extra ZMOK-plaatsen voor opvang van leerlingen met grote gedrags- of leerproblemen -Invoeren van een begin- en tussentoets in het primair onderwijs, waardoor het mogelijk wordt de ontwikkeling en voortgang van de leerlingen te volgen -Versterken van de praktijkgerichtheid van het vmbo -Verbreden van leerwerktrajecten in het vmbo -Introductie assistentenroute (mbo-1) op vmbo-scholen -Herontwerp mbo gericht op competentiegericht onderwijs en praktijkgericht leren -De ontwikkeling van leerlingvolgsystemen -Betere aansluiting van voortgezet onderwijs op basisonderwijs -Betere aansluiting van mbo op arbeidsmarkt -Betere aansluiting van mbo op vmbo (doorlopende leerwegen) -Specifieke maatregelen gericht op bestrijden van ‘groenpluk’ -Bouw/ herinrichting praktijklokalen in het vmbo en voortgezet speciaal onderwijs
Curatieve Aanpak -Invoering jongerenloketten, waarbij gemeentelijke en niet-gemeentelijke instanties samenwerken met een visie op de aanpak van werkeloze jongeren en schoolverlaters -Informatieplicht in RMC-regelgeving en gecombineerde aanpak met de sociale dienst. De intentie is dat vsv-ers worden verplicht informatie te verstrekken over hun dagbesteding -Stimuleren van flexibele instroom in het mbo, dwz op verschillende momenten gedurende het schooljaar -Pilot leer/werkverplichting Rotterdam. Het doel van deze aanpak is het verkennen van mogelijkheden om nietleerplichtige leerlingen tot 23 jaar te verplichten om terug te gaan naar het onderwijs of deel te nemen aan leerwerktrajecten -Invoering van een persoonsgebonden onderwijsnummer, waardoor sluitende en tijdige registratie van vsv mogelijk moet worden -Uitbreiding RMC-functie (sluitende melding en registratie, trajectbegeleiding vsv-ers) -Bijdrage OCW aan Taskforce Jeugdwerkloosheid -Betere afstemming tussen RMC’s en leerplichtambtenaar -Introductie volledig praktijkgerichte leerweg om (alsnog) tot een startkwalificatie te komen -Meer mogelijkheden om leercontracten af te sluiten vooral met werkgevers -Financiële prikkels die bijdragen aan de inzet van jongeren, werkgevers, scholen, en andere instanties om een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het halen van een startkwalificatie -Inzetten van scholingsvouchers voor jongeren in een werk- of uitkeringsinstantie Bron: CPB, 2006 Voortijdig Schoolverlaten in Nederland: omvang, beleid en resultaten
34
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Tabel 2: Good Practices en Quick Wins Uitval moment
Thema/ Oorzaak
GP/QW
MBO
Verkeerde beroep– of studiekeuze
Oriënteren en schakelen met sterk praktijk gericht onderwijs bij o.a. de Pasvorm het ROC Rijn IJssel in Arnhem. Hierin zijn alle niveau 1 en een deel niveau 2 opleidingen ondergebracht. De praktijkcomponent staat centraal en er is sprake maatwerk en intensieve, individuele begeleiding. De Pasvorm werkt met stagedocenten en praktijkinstructeurs. De examinering is aangepast op de wijze van onderwijs geven. Jongeren die uitvallen (of dreigen uit te vall en) bij het ROC Rijn IJssel kunnen gedurende het hele schooljaar tijdelijk opgevangen worden in de Zevensprong. Jongeren krijgen dan een pakket aangeboden waarin studiekeuze en beroepenorientatie voorop staat, waardoor de jongere zo snel mogelijk en na een goede intake weer kan instromen bij een andere beroepsopleiding (er zijn 7 afdelingen binnen het ROC) óf indien nodig in de pasvorm (alleen jongeren op niveau 1 of 2). ROC Zeeland heeft met SCOOL voor een soort gelijke aanpak gekozen. In Amsterdam is in een convenant afgesproken dat de gemeente Amsterdam en de beide ROC's gaan realiseren dat er gedurende het hele jaar flexibele instroom mogelijk is, o.a. door: -Het invoeren van meerdere instroommomenten voor reguliere trajecten op de ROC's -Het organiseren van opvangklassen naast de instroommomenten op ROC' s -Het aanbieden van maatwerkcursussen (oriëntatie/schakelen en socialiseren) op de ROC's. -Het aanbieden van hulp door de gemeente Amsterdam bij het vinden stageplekken Deze vier doelen worden verder uitgewerkt door de Gemeente en de beide ROC's. Het gesprek waarbij de knelpunten rondom fl1exibele instroom zijn weggenomen, heeft er mede toe geleid dat op 14 december 2005 de intentieverklaring 'Offensief leren & werken Amsterdam' is ondertekend tussen de gemeente Amsterdam, ROC van Amsterdam, ROC ASA, MKB Amsterdam, VNONCW Amsterdam kring West, Taskforce Jeugdwerkloosheid en de Staatssecretaris van OCW. ROC Eindhoven heeft afspraken gemaakt met de gemeente Eindhoven, dat zij alle deelnemers voor 1 oktober inschrijft in de beroepsopleidende leerweg (bbl), ook indien de jongere nog geen stageplek heeft gevonden. Daarbij is toegezegd door de gemeente dat zij garant staat voor de bekostiging van de BBL opleiding in die gevallen, waarbij het lukt om een leerling tijdig aan een leerbaan te helpen (voor de bekostiging vanuit OCW is dat vóór 31 december). De financiering vanuit de gemeente voor de opleiding bedraagt ongeveer € 2.000 per deelnemer. Leerlingen vallen uit omdat zij een aantrekkelijker activiteiten pakket vinden of niet meer gemotiveerd zijn om de opleiding voort te zetten. Om dit te voorkomen wordt de aansluiting gezocht tussen het (praktisch) onderwijs en de arbeidsmarkt. Bij het Zuidplein lnitiatief' in Rotterdam van het Albeda Collcge, krijgen leerlingen (niveau 1/2 Handel), zowel didactisch als fysiek onderwijs aangeboden in een "real life" omgeving van werk. Een waargenomen knelpunt is dat ROC's (wettelijk) niet verantwoordelijk zijn voor het vinden van stageplaats of een baan b leerbedrijf voor een leerling die een BBL-traject wil volgen. Ook is ROC niet verantwoordelijk voor het begeleiden van jongeren die een stageplek zoeken. De praktijk wijst uit dat ROC's jongeren zonder leerbedrijf niet altijd inschrijven. In het project "Een stevige basis" schrijft het ROC Gilde ook jongeren in die geen stageplaats hebben. Daarnaast nemen zij ook verantwoordelijkheid voor het vinden en behouden van een stageplaats. In de regio 0ss wordt gewerkt met een grote centrale regionale databank stageplaatsen of banen, wat het vinden van deze plekken vergemakkelijkt. Vanaf schooljaar 2006-2007 worden ROC's voor deelnemers die worden ingeschreven in de bbl tenminste bekostigd met een factor 0,3. (ook zonder stageplaats), met een up van 0,1 op het moment dat voor de leerling een plaats gevonden wordt. Hierdoor lopen scholen een verminderd financieel risico en worden leerlingen minder snel uitgeschreven als zij geen stageplaats kunnen vinden. De ervaring leert dat een Zorg Adviesteam (ZAT) een krachtig instrument is om de schoolinterne zorg af te stemmen op de schoolexterne zorg. Belangrijk daarbij is dat de interventies op elkaar aansluiten en erop gericht zijn dat de leerling de schoolloopbaan kan voorzetten en afronden. Bij het Mondriaan College is een zorgadviesteam geplaatst binnen de derdelijnbegeleiding en betreft het inschakelen van externe deskundigheid. De externe specialisten en de vertegenwoordigers van een multidisciplinair team, van waaruit een advies kan volgen voor, deelnemer die besproken wordt. Praten met jongeren in plaats van praten over jongeren. Het Rijn IJssel College heeft iemand beschikbaar gesteld, waar de jongeren ALTIJD terecht kunnen als zij een probleem hebben.
Instroom na I oktober
Praktijkgericht onderwijs
Vinden en behouden van stageplekken/ leerbanen
Psychische of sociale problemen bij jongeren
Persoonlijke aandacht
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
35
Uitval moment Overgang
Thema/ Oorzaak
GP/QW
Na de zomer niet aan te komen op een vervolg opleiding Extra begeleiding bij de overstap naar het ROC; portfolio
Het Preventieproject overgang vmbo-mbo verspreid door de Taskforce Jeugdwerkloosheid organiseert de samenwerking van VMBO scholen en ROC's onder regie van de RMC-functie van de gemeente, waardoor 'risicojongeren' tijdens de overgangsperiode tussen het vo en het mbo (tijdens de zomermaanden) gevolgd en begeleid worden. Utrecht heeft een soort gelijke aanpak, ingevuld door Leerplicht.
Uitval moment
Thema/ Oorzaak
GP/QW
VMBO
Ouderbetrokkenheid
Net als in het po, speelt ouderbetrokkenheid bij het voorkomen van uitval in het vo een belangrijke rol. Uit de rondetafels komt naar voren dat het het onderwijs aan de tijd ontbreekt om naar de ouders toe te gaan. In Rotterdam organiseert de GK van Hogendorp Scholengemeenschap wel de betrokkenheid van de ouders bij o.a. vrijwillige zorg. In Rijssen e.o. zijn 75 bouwbedrijven verenigd in een samenwerkingsverband dat leerlingen buitenschools maar ook in een kleinschalige en vertrouwde omgeving voorbereidt (leren 'off thejob') op het werken bij een leerbedrijf (leren 'on the job'). Ook het Kandinsky College in Nijmegen heeft een onderwijsprogramma opgesteld dat aansluit bij zowel de belevingswereld van de leerling als het werkveld (o.a. dagoriëntaties, maatschappelijke stages, blokstages en levensechte prestaties, het schrijven van sollicitatiebrieven en het voeren van sollicitatiegesprekken). Bij het Bonaventura College in Leiden zijn leerlingen in de theoretische leerweg zowel in het derde als het vierde leerjaar binnen en buiten de school in mini-stages aan de slag en voeren samen met mbo-studenten werkzaamheden uit. Bij het Johan de Wit College (vmbo) in Den Haag heeft men de Praktische Sector Oriëntatie ingevoerd. Leerlingen gaan eerst op oriënterende excursies. Deze gaan over in een uitgebreide stage. Vervolgens is voor een brede modulaire opzet van het onderwijs gekozen. De jongeren kiezen steeds gerichter en gaan 2,5 maand op clusterstage. Jongeren kiezen door deze aanpak voor iets wat ze leuk vinden, en blijven ook bij hun keuze. De Portal studie- en beroepskeuze van de Taskforce Jeugdwerkloosheid: www.opleidingenberoep.nl moet een eind maken aan de soms tijdrovende zoektocht van jongeren, ouders, leerlingbegeleiders en schooldecanen naar relevante informatie over opleiding en beroep Op Interconfessioneel Makeblijde College (IMC) in Rijswijk worden leerlingen gekoppeld aan een coach vanuit het bedrijfsleven of maatschappelijke organisatie.
VMBO MBO
Verbindend leren en beroepenoriëntatie
Mentoring & Coaching Voorzieningen voor moeilijk handhaafbare jongeren (Rebound) Zorg voor jongeren met psychische of sociale problemen. ZAT' s in het vmbo
36
In regio de Gouda hebben drie vmbo scholen en het ID-college een pilot met portfolio's uitgevoerd. De leerlingen krijgen door de portfolio methodiek een beter beeld van zichzelf, wat ze kunnen en willen en vervolgopleiding ze kunnen gaan volgen. Een ander voorbeeld is het portfolio in de regio Apeldoorn, Deventer, Zutphen waarmee dit schooljaar ROC Aventus en vrijwel alle regionale vmbo-scholen aan de slag zijn gegaan. In totaal zijn er 3600 portfolio’s onder de leerlingen van 15 vmbo scholen, de aoc’s en een aantal praktijkscholen verspreid. De vmbo-scholen en ROC Aventus hebben samen het portfolio gerealiseerd.
Het Transferium van het Samenwerkingsverband Amsterdam 28.2 (SWV) verzorgt tijdelijke opvang van leerlingen (12-16 jaar) voor leerlingen voor wie herplaatsing op de eigen school aantoonbaar niet (meer) aan de orde is en voor wie geen passend alternatief voorhanden is. Het Centrum Opvang en Onderwijs in Nijmegen is een soort gelijke opvang plaats.
Om de problemen bij de leerlingen tijdig te signaleren wordt er veel aandacht besteed aan de interne zorgstructuur van de school. Als versterking van de externe zorgstructuur zijn Zorg Adviesteams (ZAT' s) samengesteld. In Rotterdam werken de schoolmaatschappelijk werkers (smw) in aanvulling op het onderwijskundige rapport met gestandaardiseerde rapportages. Deze standaardisatie is overleg met Bureau Jeugdzorg (BJZ) tot stand gekomen. Hierdoor kan BJZ de rapporten gebruiken als voorwerk voor de indicatiestelling en kunnen jongeren eerder worden geholpen. Door het inrichten van ZAT's bij de scholen in de gemeente Venlo is de uitval van VSV tot bijna nul teruggebracht.
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
Uitval moment Uitval po-vo
Thema/ Oorzaak
GP/QW
Keuze voor vervolg onderwijs Leerlingvolgsysteem in het po Overdracht van informatie naar het vervolgonderwijs
Mogelijke uitval in het voortgezet onderwijs kan worden veroorzaakt door een verkeerd advies of door het ontbreken van de overdracht van informatie over de juiste aanpak en begeleiding van een leerling. Een hulpmiddel voor leerkrachten om regelmatig vast te stellen of de leerlingen voldoende vooruit gaan.
Ouderbetrokkenheid
Mentoring & Coaching
Leerkrachten en begeleiders uit het po kunnen doorgaans goed aangeven welke leerlingen in het vo extra aandacht en begeleiding nodig hebben. Optimaal gebruikt van deze kennis, vereist een goede overdracht (zorg) informatie naar het vervolgonderwijs. In de pilot 'Mag ik mii even voorstellen' in Berkel-Enschot informeren leerlingen van groep 8 hun toekomstige mentor in het vo over zichzelf. In Amsterdam heeft men de Elektronisch Loket Kernprocedure (ELKK) opgericht om de overdracht van (zorg)informatie tussen het po en het vo en de keten partners te ondersteunen. Het ministerie van OCW, de organisaties van besturen, schoolmanagers, leraren, ouders en leerlingen in het funderend onderwijs hebben een intentieverklaring school-ouderbetrokkenheid ondertekend. Door bijeenkomsten van het landelijke platform, activiteiten van lokale platforms en door goede voorbeelden en succesfactoren te ontsluiten voor scholen, wordt de schoolouderbetrokkenheid versterkt. Uit ervaringen blijkt dat mentoren of coaches een belangrijke rol kunnen spelen bij risicomomenten in de onderwijsloopbaan van leerlingen, bijvoorbeeld de overgang van po naar vo. Bij het mentorproject Bos en Lommer in Amsterdam worden kwetsbare leerlingen uit groep 8 (van in totaal 6 basisscholen) begeleid en voorbereid bij de overgang naar het voortgezet onderwijs door studentmentoren (meestal hbo--studenten). Hierbij worden zowel hun studie- als hun sociale vaardigheden in de omgang met medeleerlingen en leerkrachten versterkt.
Uitval moment
Thema/ Oorzaak
GP/QW
Curatieve Aanpak
Sluitende aanpak leerplicht en RMC op het gebied van registratie en trajectbegeleiding Beoordelen en interveniëren; (regionale) samenwerking LP en RMC Regionale samenwerking in jongerenloketten
Het aantal te registreren gegevens stijgt, evenals het aantal geregistreerden. Daarnaast stijgt het aantal gebruikers van de VSV- registratie. Er is in de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling geweest binnen de leerplicht en RMC-registratie. Toch blijft een goede registratie van voortijdig schoolverlaters altijd afhankelijk van een goede melding van uitval en toelevering van gegevens.
In de Gooi- en Vechts1reek is in een Regionaal Bureau Leerlingzaken binnen een gemeenschappelijke regeling opgezet, waarbij de leerplichttaken (en bij voorkeur ook RMC-functie) van de deelnemende gemeenten op één plaats worden samengebracht. In Regionaal Bureau Leerplicht Dordrecht werkt leerplicht van verschillende gemeenten en het RMC voor de regio samen. Er is één registratiesysteem. De RMC regio Oss blijft geplaatste leerlingen een half jaar nabellen monitoren om zodoende 'draaideur uitval’ te voorkomen. Voor de samenwerking binnen de keten zijn jongere het uitgangspunt waarbij zorg wordt gedragen voor een optimaal begeleidingspakket en een dezelfde visie op jongeren (scholing boven werk boven uitkering). De prikkels binnen de uitvoerende instellingen zijn dan ook zodanig dat de instellingen de gezamenlijke doelstelling kunnen waarmaken. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de Lokale Route 23 te Dordrecht en het Waddenmodel in de Provincie Groningen.
Bron: OCW, 2006, Aanval op de uitval, Quick Wins en Good Practice
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
37
BIJLAGE III: MAATREGELEN ‘Flevolandse aanval op de uitval’ (1) Partijen hebben de intentie om gezamenlijk ‘het verbod op uitval’ te effectueren. Partijen spreken af een uiterste inspanning te leveren, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, om leerlingen op school te houden. Indien uitval onvermijdelijk is, de zogenaamde ‘legitieme uitval’, vindt er een warme overdracht plaats vanuit de ROC’s naar het RMC of Jongerenloket (zie ook punt 12). Deze afspraak moet tevens worden gezien tegen de achtergrond van de ontwikkeling richting een kwalificatieplicht voor jongeren tot 18 jaar. (2) Onderstaande afspraken vormen een nadere uitwerking van de wijze waarop in de komende jaren het aantal voortijdige schoolverlaters in Flevoland verminderd zal worden, in samenwerking met andere betrokken partijen. De in artikel 2, lid 1 van dit convenant benoemde doelstelling wordt beschouwd als minimaal te behalen doel. Met behulp van de afspraken die hierna volgen en met behulp van de nieuw toegekende middelen (van het Ministerie van OCW) ter bestrijding van het voortijdig schoolverlaten dienen substantieel betere resultaten te worden bereikt. Reeds in 2006 moeten betere prestaties kunnen worden bereikt, vooral op de niveaus 1 en 2 (3) De gemeenten in de RMC-regio Flevoland en ROC’s opereren transparant en open ten opzichte van elkaar in het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in Flevoland. Partijen zijn bereid in regelmatig onderling overleg ontwikkelingen te bespreken, te monitoren en waar gewenst bij te sturen. (5) ROC’s en gemeente constateren dat ook het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO) een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de preventie van VSV. In overleg zal zo spoedig mogelijk worden verzocht om het onderwerp naar aanleiding van de actuele ontwikkelingen te agenderen en om de rol en bijdrage van het voortgezet onderwijs, in overleg met ROC’s en gemeente, te concretiseren.
Stand van zaken uitvoering 1, 2, 3, 5: ‘Proces loopt. Afspraken zijn gemaakt met ROC-Flevoland. De intentie is om met ingang van schooljaar 2007/2008 een jongerenloket gerealiseerd te hebben.’ (4) De beide ROC’s zetten de extra middelen vanuit het Rijk in om het aantal voortijdige schoolverlaters te verminderen (6) Om tussentijdse uitval te voorkomen en tussentijdse instroom mogelijk te maken zullen het ROC Flevoland en ROC Friese Poort zorgdragen dat er voor het cursusjaar 2006/2007 minimaal 2 instroommomenten voor zoveel mogelijk opleidingsrichtingen (BOL en BBL) zijn ingevoerd. Beide ROC’s zullen hier hun opleidingsprogramma’s op aanpassen. In de daarop volgende cursusjaren zullen beide ROC’s het aantal instroommomenten zo mogelijk verder verhogen. Vervolgens zullen beide ROC’s tijdig expliciet aangeven welke instroommomenten er per opleidingsrichting voor het volgende cursusjaar door hen zullen worden gehanteerd. Het streven hierbij is dat er over enkele schooljaren vier instroommomenten zijn. (7) Instroom in de beide ROC’s buiten de reguliere instroommomenten vindt plaats in een zogenaamde oriëntatie- of opvangklas. Dit is een voorziening waarin leerlingen uitzoeken welk beroep ze willen gaan volgen en waarin ze voorbereid worden op een plaatsing bij een van de opleidingen. Daarbij wordt tenminste aandacht besteed aan ontwikkeling van werknemersvaardigheden, oriëntatieactiviteiten en taalvaardigheid. De gemeente zal vanuit haar reïntegratiebudget (W-deel WWB) bijdragen in de kosten t.b.v. deze oriënterende activiteiten voor haar wettelijke doelgroep, met inachtneming van de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 december 2005. (8) De beide ROC’s gaan met de extra middelen vanuit het Rijk een zorgstructuur ontwikkelen en implementeren voor één doorlopende zorglijn voor niveau 1 tot en met 4 (Zorg Advies Teams, afspraken en afstemming tussen schoolinterne zorg en schoolexterne zorg, extra deelnemersbegeleiding voor zorgleerlingen, scholing van docenten in signalering van problematiek en adequate (interne) doorverwijzing, voldoende capaciteit voor leerlingbegeleiding/decanaat). Het doel hierbij is om te komen tot een doorlopende zorglijn voor het VMBO – MBO – HBO. Uiterlijk 30 oktober 2006 worden de contouren hiervan voorgelegd aan de subregio’s Noord en Zuid RMC-regio Flevoland.
Stand van zaken uitvoering 4, 6, 7, 8: ‘Dit gebeurd al met ingang van schooljaar 2005/2006.’
38
Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek
(9) De contactgemeente RMC-regio Flevoland namens de Flevolandse gemeenten en ROC’s spreken de intentie uit elkaar, vanuit ieders verantwoordelijkheid en deskundigheid, te versterken en te ondersteunen bij de totstandbrenging van een zorgstructuur op de ROC’s en daarbuiten. Partijen zijn bereid hun expertise op dit terrein in te brengen. Tevens zijn partijen bereid hun plannen op dit terrein op elkaar af te stemmen.
Stand van zaken uitvoering 9: ‘Dit gebeurd met name in het kader sub-regio Zuid (Almere en Lelystad).’ (10) Partijen spannen zich in om een sluitende aanpak in de keten van zorg in Flevoland te bewerkstelligen.
Stand van zaken uitvoering 10: ‘In Lelystad is samenwerking tot stand gekomen op basis van zogenaamde ‘Breakpoint-model. Jongeren worden besproken in ZAT’s, het Signaleringsoverleg Breakpoint’ en MDO-overleg. Er wordt een start gemaakt met Centra voor Jeugd en Gezin’ (11) De ROC’s gaan een verhoogde inzet doen op het terrein van scholing en training van docenten gericht op het voorkomen van uitval. De beide ROC’s maken voor december 2006 hun plannen met betrekking tot deskundigheidsbevordering van docenten bekend aan de subregio’s Noord en Zuid RMC-regio Flevoland.
Stand van zaken uitvoering 11: ‘In ontwikkeling’ (12) Partijen maken afspraken over het verbeteren van verzuimregistratie en -beleid, dossiervorming, melding en verwijzing, inclusief het organiseren van een warme overdracht, naar RMC of Jongerenloket. Vanuit de subregio’s Noord en Zuid wordt er op toegezien dat er tussen ROC’s en RMC / Jongerenloketten periodiek overleg plaatsvindt over deze verbeteracties. (13) De ROC’s brengen de RMC-functie dichterbij danwel binnen de school. Ook de rol van Leerplicht wordt in deze nader bekeken.
Stand van zaken uitvoering 12 en 13: ‘Er zijn afspraken gemaakt over gegevensuitwisseling tussen leerlingzaken en administratie ROC. Streven jongerenloket met ingang van schooljaar 2007/2008. ROC-vestiging Lelystad start binnenkort met ZAT.’ (14) De ROC’s zetten zich in om voldoende Beroepspraktijkvorming (BPV)- en stageplaatsen te creëren voor alle deelnemers (zowel kwantitatief als kwalitatief). (15) De ROC’s verbeteren en intensiveren de begeleiding van de leerlingen in de BPV/stages en de voorbereiding van de leerlingen daarop.
Stand van zaken uitvoering 14 en 15: ‘Inzet is vermeerderen aantal BPV-plaatsen en begeleiding van deze jongeren. Het in Flevoland succesvolle MKB-banenplan wordt voortgezet (met financiële steun van de provincie Flevoland en RMC-Flevoland).’ (16) De ROC’s onderschrijven de noodzaak om extra aandacht te besteden aan de instroom van LWOOleerlingen uit het VMBO en de beperkte groep leerlingen die vanuit het PraktijkOnderwijs instroomt. In het kader van een doorgaande zorg- en leerlijn maken de ROC’s nadere afspraken met betrekking tot de doorstroom en begeleiding van LWOO- en Praktijkonderwijs-leerlingen.
Stand van zaken uitvoering 16: ‘ROC is gestart met maken van nadere afspraken met scholen waarin LWOO- en praktijkonderwijsleerlingen zijn ingeschreven.’ (17) De gemeenten in de RMC-regio Flevoland zullen in kaart brengen welke jongeren die dit schooljaar hun VMBO diploma halen zich nog niet hebben ingeschreven bij een ROC-opleiding. In september zal er door deze gemeenten contact worden gezocht met deze groep jongeren. De gemeente streeft er samen met de ROC’s naar om deze jongeren zoveel als mogelijk in te laten stromen voor 1 oktober 2006.
Stand van zaken uitvoering 17: ‘Wordt uitgevoerd. Veel jongeren eerder in beeld, met betere kans op goede doorverwijzing.’ (18) De overgang van VMBO naar MBO moet voor de groep risicoleerlingen intensiever worden begeleid door het VMBO en het MBO. De ROC’s onderschrijven dit en zijn bereid hun aandeel hierin te leveren.
Stand van zaken uitvoering 18: ‘Is nog in ontwikkeling. Met advisering, begeleiding en evaluatie kan veel bereikt worden.’
Onderzoek Doeltreffendheid Beleid Voortijdig Schoolverlaten
39