VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN DORDRECHT Eindpublicatie ITJ-onderzoek naar de ketensamenwerking rond de preventie en aanpak van voortijdig schoolverlaten in Dordrecht
Utrecht, september 2009
Integraal Toezicht Jeugdzaken is een programmatische samenwerking van:
•
Inspectie voor de Gezondheidszorg
•
Inspectie van het Onderwijs
•
Inspectie jeugdzorg
•
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
•
Inspectie Werk en Inkomen
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
2
Inhoudsopgave Kern van de nota van bevindingen............................................................... 7 1.1 Conclusies............................................................................................... 9 1.2 Bestuurlijke boodschap ........................................................................... 12 1.3 Aanbevelingen ....................................................................................... 14 1.4 Uitgangspunten lokaal actieplan ............................................................... 16 2 Actieplan VSV Dordrecht ........................................................................... 17 2.1 Inleiding ............................................................................................... 17 2.2 Aantallen VSV en te verminderen aantallen VSV in Dordrecht ....................... 20 2.3 Maatregelen om het VSV in Dordrecht terug te dringen................................ 21 2.4 Bijlage 1 bij het actieplan van Dordrecht.................................................... 36 2.5 Bijlage 2 bij actieplan van Dordrecht ......................................................... 41 3 Nawoord ITJ bij het actieplan VSV Dordrecht ............................................ 47 1
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
3
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
4
VOORWOORD Voor u ligt de eindpublicatie van het onderzoek van Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) naar de preventie en aanpak van voortijdig schoolverlaten (VSV) in de gemeente Dordrecht. ITJ, een samenwerkingsverband van vijf rijksinspecties, onderzoekt in een bepaalde gemeente of regio in Nederland een maatschappelijk probleem van/met jongeren.
Voortijdig schoolverlaten is één van de grote problemen waarmee het huidige Nederlandse onderwijs wordt geconfronteerd. Jaarlijks verlaten tienduizenden jongeren zonder diploma het onderwijs. Deze jongeren komen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt. VSV kan de voorbode zijn van maatschappelijke ‘uitval’, bijvoorbeeld in de vorm van werkloosheid, sociale uitsluiting of deelname aan criminele activiteiten.
Aanleiding voor het onderzoek door ITJ was de toezegging van staatsecretaris van Onderwijs aan de Tweede Kamer (april 2007) dat zij aan ITJ zou vragen of aanvullende maatregelen nodig zijn om op lokaal niveau tot een sluitende keten voor de aanpak van spijbelen en VSV te komen. Het onderzoek betreffende de preventie en aanpak van VSV in de gemeente Emmen, dat ITJ in juli 2007 afrondde met een Nota van Bevindingen, geeft hier informatie over. De gemeente Emmen heeft het actieplan als reactie op de ITJ bevindingen ondertussen vrijwel gereed. Om een bredere basis te creëren voor de beantwoording van deze adviesvraag heeft ITJ ook een onderzoek in Dordrecht uitgevoerd. ITJ heeft voor Dordrecht gekozen, juist omdat deze gemeente al een aantal jaren actief beleid voert op het voorkomen en aanpakken van VSV.
In 2008 heeft ITJ haar onderzoek in Dordrecht afgerond met een nota van bevindingen. De gemeente Dordrecht heeft hierop, in overleg met vooral de onderwijssector, het actieplan voor het voorkomen en aanpakken van VSV vastgesteld.
Deze eindpublicatie bestaat uit een samenvatting van de bevindingen van het inspectieonderzoek naar de preventie en aanpak van voortijdig schoolverlaten in Dordrecht, het lokale actieprogramma in Dordrecht en het nawoord van ITJ bij het actieprogramma in relatie tot de nota van bevindingen. Het actieplan richt zich nadrukkelijk op het aanpakken van het probleem in scholen en stimuleert een gezamenlijke verantwoordelijkheid van scholen voor het probleem. ITJ vertrouwt erop, dat de realisatie van het actieprogramma concrete, aantoonbare verbeteringen voor de betrokken kinderen zal bewerkstelligen en dat de gemeente
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
5
Dordrecht en de samenwerkende ketenpartners voortvarend verder zullen werken aan het uitwerken en implementeren van het actieprogramma. ITJ zal de komende twee jaar de implementatie van het actieplan monitoren waarna het onderzoek wordt afgerond met een zelfevaluatie van de gemeente Dordrecht.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
6
1
Kern van de nota van bevindingen
Jaarlijks verlaten tienduizenden jongeren zonder diploma het onderwijs. Het voortgezet onderwijs, vooral het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kennen veel uitvallers. Deze jongeren komen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt. Uit gegevens van het CBS (2007) blijkt dat de meeste jongeren uitvallen in het mbo. Op het laagste niveau van het mbo verlaat zelfs een op de drie leerlingen voortijdig de school. Onderzoek van Reker e.a. (2005) laat daarnaast zien dat voortijdig schoolverlaten (VSV) ook relatief gezien vaker voorkomt in het vmbo dan in havo of vwo.
VSV wordt beschouwd als één van de grote problemen waarmee het Nederlandse onderwijs1 wordt geconfronteerd. Het tweede kabinet Balkenende had als doelstelling geformuleerd het aantal nieuwe VSV’ers in 2006 met 30 procent, en in 2010 met 50 procent terug te hebben gedrongen ten opzichte van 2002. In dat jaar ging het volgens cijfers van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) om 70.500 jongeren. Dit beoogde effect is sinds 2003 als beleidsprioriteit opgenomen in de achtereenvolgende miljoenennota’s2.
Tijdens de schoolloopbaan van een jongere kunnen problemen ontstaan die leiden tot schoolverzuim of schooluitval. Wanneer die problemen niet alleen met school te maken hebben, krijgt een jongere (en het gezin waarin hij/zij opgroeit) mogelijk te maken met andere instanties. Dit kunnen zorginstanties zijn, maar ook instanties uit de justitiële of strafketen. In figuur 1 is aangegeven op welke manier de ketens onderwijs, (jeugd)zorg en justitie in Dordrecht met elkaar verbonden zijn.
1
2
M. van der Steeg en D. Webbink; CPB Document Voortijdig Schoolverlaten in Nederland; omvang, beleid en resultaten, februari 2006, p.9. De Lissabon-doelstelling dateert van 2000. Op dat moment sloot het Nederlandse beleid voor voortijdig schoolverlaten niet aan op deze doelstelling. Daarom is besloten een ‘vertaalslag’ te maken. De beoogde halvering uit de Europese doelstelling werd overgenomen (50 procent in 2010), en daaraan werd een tussendoel toegevoegd (30 procent in 2006).
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
7
Figuur 1 Van leren naar werken: schoolloopbaan jongeren en betrokken instanties
Zorg/ hulpverlening Zorg/ hulpverlening
=reactief
(SMW, W,de deToegang, Toegang,jeugdreclassering, jeugdreclassering,AM amk,….) (SM K,….) =preventief en reactief
- Werk - Uitkering
Voortgezet onderwijs: basisonderwijs
- HAVO/VWO/Gymnasium -VMBO MBO
HBO/WO CWI//UWV UWV //SD CWI SD
leerplicht
Justitie/ strafketen Justitie/ strafketen JR, ….) (Raad vd kinderbescherming, OM, politie, JR,….)
Het probleem van maatschappelijke uitvallers ligt vooral op het bord van de gemeenten. De gemeenten hebben met de RMC-wet3 en de Wet Werk en Bijstand (WWB) de verantwoordelijkheid en de ruimte gekregen om deze problematiek aan te pakken.4
Voor ITJ heeft het onderzoek in Dordrecht een bijzondere aanleiding gehad. Normaal gesproken doet ITJ onderzoek in een gemeente waar de risico’s voor jongeren op een onderwerp relatief hoog zijn. In het geval van Dordrecht is de aanleiding geweest om juist in een gemeente onderzoek te doen waar beleidsmatig veel aandacht is voor het onderwerp.
De Nota van bevindingen bevat een uitgebreide beschrijving van de aanpak, de resultaten en conclusies van het onderzoek. Hieronder volgen de belangrijkste conclusies.
3
4
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet houdende regels inzake regionale meld-en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (de RMC-wet) in werking getreden (Staatsblad 2001, 636) Rapportage 2005 Monitorgroep, ‘Goed bekeken!’; Praktijken van ketensamenwerking’. December 2005, p. 32/33.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
8
1.1
Conclusies
Algemeen In Dordrecht onderkennen zowel de gemeente als de organisaties en voorzieningen het belang van het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten. VSV wordt gezien als een urgent probleem. Op verschillende manieren wordt in Dordrecht de strijd aangebonden met VSV en wordt ernaar gestreefd dat jongeren een startkwalificatie behalen. VSV wordt in Dordrecht breed aangepakt: er wordt veel gedaan om de zorgstructuur te versterken, er zijn tal van initiatieven ontplooid en diverse projecten in gang gezet. Veel van de acties ter voorkoming en bestrijding van VSV zijn gerelateerd aan de verschillende risicomomenten in de schoolloopbaan van jongeren. Daarnaast heeft ITJ gezien dat het onderwijzend personeel en de hulpverleners betrokken zijn en oplossingsgericht willen werken.
Alle bestanddelen om een goede preventieve en curatieve keten op het gebied van VSV op te bouwen zijn in Dordrecht aanwezig. Niet alleen zijn de meeste van de benodigde schakels van de keten aanwezig, maar ook zijn er verschillende samenwerkingsverbanden die een keten binnen de keten (kunnen) vormen. Enkele voorbeelden hiervan zijn het samenwerkingsverband VO met zijn binnenschoolse en bovenschoolse zorgstructuur en Route 23, waarin een aantal ketenpartners zijn vertegenwoordigd die, waar nodig, andere partners kunnen inschakelen om de problemen die jongeren hebben, aan te pakken.
Toch heeft ITJ geconstateerd dat de aanwezigheid van het overgrote deel van de benodigde schakels niet garandeert dat de keten goed functioneert. De samenwerking tussen de verschillende ketenpartners kan op een aantal punten nog worden verbeterd.
Samenwerking De gemeente Dordrecht heeft de aanpak van VSV benoemd als beleidsprioriteit. De gemeente heeft verschillende projecten opgezet en initiatieven genomen om VSV te voorkomen en uitvallers te begeleiden naar school of werk. De organisaties en voorzieningen in de gemeente onderschrijven de doelstellingen van het VSV-beleid op papier. Dit blijkt echter niet altijd uit het handelen. Veel organisaties en voorzieningen redeneren meer vanuit hun eigen aanbod dan vanuit de vraag en behoeften van de jongeren. Daardoor zijn acties die door de verschillende voorzieningen worden genomen vaak meer gericht op de eigen organisatiedoelen dan op het gemeenschappelijk doel dat de eigen organisatiedoelen overstijgt.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
9
Alle organisaties en voorzieningen in Dordrecht zien in dat VSV een groot probleem is en voelen zich bij dit probleem betrokken. Dat geldt zowel voor het probleem op lokaal niveau als voor het probleem van de individuele jongere: op casusniveau. Voor een gerichte aanpak, waarbij alle noodzakelijke ketenpartners zijn betrokken, is een gedeelde probleemanalyse nodig. Een voorwaarde voor een juiste analyse van het probleem op lokaal niveau is dat de omvang van het probleem duidelijk is. Het is in Dordrecht echter nog niet goed gelukt de registratie van uitvallers sluitend te krijgen. Hierdoor zijn de gegevens nog onvolledig en onbetrouwbaar en bestaat er geen ketenbreed inzicht in de omvang van het probleem van VSV in Dordrecht.
Zoals eerder opgemerkt, is Dordrecht heel actief in het ontplooien van initiatieven en het opzetten van projecten om VSV aan te pakken. Veel van deze initiatieven en projecten lijken echter los van elkaar te staan; ze zijn vaak gericht op de bestrijding van een (deel)aspect van het probleem zonder dat er duidelijke samenhang en samenwerking is met andere initiatieven. Binnen de afzonderlijke initiatieven en projecten is er wel iemand die de regie voert. Maar op het niveau van de keten (alle organisaties en voorzieningen die zich in Dordrecht met VSV bezighouden) ontbreekt een formele regisseur. Een formele ketenregisseur die door alle betrokken partijen wordt erkend is belangrijk. Deze kan dienen als aanspreekpunt, partijen wijzen op hun verantwoordelijkheden en erop toezien dat de activiteiten die binnen de keten door de verschillende partijen worden ondernomen, op elkaar zijn afgestemd en binnen vastgestelde termijnen worden afgerond.
Voor een effectieve en doorlopende hulpverlening aan de jongere, is het belangrijk dat ketenpartners elkaars signalen, aanpak en resultaten kennen. Op casusniveau wordt vaak wel informatie uitgewisseld, maar het komt ook voor dat de samenwerking tussen voorzieningen wordt bemoeilijkt doordat er onvoldoende informatie wordt vastgelegd en overgedragen of doordat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van elkaars informatie. Ook het feit dat voorzieningen verschillend omgaan met de privacywetgeving leidt ertoe dat op bepaalde punten de noodzakelijke informatie-uitwisseling ontbreekt. Niet alleen tussen hulpverleningsinstellingen maar ook tussen scholen schort het nogal eens aan juiste en volledige informatieoverdracht. Dat basisscholen soms onvolledige informatie verstrekken wanneer een leerling naar het voorgezet onderwijs gaat, is hier een voorbeeld van.
In Dordrecht worden niet alle ketenpartners direct betrokken bij de bestaande overlegstructuren en andere initiatieven. Dit is zo georganiseerd om efficiënt overleg en handelen te bevorderen. Het is daarbij noodzakelijk dat de partners die niet direct
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
10
betrokken zijn, desgevraagd een bijdrage kunnen leveren. Dat houdt in dat deze organisaties bereikbaar en toegankelijk moeten zijn. Dit vormt een risico voor de continuïteit. Nagenoeg alle organisaties en voorzieningen die nodig zijn om VSV aan te pakken zijn in Dordrecht aanwezig.
Binnen Dordrecht worden jongeren en ouders niet gezien als ketenpartner en derhalve ook niet in de keten als zodanig betrokken. Ze zijn vaak object van hulpverlening, terwijl ze een waardevolle bijdrage zouden kunnen leveren in de aanpak en preventie van VSV.
Het is in het belang van de jongere dat tijdens de behandeling de verschillende stappen en trajecten zonder onderbrekingen op elkaar aansluiten en leiden tot de oplossing van zijn of haar probleem. Evenals elders in Nederland, bestaan in Dordrecht wachtlijsten bij verschillende voorzieningen. Hierdoor staat de continuïteit van de zorg onder druk. Ook bij de overgang tussen scholen ontbreekt het nogal eens aan continuïteit. Scholen zijn soms terughoudend in het aannemen van probleemleerlingen en niet altijd wordt het wettelijke voorschrift nageleefd dat een leerling pas van school mag worden verwijderd als er een andere school of voorziening voor hem is gevonden.
De betrokken partijen in Dordrecht hebben de intentie het probleem VSV grondig en duurzaam aan te pakken en de professionals zijn oplossingsgericht in hun hulpverlening en begeleiding. De oplossing wordt vooral gezocht in het bewerkstelligen dat een jongere (weer) naar school gaat of werk vindt. In het kader van de aanpak van VSV is dit begrijpelijk. Maar het betekent niet altijd dat het probleem van een jongere ook daadwerkelijk wordt opgelost. In veel gevallen is VSV een symptoom van onderliggende problematiek. Het komt voor dat door een te beperkte probleemanalyse aan deze problematiek geen of onvoldoende aandacht wordt besteed en dat de onderliggende problemen blijven bestaan.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
11
1.2
Bestuurlijke boodschap
De gemeente Dordrecht heeft bij de start van het onderzoek al toegezegd aan de hand van het onderzoek van ITJ te werken aan verbeteringen in de preventie en de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Daarmee laat de gemeente zien dat zij haar verantwoordelijkheid voor dit maatschappelijk vraagstuk serieus neemt.
Het inzicht in de lokale situatie en de wettelijke taken geven de gemeente een goede uitgangspositie om passende oplossingen te vinden voor het probleem VSV in Dordrecht. De gemeente zal professionals uit de verschillende sectoren en inwoners van Dordrecht nodig hebben om de aanpak verder te verbeteren en een goed resultaat te realiseren. ITJ stelt dan ook voor dat de gemeente Dordrecht vanuit haar lokale verantwoordelijkheid voor de jongeren in de gemeente en haar bestuurlijke positie in samenspraak met de betrokken organisaties een actieplan opstelt dat erop is gericht VSV in Dordrecht te verminderen en zoveel mogelijk te voorkomen. ITJ stelt de gemeente voor de volgende onderwerpen een plaats te geven in het actieplan.
•
Het probleem verder in kaart brengen. Hoe meer zicht er is op het probleem en hoe meer jongeren er in beeld zijn, hoe beter het probleem kan worden geanalyseerd en hoe beter ook op de langere termijn doelen kunnen worden gesteld en acties gepland. Een goede registratie is hiervoor een voorwaarde. Dordrecht is al zeer actief op dit gebied, maar is ook afhankelijk van andere organisaties. Het zou bijvoorbeeld een grote stap voorwaarts betekenen als verschillende registratiesystemen (zoals GBA, belastingdienst, IBG) gekoppeld kunnen worden. Daarnaast is het nuttig ervoor te zorgen dat er een eenduidige definitie en registratie van schoolverzuim wordt gehanteerd door zowel de scholen als de andere voorzieningen.
•
Pro-actief zoeken naar oplossingen en deze uitwisselen. Dordrecht alleen kan de hele VSV-problematiek niet oplossen: op verschillende punten staan wet- en regelgeving oplossingen in de weg. Denk aan (onduidelijkheden in) de privacywetgeving, en het feit dat verschillende voorzieningen (bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg) jongeren maar tot een bepaalde leeftijd mogen helpen. Deze belemmeringen kunnen niet lokaal worden weggenomen. Wel kan lokaal worden gezocht naar handzame oplossingen daarvoor. Het is daarbij belangrijk deze aanpakken onderling ook uit te wisselen. Tijdens het onderzoek heeft ITJ overigens geconstateerd dat Dordrecht in verschillende gevallen al een innovatieve aanpak heeft gevonden om dergelijke problemen het hoofd te bieden. Zo probeert Dordrecht bijvoorbeeld op diverse
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
12
manieren al een bestandskoppeling te realiseren met IBG, GBA en belastingdienst om alle jongeren binnen de gemeente in beeld te krijgen. •
Werken vanuit een gemeenschappelijk doel. Organisaties en voorzieningen die zich in Dordrecht richten op de preventie en bestrijding van VSV hebben een gemeenschappelijk doel. Dat doel zou het startpunt moeten vormen voor de acties die zij ondernemen. Bovendien zouden organisaties en voorzieningen moeten werken vanuit hun gemeenschappelijke doel en niet vanuit de eigen organisatiedoelen en – belangen en het eigen aanbod. Dit maakt het mogelijk VSV vanuit verschillende sectoren integraal aan te pakken. Het is daarbij belangrijk dat er gemeenschappelijke uitgangspunten zijn waarop partijen elkaar kunnen aanspreken. Deze uitgangspunten zullen ketendoelen moeten worden. Een daarvan zou kunnen zijn dat er geen enkele jongere van wie wordt verondersteld dat hij/zij een startkwalificatie kan halen, thuis mag komen te zitten.
•
Zorgen voor een daadkrachtige ketenregisseur die door de betrokken partijen wordt erkend en voldoende doorzettingsmacht heeft. De ketenregisseur kan dienen als aanspreekpunt, partijen wijzen op hun verantwoordelijkheden, en erop toezien dat de activiteiten die binnen de keten door de verschillende partijen worden ondernomen, op elkaar zijn afgestemd en zijn gericht op de oplossing van het probleem.
•
Het bedrijfsleven meer betrekken en breed inzetten. Het bedrijfsleven kan een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van VSV. Het gaat er dan onder meer om de leerlingen in een vroeg stadium werkervaring te laten opdoen en te begeleiden bij de keuze van een opleiding of beroep. Ook is een betere samenwerking met ondernemers (onder meer het werkgevers servicepunt en het MKB) nodig voor het vinden van stageplaatsen. Het komt nu in Dordrecht voor dat leerlingen thuis zitten, omdat ze niet (tijdig) over een stageplaats beschikken. Daarnaast kan het bedrijfsleven werkervaringsplaatsen bieden, waar jongeren de nodige competenties kunnen ontwikkelen; daarmee kunnen ze via de EVC-regeling later toch een startkwalificatie behalen.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
13
1.3
Aanbevelingen
Het actieplan en de inhoud daarvan zijn een verantwoordelijkheid van de partijen die met het maatschappelijk probleem te maken hebben. Voor de inhoud van het actieplan kunnen gemeente en voorzieningen gebruik maken van de aanbevelingen die ITJ in deze paragraaf heeft geformuleerd en die zijn gebaseerd op de analyse van de bevindingen en op maatregelen en oplossingen die door het veld en de jongeren in de loop van het onderzoek zijn aangedragen.
•
In Dordrecht zijn al veel initiatieven ontplooid op het gebied van het bestrijden en voorkomen van VSV. De kans bestaat dat het aanbod door de huidige manier van initiëren en organiseren onoverzichtelijk wordt. Het lijkt raadzaam terughoudend te zijn met het starten van nieuwe projecten en in plaats daarvan de huidige structuur aan te scherpen en uit te bouwen tot een meer omvattend, effectief en efficiënt instrument. In dit verband zou ook niet langer gewerkt moeten worden met projectfinanciering, maar zouden bestaande initiatieven in de structuur moeten worden geïncorporeerd en structureel gefinancierd.
•
GGZ De Grote Rivieren functioneert momenteel nog niet als ketenpartner. Het is belangrijk deze partij in de keten te betrekken. De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) bieden aanknopingspunten hiervoor.
•
Het SMW participeert in de zorgadviesteams (ZAT’s) en kan zelf geen indicatie stellen. Daarvoor moet de jongere aangemeld worden bij Bureau Jeugdzorg (BJZ), dat het diagnostisch werk van het SMW vaak overdoet. Dit, terwijl het van belang is dat zo efficiënt en effectief mogelijk een indicatie voor jeugdzorg kan worden opgesteld als deze nodig is. ITJ beveelt aan dat BJZ afspraken maakt met de ZAT’s om dit te regelen door bij het indiceren optimaal gebruik te (kunnen) maken van de verwijzing van SMW.
•
Maak jongeren en ouders ketenpartners. Luister naar de jongeren en maak de aanpak en oplossingen niet alleen afhankelijk van de hulpverleners. Ook is het belangrijk ouders actief te benaderen, te ondersteunen en bij het proces te betrekken; dit kan ervoor zorgen dat betere resultaten worden geboekt en dat dit sneller gebeurt.
•
Omdat partijen verschillend omgaan met de privacywetgeving komt het voor dat de noodzakelijke informatie-uitwisseling ontbreekt. Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat jongeren en ouders gevraagd wordt in het begin van het behandeltraject een machtiging te tekenen.
•
Zorg er zoveel mogelijk voor dat de eerste signalen van VSV in het basisonderwijs worden herkend. Het gaat hierbij zowel om leer- en gedragsproblemen als om
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
14
moeilijkheden in de gezinssituatie, slechte verzorging, geen ontbijt etc. Eventueel benodigde hulp kan dan worden ingezet en het onderwijs kan, waar nodig, worden aangepast. •
Voor de overgang van een leerling van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs wordt gebruik gemaakt van een portfolio. Om verschillende redenen geeft de leerkracht van de basisschool soms onvoldoende informatie over de ‘zachte gegevens’, zoals de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. Het is echter zeer belangrijk ook op deze punten juiste en volledige informatie te verschaffen, omdat anders in het voortgezet onderwijs problemen later worden herkend dan nodig is en daardoor het risico op VSV wordt vergroot.
•
Vooral in het mbo is een onjuiste keuze voor een (vervolg)opleiding/beroep een belangrijke oorzaak van VSV. Besteed daarom veel aandacht aan een duidelijke en realistische voorlichting van jongeren en hun ouders. Een mogelijkheid is leerlingen uit de verschillende (vervolg)opleidingen een deel van de voorlichting te laten verzorgen.
•
Er zijn te weinig praktijkruimten voor jongeren waar (potentiële) VSV’ers kunnen worden opgevangen. Iedere school of instelling moet zelf hiervoor een oplossing zien te vinden; er is geen coördinatie op dit punt. Om de probleemjongeren op te kunnen vangen zouden gelden bovenschools moeten worden ingezet.
•
Het is verheugend dat in Dordrecht de meeste basisscholen en de meeste vo-scholen een multidisciplinair team (MDT) hebben. Echter, door de gevolgde werkwijzen van verschillende MDT’s wordt het multidisciplinaire karakter vaak niet optimaal benut. Belangrijk punt voor het functioneren van het MDT is het aanstellen van een objectieve technisch voorzitter, die ervoor zorgt dat ieder vanuit zijn/haar discipline een eigen inbreng heeft ten aanzien van het probleem en dat er een juiste probleembeschrijving wordt gemaakt en een afgewogen oordeel wordt gegeven.
•
Het is belangrijk jongeren (en hun ouders) nog een bepaalde tijd te blijven volgen wanneer een (deel)traject bij een voorziening is afgesloten. Op deze manier kan worden bezien of de keuze voor het vervolgtraject de juiste was en kan worden voorkomen dat de jongere buiten beeld raakt. Dit geldt ook als het totale hulpverleningstraject wordt beëindigd. Bovendient stelt dit de afzonderlijke ketenpartners en de keten in zijn geheel in staat om een beter beeld te krijgen van hun eigen effectiviteit en de eventuele verbeteringen die nodig zijn binnen de samenwerking.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
15
1.4
Uitgangspunten lokaal actieplan
Het actieplan is een onderdeel van het integraal toezicht. Het is enerzijds het logisch vervolg op het onderzoek en omvat de maatregelen om de situatie te verbeteren, zowel voor de samenwerking op collectief niveau als voor de individuele jongeren en gezinnen die het aangaat. Anderzijds is het actieplan een referentiepunt om over enige tijd te bepalen of de maatregelen daadwerkelijk zijn getroffen of dat er beredeneerd en door omstandigheden gelegitimeerd moest worden afgeweken van de voorgenomen maatregelen.
Voor een resultaatgericht actieplan gelden de volgende uitgangspunten: 1. Er is duidelijkheid bij partijen over de uitgangspositie (dit is het probleem in cijfers uitgedrukt en ook de in de nota van bevindingen beschreven situatie). 2. Er is duidelijkheid bij partijen over de te behalen resultaten (verbeteringen ten opzichte van de baseline) en prestatie-indicatoren (meetbare waarnemingen waaraan dit valt af te lezen). 3. Er is duidelijkheid bij partijen over de te volgen strategie (de weg om er te komen en met wie). 4. Partijen zijn bereid tot zelfevaluatie en monitoring van de uitvoering van het actieplan op de volgende punten: •
voeren we de strategie uit die we voor ogen hebben?
•
bereiken we de doelgroep die we willen bereiken?
•
behalen we de resultaten die we willen behalen?
5. Partijen zoeken de oplossingen en maatregelen in eerste instantie zoveel mogelijk binnen de bestaande mogelijkheden van wet- en regelgeving en de beschikbare middelen. 6. De jongeren en in voorkomende gevallen hun ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij het opstellen van het actieplan en de te treffen maatregelen.
Tot slot moeten partijen zich eraan committeren dat zij na twee jaar een eindevaluatie uitvoeren op basis van de zelfevaluaties die onder uitgangspunt 4 worden genoemd.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
16
2
Actieplan VSV Dordrecht
2.1
Inleiding
Het jeugdbeleid van de gemeente Dordrecht stelt zich ten doel dat jongeren het beste uit zichzelf halen en opgroeien tot zelfstandige burgers die met plezier deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dat houdt in dat we investeren in 3 pijlers: •
in een aantrekkelijke omgeving voor jongeren;
•
in vroege signalering;
•
in een sluitende aanpak van jeugdigen (en hun gezinnen) die problemen ervaren in het opgroeien.
Inzet vindt plaats op alle domeinen (en op de verbindingen tussen de domeinen) waar jeugdigen en hun gezinnen zich begeven: kinderopvang, onderwijs en educatie, werk, jeugdgezondheidszorg, vrijetijdsbesteding, hulpverlening en bescherming en veiligheid. De preventie en bestrijding van het voortijdig schoolverlaten wordt door de gemeente Dordrecht als urgent beschouwd. Het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten is in Dordrecht bepaald niet nieuw. In de loop der jaren zien we dat dit probleem een steeds bredere aanpak krijgt. Het streven om de strijd aan te binden met het voortijdig schoolverlaten en het opleidingsniveau van onze bevolking te verhogen, is nu dan ook te beschouwen als een programma. De doelen van dit programma zijn: 1. Het verbeteren van de kennisinfrastructuur in de Drechtsteden, waardoor er meer opleidingsmogelijkheden ontstaan. 2. Het vernieuwen en verbeteren van het beroepsonderwijs in het kader van het Leerpark, waardoor het beroepsonderwijs aantrekkelijker en betekenisvoller wordt voor de deelnemers. 3. Het verbeteren en ontwikkelen van een betere preventie als het gaat om het voortijdig schoolverlaten. 4. Het zorgvuldig uitbouwen van een goede zorgstructuur in het VMBO en MBO. 5. Het realiseren van doorlopende leerlijnen en zorglijnen (ketensamenwerking). 6. Het onderwijs flexibeler maken zodat het beter aansluit bij de arbeidsmarkt. 7. Het verbeteren van de leerplicht en de RMC-functie. Het beleid richt zich vooral op punt vier: het verbeteren van de mogelijkheden van de scholen voor voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, om risicojongeren vast te houden door het tot stand brengen van een goede zorgstructuur.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
17
Hoewel de middelen voor schoolmaatschappelijk werk (smw) geen deel uitmaken van dit beleidskader, is een van de doelen van het schoolmaatschappelijk werk ook het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Schoolmaatschappelijk werk is een onderdeel van preventief jeugdbeleid dat bijdraagt aan een sluitende aanpak van problemen van de jeugd. Voor het SMW op het MBO krijgt het Da Vinci College (DVC) van het Rijk in 2009 en daarna een extra bijdrage. Voor het DVC betekent dat omgerekend ongeveer 3 ton jaarlijks voor bekostiging van FTE’s voor SMW in de regio Zuid-Holland-Zuid (ZHZ). Met Voortijdig Schoolverlaten (VSV) zijn economische en sociale risico's gemoeid, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau. Voor een deel van de jongeren zonder startkwalificatie zal het vooruitzicht zijn dat zij langer werkzoekend zijn, een minder goede positie op de arbeidsmarkt kunnen veroveren en een lager inkomen hebben. Ook is de kans om in de criminaliteit te belanden hoger. In economisch opzicht leidt VSV tot hogere kosten voor de samenleving. De samenleving als geheel moet kosten maken om de VSV'ers op te vangen, te begeleiden of de effecten van het gedrag van deze groep te compenseren. Daarnaast vereist een hoogwaardige kenniseconomie een hoog gemiddeld opleidingsniveau van de bevolking, wat zich slecht verhoudt tot een groot aantal VSV'ers. Sinds 2005 wordt in Dordrecht door alle betrokkenen met een gezamenlijk beleidskader Voortijdig Schoolverlaten 2005-2009 gewerkt. De resultaten hiervan zijn bemoedigend. Het Voortijdig Schoolverlaten (VSV) is duidelijk teruggedrongen op het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO), maar is op dit moment nog steeds beduidend te hoog op het MBO. Met name op de laagste niveaus van het MBO verlaat zelfs een op de drie leerlingen voortijdig de school. Voortijdig Schoolverlaten (VSV) wordt door het Rijk gedefinieerd als: het niet halen van een startkwalificatie, of het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie. We volgen lokaal niet deze landelijke definitie maar onderscheiden drie categorieën: •
verzuimers: leerlingen die langer dan een maand ongeoorloofd geen lessen volgen op de school waar ze ingeschreven zijn.
•
studieonderbrekers: leerlingen die uitgeschreven worden maar op acceptabel korte termijn hun opleiding hervatten.
•
studiestakers: leerlingen die uitgeschreven worden zonder uitzicht op hervatting van hun opleiding elders op voldoende korte termijn.
Bij de registratie en het meten van prestaties bij het bestrijden van VSV volgen we wel echter de landelijke definities van VSV en gebruiken we uitsluitend de landelijke cijfers. (www.vsv-verkenner) Schoolverzuim is een belangrijk signaal voor dreigend voortijdig Schoolverlaten. Er kan daarbij onderscheid gemaakt worden tussen spijbelaars, studieonderbrekers en studiestakers. Alleen de laatste categorie valt onder de landelijke definitie voor VSV. In Dordrecht wordt daarom een bredere definitie gehanteerd. Alle jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie ten minste een
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
18
maand zonder geldige reden hebben verzuimd onderwijs te volgen (relatief verzuim) en/of niet meer bij een onderwijsinstelling als deelnemer staan ingeschreven (absoluut verzuim), worden actief gevolgd. De gemeente Dordrecht voert daarmee een strikter en strenger VSV-beleid dan zou volgen uit de definitie voor VSV volgens het Rijk. Registratie is een belangrijk aandachtspunt bij het tegengaan van voortijdig Schoolverlaten. In de voorgaande jaren is het erg lastig gebleken om tot een sluitende registratie te komen. Om deze reden werd in november 2007 door de gemeente Dordrecht meegedaan met de OCW-pilot 'Sluitende Registratie Voortijdig Schoolverlaten (SRV)'. Door koppeling van bestanden van de Gemeentelijke Basisadministratie (het GBA), de Informatie Beheergroep (IB) en Bureau Leerplicht/VSV en door invoering van een verzuimprotocol, werd met vereende krachten een veel betere methodiek tot stand gebracht. Deze methodiek zal door het ministerie van OCW vanaf mei 2009 in de regio ZHZ worden ingevoerd. In september is de landelijke invoering van SRV een feit. Op 6 januari 2009 heeft de Raad ingestemd met de “Nota Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht. Beleid en aanpak in de periode 2008-2011”. De Raad heeft aan de samenwerkende scholen in het Voortgezet Onderwijs (VO) en het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) verzocht om te komen met een gezamenlijk gedragen activiteitenplan ter bestrijding van het voortijdig schoolverlaten (VSV). Dat is gebeurd en hieronder opgenomen als maatregel 2 bij de opsomming van VSV maatregelen van de gemeente Dordrecht. Hiermee wordt gestuurd op samenwerking en eigen verantwoordelijkheid van de scholen. Dit is een belangrijk principebesluit geweest. In 2009 vervalt de mogelijkheid om als afzonderlijk schoolbestuur een subsidie voor VSV aan te vragen. De VSV middelen worden onder voorwaarden ondergebracht bij een samenwerkingsverband van scholen. Hiermee willen we bevorderen dat er een samenhangende aanpak van VSV tot stand gebracht wordt waardoor de verantwoordelijkheid voor het VSV-beleid, inclusief prioritering, meer bij de scholen komt te liggen.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
19
2.2
Aantallen VSV en te verminderen aantallen VSV in Dordrecht
In onderstaande tabel zijn aangegeven de aantallen vsv-ers in Dordrecht en de aantallen die verminderd moeten worden, in de periode: schooljaar 2005-2006 tot en met schooljaar 2010-2011:
VO Bevoegd gezag
Stg H3O
Onder-
Aantal VSV-
Totaal te
Totaal te
Totaal te
Totaal te
wijs-
ers in 2005-
verminderen
verminderen
verminderen
verminderen
instelling
2006
VSV-er t/m
VSV-er t/m
VSV-er t/m
VSV-er t/m
schooljaar
schooljaar
schooljaar
schooljaar
2007-2008*
2008-2009*
2009-2010*
2010-2011*
Insula
Brin
02CI
46
5
9
14
18
20KZ
3
0
1
1
1
24PY
66
7
13
20
26
00PG 26
3
5
8
10
Stichting Wellant Wellantcol 01OE 82
8
16
25
33
College Stg J. de Witt-
Joh De
gymnasium
Wittgymn asium
Stg v Opb Ond.
Stedelijk
In Dordrecht
Dalton Lyceum
Stg Chr VO de
Wartburg
Wartburg
College
lege
MBO Bevoegd gezag
Onderwijsi Brin-
Aantal VSV-
Totaal te
Totaal te
Totaal te
Totaal te
nstelling
num
ers in 2005-
verminderen
verminderen
verminderen
verminderen
mer
2006
VSV-er t/m
VSV-er t/m
VSV-er t/m
VSV-er t/m
(referentie-
schooljaar
schooljaar
schooljaar
schooljaar
jaar)
2007-2008*
2008-2009*
2009-2010*
2010-2011*
20MQ 515
52
103
155
206
01OE 38
4
8
11
15
Stg ROC Z
ROC Da
Holland Zuid
Vinci College
Stichting Wellant Wellant college
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
20
VAVO Bevoegd gezag
Onderwijsi Brin-
Aantal VSV-
Totaal te
Totaal te
Totaal te
Totaal te
nstelling
num
ers in 2005-
verminderen
verminderen
verminderen
verminderen
mer
2006
VSV-er t/m
VSV-er t/m
VSV-er t/m
VSV-er t/m
(referentiejaar schooljaar
schooljaar
schooljaar
schooljaar
)
2007-2008*
2008-2009*
2009-2010*
2010-2011*
1
3
4
5
100
158
238
314
Stg ROC Z
ROC Da
Holland Zuid
Vinci
20MQ 13
College Gezamenl
789
ijk totaal
2.3
Maatregelen om het VSV in Dordrecht terug te dringen
Maatregel 1 Route 23: Route 23 is een samenwerkingsverband van de Sociale Dienst Drechtsteden, Bureau Jeugdzorg, ROC Da Vinci College, Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten, Stichting MEE, UWV WERKbedrijf en het Werkgevers servicepunt Drechtsteden. Samen voorkomen en bestrijden zij voortijdig schoolverlaten en jeugdwerkloosheid in de Drechtsteden. Hiertoe biedt Route 23 jongeren van 16 tot en met 23 jaar scholing, werk, hulpverlening, of een combinatie daarvan. Ook streeft Route 23 naar een sluitende en soepele overgang tussen de diverse onderwijssoorten en tussen school en werk. De primaire focus van Route 23 is in 2009 gericht op werk en school; hulpverlening en zorg waren ondersteunend aan het vinden van werk en/of een opleiding. Sinds 2008 schenkt Route 23 meer dan voorheen aandacht aan preventie en nazorg. De ketenpartners maken bij de begeleiding van de jongeren gebruik van elkaars informatie en netwerken en zetten verschillende instrumenten in om jongeren op weg te helpen: het Multidisciplinair team, Routecoaches en Mentoren. Sommige projecten ondersteunen een bepaalde groep jongeren, zoals het Tienermoederproject. Route 23 is ook een instrument voor re-integratie en is daarom ondergebracht bij de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD). Uit deze ketenpartners is een Multi Disciplinair Team samengesteld dat iedere week met elkaar vergadert over verschillende jongeren. Route 23 zet verschillende instrumenten in om jongeren op weg te helpen. Denk aan de Werkplaats waar jongeren leren omgaan met leiding krijgen en op tijd zijn. Of aan ondersteuning van tienermoeders waardoor zij hun opleiding kunnen vervolgen. De ketenpartners maken bij de begeleiding van de jongeren gebruik van elkaars informatie en netwerken.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
21
In 2006 legden de ketenpartners al hun producten en diensten voor jongeren vast in de Staalkaart Route 23. Sociaal-emotionele ondersteuning bleek een 'zwart gat' op de kaart. Om die leemte te vullen ontstond in 2007 de basis voor het jongste initiatief van Route 23: de Routecoach. Maatregel 2 Actieplan VSV lokaal: (st.Hans Petri-groep; regiegroep VSV, samenwerking VO/MBO): Doel 1: Samenwerking VO en MBO bij bestrijding VSV, met één gezamenlijk lokaal actieplan in combinatie met het VSV actieplan van de RMC regio 30, Zuid Holland Zuid (zie hiervoor ook maatregel 3). Doel 2: Minus 10% VSV per jaar in de periode 2008-2011, Na eerder behaald resultaat van -10% in 2007 leidend tot een eindresultaat van minus 50% VSV in 2011. Het lokale actieplan bevat samengevat vier thema’s waaronder verschillende activiteiten zijn gepland of in uitvoering zijn: Thema 1 - Regisseren, coördineren en adviseren •
Coördinatie en secretariaatvoering en ondersteuningsactiviteiten voor VMBO - MBO
•
Instandhouding Permanente Commissie Leerlingenzorg voor het Voortgezet Onderwijs
•
Instandhouding Bovenschools Zorgadviesteam en externe hulpverlening (ZAT MBO)
•
Er komt een strategische beleidsgroep die de zogenaamde doorzettingsmacht moet zijn indien zich een probleemgeval voordoet waarvoor geen standaard oplossing voorhanden is.
Thema 2 - De opvang van uitvallende leerlingen •
Uitvoering van het zogenaamde ‘Tijdelijk onderwijs‘: deze aanpak heeft in-, door- en uitstroomgroepen voor het VO en is gevestigd op de ‘Halte Patersweg’.
Thema 3 - Overdracht van (zorg-)leerlingen, (zorg-)dossiers en zorgaanbod •
Experiment vervroegde aanmelding zorgleerlingen (S)BO - VMBO (dit project is inmiddels afgerond en een onderzoek naar de tevredenheid onder ouders en scholen zal volgen na plaatsing van leerlingen in september. Het plan is om zorgleerlingen te volgen tijdens hun loopbaan middels een web-based programma voor BaO, V(MB)O en MBO. Deze actie zal ook bekostigd worden uit de VSV middelen.)
•
Doorlopende schoolloopbaanbegeleiding VMBO - MBO
Thema 4 - Ondersteuningsactiviteiten voor de lokale VSV-aanpak •
Ondersteunende taalactiviteiten voor 16-/17-jarigen in geïntegreerde trajecten in het MBO
•
Versterking van de interne zorgstructuur Da Vinci College middels een grootschalige
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
22
verbeteractie. •
Hulpmiddelen verstrekking bij vaststelling dyslexie (eenmalig)
•
Intensivering zorg voor de internationale schakelklas (ISK)
Maatregel 3 Actieplan RMC/VSV regio 30; effect voor Dordrecht In maart 2008 spraken de scholen voor VO en MBO in de RMC regio 30 (ZHZ) zich uit voor een convenant VSV met het ministerie van OCW. Doel hiervan: Minus 10% VSV per jaar in de periode 2008-2011, na een eerder behaald resultaat van -10% in 2007. Totaalresultaat minus 50% VSV in 2011. Op basis van een projectaanvraag en de uitkomsten van verschillende werkconferenties is een “aanzet tot een plan van aanpak” geschreven. Werkgroepen zijn aan de slag gegaan en dat resulteerde in het voorjaar van 2009 tot een actieprogramma dat moet leiden tot het beoogde verminderde VSV in de regio. Natuurlijk heeft dit actieprogramma ook zijn lokale weerslag. Er zijn drie “typen” activiteiten te onderscheiden: a. Activiteiten uit te voeren door VMBO scholen samen met de MBO scholen: •
Overgang VMBO – MBO (zorg en loopbaan)
•
Overgang VMBO – MBO (taal)
b. Activiteiten uit te voeren door Wellantcollege samen met het Da Vinci College • c.
Aantrekkelijk onderwijs – praktijkleren op niveau 1-2 – onderwijsleerbedrijven.
Activiteiten uit te voeren door het Da Vinci College. •
Sluitende aanmeld- en plaatsingprocedure incl. “warme” overdracht.
•
Da Vinci interne zorgstructuur (op onderdelen daarvan in samenwerking – afstemming met Wellantcollege)
Maatregel 4 Aanvalsplan Jeugdwerkeloosheid (in combinatie met de aanpak van R23) Het motto van deze aanpak is: Doorstuderen! De Sector Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Dordrecht (MO) is betrokken bij de actie om eindexamenkandidaten te stimuleren om door te leren. Dit betreft een extra actie voor de korte termijn uitgevoerd door R23. De hieronder beschreven insteek van MO heeft vooral betrekking op de lange termijn en zijn vooral preventief van aard. De onderwerpen bevinden zich op de volgende terreinen: •
onderwijs – arbeidsmarkt,
•
onderwijs – wijkgericht (als vindplaats van jongeren) – arbeidsmarkt,
•
Aantrekkelijk maken onderwijs.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
23
Er wordt gezocht naar kansrijke combinaties van voortijdige schooluitval, werkloosheid, leefbaarheid en aantrekkelijk en praktijkgericht maken van het onderwijs. Kern/ uitgangspunten van deze insteek: •
Aansluiten bij de inzet vanuit het Rijk (Werken een de toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij ‘Samen werken, samen leven’)
•
Behouden en versterken bestaande initiatieven
•
Verbinden met bestaande initiatieven,
•
Realiseren van leerwerkbanen en stageplekken.
•
Realiseren van aantrekkelijk (praktijkgericht) onderwijs,
•
Creëren van laagdrempelig (praktijk gericht)- onderwijs in de wijken,
•
Anticiperen op het actieplan van Hans de Boer ‘Tegen de stroom in’,
•
Samenwerking en afstemming met Stadsontwikkeling/Arbeidsmarktbeleid, SDD/R23/WSP, Da Vinci College, project Leren Werken Drechtsteden, werkgeversorganisaties en brancheorganisaties en regio.
Nieuw (actueel) ! Regionaal actieplan jeugdwerkloosheid: Het Rijk heeft 8 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid voor de ‘arbeidsmarkt ‘ regio (waaronder Dordrecht en de Drechtsteden en een groot deel van ZHZ). Nu de werkloosheid oploopt als gevolg van de kredietcrisis heeft het kabinet besloten om extra gelden uit te trekken om met name de jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Hiervoor sluit het Rijk met 30 arbeidsmarktregio’s convenanten waaronder de Drechtsteden. In deze regio is Dordrecht de centrumgemeente. Onder regie van Dordrecht is een regionaal actieplan opgesteld, getiteld ‘Géén nieuwe verloren generatie, geef de jeugd een kans!’. Het bevat onder meer voorstellen voor het verbeteren van de arbeidsbemiddeling, het verder ontwikkelen van een branchegerichte werkgeversbenadering en het versterken van de samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers. Het convenant wordt 9 september ondertekend door staatssecretaris Jette Kleinsma en wethouder Hans Spigt van Dordrecht. Maatregel 5 Extra Studiebegeleiding VAVO (ROC DVC) Door subsidie van de gemeente Dordrecht in het schooljaar 2008-2009 en daarna via een bijdrage vanuit het Participatiebudget wordt op het Volwassenonderwijs (VAVO, ook wel tweede kans onderwijs genoemd) extra studiebegeleiding gegeven. In het schooljaar 2008-2009 kreeg het VAVO een extra toeloop te verwerken van cursisten vanwege een bezemjaar HAVO. Het reguliere VO is in 2007-2008 in de vierde klas HAVO en VWO gestart met de Vernieuwde Tweede Fase (VTF). Het VAVO is in de voorexamenklas (H4) nog een jaar langer doorgegaan met het programma van de Tweede Fase Oude Regeling (TFOR), om in het schooljaar
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
24
2008-2009 nog een keer in de examenklas het programma TFOR te kunnen aanbieden, het zogenoemde bezemjaar. Na een peiling in maart bij de VO scholen is geen reactie ontvangen dat er extreem veel meer zakkers zouden zijn die bij het VAVO gebruik zouden willen maken van het bezemjaar. Wel werd aangegeven dat er in enkele gevallen problemen werden verwacht met zittenblijvers in VWO-5. Enkele scholen zoals Insulacollege, hebben hierop geanticipeerd door zwakke VWO-5 leerlingen voor te bereiden op een overstap naar HAVO VTF. Na het Centraal Examen bleek dat de examens voor bepaalde vakken uitzonderlijk moeilijk waren en dat ondanks een aanpassing van de norm er veel zakkers zouden komen. Bij Dalton en Insulacollege heeft de poortwachter (Mw. Koppelaar van BLVS) een "massa-intake" georganiseerd. Bij Merewade in Gorinchem zijn er veel leerlingen gezakt voor Scheikunde. Daarnaast zijn een aantal VWO-5 zittenblijvers overgestapt naar het HAVO. Anderen zijn onder voorwaarden toegelaten in de versnelde VWO examenklas. Zoals het er nu uit ziet, zijn er in de HAVO 50% meer aanmeldingen via een VO inschrijving, de "Rutte regeling". Dit brengt weliswaar extra inkomsten met zich mee, mits deze niet verrekend hoeven te worden met het Educatiebudget hetgeen nu nog wel het geval is. In de Productovereenkomst 2008 wordt uitgegaan van 50% VO inkomsten. Deze VO inkomsten zijn echter niet kostendekkend. Voor Vtcursisten ontvangen we 95% van het cursistgebonden budget van de VO school. Voor deze leerlingen ontvangt de VO school maar 50% van de cursistgebonden inkomsten en sluist daarvan 95% door. In beide gevallen worden geen huisvestings- en schoonmaakinkomsten doorberekend. Daarnaast is gezien de problematiek van de cursisten en de beperkte groepsgrootte in verband met de profielen een gemiddelde groepsgrootte, waarop de VO bekostiging is gebaseerd, bij het VAVO niet haalbaar. De volgende maatregelen worden ingezet: •
opsplitsen van groepen, de gemiddelde groepsgrootte is dan 15
•
extra inzet administratie ten behoeve van presentieregistratie en terugkoppeling naar de VOscholen.
•
intensivering mentoraat. Versterking mentoraat is vorig jaar ingezet. Met name voor de VMBO-tl cursisten en de HAVO-4 groep (allen Vt cursisten) is extra begeleidingstijd ingezet. Wekelijks wordt met de poortwachter en mentoren overlegd. Ook voor de Vt H5, H-snel en V-snel cursisten blijkt steeds meer mentorbegeleiding nodig. Structureel moet hiervoor meer tijd worden uitgetrokken dan in het verleden. Daarom met behulp van subsidie bekostiging hiervan;
•
extra inzet poortwachter vanuit het BLVS
•
extra scholing mentoren (We zien nl. een groei van het aantal cursisten met ingewikkelde meervoudige problematiek. De mentoren zijn voor goede begeleiding niet deskundig genoeg)
Maatregel 6 Signaleringssysteem; Implementatie Zorg en Jeugd (keten en ICT)
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
25
Zorg voor Jeugd Signaleringssysteem: sinds juli 2008 operationeel; dit systeem organiseert digitaal de signalering rondom probleemkinderen en –gezinnen en zorgt voor eenduidige toewijzing van zorgcoördinatie. Alle partners in de zorgstructuren rond wijk en school kunnen in het systeem (o.a. BJZ, GGD, Opmaat, Regionaal Bureau Leerplicht, intern begeleiders en coördinatoren leerlingenzorg, Route 23, politie, DWO). Het signaleringsysteem ‘Zorg voor Jeugd’ is ontwikkeld om vier doelen te realiseren: 1. het actief bevorderen van de samenwerking in de keten van jeugdzorg; 2. het in een vroegtijdig stadium signaleren van problemen bij jeugdigen van 0-23 jaar om risico’s te voorkomen; 3. het actief ondersteunen van de ketencoördinatie; 4. het genereren van managementinformatie. Voordelen Systeem Zorg voor Jeugd: Samenwerking. In de praktijk blijkt vaak dat instellingen van elkaar niet weten welke partijen betrokken zijn in de keten rondom dezelfde jeugdige. a.
Alle jeugdigen die met een hulpvraag geregistreerd staan in het cliëntsysteem van een instelling worden handmatig of geautomatiseerd ingevoerd in het systeem Zorg voor Jeugd (alleen “dat informatie”).
b.
De instellingen die bij een bepaalde jeugdige zijn betrokken, worden automatisch via een mailbericht geïnformeerd als dezelfde jeugdige door een nieuwe, nog niet eerder betrokken instelling wordt geregistreerd. Ook wanneer er signalen afgegeven worden, worden alle betrokken instellingen via een mailbericht geïnformeerd.
c.
Daarmee hebben betrokken instellingen en hulpverleners continu zicht op welke instellingen contact hebben met de betreffende jeugdige en hoeven hulpverleners niet eerst te gaan uitzoeken welke instellingen mogelijk betrokken zijn rondom de hulpverlening aan een jeugdige.
d.
De samenwerking tussen de instellingen wordt daardoor verbeterd. Men weet elkaar in een vroegtijdig stadium te vinden.
Signalering van risico’s. Hulpverleners kunnen in het systeem een signaal afgeven over een jeugdige. De andere betrokken partijen bij deze jeugdige worden met een e-mail geïnformeerd over het feit dat een signaal is afgegeven. Op deze wijze worden signalen snel en adequaat onder de aandacht gebracht van de betrokken hulpverleners. Mogelijke risico’s voor de jeugdige kunnen daarmee vroegtijdig worden voorkomen.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
26
Ketencoördinatie. Het systeem beschikt over de mogelijkheid om automatisch vast te leggen wie verantwoordelijk is voor de ketencoördinatie op het moment dat meer dan één instelling betrokken is bij een jeugdige. Van begin af aan is daarmee duidelijk wie de verantwoordelijkheid heeft. Dat voorkomt veel discussie in het casusoverleg. Met de instellingen in de jeugdketen moeten dan uiteraard wel vooraf afspraken zijn gemaakt over de wijze van inrichting en toewijzing van de ketencoördinatie. Omdat in het signaleringssysteem zichtbaar is welke instellingen uit de keten betrokken zijn bij de jeugdige, kan het zorgaanbod op een juiste wijze op elkaar worden afgestemd. Het gevolg is één hulpverleningsplan op basis van een integrale aanpak. Dat is duidelijk voor de cliënt. Bovendien kan het afstemmingsoverleg aanzienlijk worden beperkt, omdat meteen vanaf de start vanuit een integraal plan kan worden gewerkt. Overlegstructuren. Het feit dat hulpverleners uit verschillende instellingen elkaar meteen weten te vinden via de telefoon en e-mail heeft een impact op het reguliere casusoverleg. Hulpverleners kunnen elkaar in een vroegtijdig stadium vinden, waardoor het casusoverleg efficiënter kan worden ingericht. Wel ontstaat de behoefte om bij zorgelijke situaties versneld ad hoc bij elkaar te komen. Gebruikersvriendelijkheid. Het systeem is qua opzet bewust simpel gehouden. Hulpverleners kunnen snel en doeltreffend zoeken in het systeem en een signaal kan eenvoudig worden afgegeven. Een hulpverlener heeft slechts een korte instructie nodig om met het systeem te kunnen werken. Bedrijfsvoering instelling. In het systeem Zorg voor Jeugd zitten alleen functies die complementair zijn aan de systemen van de instellingen. Dat voorkomt dubbele handelingen en dubbele registraties. Managementinformatie. Voor de gemeenten en voor de betrokken instellingen levert het gebruik van het systeem managementinformatie op, op grond waarvan de samenwerking en de bedrijfsvoering verder kan worden geoptimaliseerd. Maatregel 7 Ontwikkeling ZAT op MBO (na invoering op Basisonderwijs en VO) Extra geld voor schoolmaatschappelijk werk op MBO. Het Rijk heeft afgerond €300.000,= beschikbaar gesteld voor SMW op het DVC en Wellantcollege. Dit loopt naast de actie van de programmagelden VSV van RMC regio 30 en maakt dat de gelden die hier gereserveerd waren voor SMW vrij komen voor andere doelen.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
27
De zorgstructuur op het MBO kent drie gebieden (per ingang van schooljaar 2008-2009): •
basisbegeleiding (trajectbeleider)
•
specialistische begeleiding (diverse deskundigheden) – zorgcoördinatie
•
zorgadviesteam waarmee externe deskundigheid bij de zorgstructuur betrokken wordt.
Deze drie “gebieden” liggen als schillen van binnen naar buiten om elkaar heen Actueel bij maatregel 7 : Citaat uit kabinetsreactie op WRR rapport Vertrouwen in de School: De samenwerking in veel ZAT’s is nu nogal vrijblijvend. Het kabinet wil dat veranderen. Er wordt daarom een wetsvoorstel voorbereid dat voorziet in snelle en passende hulp voor elke leerling in het po, vo en mbo. Kern van het wetsvoorstel is dat partijen als Bureau Jeugdzorg, maatschappelijk werk, politie, justitie, RMC/leerplicht, jeugdgezondheidszorg verplicht samenwerken in de zorgstructuren in en om het onderwijs. De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van sluitende afspraken over zorg in en om alle po-, vo- en mbo-scholen. Daarbij moeten gemeenten – met het oog op de schaalgrootte van met name de mbo-instellingen – waar nodig regionaal samenwerken. De scholen krijgen de verplichting om onder regie van de gemeente samen te werken met externe partijen om problemen vroegtijdig te signaleren en jongeren snel en goed te helpen. Gemeenten, scholen en instellingen maken afspraken over het gebruik van een escalatiemodel om in te grijpen als partijen gemaakte afspraken niet nakomen. Maatregel 8 Zorgleerling BAO-VO Overstap (vroegscreening) Door het gemeentebestuur (tijdens de raadscommissie-zitting) en schoolbesturen is aandacht gevraagd voor zaken die betrekking hebben op de ouderbetrokkenheid (voorlichting, zeggenschap) bij de overstap van primair naar voortgezet onderwijs, voor het juiste gebruik van het portfolio en de betrouwbaarheid van de daarin vermelde gegevens en voor de kwaliteit van het schoolkeuzeadvies (gebruik van toets- en testgegevens). Betrokkenen in het voortgezet onderwijs (leden van toelatingscommissies oa) hebben de wens geuit de aanmelding van vooral “zorgleerlingen” te vervroegen. Men wil meer tijd voor de “warme overdracht”, het gesprek over de leerlingen met leerkrachten en/of IB-ers in de scholen voor primair onderwijs. Die wens leeft trouwens ook bij de regionale verwijzingscommissie (RVC Rijnmond-Zuid). Voornamelijk de maanden kort voor de zomervakantie (juni!) wordt daar een onevenredig deel van het totale aantal dossiers ingeleverd met aanvragen voor een LWOO- of Praktijkonderwijs-beschikking. Ook tijdens een vergadering in het kader van het BoVo-contact, eind 2007 is de voorlichting over de overstapprocedures van primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs hoog op de agenda gezet.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
28
Tevens, in mindere mate, het gebruik van het portfolio en de betrouwbaarheid van de gegevens daarin. Zodoende zijn er meer dan voldoende redenen voorhanden het begrip “zorgleerling” op deze wijze te operationaliseren. Daarmee ontstaat een beweging in het onderwijs in Dordrecht waarmee allerlei doelen kunnen worden gediend: •
Zorgleerlingen komen eerder in beeld in het primair onderwijs
•
Er wordt meer dan voorheen met ouders gesproken over begrippen als “leerachterstand” en over mogelijke verklaringen daarvoor (cognitieve vermogens, sociaal-emotionele ontwikkeling). Meer dan voorheen weten ouders waarover beslissingen genomen moeten worden en zijn zij ook
•
in staat daarin mee te denken. In het primair onderwijs kan een intensivering worden bereikt van de zorg die aan leerlingen wordt
•
gegeven. Met terugwerkende kracht kunnen CITO/LVS-gegevens leiden tot heldere en gefundeerde beslissingen over zorg op hogere niveaus. De kwaliteit van de gegevens in het portfolio en/of de daaraan gehechte gegevens (port- folio)
•
wordt verhoogd. Scholen voor voortgezet onderwijs kunnen sneller en met kwalitatief hoogwaardiger gegevens in
•
de hand ook beter beslissen over de toelating en plaatsing van toekomstige leerlingen. •
Er komt meer tijd vrij voor de “warme overdracht” van leerling-gegevens.
•
Communicatie actie Leerplicht en Kwalificatieplicht (verzuim en verlof)
•
Update verzuimprotocol, in combinatie met invoering SRV van IB-Beheer/CFI worden de afspraken met betrekking tot verzuim en registratie met scholen verscherpt en aangepast. Maatregel 9 Kwaliteitsverbetering van sluitende aanpak lokale hulpverlening Het Bureau Jeugdzorg is wat betreft de coördinatiefunctie op uitvoeringsniveau verantwoordelijk voor de kwaliteitsverbetering van sluitende aanpak lokale hulpverlening: alle jeugdigen die gesignaleerd worden, worden geleid naar de juiste hulp. Uitvoeringscoördinatie De coördinatie is in handen van het BJZ, die in opdracht van de gemeente werkt. Taken bestaan uit: •
Coördinatie van de multi disciplinaire samenwerking in het basisonderwijs.
•
Coördinatie van de multi disciplinaire samenwerking in het voortgezet onderwijs.
•
Onderzoeken van de mogelijkheden voor de coördinatie van de Multi disciplinaire samenwerking in het MBO.
•
Zorgen voor samenhang en samenwerking met de voorschoolse periode (peuterspeelzalen en kinderopvang).
•
Zorgen voor samenhang en samenwerking tussen de MDT's, wijksignaleringsnetwerken en zorgnetwerken in de wijken.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
29
Procesafspraken •
De coördinator stemt werkzaamheden af tussen de partners betrokken bij de MDT’s basis en voortgezet onderwijs, signaleringsnetwerken in de wijken en de zorgnetwerken.
•
De coördinator is aanspreekpunt voor andere organisaties met betrekking tot de coördinatie van de hulpverlening in de netwerken in en rond de school en de buurt. Instellingen bespreken met het BJZ knelpunten die te maken hebben met het verbeteren, van de sluitende aanpak.
•
Wanneer een partner zich niet houdt aan een afspraak om een crisissituatie op te lossen, wordt dit door de leidinggevende van de desbetreffende organisatie gemeld aan de coördinator. Wanneer deze ziet dat de partner zich niet aan de afspraak houdt wordt de manager van BJZ in kennis gesteld. Onder een crisissituatie wordt verstaan een situatie waarin snel en adequaat handelen cruciaal is voor het welzijn van het kind.
•
De coördinator zorgt voor de aansluiting en samenwerking met de opvoed- en hulpverleningsketen en tevens voor aansluiting en samenwerking met de MDT's in de voorschoolse periode vanwege de doorlopende ontwikkelingslijn.
•
De coördinator ontwikkelt met partners, betrokken bij de wijksignaleringsnetwerken, een protocol van handelen en registreren.
Prestatieafspraken met Bureau Jeugdzorg voor de coördinatie multidisciplinaire samenwerking •
De coördinator implementeert het Dordtse protocol multi disciplinaire samenwerking in het basisonderwijs.
•
De coördinator evalueert één maal per twee jaarlijks het protocol MDT’s p.o. met partners en rapporteert de gegevens uit de evaluatie aan de gemeente. Het huidige evaluatieformulier wordt op basis van de ervaringen van de eerste evaluatie aangescherpt.
•
De coördinator werkt de aanbevelingen uit het convenant ’Samen Sterk’ uit, waaronder het in samenspraak met betrokken instellingen en onderwijs, ontwikkelen van een protocol MDT’s voor het voortgezet onderwijs. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van Integraal Toezicht Jeugdzaken mbt opstellen van richtlijnen voor het MDT, vervanging bij ziekte, het opstellen van de agenda, de voorzittersrol en procesrol, de objectieve analyse van het probleem en de daarbij benodigde ondersteuning, de rol van de jongere en de ouders.
•
De coördinator werkt met partners aan een sluitend overdrachtssysteem. Het overdrachtsysteem werkt zowel voor de hulpverlenings- als opvoedketen. De coördinator evalueert het overdrachtssysteem met de partners en overlegt de uitkomsten na een jaar aan de gemeente.
•
De coördinator formaliseert door het gezamenlijk schriftelijk vastleggen, de taakverdeling en werkwijze van de partners betrokken bij de MDT’s en signaleringsnetwerken.
•
Voor de verbetering van de overdracht van gegevens van de peuterspeelzalen en kinderopvang naar het basisonderwijs en de overdracht van het basis - naar het voortgezet onderwijs, worden concrete voorstellen in overleg met betrokkenen geformuleerd.
•
De coördinator regelt deelname van vertegenwoordigers van de voorschoolse periode, het voortgezet onderwijs en MBO aan het coördinatorenplatform.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
30
•
De coördinator zorgt voor een goede aansluiting tussen de wijksignaleringsnetwerken en MDT’s, mbt afstemming van de casuïstiek bespreking.(voorkomen dubbelingen).
•
De coördinator ontwikkelt een privacyprotocol voor het wijksignaleringsnetwerk.
•
De coördinator ontwikkelt en implementeert met andere partners het digitaal signaleringsysteem jeugd (Zorg Voor Jeugd).
•
De coördinator evalueert jaarlijks nadat de afspraken tussen de partners over het digitaal signaleringssysteem zijn vastgelegd, en het systeem operationeel is, de resultaten.
•
De coördinator draagt zorg voor aansluiting tussen de opvoedketen en de hulpverleningsketen.
•
De coördinator meldt aan de gemeente de stand van zaken van de sluitende aanpak door middel van kwartaal rapportages. De coördinator vermeldt hier in trends in de hulpverlening met betrekking tot veranderingen in het type problematiek en doelgroepen.
•
De coördinator maakt in de jaarlijkse rapportage aan de gemeente melding van de cijfers en evaluatiegegevens van de MD-Team's en signaleringsnetwerken. Tevens wordt het aantal aanmeldingen vermeld.
•
De coördinator doet voorstellen aan de gemeente voor deskundigheidsbevordering aan signaleerders.
•
De coördinator informeert de voorbereidingsgroep jeugd over actuele ontwikkelingen.
•
De coördinator stelt jaarlijks een werkplan op waarin op basis van de stand van zaken van de sluitende aanpak, wordt vermeld welke activiteiten ondernomen worden om de sluitende aanpak te verbeteren mbt signalering, bekendheid en bereikbaarheid van de hulpverlening, de feitelijke hulpverlening, overdracht van cliënten tussen instellingen, eenduidigheid in Dordrecht in de werkwijze van de MDT’s BO,VO en de signaleringsnetwerken, nazorg van cliënten, aansluiting met het BJZ, samenhang in registratiesystemen.
•
De coördinator stelt jaarlijks een jaarverslag op waarin de resultaten vermeld staan ten aanzien van de proces en resultaat afspraken.
•
De coördinator doet voorstellen hoe de knelpunten die het onderwijs heeft gesignaleerd bij diverse hulpverleningsorganisaties, aangepakt kunnen gaan worden.
•
De coördinator doet voorstellen hoe de wachtlijst problematiek bij instellingen besproken kan worden in de voorbereidingsgroep en regiegroep jeugd
Actueel bij maatregel 9 en 13: Citaat uit kabinetsreactie op WRR rapport Vertrouwen in de School: Indien gemeente en instellingen, ondanks de gemaakte afspraken, knelpunten in de coördinatie van de zorg niet kunnen oplossen, en de jeugdige dringend zorg behoeft, krijgt de burgemeester in dit voorstel de bevoegdheid om een instantie op het terrein van de jeugdgezondheidszorg of het maatschappelijk werk of bureau jeugdzorg aan te wijzen en te belasten met deze coördinatie. De aangewezen instelling is ervoor verantwoordelijk dat de benodigde zorg daadwerkelijk wordt verleend. In een brief aan de Kamer die in juni uitkomt gaat het kabinet uitgebreid in op de stand van zaken van de ontwikkeling van ZAT’s in alle onderwijssectoren en op de uitwerking van de hierboven genoemde
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
31
hoofdlijnen van het wetsvoorstel ‘Zorg in en om de school’, inclusief de sturingsmogelijkheden van gemeenten. Maatregel 10 AKA; school/werk-coaches Route 23 en het Da Vinci College willen samen met de bovengenoemde partners bewerkstelligen dat een dertigtal leerlingen die nu de AKA opleiding volgen in de richting “uitstroom naar werk” na hun studie een baan vinden. ( zie bijlage 1: een beeld van deze AKA deelnemers) Tijdens de pilot worden 30 AKA leerlingen begeleid naar werk. Vanaf de laatste maanden van hun studie (maart t/m juni) en de eerste maanden van hun werk (juni t/m december) willen we door middel van inzet van school/werk-coaches deze leerlingen en hun potentiële werkgevers begeleiden. Een fulltime coach krijgt 20 leerlingen gedurende deze periode onder zijn of haar hoede. Deze leerlingen houden dus dezelfde begeleider tijdens de laatste periode van hun schoolloopbaan, stages en tijdens de eerste periode van hun werkloopbaan. Op deze manier maken zij een goede, gefundeerde beroepskeuze en kunnen zij wennen aan hun werksituatie. Werknemersvaardigheden kunnen opgedaan en ingeslepen worden. Ook de persoonlijke omstandigheden van deze jongeren krijgen aandacht en, indien noodzakelijk, wordt contact met hulpverleners gezocht. Er is een intensief contact met de betrokken werkgevers. Deze werkgevers worden tevens ondersteund in het begeleiden van deze jongeren en het toepassen van mogelijkheden op het gebied van subsidies en loonkostenreductie. Partners zetten zich in om voor deze leerlingen een goede stageplek te vinden waardoor de kans groot is op vervolg in een baan bij het stagebedrijf, en mogelijk een BBL opleiding op niveau 2. De school/werkcoach onderhoudt ook voortdurend contact met de begeleiding van de school en ziet de jongere wekelijks op de verschillende plekken waar hij/ zij functioneert. De te verwachten winst van deze insteek is dat voorkomen wordt dat deze jongeren na afloop van hun school in een gat vallen waarin zij gaan “hangen”. Zij worden immers al op school “opgepikt” en meegenomen richting werk. Uit de ervaringen van Route 23 blijkt dat als iemand een aantal maanden inactief is, het moeilijk is deze persoon weer aan de slag te krijgen. Omdat zij de eerste periode tijdens het werken nog verder worden begeleid is de verwachting bovendien dat uitval wordt beperkt. Op deze manier wordt het mogelijk gemaakt dat deze jongeren zelfstandig functioneren in de maatschappij. Tevens verwachten we dat door ondersteuning van de werkgever (m.b.t. regelingen en begeleiding) deze eerder geneigd zal zijn deze jongeren in dienst te nemen en te houden. - activiteiten 1. instellen van een Multi Disciplinair Team dat in maart de betreffende 30 leerlingen bespreekt en deze gedurende de pilot volgt. Resultaat is 30 maatwerktrajecten. In dit team zitten vertegenwoordigers van: Werkgeversservicepunt, ROC Da Vinci College, Bureau Leerplicht en VSV, Route 23, Bureau Jeugdzorg, UWV Werkbedrijf Drechtsteden, Sociale Dienst Drechtsteden.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
32
2. het aanstellen van school/werkcoaches. Gezien het karakter van en ervaringen met de doelgroep is te verwachten dat het toeleiden naar werk voor deze jongeren een intensieve klus is. Op basis van gesprekken met “deskundigen” (bv. bureau Jobstap) verwachten we 1.5 fte aan school-werkcoaches nodig te hebben om deze 30 leerlingen gedurende 9 maanden te begeleiden van school naar werk. Deze coaches moeten zowel verstand hebben van het onderwijs als van de arbeidsmarkt. De coaches worden verbonden aan het multidisciplinaire team AKA. Van belang is dat zij regelmatig de trajecten en bevindingen terugkoppelen naar de school en de andere betrokken participanten. - vernieuwing Vernieuwend in deze aanpak is: • de samenwerking in het MDT om tot een goed maatwerktraject te komen • de doorlopende begeleiding door één en dezelfde school/werkcoach gedurende het hele traject • gebruikmaken van relevante informatie die op school aanwezig is • de aandacht die al in de schooltijd besteed wordt aan de overstap naar werk, zeker tijdens de stageperiode • de maatwerk arrangementen die worden afgesproken • scholing kan langer gecombineerd worden met arbeid • jongeren worden indien noodzakelijk op meerdere levensterreinen ondersteund • nazorg in de vorm van een mentor is ( indien gewenst) mogelijk - organisatie en afspraken Deze pilot betreft een samenwerking tussen Route 23 en het Da Vinci College. Organisatorisch wordt deze pilot ondergebracht bij het Da Vinci College. De domeinleider van het domein Dienstverlening (waaronder de AKA opleidingen vallen) zal trekker zijn van de pilot. Zij onderhoudt nauw contact met de contactpersonen van de verschillende partners. Het MDT AKA neemt een centrale plaats in in deze pilot. Het MDT AKA komt maandelijks bijeen. Maatregel 11: Update verzuimprotocol Bureau Leerplicht Voortijdig Schoolverlaten: In combinatie met de invoering van de sluitende registratie VSV (SRV) van IB-beheer/CFI worden de afspraken met betrekking tot verzuim en registratie met scholen verscherpt en aangepast. In het najaar moet deze manier van registratie en melding ingevoerd zijn. Het is wettelijk verplicht en er zal handhaving plaatsvinden door BLVS. Maatregel 12: Routecoaches en SMW voor Antilliaanse jongeren Uit de gegevens blijkt dat het aantal leerlingen (van 13 t/m 22 jaar) in het voorgezet onderwijs in Dordrecht in het schooljaar 2007-2008 in totaal 14.400 was. Hiervan zijn bijna 600 leerlingen van
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
33
Antilliaanse herkomst Het percentage voortijdig schoolverlaters onder deze totale groep leerlingen was in het schooljaar 2007-2008 5,7%. De voortijdige schooluitval onder leerlingen van Antilliaanse herkomst was 5,9% (35 leerlingen), vergeleken met 5,7% onder jonge Dordtenaren. Het betreft hier 6 leerlingen van Antilliaanse herkomst die uitvielen in het voortgezet onderwijs en 29 leerlingen die uitvielen in het middelbaar beroepsonderwijs. Sinds het schooljaar 2005-2006, zijn achtereenvolgens 32, 41 en 35 jongeren van Antilliaanse herkomst uitgevallen.
Routecoaches
Minimaal 50 cliënten (tot 23 In 2008 119 jongeren in begeleiding.
Uitvoerder: Sector
jaar) in begeleiding
Meer dan de helft van de jongeren wordt
Maatschappelijke
toegeleid naar werk/school.
Ontwikkeling, Route23
Multiproblematiek van jongeren leidt ertoe dat ze langer in een begeleidingstraject blijven. Intensieve persoonlijke begeleiding en outreachende aanpak is gericht op duurzame zelfstandigheid van de jongere. Operationele/ organisatorische knelpunten (vastlegging methodiek, ketenafspraken met partners, verder professionalisering) worden in 2009 opgepakt. Komend half jaar ligt nadruk op nader onderzoeken of en hoe dit project als een integraal onderdeel van Route23 vanaf 2010 bij de Sociale Dienst Drechtsteden gepositioneerd kan worden.
Extra inzet school-
Kinderen van Antilliaanse
In totaal spraken de twee schoolmaatschappelijk
maatschappelijk werk
afkomst begeleiden in
werkers met 138 cliënten: 111 basisonderwijs,
zowel het basis- als het
27 voortgezet onderwijs. Hiervan zijn 57
voortgezet onderwijs en
doorverwezen, 20 kregen kortdurende
inzicht bieden in de
hulpverlening
problemen.
Sociale vaardigheidstraining (SOVA) ontwikkeld en 2 keer gegeven; 15 jongeren bereikt (BO/VO)
Maatregel 13 Doorzettingskracht georganiseerd ITJ pleit voor de organisatie van doorzettingskracht voor verwijzing naar hulp of opvang van een jongere indien de hulpstructuren falen of haperen. Het gaat hier om de gevallen die we met de bestaande structuren niet te pakken krijgen.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
34
De jongeren groep (ongeveer 50 gevallen in de regio) die jaarlijks tussen wal en schip dreigen te vallen, die op wachtlijsten komen en of nergens terecht kunnen. (bv.de cluster 4 of ‘RMPI leerlingen’) de groep waarbij tegenstrijdige belangen en regelgeving het belang van de jongere bedreigen. Hiervoor moet een zogenaamde groep van ‘wijze mensen’, ingesteld worden, eventueel vanuit de regiegroep VSV van de st.Hans Petri, aangevuld met mensen die lokaal gezag en aanzien hebben Deze groep wijze mensen ‘draagt’ een coördinator die namens hun urgente zaken kan regelen en daarbij overtuigende of beslissende kracht (doorzettingsmacht) kan krijgen. Ook de GGZ en het Veiligheidshuis dienen hierbij worden betrokken. Actueel bij maatregel 9 en 13: Citaat uit kabinetsreactie op WRR rapport Vertrouwen in de School: Indien gemeente en instellingen, ondanks de gemaakte afspraken, knelpunten in de coördinatie van de zorg niet kunnen oplossen, en de jeugdige dringend zorg behoeft, krijgt de burgemeester in dit voorstel de bevoegdheid om een instantie op het terrein van de jeugdgezondheidszorg of het maatschappelijk werk of bureau jeugdzorg aan te wijzen en te belasten met deze coördinatie. De aangewezen instelling is ervoor verantwoordelijk dat de benodigde zorg daadwerkelijk wordt verleend. In een brief aan de Kamer die in juni uitkomt gaat het kabinet uitgebreid in op de stand van zaken van de ontwikkeling van ZAT’s in alle onderwijssectoren en op de uitwerking van de hierboven genoemde hoofdlijnen van het wetsvoorstel ‘Zorg in en om de school’, inclusief de sturingsmogelijkheden van gemeenten. Maatregel 14 Project SOS in 102 (uitgevoerd in opdracht van min.OCW door CPS en KPC) Implementatie zorgstructuur op ROC DVC en AOC Wellantcollege. Instelling van zorgteams. Trajectbegeleiding voor mentoren, zorgverleners en docenten die leerlingbegeleider zijn. De gemeente Dordrecht heeft contacten gelegd en partijen bijeen gebracht zodat het project in Dordrecht van start kon gaan. Overzicht geschat effect van maatregelen op VSV per jaar* :
Maatregel
Effect minus VSV
bestaand / nieuw
1 R23
25
b
2 VSV lokaal
70
b
3 VSV regio/ lokaal
40
n
4 JWLH / Doorstuderen
10
n
5 VAVO
10
b
6 Signalering Zorg en Jeugd
15
b
7 ZAT MBO
25
n
8 Zorgleerling BAO-VO
25
n
9 Kwaliteit+ sl.aanpak hulp
15
b
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
35
10 AKA werkcoach
15
n
11 Up-date protocol BLVS
5
n
12 Routecoach Antillianen
10
b
13 Doorzettingskracht georg.
5
n
14 project SOS 102
5
n
Totaal
275
*In de maatregelen treedt natuurlijk overlap op, een jongere kan in meerdere maatregelen geteld worden. Het effect van een maatregel staat nooit op zichzelf. Preventieve effecten en curatieve effecten lopen door elkaar. Een effect kan over meerdere jaren optreden.
2.4
Bijlage 1 bij het actieplan van Dordrecht
Integraal onderwijs – jeugdbeleid: de sluitende aanpak van 0-23-jarigen in Dordrecht (complementair aan VSV bestrijding) Doelstelling Het Dordtse jeugdbeleid stelt zich ten doel dat jongeren het beste uit zichzelf halen en opgroeien tot zelfstandige burgers die met plezier deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dat houdt in dat we investeren in 3 pijlers, namelijk in een aantrekkelijke omgeving voor jongeren, in vroegsignalering en in een sluitende aanpak van jeugdigen (en hun gezinnen) die problemen ervaren in het opgroeien. Inzet vindt plaats op alle domeinen (en op de verbindingen tussen de domeinen) waar jeugdigen en hun gezinnen zich begeven: kinderopvang, onderwijs en educatie, werk, jeugdgezondheidszorg, vrijetijdsbesteding, hulpverlening en bescherming en veiligheid. Inspanningen op het gebied van aantrekkelijke leefomgeving Een combinatie van inzet op de terreinen kinderopvang, onderwijs(huisvesting), cultuur, sport en spelen moet de aantrekkelijkheid van leefomgeving van kinderen en hun gezinnen bevorderen. Kinderopvang: kwaliteitstoezicht en handhaving. Integraal Huisvestingsplan: uitvoeringsplan voor het realiseren van hoogwaardige onderwijsinfrastructuur voor het primair onderwijs. De mate waarin er bij ouders behoefte is om de inhoudelijke doorgaande ontwikkelingslijn van 0-12 te combineren met ook een fysieke component (alle functies onder-1-dak, zogenoemde kindercentra) wordt onderwerp van onderzoek. Specifiek voor het VO/MBO is het inmiddels het Leerpark opgezet en in gebruik genomen; in aansluiting op de onderwijsvoorziening wordt op het Leerpark ook een jongerenvoorziening ontwikkeld waarin
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
36
organisaties/activiteiten samenkomen op het gebied van leerwerkbedrijf/bedrijven, sportieve en culturele programmering, informatievoorziening en naschoolse activiteiten. Cultuur: ontwikkeling van het Energiehuis voor intensivering van culturele activiteiten met, voor en door jongeren waaronder vestiging van Popcentrale, jeugdcultuurcentrum Bibelot, kunst&cultuureducatie-instelling ToBe, theatervoorziening. Sport: er wordt ingezet op modernisering van het sportaanbod en het betrekken van ouders bij vrijwilligerstaken bij sportinstellingen om de jeugd vast te (blijven) houden bij sportverenigingen; in een aantal wijken wordt de driehoek Buurt-onderwijs-sport versterkt om 4-12 jarigen te activeren in sport en beweging; dit gebeurt ook op alle scholen in Dordrecht middels sportclinics en andere projecten. SMS-kinderfonds: voor gezinnen waar sport- en cultuurparticipatie op financiële belemmeringen stuiten is er financiële ondersteuning vanuit het kinderfonds. School in Samenleving (SiS): de gemeente subsidieert op een tiental scholen in de stad (vooral in wijken met sociaal-economische achterstand) activiteiten die scholen samen met partners in de wijk uitvoeren op het gebied van tussen- en vooral naschoolse activiteiten aan op het gebied van sport, cultuur en sociale vaardigheden. Met name kinderen die daar vanuit hun (thuis)situatie anders weinig mee in aanraking zouden komen, zijn hiervoor een belangrijke doelgroep. Tweede doel van SiS is het versterken van de ouderbetrokkenheid bij school en naschoolse activiteiten, waarbij ook opvoedingsondersteuning geboden kan worden. Sommige scholen hebben ouderpunten, andere scholen organiseren activiteiten met, voor en door ouders. Van de best practices die daaruit naar voren komen, kunnen alle Dordtse scholen leren en gebruiken voor het verbeteren van de ouderbetrokkenheid op hun school. Die uitwisseling, voor zover nog niet georganiseerd door het onderwijsveld zelf, zullen we als gemeente actief ondersteunen. Veilig op en in school: zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs voeren scholen in samenwerking met de gemeente structurele activiteiten en projecten uit om de (sociale) veiligheid op en rond scholen te bevorderen. Daarbij wordt ook steeds de verbinding gelegd naar partners in de wijk zoals politie en jongerenwerk. Inspanningen op het gebied van vroegsignalering en sluitende zorgaanpak 0-4 specifiek De signaalfunctie en de ondersteuning aan ouders vanuit de consultatiebureaus is cruciaal in de vroegsignalering. De uitvoering van die taak is in Dordrecht versterkt met 2 activiteiten: met huisbezoeken bij gezinnen die niet op de afspraak verschijnen en met een felicitatiedienst aan huis (in een aantal specifieke wijken) om de toeleiding naar voorschoolse voorzieningen in Dordrecht (peuterspeelzalen en kinderopvang) te stimuleren. Daarmee moeten ook kinderen die een risico op ontwikkelingsachterstand lopen, eerder en effectiever in ontwikkelingsstimulerende programma’s terecht komen, waaronder VVE-programma’s (streven bij VVE is: 70% bereik van de peuters en kleuters).
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
37
Onderwijs-zorgstructuur 4-23 jaar De zorgstructuur is naar de verschillende leeftijdscategorieën georganiseerd, met het onderwijsveld als vindplaats: -
Multidisciplinair team 0-4 jaar (MDT) : JGZ, Medisch Kleuterdagverblijf, aangevuld met Peuterspeelzaal- of Kinderdagverblijfleidster als zij signaleren; zorgcoördinatie bij consultatiebureauarts
-
Overdracht naar MDT 4-12 jarigen via portfolio/overdrachtsformulier en warme overdracht door zorgcoördinator (in ontwikkeling)
-
MDT 4-12 jarigen: onderwijs (coördinator leerlingenzorg/IB), GGD, BJZ (via het schoolmaatschappelijk werk), CED zijn deelnemers; zorgcoördinatie bij schoolmaatschappelijk werk
-
Overdracht naar MDT 12-18 via overdrachtsformulier en warme overdracht
-
MDT 12-18: dezelfde deelnemers als bij MDT 4-12 aangevuld met Bureau Leerplicht;
-
MDT 18 + (MBO) is nog in ontwikkeling.
De onderwijs-zorgstructuur is doorgaand en sluitend georganiseerd van 0 tot 23 jaar. In het functioneren van het systeem zijn er nog diverse verbeterpunten: 1 De gemeente subsidieert het schoolmaatschappelijk werk, dat is ondergebracht bij BJZ. Daarmee wordt een naadloze overgang van niet-geïndiceerde zorgverlening en –coördinatie naar geïndiceerde zorg en –coördinatie beoogd. De manier waarop Bureau Toegang van BJZ aansluit bij en gebruik maakt van de gegevens die schoolmaatschappelijk werk al heeft verzameld, kan beter. Als gemeente gaan we samen met het schoolmaatschappelijk werk en BJZ beschrijven en afspraken maken hoe die werkprocessen nog beter bij elkaar aansluiten. Begin 2009 is dat gereed. Om dit soort kwaliteitsverbeteringen te ondersteunen heeft de gemeente Dordrecht ook een coördinator Multidisciplinaire Samenwerking aangesteld, eveneens ondergebracht bij BJZ. Samen met het onderwijsveld en partners in de keten van leerlingenzorg richt deze functionaris zich op nog een aantal verbeterpunten: 2. Verbetering van informatie-uitwisseling en dossieroverdracht van PO naar VO naar MBO. Op een aantal onderdelen wordt in 2008 en 2009 gewerkt aan kwaliteitsverbetering hierin: •
Het verbeteren en completeren van de toestemmingsformulieren voor ouders en het overdrachtsformulier van peuterspeelzalen
•
Terugkoppeling van MDT-PO aan MDT-vo-school structureel maken
•
Warme overdracht van voorschool aan PO systematischer organiseren
•
Het verbeteren van de informatieoverdracht van PO naar VO scholen m.b.t. volledigheid en systematisch georganiseerde uitwisseling
•
het ondersteunen bij de ontwikkeling van de zorgstructuur binnen het MBO en samen met de coördinator van het samenwerkingsverband VO de verbetering van structurele dossieroverdracht van VO naar MBO.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
38
•
het verbeteren van de afstemming tussen de verschillende MDT’s in de manier waarop zij omgaan met profielen van risicoleerlingen en risicotaxatie. We willen hiermee organiseren dat de manier waarop de verschillende instellingen (Opmaat, GGD, MDT’s PO/VO/MBO) komen tot een taxatie van risicokinderen zoveel als mogelijk op elkaar aansluit. Daarin wordt dan ook de constatering van het ITJ meegenomen dat het signaleren van onderliggende problematiek van jongeren (door MDT’s) verbetering behoeft.
•
het ondersteunen van MDT’s bij het verbeteren van hun procesgang, met name in de agendering van casuïstiek, in de effectiviteit van de bespreking en in de manier waarop ouders en jongeren zelf hierbij betrokken kunnen worden.
Wijkzorgstructuur Aanvullend op de zorgstructuur in het onderwijs is de zorgstructuur op wijkniveau. Problemen die zich niet op de school maar eerder/meer in de wijk manifesteren, worden via deze netwerken (6 signaleringsnetwerken in de 6 wijken) getraceerd. Vaste deelnemers: jongerenwerk, politie en coördinator wijksignaleringsnetwerken (van BJZ), overige deelnemers op indicatie. Zorgcoördinatie ligt bij coördinator wijksignaleringsnetwerken en begint bij onderzoeken of er al acties richting kind/gezin lopen en de verbinding met de wijk daarmee tot stand brengen. Zorgcoördinatie wordt dan overgedragen aan geëigende instantie (MDT, individuele hulpverlener, anders). Naast deze uitvoerend-coördinerende taak heeft de coördinator Signaleringsnetwerken ook een rol in het verbeteren van de kwaliteit van samenwerking tussen wijk en andere zorgstructuren. Opvoedingsondersteuning en gezinscoaching De natuurlijke fysieke inlooppunten voor ouders, kinderen en jongeren in de wijk zijn de plekken waar ze hun vragen kunnen stellen en ondersteuning kunnen vragen: wijkgezondheidscentrum, consultatiebureau, voorschool (peuterspeelzaal en kinderdagverblijf), scholen (waarvan sommigen nog zijn toegerust met ouderpunten). Opvoedondersteuning gericht op ouders van jongeren in de leeftijd 12+ wordt via het MBO-onderwijs geboden. In een nog te starten behoeftenonderzoek onder ouders willen we nagaan in welke mate vraag en aanbod in opvoedingsondersteuning in Dordrecht goed bij elkaar aansluiten en wat daarin anders of beter zou moeten. We denken daarbij onder andere aan de ontwikkeling van een digitale opvoedwinkel waar zowel burgers als professionals terecht kunnen voor alle informatie over opvoed- en opgroeiondersteuning. Ook de vraag naar het bereik van ouders van 12plussers willen we met dit onderzoek beantwoord hebben. Is de licht-pedagogische advisering ontoereikend dan worden ouders via de opvoedondersteuners zelf dan wel via de zorgnetwerken op scholen dan wel via hulpverleners in de stad toegeleid naar intensievere ondersteuning (Reset, gespecialiseerde gezinsverpleegkundige). Voor de gezinnen waar multiproblematiek overheerst, zijn gezinscoaches inzetbaar die gedurende meerdere dagdelen per week in het gezin aanwezig zijn en zich actief met het reilen en zeilen van het gezin op meerdere leefgebieden bemoeien en dus ook met de uitvoering en coördinatie van 1 gezin 1 plan.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
39
Zorg voor Jeugd Signaleringssysteem: sinds juli 2008 operationeel; organiseert digitaal de signalering rondom probleemkinderen en –gezinnen en zorgt voor eenduidige toewijzing van zorgcoördinatie. Alle partners in de zorgstructuren rond wijk en school kunnen in het systeem (o.a. BJZ, GGD, Opmaat, Regionaal Bureau Leerplicht, intern begeleiders en coördinatoren leerlingenzorg, Route 23, politie, DWO). Met de extra middelen CJG gaan we ook deskundigheidsbevordering voor professionals mogelijk maken op het gebied van leren signaleren. Cilio: een jongerensite voor jongeren uit de regio Drechtsteden; via deze website kunnen jongeren terecht voor informatie (over sociaal, school, sport en uitgaan in de Drechtsteden) en uitwisseling (forum, chatten) Jeugdpreventieteam: voor jongeren die met de politie in aanraking komen is er waar nodig direct jeugdmaatschappelijk werk beschikbaar op het politiebureau; deze jeugdmaatschappelijk werkers bieden zelf ambulante hulpverlening aan deze jongeren en geleiden waar nodig de jongere door naar geïndiceerde zorg via BJZ; via deze maatschappelijk werker wordt ook weer de verbinding gelegd naar het MDT van de school (via de betreffende schoolmaatschappelijk werker). Voorzieningen voor jongeren met problemen op meerdere leefgebieden: We hebben daarvoor in Dordrecht verschillende, elkaar opvolgende netwerkorganisaties ingesteld die vooral als tot taak hebben de regie te voeren op de keten van hulpverleners. Zo vervult Bureau Leerplicht de rol van regisseur op de nazorgtrajecten van veelplegers. Het inrichten van nazorg voor ex-gedetineerde jongeren gaan we begin 2009 inrichten, samen met Justitie. Route 23 richt zich op het organiseren van trajectbegeleiding voor jongeren bij wie meerdere hulpverleners in beeld zijn om hen uiteindelijk toe te kunnen leiden naar werk. By Way 23 is een intensivering van trajectbegeleiding, gericht op jongeren voor wie de begeleiding van Route 23 of andere time-out voorzieningen ontoereikend is. Jongeren die thuisloos zijn of thuisloos dreigen te geraken, vormen een zeer specifieke doelgroep waarvoor we in Dordrecht de beschikking hebben over een T-team en over Entree als hulpverleningsnetwerk. Jongerenwerk: jongerenwerkers worden wijkgericht ingezet om contact te zoeken met groepen jongeren die overlastgevend zijn danwel dreigen te gaan worden en deze jongeren uiteindelijk toe te leiden naar reguliere voorzieningen voor vrijetijdsbesteding. Daar waar individuele jongeren uit de groepen blijk geven van problematisch gedrag of gezinsomstandigheden leiden de jongerenwerkers toe naar de geëigende zorgstructuur (naar schoolmaatschappelijk werk, naar Route 23 of anderszins).
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
40
2.5
Bijlage 2 bij actieplan van Dordrecht
(verkorte weergave inclusief aanbevelingen WRR) Kabinetsreactie op het WRR rapport Vertrouwen in de School 1. Inleiding Het kabinet heeft met veel waardering kennis genomen van het adviesrapport “Vertrouwen in de school, over de uitval van ‘overbelaste’ jongeren” van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De WRR heeft ervoor gekozen om de ervaringen uit het veld te koppelen aan wetenschappelijke inzichten. Met deze onconventionele aanpak is de WRR er in geslaagd de problemen van overbelaste jongeren en de knelpunten die er zijn in de hulpverlening aan hen op zeer indringende wijze over te brengen. In de ogen van het kabinet verdient deze aanpak brede navolging. Het kabinet deelt op hoofdlijnen de analyse en aanbevelingen om maatschappelijke uitval van overbelaste jongeren te voorkomen. In deze brief zet het kabinet zijn reactie op het rapport uiteen. In hoofdstuk 1 beschrijft het kabinet zijn visie op de problematiek rondom overbelaste jongeren. In hoofdstuk 2 volgt de reactie op de voor het kabinet belangrijkste aanbevelingen. Tot slot staat in hoofdstuk 3 de inzet van het kabinet. Visie van het kabinet Elke jongere heeft het recht en de plicht om zich maximaal te kunnen voorbereiden op zijn of haar toekomst. Afronding van een opleiding en het vinden van een baan zijn daarbij van groot belang. Jongeren hebben, zeker vanaf hun achttiende, primair een eigen verantwoordelijkheid om deel te nemen aan de maatschappij. Zo’n 16 duizend jongeren lukt dat echter niet op eigen kracht. De WRR noemt hen ‘de overbelasten’. Zij lijden onder een opeenstapeling van problemen: van minder goed ontwikkelde vaardigheden en gedragsproblemen tot gebroken gezinnen, chronische armoede en werkloosheid, schulden en criminaliteit in de directe omgeving. Daardoor lopen zij een groot risico voortijdig uit te vallen uit het reguliere onderwijs waarna ze geen blijvende passende arbeid vinden. Verreweg de meeste overbelaste jongeren wonen in het grootstedelijke gebied van Nederland (G4 en G27). Hier cumuleren ernstige (sociale) problemen, zijn de mogelijkheden voor alternatieve dagbestedingen volop aanwezig en zijn er meer mogelijkheden om aan disciplinerende sociale controle te ontsnappen. Binnen dit grootstedelijke gebied concentreert de overbelastenproblematiek zich vooral op het (v)mbo in de aandachtswijken (armoedeprobleemcumulatiegebieden). Daar wonen de meeste ouders met een lage sociaaleconomische status, dé voorspeller van uitval van hun kinderen. De WRR vraagt terecht aandacht voor deze jongeren. Zij hebben – vanwege hun problemen op meerdere leefgebieden – veel extra ondersteuning nodig willen zij kans van slagen hebben in de maatschappij. Dit geldt des te sterker in een periode van economische crisis waar we nu mee te maken hebben. Voor deze groep dreigt de aansluiting van school naar werk nog moeilijker te worden.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
41
Perspectief bieden Het kabinet is er alles aan gelegen om deze jongeren perspectief te bieden en met extra ondersteuning via onderwijs naar duurzame arbeid te leiden. Daarvoor moet zowel de begeleiding die de school zelf verzorgt en die vooral het onderwijs betreft (mentoren, docenten) als ook de zorg - en hulpverlening (schuldhulpverlening, jeugdzorg, reclassering en criminaliteitspreventie, maatschappelijk werk, naschoolse voorzieningen) van partijen buiten de school goed geregeld zijn. De school is vinden werkplaats voor deze jongeren maar daarmee niet als enige verantwoordelijk voor het oplossen van hun (maatschappelijke) problemen. Het kabinet onderschrijft dan ook de constatering van de WRR dat hier sprake is van een verantwoordelijkheid die veel breder is dan alleen onderwijs en die de gehele maatschappij betreft. Het WRR-rapport spreekt over overbelaste jongeren. Deze term suggereert dat deze jongeren in de eerste plaats hulp en ondersteuning behoeven. Dat is ook beslist het geval. Toch mag hiermee niet de indruk worden gewekt dat al deze jongeren alleen maar zorg nodig hebben. De brede maatschappelijke verantwoordelijkheid houdt óók in dat er oog moet zijn voor de morele opvoeding, voor het aanspreken van de jongeren op hun gedrag, en voor aspecten van orde- en rechtshandhaving. Immers alleen op die manier kan aan jongeren worden aangeleerd om ook hun eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen. Evenals in de opvoeding thuis gaan zorg en disciplinering hand in hand. Aanbod voor overbelaste jongeren Het ondersteuningaanbod aan (overbelaste) jongeren moet laagdrempelig zijn en zoveel mogelijk in en om de school gesitueerd zijn. Daarom ligt het voor de hand dat instellingen hun aanbod deels organiseren vanuit en in nauwe samenwerking met de school. De schaalgrootte van de (v)mbo’s laat toe dit op een efficiënte manier te doen. Verbinding school - arbeidsmarkt Het kabinet ziet voor (plus)scholen een belangrijke taak weggelegd in het aansluiten op de lokale arbeidsmarkt. ‘Leren op de werkvloer’ past vaak beter bij de leerstijl van deze groep jongeren dan ‘schools’ onderwijs. De stap van school naar werk wordt kleiner, net als het risico op langdurige werkloosheid. Voldoende naschoolse voorzieningen Daarnaast vindt het kabinet het belangrijk dat er voor met name overbelaste jongeren ook na school voorzieningen zijn voor een zinvolle vrijetijdsbesteding en dat er voldoende opvang en toezicht is. Dat voorkomt dat zij doelloos op straat rondhangen met alle gevolgen van dien. Als de veiligheid van de jongere zelf en die van de samenleving in het geding is kan avond- en nachtopvang uitkomst bieden. Intensieve samenwerking: gemeente heeft het voortouw Een goed regionaal netwerk van onderwijs, arbeidsmarkt, zorg en hulpverlening helpt jongeren hun weg te vinden in de maatschappij. Het kabinet is van mening dat de gemeente het voortouw heeft om
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
42
de ondersteuning aan deze jongeren in de leeftijd van + 16 – 23 jaar te organiseren. Het is van belang dat de gemeente er voor zorgt dat er voldoende passend aanbod voor deze doelgroep beschikbaar is. De gemeente heeft op bijna alle relevante terreinen belangrijke bevoegdheden zoals (toeleiding naar) arbeid, zorg, maatschappelijk werk, vrijetijdsbesteding en veiligheid. De gemeente is er daarom verantwoordelijk voor dat alle betrokken maatschappelijke organisaties samenwerken om jongeren alle kansen te bieden om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Als verkokering of versnippering een optimale hulp en ondersteuning aan jongeren in de weg staan, zal dit doorbroken moeten worden. De samenwerking moet efficiënt verlopen, en zo mogelijk worden ingebed in reeds bestaande kaders. Het Rijk heeft hierbij een faciliterende rol. In de vier grote steden wordt ca. 40% van de schooluitvallers uit niveau 1 en 2 van het mbo verdacht van een misdrijf (Bron:Centraal Bureau voor de Statistiek / Korps Landelijke Politiediensten). NB. In de vier grote steden is ca.75% van het aantal voortijdig schoolverlaters ‘overbelast’. 2. Reactie van het kabinet op de aanbevelingen De ‘overbelasten’ staan op het netvlies van het kabinet. Bij de start van het actieprogramma “Aanval op de Uitval” in april 2006 werden ze ‘verhinderden’ genoemd. Het kabinet heeft in 2007 de “Aanval op de Uitval” tot één van zijn tien prioriteiten benoemd. De strijd tegen schooluitval is immers van groot belang voor jongeren én voor de samenleving. In convenanten met scholen en gemeenten in de 39 RMC-regio’s zijn prestatieafspraken gemaakt om het aantal nieuwe VSV’ers te halveren naar maximaal 35.000 in 2012. Hierbij is er extra focus op de aandachtswijken (krachtwijken), omdat daar het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters ongeveer het dubbele bedraagt (8%) van andere wijken in Nederland (4,2%). De eerste resultaten van deze aanpak zijn bemoedigend aangezien de daling in de schooluitval zich in het schooljaar 2007-2008 versterkt heeft doorgezet (Tweede Kamer, 2008-2009, 26695, nr. 61). Ook een beperkt deel van de doelgroep overbelasten wordt met deze aanpak bereikt. Gezien hun meervoudige problematiek zijn echter extra inspanningen nodig om ook hen binnenboord te houden. In dit hoofdstuk reageert het kabinet op de voor het kabinet belangrijkste aanbevelingen uit het rapport “Vertrouwen in de School”. Het kabinet heeft grote waardering voor de maatregelen die de WRR aanbeveelt om maatschappelijke uitval van overbelaste jongeren te voorkomen. Het kabinet heeft – mede op aanbeveling van de WRR – hiertoe verschillende maatregelen in gang gezet. In “Vroeg is niet voortijdig, naar een nieuwe beleidstheorie voortijdig schoolverlaten” (T. Eimers i.o.v. ministerie OCW, 2006) worden risicoleerlingen onderverdeeld in ‘niet- kunners’ (die niet in staat zijn om een startkwalificatie te behalen) en ‘verhinderden’ (die wel de capaciteit hebben om school af te maken maar door problemen ‘verhinderd’ zijn) onderscheiden. ‘Verhinderde’ jongeren noemt de WRR ‘overbelast’. RMC staat voor Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten De overbelasten bevinden zich voornamelijk, maar niet uitsluitend, in de groep van 0 tot 35.000 nieuwe VSV’ers.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
43
5. De belangrijkste aanbevelingen De 7 belangrijkste aanbevelingen, samenvatting. Het kabinet ziet de uitgroei naar plusvoorzieningen als hoofdaanbeveling. Overheid: •
Faciliteer uitgroei naar plusscholen
•
Spits lerarenopleidingen toe.
•
Vergroot structurele mogelijkheid voor verlengd vmbo.
•
Pas bekostiging aan
•
Verruim de LWOO-indicatie;
•
Inzet Wet Werk en Bijstandsmiddelen voor aspirant werknemers;
•
Meerjarige zekerheid.
•
Verbreed toetsing door Inspectie.
•
Ga concentratie tegen
•
Actieve coördinatie op regionaal niveau;
•
In extreme nood: oprichten van plusscholen.
•
Stimuleer plusscholen in G4 door extra impuls
•
Voer bundeling en ontschotting verder door.
•
Ga concentratie en leegloop tegen door:
•
Versterking positie (kern)gemeenten;
•
Dikke plus op plusscholen;
•
Additionele financiering
Schoolbestuurders, schoolleiders en leraren: Bevorder de omslag naar een school die wordt gekenmerkt door: •
Een primair proces waarbinnen frontlijn werkers ‘hun’ leerlingen structuur en
•
verbondenheid bieden;
•
Inbedding van dit primaire proces in een organisatie van mentoren, kernteams en
•
maatschap, goede zorgstructuur en verlengde vmbo’s;
•
Inbedding van de school in haar omgeving van buurtgenoten, vrijetijdstrekkers en
•
werkgevers, onder meer door differentiatie van het schoolaanbod.
Inzet van het kabinet Lopend beleid Overbelaste jongeren hebben extra ondersteuning nodig om er voor te zorgen dat zij hun diploma kunnen halen, passend werk kunnen vinden en integreren in de samenleving. Zes departementen hebben initiatieven ontplooid om participatie van alle jongeren te bevorderen, zoals het afsluiten van charters met de ‘aandachtswijken’, extra inzet op het gebied van criminaliteitspreventie (via het programma Veiligheid begint bij Voorkomen), extra middelen voor opvoed- en opgroeiondersteuning
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
44
en intensivering van de aanpak van voortijdig schoolverlaten door het project Voortijdig Schoolverlaten (Aanval op de Uitval). Voor deze kwetsbare doelgroep zijn echter extra inspanningen nodig. Nieuwe aanvullende maatregelen •
Wettelijke verankering zorg in en om de school om de vrijblijvendheid in de samenwerking tussen onderwijs en zorg- en hulpverlening te doorbreken;
•
Afschaffen maximale verblijfsduur vmbo om uitval bij laatbloeiers en risicoleerlingen tegen te gaan;
•
Onderzoeken van de meerwaarde van verbreding van het toezicht op plusvoorzieningen;
•
Opzetten van een experiment teambeloning om effect op het functioneren van teams en op het onderwijsproces in kaart te brengen;
•
Inventarisatie van nascholingsaanbod voor docenten in relatie tot overbelastingproblematiek
•
Het kabinet gaat in overleg met betrokken partijen na hoe oplossingen gevonden kunnen worden voor knelpunten in het voorzieningenaanbod rond de leeftijdsgrens van 18 jaar;
•
Met een decentralisatie-uitkering Jeugd vanaf 2010 wil het kabinet financiële drempels wegnemen voor de 31 grote gemeenten. Van gemeenten wordt ook inzet vanuit reeds gedecentraliseerde budgetten verwacht;
•
Scholen krijgen incidenteel extra financiële ondersteuning van € 15 mln in 2009 en €15 mln in 2010;
•
Vanuit de extra impuls Jeugdwerkloosheid wordt €15 mln in 2009 en €15 mln in 2010 beschikbaar gesteld voor stimulering van plusvoorzieningen. Daarnaast worden uit deze extra impuls ook middelen voor het project “Internaat Eindhoven” en de samenwerkingspilot van MKB-Nederland en MOgroep Jeugdzorg vrijgemaakt.
•
Het Ministerie van Justitie draagt bij aan de bekostiging van een aanbod voor
•
delinquente jongeren gericht op onderwijs en arbeid (€ 2,5 mln in 2009 en € 2,5 mln in 2010)
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
45
Tot slot… Gemeenten en scholen krijgen veel ruimte om samen aan de slag te gaan. Hierbij kunnen zij vanaf najaar 2009 gebruik maken van de ervaringen van het Rijk en de gemeente Rotterdam met het project Onderwijs en Zorg (onderdeel van het “Rotterdams Offensief”). In dit project faciliteren gemeente Rotterdam en het Rijk de samenwerking tussen de scholen en de hulpverlenende instanties in Rotterdam voor de leerlingen op de Rotterdamse regionale opleidingscentra (roc’s). Doel is om te komen tot een helder plan van aanpak over het zorgaanbod op de roc’s, hoe en in welk tempo daar naar toe wordt gewerkt, wie welke verantwoordelijkheden heeft en op welke wijze structurele financiering zal worden geregeld. De WRR heeft in zijn rapport op indringende wijze terecht aandacht gevraagd voor de overbelaste jongeren. De Raad geeft een gezicht gegeven aan jongeren die ons dreigen te ontglippen. Als zij buiten de boot vallen is de schade voor hen en de maatschappij groot. Daarom geeft het kabinet gemeenten en scholen met extra maatregelen meer armslag. Als elke partij zijn verantwoordelijkheid neemt, ontstaat een sluitend hulp- en ondersteuningsaanbod. Daarmee komt voor overbelaste jongeren het halen van een diploma, het vinden van een passende baan en volwaardige deelname aan de maatschappij weer binnen handbereik. Nieuw (actueel) ! Regionaal actieplan jeugdwerkloosheid: Het Rijk heeft 8 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid voor de ‘arbeidsmarkt ‘ regio (waaronder Dordrecht en de Drechtsteden en een groot deel van ZHZ). Nu de werkloosheid oploopt als gevolg van de kredietcrisis heeft het kabinet besloten om extra gelden uit te trekken om met name de jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Hiervoor sluit het Rijk met 30 arbeidsmarktregio’s convenanten waaronder de Drechtsteden. In deze regio is Dordrecht de centrumgemeente. Onder regie van Dordrecht is een regionaal actieplan opgesteld, getiteld ‘Géén nieuwe verloren generatie, geef de jeugd een kans!’. Het bevat onder meer voorstellen voor het verbeteren van de arbeidsbemiddeling, het verder ontwikkelen van een branchegerichte werkgeversbenadering en het versterken van de samenwerking tussen overheid, onderwijs en ondernemers. Het convenant wordt 9 september 2009 ondertekend door staatssecretaris Jette Kleinsma en wethouder Hans Spigt van Dordrecht. Laatste Nieuws Rijk maatregelen: De Algemene Kinderbijslagwet (AKW) wordt per 1 oktober 2009 aangepast aan de kwalificatieplicht. Dat betekent dat ook ouders van jongeren van 16 en 17 jaar die geen school bezoeken, gekort kunnen worden op de kinderbijslag. Het gaat dan om jongeren die geen startkwalificatie hebben. Hoewel het in de eerste instantie om een technische harmonisatie van wetgeving gaat, wordt verondersteld dat de maatregel een bijdrage zal leveren aan de bestrijding van voortijdig schooluitval.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
46
3
Nawoord ITJ bij het actieplan VSV Dordrecht
ITJ heeft waardering voor het actieplan VSV Dordrecht. Het actieprogramma is opgesteld mede op basis van de uitkomsten van het onderzoek van ITJ naar de samenwerking van organisaties in Dordrecht in het voorkomen en aanpakken van voortijdig schoolverlaten door jongeren. In Dordrecht is al een aantal jaren aandacht voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. De gemeente heeft daarom het onderzoek van ITJ gebruikt om zaken waar nodig aan te scherpen, en de aanbevelingen van ITJ in het beleid uit te werken.
Het actieplan neemt in het onderzoek van ITJ een centrale plaats in. Het toezicht levert naast bevindingen en een oordeel ook een interventie op om de gewenste situatie te bereiken. In ITJ is het actieplan een deel van de interventie. Die interventie wordt in handen gelegd van de gemeenten en de betrokken voorzieningen. Dit zijn de partijen die de lokale slagkracht en het grootste belang hebben om tot een succesvolle interventie te komen voor hun jeugd. In de visie van ITJ is een interventie gericht op de versterking van de (keten)samenwerking en op de verbetering van de situatie of de problemen voor de jongeren. Het actieplan dat voor die interventie wordt opgesteld moet daartoe voldoende waarborgen bevatten en gericht zijn op resultaatformulering. Het actieplan dient ook als ijkpunt voor de monitorfase van ITJ en de eindevaluatie van de gemeente na twee jaar.
ITJ ziet in het plan en de daarin opgenomen maatregelen expliciet aandacht voor de (meeste) conclusies en aanbevelingen van ITJ. Dordrecht heeft de keus gemaakt om de aanpak van schooluitval een verantwoordelijkheid te maken van scholen gezamenlijk en hier ook het beleid op af te stemmen. De aanpak en voorgestelde oplossingen in de plannen richten zich nadrukkelijk op een verbetering in de onderwijs-zorgstructuur van en op scholen en een verbetering in de informatie-overdracht tussen (vooral onderwijs-) partners.
ITJ vraagt echter nadrukkelijk aandacht voor punten die niet duidelijk in het plan naar voren komen: •
Ketenregie
In Dordrecht heeft de gemeente nadrukkelijk ervoor gekozen om de regie voor het voorkomen en aanpakken van schooluitval te leggen bij de scholen. Dit heeft geleid tot een helder, concreet plan van de scholen. Maar het is niet zichtbaar in hoeverre andere sectoren dit plan dragen en de ambities onderschrijven en mede vormgeven. Het
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
47
voorkomen en aanpakken van schooluitval is niet enkel een onderwijsprobleem. Daarbij zijn er verschillende plekken waar (keten-)regie lijkt te zijn belegd: enerzijds de regiegroep (met als deelnemers de gemeente, het samenwerkingsverband 40.2 en het Da Vinci College) en anderzijds de aangestelde coördinator multidisciplinaire samenwerking die is ondergebracht bij BJZ. Het is ITJ niet duidelijk hoe deze twee zich tot elkaar verhouden en hoe dit naar het veld is/wordt gecommuniceerd.
•
Participatie en draagvlak
ITJ ziet een risico in de wijze waarop de gemeente Dordrecht draagvlak voor het plan heeft vorm gegeven. De participatie van voor dit onderwerp relevante ketenpartners bij de ontwikkeling en vaststelling van dit plan ontbreekt vooralsnog. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om: jeugdgezondheidszorg, BJZ, Openbaar Ministerie, Bureau leerplicht en de Raad voor de kinderbescherming. De positie van ouders en jongeren als ketenpartners en het bedrijfsleven is in het plan wel als aandachtspunt genoemd, maar niet uitgewerkt.
ITJ wenst de gemeente Dordrecht en haar ketenpartners veel succes toe bij de verdere implementatie van het actieplan. ITJ zal deze implementatie met belangstelling volgen, en doet dit in een monitortraject. Afspraken over deze monitoring en de rapportages van de gemeente over de voortgang worden nog gemaakt. Over twee jaar zal het onderzoek worden afgesloten met een zelfevaluatie van de gemeente.
Eindpublicatie Voortijdig Schoolverlaten in Dordrecht, september 2009
48