Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
MONITOR VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN ROTTERDAM 2009 8-METING EIND SCHOOLJAAR 2007/2008 Onderzoeksrapport
J.P. Hartkamp DESAN Research Solutions 2009
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
VOORWOORD Voortijdig schoolverlaters, jongeren die nog geen startkwalificatie (diploma havo, vwo of niveau 2 en hoger van het mbo) hebben behaald en geen onderwijs meer volgen, hebben een zeer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, zo is herhaaldelijk gebleken uit onderzoek binnen en buiten Rotterdam. Het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters (VSV-ers) is, mede daarom, een belangrijke doelstelling van de gemeente Rotterdam.. Sinds 2000 wordt in opdracht van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam jaarlijks de Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam uitgevoerd. De monitor dient in de eerste plaats om ontwikkelingen met betrekking tot het aantal voortijdig schoolverlaters in de gemeente te volgen en om vast te stellen of de beleidsdoelstellingen worden gehaald. De monitor is gebaseerd op een analyse van gegevens uit het gemeentelijke leerlingenadministratiesysteem en uit aanvullend onderzoek onder jongeren van wie belangrijke gegevens in de registratie ontbreken. Sinds de 4-meting over schooljaar 2003/2004 wordt het onderzoek uitgevoerd door DESAN Research Solutions (eerdere metingen werden door ITS verricht). De Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam is de langstlopende en meest uitgebreide kwantitatieve VSV-monitor in Nederland. Dit rapport beschrijft achtergrond, methodiek en resultaten van de 8-meting van de Rotterdamse VSV-Monitor. De cijfers van de 8-meting betreffen alle jongeren van 17 tot en met 22 jaar die op 31 juli 2008, het einde van het schooljaar 2007/2008, in de gemeente Rotterdam woonden. De belangrijkste resultaten zijn ook samengevat in een beknopte publicatie van JOS: De Rotterdamse monitor Voortijdig Schoolverlaten: 8-meting. DESAN wil iedereen die heeft bijgedragen aan organisatie en uitvoering van het onderzoek bij deze vriendelijk bedanken. Bijzonder erkentelijk zijn wij Petra van der List en Hans van Troost van JOS voor de projectbegeleiding en het tijdig aanleveren van gegevens, en alle jongeren die, geheel belangeloos, aan het aanvullend onderzoek hebben meegewerkt.
Amsterdam, oktober 2009 DESAN Research Solutions Jannes Hartkamp
DESAN Research Solutions
3
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
INHOUDSOPGAVE Voorwoord .................................................................................................................. 3 1 INLEIDING............................................................................................................... 7 1.1 Doel en achtergrond..............................................................................................................................7 1.2 Onderzoekspopulatie ............................................................................................................................7 1.3 Onderzoeksopzet ..................................................................................................................................8 1.4 Respons.................................................................................................................................................9 1.5 Extrapolatie en weging ........................................................................................................................11 1.6 Oude en nieuwe systematiek..............................................................................................................11 1.7 Leeswijzer ............................................................................................................................................12
2 ONTWIKKELINGEN VSV 2000-2008 .................................................................... 13 2.1 Inleiding................................................................................................................................................13 2.2 Trendcijfers VSV vanaf de 4-meting ...................................................................................................13 2.3 Trendcijfers VSV vanaf de 0-meting ...................................................................................................14 2.4 Recente startkwalificaties en recente vsv-ers ....................................................................................16
3 OVERZICHT VAN DE POPULATIE ...................................................................... 21 3.1 Inleiding................................................................................................................................................21 3.2 Leeftijd, etniciteit en geslacht ..............................................................................................................21 3.3 Vergelijking met voorgaande metingen ..............................................................................................22
4 OPLEIDINGEN, STARTKWALIFICATIES, VSV .................................................... 23 4.1 Inleiding................................................................................................................................................23 4.2 Opleidingen..........................................................................................................................................23 4.3 Startkwalificaties ..................................................................................................................................25 4.4 VSV ......................................................................................................................................................27 4.5 Vergelijking met voorgaande metingen ..............................................................................................31
5 KENMERKEN VSV-ERS ....................................................................................... 35 5.1 Inleiding................................................................................................................................................35 5.2 VSV-categorieën .................................................................................................................................35 5.3 Oude en nieuwe vsv-ers .....................................................................................................................36 5.4 Soort laatste opleiding.........................................................................................................................37 5.5 Afwezigheidsduur ................................................................................................................................37 5.6 Leerachterstand en verzuim................................................................................................................38 5.7 Leeftijd, geslacht en etniciteit ..............................................................................................................41
CONCLUSIE............................................................................................................. 43 BIJLAGEN ................................................................................................................ 45 1. Aanbiedingsbrief aanvullend onderzoek........................................................................................45 2. Vragenlijst aanvullend onderzoek (schriftelijke versie) ...............................................................45 3. Tabellen ...............................................................................................................................................45 Begrippenlijst .............................................................................................................................................55 Index van tabellen en grafieken ................................................................................................................59
DESAN Research Solutions
5
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
1 INLEIDING 1.1 Doel en achtergrond Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren die nog geen startkwalificatie hebben behaald en geen opleiding meer volgen. Als startkwalificatie geldt een diploma havo, vwo of minimaal niveau 2 van het mbo. Jongeren zonder startkwalificatie zijn zeer kwetsbaar op de arbeidsmarkt, zo is herhaaldelijk gebleken uit onderzoek binnen en buiten de gemeente Rotterdam. Het terugdringen van voortijdig schoolverlaten (VSV) is een belangrijke beleidsdoelstelling van de gemeente Rotterdam. In het huidige collegeprogramma van Burgemeester en Wethouders is opgenomen dat het aantal voortijdig schoolverlaters van 17 tot en met 22 jaar in Rotterdam tussen 2006 en 2010 met twintig procent moet worden verminderd. Deze doelstelling volgt de zogenaamde ‘Lissabon-lijn’: op de Europese Top in Lissabon in 2000 stelden de ministers van onderwijs van de Europese Unie zich ten doel het voortijdig schoolverlaten in tien jaar met vijftig procent terug te dringen. Om helder zicht te krijgen op de cijfermatige ontwikkelingen met betrekking tot voortijdig schoolverlaten binnen de gemeente, is de Rotterdamse Monitor Voortijdig Schoolverlaten opgezet. Sinds 2000 wordt hiermee jaarlijks de onderwijsdeelname en het kwalificatieniveau van alle Rotterdamse jongeren in de leeftijd van 17 tot en met 22 in kaart gebracht. In theorie zou een nauwgezette analyse van de gegevens uit het gemeentelijke leerlingenadministratiesysteem daartoe moeten volstaan. In de praktijk echter blijkt dat voor een deel van de Rotterdamse jongeren belangrijke gegevens in het administratiesysteem ontbreken. Het gaat dan met name om jongeren die op latere leeftijd in de gemeente zijn komen wonen. Voor de VSV-Monitor wordt daarom aanvullend onderzoek gedaan onder jongeren van wie de gegevens in de leerlingenadministratie onvolledig lijken te zijn. Vervolgens worden deze onderzoekscijfers samen met de reeds bekende administratieve gegevens geanalyseerd. Sinds de 4-meting in 2005 wordt de Rotterdamse VSV-Monitor uitgevoerd door DESAN Research 1 Solutions. DESAN beschikt over ruime expertise op het gebied van schoolverlatersonderzoek in Nederland en is daarnaast betrokken geweest bij diverse Europese onderzoeksprojecten over dit thema. Voor de gemeente Rotterdam voerde DESAN van 1999 tot 2008 ook tweejaarlijks de Rotterdamse Schoolverlatersmonitor uit, onder gediplomeerde en ongediplomeerde verlaters van opleidingen in het voorgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de gemeente. De Schoolverlatersmonitor bracht met name vervolgopleidingen en arbeidsmarktpositie van verschillende groepen opleidingsverlaters in kaart. Dit rapport beschrijft de resultaten van de 8-meting van de VSV-Monitor, die voorjaar 2009 is uitgevoerd. De belangrijkste resultaten zijn ook samengevat in De Rotterdamse Monitor Voortijdig Schoolverlaten: 8-meting, een beknopte publicatie van de gemeentelijke dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS), opdrachtgever van het onderzoek.
1.2 Onderzoekspopulatie De 8-meting van de Monitor VSV betreft de situatie aan het eind van schooljaar 2007/2008 van alle jongeren van 17 tot en met 22 jaar die op dat moment in de gemeente Rotterdam woonden. Voor enkele onderwerpen (bijvoorbeeld het percentage schoolgaanden) worden ook cijfers voor jongeren van 6 tot en met 16 jaar en/of 23 jaar gepresenteerd. Zowel voor de leeftijd als voor de schoolloopbaangegevens geldt als peildatum 31 juli 2008. De onderzoekspopulatie is inclusief jongeren die zich tijdens het schooljaar in de gemeente hebben gevestigd, exclusief jongeren die in de loop van het schooljaar uit de gemeente zijn vertrokken.
1 De 0- tot en met 3-meting van de Monitor (over de schooljaren 1999/2000 tot en met 2002/2003) zijn uitgevoerd door het aan de Radboud Universiteit Nijmegen gelieerde Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS).
DESAN Research Solutions
7
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
1.3 Onderzoeksopzet LL4ALL Het gemeentelijke leerlingadministratiesysteem LL4ALL (vroeger Robinson) vormt de basis voor de cijfers in de Rotterdamse Monitor Voortijdig Schoolverlaten. De gegevens in het gemeentelijke administratiesysteem zijn grotendeels afkomstig van de onderwijsinstellingen. Idealiter zou dit systeem voor alle personen uit de onderzoekspopulatie alle gegevens kunnen leveren die voor de Monitor nodig zijn, bijvoorbeeld alle schoolloopbanen inclusief de bijbehorende ‘uitstroomniveaus’ (soort diploma of laatste klas bij het verlaten van de opleiding). Uit deze gegevens zou dan voor iedereen kunnen worden afgeleid of en wanneer zij al een startkwalificatie hebben behaald, of zij op een bepaald moment een opleiding volgden en dus ook of zij als voortijdig schoolverlater gelden. Voor een deel van de jongeren zijn de gegevens in de gemeentelijke administratie echter onvolledig. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het feit dat veel Rotterdamse jongeren slechts gedurende een deel van hun onderwijsloopbaan in de gemeente woonachtig zijn geweest. De van onderwijsinstellingen afkomstige informatie in LL4ALL beperkt zich in principe tot opleidingen aan scholen binnen de 2 gemeente of elders binnen de RMC-regio en tot opleidingen van inwoners van de gemeente. Van Rotterdamse hogescholen en universiteiten worden bovendien geen gegevens verkregen. Administratieve gegevens over schoolloopbanen buiten de RMC-regio en loopbanen in het hoger onderwijs ontbreken dus. Een jongere die onlangs in Sneek een havo-opleiding heeft afgerond en nu aan de Hogeschool Rotterdam studeert, zou daarom in de gemeentelijke registratie als voortijdig schoolverlater te boek kunnen staan. Onder andere door toevoeging van gegevens uit het aanvullend onderzoek (zie hieronder) van eerdere metingen van de VSV-Monitor en door koppeling met bestanden van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) is de dekkingsgraad van de gemeentelijke administratie de afgelopen jaar weliswaar sterk verbeterd, maar bepaalde hiaten bestaan nog, met name met betrekking tot eerdere opleidingen van recente nieuwe inwoners.
Aanvullend onderzoek Vanwege de hiaten in de gemeentelijke registratie, is voor de VSV-Monitor aanvullend onderzoek 3 nodig. Het aanvullende onderzoek bestaat uit een enquête onder jongeren van wie in de registratie onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om vast te stellen of het voortijdig schoolverlaters betreft. Binnen die groep jongeren worden twee categorieën onderscheiden: 1. jongeren die volgens de registratie geen opleiding volgen en van wie geen uitstroomniveau bekend is (‘onbekenden’), en 2. jongeren die volgens de registratie geen opleiding volgen en van wie de laatste vijf jaar geen uitstroomniveau meer geregistreerd is (‘verouderde bekenden’). Tot en met de 3-meting was het aanvullende onderzoek beperkt in schaal: een klein deel van de 4 ‘onbekenden’ werd telefonisch benaderd. Sinds de 4-meting worden (bijna) alle ‘onbekenden’ en ‘verouderde bekenden’ voor het aanvullend onderzoek schriftelijk benaderd. Zij ontvangen een brief uit naam van de Rotterdamse wethouder Onderwijs met het verzoek deel te nemen aan het onderzoek, via de meegezonden papieren vragenlijst of via internet. In de brief wordt ook verwezen naar het Jongerenloket van de gemeente; in de vragenlijst kan men aangeven dat men meer informatie over opleidingen wil ontvangen. Voor deze integrale benadering is vooral gekozen om de nauwkeurigheid van de resultaten van de VSV-Monitor te maximaliseren, om hiaten in de registratie zo snel mogelijk te kunnen opvullen en om zo veel mogelijk jongeren die weer een opleiding zouden willen volgen de weg te wijzen. Waarschijnlijk levert de VSV-Monitor zo zelf ook een bijdrage aan het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in de gemeente Rotterdam.
Doelgroep De kernpopulatie van de VSV-Monitor wordt gevormd door alle jongeren die op 31 juli 2008 in de gemeente Rotterdam woonden en op dat moment minimaal 17 en maximaal 22 jaar oud waren. Binnen 2
Zie de Begrippenlijst achterin voor de definitie van de RMC-regio en andere kernbegrippen. Het aanvullende onderzoek werd vroeger ook wel ‘non-respons onderzoek’ genoemd, omdat het wordt uitgevoerd onder jongeren die eerder geen gehoor hebben gegeven aan een verzoek van JOS om hun schoolloopbaangegevens door te geven aan de gemeente. 4 Bij de 3-meting is met 661 van in totaal 5290 ‘onbekenden’ telefonisch een enquête afgenomen. 3
8
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
deze populatie bestaat de belangrijkste doelgroep van het aanvullend onderzoek uit de absoluut ‘onbekende’ voortijdig schoolverlaters: jongeren voor wie tot en met 31 juli 2008 nooit een uitstroomniveau was geregistreerd en die - volgens de gegevens in LL4ALL – aan het einde van het schooljaar 2007/2008 niet ingeschreven stonden aan een onderwijsinstelling. Met het oog op enkele analyses zijn ook 16- en 23-jarigen meegenomen in het aanvullend onderzoek. De volgende groepen ‘onbekende vsv-ers’ zijn niet benaderd: •
degenen voor wie begin 2009 wel een uitstroomniveau was geregistreerd (zij waren inmiddels niet ‘onbekend’ meer);
•
degenen die begin 2009 wel ingeschreven stonden bij een onderwijsinstelling (zij waren inmiddels geen vsv-er meer);
•
degenen voor wie de laatste school een van de volgende soorten speciaal onderwijs betrof: MLK, ZMLK, ZMOK, PI, Mytyl, Tyltyl, Praktijkonderwijs of scholen voor langdurig zieken (deze groep wordt als ‘onvermijdelijk vsv-er’ beschouwd);
•
jongeren van wie al bekend was dat het geregistreerde adres onjuist is (aanschrijven heeft in dat geval geen zin).
De uiteindelijke selectie van te benaderen ‘onbekenden’ voor de 8-meting omvatte 2054 personen.
5
Naast de ‘onbekenden’ zijn uit de onderzoekspopulatie ook ‘verouderde bekenden’ benaderd, jongeren die volgens de gegevens in LL4ALL nog geen startkwalificatie hebben behaald en niet meer op school zitten en van wie het laatste geregistreerde uitstroomniveau dateert van voor 1 januari 2004. De 4-meting, waar deze categorie bij wijze van proef voor het eerst was meegenomen, wees uit dat ook van deze groep een deel ten onrechte als vsv-er te boek stond (omdat men toch een startkwalificatie bleek te hebben behaald en/of toch een opleiding blijkt te volgen). Verschil tussen de ‘onbekenden’ en de ‘verouderde bekenden’ is dat van de eerste groep nooit een uitstroomniveau is geregistreerd, van de tweede groep nooit een startkwalificerend uitstroomniveau en na 31 december 2003 geen enkel uitstroomniveau meer. Voor de selectie zijn verder dezelfde regels gehanteerd. De totale groep te 6 benaderen ‘verouderde bekenden’ omvatte voor de 8-meting 931 jongeren.
Veldwerk De totale benaderbare doelgroep voor het aanvullend onderzoek van de 8-meting bestond uit 2985 personen, 2054 ‘onbekenden’ en 931 ‘verouderde bekenden’. Voor bovenstaande selectie van te benaderen jongeren heeft JOS de beschikbare naw-gegevens aangeleverd. Vrijdag 29 mei 2009 is aan deze jongeren uit naam van de gemeente Rotterdam een schriftelijke vragenlijst (zie Bijlage 2) en een door wethouder Geluk ondertekende brief verstuurd (zie Bijlage 1). Naast een korte uitleg en het vriendelijke verzoek mee te werken aan het onderzoek bevatte de uitnodigingsbrief ook een internetadres en een persoonlijke inlogcode waarmee men de vragenlijst desgewenst digitaal kon 7 invullen. Op basis van een tussentijdse analyse van de respons is op dinsdag 23 juni een herinneringsbrief inclusief schriftelijke vragenlijst verstuurd aan alle 2730 jongeren die nog niet hadden gereageerd. Op woensdag 15 juli is nogmaals een rappel verstuurd aan alle 2559 non-respondenten. De verwerking van de respons voor de 8-meting Monitor is medio augustus 2009 afgerond.
1.4 Respons Van de 2985 jongeren die werden benaderd, hebben in totaal 487 (16%) aan het onderzoek deelgenomen; 121 brieven (4%) kwamen onbestelbaar retour; van de overige 2377 geadresseerden (80%) is geen reactie verkregen. In eerste instantie was de respons onder allochtonen aanmerkelijk 5 Bij de 4-meting leverde dezelfde selectie nog 11109 te benaderen ‘onbekenden’ op, bij de 5-meting 7522, bij de 6-meting 4439, bij de 7-meting 1972. Het aantal ‘onbekenden’ is in de loop der jaren dus sterk gedaald. 6 Bij de 4-meting ging het nog om 3269, bij de 5- om 2626, bij de 6- om 2222 en bij de 7-meting om 1290 ‘verouderde bekenden’. 7 Bij de 4- en 5-meting ontving iets minder dan een kwart van de aangeschreven jongeren in eerste instantie alleen een inlogcode voor de internetlijst. Om praktische redenen is vanaf de 6-meting aan iedereen meteen een vragenlijst meegestuurd.
DESAN Research Solutions
9
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
lager dan onder autochtonen, maar de twee rappels hebben dit grotendeels gecorrigeerd. Wel is, evenals bij de voorgaande metingen, het uiteindelijke responspercentage van jongens lager dan van meisjes en van de ‘verouderde bekenden’ lager dan van de ‘onbekenden’. Van de respondenten heeft bijna twee derde schriftelijk en ruim een derde via internet gereageerd. Tabel 1 geeft een gedetailleerd overzicht van de responspercentages en de aantallen respondenten per subgroep. De respons is daarbij gespecificeerd naar medium (schriftelijk of internet), de non-respons naar onbestelbaar retour en ‘geen reactie’.
geen reactie %
TOTAAL
173 19 9 23 12 39 44 144 23 1
16,8% 14,6% 18,0% 15,3% 11,0% 18,4% 16,2% 18,0% 10,6% 6,7%
8,9% 8,5% 12,0% 12,7% 4,6% 11,8% 10,7% 13,2% 7,3%
7,8% 6,2% 6,0% 2,7% 6,4% 6,6% 5,5% 4,9% 3,2% 6,7%
3,4% 5,4% 4,0% 4,7% 5,5% 2,4% 1,8% 6,0% 2,8%
79,8% 80,0% 78,0% 80,0% 83,5% 79,2% 81,9% 75,9% 86,7% 93,3%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
geslacht man vrouw
1472 1513
189 298
12,8% 19,7%
7,5% 13,0%
5,3% 6,7%
4,8% 3,4%
82,4% 76,9%
100,0% 100,0%
categorie onbekenden verouderde bekenden
2054 931
358 129
17,4% 13,9%
11,1% 8,5%
6,3% 5,4%
4,7% 2,6%
77,8% 83,6%
100,0% 100,0%
2985 487 3262 510 6661 966 10148 2032 14375 3463
16,3% 15,6% 14,5% 20,0% 24,1%
10,3% 11,3% 10,0% 11,1% 15,7%
6,0% 4,3% 4,5% 8,9% 8,3%
4,1% 5,2% 2,9% 3,7% 3,5%
79,6% 79,2% 82,6% 76,3% 72,4%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Totaal 8-meting Totaal 7-meting Totaal 6-meting Totaal 5-meting Totaal 4-meting
onb. retour %
1032 130 50 150 109 212 271 798 218 15
respons internet %
respons %
etniciteit Nederlands Antilliaans Kaapverdisch Marokkaans Noord-Mediterraans Surinaams Turks overige arme landen overige rijke landen onbekend
->%
respons schriftelijk %
respons (aantal)
responsoverzicht
benaderd
Tabel 1:
Het totale responspercentage is bij de 8-meting ongeveer even hoog als bij de 7-meting (16%) en iets hoger dan bij de 6-meting (15%). Tot en met de 6-meting werd één rappel verstuurd, aan allochtone non-respondenten, sinds de 7-meting worden alle non-respondenten nog twee maal aangeschreven. Dat de respons de laatste drie jaar lager ligt dan bij de 4-meting (24%) en 5-meting (20%) is om twee redenen begrijpelijk; ten eerste bestaat de groep jongeren die voor het aanvullende onderzoek worden benaderd inmiddels voor een belangrijk deel uit non-respondenten van voorgaande metingen; ten tweede is de – doorgaans goed responderende - categorie jongeren die zich recentelijk in Rotterdam vestigden om een HBO- of WO-opleiding te gaan volgen grotendeels weggevallen uit de doelgroep van het aanvullende onderzoek, omdat zij door de gegevensuitwisseling met de IB-Groep niet meer tot de ‘onbekenden’ behoren.
10
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
1.5 Extrapolatie en weging De 487 respondenten van het aanvullende onderzoek vertegenwoordigen samen alle 2985 benaderde ‘onbekende’ en ‘verouderde bekende’ jongeren. Hun gegevens worden dus geëxtrapoleerd naar de totale operationele doelgroep. Ter correctie op responsverschillen – met andere woorden: om te voorkomen dat goed responderende subgroepen oververtegenwoordigd zouden worden in de extrapolatie en slecht responderende groepen ondervertegenwoordigd - is een weging toegepast. Met behulp van multidimensionale wegingsmatrices is gewogen naar groep (‘onbekenden’/’verouderde bekenden’), etniciteit, generatie allochtonen, leeftijd, geslacht, deelgemeente, nieuwkomer ja/nee en vestiger ja/nee. De waardes van de wegingsfactoren zijn omgekeerd evenredig aan de responspercentages: respondenten uit ondervertegenwoordigde groepen krijgen een hoge wegingsfactor, respondenten waarvan er verhoudingsgewijs ‘te veel zijn’ krijgen een laag gewicht. De gemiddelde wegingsfactor voor alle respondenten is 2985 / 487 = 6,13. Na weging is de samenstelling van de totale groep respondenten op alle voornoemde variabelen identiek aan die van de benaderde groep. Door de toepassing van multidimensionale wegingstechnieken zijn ook combinaties van voornoemde variabelen evenredig vertegenwoordigd. Gewogen is, bijvoorbeeld, het percentage 18-jarige Turkse allochtonen van de eerste generatie zowel binnen de groep ‘onbekenden’ als binnen de groep ‘verouderde bekenden’ even groot als in de operationele doelgroep. De respondenten zijn dus representatief voor alle benaderde jongeren op alle in de weging gebruikte kenmerken, alsmede op meer-dimensionale combinaties daarvan. De gewogen gegevens uit het aanvullende onderzoek zijn voor de analyse toegevoegd aan het LL4ALL-bestand met administratieve gegevens over de totale onderzoekspopulatie van Rotterdamse 8 jongeren. Het aldus verkregen databestand vormt de basis van alle analyses.
1.6 Oude en nieuwe systematiek De cijfers van de 8-meting zijn op dezelfde wijze verzameld, geanalyseerd en gerapporteerd als bij de voorgaande 3 metingen. Bij de 4-meting is destijds in overleg met de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving een aantal wijzigingen in de analysemethodiek doorgevoerd ten opzichte van de metingen daarvoor. De belangrijkste daarvan betreffen een verschuiving van de leeftijdscriteria en het volledig buiten beschouwing laten van tijdens het schooljaar uit de gemeente vertrokken jongeren. Tot en met de 3-meting van de VSV-Monitor betroffen de kerncijfers altijd de positie aan het einde van het betreffende schooljaar (31 juli) van alle jongeren die tijdens het schooljaar in de gemeente hadden gewoond en aan het begin van het schooljaar (1 augustus) minimaal 17 en maximaal 22 jaar waren. In feite betrof de populatie daarmee op de peildatum voor de VSV-cijfers jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar, inclusief degenen die op dat moment niet meer in de gemeente woonden. De ‘vertrokkenen’ werden als aparte (niet-VSV) categorie in de populatie meegeteld. Vanaf de 4-meting wordt bij de kerncijfers uitsluitend gekeken naar jongeren die op de peildatum (31 9 juli) in de gemeente Rotterdam wonen en op dat moment 17 tot en met 22 jaar zijn. In vergelijking met eerdere metingen is de leeftijdsselectie dus met een jaar verlaagd en worden vertrokken jongeren niet meer (als niet-vsv-ers) in de populatie meegeteld. De nieuwe leeftijdsselectie is duidelijker en sluit beter 10 aan bij de gemeentelijke en landelijke beleidsprioriteiten. Het buiten beschouwing laten van jongeren die op de peildatum inmiddels niet meer in de gemeente wonen geeft eveneens eenduidiger cijfers en maakt de rapportage minder complex, omdat geen onderscheid meer hoeft te worden gemaakt tussen de ‘populatie schooljaar’ (inclusief vertrokkenen) voor de VSV-trendcijfers en de eenvoudiger ‘populatie 31 juli’ voor de overige resultaten. Voornoemde wijzigingen in de definitie van de populatie hadden vanzelfsprekend gevolgen voor de trendcijfers. Voor de 0-meting tot en met de 3-meting konden de VSV-cijfers bij gebrek aan de benodigde specifieke data niet meer achteraf worden gecorrigeerd, maar nadere analyse van de data 8 Exacter geformuleerd: de in het aanvullende onderzoek verkregen gegevens van de tot 2985 jongeren ‘opgewogen’ 487 respondenten vervangen de oorspronkelijke onvolledige gegevens van de 2985 benaderde ‘onbekenden’ en ‘verouderde bekenden’. 9 In het rapport van de 4-meting werd - met het oog op de vergelijkbaarheid - voor de trendcijfers de oude populatiedefinitie gehanteerd (als ‘populatie schooljaar’). 10 Bovendien vertoont met name voor 23-jarigen de registratie van loopbanen en kwalificaties in LL4ALL vaak hiaten.
DESAN Research Solutions
11
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
van de 4-meting wees uit dat het totale effect van de wijzigingen zeer gering was: het VSV-percentage volgens de oude methodiek was 23,9% (bruto), volgens de nieuwe definities 24,2%. Gezien het geringe verschil tussen het oude en het herziene VSV-cijfer voor de 4-meting mag worden verondersteld dat de trend die eerder was geobserveerd - een daling van het (bruto) VSV-cijfer van 28,0% eind 1999/2000 tot 23,9% eind 2003/2004 – in ongeveer dezelfde mate ook naar voren was gekomen wanneer al vanaf de 0-meting de huidige populatiedefinitie zou zijn gehanteerd. Teneinde ondanks de wijzigingen toch een goed beeld te kunnen geven van de ontwikkelingen sinds de 0-meting, wordt bij de trendcijfers in Hoofdstuk 2 zowel het oorspronkelijke als het herziene VSV-percentage van de 4-meting weergegeven. In vergelijkingen met latere metingen betreffen de resultaten van de 4-meting altijd de cijfers volgens de nieuwe systematiek (populatie Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar per 31 juli 2004).
1.7 Leeswijzer Belangrijkste doel van de Monitor is het in kaart brengen van de ontwikkelingen met betrekking tot voortijdig schoolverlaten van Rotterdamse jongeren. In dit rapport komen daarom eerst de trendcijfers voor de periode 2000-2008 aan de orde (Hoofdstuk 2). Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de samenstelling van de populatie Rotterdamse jongeren aan het eind van schooljaar 2007/2008 (Hoofdstuk 3) en wordt de situatie per 31 juli 2008 met betrekking tot startkwalificaties, opleidingen en voortijdig schoolverlaten nader geanalyseerd (Hoofdstuk 4). Daarbij worden bepaalde groepen Rotterdamse jongeren - onderscheiden naar bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, etniciteit en deelgemeente – met elkaar vergeleken. Tenslotte wordt de samenstelling van de groep voortijdig schoolverlaters nader belicht (Hoofdstuk 5). Mede omdat het aanvullende onderzoek onder ‘onbekende voortijdig schoolverlaters’ tot en met de 3-meting in vele opzichten beperkt was (zie paragraaf 1.3), zijn veel gedetailleerde cijfers pas vanaf de 4-meting beschikbaar. Enkele achtergrondanalyses die eerder bij de 4- en 7-meting werden gepresenteerd zijn herhaald. Deze betreffen de vo-entreeleeftijd, het verband tussen verzuim en voortijdig schoolverlaten (paragraaf 5.6), en het effect van migratie naar en uit de gemeente op de VSV-cijfers (5.2). Ter informatie aan de lezer kan verder nog het volgende worden opgemerkt:
12
•
de Begrippenlijst achterin dit rapport geeft een overzicht van de belangrijkste begrippen en definities zoals gehanteerd in het onderzoek;
•
met uitzondering van dit hoofdstuk zijn in alle percentages en aantallen (‘N’) in dit rapport de gewogen cijfers van het aanvullende onderzoek verwerkt (zie 1.5);
•
door afronding van gewogen cijfers kunnen tussen tabellen minieme verschillen voorkomen in de totale aantallen per groep;
•
de normale percenteringsrichting in tabellen is verticaal (kolompercentages), bij horizontale percentering (rijpercentages) wordt dit linksboven in de tabel aangegeven met ‘->%‘;
•
tenzij anders aangegeven hebben alle cijfers betrekking op de situatie per 31 juli van een bepaald jaar, het einde van een schooljaar. In tabellen en grafieken wordt de peildatum met het schooljaar aangegeven. Cijfers voor ‘2007/2008’ bijvoorbeeld geven dan de situatie per 31 juli 2008 aan.
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
2 ONTWIKKELINGEN VSV 2000-2008 2.1 Inleiding De kerncijfers waarmee het percentage voortijdig schoolverlaters in de gemeente Rotterdam wordt gevolgd, hebben sinds de 4-meting betrekking op de situatie van alle in de gemeente woonachtige jongeren van 17 tot en met 22 jaar aan het eind van het betreffende schooljaar (31 juli). Tot de 4-meting betroffen de kerncijfers alle jongeren die aan het eind van het schooljaar 18 tot en met 23 jaar waren en (op enig moment) tijdens het schooljaar in de gemeente hadden gewoond. Jongeren die aan het eind van het schooljaar niet meer in de gemeente woonden werden daarbij als aparte categorie (als niet-vsver) in de populatie meegeteld. Bij meerjarenvergelijkingen vanaf de 0-meting worden voor de 4-meting zowel de resultaten volgens de oude als volgens de huidige systematiek weergegeven, om de ontwikkelingen op langere termijn zo goed mogelijk in beeld te brengen. Het verschil tussen het ‘oude’ (23,9%) en het ‘nieuwe’ (24,2%) VSV-cijfer van de 4-meting is overigens zeer beperkt (zie ook 1.6). In onderstaande paragrafen worden eerst de kerncijfers van de 8-meting vergeleken met de vier voorgaande metingen. Vervolgens komen de trendcijfers vanaf de 0-meting aan de orde.
2.2 Trendcijfers VSV vanaf de 4-meting Het percentage voortijdig schoolverlaters in Rotterdam is de afgelopen jaren duidelijk gedaald. Sinds de 6-meting is de daling nog sterker dan daarvoor. Van alle Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar viel op 31 juli 2008 15,2% in de categorie voortijdig schoolverlater: zij volgden aan het eind van het schooljaar 2007/2008 geen opleiding en hadden nog geen startkwalificatie behaald. Op 31 juli 2007 was het percentage vsv-ers in de betreffende leeftijdscategorie 18,1. Ten opzichte van het voorgaande jaar laat de 8-meting dus wederom een sterke daling van het aantal voortijdig schoolverlaters zien: absoluut is het percentage vsv-ers met 2,9 procentpunt gedaald (18,1% – 15,2% = 2,9%); relatief is dit een vermindering van 16,0% (-2,9% / 18,1% = -16,0%). De daling is ongeveer even groot als tussen 6- en 7meting (van 21,3% naar 18,2%) en veel groter dan tussen de 5- en de 6-meting (van 22,6% naar 21,3%) en tussen de 4-meting en de 5-meting (van 24,2% naar 22,6%). Het resultaat van de 8-meting betekent dat de beleidsdoelstelling van het Rotterdamse college van Burgemeester en Wethouders inzake voortijdig schoolverlaten ruimschoots is gehaald. Deze doelstelling was als volgt geformuleerd: “In 2010 is het aantal voortijdig schoolverlaters met 20 procent afgenomen ten opzichte van 2006.” Als startpunt werd daarbij het in 2006 gerapporteerde VSV-percentage uit de 411 meting per 31 juli 2004 bedoeld: 24,2. Het collegetarget (24,2% * 0,8 = 19,3%) betrof de stand in de 8meting, per 31 juli 2008. Het VSV-percentage van 15,2 in de 8-meting betekent dat het aantal voortijdig schoolverlaters in de gemeente Rotterdam tussen 31 juli 2004 en 31 juli 2008 met 24,2% - 15,2% = 9,0 procentpunt is verminderd. Ten opzichte van het startpunt is dit een daling van 37 procent (-9,0% / 24,2% = -37,2%), bijna twee maal zo veel als de doelstelling (zie ook Tabel 3 in de volgende paragraaf). De sterke daling van het VSV-percentage in de 7-meting ten opzichte van de 6-meting kan deels zijn veroorzaakt door een volledigere en snellere registratie van schoolloopbanen en kwalificaties (mede op 12 basis van gegevens van de IB-Groep). Dit zou echter een eenmalig effect zijn. Bij de 8-meting lijkt van dergelijke vertekeningen geen sprake te zijn. In totaal telde de gemeente Rotterdam op 31 juli 2008 49026 inwoners van 17 tot en met 22 jaar, van wie 41566 (84,8%) nog een opleiding volgden en/of al een startkwalificatie (diploma havo, vwo of niveau 2 en hoger van het mbo) hadden behaald. De 7460 voortijdig schoolverlaters van de 8-meting (15,2%) kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld: vsv-ers die zich pas tijdens het schooljaar 2007/2008 in de gemeente Rotterdam hadden gevestigd (‘nieuwe vestigers’); vsv-ers die als laatste opleiding in hun loopbaan speciaal onderwijs volgden (‘speciaal onderwijs’, ook wel aangeduid als ‘onvermijdelijk VSV’); en de overige of ‘reguliere’ vsv-ers, die voor 1 augustus 2007 al in de gemeente woonden en uitstroomden uit een reguliere opleiding binnen of buiten Rotterdam. 11
24,2% is het cijfer volgens de vanaf de 4-meting gehanteerde systematiek (zie paragraaf 1.6). Het oorspronkelijke cijfer was 23,9%. Wanneer sneller en beter dan vroeger wordt geregistreerd dat jongeren een startkwalificatie hebben behaald of met een nieuwe opleiding zijn gestart, dan daalt op korte termijn het VSV-percentage ook zonder werkelijke veranderingen.
12
DESAN Research Solutions
13
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
De daling van het totale VSV-cijfer ten opzichte van de vorige meting is geheel toe te schrijven aan een sterke afname van het percentage reguliere vsv-ers, van 15,3% tot 12,0%. Het percentage vsv-ers die zich tijdens het schooljaar in de gemeente vestigden steeg licht, van 1,6% naar 2,0%, na een daling bij de 7-meting. Het percentage vsv-ers met als laatste schoolloopbaan een opleiding in het speciaal onderwijs was bij de 8-meting 1,3% en is al jaren stabiel (Tabel 2). Tabel 2:
overzicht VSV, 2004-2008 (17-22 jaar) meting jaar
positie schoolgaand en/of gekwalificeerd VSV totaal
4 03/04 N
5 04/05 N
%
%
6 05/06 N
%
7 06/07 N
%
8 07/08 N
%
39037 75,8% 38084 77,4% 37787 78,6% 38406 81,9% 41566 84,8% 12445 24,2% 11089 22,6% 10259 21,3% 8500 18,1% 7460 15,2%
- VSV nieuwe vestigers 1447 2,8% 909 1,8% 1054 2,2% 745 1,6% 978 2,0% - VSV uit speciaal onderwijs 652 1,3% 576 1,2% 596 1,2% 552 1,2% 628 1,3% - VSV overig (regulier) 10346 20,1% 9604 19,5% 8609 17,9% 7203 15,3% 5855 12,0% Totaal
51482 100,0% 49174 100,0% 48064 100,0% 46906 100,0% 49026 100,0%
Een vergelijking van gedetailleerdere gegevens over schoolgaanden, startgekwalificeerden en voortijdig schoolverlaters uit de vier laatste metingen is opgenomen in paragraaf 4.5 en Hoofdstuk 5.
2.3 Trendcijfers VSV vanaf de 0-meting Het percentage voortijdig schoolverlaters in de gemeente Rotterdam daalt als sinds de 0-meting, maar bij de laatste twee metingen veel sterker dan voorheen. Volgens de eerder gehanteerde berekening (zie 1.6 en 2.1) nam het percentage voortijdig schoolverlaters af van 28,0% eind 1999/2000 (0-meting) tot 23,9% eind 2003/2004 (4-meting). Deze ontwikkeling wordt weergegeven door de paarse lijn in Grafiek 1. Volgens de in 2005 ingevoerde systematiek daalde het VSV-percentage van 24,2% bij de 4-meting tot 15,3% bij de 8-meting over 2007/2008, zoals de blauwe lijn in Grafiek 1 aangeeft. Grafiek 1: ontwikkeling VSV-percentage 2000-2008 (17-22 jaar)
13
30% 28,0%
27,3%
25%
24,9%
24,4%
24,2% 23,9%
22,6%
21,3%
20%
18,1% 15,2%
15%
10%
VSV (oude systematiek, bruto) 5%
collegedoelstelling VSV (nieuwe systematiek)
0% 1999/2000
2000/2001
2001/2002
2002/2003
2003/2004
2004/2005
13
2005/2006
2006/2007
2007/2008
De cijfers van 1999/2000 tot 2003/2004 volgens de oude systematiek betreffen in feite de leeftijdsgroep 18 tot en met 23. Zie paragraaf 1.6 en 2.1.
14
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
De stippellijn in Grafiek 1 geeft de doelstelling van het college weer, volgens welke het VSVpercentage bij de 8-meting over 2007/2008 twintig procent lager moest liggen dan bij de 4-meting over 2003/2004. De grafiek laat duidelijk zien dat de ontwikkeling van het VSV-percentage sinds de 4-meting veel gunstiger is dan de collegedoelstelling voorschrijft. Het eindtarget (19,3%) was bij de 7-meting (18,1%) al gehaald. Het resultaat van de 8-meting (15,2%) ligt ruim drie procentpunt onder het streefcijfer. Het aantal vsv-ers uit het speciaal onderwijs is al sinds 2004 stabiel, na een sterke daling daarvoor (van 1,9% bij de 0-meting tot 1,2% bij de 4-meting) door structurele veranderingen in het onderwijs aan zorgleerlingen. Het percentage vsv-ers uit de categorie nieuwe vestigers daalde tot de 5-meting en schommelt sindsdien. De 8-meting (2,0%) toont een stijging ten opzichte van de 7-meting (1,6%). Na een kleine onderbreking rond de 4-meting is de daling van het aantal ‘reguliere vsv-ers’ (niet uit het speciaal onderwijs, geen nieuwe vestiger) bij de laatste drie metingen sterk versneld (zie Tabel 3). Tabel 3:
overzicht VSV Rotterdamse jongeren, 2000-2008 (17-22 jaar)
positie N niet-VSV VSV
meting jaar
VSV - NV VSV - SO VSV - regulier
0 99/00
1 00/01
2 01/02
3 02/03
4 03/04
4 03/04
14
5 04/05
6 05/06
7 06/07
8 07/08
37646 37448 40305 42507 44609 14619 14031 13353 13738 14044
39037 38084 37787 38406 41566 12445 11089 10259 8500 7460
1923 1882 1815 2003 1622 1014 998 1017 922 727 11682 11151 10521 10813 11695
1447 652 10346
909 576 9604
1054 596 8609
745 552 7203
978 628 5855
populatie schooljaar 52265 51479 53658 56245 58653 populatie per 31-7
51482 49174 48064 46906 49026
% niet-VSV VSV
72,0% 72,7% 75,1% 75,6% 76,1% 28,0% 27,3% 24,9% 24,4% 23,9%
75,8% 77,4% 78,6% 81,9% 84,8% 24,2% 22,6% 21,3% 18,1% 15,2%
VSV - NV VSV - SO VSV - regulier
3,7% 3,7% 3,4% 3,6% 2,8% 1,9% 1,9% 1,9% 1,6% 1,2% 22,4% 21,7% 19,6% 19,2% 19,9%
2,8% 1,8% 2,2% 1,6% 2,0% 1,3% 1,2% 1,2% 1,2% 1,3% 20,1% 19,5% 17,9% 15,3% 12,0%
populatie schooljaar 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% populatie per 31-7 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% doelstellingen VSV: Lissabon college 2004-2008
28,0% 26,6% 25,2% 23,8% 22,4% 24,2% 23,0% 21,8% 20,5% 19,3%
Op 31 juli 2008 bestond de totale groep Rotterdamse voortijdig schoolverlaters van 17 tot en met 22 jaar voor 78,5% uit ‘reguliere vsv-ers’, voor 13,1% uit nieuwe vestigers en voor 8,4% uit vsv-ers afkomstig uit het speciaal onderwijs. Ten opzichte van het voorgaande jaar is het aandeel ‘reguliere vsvers’ binnen de totale groep voortijdig schoolverlaters gedaald, het aandeel nieuwe vestigers en vsv-ers uit het speciaal onderwijs gegroeid. In tegenstelling tot de ontwikkeling van het totale VSV-percentage een langzame daling tot de 6-meting, een snelle daling daarna – is er bij de verhouding tussen de categorieën geen sprake van stabiele tendensen: het aandeel van de nieuwe vestigers bijvoorbeeld groeide tot de 3-meting langzaam, werd daarna snel kleiner, groeide iets bij de 6-meting, nam daarna weer af en nu weer toe (Grafiek 2). 14
De cijfers volgens de oude systematiek betreffen alle jongeren van 17 tot en met 22 jaar aan het begin van het schooljaar die tijdens het schooljaar in de gemeente hebben gewoond. De categorie ‘niet-VSV’ in deze cijfers naast de schoolgaanden en/of startgekwalificeerden ook alle jongeren die op 31 juli niet meer in de gemeente woonden (‘vertrokkenen’). Zie paragraaf 1.6 en 2.1.
DESAN Research Solutions
15
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009 15
Grafiek 2: VSV naar categorie, 2000-2008 (17-22 jaar) 100%
6,9%
90%
7,1%
5,2%
6,7%
7,6%
13,2%
13,4%
13,6%
14,6%
79,9%
79,5%
78,8%
78,7%
11,5%
5,2%
5,2%
5,8%
6,5%
11,6%
8,2%
10,3%
8,8%
8,4% 13,1%
80% 70% 60% 50% 40%
83,3%
86,6%
83,1%
84,7%
83,9%
78,5%
30% VSV - speciaal onderwijs
20%
VSV - nieuwe vestigers
10%
VSV - regulier
8 /2 00
07 20 06 / 20
20 07
06 20
05
/2 0 04 20
/2 0
05
04 /2 0 03 20
20 03
/2
00 4
03 /2 0 02 20
01 20
00 20
/2 0
01 /2 0
00 /2 0 99 19
02
0%
2.4 Recente startkwalificaties en recente vsv-ers De Rotterdamse VSV-Monitor biedt een goed zicht op de ontwikkelingen in het percentage voortijdig schoolverlaters in de gemeente Rotterdam, ondanks bepaalde herzieningen in de onderzoeksmethodiek en veranderingen in het Nederlandse onderwijsstelsel en de gemeentelijke leerlingregistratie sinds de 0meting. Bij elke meting wordt – deels op basis van de gemeentelijke registratie, deels op basis van het aanvullende onderzoek - nagegaan hoeveel jongeren aan het eind van het betreffende schooljaar al een startkwalificatie hebben behaald, hoeveel van degenen zonder startkwalificatie nog een opleiding volgen, en hoeveel jongeren zonder startkwalificatie geen onderwijs meer volgen en dus als vsv-er tellen. Met betrekking tot het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers die aan het eind van het voorgaande schooljaar nog niet als vsv-er in Rotterdam te boek stonden) en het aantal nieuwe startgekwalificeerden lijkt het beeld echter minder betrouwbaar en consistent. De resultaten van de 0meting tot en met de 3-meting lieten op dit punt onrealistische schommelingen zien, en de gehanteerde 16 methodiek was niet exact omschreven. Nadere analyse wees uit dat wat in de eerste rapportages als ‘gekwalificeerde uitstroom’ werd aangeduid, in feite het aantal nieuwe startgekwalificeerden in de populatie betrof, inclusief nieuwe vestigers met een startkwalificatie, en dat met ‘ongekwalificeerde uitstroom’ het aantal recente vsv-ers werd aangegeven, inclusief nieuwe vestigers zonder startkwalificatie. Jongeren die aan het eind van het schooljaar niet meer in Rotterdam woonden werden tot en met de 3-meting in beide categorieën niet, maar in de populatie (leeftijd 17 tot en met 22 aan het begin van het schooljaar) wel meegerekend. De linker kolommen in Tabel 4 geven de cijfers volgens deze systematiek weer, inclusief de gegevens uit de 4-meting volgens deze systematiek. De cijfers vanaf de 4-meting in de rechter kolommen van Tabel 4 hebben een andere basis: de populatie omvat alle inwoners van Rotterdam in de leeftijd van 17 tot en met 22 aan het eind van het schooljaar (op 31 juli); onder ‘recente startkwalificaties’ zijn uitsluitend startkwalificaties opgenomen van jongeren die het betreffende diploma behaalden aan een Rotterdamse onderwijsinstelling en/of op het moment dat zij zich kwalificeerden al in de gemeente woonden. In het afgelopen schooljaar geregistreerde nieuwe startgekwalificeerden die hun diploma op een school buiten de gemeente 15 16
Cijfers 1999/2000 – 2003/2004 volgens oude systematiek. Zie opmerkingen bij Tabel 3. Zie Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2005, paragraaf 6.6.
16
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
behaalden en op dat moment nog niet in Rotterdam woonden zijn dus buiten beschouwing gelaten. Bij ‘recente vsv-ers’ zijn uitsluitend vsv-ers opgenomen die een Rotterdamse opleiding verlieten en/of op het moment van uitstroom al in de gemeente woonden. Belangrijkste inhoudelijke argument voor deze nieuwe wijze van rapportering, geïntroduceerd bij de 5-meting, was dat het Rotterdamse onderwijs weinig vat heeft op jongeren die op het moment dat zij hun laatste school verlieten of een startkwalificatie behaalden nog niet in de gemeente woonden en niet in Rotterdam naar school gingen. De herziening had echter vooral een technisch-administratieve achtergrond: van jongeren die buiten de gemeente woonden en naar school gingen wordt na vestiging in Rotterdam wel achterhaald of zij vsv-er zijn of al een startkwalificatie hadden behaald, maar waar en wanneer zij welke kwalificatie behaalden of welke opleiding zij (voortijdig) verlieten wordt met onvoldoende precisie geregistreerd om meerjarencijfers op te kunnen baseren. De nieuwe systematiek lijkt pas vanaf de 6-meting een goed beeld van de ontwikkelingen te geven. Het percentage nieuwe startkwalificaties ligt rond tien procent, het percentage recente voortijdig schoolverlaters daalt. Bij de 6-meting lag het aantal nieuwe startkwalificaties nog ruim twee maal zo hoog als bij de 5-meting, waarschijnlijk vanwege het wegwerken van achterstanden in de registratie van nieuwe startkwalificaties in LL4ALL. Door deze achterstanden in ‘mutaties’ waren in 2003-2004 en 20042005 behaalde nieuwe startkwalificaties niet tijdig zichtbaar voor de 4- en 5-meting. Bij recente vsv-ers leek dit probleem minder te spelen, omdat registratie van nieuwe vsv-ers sinds jaren grotere prioriteit heeft. Tabel 4:
recente startkwalificaties en recente vsv-ers 2000-2008 (17-22 jaar) meting jaar
N recente startkwalific. recente vsv-ers populatie schooljaar populatie per 31-7 % recente startkwalific. recente vsv-ers
17
0 99/00
oude systematiek 1 2 3 00/01 01/02 02/03
4 03/04
4 03/04
nieuwe systematiek 5 6 7 04/05 05/06 06/07
8 07/08
4331 4900
3742 4953
4417 4557
2372 3439
2133 3226
4801 2298
2856 4377
4056 4850
4696 3094
5581 2778
52256 51479 53658 56245 58653 51481 49174 48064 46906 49026
8,3% 9,4%
7,3% 9,6%
5,3% 8,2%
7,2% 8,6%
7,5% 7,8%
4,6% 6,7%
4,3% 6,6%
9,8% 11,9% 6,4% 5,9%
9,8% 4,7%
populatie schooljaar 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% populatie per 31-7 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% Vanwege de onvolledigheid van de betreffende gegevens, wijzigingen in de administratie en herziening van de definities is geen echte langetermijnontwikkeling vast te stellen met betrekking tot recente vsv-ers en recente startkwalificaties. Uit de cijfers van de laatste vijf metingen komt echter wel duidelijk naar voren dat het aantal nieuwe vsv-ers (exclusief jongeren die bij uitstroom nog niet in 18 Rotterdam woonden en niet in Rotterdam naar school gingen) daalt. Uitsplitsing van recente startkwalificaties naar soort diploma laat zowel voor de 0-meting tot en met de 4-meting volgens de oude systematiek als voor de 4-meting tot en met de 7-meting volgens de nieuwe systematiek onrealistische ontwikkelingen zien (zie Tabel 5). Bij de 5-meting werd reeds opgemerkt dat de daling van het aantal nieuwe vwo-gediplomeerden ten opzichte van de 4-meting dermate sterk was dat wel sprake moet zijn van onvolkomenheden of achterstanden in de registratie. De 17
Zie uitleg en kanttekeningen in de tekst. Dat het aantal recente startkwalificaties in de herziene cijfers van de 4-meting veel kleiner is dan in de oude cijfers komt met name door het buiten beschouwing laten van jongeren die zich met een elders behaalde startkwalificatie in de gemeente vestigen (bijvoorbeeld om een HBO of WO-opleiding te gaan volgen).
18
DESAN Research Solutions
17
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
cijfers van de volgende metingen en nadere analyse van de administratiebestanden bevestigen dit, en geven aan dat de ‘mutatie-achterstanden’ bij de voorgaande metingen en het inlopen daarvan bij de 6meting ook de cijfers met betrekking tot nieuwe VWO- en MBO-kwalificaties sterk vertekenen. De 8meting laat ten opzichte van de 7-meting een groter aandeel HAVO- en VWO-diploma’s binnen de nieuwe startkwalificaties zien. Tabel 5:
recente startkwalificaties naar soort diploma 2000-2008 (17-22 jaar)
meting jaar N HAVO VWO MBO Totaal
0 99/00
oude systematiek 1 2 3 00/01 01/02 02/03
4 03/04
4 03/04
nieuwe systematiek 5 6 7 04/05 05/06 06/07
8 07/08
1037 1138 2118 4331
929 1358 1441 3742
1142 1451 1824 4417
563 485 1324 2372
467 324 1342 2133
1374 1205 2222 4801
% HAVO VWO MBO Totaal
986 985 885 2856
1027 1533 1496 4056
23,9% 24,8% 34,5% 25,3% 25,9% 26,3% 36,3% 34,5% 37,8% 32,9% 48,9% 38,5% 31,0% 36,9% 41,3% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Tabel 6:
1288 1224 3069 5581
23,7% 21,9% 23,5% 23,1% 28,6% 20,4% 15,2% 15,2% 21,9% 25,1% 55,8% 62,9% 61,3% 55,0% 46,3% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
recente vsv-ers naar laatste opleiding, 2000-2008 (17-22 jaar)
meting jaar N BaO SO VO MBO 19 onbekend Totaal % BaO SO VO MBO onbekend Totaal
1102 716 2878 4696
0 99/00
oude systematiek 1 2 3 00/01 01/02 02/03
132 396 2314 1797 261 4900
140 425 1668 2452 268 4953
? 171 893 3138 175 4377
4 03/04
4 03/04
nieuwe systematiek 5 6 7 04/05 05/06 06/07
86 406 1482 2876
123 151 1270 3012
4850
4557
156 964 2298 18 3439
124 295 2779 28 3226
106 451 2479 58 3094
168 336 2210 63 2778
8 07/08 197 285 1795 21 2298
2,7% 2,8% ? 1,8% 2,7% 8,1% 8,6% 3,9% 8,4% 3,3% 4,5% 3,8% 3,4% 6,0% 8,6% 47,2% 33,7% 20,4% 30,6% 27,9% 28,0% 9,1% 14,6% 12,1% 12,4% 36,7% 49,5% 71,7% 59,3% 66,1% 66,8% 86,1% 80,1% 79,6% 78,1% 5,3% 5,4% 4,0% 0,5% 0,9% 1,9% 2,3% 0,9% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
De uitsplitsing van recente vsv-ers naar onderwijsfase van de laatst gevolgde opleiding liet bij voorgaande metingen eveneens een sterk wisselend beeld zien (Tabel 6). Ook hier kunnen met name bij de gegevens van de 2-meting vraagtekens worden geplaatst. Worden deze buiten beschouwing gelaten, dan is de belangrijkste globale tendens van 1999/2000 tot 2003/2004 een sterke daling van het aandeel recente vsv-ers uit het voortgezet onderwijs en een navenante toename van het percentage recente vsv-ers uit het middelbaar beroepsonderwijs. Vergelijking van de (herziene) cijfers van de 4meting en de cijfers uit de metingen daarna – waarin uitsluitend recente vsv-ers die uitstroomden uit een opleiding in Rotterdam en/of op het moment van uitstroom al in de gemeente woonden zijn opgenomen – leidt tot de conclusie dat deze ontwikkeling zich na 2003/2004 aanvankelijk heeft voortgezet, maar na 19
Waar voor VSV-ers de laatste onderwijsfase niet achterhaald kon worden (hetgeen vrijwel uitsluitend bij nieuwe vestigers voorkomt), is deze in de oude systematiek op basis van leeftijd ingevuld.
18
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
de 5-meting niet meer. Volgens de beschikbare gegevens was bij de laatste meting 78,1% van de recente vsv-ers afkomstig uit het mbo, ongeveer even veel als bij de 6- (80,1%) en 7-meting (79,6%). Opvallend is ook de toename van het aantal recente vsv-ers uit het speciaal onderwijs, van 3,4% bij de 6-meting tot 6,0% bij de 7-meting en 8,6% bij de 8-meting. Ook wanneer de in deze paragraaf gepresenteerde meerjarencijfers niet onderhevig zouden zijn aan definitie- en registratieproblemen (waaronder ‘mutatie-achterstanden’), zouden aan de gegevens niet zonder meer conclusies kunnen worden verbonden met betrekking tot het rendement van het Rotterdamse vo en mbo. Ten eerste viel in de oude systematiek een groot deel van de ‘ongekwalificeerde uitstroom’ uit het vo buiten de leeftijdsselectie (17 tot en met 22 jaar aan het begin van het schooljaar). Ten tweede zijn vmbo-verlaters, die het merendeel van de verlaters van voopleidingen vormen, per definitie ongekwalificeerd, ook als zij een diploma halen. Vaker dan vroeger stromen ongekwalificeerde vo-uitstromers door naar het mbo. Ten derde betreffen de cijfers – ook in de nieuwe systematiek - niet alleen en niet alle leerlingen van Rotterdamse vo- en mbo-instellingen. Ook veel jongeren die in Rotterdam wonen volgen buiten de gemeente een opleiding. Voor het volgen van het rendement van het Rotterdamse onderwijs zijn de gegevens uit de tweejaarlijkse Rotterdamse Schoolverlatersmonitor geschikter: in dat onderzoek wordt gekeken naar de uitstroom, doorstroom en arbeidsmarktpositie van alle jongeren die een Rotterdamse vo- en mbo-opleiding hebben verlaten.
DESAN Research Solutions
19
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
3 OVERZICHT VAN DE POPULATIE 3.1 Inleiding Het vorige hoofdstuk gaf een overzicht van de ontwikkelingen van de VSV-cijfers tussen eind 1999/2000 en eind 2007/2008. Hierna worden de resultaten van de 8-meting in meer detail beschreven, waarbij op bepaalde punten een vergelijking met de vier voorgaande metingen wordt gemaakt. De kernpopulatie van de 8-meting van de VSV-Monitor bestaat uit alle jongeren die op 31 juli 2008 in de gemeente Rotterdam woonden en op die datum minimaal 17 en maximaal 22 jaar oud waren. In totaal omvat deze populatie 49026 jongeren. Van hen zijn 3186 (6,5%) na 1 augustus 2007 in de gemeente komen wonen, dus tijdens het schooljaar 2007/2008. Deze ‘nieuwe vestigers’ kunnen nog worden onderverdeeld in 1413 (2,9%) ‘vestigers’ vanuit andere gemeenten in Nederland en 1773 (3,6%) ‘nieuwkomers’ vanuit het buitenland. Bij enkele onderwerpen – bijvoorbeeld het percentage schoolgaanden - worden ook Rotterdamse jongeren van 6 tot en met 16 jaar in de analyse betrokken. Deze groep omvatte op 31 juli 2008 69439 personen, onder wie 655 (0,9%) ‘vestigers’ en 872 (1,3%) ‘nieuwkomers’.
3.2 Leeftijd, etniciteit en geslacht Van de 49026 jongeren van 17 tot en met 22 jaar die op 31 juli 2008 in de gemeente Rotterdam woonden was 42,7% autochtoon, 37,0% allochtoon van de tweede generatie (dat wil zeggen: zelf in Nederland geboren) en 20,3% allochtoon van de eerste generatie. Van de 69439 6- tot en met 16jarigen was 36,6% autochtoon, 54,2% allochtoon van de tweede en 9,2% allochtoon van de eerste generatie. 20
Grafiek 3: samenstelling populatie naar leeftijd en etniciteit, 2008 70%
10000 9000
60%
8000 50%
7000 6000
40%
5000 30%
4000 3000
20%
2000 10%
1000
0%
0 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
autochtoon
allochtoon 2e gen
allochtoon 1e gen
autochtoon
allochtoon 2e gen
allochtoon 1e gen
22
De uitsplitsing van aantal en percentage jongeren per etnische categorie naar leeftijd in Grafiek 3 laat zien dat het totale aantal jongeren (staafgrafieken) in elke leeftijdscategorie tot en met 17 jaar rond 20 De staafgrafieken geven het aantal jongeren per etnische groep in elke leeftijdscategorie weer (rechter as), de lijngrafieken het percentage (linker as).
DESAN Research Solutions
21
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
6500 ligt en daarboven toeneemt, tot meer dan 9000 22-jarigen. Deze populatieopbouw hangt samen met migratie naar Rotterdam van bijvoorbeeld HBO- en WO-studenten. Het aandeel allochtonen (zie lijngrafieken) is in de jongste groepen iets hoger dan in de oudste (bijvoorbeeld 62,7% van de 6-jarigen; 55,5% van de 22-jarigen). In de jongste groepen is het merendeel van de allochtonen in Nederland geboren, bij 22-jarigen is het aantal allochtonen van de eerste generatie vrijwel even groot als het aantal allochtonen van de tweede generatie. De Rotterdamse populatie van 6 tot en met 22 jaar telt ongeveer evenveel jongens (50,7%) als meisjes (49,3%). Binnen elke leeftijdsgroep en binnen de drie onderscheiden etnische categorieën is de geslachtsverdeling vrijwel gelijk: in geen enkele groep is het aandeel van een van beide geslachten meer dan 53%.
3.3 Vergelijking met voorgaande metingen Vergeleken met 31 juli 2007 is de Rotterdamse populatie van 17 tot en met 22 jaar iets gegroeid (van 46906 naar 49026 jongeren), na een krimp in voorgaande jaren. Daarbinnen is het aandeel allochtonen van de tweede generatie iets gestegen (van 35,3% tot 37,0%), het aandeel allochtonen van de eerste generatie gedaald (van 22,2% tot 20,3%). De laatste tendens is al zichtbaar vanaf 2004 (Tabel 7). Tabel 7:
samenstelling populatie, 2004-2008 meting jaar
leeftijd 6-16 17-22 Totaal van 17-22: 17 18 19 20 21 22 Totaal
4 03/04 N
%
5 04/05 N
%
6 05/06 N
%
7 06/07 N
%
8 07/08 N
%
74718 59,2% 72575 59,6% 71729 59,9% 70537 60,1% 69439 58,6% 51481 40,8% 49174 40,3% 48064 40,1% 46906 39,9% 49026 41,4% 126199 100,0% 121749 100,0% 119793 100,0% 117446 100,0% 118465 100,0%
7247 14,1% 6990 14,2% 6636 13,8% 6939 14,8% 6859 14,0% 7848 15,2% 7302 14,8% 7069 14,7% 6995 14,9% 7423 15,1% 8545 16,6% 8073 16,4% 7606 15,8% 7403 15,8% 7976 16,3% 8979 17,4% 8697 17,7% 8484 17,7% 7952 17,0% 8499 17,3% 9344 18,2% 8914 18,1% 9052 18,8% 8529 18,2% 8892 18,1% 9519 18,5% 9199 18,7% 9217 19,2% 9091 19,4% 9377 19,1% 51481 100,0% 49174 100,0% 48064 100,0% 46906 100,0% 49026 100,0%
etniciteit (generatie) autochtoon e allochtoon 2 g. e allochtoon 1 g. Totaal
50057 39,7% 48003 39,4% 46344 38,7% 45975 38,4% 46356 39,1% 53344 42,3% 53169 43,7% 54573 45,6% 54243 45,3% 55790 47,1% 22798 18,1% 20577 16,9% 18876 15,8% 17228 14,4% 16319 13,8% 126199 100,0% 121749 100,0% 119793 100,0% 117446 100,0% 118465 100,0%
van 17-22: autochtoon e allochtoon 2 g. e allochtoon 1 g. Totaal
21314 41,4% 20529 41,7% 19698 41,0% 19944 42,5% 20916 42,7% 16352 31,8% 16107 32,8% 16868 35,1% 16571 35,3% 18159 37,0% 13815 26,8% 12538 25,5% 11498 23,9% 10394 22,2% 9951 20,3% 51481 100,0% 49174 100,0% 48064 100,0% 46906 100,0% 49026 100,0%
22
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
4 OPLEIDINGEN, STARTKWALIFICATIES, VSV 4.1 Inleiding Het kerncijfer in de VSV-Monitor betreft het aantal jongeren dat aan het eind van het schooljaar geen opleiding volgt en (nog) geen startkwalificatie heeft behaald, als percentage van de totale populatie Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar. Peildatum is 31 juli (voor de 8-meting 31 juli 21 2008). In de volgende paragrafen wordt eerst gekeken naar het aantal jongeren dat wel nog een opleiding volgt, vervolgens naar het aantal jongeren dat wel al een startkwalificatie heeft behaald, en tenslotte naar de jongeren die geen opleiding volgen én geen startkwalificatie hebben: de voortijdig schoolverlaters. Bij deze cijfers wordt ook gekeken naar verschillen naar leeftijd, geslacht en etniciteit. In onderstaande overzichten van opleidingen, startkwalificaties en voortijdig schoolverlaters naar leeftijd zijn ook de Rotterdamse jongeren van 6 tot en met 16 jaar (die bij de kerncijfers buiten beschouwing worden gelaten) meegenomen. Aan het eind van het hoofdstuk wordt een vergelijking gemaakt met de cijfers van de vier voorgaande metingen.
4.2 Opleidingen Van alle Rotterdamse jongeren van 6 tot en met 22 jaar per 31 juli 2008 volgde – volgens de beschikbare gegevens - eind 2007/2008 76,4% een opleiding. In werkelijkheid is het percentage 22 schoolgaanden hoger, omdat opleidingen in het hoger onderwijs slechts ten dele zijn geregistreerd. Van de groep 6 tot en met 16-jarigen gaat vrijwel iedereen (99,0%) nog naar school; van de leeftijdsgroep 17-22 volgens de gegevens minder dan de helft (44,4%), maar voornoemde onderschatting zit geheel in deze laatste categorie. Tot 17 jaar volgen bijna alle jongeren een opleiding. Daarna daalt het percentage schoolgaanden snel, van 98,8% van de 16-jarigen tot minder dan een kwart (18,1%) van de 22-jarigen. Verschillen naar geslacht zijn beperkt: van alle jongens van 17 tot en met 22 jaar zou 46,0% een opleiding volgen, van alle meisjes 42,8% (zie ook Grafiek 4). Tussen autochtonen en allochtonen komen er wel verschillen naar voren met betrekking tot het percentage schoolgaande jongeren. Het percentage schoolgaanden ligt onder allochtonen van de eerste generatie bij alle leeftijden tot en met 17 iets lager dan bij jongeren die in Nederland geboren zijn, ongetwijfeld omdat er bij nieuwkomers in veel gevallen enige tijd verstrijkt tussen de datum van vestiging in Rotterdam en de eerste schooldag. In de hogere leeftijdscategorieën zouden volgens de gegevens autochtonen minder vaak een opleiding volgen dan allochtonen, en allochtonen van de tweede generatie minder vaak dan allochtonen van de eerste generatie (Grafiek 5). Dit is echter een gevolg van de ‘onderregistratie’ van opleidingen in het hoger onderwijs, die autochtonen vaker ‘treft’ dan allochtonen.
21
Op 31 juli volgt feitelijk vrijwel nooit iemand een opleiding, omdat die datum meestal in de zomervakantie valt, maar voor jongeren die aan het eind van een schooljaar een opleiding verlaten wordt als uitstroomdatum 31 juli genomen. In de gemeentelijke administratie worden opleidingen in het hoger onderwijs slechts bij uitzondering geregistreerd: de betreffende jongeren vallen niet alleen buiten de leerplicht maar ook buiten de doelgroep van het VSV-beleid omdat zij al een startkwalificatie hebben behaald. Van leerlingen in het hoger onderwijs wordt wel geregistreerd dat zij al een startkwalificatie hebben behaald, deels met behulp van gegevens van de Informatie Beheer Groep.
22
DESAN Research Solutions
23
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Grafiek 4: percentage schoolgaanden naar leeftijd en geslacht, 2008 (6-22 jaar) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20%
jongens op school 10%
meisjes op school
0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Grafiek 5: percentage schoolgaanden naar leeftijd en etnische generatie, 2008 (6-22 jaar) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20%
autochtoon op school allochtoon 2e gen op school
10%
allochtoon 1e gen op school
0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Van de 90504 Rotterdamse jongeren van 6 tot en met 22 jaar die eind 2007/2008 een opleiding volgden, zaten 80936 binnen de gemeente Rotterdam op school (68,3% van de populatie; 89,4% van de schoolgaanden), 9569 buiten de gemeente (8,1%; 10,6%). Van de 21769 schoolgaande 17 tot en met 22-jarigen volgden 18554 binnen de gemeente een opleiding (37,8% van de populatie; 85,2% van de scholieren/studenten), 3215 daarbuiten (6,6%; 14,8%). Tot 12 jaar gaan weinig Rotterdammers buiten de gemeente naar school (3 à 4% van de populatie), daarna stijgt het percentage ‘elders schoolgaanden’ aanzienlijk, tot een vijfde van de 14-, 15- en 16-jarigen, om vervolgens weer te dalen tot minder dan een tiende van de schoolgaanden ouder dan achttien (Grafiek 6). Vrijwel alle leerlingen in
24
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
het basisonderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs volgen hun opleiding in 23 Rotterdam, maar voortgezet onderwijs volgen relatief veel Rotterdamse jongeren buiten de gemeente. Grafiek 6: percentage schoolgaanden binnen en buiten de gemeente naar leeftijd, 2008 (6-22 jaar) 100% 90% 80% 70%
in Rotterdam op school
60%
buiten Rotterdam op school
50% 40% 30% 20% 10% 0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
4.3 Startkwalificaties Van de Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar had op 31 juli 2008 49,5% een startkwalificatie in bezit. Tot en met de 15-jarigen is het percentage startgekwalificeerden 0, daarna neemt het snel toe, van 1,4% van de 16-jarigen tot 68,3% van de 22-jarigen. Zowel tussen autochtonen en allochtonen als tussen jongens en meisjes zijn er duidelijke verschillen in het percentage startgekwalificeerden. Grafiek 7: percentage startgekwalificeerden naar leeftijd en geslacht, 2008 (6-22 jaar) 100%
jongens startkwalificatie
90%
meisjes startkwalificatie 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
Bij onderwijsinstellingen met meerdere vestigingen betreft de gemeente van de school in de registratie in veel gevallen de gemeente van de hoofdvestiging. Met name voor het mbo leidt dit tot een onderschatting van het aantal jongeren dat buiten de gemeente Rotterdam een opleiding volgt.
DESAN Research Solutions
25
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Van de 17 tot en met 22-jarige Rotterdamse meisjes had eind 2007/2008 53,9% een startkwalificatie, van de jongens een aanzienlijk kleiner deel: 45,2%. Onder 17-jarigen is het aantal startgekwalificeerden onder meisjes al hoger dan onder jongens (13,0% versus 9,5%); onder 22-jarigen is het verschil 72,3 tegen 63,8% (Grafiek 7). Aangezien het percentage ‘schoolgaanden’ onder meisjes niet hoger ligt dan onder jongens (zie 3.2), moet dit betekenen dat meisjes gemiddeld vaker of sneller een diploma halen dan jongens en/of opleidingen volgen op hogere niveaus. Van alle autochtone Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar had eind 2007/2008 61,1% een startkwalificatie op zak, van de tweede generatie allochtonen 41,0%, van de eerste generatie 40,9%. Er lijkt dus bijna geen verschil meer te zijn in kwalificatiepercentage tussen de eerste en tweede generatie allochtonen. Het totaalbeeld wordt echter vertekend door de verschillende leeftijdsopbouw van de twee allochtone subgroepen: de tweede generatie telt veel meer 17-, 18- en 19-jarigen. Binnen elke specifieke leeftijdsgroep hebben in Nederland geboren allochtonen wel degelijk vaker een startkwalificatie dan allochtonen van de eerste generatie, en minder vaak dan autochtonen (zie Grafiek 8). Grafiek 8: percentage startgekwalificeerden naar leeftijd en etnische generatie, 2008 (6-22 jaar) 100% autochtoon startkwalificatie 90% allochtoon 2e gen startkwalificatie 80%
allochtoon 1e gen startkwalificatie
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Het algemene verschil in percentage startkwalificaties tussen jongens en meisjes komt in elk van de drie etniciteitscategorieën naar voren, maar is onder allochtonen groter dan onder autochtonen: van de autochtone meisjes van 17 tot en met 22 jaar had 64,4% eind 2007/2008 een startkwalificatie behaald, van de autochtone jongens 57,7%. Bij in Nederland geboren allochtonen is dit 46,7% (meisjes) tegen 35,3% (jongens), bij eerste generatie-allochtonen 45,1% (meisjes) tegen 36,4% (jongens). Uitsplitsing van het percentage jongeren met een startkwalificatie naar ‘herkomstland’ in plaats van generatie (Tabel 8) laat zien dat het percentage 17 tot en met 22-jarige jongeren met een startkwalificatie onder allochtonen uit ‘overige rijke landen’ hoger ligt (65,9%) dan onder autochtonen 24 (61,1%). Het percentage startgekwalificeerden ligt het laagst onder Turken (34,0%), Marokkanen (34,0%) en Kaapverdianen (34,7%). 24
Bij eerste generatie-allochtonen is de classificatie gebaseerd op het geboorteland van de jongere zelf, bij tweede generatieallochtonen (zelf in Nederland geboren) op het geboorteland van de ouders (zie verder Begrippenlijst: etniciteit).
26
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Tabel 8:
percentage startgekwalificeerden naar etniciteit, 2008 (17-22 jaar)
->% etniciteit Nederlands Antilliaans Kaapverdisch Marokkaans Noord-Mediterraans Surinaams Turks overige arme landen overige rijke landen Totaal
startkwalificatie 61,1% 37,1% 34,7% 34,0% 45,9% 40,4% 34,0% 48,2% 65,9% 49,5%
populatie (N) 20917 2619 1902 4013 1362 5766 4929 5851 1605 49026
Grafiek 9 toont voor de zes grootste etnische groepen de ontwikkeling van het percentage jongeren met een startkwalificatie naar leeftijd, vanaf 16 jaar. Op elke leeftijd is het percentage startgekwalificeerden onder autochtonen duidelijk het hoogst, op grote afstand gevolgd eerst door jongeren met ‘overige arme landen’ als etnische achtergrond, dan door Surinaamse Rotterdammers. Grafiek 9:
percentage startgekwalificeerden naar etniciteit en leeftijd, 2008 (16-22 jaar)
100%
Antilliaans
90%
Marokkaans 80%
Nederlands 70%
overige arme landen 60%
Surinaams
50%
Turks
40% 30% 20% 10% 0% 16
17
18
19
20
21
22
4.4 VSV Van alle jongeren van 17 tot en met 22 jaar die op 31 juli 2008 in de gemeente Rotterdam woonden, telt 15,2% als voortijdig schoolverlater, omdat zij aan het eind van het schooljaar 2007/2008 geen opleiding volgden en nog geen startkwalificatie hadden behaald. Onder 16-jarigen is het percentage vsv-ers nog zeer beperkt (1,1%), daarna loopt het snel op, tot 19,6% van de 22-jarigen. Het percentage vsv-ers neemt in hogere leeftijdscategorieën vanzelfsprekend niet zo sterk toe als het percentage schoolgaanden afneemt, omdat een aanzienlijk deel van de schoolverlaters al een startkwalificatie heeft gehaald (Grafiek 10).
DESAN Research Solutions
27
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Grafiek 10:
percentages schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar leeftijd, 2008 (622 jaar)
100% startkw alificatie
90%
op school 80%
vsv
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Het percentage jongeren dat een opleiding volgt is onder jongens en meisjes ongeveer gelijk (zie 3.2), maar het percentage startgekwalificeerden is onder jongens duidelijk lager (3.3). Het aantal vsv-ers is onder jongens dan ook fors hoger dan onder meisjes (Grafiek 11). Van alle Rotterdamse jongens van 17 tot en met 22 zat eind 2007/2008 17,5% zonder startkwalificatie niet meer op school, van de meisjes 13,0%. Het verschil tussen meisjes en jongens in het percentage voortijdig schoolverlaters is het grootst onder allochtonen, zowel van de tweede generatie (12,0% - 18,5%) als van de eerste generatie (19,1% 25,3%), maar is ook bij autochtonen (10,8% - 13,0%) duidelijk. Grafiek 11:
percentage vsv-ers naar leeftijd en geslacht, 2008 (6-22 jaar)
100%
jongens vsv
90%
meisjes vsv
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 6
28
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
DESAN Research Solutions
17
18
19
20
21
22
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Van alle autochtone Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 gold eind 2007/2008 11,9% als vsv-er, van de tweede generatie allochtonen 15,2%, van de eerste generatie 22,2%. Het totaalcijfer voor allochtonen van de eerste generatie wordt enigszins vertekend door de leeftijdsopbouw van deze groep (veel ‘oudere jongeren’, zie 3.2), maar blijft relatief hoog wanneer daar rekening mee wordt gehouden. Vanaf 18-jarigen ligt het VSV-percentage van in Nederland geboren allochtonen tussen dat van autochtonen en van in het buitenland geboren allochtonen in (Grafiek 12). Dat voor autochtonen het VSV-percentage vanaf 19-jarigen niet meer toeneemt houdt verband met de instroom van studenten. Grafiek 12:
percentage vsv-ers naar leeftijd en etnische generatie, 2008 (6-22 jaar)
25
100% autochtoon vsv 90%
allochtoon 2e gen vsv
80%
allochtoon 1e gen vsv
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Analyse van de VSV-cijfers naar geboorteland van de ouders (bij de tweede generatie) of de jongere zelf (bij de eerste generatie) laat zien dat binnen de groep 17 tot en met 22-jarigen het VSV-percentage veruit het laagst ligt onder autochtonen (11,9%) en allochtonen uit rijke landen (13,0%) en het hoogst onder jongeren van Antilliaanse (18,9%), Noord-Mediteraanse (18,3%), Turkse (18,1%) en Kaapverdische (18,1%) afkomst (Tabel 9). Tabel 9:
percentage vsv-ers naar etniciteit, 2008 (17-22 jaar)
->% etniciteit Nederlands Antilliaans Kaapverdisch Marokkaans Noord-Mediterraans Surinaams Turks overige arme landen overige rijke landen Totaal
% vsv-ers 11,9% 18,9% 18,1% 17,7% 18,3% 17,0% 18,1% 18,2% 13,0% 15,2%
populatie (N) 20917 2619 1902 4013 1362 5766 4929 5851 1605 49026
25 Met name voor allochtonen van de eerste generatie is in de grafiek ook in de jongste leeftijdsgroepen duidelijk een groep VSV-ers zichtbaar (bijvoorbeeld 6-jarige allochtonen van de eerste generatie: 9,2%). Het gaat dan in feite niet om voortijdig schoolverlaters maar om ‘niet-tijdig schoolbetreders’.
DESAN Research Solutions
29
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Voor vijf van de zes grootste etnische categorieën is sprake van een redelijk gelijkmatige curve in het percentage vsv-ers vanaf 16- tot en met 22-jarigen. Uitzondering vormen de Antillianen, waarschijnlijk zowel vanwege migratiebewegingen als vanwege toevallige schommelingen ten gevolg van de relatief kleine aantallen per leeftijdscategorie in deze groep (zie Grafiek 13). Grafiek 13:
percentage vsv-ers naar etniciteit en leeftijd, 2008 (16-22 jaar)
100%
Antilliaans
90%
Marokkaans
80%
Nederlands
70%
overige arme landen
60%
Surinaams 50%
Turks 40% 30% 20% 10% 0% 16
Grafiek 14:
17
18
19
20
21
22
percentage vsv-ers per deelgemeente, 2008 (17-22 jaar)
35% 30% 25% 18,1% 18,7%
20% Rotterdam: 15,2% 15% 10,0% 10,1%
10,1%
19,3%
15,9% 15,3% 15,9%
13,3% 13,4% 11,8% 13,0%
10% 5%
d Fe i
je n
oo r
lo is C
ha r
e on d m
sc hi e
IJ ss el
ha
O ve r
ve n
et el fs D
oo g
vli
d H
oo r
H
ille ge
N
sc en rs be tru rg m /S ch ie br oe Pr k in s Al ex H an oe de k r va n H ol la nd
ge n lin
St ad
Kr a
Pe
rn is
0%
Evenals naar geslacht en etniciteit zijn er ook naar deelgemeente sterke verschillen in het VSVpercentage. In de leeftijdsgroep 17-22 is het VSV-percentage het laagst in de – zeer kleine –
30
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
deelgemeente Pernis (10,0%), Kralingen (10,1%) en Stadscentrum (10,1%), het hoogst in Feijenoord (19,3%), Charlois (18,7) en IJsselmonde (18,1%) (Grafiek 14). Op buurtniveau is het VSV-percentage het hoogst in Bloemhof (22,7%) in de deelgemeente Feijenoord, het laagst in Kop van Zuid (1,6%) in Stadscentrum (zie Bijlage Tabel B1).
4.5 Vergelijking met voorgaande metingen Zoals in Hoofdstuk 2 al besproken, is het percentage voortijdig schoolverlaters binnen de populatie op 31 juli in de gemeente Rotterdam wonende jongeren van 17 tot en met 22 jaar sinds de 4-meting (en overigens ook daarvoor) onafgebroken gedaald. De sterke daling de afgelopen jaren, van 21,3% bij de de 6-meting via 18,1% bij de 7-meting naar 15,2% bij de 8-meting, geldt alle leeftijdscategorieën (zie Tabel 10 rechts). Met betrekking tot het percentage jongeren dat een opleiding volgt en het percentage jongeren met 26 een startkwalificatie, laat vergelijking van de cijfers vanaf de 4-meting per leeftijdsgroep geen eenduidige ontwikkelingen zien (Tabel 10, links en midden): het percentage schoolgaanden lijkt tussen 5- en 6-meting fors te zijn gedaald (van 55,2% naar 44,4%) en sindsdien min of meer constant te zijn (8meting: 44,4%), het percentage startgekwalificeerden zeer sterk te zijn gestegen tussen 5-meting (32,0%) en 6-meting (42,1%), daarna iets langzamer (8-meting: 49,5%). Bij de rapportage van de 6meting is geconcludeerd dat de opmerkelijke ontwikkelingen toen werden veroorzaakt door achterstanden in de registratie van gediplomeerde uitstroom voor de 5-meting en het wegwerken daarvan voor de 6-meting, na de overgang naar het nieuwe leerlingregistratiesysteem LL4ALL in 2005. Bij de 4- en 5-meting stonden veel jongeren die op de peildatum in werkelijkheid hun opleiding al met een startkwalificatie hadden afgerond, in het systeem nog als schoolgaanden zonder startkwalificatie geregistreerd (zie ook paragraaf 2.4). Het beeld betreffende startkwalificaties en schoolgaanden vanaf de 6-meting lijkt realistischer dan dat daarvoor. Bij de 5-meting leek het percentage voortijdig schoolverlaters nog vooral te dalen omdat jongeren langer op school bleven, sindsdien moet de daling vooral worden toegeschreven aan een hoger aantal startkwalificaties. Sinds de 6-meting lijkt het aantal schoolgaanden stabiel, maar is het aantal jongeren met een startkwalificatie verder gestegen (van 42,1% naar 49,5%). Bij de 7-meting gold de stijging van het aantal kwalificaties met name de leeftijdsgroepen 20 tot en met 22 jaar, bij de 8meting is nu ook het percentage gekwalificeerden onder 19-jarigen sterk gestegen (Tabel 10, midden). Bij de 7-meting was zowel de voortgezette stijging van het percentage gekwalificeerden als de sterke daling van het aantal vsv-ers vermoedelijk gunstig vertekend door verbetering en versnelling van de registratie van kwalificaties, bij de 8-meting zijn voor een dergelijke vertekening geen aanwijzingen (zie ook 2.2). Tabel 10: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar leeftijd, 2004-2008 (17-22 jaar) ->% meting jaar 17 18 19 20 21 22 Totaal
schoolgaanden
27
startgekwalificeerden
28
vsv-ers
N
4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 8 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 07/08 88,2% 92,1% 90,3% 92,4% 94,1%
4,2%
6859
73,4% 75,5% 67,8% 71,7% 72,8% 15,9% 16,2% 27,8% 31,1% 32,3% 19,6% 16,8% 17,2% 14,2% 12,1%
5,7%
5,4% 10,4% 11,4% 11,2% 10,7%
6,7%
7,5%
5,9%
7422
54,9% 57,0% 43,2% 47,6% 45,2% 28,6% 28,4% 43,4% 44,1% 49,0% 26,2% 23,9% 21,0% 19,1% 15,5%
7976
45,8% 46,1% 32,4% 31,7% 32,1% 38,9% 37,6% 50,6% 56,7% 58,3% 27,9% 27,2% 24,0% 20,8% 17,7%
8499
41,5% 38,6% 25,6% 24,6% 21,2% 45,2% 45,5% 54,0% 60,6% 65,8% 29,0% 27,7% 26,7% 21,8% 19,1%
8892
37,7% 34,4% 23,8% 19,1% 18,1% 50,6% 49,3% 55,1% 62,3% 68,3% 28,2% 28,6% 27,1% 23,9% 19,6%
9378
55,2% 55,2% 44,4% 45,4% 44,4% 32,3% 32,0% 42,1% 46,0% 49,5% 24,2% 22,6% 21,3% 18,1% 15,2% 49026
26
Met eerdere metingen is geen vergelijking mogelijk voor de in de voorgaande paragrafen gepresenteerde cijfers. ‘Schoolgaanden’ is grotendeels exclusief studenten in het hoger onderwijs, maar inclusief andere jongeren die al een startkwalificatie hebben behaald en nog een opleiding volgen. De categorie overlapt dus – met name in de hogere leeftijdsgroepen – voor een deel met de categorie ‘startgekwalificeerden’. Het totaal van de drie categorieën in de tabel is daarom meer dan 100%. 28 Vanwege ruimtegebrek is het aantal jongeren per categorie (N) in de tabellen 10 tot en met 14 alleen voor de laatste meting weergegeven. Voor alle categorieën geldt dat de aantallen bij voorgaande metingen vergelijkbaar zijn. 27
DESAN Research Solutions
31
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Bij de vergelijking van de ontwikkelingen tot de 6-meting in percentages schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar geslacht, etniciteit en deelgemeente spelen vanzelfsprekend dezelfde registratievertekeningen een rol als bij de algemene vergelijking. Opvallend bij de vergelijking tussen jongens en meisjes is vooral dat tussen de 7- en de 8-meting de daling van het percentage vsvers bij jongens (van 20,7% naar 17,5%) iets groter is dan bij meisjes (van 15,6% naar 13,0%).Tussen 6en 7-meting was de daling bij beide geslachten ongeveer even groot, daarvoor bij meisjes groter (Tabel 11). Tabel 11: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar geslacht, 2004-2008 (17-22 jaar) ->%
schoolgaanden
29
startgekwalificeerden
vsv-ers
N
meting 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 8 jaar 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 07/08 jongens 55,4% 56,0% 45,2% 46,1% 46,0% 29,1% 28,8% 38,2% 41,7% 45,2% 26,1% 24,8% 24,0% 20,7% 17,5% 23369 meisjes
54,9% 54,5% 43,6% 44,7% 42,8% 35,5% 35,1% 45,9% 50,3% 53,9% 22,3% 20,3% 18,7% 15,6% 13,0% 23533
Totaal
55,2% 55,2% 44,4% 45,4% 44,4% 32,3% 32,0% 42,1% 46,0% 49,5% 24,2% 22,6% 21,3% 18,1% 15,2% 49026
Vergelijking van de drie etnische categorieën laat zien dat tussen de 7- en 8-meting het percentage vsv-ers, net als tussen 6- en 7-meting, het sterkst daalde bij allochtonen van de eerste generatie (van 25,4,0% naar 22,2%). Voor de 6-meting was de daling het sterkst bij allochtonen van de tweede generatie (Tabel 12). De toename van het percentage jongeren met een startkwalificatie is nu in alle categorieën ongeveer even groot (ca. + 3,5%). Tabel 12: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar etnische generatie, 2004- 2008 (17-22 jaar) schoolgaanden
30
startgekwalificeerden
vsv-ers
N
meting 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 8 jaar 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 07/08 autochtoon 53,5% 52,7% 37,5% 37,7% 36,6% 43,0% 41,6% 54,7% 57,5% 61,1% 18,9% 18,1% 17,1% 14,8% 11,9% 19942 all. 2e gen. 58,0% 59,1% 51,0% 54,3% 52,4% 27,3% 27,3% 35,5% 37,8% 41,0% 24,0% 21,5% 20,5% 17,6% 15,2% 16570 all. 1e gen. 54,4% 54,4% 46,3% 46,1% 46,1% 21,7% 22,1% 30,0% 37,0% 40,9% 32,5% 31,1% 30,0% 25,4% 22,2% 10394
Totaal
55,2% 55,2% 44,4% 45,4% 44,4% 32,3% 32,0% 42,1% 46,0% 49,5% 24,2% 22,6% 21,3% 18,1% 15,2% 49026
Vergelijking naar land van herkomst (van jongere en/of ouders) laat zien dat het percentage voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de 7-meting voor bijna alle herkomstcategorieën met ongeveer 3 procent is gedaald. Alleen voor de categorie ‘overige rijke landen’ was de daling kleiner (van 13,6% naar 13,0%). Het percentage jongeren met een startkwalificatie nam in vrijwel alle groepen met circa 3 procent toe (Tabel 13). Per deelgemeente tenslotte laten de cijfers zien dat zowel ten opzichte van de vorige meting als ten opzichte van de 4-meting het percentage voortijdig schoolverlaters vrijwel overal in Rotterdam is 31 gedaald en het percentage jongeren met een startkwalificatie vrijwel overal gestegen. In Charlois (van 24,4% naar 18,7%) en IJsselmonde (van 22,1% naar 18,1%) was de vsv-daling ten opzichte van de 7meting het sterkst. Alleen in Stadscentrum daalde het percentage vsv-ers niet (Tabel 14).
29 Zie tekst en voetnoot bij Tabel 10. Het buiten beschouwing laten van (vrijwel alle) opleidingen in het hoger onderwijs vertekent het percentage schoolgaanden bij hogere leeftijdsgroepen het sterkst. 30 Zie tekst voetnoot bij Tabel 10. Het buiten beschouwing laten van (vrijwel alle) opleidingen in het hoger onderwijs vertekent het percentage schoolgaanden bij autochtonen het sterkst. 31 Zie Bijlage Tabel B1 voor een overzicht van de ontwikkelingen in percentages schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers per buurt.
32
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Tabel 13: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar etniciteit, 2004-2008 (17-22 jaar) ->%
schoolgaanden
32
startgekwalificeerden vsv-ers N meting 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 8 jaar 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 07/08 Nederlands
53,5% 52,7% 37,5% 37,7% 36,6% 43,0% 41,6% 54,7% 57,5% 61,1% 18,9% 18,1% 17,1% 14,8% 11,9% 20917
Antilliaans
58,1% 55,1% 50,1% 51,3% 51,8% 22,1% 23,1% 29,0% 35,1% 37,1% 30,6% 29,4% 27,2% 22,5% 18,9%
2619
Kaapverdisch 61,3% 62,4% 56,2% 58,4% 54,5% 18,8% 17,9% 26,8% 29,4% 34,7% 25,2% 24,6% 23,5% 22,3% 18,1%
1902
Marokkaans
4013
59,7% 62,3% 57,0% 58,8% 56,6% 18,3% 19,6% 27,0% 29,9% 34,0% 28,7% 23,6% 21,8% 20,1% 17,7%
Nrd-Mediter. 50,8% 53,1% 43,2% 44,2% 45,1% 33,0% 33,1% 38,4% 43,6% 45,9% 25,1% 23,3% 25,7% 21,5% 18,3% 1362 Surinaams
58,7% 59,0% 48,8% 52,4% 50,4% 23,8% 24,2% 34,4% 36,9% 40,4% 25,7% 23,9% 23,1% 20,0% 17,0%
5766
Turks
57,8% 59,3% 53,2% 57,3% 55,8% 18,3% 18,9% 26,5% 29,1% 34,0% 30,4% 27,1% 26,0% 22,4% 18,1%
4929
overig arm
52,1% 51,8% 43,5% 43,1% 44,2% 28,6% 28,9% 38,4% 45,7% 48,2% 29,9% 28,8% 25,9% 20,2% 18,2%
5851
overig rijk
49,4% 50,1% 33,4% 34,1% 35,4% 52,2% 51,5% 57,6% 64,1% 65,9% 19,4% 18,1% 19,0% 13,6% 13,0%
1605
Totaal
55,2% 55,2% 44,4% 45,4% 44,4% 32,3% 32,0% 42,1% 46,0% 49,5% 24,2% 22,6% 21,3% 18,1% 15,2% 49026
Tabel 14: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar deelgemeente, 20042008 (17-22 jaar) ->%
schoolgaanden
33
startgekwalificeerden
vsv-ers
N meting 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 4 5 6 7 8 8 jaar 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 07/08 Charlois
51,5% 53,5% 46,1% 47,1% 46,4% 25,2% 25,4% 31,9% 37,0% 42,8% 31,4% 28,5% 27,7% 24,4% 18,7%
5041
Delfshaven
55,2% 57,7% 46,1% 46,2% 45,5% 29,9% 31,0% 39,6% 45,0% 47,1% 26,0% 21,9% 20,4% 17,6% 15,9%
7522
Feijenoord
57,0% 58,8% 50,2% 52,1% 50,3% 21,7% 21,3% 30,5% 34,7% 38,5% 29,4% 25,4% 25,5% 22,6% 19,3%
6009
Hilleg./Schiebr. 55,9% 57,5% 48,5% 50,7% 49,2% 37,6% 32,2% 46,1% 48,0% 51,6% 19,9% 20,2% 16,0% 14,6% 11,8%
2265
Hoek van Holl. 57,7% 57,4% 50,7% 50,6% 50,7% 35,6% 40,0% 48,0% 48,1% 44,8% 19,0% 11,4% 15,6% 14,7% 13,3% Hoogvliet
596
55,8% 57,2% 50,5% 53,3% 49,8% 25,5% 24,2% 37,6% 40,0% 43,0% 23,6% 22,8% 20,5% 17,0% 15,3%
2634
IJsselmonde
59,1% 57,5% 48,7% 50,5% 48,0% 23,9% 24,1% 34,2% 36,9% 41,3% 25,4% 24,6% 24,3% 22,1% 18,1%
4570
Kralingen
54,2% 53,0% 36,5% 34,0% 35,4% 46,9% 50,6% 58,0% 63,6% 66,1% 18,7% 14,3% 13,1% 11,0% 10,1%
5268
Noord
52,6% 54,0% 39,9% 40,3% 40,0% 41,9% 41,9% 48,4% 52,3% 55,6% 22,1% 18,6% 19,2% 16,0% 13,4%
4307
Overschie
57,5% 57,3% 46,8% 51,8% 47,2% 27,3% 25,0% 37,3% 42,1% 46,5% 25,2% 25,1% 23,7% 17,8% 15,9%
1108
Pernis
53,8% 48,4% 42,0% 53,8% 48,5% 37,7% 31,6% 46,5% 47,3% 48,9% 20,3% 22,9% 20,5% 11,8% 10,0%
309
Prins Alexander 57,1% 57,4% 46,5% 47,9% 46,9% 35,7% 33,9% 47,1% 46,9% 50,9% 17,4% 17,8% 17,0% 16,5% 13,0%
5989
Stadscentrum
51,4% 49,2% 30,7% 30,9% 29,4% 51,7% 57,1% 61,9% 68,0% 70,8% 19,2% 14,0% 13,9% 9,9% 10,1%
2793
Totaal
55,2% 55,2% 44,4% 45,4% 44,4% 32,3% 32,0% 42,1% 46,0% 49,5% 24,2% 22,6% 21,3% 18,1% 15,2% 49026
32 33
Zie voetnoot bij Tabel 12. Zie voetnoot bij Tabel 10.
DESAN Research Solutions
33
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
5 KENMERKEN VSV-ERS 5.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk zijn verschillen in het percentage voortijdig schoolverlaters naar leeftijd, geslacht, etniciteit en deelgemeente besproken. Voor elk van deze achtergrondkenmerken werd beschreven in welke categorieën het VSV-cijfer relatief hoog is en in welke relatief laag. Daarnaast werd ook per subgroep gekeken hoe de cijfers zich de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. Dit hoofdstuk biedt een ander perspectief: er wordt gekeken hoe de groep vsv-ers in Rotterdam is samengesteld, bijvoorbeeld qua laatste opleiding, jaar van vestiging in de gemeente, afwezigheidsduur uit het onderwijs, verzuimgeschiedenis, etniciteit en geslacht. Er wordt dan dus bijvoorbeeld niet meer gekeken hoe veel meisjes vsv-er zijn, maar hoe veel vsv-ers meisje.
5.2 VSV-categorieën Bij de bespreking van de ontwikkelingen van het aantal voortijdig schoolverlaters sinds de 0-meting in paragraaf 2.3 werden op basis van laatste opleiding en datum van vestiging in de gemeente drie categorieën vsv-ers onderscheiden: vsv-ers die zich tijdens het schooljaar in de gemeente Rotterdam 34 vestigden (‘VSV - nieuwe vestigers’) ; vsv-ers voor wie de laatste school een school voor (bepaalde soorten) speciaal onderwijs was (‘VSV – speciaal onderwijs’, ook wel als ‘onvermijdelijk VSV’ aangeduid omdat de betreffende jongeren vanwege hun beperkingen in het algemeen niet in staat kunnen worden 35 geacht een startkwalificatie te halen ); en de overige vsv-ers, die voor het begin van het schooljaar al in Rotterdam woonden en een reguliere opleiding volgden voor zij voortijdig de school verlieten (‘VSV – regulier’). Deze groep ‘reguliere vsv-ers’ kan nog worden onderverdeeld in voortijdig schoolverlaters die hun laatste opleiding aan een school in Rotterdam volgden en vsv-ers uit het reguliere onderwijs buiten Rotterdam. De groep voortijdig schoolverlaters uit het reguliere onderwijs in Rotterdam is veruit de grootste van de vier genoemde categorieën en omvat 10,2% van de totale populatie 17 tot en met 22-jarigen, ofwel 67,0% van alle 7460 vsv-ers op 31 juli 2008. De groep vsv-ers uit het reguliere onderwijs buiten Rotterdam omvat 1,8% van de populatie en 11,5% van de vsv-ers. Vsv-ers voor wie de laatste school een school voor (bepaalde categorieën van) speciaal onderwijs was vormen 1,3% van de populatie en 8,4% van de vsv-ers. De groep nieuw gevestigde vsv-ers tenslotte vormde eind juli 2008 2,0% van de populatie en 13,1% van de voortijdig schoolverlaters. Het aandeel nieuwe vestigers binnen de totale 36 groep vsv-ers is nu weer iets gestegen, van 8,8% tot 13,1% (Tabel 15). Tabel 15: VSV naar categorie, 2004-2008 (17-22 jaar)
% van vsv-ers
aantal vsv-ers
% van populatie
% van vsv-ers
aantal vsv-ers
% van populatie
% van vsv-ers
8 07/08
% van populatie
7 06/07
aantal vsv-ers
% van populatie
6 05/06
11,6% 909 1,8% 8,2% 5,2% 576 1,2% 5,2% 67,7% 7797 15,9% 70,3% 15,4% 1807 3,7% 16,3% 100% 11089 22,6% 100%
1054 596 7107 1502 10259
2,2% 1,2% 14,8% 3,1% 22,6%
10,3% 5,8% 69,3% 14,6% 100%
745 552 6060 1144 8500
1,6% 1,2% 12,9% 2,4% 18,1%
8,8% 6,5% 71,3% 13,5% 100%
978 628 4996 859 7460
2,0% 1,3% 10,2% 1,8% 15,2%
13,1% 8,4% 67,0% 11,5% 100%
aantal vsv-ers
2,8% 1,3% 16,4% 3,7% 24,2%
% van vsv-ers
1447 652 8426 1921 12445
5 04/05 % van vsv-ers
nieuwe vestigers speciaal onderwijs regulier onderwijs R’dam regulier onderwijs elders Totaal
% van populatie
categorie VSV (herkomst)
4 03/04 aantal vsv-ers
meting jaar
34 Bij het bepalen van de categorie VSV heeft dit laatste criterium prioriteit: een ‘VSV – nieuwe vestiger’ wordt dus ook als zodanig gecategoriseerd als zijn of haar laatste school een school voor speciaal onderwijs was. 35 Speciaal onderwijs aan enkelvoudig lichamelijk gehandicapten en kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM) valt buiten deze definitie (zie ook Begrippenlijst: speciaal onderwijs). 36 Zie ook paragraaf 2.3.
DESAN Research Solutions
35
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Bij de 4-meting is een uitgebreide analyse uitgevoerd naar het effect van vestiging in en vertrek uit de gemeente op het percentage jongeren met een startkwalificatie en het percentage voortijdig 37 schoolverlaters. De voorzichtige conclusie daarvan was dat de migratiebewegingen een positief effect hebben - van ongeveer 2 procentpunt - op het percentage startgekwalificeerden (nieuwe vestigers hebben bovengemiddeld vaak een startkwalificatie), maar ook het VSV-percentage iets verhogen – met ongeveer 0,5 procentpunt – omdat vestigers zonder startkwalificatie vaak ook geen opleiding meer volgen. Een analyse op basis van de gegevens van de 7-meting leverde globaal hetzelfde beeld op. Jongeren die zich tijdens het schooljaar 2006/2007 in de gemeente vestigden hadden duidelijk vaker een startkwalificatie (55,2%) dan jongeren die al langer in de gemeente woonden (45,3%), maar van de nieuwe vestigers zonder startkwalificatie volgden veel minder een opleiding (46,7%) dan van de overige jongeren zonder startkwalificatie (67,6%). Daardoor lag het VSV-percentage onder de nieuwe vestigers hoger (23,9%) dan onder de overige jongeren van 17 tot en met 22 jaar (17,7%). Zonder de nieuwe vestigers zou het VSV-percentage van de 7-meting daarom circa 0,4 procentpunt lager hebben gelegen. De gegevens van de 8-meting leveren een wat ander beeld op. Het percentage startgekwalificeerden onder nieuwe vestigers in schooljaar 2007/2008 is vrijwel even hoog (50,5%) als onder al in de gemeente wonende jongeren (49,5%). In vergelijking met de 7-meting bestaat de groep nieuwe vestigers nu namelijk voor een groter deel uit – gemiddeld lager gekwalificeerde – nieuwkomers uit het buitenland. En van de nieuwe vestigers zonder startkwalificatie volgden nog duidelijker minder een opleiding (37,9%) dan van de overige jongeren zonder startkwalificatie (72,0%). Daardoor ligt het VSV-percentage onder de nieuwe vestigers van 2007/2008 nu veel hoger (30,7%) dan onder de overige jongeren van 17 tot en met 22 jaar (14,1%). Zonder de nieuwe vestigers zou het VSV-percentage van de 8-meting daarom circa 1,1 procentpunt lager hebben gelegen. Het effect van migratie van jongeren uit de gemeente op het VSV-cijfer is moeilijk vast te stellen, onder andere omdat jongeren die in de loop van 2007/2008 uit de gemeente vertrokken niet tot de populatie van de VSV-Monitor behoren en niet worden benaderd in het aanvullende onderzoek. Zeker is wel dat het effect gering is, mede omdat het aantal vertrekkende jongeren van 17 tot en met 22 jaar veel kleiner is dan het aantal nieuwe vestigers.
5.3 Oude en nieuwe vsv-ers Van de 7460 Rotterdamse vsv-ers van 17 tot en met 22 jaar op 31 juli 2008 was meer dan de helft (57,0%) ook een jaar eerder al vsv-er in Rotterdam. Deze groep wordt aangeduid als ‘oude vsv-ers’. De overige vsv-ers (totaal 43,0%) vestigden zich tijdens het schooljaar 2007/2008 (op of na 1 augustus 2007) in Rotterdam vanuit een ander Nederlandse gemeente (2,6%) of vanuit het buitenland (10,5%), of volgden aan het eind van het voorgaande schooljaar nog een opleiding (29,9%). Van alle nieuwe vsvers in de 8-meting woonde minder dan drie kwart (69,%) aan het begin van het schooljaar al in de gemeente Rotterdam. Tabel 16 toont binnen de totale groep vsv-ers eerst de verdeling tussen oude en nieuwe voortijdig schoolverlaters, en vervolgens binnen de groep nieuwe vsv-ers de verdeling tussen vestigers (uit andere Nederlandse gemeenten), nieuwkomers (uit het buitenland) en overige nieuwe voortijdig schoolverlaters (afkomstig uit de gemeente Rotterdam). De verdeling tussen oude en nieuwe vsv-ers is al sinds de 4-meting min of meer stabiel. Beide groepen nemen in omvang ongeveer even sterk af, hun verhouding blijft daarmee ongeveer hetzelfde. Het aandeel nieuwe vsv-ers uit het buitenland (‘nieuwkomers’) was jaren globaal constant, maar is nu aanzienlijk toegenomen (van 6,5% van de vsvers tot 10,5%). Het aandeel nieuwe vsv-ers uit andere Nederlandse gemeenten schommelt sterker, maar is sinds de 4-meting wel duidelijk kleiner geworden.
37
Zie Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2005, Hoofdstuk 4.
36
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Tabel 16: herkomst vsv-ers, 2004-2008 (17-22 jaar)
VSV oud
7568 60,8%
7036 63,5%
6181 60,2%
5052 59,4%
4254 57,0%
VSV nieuw
4877 39,2%
4053 36,5%
4079 39,8%
3448 40,6%
3206 43,0%
% van nieuwe vsv-ers
N
% van vsv-ers
8 07/08 % van nieuwe vsv-ers
% van vsv-ers
N
7 06/07 % van nieuwe vsv-ers
% van vsv-ers
N
6 05/06 % van nieuwe vsv-ers
N
% van vsv-ers
5 04/05 % van nieuwe vsv-ers
% van vsv-ers
herkomst vsv-ers
4 03/04
N
meting jaar
VSV nieuw: vestiger
795
6,4% 16,3%
335
3,0%
8,3%
450
4,4% 11,0% 192
2,3%
nieuwkomer
651
5,2% 13,4%
574
5,2% 14,2%
605
5,9% 14,8% 553
6,5% 16,0% 785 10,5% 24,5%
overig nieuw VSV totaal
5,6% 193
2,6%
6,0%
3430 27,6% 70,3% 3144 28,4% 77,6% 3024 29,5% 74,1% 2703 31,8% 78,4% 2228 29,9% 69,5%
12445 100,0% 100,0% 11089 100,0% 100,0% 10259 100,0% 100,0% 8500 100,0% 100,0% 7460 100,0% 100,0%
5.4 Soort laatste opleiding Meer dan de helft van de voortijdig schoolverlaters in Rotterdam per 31 juli 2008 is afkomstig uit het mbo (59,7%), ruim een vijfde uit het vo (20,7%). Het aandeel vsv-ers uit het mbo is sinds de 4-meting (42,3%) sterk gestegen, al wordt deze stijging vertekend doordat het aantal vsv-ers van wie de laatste 38 opleiding niet bekend was sinds de 4-meting sterk is gedaald (Tabel 17). Tabel 17: laatste schoolloopbaan van vsv-ers, 2004-2008 (17-22 jaar) meting jaar laatste schoolloopbaan BO SO VO MBO inburgering/NT2/educatie onbekend Totaal N
4 03/04
5 04/05
6 05/06
7 06/07
8 07/08
2,0% 5,6% 29,9% 42,3% 0,9% 19,2% 100,0% 12445
1,6% 5,7% 25,2% 53,8% 1,8% 11,8% 100,0% 11089
2,5% 6,0% 23,4% 55,3% 1,9% 10,9% 100,0% 10259
1,8% 6,7% 23,2% 60,1% 2,5% 5,7% 100,0% 8500
1,2% 8,8% 20,7% 59,7% 1,1% 8,4% 100,0% 7461
5.5 Afwezigheidsduur Van alle vsv-ers van 17 tot en met 22 jaar van wie type en uitstroomdatum van de laatste schoolloopbaan bekend is (92% van het totaal), volgde op 31 juli 2008 35% minder dan een jaar geen opleiding meer (sinds 1 augustus 2007 of later) en 58% minder dan twee jaar. Een klein deel (6%) volgde al 5 jaar of langer geen onderwijs meer. Opvallende ontwikkelingen sinds de 4-meting in afwezigheidsduur zijn er niet (Tabel 18 links).
38
Bij deze VSV-ers ‘van onbekende herkomst’ gaat het vooral om jongeren die op het moment van uitstroom nog niet in de gemeente Rotterdam woonden.
DESAN Research Solutions
37
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Tabel 18: afwezigheidsduur uit het onderwijs van vsv-ers op 31 juli, 2004-2008 (17-22 jaar) meting 4 5 6 7 8 jaar 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 cum cum cum cum cum afwezig Totaal % Totaal % Totaal % Totaal % Totaal % (jaar)
39
8 07/08 naar leeftijd 17
18
19
20
21
22
<1
35,1% 35,1% 33,9% 33,9% 36,2% 36,2% 36,4% 36,4% 34,9% 34,9% 85% 76% 50% 30% 19% 15%
1-2
21,2% 56,3% 23,9% 57,8% 24,7% 60,9% 21,3% 57,7% 22,8% 57,7%
8% 18% 35% 28% 21% 16%
2-3
16,4% 72,7% 14,7% 72,5% 14,2% 75,1% 16,8% 74,5% 16,9% 74,6%
3%
3% 13% 26% 21% 18%
3-4
13,1% 85,7% 10,5% 83,0%
9,8% 84,8% 12,0% 86,5% 12,8% 87,4%
1%
2%
2% 12% 22% 20%
1%
0%
0%
3% 12% 13%
2%
1%
1%
1%
4-5
5,9% 91,6%
7,3% 90,3%
6,7% 91,6%
4,6% 91,1%
6,3% 93,7%
>= 5
8,4% 100%
9,7% 100%
8,4% 100%
8,9% 100%
6,3% 100%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
N
10012
9577
8918
7842
6708
5% 19%
100% 100% 100% 100% 100% 100% 246
829 1146 1343 1517 1628
De totale gemiddelde afwezigheidsduur van de vsv-ers is 2,3 jaar. Zoals te verwachten is, neemt de afwezigheidsduur sterk toe naarmate de leeftijd stijgt: 17-jarige vsv-ers waren eind 2007/2008 gemiddeld een jaar ‘uit het onderwijs’, 22-jarigen gemiddeld 3,4 jaar (Grafiek 15, zie ook Tabel 18 rechts). Grafiek 15:
gemiddelde afwezigheidsduur uit het onderwijs van vsv-ers op 31 juli 2008 (17-22 jaar)
4
gemiddelde afwezigheidsduur in jaren
3
2
1
0 17
18
19
20
21
22
5.6 Leerachterstand en verzuim Veel jongeren die op 31 juli 2008 als voortijdig schoolverlater moesten worden beschouwd, hadden eerder in hun schoolloopbaan al een leerachterstand ten opzichte van Rotterdamse jongeren die eind 2007/2008 reeds een startkwalificatie hadden behaald of nog een opleiding volgden. De voortijdig schoolverlaters waren gemiddeld 12,89 jaar toen zij hun (eerste) opleiding in het voortgezet onderwijs begonnen, alle niet-vsv-ers gemiddeld 12,61. De vsv-ers waren op het moment dat zij aan het voortgezet onderwijs begonnen gemiddeld ruim vier maanden (0,35 jaar) ouder dan jongeren die eind 2007/2008 niet meer op school zaten en al een startkwalificatie hadden behaald, en drie maanden ouder (0,25 jaar) dan jongeren die nog geen 39
De afwezigheidsduur in jaren is berekend op basis van het aantal dagen tussen het verlaten van de laatste opleiding en 31 juli 2008. Voor 753 VSV-ers (10% van het totaal) kon de afwezigheidsduur niet worden vastgesteld.
38
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
startkwalificatie hadden behaald maar nog wel een opleiding volgden (zie Tabel 19). Vsv-ers worden dus gekenmerkt door een relatief hoge ‘vo-entreeleeftijd’. De verschillen zijn ongeveer even groot als bij 40 de 7-meting en iets groter dan bij de 4-meting. Tabel 19: gemiddelde leeftijd bij entree in het voortgezet onderwijs, naar VSV-positie eind 200741 2008 (populatie 10-23 jaar) VSV-positie eind 2007/2008 geen startkwalificatie, niet op school (VSV) geen startkwalificatie, wel op school startkwalificatie, niet op school startkwalificatie, wel op school Totaal
gemiddelde VO-entreeleeftijd 12,89 12,64 12,54 12,56 12,64
N Std. deviatie 4856 0,73 33174 0,57 12589 0,60 2805 0,61 53423 0,60
Bij de 4-meting en de 7-meting is ook de samenhang tussen voortijdig schoolverlaten en relatief en absoluut verzuim geanalyseerd. Uit de analyses kwam bij beide metingen een sterk statistisch verband 42 tussen voortijdig schoolverlaten en verzuim naar voren. De analyse is weer herhaald met de gegevens uit de 8-meting. Opnieuw blijkt duidelijk dat vsv-ers veel vaker een ‘verzuimgeschiedenis’ hebben dan andere jongeren en – uit een ander gezichtspunt – dat jongeren met een verzuimregistratie in hun schoolloopbaan veel vaker voortijdig schoolverlater worden dan jongeren van wie nooit verzuim is gemeld. Het gemeentelijke leerlingadministratiesysteem bevat uitsluitend verzuimmeldingen van jongeren die op het moment van verzuim in de gemeente woonden. Van jongeren die op latere leeftijd in Rotterdam zijn komen wonen, ontbreekt in de registratie dus een deel van hun eventuele verzuimgeschiedenis. Om vertekening te voorkomen, worden in de analyses van het verband tussen voortijdig schoolverlaten en e verzuim daarom uitsluitend jongeren betrokken die al vanaf hun 5 verjaardag (of eerder) in de gemeente wonen. Deze groep omvat nu 30712 personen, ofwel 62,6% van alle 49026 Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar op 31 juli 2008. e
Het percentage jongeren voor wie ooit - vanaf hun 5 – een melding van ‘relatief verzuim’ 43 (ongeoorloofd niet op school verschijnen) is geregistreerd, ligt onder vsv-ers meer dan twee maal zo hoog (34,6%) als onder niet-vsv-ers (14,1%). Het percentage jongeren voor wie een melding van 44 ‘absoluut verzuim’ (leerplichtig niet ingeschreven staan op een school) in de registratie voorkomt ligt onder voortijdig schoolverlaters zelfs vijf maal zo hoog (11,1%) als onder de overige jongeren (2,2%). Vsv-ers hebben dus veel vaker hun leerplicht verzuimd dan anderen (Tabel 20). De percentages in Tabel 20 laten duidelijk zien dat degenen die eind 2007/2008 als voortijdig schoolverlaters gelden, tijdens hun leerplichtige periode veel vaker hebben verzuimd dan de overige jongeren. Andere percentering van dezelfde gegevens toont, net als bij de 4-meting en de 7-meting, ook aan dat verzuim een krachtige indicator vormt van het risico op voortijdig schoolverlaten: van de jongeren voor wie ooit een melding relatief verzuim was geregistreerd, stond 31,3% eind 2007/2008 als vsv-er te boek, van de jongeren zonder een dergelijke melding ‘slechts’ 12,4%. Van jongeren met een melding absoluut verzuim in hun loopbaan was zelfs 48,1% vsv-er op 31 juli 2008, van jongeren zonder een melding absoluut verzuim 14,5%. Verzuimers, absoluut verzuimers nog sterker dan relatief verzuimers, worden dus veel vaker voortijdig schoolverlater dan andere jongeren (Tabel 21 en Grafiek 45 16).
40
Zie Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2005, paragraaf 8.6 en Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2008, paragraaf 5.6. 41 De cijfers betreffen uitsluitend jongeren die voor het verlaten van de basisschool al in Rotterdam woonden. De vo-entreeleeftijd is uitsluitend berekend voor jongeren van wie zowel een opleiding in het basisonderwijs als een opleiding in het voortgezet onderwijs in de gemeentelijke administratie voorkwam. Pendelaars zijn buiten beschouwing gelaten. 42 Zie Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2005, Hoofdstuk 5. 43 Zie verder Begrippenlijst: relatief verzuim. 44 Zie verder Begrippenlijst: absoluut verzuim. 45 17-jarige en 18-jarige VSV-ers per eind 2007/2008 zijn op dat moment per definitie ook absoluut verzuimers, omdat zij nog leerplichtig zijn. Deze gedeeltelijke overlap tussen de variabelen VSV en absoluut verzuim versterkt het statistische verband enigszins.
DESAN Research Solutions
39
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009 e
TOTAAL
wel startkwalificatie, wel op school
wel startkwalificatie, niet op school
vsv-ers
totaal niet-vsv-ers
geen startkwalificatie, wel op school
Tabel 20: absoluut en relatief verzuim vanaf 5 levensjaar naar VSV-positie eind 2007/2008 (17-22 46 jaar)
e
absoluut verzuim vanaf 5 levensjaar melding geen melding
11,1% 88,9%
3,3% 2,2% 97,8% 96,7%
1,2% 1,3% 3,6% 98,8% 98,7% 96,4%
34,6% 65,4%
14,1% 20,8% 85,9% 79,2%
7,1% 9,0% 17,3% 92,9% 91,0% 82,7%
e
relatief verzuim vanaf 5 levensjaar melding geen melding Totaal N
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 2658 30712 4822 25890 12862 10370
e
Totaal N
46 47
48,1% 14,5% 15,7% 51,9% 85,5% 84,3%
31,3% 12,4% 15,7% 68,7% 87,6% 84,3%
100,0% 100,0% 100,0% 1115 29597 30712
100,0% 100,0% 100,0% 5328 25384 30712
De cijfers betreffen uitsluitend jongeren die tenminste vanaf hun 5e in de gemeente Rotterdam wonen. De cijfers in Tabel 21 en Grafiek 16 betreffen uitsluitend jongeren die minimaal vanaf hun 5e in de gemeente Rotterdam wonen.
40
TOTAAL
jongeren zonder melding relatief verzuim
jongeren met melding relatief verzuim
TOTAAL
jongeren zonder melding absoluut verzuim
VSV-positie eind 2007/2008 VSV geen VSV
jongeren met melding absoluut verzuim
Tabel 21: VSV-positie eind 2007/2008 naar absoluut en relatief verzuim vanaf 5 levensjaar (17-22 47 jaar)
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Grafiek 16:
percentage voortijdig schoolverlaters op 31 juli 2008 onder jongeren met en e jongeren zonder verzuimgeschiedenis vanaf 5 levensjaar (17-22 jaar)
100% 90% 80% 70% 60% 50%
48,1%
40% 31,3% 30% 20%
14,5%
15,7%
12,4%
10% 0% absolute verzuimers (3,6%)
overigen (96,4%)
relatieve verzuimers (17,3%)
overigen (82,7%)
TOTAAL (100%)
5.7 Leeftijd, geslacht en etniciteit Tabel 22 toont voor de vier laatste metingen de samenstelling van de groep vsv-ers en van de totale populatie Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar qua leeftijd, etniciteit en geslacht. Tabel 22: achtergrondkenmerken vsv-ers, 2004-2008 (17-22 jaar) meting jaar
4 03/04
5 04/05
6 05/06 vsv-ers
7 06/07
8 07/08
4 03/04
5 6 7 04/05 05/06 06/07 populatie
8 07/08
leeftijd 17 18 19 20 21 22
6,2% 12,3% 18,0% 20,1% 21,8% 21,6%
4,2% 11,1% 17,4% 21,3% 22,3% 23,7%
4,8% 11,8% 15,5% 19,9% 23,5% 24,4%
4,8% 11,7% 16,6% 19,5% 21,9% 25,6%
3,8% 12,1% 16,6% 20,1% 22,8% 24,6%
14,1% 15,2% 16,6% 17,4% 18,2% 18,5%
14,2% 14,8% 16,4% 17,7% 18,1% 18,7%
14,0% 15,1% 16,3% 17,3% 18,1% 19,1%
geslacht man vrouw
53,3% 55,1% 55,9% 56,8% 57,1% 46,6% 44,9% 44,1% 43,2% 42,9%
49,4% 50,2% 49,7% 49,8% 49,6% 50,6% 49,8% 50,3% 50,2% 50,4%
etniciteit (generatie) autochtoon allochtoon – 2e generatie allochtoon – 1 generatie
32,4% 33,5% 32,8% 34,7% 33,4% 31,5% 31,3% 33,6% 34,3% 37,0% 36,1% 35,2% 33,6% 31,0% 29,6%
41,4% 41,8% 41,0% 42,5% 42,7% 31,8% 32,8% 35,1% 35,3% 37,0% 26,8% 25,5% 23,9% 22,2% 20,3%
Totaal N
13,8% 14,7% 15,8% 17,7% 18,8% 19,2%
14,8% 14,9% 15,8% 17,0% 18,2% 19,4%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 12445 11089 10259 8500 7461 51481 49174 48064 46906 49026
DESAN Research Solutions
41
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
In Hoofdstuk 4 werd al besproken dat het VSV-percentage onder Rotterdamse jongens duidelijk hoger ligt (17,5%) dan onder meisjes (13,0%). In de totale populatie 17- tot en met 22-jarigen zijn er vrijwel even veel jongens als meisjes, dus het hogere VSV-percentage onder jongens betekent automatisch ook dat jongens de meerderheid van de voortijdig schoolverlaters vormen: 57,1%. Terwijl de verdeling tussen de geslachten in de Rotterdamse jongerenpopulatie sinds de 4-meting nauwelijks is veranderd, is het aandeel jongens binnen de groep vsv-ers langzaam gestegen, van 53,3% naar 57,1% (Tabel 22 midden). Omdat allochtonen vaker vsv-er zijn dan autochtonen, zijn vsv-ers vaker allochtoon (66,6%) dan op basis van de etnische samenstelling van de totale Rotterdamse jongerenpopulatie (57,3% allochtoon) verwacht zou worden. Met name allochtonen van de eerste generatie zijn onder vsv-ers sterk oververtegenwoordigd (29,6%) ten opzichte van hun aandeel in de populatie (20,3%). Sinds de 4-meting is het percentage eerste-generatie allochtonen in de groep voortijdig schoolverlaters wel duidelijk gedaald (van 36,1% naar 29,6%), maar dit komt niet omdat het VSV-percentage onder deze groep sneller zou dalen dan gemiddeld (zie 4.5), maar omdat hun aandeel in de populatie kleiner is geworden (26,8% bij de 4-meting, 20,3% bij de 8-meting). Ruim de helft van de jongerenpopulatie (54,5%) en ongeveer twee derde van de vsv-ers (67,5%) is twintig jaar of ouder. Deze percentages zijn ongeveer gelijk aan die van de 7-meting. Tussen de 4meting en de 6-meting steeg het aandeel twintigers in de groep voortijdig schoolverlaters van 63,5% naar 67,8%, vooral omdat ook het aandeel twintigers in de totale populatie 17-22 toenam (van 54,1% tot 55,7%). Bij de 7-meting nam het aandeel twintigers binnen de groep vsv-ers (67,0%) en binnen de populatie (54,6%) weer iets af (Tabel 22 boven).
42
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
CONCLUSIE In opdracht van de gemeente Rotterdam wordt sinds 2001 jaarlijks de Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam uitgevoerd. Doel van het onderzoek is ontwikkelingen en achtergronden met betrekking tot voortijdig schoolverlaten nauwkeurig in kaart te brengen, mede om te toetsen of de beleidsdoelstellingen met betrekking tot het terugdringen van het percentage voortijdig schoolverlaters worden gehaald. De Monitor is gebaseerd op een analyse van gegevens uit het gemeentelijke leerlingadministratiesysteem en data van aanvullend onderzoek onder jongeren voor wie in de registratie belangrijke schoolloopbaangegevens ontbraken. Belangrijkste numerieke vraag waarop de Monitor antwoord geeft is welk percentage van alle Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar nog geen startkwalificatie (diploma havo, vwo of minimaal niveau 2 van het mbo) heeft behaald, geen opleiding meer volgt en dus als voortijdig schoolverlater geldt. Naast dit kerncijfer biedt de Monitor gedetailleerde informatie over achtergrondkenmerken van vsv-ers, zoals leeftijd, geslacht, etniciteit en laatste schoolloopbaan en over de ontwikkeling van het percentage vsv-ers en het percentage jongeren met een startkwalificatie in specifieke subgroepen. De 8-meting van de Rotterdamse VSV-Monitor betreft de situatie per 31 juli 2008, het einde van het schooljaar 2007/2008. Kort samengevat zijn de belangrijkste resultaten van de laatste meting als volgt: •
Het percentage vsv-ers binnen de populatie Rotterdamse jongeren van 17 tot en met 22 jaar is tussen 31 juli 2007 en 31 juli 2008 gedaald van 18,1 naar 15,2 procent. Volgens de doelstelling van het College van Burgemeester en Wethouders zou het VSV-percentage tussen de 4-meting en de 8-meting met minimaal 20 procent moeten dalen, van 24,2 naar 19,3 procent. Dit percentage was bij de 7-meting al bereikt (18,1). Met het VSV-cijfer van 15,2 procent uit de 8meting is het collegetarget zeer ruim gehaald. Sinds de 4-meting is het percentage vsv-ers met 37 procent gedaald.
•
De sterke daling van het VSV-percentage ten opzichte van de 7-meting is vooral te danken aan een afname van het aantal ‘reguliere voortijdig schoolverlaters’. Het aantal vsv-ers dat zich tijdens het schooljaar in de gemeente vestigde is juist iets gestegen, na een eerdere daling. Het aantal voortijdig schoolverlaters afkomstig uit het speciaal onderwijs is al jaren stabiel.
•
Ten opzichte van de 7-meting is het percentage vsv-ers wederom in alle leeftijdsgroepen en in vrijwel alle deelgemeenten gedaald; onder jongens (van 20,7% naar 17,5%) en onder meisjes (van 15,6% naar 13,0%); onder autochtonen (van 14,8% naar 11,9%) en onder allochtonen (tweede generatie van 17,6% naar 15,2%; eerste generatie van 25,4% naar 22,2%).
•
Het percentage jongeren van 17 tot en met 22 jaar met een startkwalificatie is verder gestegen, van 42,1 procent bij de 6-meting via 46,0 procent naar 49,5 procent bij de 8-meting. De toename van het percentage gekwalificeerden geldt voor vrijwel alle subgroepen, maar is het grootst onder niet in Nederland geboren allochtonen (van 30,0% via 37,0% naar 40,9%).
De uitkomsten van de 8-meting van de Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam bevestigen en versterken het zeer positieve beeld dat al bij de 7-meting naar voren kwam. Het percentage voortijdig schoolverlaters is wederom sterk gedaald, het is in vrijwel alle onderscheiden subgroepen (geslacht, etniciteit, leeftijd, deelgemeente) gedaald, en het totale percentage ligt ver onder het target dat het Rotterdamse college zich had gesteld. Minstens zo belangrijk is dat het percentage jongeren met een startkwalificatie verder is gestegen. Het VSV-percentage zou immers ook dalen als jongeren alleen langer op school zouden blijven om uiteindelijk toch zonder startkwalificatie uit te stromen, maar daarvan is geen sprake. De oorzaken van de cijfermatige ontwikkelingen zijn geen onderwerp van deze Monitor. Toch dient opgemerkt te worden dat de sterke daling nu ongetwijfeld verband houdt met de invoering van de kwalificatieplicht per 1 augustus 2007. De sterke daling van het aantal voortijdig schoolverlaters bij de vorige meting kan voor een deel veroorzaakt zijn door snellere en betere registratie van opleidingen en kwalificaties, met name door koppeling van het gemeentelijke leerlingadministratiesysteem met gegevens van de IB-Groep, maar voor een dergelijk kunstmatig effect zijn nu geen aanwijzingen meer.
DESAN Research Solutions
43
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
44
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
BIJLAGEN 1. Aanbiedingsbrief aanvullend onderzoek 2. Vragenlijst aanvullend onderzoek (schriftelijke versie) 3. Tabellen
DESAN Research Solutions
45
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Rotterdam, juni 2009
Beste …, De gemeente Rotterdam doet er alles aan om het opleidingsniveau van de inwoners te verbeteren. Om te kijken of dat lukt houdt de gemeente bij wie welke opleiding volgt of gevolgd heeft. Maar de administratie is nog niet perfect. Daarom is Rotterdam nu bezig met een groot onderzoek onder Rotterdamse jongeren. Ook van jou wil de gemeente graag weten of je al een diploma hebt gehaald en of je nu een opleiding volgt. We verzoeken je vriendelijk op het internet een korte vragenlijst in te vullen. Je vindt de vragenlijst op het volgende adres: www.desan.nl/itweb44/vsv8r Op de eerste pagina van de internetvragenlijst wordt je startcode gevraagd. Jouw startcode is: … Je kunt de vragenlijst ook op papier invullen. Bij deze brief vind je deze vragenlijst. De ingevulde vragenlijst kun je in bijgevoegde antwoordenvelop terugsturen (een postzegel is niet nodig). Iedereen die de vragenlijst invult (op internet of op papier) maakt kans op een hoofdprijs ter waarde van € 200 of tien troostprijzen ter waarde van € 20! De winnaars ontvangen september 2009 bericht. Je antwoorden worden verwerkt in het gemeentelijk onderwijsadministratiesysteem. Wil je graag starten met een opleiding, maar heb je vragen over wat je mogelijkheden zijn en waar je die opleiding kunt doen, neem dan contact op met het Jongerenloket - Onderwijs, Westblaak 122 (vlakbij de skatebaan), telefoonnummer (010) – 891 46 45. Ze helpen je daar graag met zoeken. Mocht je problemen hebben om op het internet in de vragenlijst te komen dan kun je een mailtje sturen aan :
[email protected] Bij voorbaat hartelijk dank voor je medewerking. Met vriendelijke groet,
Leonard Geluk, Wethouder Jeugd, Onderwijs en Samenleving gemeente Rotterdam English: The Rotterdam City council kindly requests you to participate in a survey on school careers. Additional information and an English version of the questionnaire can be found on the following website: www.desan.nl/itweb/vsv8r Your code is: … Français: La Ville de Rotterdam vous invite à répondre à un questionnaire sur votre éducation scolaire. Plus d’information et un questionnaire en français se trouvent à ce site : www.desan.nl/itweb44/vsv8r Votre code : …
DESAN Research Solutions
47
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
DESAN Research Solutions
49
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
50
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
8
4
5
N 6
7
8
07/08
03/04
04/05
05/06
06/07
07/08
06/07
04/05
vsv-ers 6 7 05/06
03/04
07/08
5
06/07
4
05/06
07/08
06/07
05/06
04/05
03/04
jaar
startgekwalificeerden 4 5 6 7 8 04/05
49
schoolgaanden meting 4 5 6 7 8
03/04
Tabel B1: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar buurt, 2004-2008 (1748 22 jaar)
buurt per deelgem.
CHARLOIS Tarwewijk
51% 53% 46% 47% 46% 21% 24% 31% 36% 41% 36% 29% 29% 25% 21% 1545 1217 1099 1053 1105
Carnisse
51% 49% 40% 39% 40% 30% 27% 35% 48% 52% 28% 30% 30% 23% 17% 1137 1037
852
866
896
Zuidwijk
53% 55% 49% 49% 49% 29% 28% 32% 34% 40% 26% 27% 25% 25% 18% 1044 1020
875
798
808
Oud-Charlois
49% 53% 46% 48% 49% 28% 26% 32% 36% 42% 32% 30% 29% 24% 17% 1275 1153 1086 1001 1015
Wielewaal
61
47
51
51
Zuidplein
48
52
36
46
51
55% 56% 50% 51% 50% 21% 21% 30% 31% 38% 33% 30% 26% 26% 19% 1134 1045
942
930
912
Pendrecht Zuiderpark
52
50
36
39
52
55
192
169
150
137
147
Heyplaat
53% 61% 50% 61% 44% 18% 21% 28% 30% 46% 34% 23% 27% 24% 17%
Totaal
52% 54% 46% 47% 46% 25% 25% 32% 37% 43% 31% 29% 28% 24% 19% 6484 5778 5131 4934 5041
DELFSHAVEN Delfshaven
56% 54% 38% 36% 35% 37% 43% 52% 59% 62% 22% 20% 17% 15% 12%
803
798
762
801
809
Bospolder
53% 63% 51% 54% 53% 24% 28% 30% 33% 36% 30% 20% 24% 20% 17%
765
684
704
661
687
Tussendijken
54% 58% 50% 51% 51% 26% 26% 34% 40% 46% 30% 23% 24% 16% 14%
788
573
586
586
611
Spangen
59% 63% 53% 57% 53% 18% 19% 30% 33% 38% 30% 24% 24% 19% 17% 1053
934
939
962 1076
Nieuwe Westen
56% 58% 45% 44% 44% 32% 34% 40% 47% 48% 24% 20% 20% 17% 16% 2195 1951 1915 1956 1995
Middelland
52% 56% 42% 43% 41% 39% 39% 48% 54% 51% 24% 18% 16% 14% 17% 1274 1131 1076 1162 1280
Nieuw Mathenesse Oud Mathenesse
53% 49% 45% 37% 41% 37% 28% 45% 52% 55% 26% 32% 17% 21% 18%
Witte Dorp
1
1
715
636
73
62
384
353
3
2
499
575
635
61
54
55
327
350
372
Schiemond
59% 61% 52% 54% 53% 16% 16% 33% 31% 39% 28% 27% 22% 24% 17%
Totaal
55% 58% 46% 46% 46% 30% 31% 40% 45% 47% 26% 22% 20% 18% 16% 8051 7126 6869 7109 7522
FEIJENOORD Kop van Z.-Entrepot 53% 56% 45% 49% 47% 34% 31% 39% 45% 50% 26% 21% 21% 16% 13%
465
470
509
Vreewijk
58% 54% 51% 52% 48% 26% 23% 34% 35% 39% 26% 29% 23% 22% 20% 1099 1039
556
957
984 1032
507
Bloemhof
54% 57% 48% 50% 50% 19% 20% 25% 30% 35% 34% 29% 31% 29% 23% 1433 1287 1317 1241 1293
Hillesluis
59% 61% 53% 54% 52% 21% 22% 33% 37% 39% 29% 23% 21% 19% 17% 1369 1212 1165 1110 1107
Katendrecht
57% 62% 51% 59% 55% 19% 17% 29% 31% 41% 32% 23% 27% 18% 18%
363
290
312
255
262
Afrikaanderwijk
55% 61% 53% 52% 54% 19% 20% 30% 33% 36% 31% 24% 24% 25% 19% 1004
920
930
873
883
Feyenoord
64% 68% 48% 57% 51% 16% 13% 28% 30% 34% 28% 24% 31% 22% 22%
824
684
718
674
706
Noordereiland
57% 53% 48% 38% 40% 29% 37% 33% 51% 52% 25% 24% 26% 20% 17%
233
208
191
203
221
Totaal
57% 59% 50% 52% 50% 22% 21% 31% 35% 39% 29% 25% 26% 23% 19% 6880 6107 6059 5850 6009
Hill./SCHIEBR. Schiebroek
55% 53% 45% 48% 48% 34% 28% 44% 45% 47% 23% 27% 20% 18% 15% 1065 1027
980
976
955
Hillegersberg-Zuid
51% 55% 42% 46% 42% 44% 43% 55% 53% 60% 20% 14% 13% 13% 11%
505
422
444
457
490
Hillegersberg-Noord 58% 66% 56% 57% 52% 30% 26% 39% 44% 52% 21% 17% 14% 14% 11%
338
277
279
274
316
Terbregge
62% 64% 53% 58% 57% 38% 35% 41% 44% 44% 17% 14% 17% 14% 10%
181
173
174
170
209
Molenkwartier
61% 69% 60% 58% 57% 46% 37% 49% 56% 56% 12% 8% 6% 6% 4%
304
219
268
293
295
Totaal
56% 58% 49% 51% 49% 38% 32% 46% 48% 52% 20% 20% 16% 15% 12% 2395 2118 2146 2170 2265
48 49
Voor buurten met een jongerenpopulatie (N) kleiner dan 100 zijn geen percentages weergegeven. Zie voetnoot bij Tabel 10.
DESAN Research Solutions
51
07/08
03/04
8
06/07
07/08
7
05/06
04/05
5
N 6
04/05
4
06/07
8
05/06
4
vsv-ers 5 6 7
03/04
07/08
06/07
05/06
07/08
06/07
05/06
04/05
03/04
jaar
startgekwalificeerden 4 5 6 7 8 04/05
49
schoolgaanden meting 4 5 6 7 8
03/04
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
buurt per deelgem.
HOEK VAN HOL. Strand en Duin Dorp
58% 56% 49% 51% 51% 35% 41% 48% 46% 43% 20% 12% 17% 15% 15%
Rijnpoort
Totaal
58% 57% 51% 51% 51% 36% 40% 48% 48% 45% 19% 11% 16% 15% 13%
40
46
44
65
71
525
459
506
492
523
2
2
2
2
2
567
507
552
559
596
HOOGVLIET Hoogvliet-Noord
58% 57% 51% 57% 53% 21% 21% 36% 36% 40% 26% 26% 22% 17% 16% 1083
Hoogvliet-Zuid
55% 57% 50% 51% 48% 29% 26% 39% 43% 45% 22% 21% 20% 17% 15% 1626 1441 1474 1428 1593
956 1027
958 1041
Totaal
56% 57% 51% 53% 50% 26% 24% 38% 40% 43% 24% 23% 21% 17% 15% 2709 2397 2501 2385 2634
IJSSELMONDE Oud IJsselmonde
57% 53% 45% 44% 42% 34% 28% 46% 48% 52% 22% 24% 19% 21% 15%
312
296
322
366
410
Lombardijen
57% 53% 47% 50% 45% 25% 28% 34% 40% 44% 26% 26% 26% 21% 18% 1148 1030
965
904
946
Groot-IJsselmonde 57% 57% 50% 52% 49% 24% 23% 31% 36% 41% 28% 26% 26% 22% 17% 1994 1829 1899 1931 1904 Beverwaard
65% 62% 49% 51% 50% 20% 22% 35% 33% 37% 22% 22% 23% 24% 20% 1419 1347 1321 1308 1309
Totaal
59% 58% 49% 51% 48% 24% 24% 34% 37% 41% 25% 25% 24% 22% 18% 4873 4503 4507 4508 4570
KRALINGEN Rubroek
55% 54% 39% 35% 36% 48% 49% 59% 61% 63% 18% 13% 13% 12% 13%
659
561
660
693
765
Nieuw-Crooswijk
57% 58% 47% 44% 43% 20% 29% 38% 46% 48% 29% 22% 21% 18% 16%
407
368
358
278
251
Oud Crooswijk
56% 54% 48% 49% 48% 28% 29% 39% 44% 45% 27% 25% 20% 17% 17%
833
767
718
735
815
Kralingen-West
53% 55% 36% 35% 33% 48% 52% 58% 64% 67% 20% 13% 13% 11% 9% 1755 1657 1666 1676 1699
Kralingen-Oost
48% 49% 30% 22% 29% 67% 71% 76% 85% 82% 8% 6% 3% 3% 4%
Kralingse Bos
511
517
567
637
9
5
7
6
689 9
De Esch
61% 53% 39% 39% 45% 44% 44% 54% 57% 63% 15% 17% 14% 12% 9%
394
340
342
360
394
Struisenburg
51% 46% 17% 18% 24% 78% 81% 81% 80% 88% 8% 6% 8% 8% 5%
484
519
468
592
646
Totaal
54% 53% 37% 34% 35% 47% 51% 58% 64% 66% 19% 14% 13% 11% 10% 5051 4735 4787 4976 5268
NOORD Agniesebuurt
53% 54% 38% 39% 40% 46% 49% 53% 58% 56% 20% 16% 18% 12% 10%
474
429
406
435
450
Provenierswijk
58% 52% 38% 35% 39% 49% 50% 55% 54% 61% 16% 14% 14% 17% 13%
457
426
422
461
498
Bergpolder
46% 49% 29% 31% 29% 60% 55% 63% 69% 69% 18% 17% 14% 10% 12%
740
750
637
645
688
Blijdorp
48% 51% 40% 34% 39% 48% 48% 55% 57% 63% 20% 16% 15% 17% 10%
535
506
462
496
513
Liskwartier
56% 52% 45% 43% 41% 44% 42% 54% 55% 56% 16% 19% 12% 12% 10%
589
544
525
553
580
Oude Noorden
55% 59% 44% 48% 46% 28% 29% 36% 41% 46% 29% 22% 27% 21% 17% 1595 1479 1567 1489 1566
Blijdorpsepolder
Totaal
12
8
4
7
9
53% 54% 40% 40% 40% 42% 42% 48% 52% 56% 22% 19% 19% 16% 13% 4403 4143 4025 4088 4307 10%
OVERSCHIE Kleinpolder
58% 59% 46% 55% 51% 24% 25% 31% 36% 44% 27% 24% 30% 19% 14%
611
577
563
502
553
6
6
9
11
11
Spaanse Polder
16
9
9
11
13
Schieveen
21
21
21
15
23
Zestienhoven
51
57
51
46
47
444
435
428
416
440
17
18
20
26
26
Noord Kethel
Overschie
59% 56% 49% 51% 43% 32% 27% 44% 50% 52% 22% 25% 16% 13% 16%
Landzicht
Totaal
52
58% 57% 47% 52% 47% 27% 25% 37% 42% 47% 25% 25% 24% 18% 16% 1167 1123 1101 1027 1108
DESAN Research Solutions
8
312
279
309
‘s-Gravenland
57% 64% 46% 46% 49% 47% 49% 62% 60% 62% 12% 7% 8% 7% 6%
505
483
518
501
595
Kralingseveer
56% 55% 50% 52% 50% 36% 26% 46% 46% 45% 16% 23% 19% 17% 16%
121
107
107
100
119
Prinsenland
54% 55% 52% 49% 52% 31% 30% 44% 45% 51% 23% 20% 16% 17% 9%
599
549
547
575
607
Het Lage Land
56% 51% 40% 42% 39% 48% 49% 55% 56% 63% 14% 16% 15% 14% 10%
613
611
594
665
750
Ommoord
55% 57% 46% 49% 48% 38% 34% 48% 45% 47% 17% 18% 17% 17% 15% 1523 1401 1387 1338 1369
Zevenkamp
59% 59% 48% 51% 47% 29% 26% 43% 43% 47% 20% 20% 19% 17% 15% 1648 1591 1586 1463 1549
Oosterflank
61% 59% 45% 47% 44% 32% 31% 42% 45% 48% 17% 17% 21% 19% 15%
06/07
275
05/06
325
07/08
54% 48% 42% 54% 49% 38% 32% 47% 47% 49% 20% 23% 21% 12% 10%
06/07
Totaal
05/06
309
04/05
279
07/08
312
06/07
275
05/06
325
04/05
54% 48% 42% 54% 49% 38% 32% 47% 47% 49% 20% 23% 21% 12% 10%
03/04
Pernis
jaar
07/08
7 06/07
07/08
5
05/06
4
04/05
8
N 6
03/04
4
vsv-ers 5 6 7 04/05
startgekwalificeerden 4 5 6 7 8
03/04
49
schoolgaanden meting 4 5 6 7 8
03/04
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
buurt per deelgem.
PERNIS
PR. ALEXANDER
Nesselande
Totaal
52% 47% 48% 50%
44% 47% 36% 48%
16% 14% 26% 13%
787
774
760
680
731
72
101
110
202
269
57% 57% 47% 48% 47% 36% 34% 47% 47% 51% 17% 18% 17% 17% 13% 5867 5616 5607 5525 5989
STADSCENTRUM Stadsdriehoek
47% 45% 17% 19% 19% 69% 74% 79% 83% 86% 16% 9% 10% 7% 6%
923
840
843
995 1035
Oude Westen
57% 56% 51% 51% 46% 31% 34% 37% 42% 46% 26% 20% 19% 15% 18% 1077
946
906
869
906
Cool
51% 47% 29% 31% 29% 40% 46% 52% 63% 68% 19% 24% 24% 15% 12%
305
298
292
301
309
38
43
35
40
52
2%
83
60
67
99
125
Nieuwe Werk
41% 45% 14% 16% 18% 77% 88% 89% 88% 88% 10% 3% 4% 4% 8%
150
225
206
217
247
Dijkzicht
56% 53% 16% 24% 13% 78% 81% 88% 92% 92% 10% 5% 5% 3% 2%
116
132
120
136
119
Totaal
51% 49% 31% 31% 29% 52% 57% 62% 68% 71% 19% 14% 14% 10% 10% 2692 2544 2468 2657 2793
ROTTERDAM
55% 55% 44% 45% 50% 32% 32% 42% 46% 44% 24% 23% 21% 18% 15% 51479 49174 48062 46911 49026
C.S.kwartier Kop van Zuid
34%
81%
DESAN Research Solutions
53
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Begrippenlijst absoluut verzuim: het langer dan vier weken niet ingeschreven staan bij een onderwijsinstelling van leerplichtige jongeren. Tot 1 augustus 2007 (dus tot en met de peildatum van de 7-meting) waren jongeren e volledig leerplichtig van hun 5 verjaardag tot het einde van het schooljaar waarin zij 16 werden, vervolgens partieel leerplichtig tot het einde van het schooljaar waarin zij 17 werden. Met de invoering van de kwalificatieplicht per 1 augustus 2007 is de partiële leerplicht vervallen en moeten jongeren na het laatste schooljaar van de (volledige) leerplicht een opleiding volgen tot zij en startkwalificatie hebben behaald of tot zij 18 worden. Deze wijziging viel na de 7-meting. Zie ook: relatief verzuim. autochtonen: personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn. Zie ook: etniciteit. allochtonen: personen van wie tenminste één ouder in het buitenland geboren is. Eerste generatie allochtonen zijn in het buitenland geboren, tweede generatie allochtonen zijn in Nederland geboren. Zie ook: etniciteit. diploma: deelcertificaten, theorie- of praktijkdiploma’s worden niet als volledig diploma beschouwd. etniciteit: autochtonen hebben de Nederlandse etniciteit. Voor de vaststelling van de etniciteit van allochtonen wordt gekeken naar het geboorteland van 1. de persoon zelf, 2. de moeder, 3. de vader: is een allochtoon zelf in het buitenland geboren (eerste generatie), dan bepaalt het geboorteland de etniciteit; is een allochtoon in Nederland geboren (tweede generatie), dan bepaalt het geboorteland van de moeder de etniciteit; zijn zowel de persoon zelf als de moeder in Nederland geboren, dan bepaalt het geboorteland van de vader de etniciteit (herkomstgroepering CBS). Bij de indeling van etniciteiten in groepen is de volgende indeling als basis gebruikt (indeling GOA): Nederlands Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans (incl. Arubaans) Kaapverdiaans Noord-Mediterraans (Spanje, Portugal, Italië, voormalig Joegoslavië en Griekenland) rijke landen (overige rijke landen, o.a. Noord-, West en Midden-Europa, EU-landen, Israël, Zuid-Afrika, Verenigde Staten, Canada, Japan, Australië) arme landen (overige arme landen, o.a. Oost-Europa, Mexico, Midden- en ZuidAmerika, rest Afrika, rest Azië) Zie ook: autochtonen, allochtonen.
DESAN Research Solutions
55
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
leeftijd:
50
leeftijd op 31 juli 2008, dus aan het eind van schooljaar 2007/2008. leerweg mbo: het huidige middelbaar beroepsonderwijs kent twee leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). BBL is de opvolger van het vroegere leerlingwezen en ‘in-service’ onderwijs, BOL heeft het vroegere mbo vervangen. nieuwkomer: jongere die zich tijdens het schooljaar 2007/2008 vanuit het buitenland in Rotterdam heeft gevestigd. Zie ook: nieuwe vestiger. nieuwe vestiger: jongere die zich tijdens het schooljaar 2007/2008 in Rotterdam heeft gevestigd, vanuit het buitenland of vanuit een andere gemeente in Nederland. De categorie nieuwe vestigers omvat dus zowel de nieuwkomers als de vestigers. Zie ook: nieuwkomer, vestiger niveau mbo: het huidige mbo kent vijf niveaus. Niveau 1 leidt op voor ‘assisterende beroepen’ (duur 1/2-1 jaar), niveau 2 voor ‘basisberoepen’ (2-3 jaar), niveau 3 voor ‘zelfstandige beroepen’ (2-4 jaar), niveau 4 en 5 voor ‘middenkaderfuncties’ en ‘specialistische beroepen’ (3-4 jaar). Niveau 1 en 2 kennen geen wettelijke toelatingseisen, niveau 3-5 vereisen een diploma vmbo (vbo, mavo), een overgangsbewijs naar havo-4 of een mbo-diploma op niveau 2 (voor niveau 3) of niveau 3 (voor niveau 4). pendelaar: jongere die in de gemeente Rotterdam heeft gewoond, vervolgens is vertrokken en later weer is teruggekeerd. populatie schooljaar (0-meting tot en met 4-meting): alle jongeren die (op enig moment) tijdens het schooljaar – tussen 1 augustus en 31 juli – woonachtig waren in de gemeente Rotterdam, inclusief degenen die op 31 juli niet meer in de gemeente woonden (‘vertrokkenen’). relatief verzuim: het ongeoorloofd niet op school verschijnen van een bij een onderwijsinstelling ingeschreven leerling. Scholen zijn wettelijk verplicht relatief verzuim te melden aan de gemeente als dit langer duurt dan drie dagen of meer dan 1/8 deel van de lestijd van vier opeenvolgende weken omvat. Zie ook: absoluut verzuim.
50
In rapportages tot en met de 4-meting betrof leeftijd de leeftijd aan het begin van het betreffende schooljaar, op 1 augustus.
56
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
RMC-regio: in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten is Nederland ingedeeld in 39 regio’s. De RMC-regio Rijnmond (regio 29) omvat de volgende gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne. Rotterdam heeft als ‘contactgemeente’ een centrale rol voor de RMC-regio Rijnmond. schooljaar: een schooljaar loopt in Rotterdam administratief van 1 augustus tot en met 31 juli. Tenzij anders vermeld wordt het schooljaar 2007/2008 bedoeld. speciaal onderwijs: als speciaal onderwijs dat leidt tot ‘onvermijdelijk VSV’ wordt uitsluitend beschouwd: praktijkonderwijs en onderwijs aan moeilijk en zeer moeilijk lerende kinderen (MLK en ZMLK), zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK), kinderen in pedologische instituten, langdurig zieke kinderen en meervoudig gehandicapten. Onderwijs aan kinderen met een enkelvoudige lichamelijke handicap (bijvoorbeeld doven, blinden) of leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOM) wordt niet als ‘onvermijdelijk VSV speciaal onderwijs’ beschouwd. Door de integratie van speciaal onderwijs in het reguliere onderwijs in het kader van de wet Weer Samen Naar School (WSNS) en de invoering van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) in 1999, is het aantal geregistreerde uitstromers uit het speciaal onderwijs bij voorgaande metingen afgenomen. Voormalige LOM-scholen zijn geïntegreerd in het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) van het vmbo, voormalige MLK-scholen in het praktijkonderwijs. Uitstromers uit het praktijkonderwijs tellen als ‘onvermijdelijk vsv-er’. startkwalificatie: diploma havo of vwo of mbo op tenminste niveau 2 (basisberoepsopleiding). Van alle studenten en oud-studenten in hbo- of wo-opleidingen is aangenomen dat zij eerder een startkwalificatie in vo of mbo hebben behaald, ook als deze niet is geregistreerd. startgekwalificeerde: schier-onvermijdelijke korte aanduiding voor jongere die een startkwalificatie heeft behaald. verzuim: Zie: absoluut verzuim, relatief verzuim. vestiger: jongere die zich tijdens het schooljaar 2007/2008 vanuit een andere Nederlandse gemeente in Rotterdam heeft gevestigd. Zie ook: nieuwkomer, nieuwe vestiger. vsv-er of voortijdig schoolverlater: jongere (tot en met 22 jaar) die nog geen startkwalificatie heeft behaald en geen opleiding volgt. Tenzij anders vermeld, is gekeken naar de situatie op 31 juli 2008. Zie ook: startkwalificatie.
DESAN Research Solutions
57
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
58
DESAN Research Solutions
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Index van tabellen en grafieken Tabel 1: responsoverzicht ........................................................................................................................... 10 Tabel 2: overzicht VSV, 2004-2008 (17-22 jaar) ........................................................................................ 14 Grafiek 1: ontwikkeling VSV-percentage 2000-2008 (17-22 jaar) ............................................................. 14 Tabel 3: overzicht VSV Rotterdamse jongeren, 2000-2008 (17-22 jaar)................................................... 15 Grafiek 2: VSV naar categorie, 2000-2008 (17-22 jaar) ............................................................................ 16 Tabel 4: recente startkwalificaties en recente vsv-ers 2000-2008 (17-22 jaar)......................................... 17 Tabel 5: recente startkwalificaties naar soort diploma 2000-2008 (17-22 jaar)......................................... 18 Tabel 6: recente vsv-ers naar laatste opleiding, 2000-2008 (17-22 jaar) .................................................. 18 Grafiek 3: samenstelling populatie naar leeftijd en etniciteit, 2008............................................................ 21 Tabel 7: samenstelling populatie, 2004-2008 ............................................................................................. 22 Grafiek 4: percentage schoolgaanden naar leeftijd en geslacht, 2008 (6-22 jaar) ................................... 24 Grafiek 5: percentage schoolgaanden naar leeftijd en etnische generatie, 2008 (6-22 jaar)................... 24 Grafiek 6: percentage schoolgaanden binnen en buiten de gemeente naar leeftijd, 2008 (6-22 jaar) .... 25 Grafiek 7: percentage startgekwalificeerden naar leeftijd en geslacht, 2008 (6-22 jaar).......................... 25 Grafiek 8: percentage startgekwalificeerden naar leeftijd en etnische generatie, 2008 (6-22 jaar) ......... 26 Tabel 8: percentage startgekwalificeerden naar etniciteit, 2008 (17-22 jaar)............................................ 27 Grafiek 9: percentage startgekwalificeerden naar etniciteit en leeftijd, 2008 (16-22 jaar)....................... 27 Grafiek 10: percentages schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar leeftijd, 2008 (6-22 jaar)............................................................................................................................................. 28 Grafiek 11: percentage vsv-ers naar leeftijd en geslacht, 2008 (6-22 jaar) ................................................ 28 Grafiek 12: percentage vsv-ers naar leeftijd en etnische generatie, 2008 (6-22 jaar)................................ 29 Tabel 9: percentage vsv-ers naar etniciteit, 2008 (17-22 jaar).................................................................. 29 Grafiek 13: percentage vsv-ers naar etniciteit en leeftijd, 2008 (16-22 jaar)............................................... 30 Grafiek 14: percentage vsv-ers per deelgemeente, 2008 (17-22 jaar) ....................................................... 30 Tabel 10: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar leeftijd, 2004-2008 (1722 jaar)........................................................................................................................................ 31 Tabel 11: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar geslacht, 2004-2008 (17-22 jaar) ................................................................................................................................. 32 Tabel 12: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar etnische generatie, 2004- 2008 (17-22 jaar) ............................................................................................................. 32 Tabel 13: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar etniciteit, 2004-2008 (17-22 jaar) ................................................................................................................................. 33 Tabel 14: percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar deelgemeente, 20042008 (17-22 jaar)........................................................................................................................ 33 Tabel 15: VSV naar categorie, 2004-2008 (17-22 jaar) ............................................................................ 35 Tabel 16: herkomst vsv-ers, 2004-2008 (17-22 jaar) ................................................................................ 37 Tabel 17: laatste schoolloopbaan van vsv-ers, 2004-2008 (17-22 jaar)................................................... 37 Tabel 18: afwezigheidsduur uit het onderwijs van vsv-ers op 31 juli, 2004-2008 (17-22 jaar) ................ 38 Grafiek 15: gemiddelde afwezigheidsduur uit het onderwijs van vsv-ers op 31 juli 2008 (17-22 jaar) ...... 38 Tabel 19: gemiddelde leeftijd bij entree in het voortgezet onderwijs, naar VSV-positie eind 20072008 (populatie 10-23 jaar)........................................................................................................ 39 e Tabel 20: absoluut en relatief verzuim vanaf 5 levensjaar naar VSV-positie eind 2007/2008 (17-22 jaar)............................................................................................................................................. 40 e Tabel 21: VSV-positie eind 2007/2008 naar absoluut en relatief verzuim vanaf 5 levensjaar (17-22 jaar)............................................................................................................................................. 40 Grafiek 16: percentage voortijdig schoolverlaters op 31 juli 2008 onder jongeren met en jongeren e zonder verzuimgeschiedenis vanaf 5 levensjaar (17-22 jaar)................................................. 41 Tabel 22: achtergrondkenmerken vsv-ers, 2004-2008 (17-22 jaar) ......................................................... 41
DESAN Research Solutions
59
Monitor Voortijdig Schoolverlaten Rotterdam 2009
Tabel B1:
60
percentage schoolgaanden, startgekwalificeerden en vsv-ers naar buurt, 2004-2008 (1722 jaar) ........................................................................................................................................51
DESAN Research Solutions