REDDER 1. Organisatiegegevens
FUNCTIEBENAMING: vakman/ -vrouw FUNCTIENIVEAU: D1-D2-D3 FUNCTIEFAMILIE: veiligheids- en toezichthoudende medewerkers (VT2) DEPARTEMENT: Cultuur en vrije tijd DIENST: Sport - Sinbad
2. Plaats in de organisatie
Rapporteert aan de ploegbaas van het reddersteam en de zwembadbeheerder. Hij werkt samen met eigen collega’s (onthaalbedienden, administratief medewerker, redders en schoonma(a)k(st)ers) en de gebruikers van het zwembad (extern).
3. Doel van de functie
Toezicht uitoefenen op de veiligheid van de zwemmers en de naleving van het interne reglement. Uitvoeren van een aantal technische en logistieke taken ter ondersteuning van de dienstverlening en de vlotte en efficiënte werking van de dienst. De redder signaleert en voorkomt incidenten en onveilige situaties en treedt op bij incidenten en calamiteiten, binnen het veiligheidsbeleid, om zo gebruikers in staat te stellen op een veilige manier gebruik te maken van het zwembadgebouw.
4. Resultaatsgebieden I.
Klantvriendelijk optreden
Ontvangt bezoekers, informeert of verwijst eventueel door en zorgt zo mee voor een optimale service. Voorbeelden van activiteiten: ontvangt de klanten op een gepaste manier verduidelijkt het interne reglement en bewaakt de toepassing ervan kent de werkomgeving en kan gericht doorverwijzen staat altijd klaar om klanten te helpen, vragen te beantwoorden,informatie te verstrekken
II.
Toezicht houden en uitvoerende taken
Houdt toezicht op de gebruikers van het zwembad en op een veilig gebruik van het zwembad. Controleert gebouwen, installaties, toegangen,… en zorgt er zo voor dat de veiligheidsvoorschriften gerespecteerd worden. Voorbeelden van activiteiten: Toezicht houden op zwembaden en tribunes tijdens de openingsuren Zwembadverdeling tussen scholen, sportclubs en publiek Controle op onregelmatigheden tijdens gebruik zwembad Controleert de gebouwen, installaties, toegangen, en sluit alles veilig af binnen zijn verantwoordelijkheidsgebied Maakt melding van mankementen aan zijn hiërarchisch hogere
III.
Zwemles geven
Geeft zwemles. Voorbeelden van activiteiten: Geeft watergewenning Geeft zwemoefeningen Zorgt voor begeleiding van groepen kinderen van kleedcabines naar zwemhal
IV.
Logistieke ondersteuning
Voert logistieke taken uit.
V.
Voorbeelden van activiteiten: controleren van de waterkwaliteit en indien nodig acties ondernemen zwembad onderhouden (o.a. stofzuigen) schoonmaken van kades, tribunes en bergruimten in de zwemhal aanduiden/afbakenen banen overhandigen van sleutels van kleedcabines …
Veiligheid
Ziet toe op de naleving van de veiligheidsvoorschriften door gebruikers en bezoekers en treedt op bij meldingen, onveilige en risicovolle situaties om zo ongevallen te voorkomen. Voorbeelden van activiteiten: houdt toezicht op de hem toevertrouwde activiteit/ plaats geeft toelichting bij de reglementen spreekt bezoekers aan om de veiligheid te verhogen berispt bezoekers bij gedrag dat niet toelaatbaar is voert de veiligheidsinstructies uit
VI.
Onthaal
Bij afwezigheid van een onthaalbediende, zal de redder instaan voor het onthaal van clubs, scholen en eventueel publiek Voorbeelden van activiteiten: handelt aanmeldingsadministratie af voor scholen, clubs en onderhoudstechnici verkoopt toegangstickets beheert de kassa en het wisselgeld bewaart de kassa op een veilige manier doet inschrijvingen voor zwemlessen maakt een kasafrekening en rekent financieel af met de zwembadbeheerder
VII.
Rapporteren
Rapporteert aan de hiërarchische chef over inbreuken op de veiligheidsregels en onveilige situaties zodat de nodige maatregelen getroffen kunnen worden. Voorbeelden van activiteiten: meldt problemen aan de ploegbaas of zwembadbeheerder
VIII. Diversen De aanstellende overheid kan andere taken opleggen afhankelijk van de vereisten van de dienst om de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren. De medewerker draagt zo bij tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. Hij of zij levert op deze manier een bijdrage aan een optimale dienstverlening aan interne en externe klanten en aan een vlotte en efficiënte werking van de dienst.
5. Vaktechnische vaardigheden -
Beschikken over een brevet hoger redder (erkend door Bloso) en zo mogelijk ook een bijscholingsattest redder dat niet ouder is dan 1 jaar In het bezit zijn van een diploma Initiator zwemmen of bereid zijn hiervoor een opleiding te volgen Zeer goede vaktechnische kennis (EHBO) Goede kennis van procedures, regelgeving en richtlijnen. Kennis van Vlaremreglementering Computer kunnen gebruiken
6. Specifieke arbeidsomstandigheden
Avond- en weekendwerk maken deel uit van het uurrooster.
7. Competentieprofiel I.
Kerncompetenties Betrouwbaar zijn (niveau 1) Afspraken nakomen en handelen volgens de algemeen aanvaarde normen en waarden, rekening houdend met de regels en het beleid van de stad Sint-Niklaas. Respecteert bestaande en algemeen geldende normen en waarden en voert eigen taken correct, eerlijk en stelselmatig uit.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Spreekt zich niet negatief uit over anderen. Toont respect voor de mensen waarmee hij/zij samenwerkt. Aanvaardt de procedures zonder ze onnodig in vraag te stellen. Houdt zich aan gemaakte afspraken. Maakt enkel beloftes die hij/zij kan waarmaken. Erkent eigen vergissingen of onvolledigheden in het werk en trekt er lessen uit.
Initiatief nemen (niveau 1) Uit eigen beweging zaken aanpakken en voorstellen formuleren. Neemt eigen taken en verantwoordelijkheden spontaan op en signaleert zaken die buiten het eigen takenpakket vallen.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Reageert op vragen, klachten, … en laat ze niet liggen. Ziet werk liggen en gaat over tot actie. Signaleert problemen die men zelf niet kan verhelpen. Doet degelijke voorstellen die tegemoetkomen aan de vraag van de klant. Zoekt een andere oplossing wanneer een bepaalde actie niet het gewenste resultaat opleverde. Voert een bestaande taak of opdracht op een andere manier uit indien de omstandigheden dit vereisen.
Klantvriendelijk zijn (niveau 1) Zich open en luisterbereid opstellen ten aanzien van interne klanten (collega’s, andere diensten binnen de organisatie, …) en externe klanten (burgers, leveranciers, vertegenwoordigers, …) en inspelen op hun gevoeligheden, behoeften en wensen. Reageert correct en gepast op vragen van klanten.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
7.
Behandelt anderen respectvol, ongeacht hun achtergrond, afkomst of mening. Behandelt klanten op een vriendelijke en deskundige manier. Geeft duidelijke en correcte informatie op maat van de klant. Stelt vragen wanneer iets onduidelijk is. Reageert correct en beheerst bij emotionele reacties, moeilijke vragen, klachten… Toont begrip voor de behoeften en wensen van de klant en komt hieraan tegemoet, op voorwaarde dat bestaande regels en afspraken gerespecteerd worden. Gaat voorzichtig om met vertrouwelijke en gevoelige informatie.
Betrokkenheid tonen (niveau 1) Toont zich verbonden met de stad Sint-Niklaas: met de eigen job, met de organisatie en met het beleid. Toont betrokkenheid in de eigen job en neemt de volle verantwoordelijkheid op voor de taken.
1. 2. 3. 4.
5. 6.
II.
Neemt de eigen taken op zonder dat het uitdrukkelijk gevraagd wordt. Neemt indien nodig andere taken op in het belang van de dienst. Toont interesse en enthousiasme, stelt vragen, informeert zich over het hoe en waarom. Spreekt niet negatief over de dienst, de organisatie en beslissingen van het bestuur. Houdt zich aan het spreekrecht van ambtenaren, zoals bepaald in het gemeentelijk reglement. Stelt het belang van de stad boven het eigen belang. Voert beslissingen loyaal uit.
Functiefamiliecompetenties
Stressbestendig zijn (niveau 3) Tijdens en na moeilijke situaties, onder sterke druk, tegenslagen of kritiek, efficiënt en effectief blijven functioneren. Toont zich zelfzeker, geeft blijk van innerlijke controle en relativeringsvermogen.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Blijft doelmatig denken en handelen in situaties van langdurig verhoogde druk. Kan voor zichzelf spanningen en tegenslagen verwerken en relativeren. Straalt zelfvertrouwen uit. Kan zich handhaven in situaties met onzekerheden en onbekenden. Blijft optimistisch, constructief, resultaatgericht in moeilijke omstandigheden. Toont zelfcontrole, ook onder hoge druk.
Optreden (niveau 2) In verschillende situaties een sterke en geloofwaardige eerste indruk maken en die kunnen handhaven. Weet de aandacht te behouden op grond van houding en inhoud.
1. 2.
Krijgt aandacht als hij/zij spreekt. Roept vertrouwen op op grond van zijn/haar houding, maakt een degelijke indruk. Straalt geloofwaardigheid uit (bv. op grond van zijn houding, argumenten, ...). Spreekt met kennis van zaken, verwerft autoriteit door deskundigheid en ervaring.
3. 4.
Mondeling communiceren (niveau 1) Een mondelinge boodschap vaardig overbrengen zodat het publiek tot wie de boodschap gericht is, ze begrijpt. Drukt zich duidelijk, correct en begrijpelijk uit.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Spreekt duidelijk. Brengt structuur aan in zijn/haar boodschap. Weet de boodschap kernachtig over te brengen. Hanteert een correct woordgebruik en grammatica. Geeft toelichting bij vaktechnische termen. Beperkt het gebruik van vakjargon. Brengt zijn/haar ideeën duidelijk en logisch over. Antwoordt doelgericht en beknopt.
Veilig werken (niveau 1) Steeds de veiligheid van zichzelf en anderen voor ogen hebben. Een bijdrage leveren tot een veilige en hygiënische werkomgeving voor zichzelf en voor de anderen gericht op het voorkomen van arbeidsrisico’s. Respecteert veiligheidsprocedures en – (hygiëne)voorschriften
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Gebruikt persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste manier Heeft oog voor de veiligheid van anderen. Gebruikt de gepaste materialen en producten op de voorgeschreven manier. Gebruikt machines op een veilige manier en enkel waarvoor ze bestemd zijn. Handelt volgens de veiligheidssignalisatie/ voorschriften op de werkplek. Legt orde en netheid aan de dag om gevaarlijke situaties te voorkomen. Signaleert onveilige situaties en risico’s. Neemt bij het uitvoeren van zijn opdracht een zo ergonomisch mogelijke houding aan.