27 ..........
Ras en nationaliteit Mr. M. Davidovi´c & prof. mr. S.K. van Walsum 1 INLEIDING 1.1 Algemene ontwikkelingen De derde VN-racismeconferentie in New York, Durban III, vond in 2011 plaats in afwezigheid van Nederland.1 De verklaring die hiervoor werd aangehaald door de minister van Buitenlandse Zaken lijkt te rusten op het uitgangspunt dat met het geven van kritiek op Israël de grenzen van het onderwerp van de conferentie te buiten wordt gegaan.Tijdens de voorgaande conferentie zijn er weliswaar ook verklaringen aangenomen met antisemitische boodschappen, maar het is voor de minister blijkbaar niet vanzelfsprekend dat aanwezigheid op de conferentie geen steun impliceert voor dergelijke boodschappen. Het lijkt ons dan ook een gemiste kans om de talloze andere problemen te bespreken die samenhangen met racisme, want ook in Nederland is nog genooeg aan de hand. Dat zullen we in dit inleidend deel toelichten, eerst in de context van ontwikkelingen op EU niveau, en vervolgens op nationaal niveau. Tot slot bespreken wij de oordelen van de CGB van dit jaar en volgen enkele aflsuitende opmerkingen. In het eerste gedeelte van iedere paragraaf volgen die ontwikkelingen in geografisch opzicht de indeling van ‘groot’ naar ‘klein’. In het tweede gedeelte volgen de ontwikkelingen per specifiek terrein waarover de Commissie oordeelt en de bespreking van de meest opvallende oordelen zelf. 1.2
Europa
Nederland in de EU In november 2011 heeft de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) het jaarlijkse rapport ‘Hate Crimes in the OSCE Region – Incidents and Responses’ gepubliceerd.2 Het rapport laat zien dat hate crimes een belangrijk probleem zijn in het OVSE-gebied. De definitie van hate crime die het OVSE gebruikt, betreft strafbare feiten die gepleegd zijn met een ‘bias motive’. De dataverzameling gebeurt door officiële data aan te vullen met data van NGO’s. In Nederland vermeldt het rapport het Stephen Roth Institute, dat één antisemitisch incident meldde en enkele andere NGO’s die verschillende incidenten meldden. De enige data die door Nederland officieel zijn doorgegeven, betreffen het aantal discriminatiezaken dat door het Openbaar Ministerie is vervolgd in 2010 en het aantal veroordelingen in 2010. Het gaat om 170 zaken (160 in 2009, 232 in 2008) die vervolgd zijn en om 90 veroordelingen (135 in 2009, 114 in 2008). Discriminatiezaken 1 Aanhangsel Handelingen II 2010-2011, nr. 3081
. 2 Hate crimes in the OSCE region - incidents and responses. Annual Report for 2010, Wenen: OVSE ODIHR 2011 .
28 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
zijn echter iets heel anders dan ‘hate crimes’ waarom is gevraagd door het OVSE voor dit rapport. Het OM registreert namelijk alleen feiten die de strafrechtelijke discriminatieverboden betreffen (art. 137c e.v. Wetboek van Stafrecht) en niet de overige strafbare feiten met een discriminatoir aspect, zoals mishandeling of brandstichting. Dit geeft een vertekend beeld van gemelde discriminatie (of hate crimes) aangezien de politiecijfers laten zien dat het meetellen van deze commune delicten met discriminatoir aspect een verdriedubbeling van de aantallen geeft.3 Concluderend kan gesteld worden dat Nederland zich er bijzonder gemakkelijk vanaf heeft gemaakt en weinig relevante data heeft aangeleverd. Zo zijn er nul antisemitische en nul anti-islamitische incidenten gemeld door het OM. Een onderzoek dat deel uitmaakt van het NWO-onderzoeksprogramma ‘Conflict en Veiligheid’ is gebaseerd op een databestand waaruit bijna 24.000 personen ondervraagd zijn.4 De respondenten zijn afkomstig uit Nederland en veertien andere Europese landen. De onderzoekers concluderen dat de aanwezigheid van niet-Westerse immigranten in Europa geen directe invloed blijkt te hebben op de mate waarin autochtonen afspreken met vrienden of bekenden of hulp bieden aan anderen. Een toename van immigranten in een regio leidt er volgens het onderzoek wel toe dat autochtonen meer allochtone vrienden en collega’s krijgen. Dit soort contact heeft weer een positieve uitwerking op het onderhouden van nauwe banden met andere autochtonen (de sociale interactie neemt dus toe richting zowel autochtonen als allochtonen). De onderzoeksresultaten onderstrepen het belang van het stimuleren van interetnisch contact voor de sociale cohesie binnen regio’s. Het vastgestelde verband gaat echter alleen op als autochtonen zich niet bedreigd voelen door de aanwezigheid van allochtonen in hun regio. Uit het onderzoek bleek dat laagopgeleiden en werklozen vaker gevoelens van etnische dreiging ervaren. Dit staat haaks op bevindingen uit een eerder onderzoek dat verricht wordt aan de Universiteit van Southampton.5 Armoede blijkt daarbij een veel bepalendere factor te zijn voor het ontstaan van wantrouwen in buurten dan etnische diversiteit. Volgens het NWO-onderzoek kan contact met etnische minderheden er wel voor zorgen dat gevoelens van etnische dreiging afnemen. Het ontstaan ervan blijkt overigens geen verband te houden met de daadwerkelijke aanwezigheid van etnische minderheden in een gebied. De hoeveelheid media-aandacht die wordt besteed aan immigranten, of het politieke klimaat in landen, kan deze gevoelens mogelijk wel beïnvloeden. Op de rol van de media wordt verderop in deze paragraaf nader ingegaan. Extreme verre en nabije buurlanden Op 22 juli 2011 werd een bomaanslag gepleegd in Oslo, Noorwegen waarbij acht doden vielen. Op dezelfde dag werden deelnemers aan een politiek zomerkamp beschoten waarbij 69 deelnemers omkwamen. Beide aanvallen bleken uitgevoerd door de dezelfde persoon met een duidelijke politieke motivatie; een oproep tot actie tegen de multiculturele samenleving, met name moslims, en degenen die deze samen3 M. Davidovi´c, ‘Discriminatieverboden en de strafrechtelijke aanpak in 2008’, in: Boog, W. Diensbach, J. van Donselaar, P. R. Rodrigues (red.), Monitor rassendiscriminatie 2009, Rotterdam: Landelijk Expertisecentrum van Art.1, 2010, p. 211 <>. 4 Michael Savelkoul, Maurice Gesthuizen en Peer Scheepers, ‘Explaining relationships between ethnic diversity and informal social capital across European countries and regions: Tests of constrict, conflict and contact theory’, Social Science Research 2011, 40 (4), p. 1091-1107. 5 Randeep Ramesh, ‘Poverty is more likely cause of mistrust than race, says study’, The Guardian 28 november 2010 .
RAS EN NATIONALITEIT
29 ..........
leving mogelijk zouden hebben gemaakt.6 Opvallend was de woordenstrijd die daarna losbarstte in het Nederlands maatschappelijk debat. De stellingen liepen uiteen van de vraag van extreemrechts of het wel een terroristische daad genoemd kon worden tot de invloed van de PVV op de dader en meer in het algemeen op discriminatie dan wel discriminatoir geweld.7 Onze Oosterburen zijn in november 2011 opgeschrokken door de ontdekking van een serie moorden, opvallend genaamd “Dönermorde”, ongehinderd gepleegd door leden van een extreemrechtsgroepering gedurende de afgelopen 15 jaar. De slachtoffers zijn negen allochtone slachtoffers en een politieagente.8 Diezelfde maand zijn in Nederland vier rechtsextremisten aangehouden voor vuurwapenbezit.9 Het AIVDjaarverslag dat in 2011 is gepubliceerd, laat duidelijk een grotere focus zien op ‘islamitisch terrorisme’ (jihadisme) dan bijvoorbeeld het rapport van Europol rechtvaardigt.10 Duidelijk is dat het beeld dat er vrijwel alleen ‘islamitisch terrorisme’ zou bestaan, bijstelling behoeft. Op het gebied van extreemrechts is er in Amsterdam ook onderzoek verricht over de periode van 2004 tot 2009, met een uitloop naar 2010.11 Daaruit blijkt dat georganiseerde extreemrechtse groepen er niet erg actief zijn geweest. Wel is sprake van een forse toename van extreemrechtse uitingen op het internet. Ondanks de anonimiteit is bekend dat dat ook is toe te schrijven aan Amsterdamse activisten, maar het beeld blijft onvolledig. De onderzoekers merken op dat er onder delen van de Amsterdamse bevolking sprake is van een ‘diffuus cultureel onbehagen’, wat zich uit in sympathie voor de PVV. Dit betreft vooral de buurten waar extreemrechts in het verleden veel stemmen won. De beladen geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog zorgt vandaag de dag ook voor een juridisch steekspel omtrent de term genocide. Frankrijk is in een diplomatiek gespannen situatie terecht gekomen met Turkije door de Armeense genocide te erkennen.12 In Nederland steken geregeld geluiden de kop op om negationisme, het ontkennen van genocides, strafbaar te stellen. Op 13 september 2011 is wederom een initiatief-wetsvoorstel daartoe ingediend en besproken, zonder veel steun te ontvangen.13 6 ‘De kogel kwam van rechts’, Nieuwsuur 26 juli 2011, zie . 7 Zie onder meer Steven de Jong, ‘Wie de islam verantwoordelijk houdt voor terrorisme, ziet Breivik voortaan in de spiegel’, NRCnext 25 juli 2011 en ‘Lone Wolves, ook in Nederland?’, Antifascistische Onderzoeksgroep Kafka, . 8 Antoine Verbij, ‘Bestrijding extreem-rechts faalde jaren’, Trouw 28 november 2011 en Marja Verburg, ‘Geweldpatroon extreem-rechts wordt niet erkend’. Expert Heitmeyer over de blinde vlek voor extreem-rechts’, Duitslandweb.nl 8 december 2011. 9 ‘Vuurwapens gevonden bij aanhouding rechtsextremisten’, EenVandaag 17 november 2011, . 10 In 2010 zijn in de EU zeven doden gevallen door terroristische aanslagen. Het merendeel (160) werd gepleegd door separatisten, 45 door links extremisten en drie van de 249 aanslagen door islamistische terroristische groeperingen. Aan extreemrechts werden geen aanslagen toegerekend. Zie Europees Parlement, Nieuws 29 april 2011 ‘Minder terrorisme in de EU, maar volgens Europol blijft gevaar acuut’ en Kamerstukken II, 30977, nr. 40, bijlage: Jaarverslag AIVD over 2010 . 11 Ineke van der Valk en Wil van der Schans, Monitor racisme & extremisme: Extreemrechts in Amsterdam, Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden, 2011 . 12 Zie o.a. Cees van der Laan, ‘‘Moedig van Frankrijk om wet Armeense genocide aan te nemen’’, Trouw 28 december 2011, http://www.trouw.nl/tr/nl/4500/Politiek/article/detail/3097005/2011/12/28/Moedig-vanFrankrijk-om-wet-Armeense-genocide-aan-te-nemen.dhtml 13 Kamerstukken II 2011-2012, 30 579, nr.1-2. Zie eerder Kamerstukken II 2008-2009, 30579, nr. 5-7.
30 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
We sluiten deze paragraaf af met een knipoog naar de jeugd(herinneringen). In 2011 is er een heuse studie gemaakt van de smurfen, een creatie van de Belgische striptekenaar Peyo.14 Wellicht tot schrik van de generaties die sinds 1960 zijn opgegroeid met de kleine wezens wordt geconcludeerd dat de Smurfen leven in een maatschappij die ‘de belichaming is van een totalitaire utopie doordrenkt van stalinisme en nazisme’. Op basis van het eerste stripalbum (waarin smurfen zwart, agressief en besmettelijk worden door een beet van een vlieg) hebben de smurfen een hekel aan zwarte smurfen die ze zien als groot gevaar. Daarbij heeft het grootste gevaar voor de smurfen, de tovenaar Gargamel en zijn kat Azraël, opvallende gelijkenis met de antisemitische afbeeldingen uit de periode van 1930. Aan het eind van het jaar ontstaat er welhaast een traditioneel getouwtrek rond de Nederlandse Sinterklaasviering. Mogelijk te wijten aan een beroepsdeformatie, maar in 2011 lijken de protesten tegen deze viering in intensiteit te zijn toegenomen. De Nederlandse expat gemeenschap in Canada moest het stellen zonder intocht, en Suriname en de Angelsaksische landen spraken eveneens schande over ‘blackface’ spelen door geschminkte blanken.15 Steen des aanstoots was onder andere de hardhandige arrestatie van de uit Curaçao afkomstige Nederlander Quinsy Gario, een 27-jarige dichter en student die met de leus ‘Zwarte Piet is racisme’ demonstreerde bij de intocht van Sinterklaas in Dordrecht.16 We menen dat de intensiteit waarmee het debat (welhaast strijd) hierover gevoerd wordt, laat zien dat er nog aanzienlijke ongelijkheid wordt ervaren. Zolang deze bestaat, zal er weinig ruimte zijn voor ‘onschuldige’ tradities waarin verschil in machtsposities die langs etnische lijnen lopen, worden uitgemeten - gekscherend of niet. 1.3
Nationaal
Media mayday Epidemische geweldsgolven zoals na ‘9/11’ en na de moord op Van Gogh volgen volgens Braun een vast patroon van spreiding in tijd en plaats, waarbij de mediaverslaggeving een belangrijke rol speelt. De toon van de media is ogenschijnlijk van weinig belang. Het idee dat Wilders’ negatieve uitingen over de islam geweld tegen moslims stimuleert, lijkt volgens hem niet te kloppen. Braun concludeert dat vooral aandacht in de media voor een bepaald onderwerp geweld stimuleert; elke vorm van aandacht, onafhankelijk van de inhoud.17 Op 17 november 2011 is onderzoeker Koemans gepromoveerd op een proefschrift getiteld “The war on anti-social behaviour”.18 Zij vergeleek de Britse en Nederlandse 14 Iñaki Oñorbe Genovesi, ‘Smurfen. Ze zijn racistisch, totalitair en seksistisch’, de Volkskrant 11 mei 2011 < http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2690/Opmerkelijk/article/detail/2426874/2011/05/11/Smurfen-Ze-zijnracistisch-totalitair-en-seksistisch.dhtml>. Antoine Buéno, Le petit livre bleu - Analyse critique et politique de la société des schtroumpfs, Parijs: Hors Collections 2011. 15 Erik Feenstra, ‘Sinterklaasfeest Canada van de baan na verbod op Zwarte Piet’, Wereldnieuws 4 december 2011 ; ‘Ex-president Venetiaan: Sinterklaas is provocatie’, Waterkant 22 december 2011 ; Steven de Jong, ‘Racistisch Sinterklaasfeest nu ook vanuit Amerika onder vuur’, NRC 18 december 2011 . 16 Zie en . 17 Robert Braun, ‘The diffusion of racist violence in the Netherlands: Discourse and distance’, Journal of Peace Research 2011(48), p. 753 . 18 M. Koemans, The War on Antisocial behaviour. Rationales underlying antisocial behaviour policies. Comparing British and Dutch discourse analyses, Universiteit Leiden 2011.
RAS EN NATIONALITEIT
31 ..........
aanpak van straatoverlast. Koemans concludeert dat politici in de praktijk veelal afgaan op alarmerende mediaberichtgeving over straatoverlast. Haar analyse van het mediadiscours van de laatste twee decennia toont een explosieve groei van berichtgeving over straatoverlast. Echter, de bewoners van probleemwijken roepen minder luid om harde maatregelen tegen straatoverlast dan politici lijken te geloven, dan wel de media willen doen geloven. Het daadwerkelijke probleem is niet fors toegenomen en de onveiligheidsgevoelens erover ook niet. Daarbij komt dat straatoverlast vaak gekoppeld wordt aan etnische afkomst, zoals jonge (Marokkaanse) immigranten. Er worden steeds nieuwe repressieve maatregelen ingevoerd, zoals de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. Met een cirkelredenering worden deze maatregelen vervolgens gelegitimeerd door te verwijzen naar de publieke roep om actie - welke vaak niet (in die mate) bestaat. Hierin is een verschil met Engeland waar het migratiedebat nauwelijks een rol speelt bij de aanpak van straatoverlast. Straatoverlast-problematiek wordt er eerder gerelateerd aan autochtone jeugd. Dit doet Koemans concluderen dat het huidige instrumentarium geen verdere aanscherping behoeft en voldoet om de huidige problematiek het hoofd te bieden. De rol van de media is tevens kritisch aangekaart door professor Schrover.19 In haar oratie als hoogleraar migratiegeschiedenis stelt zij dat in de media en de politiek kwesties rond immigranten vaak gebagatelliseerd of juist geproblematiseerd worden. Schrover stelt dat ook de wetenschap daar helaas in meegaat. Hierdoor ontbreekt het veelal aan een adequate aanpak van problemen die vooral door allochtone meisjes worden ervaren. Het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) richt zijn pijlen op de sociale media. In 2011 is 46 keer discriminatie op Hyves gemeld bij het MDI, tegen 16 meldingen over Facebook. Twitter leidt de statistieken met 158 discriminerende teksten die zijn gemeld. Samen met Google (verantwoordelijk voor YouTube en Blogger) is deze organisatie zelden bereid de discriminerend geachte uitingen te verwijderen na een verzoek daartoe van het MDI. Bij Google is het MDI daarom overgaan tot het doen van aangifte.20 Tot slot maken we hier melding van het onderzoek dat de Commissie in 2011 heeft laten uitvoeren naar de beleving van mensenrechten bij ruim 1000 personen.21 Het toekomstig College voor de Rechten van de Mens, waar de CGB onderdeel van wordt, ziet daarin gelijk een schone taak weggelegd om bekendheid te geven aan het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie. Van het verbod op discriminatie heeft maar 66% van de mensen eerder gehoord en bij het zelf opnoemen van mensenrechten wordt gelijke behandeling en non-discriminatie respectievelijk maar door 14% en 5% genoemd. De vrijheid van meningsuiting is aanzienlijk bekender (zo heeft 82% van de ondervraagden er wel eens over gehoord). De media speelt hier waarschijnlijk ook een grote rol in. De uitdaging ligt er - ook voor het College voor de
19 Prof.dr. Marlou Schrover, Om de meisjes, voor de meisjes. Een historisch perspectief op problematisering en bagatellisering van onderwerpen die te maken hebben met migratie en integratie. Oratie (23 mei 2011). Universiteit Leiden . 20 Marijn Schrijver, ‘Veel meer discriminatie op Hyves dan Facebook’, De Pers 12 december 2011 . 21 Fenneke Vegter, Bram van der Lelij, Mensenrechten in Nederland. Commissie Gelijke Behandeling, Motivaction, Amsterdam 2011, p. 15 .
32 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
Rechten van de Mens - om een meer gelijkwaardige balans te realiseren tussen de genoemde rechten, in ieder geval in bekendheid. Nationaliteit Het recht op een nationaliteit is bekend bij 33% van de respondenten die hebben deelgenomen aan het bovengenoemd onderzoek naar mensenrechten in Nederland. Hopelijk is dat aantal toegenomen na dit jaar. In 2011 is het vijftig jaar geleden dat het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid uit 1961 werd opgesteld. UNHCR heeft dit aangegrepen om een intensieve campagne tegen staatloosheid te starten.22 Staatloosheid is niet alleen een probleem in ontwikkelingslanden of oorlogsgebieden, ook in Nederland verblijven ruim 80.000 mensen zonder een nationaliteit. Volgens UNHCR zijn dat staatlozen, maar Nederland acht slechts 2.000 van deze mensen staatloos. Staatlozen worden pas erkend als zodanig (met alle rechten die bij die status horen, zoals het mogen werken, naar school gaan of naar de dokter) als ze officiële documenten kunnen laten zien waaruit blijkt dat zij niet over een nationaliteit beschikken. Die hebben ze echter vaak niet, onder andere omdat er geen staat is die ze wil afgeven. UNHCR bekritiseert deze kafkaëske situatie dan ook in het rapport over staatloosheid in Nederland.23 Er is al eerder gewezen op de problematiek die gepaard kan gaan met staatloosheid in Nederland, zeker bij kwetsbare minderheden zoals Roma.24 Maar een mens kan blijkbaar ook te veel nationaliteiten hebben. Het onderwerp meervoudige of dubbele nationaliteit heeft in 2011 aanzienlijke aandacht gegenereerd.25 Het wetsvoorstel dat de verkrijging van het Nederlanderschap aanscherpt, heeft een onvermoed staartje gekregen. Zo mogen ook Nederlanders in het buitenland geen dubbele nationaliteit meer hebben, hoewel de wet was bedoeld voor buitenlanders die de Nederlandse nationaliteit willen verkrijgen.26 Dergelijke symboolpolitiek is volgens ons schadelijk voor zowel de genoemde autochtonen, als allochtonen voor wie de wet eigenlijk in het leven is geroepen. Professor Hirsch Ballin heeft dat in zijn oratie van 11 september 2011 treffend verwoord: “Meervoudig burgerschap moet niet worden gezien als verscheurdheid, maar als aanvaarding en erkenning van het feit dat mensen geen enkelvoudige identiteit hebben”.27 Dit zou ook meer recht doen aan de complexe werkelijkheid van de maatschappij. De minister van Binnenlandse Zaken wil verder ook voorkomen dat bij de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie alle nationaliteiten van een baby worden geregistreerd.28 Dit laat het beoogde probleem onverlet. Dit betreft dan met name een vermeend probleem van loyaliteit, meer nog dan van bijbehorende zaken die de persoon in kwestie als probleem kan ervaren zoals een dienstplicht in het andere land. 22 Zie . 23 Karel Hendriks, Olivier Vonk, Staatloosheid in Nederland, UNHCR november 2011 . 24 Marija Davidovi´c, Peter R. Rodrigues, ‘Antiziganisme’, in: Peter R. Rodrigues, Jaap van Donselaar (red.), Monitor racisme & extremisme. Negende rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden, 2011, p. 161 e.v.. 25 Zie hierover bijvoorbeeld Olivier Vonk, ‘De rol van dubbele nationaliteit’, in: NJB 27 (5) 2011, p. 1760-1766. 26 Kamerstukken II 2011-2012, 33000 V, nr. 84 ; Kamerstukken I, 31813 nr. B-E . 27 E.M.H. Hirsch Ballin, Burgerrechten, oratie (11 september 2011) Universiteit van Amsterdam, p. 19 . 28 Kamerstukken II 2011-2012, 27 859, nr, 58 ; zie ook Friso Kulk, Betty de Hart, ‘De nationaliteit van baby Friso. Registratie van een van rechtswege verkregen dubbele nationaliteit in de GBA’, NJB 27/1394.
RAS EN NATIONALITEIT
33 ..........
Met dit historische bruggetje over nationaliteit maken we ook melding van de Amerikaanse weigering de denaturalisatie van de 91-jarige nazi-oorlogsmisdadiger Demjanjuk terug te draaien.29 Na uitlevering aan Duitsland in 2002, werd hij op 12 mei 2011 veroordeeld wegens medeplichtigheid aan moord in 28.060 gevallen - alle mensen die stierven tijdens de tijd dat hij werd beschuldigd een wacht te zijn bij het concentratiekamp in het Poolse Sobibor. Immigratiecijfers tombola Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bedroeg het aantal immigranten in 2010 149.762.30 De grootste groep vormen remigrerende Nederlanders: 27.051.Van de niet-Westerse immigranten kwamen 4376 mensen uit Turkije en 2155 uit Marokko, veel minder dan in (politieke) debatten wordt beweerd.31 In 2011 waren er ruim 160.000 immigranten. De meeste kwamen uit andere EU-landen, voornamelijk uit Polen, Duitsland, Groot-Brittannië en Spanje. De immigratie uit nietwesterse landen was ook in 2011 relatief laag. De emigratie van etnische minderheden wordt zelden genoemd in het maatschappelijke debat, maar in totaal emigreerden 133.000 mensen - waarvan ruim een derde autochtoon overigens - uit Nederland. Het aantal asielaanvragen lag in 2011 rond de 13.000, 13% lager dan het jaar ervoor. Uit een opiniepeiling in opdracht van Vluchtelingenwerk Nederland blijkt dat zestig procent van de Nederlanders de toestroom van asielzoekers en gezinsherenigingen overschat. Het is van belang de feiten duidelijk te maken, omdat deze van invloed kunnen zijn op de bereidheid vluchtelingen op te vangen. Zoals de directeur van VluchtelingenWerk het bondig verwoordt: “Er is ons een tsunami van asielzoekers aangepraat die er feitelijk niet is”.32 De daling is volgens haar te verklaren door strenge eisen waardoor nu veel Somalische asielzoekers worden geweigerd, waaronder ook kinderen van reeds in Nederland aanwezige ouders. Over kinderen is meer te doen geweest in 2011. Strenger beleid maakte de schrijnende individuele gevallen zichtbaar. Het gaat daarbij om kinderen die al jaren in Nederland wonen of er geboren zijn en vervolgens dreigen te worden uitgezet, zoals Mauro Manuel. In reactie daarop is door velen een oproep gedaan tot een kinderpardon.33 Integratiebeleid In Amsterdam zet de trend van een dalend aantal autochtonen door: van 59% in 2008, 50% in 2009 naar 49,7% in 2010 op de totaal 779.808 inwoners die de stad telde. Interessant is vooral de denominatie. Tot autochtonen worden alleen die mensen gerekend die twee Nederlandse ouders hebben. Naast het stigmatiserend beeld dat 29 ‘Judge in Ohio denies convicted war criminal John Demjanjuk 2nd chance to regain US citizenship’, The Washington Post 20 januari 2012 . 30 Zie onder het thema ‘Bevolking’, Immigratie en emigratie. 31 Jeroen van Kleef, ‘Immigratie Turken en Marokkanen’, Factcheck 15 februari 2011 . 32 ‘Zestig procent Nederlanders overschat toestroom asielzoekers’, de Volkskrant 14 december 2011 ; Redactie, ‘Weer minder asielzoekers naar Nederland’, Het Parool 18 januari 2012 . 33 Voor een kritische noot bij de onderbouwing van het kinderpardon en het recht op ‘anders’ zijn, zie Jan Willen Duyvendak, ‘Het kinderpardon roept veel vragen op’, Trouw 13 januari 2012, zie ook op .
34 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
deze ruime definitie met zich brengt, strookt het niet met het beeld in de praktijk waar het onderscheid zich vooral lijkt te concentreren op ‘westers’ en ‘niet-westers’.34 De invloed van de cijfers of de perceptie daarvan is niet bekend, maar de overheid bood in juni 2011 de kabinetsvisie op integratie aan Tweede Kamer aan.35 In de aanbiedingsbrief wordt al duidelijk dat het vooral gaat om vrij eenzijdige (op aan moslims toegedichte gedragingen) repressieve maatregelen, waar de Commissaris mensenrechten van de Raad van Europa zich al eerder tegen uitsprak.36 Naast het aanscherpen van de Wet inburgering, komt een wetsvoorstel voor de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang en een verbod op gelaatsbedekkende kleding in de openbare ruimte. Frankrijk en België zijn Nederland op dit laatste punt al voor gegaan, maar de Raad van State heeft over het Nederlandse wetsvoorstel een kritisch advies opgesteld.37 Het wetsvoorstel moet nog door beide Kamers worden goedgekeurd. Verder worden subsidies en maatregelen voor integratie van specifieke groepen beëindigd. Tot slot maken wij hier ook melding van het wetsvoorstel Strafbaarstelling illegaal verblijf. Deze wet is ondanks menig protest, eind 2011 aangenomen in de Eerste Kamer.38 Door de wet kan nu voor het verblijf in Nederland nadat een zogenaamd inreisverbod is opgelegd een strafrechtelijke sanctie worden opgelegd - een geldboete van maximaal 3800 euro en bij niet-betaling een vervangende hechtenis van maximaal zes maanden. In weerwil van het beleid om de integratie van specifieke groepen onderdeel te maken van het reguliere integratiebeleid, moet Nederland een nationale strategie formuleren “ter bevordering van de sociale inclusie van Roma”.39 Dit is afgesproken op 24 juni 2011 in de Europese Raad met de EU-lidstaten, maar Nederland heeft te kennen gegeven dit niet te zullen doen. Hierdoor is een motie nodig geweest om te achterhalen hoe de positie van de Roma in Nederland versterkt wordt en hoe de Nederlandse aanpak aansluit bij de Europese Roma-strategie.40 De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel stelt dat bij de voorbereiding van deze notitie er contact is geweest met het Nederlands Instituut Sinti en Roma (NISR) en de Roma-gemeenschap. Het NISR heeft eind november 2011 een conferentie georganiseerd om Roma zelf input te laten leveren voor de notitie, maar met de hoofdpunten heeft de minister weinig gedaan - de notitie verscheen al een kleine maand later. Dat er contact is geweest met de Roma-gemeenschap, wordt door de
34 ‘Meer dan de helft inwoners Amsterdam is allochtoon’, Algemeen Dagblad 27 mei 2011 . 35 Kamerstukken II 2010-2011, 32824, nr. 1 . 36 Thomas Hammarberg, ‘Restrictive laws prevent families from reuniting’, 20 februari 2011 . 37 Raad van State, Advies van 28 november 2011 (W04.11.0379/I), . Zie ook: Peter Zantingh, ‘‘Raad van State zeer kritisch op boerkaverbod’’, NRC 24 januari 2012 . 38 Zie Commissie Meijers, Strafbaarstelling overtreding inreisverbod (TK 2010-2011, 32 420, nr. 9) ( No. CM1018/2010) . Het voorstel (Kamerstukken I 2011/2012, 32 420, nr. B) is op 1 november 2011 aangenomen door de Tweede Kamer. Stb 2011, 663. 39 Kamerstukken II 2011-2012, 21501-20, nr. 599 . 40 Kamerstukken II 2011-2012, 21501-20, nr. 538 < https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-20-538. html>.
RAS EN NATIONALITEIT
35 ..........
Roma ontkend.41 Stichting Triana richt zich al jaren op de eigen kracht van Roma - met lokale initiatieven die niet alleen de symptomen bestrijden, maar de problemen bij de kern aanpakken. Zo wordt er bemiddeld bij stageprojecten en hulp geboden aan staatlozen. De notitie neemt niets mee van deze jarenlange ervaring van de eigen initiatieven en richt zich alleen op handhaving en criminaliteit. Vele Roma ervaren ook met deze notitie dat er vooral over hen wordt gesproken en besloten, in plaats van gezamenlijk de schouders eronder te zetten. Want dat er veel werk ligt, daarover is iedereen het wel eens. Twee andere etnische groepen waar specifiek beleid op wordt ingezet, zijn de Nederlandse Marokkanen en Antillianen. In oktober 2011 bood de minister twee rapportages over deze minderheidsgroepen aan de Tweede Kamer aan.42 De berichtgeving geeft de rapportages weinig flatteuze namen mee,zoals de‘Marokkanenmonitor’.43 De categorisering die is ingezet door de overheid, wordt erin overgenomen. Marokkaanse jonge mannen blijken vaker verdachte te zijn dan Antillianen. Maar er wordt ook gewezen op vreemde cijfers. Absolute uitschieter bij de criminele Marokkaanse mannen is ‘Antillengemeente’ Hellevoetsluis, waar 66,7 procent van de Marokkaanse mannen crimineel blijkt. In Hellevoetsluis wonen echter slechts 6 Marokkaanse mannen in die leeftijdsgroep, van wie er dus 4 ooit zijn aangehouden. Uit het rapport blijkt verder dat er ook meer jonge Marokkaanse vrouwen bij de politie in beeld komen, in Amersfoort zelfs vaker dan de mannen. Het Verwey-Jonker Instituut, dat de effecten van het Marokkanenbeleid heeft onderzocht, pleit in haar rapport voor meer aanbod van jongerenbeleid en hulpverlening voor de geïnternaliseerde problemen van Marokkaanse meisjes.44 Dit is in lijn met de bevinding uit 2008 dat het (hulp)aanbod van gemeenten vooral is gericht op criminaliteit plegende en overlast veroorzakende jongens. Het gebrek aan aandacht voor minder zichtbare problemen zoals depressiviteit en gezondheidsproblemen bij de meisjes lijkt zich nu te wreken. Wellicht dat er bij de aanpak voor inclusie van Roma hier nog lering uit getrokken kan worden. De bedoeling was de twee rapportages jaarlijks te laten verschijnen, maar dat lijkt onzeker na de subsidiestop voor de ‘Marokkanenmonitor’ in 2012 conform de afspraak in de Integratiebrief. Het gemeentelijk samenwerkingsverband MarokkaansNederlandse risicojongeren geeft verder te kennen dat ze positieve veranderingen zien vooral op het punt van overlastbestrijding. Zij blijven dan ook bereid om te investeren in de ontwikkelde aanpak en nemen (elementen van) de specifieke aanpak over in hun reguliere beleid. Het is ons onduidelijk hoe een aanpak waarbij etniciteit leidend is, opgenomen kan worden in regulier beleid waarbij dit kabinet geen doelgroepenbeleid meer voert. De minister gaf wel aan op de uitvoering toe te gaan zien. Meer over etnische registratie volgt in de desbetreffende paragraaf.
41 Kemal Rijken, ‘Nieuw beleid Leers valt Roma zwaar’, Republiek Allochtonië 5 januari 2012 . 42 Marokkaanse Nederlanders 2011, positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit in 22 gemeenten (meting 2) en Antilliaanse Nederlanders 2011, positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit in 22 gemeenten (meting 2, zie Kamerstukken II 2011-2012, 31269, nr. 53. 43 Sjors van Beek, ‘Marokkanenmonitor 2011: ook de meisjes worden een probleemgroep’, Binnenlands Bestuur 4 november 2011 < http://www.binnenlandsbestuur.nl/openbare-orde-en-veiligheid/nieuws/nieuws/marokkanenmonitor-2011-ook-de-meisjes-worden-een.2561474.lynkx>. 44 Marion J.T.M. Vijghen, Hoe specifiek is regulier beleid (en andersom)? Een inventarisatie van de specifieke inspanningen en recente resultaten van de tweeëntwintig gemeenten van het Samenwerkingsverband MarokkaansNederlandse risicojongeren, Verweij-Jonker Instituut 2011, bijlage bij Kamerstuk 31268, nr. 53 .
36 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
Discriminatiecijfers tombola De regering heeft in de zomer van 2011 in een notitie de aanscherping van het actieprogramma ‘bestrijding van discriminatie’ bekend gemaakt.45 Er worden maar liefst 22 actiepunten toegezegd. Daarnaast is er de toezegging dat er voortaan jaarlijks een discriminatiebrief uit zal gaan waarin het kabinet rapporteert over de ontwikkelingen bij de bestrijding van discriminatie en over de concrete acties om discriminatie terug te dringen. Veel van de punten zijn niet nieuw en bestaan uit reeds lang bestaande verplichtingen, zoals het verbeteren van de registratie van discriminatie door de politie en het Openbaar Ministerie (zie hierover ook de paragraaf Etnische registratie). In grote lijnen wordt discriminatiebestrijding vooral overgelaten aan het lokale niveau en betrokkenen zelf, zonder dat daarvoor specifiek geld ter beschikking wordt gesteld. Bij het aanbieden van de notitie aan de Tweede Kamer, zijn ook de jaarlijkse politiecijfers over discriminatie aangeboden middels het rapport POLDIS. Dit rapport gaat overigens over 2010. Het rapport over 2011 heeft het gebruikelijke verschijningsmoment niet gehaald, of en wanneer het wel komt is onduidelijk. Er zijn in het rapport over 2010 14% meer discriminatie-incidenten door de politie geregistreerd dan in 2009. De onderzoekers vermoeden dat de landelijke antidiscriminatiecampagne ‘Moet je jezelf thuislaten als je naar buiten gaat?’ hiertoe heeft bijgedragen. Ook wordt www.hatecrimes.nl genoemd. Dit project kende een kwakkelende regionale pilot en de beslissing (een van de actiepunten) deze landelijk uit te rollen kan op zijn best kwestieus genoemd worden door onder andere het lage aantal meldingen dat binnen kwam.46 De trend die al eerder is gesignaleerd, is dat er disproportioneel veel aandacht is voor discriminatie van politiemedewerkers ten opzichte van burgers.47 Het rapport brengt deze nuancering niet zelf aan, maar de stijging van discriminatie op grond van antisemitisme en homoseksualiteit wordt wel geduid als vertekend, en daarmee indirect ook die van de politie. Politieagenten worden namelijk relatief vaak uitgemaakt voor ‘jood’ of ‘homo’, waarbij volgens de onderzoekers de vraag is in hoeverre dit nog verband zou houden met daadwerkelijk antisemitisme en homohaat.48 Discriminatoire incidenten op grond van herkomst of etniciteit stijgen in absolute aantallen in de politieregistraties (12 incidenten meer in 2010). Procentueel is echter wel een afname zichtbaar in het totale aantal geregistreerde discriminatiegronden: van 34,4% in 2009 naar 30,5% in 2010. Deze discriminatievorm maakt echter nog steeds het leeuwendeel uit van de geregistreerde discriminatie. De actiepunten om naast de generieke maatregelen ook enkele specifieke aanscherpende maatregelen ter bestrijding van antisemitisme en discriminatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) te nemen zijn zeker welkom,49 maar niet gebaseerd op de noodzaak zoals deze blijkt uit POLDIS.
45 Kamerstukken II 2010-2011, 30950, nr. 34 ; Kamerstukken II 2009–2010, 32 123 VII, nr. 74. 46 Er heeft een evaluatie plaatsgevonden, die tevens is bewerkt tot scriptie: Jamie `Knegt, I hatecrime, Een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van hate crime slachtoffers en een beknopte evaluatie van het project Hatecrimes, Scriptie geschreven in het kader van de Master of Criminology, Begeleider: dr. G.N.G. Vanderveen, Universiteit Leiden 2011, p. 17. 47 Marija Davidovi´c, ‘Discriminatieverboden en de strafrechtelijke aanpak in 2009’, in: Peter R. Rodrigues, Jaap van Donselaar (red.), Monitor racisme & extremisme. Negende rapportage, Amsterdam: Anne Frank Stichting / Universiteit Leiden, 2011, p. 224-226. 48 Wouter de Wit, Evelien Sombekke Poldis 2010, Criminaliteitsbeeld discriminatie, Landelijk ExpertiseCentrum Diversiteit van de politie en ITS, Radboud Universiteit Nijmegen 2011, p. 11 en 18 . 49 Kamerstukken II 2010-2011, 30950, nr. 34, p. 13.
RAS EN NATIONALITEIT
37 ..........
Ten aanzien van het verbeteren van de registratie, wordt in de notitie opgemerkt dat het hier alleen gaat om de cijfers van de politie. Zowel het OM als de ADVs registreren op een andere manier waardoor er nog veel incidenten buiten beeld blijven. De Monitor Racisme & Extremisme die sinds 1997 als eerste de uiteenlopende vormen van registratie van racisme en extremisme in Nederland bijhield en analyseerde is in 2011 beëindigd. Het onderzoeksthema is in aangepaste vorm uitbesteed aan het VerweyJonker Instituut. Met de gedragscode waarin regels worden gesteld voor het uiterlijk van de Nederlandse politieambtenaar geeft de regering uitvoering aan het regeerakkoord waarin is aangekondigd dat o.a. de politie geen hoofddoek zal dragen.50 Het verbieden van dergelijke uitingen kan een inperking van grondrechten van de betreffende politieambtenaren met zich brengen. De regering acht deze echter gerechtvaardigd met het oog op het gezag, de neutraliteit en de veiligheid van het functioneren van de geüniformeerde politie. De verantwoordelijke ministers laten zich erop voorstaan dat de gedragscode mag rekenen op een breed draagvlak in de gehele politieorganisatie. Als men in ogenschouw neemt dat de politie nog steeds een witte-mannencultuur is,51 roept dat de vraag op wat de waarde is van dat draagvlak in een veel diversere samenleving. Waar uitsluiting vaak een probleem is bij immigratievraagstukken, is een ander uiterste de oproep om de speciale expertise van Antillianen en Marokkanen te gebruiken om criminaliteit onder deze groepen te bestrijden.52 In reactie daarop benadrukt de politie dat agenten van etnische afkomst niet alleen kunnen worden ingezet bij problemen met die etnische groep.53 We sluiten ons dan ook aan bij de stelling dat politiemensen van Antilliaanse en Marokkaanse primair als politiemensen dienen te worden ingezet waarbij ook hier niet de etniciteit leidend zou moeten zijn. Tot slot maken we melding van de debatten die in de Tweede Kamer worden gevoerd over het antidiscriminatiebeleid.54 Blijvend punt van aandacht is het selectief benoemen van bepaalde dader- en slachtoffergroepen, zoals de motie Van Dam die overweegt dat Marokkaans-Nederlandse jongens voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor antisemitische incidenten.55 Antisemitisme wordt ook door andere bevolkingsgroepen geuit en bestond in Nederland lang voordat zich er groepen uit Marokko of andere ‘gastarbeiderslanden’ vestigden. Tot nu toe houdt de Nederlandse overheid een eenzijdige focus op allochtonen in hun rol als verdachte van strafbare feiten of overlast, en dan met name mensen van Marokkaanse komaf. Dat we er goed aan doen per ommegaande deze blinde vlekken helder te maken, kunnen we van onder andere de harde les bij onze Oosterburen leren.
50 Kamerstukken II 2010-2011, 29628, nr. 267 < https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29628-267.html>. 51 Zie bijvoorbeeld de Kerngegevens in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2010, paragraaf 1.7 en 1.8 . 52 Marco Visser, ‘Marcouch: Politie moet kennis Antillianen en Marokkanen benutten’, Het Parool 19 juli 2011 . 53 ‘Geen onderscheid tussen etniciteit in korps’, Spits 20 juli 2011 .Voor een andere kijk hierop, zie R.S. Gowricharn, ‘Geen medelijden meer met etnische minderheden’, Sociale Vraagstukken 23 juli 2010 . 54 Kamerstukken II 2011-2012, nr. 3950, nr. 39. 55 Kamerstukken II 2011-2012, nr. 3950, nr. 32.
38 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
Etnische registratie Eind 2009 is door de toenmalige minister voor Wonen, Wijken en Integratie toegezegd de Tweede Kamer nader te informeren over het kabinetsstandpunt over etnische registratie. In de vorige oordelenbundel is het onderwerp ook uitgebreid aan de orde geweest na het verschijnen van een journalistiek onderzoek over etnische registratie van Roma en Sinti in de gemeenten Ede en Wageningen. Middels een brief van de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Justitie reageert de regering op de vragen die door het parlement zijn opgeworpen over etnische registratie.56 Vrijwel alle gemeenten maken op beleidsniveau gebruik van geanonimiseerde en geaggregeerde informatie over etnische herkomst. Er worden volgens de bewindspersonen geen bestanden aangelegd over etniciteit op persoonsniveau, ten minste, waar het de beleidsinformatie aangaat. Met uitzondering van Rotterdam doet geen van de gemeenten expliciet een beroep op de mogelijkheid in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) om bijzondere persoonsgegevens over herkomst te verwerken in het kader van een voorkeursbehandeling. Dat de Rotterdamse voorkeursbehandeling kwestieus is bespreken we in de hiernavolgende alinea. Op de kwestie van de etnische registratie van Roma en Sinti wordt ook ingegaan. De regering betreurt dat ook bij deze gemeenten de regels van de Wbp slecht bekend zijn (een algemeen gesignaleerde tendens). Na een poging inderdaad de voor ‘intern gebruik’ verzamelde gegevens over te zetten in een databank is door de betreffende gemeenten aangegeven de Wbp te zullen naleven. Nu het kabinet bekend maakt geen initiatieven te nemen om het wettelijk kader van de Wbp te veranderen (de verwerking van gegevens inzake etniciteit blijft dus in beginsel verboden), onderschrijven we het voornemen voor extra inspanningen om de gemeenten ook bekend te maken met de inhoud van die wet. Vorig jaar meldden we al dat het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) de deelgemeente Charlois in Rotterdam op de vingers heeft getikt wegens het in strijd met de wet registreren van persoonsgegevens.57 Sinds 2002 hield de deelgemeente bij tot welk ras risicojongeren (tot 24 jaar) behoren, zoals Antillianen, Kaapverdianen, Marokkanen en Turken. Het CBP oordeelde dat de etnische registratie van bepaalde groepen probleemjongeren discriminerend was en dat deze gestaakt diende te worden op last van een dwangsom van maximaal een half miljoen euro. Etnische registratie is slechts bij hoge uitzondering toegestaan, bijvoorbeeld voorkeursbeleid om achterstanden op te heffen. Daarbij moet het ook gaan om een tijdelijke maatregel, die tot doel heeft dat een achterstandspositie wordt opgeheven of verminderd. Deelgemeente Charlois is naar de rechter gestapt om dit van tafel te krijgen en etnische registratie weer mogelijk te maken.58 Het argument is dat dergelijke registratie de hulpverlening aan de probleemjongeren ten goede zou komen. De vraag is of de rechter het eens zal zijn met de constatering van het CBP dat Rotterdam heeft nagelaten aan te tonen dat de aanpak op basis van ras succesvoller is dan reguliere hulpverlening. In de acht jaar dat de gemeente deze aanpak heeft gebruikt, is dit niet gemonitord. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat voor de rechter nut en noodzaak van etnische registratie nu wel kunnen worden bewezen. 56 Kamerstukken II 2010-2011, 31 268, nr. 45 . 57 CBP, Charlois registreert etniciteit in strijd met de wet. CBP legt deelgemeente Charlois last onder dwangsom op (4 februari 2011), . 58 Bart Zuidervaart, ‘Rotterdam laat registratie afkomst niet los, Trouw 24 januari 2011 .
RAS EN NATIONALITEIT
39 ..........
Fouilleren en staande houden De Raad van State heeft advies gegeven over de voorgenomen verruiming van de fouilleerbevoegdheden.59 Het voorstel dient volgens de Raad deels nader te worden overwogen inzake de strafrechtelijke procedure, de incidentele fouillering en met betrekking tot de insluitingsfouillering. Hierbij bestaat het gevaar dat inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 8 EVRM beschermde recht op privacy. De Raad wijst erop dat er een noodzaak moet zijn in een democratische samenleving voordat een dergelijke inbreuk geoorloofd kan zijn. De Nationale ombudsman en de Gemeentelijke ombudsmannen van Amsterdam en Rotterdam hebben in september 2011 een gezamenlijk rapport uitgebracht over preventief fouilleren.60 De fundamentele rechten van burgers, vooral het recht op privacy en lichamelijke integriteit, worden bij de uitvoering van preventief fouilleren onvoldoende gewaarborgd. Het streven naar efficiency zorgt ervoor dat deze rechten op de achtergrond raken. Een oplossing die wordt aangedragen is om de toets van de officier van justitie voordat hij toestemming geeft voor het preventief fouilleren meer gewicht te geven in de praktijk. Hierbij is ook een rol weggelegd voor de politie die, om een echte toets mogelijk te maken, heel specifiek het doel van die actie moet beschrijven. Hoewel dit een stap in de goede richting zou zijn, moet nog worden bezien of dit daadwerkelijk helpt als men kijkt naar de praktijk in Groot-Brittannië. Daar lopen bijvoorbeeld Aziaten 42 keer meer kans gefouilleerd te worden, maar de uitvoeringspraktijk is wel beter controleerbaar dan in Nederland.61 Bij iedere actie worden de gegevens van de gefouilleerden nauwkeurig bijgehouden en zijn er duidelijkere criteria voor wie te fouilleren. Onder het motto van ‘comply or explain’ komen vooroordelen in de praktijk wel sneller aan het licht.62 Begin 2012 kwam Human Rights Watch met een rapport over identiteitscontroles en preventief fouilleren in Frankrijk.63 Hierin wordt hard uitgehaald naar de Franse politie die daarbij misbruik maakt van haar bevoegdheden ten nadele van ‘zichtbare’ etnische minderheden zoals Arabische jonge mannen. De bevoegdheid die de politie heeft is te ruim en leidt in de praktijk tot situaties waarbij zelfs kinderen worden gestopt, tegen de muur gezet en gefouilleerd, ook als er geen verdenking tegen hen is. In Haarlem heeft de politie vrouwen staande gehouden en om hun identiteitspapieren gevraagd, omdat het gegeven dat zij met hun “negroïde uiterlijk” door een dure villawijk liepen een “redelijk vermoeden van illegaal verblijf ” opleverde.64 Deze handelswijze is door de Raad van State in een uitspraak van 13 juli 2011 terecht onrechtmatig verklaard.65 59 Kamerstukken II 2011-2012, 33 112, nr. 4 . 60 Nationale Ombudsman, Rapport 2011/252:Waarborgen bij preventief fouilleren < http://www.nationaleombudsman-nieuws.nl/nieuws/2011/ombudsmannen-willen-betere-controle-op-preventief>. 61 Vikram Dodd, ‘Asian people 42 times more likely to be held under terror law’, The Guardian 23 mei 2011. 62 Zo werkt bijvoorbeeld het Open Society Justice Initiative nauw samen met de Metropolitan Police. Zoals wij het Panel Deurbeleid voor horecadiscriminatie kennen, initiëren zij panels waarin zowel professionals als burgers input leveren voor beleid en praktijk van preventief fouilleren. Zie bijvoorbeeld < http://www.leics-pa.police.uk/ files/library/paper-b-stop-search.pdf>. 63 Human Righs Watch, ‘The Root of Humiliation: Abusive Identity Checks in France’, januari 2012 . 64 Marjon Bolwijk, ‘Twaalf illegale werksters land uitgezet’, de Volkskrant, 16 december 2011 < http://www. volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3078913/2011/12/16/Twaalf-illegale-werksters-landuitgezet.dhtml>. 65 Raad van State 13 juli 2011, LJN BR2059 .
40 ..........
1.4
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
De oordelen en de cijfers erachter
In 2011 oordeelde de Commissie van alle 210 oordelen die ze gaf 42 keer over de gronden ras en nationaliteit. Dat is 12 keer minder dan het jaar ervoor, maar de verdeling over de terreinen is nagenoeg hetzelfde gebleven met de meeste oordelen op het gebied van arbeid (23).Verder zijn er 16 oordelen gegeven op het gebied van goederen en diensten en drie op het gebied van sociale bescherming. Bij de meeste oordelen was direct onderscheid (33) aan de orde en in acht indirect onderscheid. De doorlooptijden liepen uiteen van 2 maanden tot 16 maanden (betreffen allebei maar één oordeel). De meeste oordelen zijn afgehandeld in een tijdsbestek van vijf á zeven maanden. In vier oordelen heeft de Commissie een aanbeveling gedaan. Gezien de toch complexe materie van de gelijkebehandelingswetgeving wekt het verbazing dat er maar bij één oordeel sprake was van rechtsbijstand middels een ADV.66 Dit is wel in lijn met de doelstelling van de Commissie om een laagdrempelig instituut te zijn. De Commissie rapporteert iedere vijf jaar over de werking van de AWGB en in 2011 verscheen daartoe de derde evaluatie.67 De aanbevelingen die de Commissie doet, zijn overzichtelijk opgenomen in de samenvatting.68 In deze paragraaf gaan we alleen in op enkele punten die voor de grond ras van belang zijn. Over het voeren van voorkeursbeleid is zowel in de media als door de Commissie veel gezegd de afgelopen jaren. De Commissie hanteert bij de beoordeling van dergelijk beleid de strikte eisen die ze uit het Europese recht ontleent, die soms als te strikt worden beoordeeld. Mensenrechtelijke verdragen bieden echter volgens de Commissie “geen aanknopingspunten voor een verschil in striktheid van toetsing naar gelang de grond geslacht of ras in het geding is. Aan het voeren van een voorkeursbeleid voor etnische en culturele minderheden worden geen lichtere eisen gesteld dan aan een voorkeursbeleid voor vrouwen”.69 De Commissie oppert dan ook dat niet via haar, maar via maatregelen in het kader van sociaal beleid en stimuleringsbeleid door de overheid en werkgevers maatschappelijke achterstanden kunnen worden verminderd. Een ander aandachtspunt is dat in het bijzonder voor de grond ras, het percentage oordelen waarin tot verboden onderscheid of strijd met de wet werd geconcludeerd, opvallend laag is.70 Het percentage van 37 steekt schril af in vergelijking met andere gronden (bijvoorbeeld geslacht 59% of godsdienst 58%). Ook het aantal verzoeken dat wordt ingetrokken of kennelijk ongegrond wordt geacht ligt bij de gronden ras en nationaliteit hoger dan bij andere gronden. Dit wordt deels toegeschreven aan bewijsrechtelijke problemen bij rassendiscriminatiekwesties. Openlijk racistische opmerkingen komen nauwelijks voor bij de Commissie. Ze constateert daarbij dat degenen die van rassendiscriminatie worden beschuldigd, niet snel erkennen dat zij überhaupt onderscheid hebben gemaakt. Begin 2011 heeft het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (Fundamental Rights Agency - FRA) zijn onderzoeksresultaten over meervoudige
66 Oordeel 2011-32. 67 Commissie Gelijke Behandeling, Derde evaluatie AWGB, WGB m/v en artikel 7:646 BW. Over de periode 1 september 2004 tot 1 september 2009, 2011. 68 Id. p. 8. 69 Id. p. 72. 70 Id. p. 19.
RAS EN NATIONALITEIT
41 ..........
discriminatie gepubliceerd.71 Het onderzoek laat zien dat mensen die tot ‘zichtbare’ minderheden behoren, zoals Roma en mensen van Afrikaanse afkomst, het meeste risico lopen op meervoudige discriminatie. Hiermee wordt discriminatie op meer dan één grond bedoeld. Ook sociaaleconomische factoren, zoals leven met een laag inkomen, kunnen het risico van meervoudige discriminatie verhogen. In de meeste Europese landen beoordelen (quasi) rechtsprekende organen slechts één grond van discriminatie per keer. Meervoudige discriminatie komt daardoor niet altijd aan het licht en is dan ook moeilijker te bewijzen. Het FRA pleit er daarom voor het concept ‘meervoudige discriminatie’ in de wetgeving in te voeren zodat de wet beter aansluit op de complexe vormen van discriminatie in de praktijk. Het Europese Parlement pleit voor opneming van een artikel over discriminatie op meerdere gronden in de voorgestelde ‘brede richtlijn’.72 Enkele lidstaten van de EU hebben deze vorm van discriminatie al wel expliciet in hun wetgeving verboden.73 In Nederland bevat de AWGB noch een expliciet verbod op meervoudige discriminatie, noch komt het voor in de parlementaire behandeling van de wet. Er is volgens de evaluatie daardoor op basis van de AWGB “niet met zekerheid te zeggen is of de Commissie bevoegd is” in geval van meervoudige discriminatie.74 De Commissie heeft wel meermaals geoordeeld over zaken waar meerdere gronden (al dan niet gezamenlijk) een rol spelen. In de evaluatie wordt gesteld dat de bevoegdheid van de Commissie hieruit afgeleid zou kunnen worden. In de evaluatie worden verder voorbeelden uit oordelen aangehaald waaruit blijkt dat, als was gekeken naar een mogelijke interferentie van gronden, de uitkomst van de beoordeling mogelijk anders was geweest. Er worden vervolgens kanttekeningen geplaatst bij de noodzaak tot het opnemen van een expliciet verbod van meervoudige discriminatie.75 Zo worden in de AWGB niet alle gronden op dezelfde terreinen (gelijkelijk) beschermd. Ook is het bewijs vaak lastiger, omdat onder meer gegevens en onderzoeken over stereotype beeldvorming ontbreken. In de evaluatie wordt uiteindelijk aanbevolen om na te gaan hoe de bescherming tegen meervoudige discriminatie aangepakt zou moeten worden. Er gaan ook stemmen op die pleiten voor expliciete bescherming tegen deze vorm van discriminatie. Zo heeft Terlouw in een speciaal bulletin over gelijke behandeling van het Nederlands Juristen Comité Mensenrechten (NJCM) gepleit om meervoudige discriminatie op te nemen in de (voorgestelde) Integratiewet.76 2
GOEDEREN EN DIENSTEN
2.1
Inleiding
Het Hof van Justitie (HvJ EG) heeft in 2011 beslist dat EU-lidstaten de toegang tot het beroep van notaris niet aan eigen onderdanen mogen voorbehouden. Anders is er sprake van verboden discriminatie op grond van nationaliteit. De notaris maakt volgens het Hof geen deel uit van het openbaar gezag en valt daarom binnen de wer71 FRA, EU-MIDIS Data in Focus 5: ‘Multiple Discrimination’ (februari 2011) . 72 Zie noot 67, p. 63 . 73 In de Evaluatie worden aangehaald: Oostenrijk, Duitsland, Roemenië, Bulgarije, het Verenigd Koninkrijk en Kroatië, zie noot 67, p. 59-60. 74 Id., p. 60 e.v.. 75 Id. p. 63. 76 A.B. Terlouw, ‘De CGB en de algemene mensenrechtentoets’, in: NTM/NJCM-Bulletin 2011, 36 (6/7), p. 656–671.
42 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
kingssfeer van het recht op de vrijheid van vestiging binnen de EU.77 De aanleiding voor deze bevindingen was een niet-nakomingsprocedure van de Europese Commissie tegen België, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Luxemburg en Oostenrijk. Maar in Nederland is het ook de praktijk om buitenlandse notarissen te weren. De rechtbank Rotterdam heeft in een bodemprocedure die was aangespannen door een aantal reisorganisaties een uitspraak gedaan.78 De ‘Turkije-specialisten’ beklaagden zich erover dat de Stichting Garantiefonds Reisgelden hen uitsloot van deelname aan het SGR garantiefonds. De rechter past onder meer art. 7 AWGB toe. Hoewel er sprake was van indirect onderscheid doordat een onevenredig groot aantal reizigers van Turkse afkomst getroffen zou worden door de maatregel, oordeelde de rechter dat er een objectieve rechtvaardiging was. SGR leed aanzienlijke schade door faillissementen van de betreffende reisorganisaties. De voorgestelde maatregelen waarborgen het voortbestaan van het fonds en er waren geen minder vergaande alternatieven voorhanden om dat doel te bereiken. Op het terrein van telecommunicatie zijn er ook in 2011 nog drie bedrijven die door de Commissie volgens de vaste oordelenlijn (terecht) gewezen zijn op het maken van verboden onderscheid op nationaliteit bij het aanbieden van goederen en diensten.79 In de volgende paragrafen komen op de gebieden sport, horeca, huisvesting en onderwijs respectievelijk de algemene ontwikkelingen en meest opvallende oordelen aan de orde. 2.2
Sport
Social inclusion vs. stereotypen ENAR (European Network Against Racism) heeft eind 2011 een themanummer van haar digitale tijdschrift gewijd aan sport.80 De verscheidene artikelen geven de kaders ten aanzien van uitsluiting, racisme en structurele discriminatie op het gebied van sport. Het gaat daarbij om sociale, maar ook juridische kaders en de invulling die Europa, in toenemende mate, daaraan geeft. Sinds het Verdrag van Lissabon valt sport ook binnen de invloedsfeer van de EU.81 Begin 2011 heeft de Europese Commissie nieuwe voorstellen goedgekeurd “ter versterking van de maatschappelijke, economische en organisatorische dimensies van de sport”. Dit document bouwt verder op het Witboek over sport van 2007.82 Sinds 2009 zijn er meer dan 50 sportprojecten ondersteund die zijn gericht op de bevordering van onder andere sociale inclusie, vrijwilligerswerk en gendergelijkheid. Voor 2012 zal er voor het eerst gewerkt worden met een budget voor sport binnen het Programma Educatie van de EU. Wellicht kunnen Nederlandse sportverenigingen die kampen met enerzijds een integratieprobleem, en anderzijds een tekort aan vrijwilligers daar hun voordeel mee doen.83
77 EHvJ, 24 mei 2011, C-47/08, Commissie t. België. 78 Rechtbank Rotterdam 21 december 2011, LJN BU9633. 79 Oordelen 2011-26, 2011-161 en 2011-168. 80 ENARgy webzine, ‘Racism and social inclusion in sport’, 25 november 2011 . 81 Artikel 165 van het Verdrag van Lissabon geeft de EU het mandaat om de sportbeleidsinitiatieven van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren en aan te vullen in nauwe samenwerking met de lidstaten, de sportorganisaties, het maatschappelijk middenveld en de burger.Verdrag is in werking getreden op 1 december 2009. 82 Europese Commissie, White Paper on Sport, 2007 . 83 Zie Marija Davidovi´c en Sarah van Walsum, ‘Ras en nationaliteit’, Caroline Forder (red.), Oordelen Commissie Gelijke Behandeling 2010, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2010, p. 47-48.
RAS EN NATIONALITEIT
43 ..........
Verder wordt door ENAR de survey van de FRA aangehaald waarin is onderzocht in welke mate discriminatie voorkomt bij de meest populaire sporten in de EU.84 Hierbij is ook gekeken naar de amateursport,de sportfans en structurele belemmeringen voor social inclusion. Het beeld is wisselend. Eén van de conclusies is dat het schort aan (adequate) registratie van incidenten. Naast het aanhalen van enkele projecten tegen discriminatie en emancipatie via sport, komt ook de verantwoordelijkheid van de media aan de orde. Zo wordt er gewezen op de samenwerking tussen de Europese Commissie en de Raad van Europa bij het project MARS (Media against Racism in Sport). Verder wordt aan de hand van enkele Britse incidenten getoond dat er ook een corrigerende werking uit kan gaan van de media. In dit opzicht is het vermelden van een Nederlands onderzoek van Jacco van Sterkenburg interessant.85 Hij is gepromoveerd op etniciteit in de sportmedia gebaseerd op het commentaar tijdens RTL Voetbal in het seizoen 2007-2008. Het onderzoek wijst uit dat spelers van Surinaamse afkomst door de voetbalcommentatoren vaak worden beschreven in termen van hun lichamelijke voorkomen of fysieke kwaliteiten. Latijns-Amerikaanse spelers worden relatief vaak beschreven als tactisch zwak of vooral uit op eigen succes. Van Sterkenburg merkt daarbij terecht op dat praten over fysieke eigenschappen suggereert dat een speler goed is vanwege zijn natuurlijke aanleg. Dat gaat voorbij aan de individuele inspanning, zoals keihard in het krachthonk werken. Hier komt volgens de onderzoeker meer oog voor als er niet voornamelijk blanke mannen voetbalcommentator zijn. Voetbal: gele kaart, rode kaart en racisme kaart? Er zijn in 2011 enkele vermeldenswaardige ontwikkelingen in de voetbalwereld geweest. Om te beginnen heeft het EHRM een verbodenverklaring – wat neerkomt op een feitelijk verbod op het voortbestaan van de club in huidige vorm - van de Franse voetbalclub Paris Saint Germain in stand gelaten.86 De Franse autoriteiten hadden besloten tot deze verbodenverklaring omdat de supportersvereniging van de club zich herhaaldelijk had ingelaten met geweldpleging en discriminerende uitingen. Oud-international en orakel Johan Cruijff heeft zich in november 2011 mogen voegen in een lange rij andere (oud)spelers die racisme is verweten. Tijdens een vergadering van de Raad van Commissarissen van Ajax zou hij tegen Edgar Davids hebben gezegd: “Jij zit hier alleen maar omdat je zwart bent.”87 Er volgden discussies in de media of de gewraakte uitspraken van Cruijff juist wel of niet als racistisch aangemerkt konden worden. De betrokkenen lijken de zaak gesust te hebben, maar dat neemt niet weg dat in 2011 zowel in nationale als internationale wedstrijden veel, al
84 FRA, Racism, ethnic discrimination and exclusion of migrants and minorities in sport: the situation in the European Union, oktober 2010 . 85 J. van Sterkenburg, Race, Ethnicity and the Sport Media, Universiteit Utrecht 2011. 86 EHRM 22 februari 2011, Association Nouvelle des Boulogne Boys t. Frankrijk (ontvankelijkheidsbeslissing), appl. 6468/09. In Nederland is de verbodsverklaring in het verleden gebuikt om politieke partijen als de Nederlandse VolksUnie (NVU) en CP”86 te verbieden (Art. 2:15, en art. 2:16 BW (oud)). 87 Zie bijvoorbeeld Saskia van Huijgevoort, ‘Cruijff racistisch naar Davids’, BNR 21 november 2011 ; S. Schomaker,‘Racisme is terug van weggeweest’, Spits 22 november 2011 .
44 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
dan niet vermeende, racistische incidenten de media hebben gehaald,88 maar ook de rechtszaal.89 In Nederland houdt de KNVB alleen bij wanneer het OM een vooronderzoek begint in verband met racisme. Het is dan ook niet mogelijk om de bovengenoemde constatering over racisme in het voetbal te duiden als een toename van racisme of een sterkere afwijzing ervan. Er is ook eenduidig positief nieuws uit de voetbalwereld, zowel lokaal als internationaal. In Amsterdam hebben de supportersverenigingen van Ajax hun bereidheid uitgesproken spreekkoren tegen Joden tegen te gaan in samenwerking met belanghebbenden zoals de club zelf, de KNVB en het Centraal Joods Overleg.90 De internationale ontwikkeling betreft de Fifa die onderzoekt of de mogelijkheid voor het dragen van een hoofddoek opgenomen kan in de officiële reglementen. Dit zou de ruimte bieden aan vele vrouwelijke voetbalteams om mee te kunnen doen aan voetbal op hoog niveau. Gezien de hierboven genoemde plannen van de EU op het gebied van sport, is dit een ontwikkeling die niet alleen Nederland, maar alle Europese lidstaten dienen te onderschrijven. Wellicht worden ook de onwelwillende sportscholen in Nederland bewogen tot acceptatie van de hoofddoek, maar daarover meer in de hiernavolgende paragraaf. De oordelen - blessuregevoelige sportscholen en manke wedstrijdgelden In Almelo heeft een sportschool verboden onderscheid op grond van ras gemaakt jegens een vrijwilliger die er werkzaam was.91 Dit oordeel wordt besproken in paragraaf 4. Gezien de ogenschijnlijke hardnekkigheid van discriminerende sportscholen waarover ook in eerdere oordelenbundels bericht, is het wellicht wat formeel geweest van de Commissie om in oordeel 2011-120, naast het afwijzen van de regel die het spreken in een andere taal verbiedt, wel te aanvaarden dat de betreffende sportschool in Arnhem de eis stelt dat sporters op basaal niveau Engels of Nederlands dienen te verstaan en spreken.Volgens de Commissie zijn er geen alternatieven gebleken waarmee de veiligheid in dezelfde mate gediend is.Vragen die, naar ons inzicht onterecht, onbeantwoord zijn gebleven, betreffen de mate van veiligheid en integratie. Ten aanzien van de veiligheid is het onduidelijk of er eerder (ernstige) blessures zijn voorgekomen en met welke frequentie. Hoeveel instructie is er nodig om relatief veilig te sporten? Als er aanwijzingen zijn voor structurele en ernstige blessures die komen door oneigenlijk gebruik van de fitnessapparaten, zou er concrete aanleiding bestaan om maatregelen te treffen. Zijn er in Nederland veel sporters die geen Nederlands of Engels spreken en geblesseerd zijn op gevreesde wijze? Of specifiek in de regio Arnhem? De Commissie had minder makkelijk genoegen moeten nemen met dergelijk vooruitlopen op de ‘claimcultuur’, zeker waar dit ten koste kan gaan van integratie. Integreren, of minder groots, een taal leren spreken, gaat het beste door interactie, ook op de sportschool. 88 Zie o.a. Jules Seegers, ‘ADO-speler Immers accepteert vier duels schorsing’, NRC 23 maart 2011 ; ‘Fernandez na megaschorsing: Ben racistisch bejegend’, AD 9 november 2011 ; ‘Real betaalt boetes antisemitische hooligans’, Het Parool 22 mei 2011 . 89 Zie de uitspraak van de rechtbank inzake ADO Den Haag:Voorzieningenrechter Rechtbank ‘s-Gravenhage 9 augustus 2011, LJN: BR4406 < www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn= BR4406>. 90 ‘Overleg met Ajax-fans over spreekkoren’, Het Parool 2 januari 2012 zie . 91 Oordeel 2011-76.
RAS EN NATIONALITEIT
45 ..........
Een oordeel dat de landelijke media heeft gehaald, betreft de organisatoren van de Jaarbeurs Utrecht Marathon.92 De winnaar van de Utrecht Marathon zou €100 prijzengeld ontvangen, de beste ingezetene van Nederland maar liefst het honderdvoudige, al komt hij na 10 buitenlanders binnen. Al was het criterium ingezetenschap, de media berichtten dat de verdeling van het prijzengeld slechts een manier was om de Keniaanse renners, die deze marathon al vier jaar op rij op hun naam schrijven, te ontmoedigen deel te nemen. Of de organisatoren blij moeten zijn met deze vorm van aandacht voor de loopsport in Nederland? Pas winnen als de regels in je voordeel zijn veranderd, roept geen sympathie op, laat staan dat het “sporthelden” oproept zoals de organisatoren claimen gedaan te hebben met deze regels.93 De Commissie stelt in deze zaak dat er sprake is van verboden onderscheid op grond van ras en nationaliteit. Zij is daarbij helaas niet ingegaan op het argument van de organisatoren dat het de atleten vrij staat om niet aan de wedstrijd deel te nemen onder deze voorwaarden – ofwel in te stemmen met uitsluiting. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) verwerpt in de zaak Oršuš de mogelijkheid van het afstand nemen van het recht op non-discriminatie.94 De argumentatie van de Commissie bij dit oordeel is opvallend. De overweging dat de verdeling van het prijzengeld niet proportioneel is, berust op de grote groep atleten die wordt uitgesloten en het belang dat zij hebben bij substantieel prijzengeld. Deze redenering doortrekken zou ruimte laten voor het hanteren van een dubbel klassement als er geen prijzengeld zou zijn. De ene groep wel medailles en de andere niet? De Commissie had onzes inziens hier duidelijk moeten maken dat het gaat om het voorkomen van uitsluiting op een irrelevante grond, ongeacht de waarde van het prijzengeld. 2.3
Horeca
Discriminatoir cannabisbeleid: de joint verdeelt In 2009 is het geding over het Maastrichtse coffeeshopbeleid tussen de heer Josemans, uitbater van een coffeeshop, en de burgemeester van Maastricht geschorst. Het betwiste beleid zou volgens Josemans ten onrechte niet-Nederlandse ingezetenen weren uit coffeeshops. De ABRS heeft toen in deze zaak het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (EHvJ) verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen. De beslissing volgde in 2011. Een gemeentelijk verbod op het toelaten van niet-ingezetenen tot coffeeshops is niet in strijd met EU-recht en discriminatieverbod art. 1 GW. Wel is een dergelijk verbod in strijd met de Opiumwet wegens het daarin vervatte absolute verbod op de verkoop van softdrugs. Dat laat geen ruimte voor nadere regulering van de verkoop van softdrugs in een gemeentelijke autonome verordening.95 Volgens de Raad van State laat dit echter de mogelijkheden van de burgemeester onverlet om in medebewind de 92 Zie o.a. Mark van Driel, ‘Marathon van Utrecht weert Kenianen’, de Volkskrant 9 april 2011 en ‘Utrecht Marathon: liever geen Keniaan aan de start’, Trouw 19 april . 93 Oordeel 2011-189, r.o. 3.16: “Daarmee wordt het voor deze atleten mogelijk om zich te ontwikkelen tot de sporthelden die Nederland nodig heeft. Het feit dat een Nederlander de snelste tijd heeft gelopen, vormt naar de mening van verzoekster ook een bewijs dat het heeft gewerkt”. 94 EHRM, 16 maart 2010, EHRC 2010-11, 59, (Grand Chamber) Oršuš e.a. v. Kroatië, met nt. J. H. Gerards; EHRM, 16 maart 2010, NJCM Bulletin 2010-35, p. 520-532, (Grand Chamber) Oršuš e.a. v. Kroatië met nt. M. Davidovi´c. 95 EG-Verdrag art. 49 (thans:VWEU art. 56); Gw art. 1; Opw art. 3.
46 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
Opiumwet te handhaven op grond van artikel 13b.96 Kortom, ondanks de verkeerde route van een verbod waartegen de heer Josemans succesvol ageerde, mogen toeristen uit coffeeshops geweerd worden. De oordelen - bestuurlijke tanden en mystery-guests Over het uitgaanscircuit, inclusief horeca, heeft de Commissie vier oordelen gegeven. In oordeel 2011-133 wordt verboden onderscheid op grond van ras vastgesteld. De betreffende club Havana te Utrecht is al vaker in het nieuws geweest wegens het discriminerende deurbeleid,97 maar blijft ontkennen.98 De gemeente zou er goed aan doen de bestuursrechtelijke tanden te tonen door actiever over te gaan tot sluiting van discriminerende uitgaansgelegenheden.99 Een manier om hieraan invulling te geven is door middel van (aanhoudende) tests discriminerend deurbeleid aan de kaak te stellen. In regio Dordrecht is dat afgelopen jaar door Radar gedaan.100 Eén van de gelegenheden, de Kazerne, bleek allochtone jongens stelselmatig en op grond van dubieuze redenen te weigeren. Naar aanleiding van de tweede test met vergelijkbare resultaten zijn in overleg met de ondernemer en de politie afspraken gemaakt over verbetering van het deurbeleid. Echter, bij de derde test is gebleken dat de ondernemer bij herhaling in gebreke blijft en gemaakte afspraken niet nakomt. In augustus 2011 ontving de ondernemer van de Kazerne al een formele waarschuwing van de burgemeester, waarin staat aangegeven dat er bij nieuwe signalen van discriminatie aan de deur niet zal worden getwijfeld bestuurlijke maatregelen te nemen. De Burgemeester van Dordrecht is ondertussen op de hoogte gesteld van de resultaten van de derde test en gevraagd nadere maatregelen te overwegen. Daarnaast heeft Radar aangekondigd de zaak voor te leggen aan de Commissie. Bovenstaande zaak wordt ongetwijfeld vervolgd in 2012. Over 2011 melden we hier over feestgangers van Marokkaanse en Poolse afkomst die door respectievelijk beachclub Bloomingdales en het festival Lowlands zijn gediscrimineerd op grond van hun ras en/of nationaliteit.101 De Commissie heeft beide uitgaansgelegenheden volgens de vaste lijn op de vingers getikt. Oordeel 2011-27 over groepsdruk wordt daarom als enige nader besproken. De oordelen - bescherming tegen groepsdruk Discriminatie of verboden onderscheid vindt vaak plaats tussen ‘tegengestelde’ groepen. We zijn redelijk gewend aan dichotomieën zoals vrouw-man of allochtonen96 ABRS 29 juni 2011, 200803357/1/H3-A, r.o. 2.10.6 en 2.12.2, LJN BQ9684. 97 Zie o.a. Sociotelelens, ‘Havana Utrecht weigert ‘lelijke’ mensen’, 6 januari 2012 ; Peter Garstenveld, ‘Uitbreiding discodiscriminatieproef ’, 30 januari 2009 ; SP, Deurbeleid in Utrecht. Een onderzoek naar discriminatie in het Utrechtse uitgaansleven, Maart 2008 . 98 René Cazander, ‘Cafébaas wijst Spaanse beschuldiging discriminatie af ’, Algemeen Dagblad 19 oktober 2011, zie ook . 99 Zie bijvoorbeeld Gemeente Amsterdam, Handhavingstrategie voor publiek toegankelijke inrichtingen, nr. BD2011013066, Commissie Algemene Zaken 12 januari 2012 . Zie ook Hugo Logtenberg, ‘Drie keer fout: café dicht’ het Parool 23 december 2011 . 100 Radar, Kazerne volhardt in dubieus deurbeleid. Allochtone jongemannen worden selectief geweigerd, 20 december 2011 . 101 Oordelen 2011-93 en 2011-169.
RAS EN NATIONALITEIT
47 ..........
autochtonen. In oordeel 2011-27 betrof het echter een man van Turkse afkomst die het aan de spreekwoordelijke stok kreeg in een cafetaria met twee medewerkers van eveneens Turkse afkomst. De man bestelde er een berenhap (dat is een snack van varkensvlees en ui). Eén van de twee medewerkers vroeg daarop aan de man uit welke plaats in Turkije hij afkomstig was.Vervolgens vertelde de medewerker aan de man dat een berenhap varkensvlees bevat. Na bevestiging van de bestelling na deze ongevraagde informatie, zei de medewerker dat hij geen varkensvlees verkoopt aan Turken. Er ontstond een woordenwisseling, waarna de man (en zijn vrienden) de cafetaria hebben verlaten. De Commissie oordeelde dat er sprake is van direct onderscheid op grond van ras. De man werd een product geweigerd omdat hij van Turkse afkomst is, met daarbij de aanname dat ieder persoon van Turkse afkomst geen varkensvlees eet of behoort te eten. Of er ook sprake is van onderscheid op grond van godsdienst, laat de Commissie buiten beschouwing omdat de man zich niet gediscrimineerd voelde vanwege zijn godsdienst, maar vanwege zijn Turkse afkomst. Beide gronden zijn soms nauw verwant, wat verhoogde alertheid vereist.102 Deze keuze van de Commissie is opmerkelijk in het licht van de opmerking van verweerster dat ze ‘niet begrijpt dat een Turk zich gediscrimineerd kan voelen door een andere Turk.’103 De Commissie licht de keuze als volgt toe: Ook personen van dezelfde afkomst kunnen elkaar discrimineren. De cafetariamedewerker gaat immers kennelijk uit van de vooronderstelling dat elke persoon van Turkse afkomst geen varkensvlees eet of behoort te eten. Door op basis van deze vooronderstelling te handelen en een klant van Turkse afkomst te weigeren een product te verkopen dat varkensvlees bevat, maakt de cafetariahouder direct onderscheid op grond van de Turkse afkomst van deze klant.104 De Commissie had ons inziens de koppeling met de godsdienst expliciet kunnen maken. Uit het oordeel blijkt niet welke achterliggende reden(en) de medewerker heeft voor het weigeren van de verkoop. Betreft het zijn eigen naleving van de Islam (‘ik ben geen goede moslim als ik andere moslims of een landgenoot varkensvlees verkoop’)? Of gaat het om het helpen, dan wel dwingen, van andere moslims de Islam ook op die manier na te volgen? Uit het oordeel zelf is lastig af te leiden of er gelegenheid was om hier naar te vragen, maar met het godsdienstige aspect zou wellicht de vraag van verweerster hoe (in dit geval) een Turk zich gediscrimineerd kan voelen door een andere Turk beter beantwoord kunnen worden. Het gaat niet alleen om het recht om naar eigen inzicht producten te kunnen afnemen, maar ook om een eigen invulling te kunnen geven aan afkomst en godsdienst door de koper van de berenhap. Wellicht gaat het te ver om te stellen dat de CGB hierom de grond godsdienst ambtshalve aan de orde had moeten stellen. Deze zaak is wel een illustratie van de manier waarop in Nederland etnische afkomst en religie zo met elkaar verweven zijn geraakt dat veel mensen het onderscheid niet meer maken.
102 Zie noot 67, p. 112. 103 Overweging 3.10. 104 Overwegin 3.16.
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
48 ..........
2.4
Huisvesting
Gekraakt De Commissie heeft twee oordelen gewezen over de toewijzing van anti-kraakwoningen. In oordeel 2011-137 was geen sprake van onderscheid ten aanzien van verzoekster door haar alleen met haar (Algerijnse) voornaam op te nemen in het bestand van woningzoekenden. Het toewijzingsbeleid van het bemiddelingsbureau in oordeel 2011-146 is wel gekraakt. De Commissie oordeelde dat het bureau discrimineert door alleen mensen met een Nederlands paspoort te bemiddelen en te eisen dat de bewoners de Nederlandse taal in woord en geschrift beheersen. In het hiernavolgende wordt nog nader ingegaan op lokale ontwikkelingen op het gebied van huisvesting. Feit, fictie en beleid De kantonrechter in Den Bosch heeft geoordeeld dat Woningbouwvereniging Volksbelang uit Helmond in strijd met de antidiscriminatiebepaling van artikel 1 Grondwet heeft gehandeld. De woningbouwvereniging heeft een woningruil van een Marokkaans gezin geweigerd met een beroep op de leefbaarheidssituatie in de betreffende wijk en de probleemsituatie met Marokkaanse jongeren. De zaak was aangespannen door de Nederlandse vrouw die het verzoek tot woningruil met het gezin had ingediend. Volgens de rechter waren er geen zwaarwegende belangen om het gezin te weigeren. Het Marokkaanse gezin met een baby en een peuter zou nog nooit voor problemen hebben gezorgd: “De weigering van Volksbelang lijkt dus enkel te worden ingegeven door de etnische achtergrond van de beoogde nieuwe huurders”, wat in is strijd met artikel 1 van de Grondwet.105 De woningbouwvereniging meende met het beleid niet te discrimineren omdat de corporatie ook ‘geen Nederlander terug zou willen als een Marokkaan zou vertrekken’. Deze aanpak lijkt bedoeld om de ratio Naderlanders-Marokkanen te bevriezen. De rechter heeft de beslissing aangehouden en de partijen opgedragen in overleg te treden over wenselijk beleid met inachtneming van art. 1 GW. Opvallend is dat de rechter in deze zaak toetst aan de Grondwet in plaats van aan de AWGB. Dit biedt wel een mooi voorbeeld van horizontale werking van het artikel. In 2011 is de Gelderse Integratiemonitor verschenen.106 In de gemeente Arnhem bevinden zich de meeste wijken met de grootste concentraties niet-Westerse allochtonen van Gelderland. De gemeente heeft naar aanleiding van de monitor laten weten dat zij vasthoudt aan het huidige spreidingsbeleid. Daarbij wordt niet gekeken naar afkomst, maar naar sociaal-economische factoren zoals inkomen en werkloosheid. Vorig jaar haalden we al enkele onderzoeken aan op het gebied van huisvesting, in het bijzonder de wijkopbouw in sociaalecenomisch en etnisch opzicht.107 In 2011 hebben Van der Haar en Terlouw onderzocht hoe de relatie tussen de huisvesting en integratie van migranten wordt gerechtvaardigd en gelegitimeerd in de beleidsdocumenten van Arnhem en Nijmegen.108 De focus van het onderzoek lag op de voor105 Rechtbank ’s Hertogenbosch, 9 november 2011, LJN BU6537, r.o. 7. 106 Integratiemonitor Gelderland. Niet-westerse allochtonen in beeld, 2011/4 . 107 Zie noot 82, p. 33-34. 108 Marleen van der Haar, Ashley Terlouw, ‘Wonen, wijken en diversiteit. Een interpretatieve beleidsanalyse van de legitimering van de relatie tussen huisvesting en integratie in ‘probleemwijken’, Recht der Werkelijkheid 2011 (32) 2, p. 29-46.
RAS EN NATIONALITEIT
49 ..........
onderstellingen over de gewenste bevolkingssamenstelling van de wijken, beelden van ‘normaliteit’ en ‘de ideale samenleving’. De meeste problemen die worden gerelateerd aan residentiële segregatie in de wijken worden gedefinieerd in sociaal-economische termen. In het algemeen blijkt uit de gegevens dat het spreiden (ofwel ‘mixen’) van mensen met een verschillende sociaal-economische positie als oplossing wordt gezien voor de benoemde problemen. Het realiseren van diversiteit in wijken - in termen van soorten woningen en groepen mensen - wordt in beide steden nagestreefd, ondanks de uiteenlopende aanpak. Echter, ook in dit onderzoek blijkt dat de veronderstellingen waarop deze ideeën berusten, zelden zijn gebaseerd op onderzoek, maar vooral op eigen, lokale, waarnemingen en definities.109 2.5
Onderwijs
Op het gebied van onderwijs zijn er in 2011 geen oordelen van de Commissie geweest ten aanzien van de gronden ras en nationaliteit. Wel is er een arrest gewezen over de Sanctieregeling Iran waarmee Nederland gevolg heeft gegeven aan de VN resolutie 1737, die beoogt te voorkomen dat Iran nucleaire kennis vergaart.110 Nadat eerder de rechtbank oordeelde dat de regeling discriminatoir was, is de regeling op enkele punten aangepast. De wijzigingen komen er op neer dat het toegangsverbod voor Iraniërs tot bepaalde locaties en gegevensbestanden is komen te vervallen. Daarnaast is beoogd duidelijker tot uitdrukking te laten komen dat het verbod bepaalde opleidingen te volgen niet is gericht op Iraniërs als groep, maar op bepaalde individuele Iraniërs die een risico op kennisoverdracht aan Iran meebrengen. Het Hof neemt deze wijzigingen mee in haar overweging, maar komt toch tot het oordeel dat de regeling in strijd is met (non-disriminatie) grondrechten verankerd in het EVRM, IVBPR en gemeenschapsrecht. Met een verwijzing naar het Kadi-arrest acht het Hof zich vrij de Sanctieregeling aan deze grondrechten te toetsen.111 Het Hof merkt verder op dat alleen zeer gewichtige redenen tot de conclusie kunnen leiden dat een onderscheid dat uitsluitend is gebaseerd op nationaliteit in overeenstemming is met het EVRM.112 Het belangrijkste argument om de grieven van de staat af te wijzen zijn gelegen in “de kennelijk aan de Sanctieregeling ten grondslag liggende veronderstelling dat alleen bij personen met een Iraanse nationaliteit het risico bestaat dat zij gevoelige informatie die zij in Nederland hebben verkregen aan Iran zullen doorgeven”.113 Dit wordt volgens het Hof nergens gesubstantieerd. Tevens zijn er enkele algemene en lokale ontwikkelingen op het gebied van onderwijs te melden. Hierover gaan de volgende paragrafen. Spreiding leerlingen - wiens voordeel; wiens taak? Verscheidene onderzoeken zijn in de loop der tijd verschenen waarbij het spreiden van leerlingen al dan niet wordt voorgestaan. Het spreidings- dan wel selectiecriterium varieert, maar doorgaans wordt er gesproken over ‘kansarme’ en ‘kansrijke’ leerlingen. De aangehaalde standpunten in ons commentaar van vorig jaar illustreren hoe uiteenlopend er over gemengde scholen gedacht wordt - van schadelijk voor alle kinderen tot burgerschap vergrotend. Ook in 2011 is hier onderzoek naar verricht en 109 Interessant in dit opzicht is ook het proefschrift van M. Koemans, zie noot 19. Een van de bevindingen is dat bij maatregelen om straatoverlast aan te pakken in Nederland politici eerder op alarmerende mediaberichtgeving reageren dan op verzoeken van bewoners. 110 Hof Den Haag 26 april 2011, LJN BQ4781. 111 HvJ EG 3 september 2008, Kadi en El Barakaat (gevoegde zaken C-402/05 P en C- 415/05 P). 112 EHRM 16 september 1996, nr. 17371/90 , Gaygusuz/Oostenrijk. 113 Idem, r.o. 6.4.
50 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
wel door het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam.114 De bevindingen van de onderzoekers gaven aanleiding tot zeer uiteenlopende krantenkoppen, wat goed de gevoeligheid van dit onderwerp illustreert gezien de verbondenheid met afkomst en de zorg om de toekomst van de eigen kinderen.115 De onderzoekers vergeleken ruim 38.000 autochtone en allochtone leerlingen op 550 witte en zwarte scholen (meer dan 50 procent allochtonen) en concluderen dat de schoolsamenstelling slechts een klein effect op de schoolprestaties heeft. Dat kleine effect betreft zowel allochtone als autochtone kinderen die op gemengde scholen iets achterblijven met taal en rekenen, maar lang niet zo ver als Dronkers’ onderzoek, dat in 2010 veel stof deed opwaaien, deed vermoeden.116 Hier staat tegenover dat de kinderen op gemengde scholen goed zijn in bijna alles wat met burgerschap te maken heeft. Nijmegen was in 2009 een van de eerste gemeenten met een actief spreidingsbeleid. In 2011 is dit beleid geëvalueerd. De resultaten laten zien dat op één school meer kinderen in de eigen wijk naar school zijn gegaan waardoor deze gemengder is geworden. Doordat de andere basisscholen achter zijn gebleven, pleit het college van B en W voor aanpassing van het beleid. Ouders blijken toch voor een school op afstand te kiezen, als de school in de buurt relatief veel kinderen met een ontwikkelingsachterstand herbergt. Met het nieuwe beleid dienen de schoolbesturen zelf meer actie te ondernemen om kinderen uit de buurt te lokken, maar zou er ook meer geld vrijgemaakt moeten worden voor voorlichting aan ouders over een bewuste schoolkeuze. Dat het nodig is om ook schoolbesturen zelf te attenderen op de ruimte die antidiscriminatiewetgeving al dan niet laat, blijkt uit het handelen van de stichting Proominent, het bestuur van 13 openbare scholen in de gemeente Ede. Het voormalig bestuur had het plan opgevat om nog maar één allochtone leerling op vier autochtone kinderen toe te laten op een van de scholen om zo te komen tot een betere afspiegeling van de buurt. Dit leidde tot ophef en uiteindelijk het vertrek van het toenmalige bestuur waarmee een eind kwam aan het gewraakte plan.117 3
SOCIALE BESCHERMING
Remigratie en gelijke behandeling De Commissie heeft in 2011 drie oordelen gegeven die het onderwerp remigratie betreffen. Bij remigratie keert iemand die langdurig in Nederland heeft gewoond, terug naar het land van herkomst. Wie besluit te remigreren, kan op grond van de Remigratiewet een eenmalige uitkering krijgen voor de verhuizing en een maandelijkse uitkering voor levensonderhoud. Deze is afgestemd op de levensstandaard in het 114 Merlijn Karssen, Ineke van der Veen, Jaap Roeleveld, Effecten van schoolsamenstelling op schoolprestaties in het Nederlandse basisonderwijs, Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam, 2011 . 115 Zie o.a. Noël van Bemmel, ‘Allochtone kinderen niet gebaat bij witte klas’, de Volkskrant 10 juni 2011; Hanne Obbink, ‘Leerlingen gemengde school vaardiger in oplossen ruzies’, Trouw 10 juni 2011 en ‘Autochtoon achterstandskind blijft achter’, De Telegraaf 16 juni 2011. 116 Zie noot 67, p. 40. 117 Zie Vereniging van openbare en algemeen toegankelijke scholen, Zuiderpoortschool Ede: bestuurder PROOminent weg, 29 september 2011 .
RAS EN NATIONALITEIT
51 ..........
land van herkomst. Om in aanmerking te komen voor de remigratieregeling geldt een aantal eisen, waaronder het opgeven van de Nederlandse nationaliteit. Oordeel 2011-190 betreft een werkloze Nederlandse vrouw van Nederlandse afkomst die zich gediscrimineerd voelt door de haar opgelegde sollicitatieplicht. Deze plicht geldt niet voor Nederlanders met een andere afkomst als zij remigreren. Deze groep mag bovendien al remigreren, zonder sollicitatieplicht, vanaf het 45e levensjaar. Verzoekster (63 jaar en werkloos na een reorganisatie) heeft de plicht om met een WW-uitkering te solliciteren tot haar 65e, terwijl de kans op een baan gering is op die leeftijd. Het doel van beide regelingen, respectievelijk de spoedige terugkeer op de Nederlandse arbeidsmarkt en Nederland permanent verlaten, verschilt dusdanig dat ook de positie van de mensen die er gebruik van maken niet gelijk is. De Commissie stelt dan ook terecht vast dat het hier gaat om ongelijke gevallen die ongelijk mogen worden behandeld. De Commissie stelt in oordeel 2011-97 en 2011-98 vast dat de minister verboden onderscheid op grond van ras heeft gemaakt in de toepassing van de Remigratiewet.118 De Commissie kan overheidshandelen veelal niet toetsen. In oordelen 2011-97 en 2011-98 maakt de Commissie duidelijk dat toetsing wel mogelijk is. Op het terrein van sociale bescherming en sociale voordelen, waar de remigratievoorzieningen toe behoren, is de Commissie bevoegd op grond van art. 7a AWGB. In deze oordelen klagen een Nederlandse man en vrouw van Indonesische nationale afstamming over het niet in aanmerking komen voor remigratievoorzieningen. Nederlanders van een andere dan Indonesische nationale afstamming komen wel daarvoor in aanmerking. De Commissie stelt vast dat mensen van Indonesische afkomst inderdaad buiten de groepen vallen die in de Remigratiewet zijn genoemd. De verwijzing naar de (vroegere) nationaliteit die de regeling noemt om in aanmerking te komen voor de voorzieningen, houdt een directe verwijzing naar afkomst en/of nationale afstamming in. Afkomst en nationale afstamming vallen onder het begrip ras. Daarmee maakt de minister direct onderscheid op grond van ras jegens de man en jegens de vrouw. De grond waarop het onderscheid wordt vastgesteld is in deze oordelen in het bijzonder van belang. In geval van eenzijdig overheidshandelen is de Commissie alleen bevoegd als het om de grond ras gaat. Zo wordt bijvoorbeeld ook het discriminatieverbod uit artikel 14 EVRM (en Protocol 12, Art.1) door het EHRM bijzonder streng uitgelegd als het de grond ras betreft, waardoor niet snel een rechtvaardiging voor gemaakt onderscheid aanvaard zal worden.119 De grond nationaliteit is vaak uitgezonderd, of krijgt minder bescherming dan de grond ras; zo ook in de AWGB. De gronden ras en nationaliteit zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden en ontberen veelal een definitie. Deze complexe relatie tussen de gronden en het werk van de Commissie wordt in deze oordelenbundel onder de loep genomen in de annotatie bij bovengenoemde oordelen door Böcker en Dursun-Aksel. De remigratievoorzieningen zijn bedoeld voor mensen die horen tot de doelgroepen van het integratiebeleid, voor wie de integratie niet is gelukt en die in een uitzichtloze situatie zitten. Hiermee acht de minister de regeling te voldoen aan de wettelijke voorwaarden die gelden voor voorkeursbeleid, die daarmee een objectieve rechtvaardiging zou vormen voor dit onderscheid. 118 Zie ook oordeel 2011-98 waar verweerster een Nederlandse vrouw van Indonesische afkomst is. 119 D.H. tegen Tsjechië 13 november 2007, r.o. 196, EHRC 2008/5. Zie voor een uiteenzetting rondom de margin of appreciation EHRM, 16 maart 201 , EHRC 2010- 11, 59, ((Grand Chamber) Oršuš e.a. v. Kroatië) met nt. J. H. Gerards, punt 6. Zie voor nadere bespreking ook Marija Davidovi´c en Sarah van Walsum, ‘Ras en nationaliteit’, Caroline Forder (red.), Oordelen Commissie Gelijke Behandeling 2010, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2011, p. 44.
52 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
De Commissie oordeelt echter dat het door de minister verdedigde beleid op twee punten niet voldoet aan de voorwaarden voor voorkeursbeleid. Ten eerste moet het gaan om een maatschappelijke achterstand, in dit geval op het gebied van integratie, en dient de maatregel tijdelijk te zijn. De Commissie komt dan ook tot haar oordeel van verboden onderscheid, daar de remigratie de achterstand niet opheft en de huidige ministeriële regeling niet tijdelijk is. Inmiddels is er een wetsvoorstel in behandeling om de remigratieregeling te versoberen en uiteindelijk af te bouwen. Een van de veranderingen betreft de beperking van de groep mensen die in aanmerking komt voor de regeling tot de eerste generatie migranten en asielzoekers en pas vanaf het 55e levensjaar. Zij hebben volgens de minister meer binding met het land van herkomst dan de tweede generatie die in Nederland is opgegroeid.120 Uitkeringen alleen voor ABN-ers? Naar aanleiding van de 100-jarige eerste vestiging van grotere groepen Chinezen in Nederland heeft Forum een rapport over deze bevolkingsgroep naar buiten gebracht.121 Een van de bevindingen is dat slechts tien procent van de Chinezen in Nederland een uitkering heeft. Dat is minder dan de autochtonen (16%). Een van de verklaringen die Forum aandraagt is dat het relatief hoog aantal zelfstandig ondernemers met Chinese etniciteit geen recht heeft op een WW- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarnaast wordt ook naar voren gebracht dat het aantal werkzame personen wel lager is (51 procent) dan onder autochtonen (73 procent) en de helft van de werkzame Chinezen in Chinese restaurants werkt. Nog los van de vraag of deze stereotypen onderstreping behoeven, is de vraag met het oog op de rol van de media ten aanzien van integratievraagstukken, welk doel dergelijke statistieken dient. Ook onbedoeld kan er een tweedeling ontstaan waarbij de ene groep allochtonen als ‘goed’ of ‘slecht’ wordt aangemerkt omdat het minder of meer dan een andere groep aanspraak maakt op uitkeringen.122 Het uitgangspunt zou moeten zijn dat degene die een uitkering ontvangt daar recht op heeft. Als er noodzaak tot bezuinigen is moeten de uitkeringen in het algemeen, of het misbruik, aangepakt worden. Nu lijken de pijlen helaas nog te veel gericht op de betreffende allochtone bevolkingsgroepen. Zo heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een pakket maatregelen aangekondigd dat het spreken van Nederlands een eis wordt voor het verkrijgen van een bijstandsuitkering.123 Enkele onderzoekers zijn nagegaan wat de handelingsimplicaties zijn van beleid waarin de termen allochtoon en autochtoon worden gebruikt.124 Dit is een onderwerp waar weinig onderzoek naar is gedaan, maar wel van groot belang is voor het behalen van de doelstellingen en (onbedoelde) bijeffecten van integratiebeleid gestoeld op dit begrippenpaar. Onderkend wordt dat categoriseren menselijk is en in het geval van beleid maken noodzakelijk. Daarbij heeft echter ‘herkomst’ (geboorte120 Kamerstukken II 2011-2012, 33085 nr. 2-4. 121 ‘Chinezen minder vaak uitkering dan autochtonen’,Trouw 21 juni 2011 < http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/ Nieuws/article/detail/2455548/2011/06/21/Chinezen-minder-vaak-uitkering-dan-autochtonen.dhtml>. 122 Zie bijvoorbeeld Arne Hankel, ‘Allochtonen ontvangen vaker bijstandsuitkering’, Elsevier 15 juni 2011 . 123 ANP, ‘Nederlands spreken wordt eis bij bijstand’, de Volkskrant 14 april 2011 < http://www.volkskrant.nl/vk/ nl/2686/Binnenland/article/detail/1875370/2011/04/14/Nederlands-spreken-wordt-eis-bij-bijstand.dhtml >. 124 Marleen van de Haar, Dvora Yanow, ‘Allochtoon als metafoor en categorie. Over de handelingsimplicaties van beleidstaal’, Beleid en Maatschappij 2011/2, p.160-178.
RAS EN NATIONALITEIT
53 ..........
plaats) een definiërende rol. De analyse van de implicaties daarvan brengt de onderzoekers tot de conclusie dat de termen een uitsluitend effect hebben. Het gebruik van dergelijke essentialistische categorieën staat in schril contrast met de beleidsdoelstelling van integratie. De onderzoekers komen ook met oplossingen. Eén daarvan is het invoeren van het gebruik van categorieën die specifiek voor een bepaald beleidsprobleem zijn gemaakt. Het gaat dan om bijvoorbeeld onderwijsachterstanden, werkloosheid, of zoals boven reeds aangegeven uitkeringsafhankelijkheid. Daarbij kan ook een herzieningsmoment ingebouwd worden om na te gaan of met deze begrips- en probleemomschrijving de doelstelling wordt gehaald. Op die manier ontstaat er bij het vaststellen van ten eerste wat nu het beleidsprobleem is, en ten tweede welk voorstel tot oplossing wordt gedaan, de ruimte om tot een diagnose te komen waarin de focus op ‘herkomst’ en ‘cultuurverschillen’ niet per se leidend is. 4
ARBEID
Hieronder volgt een bespreking van de oordelen van de CGB over arbeidsverhoudingen. Bij de bespreking daarvan volgen wij de pragmatische volgorde van instroom (werving en selectie) doorstroom (beloning, bevordering) en uitstroom (beëindiging). En, net als in de voorgaande jaren, hebben wij ook nu besloten om alle zaken waarbij bejegening of intimidatie aan de orde is gezamenlijk te bespreken, ook al hebben die zaken vaak tegelijkertijd te maken met instroom, doorstroom of beëindiging. In 2011 heeft de CGB twaalf keer geoordeeld over klachten over werving en selectie.125 In twee van deze gevallen komt de CGB tot het oordeel dat verboden onderscheid is gemaakt. Van de dertien zaken die over arbeidsverhoudingen gaan, gaat er slechts één uitsluitend over beloning en bevordering en één uitsluitend over beëindiging. Bij alle andere klachten spelen de onderwerpen bejegening en/of klachtenbehandeling (ook) een rol. Drie daarvan worden gegrond verklaard. Net als in voorgaande jaren valt op dat de CGB in veel gevallen geen vermoeden van onderscheid kan constateren doordat partijen elkaar tegenspreken, terwijl de klager onvoldoende ondersteunend bewijs kan leveren. Onderscheid op grond van ras of nationaliteit blijkt niet makkelijk aan te tonen door, de verschillende manieren waarop het zich kan uiten en door de verschillende aspecten die deze vorm van onderscheid kent. Het valt daardoor niet mee om een dergelijk vorm van onderscheid te bewijzen terwijl communicatieproblemen, die juist een aspect kunnen vormen van het (vermeend) onderscheid, de bewijsrechtelijke problemen verder kunnen compliceren. In de huidige context van globalisering, waarbij de Nederlandse arbeidsmarkt wordt opengesteld voor kennismigranten uit andere landen, lijkt onderscheid op grond van nationaliteit bovendien een grotere rol te kunnen gaan spelen, waarmee een extra laag wordt toegevoegd aan de complexiteit van deze materie. Taaleisen Net als in voorgaande jaren bleken ook het afgelopen jaar taaleisen aanleiding te geven tot veel klachten. Bij vier van de vijf klachten over taaleisen bij werving en selectie slaagden de werkgevers er in aannemelijk te maken dat taal terecht een aan-
125 In twee gevallen, 2011-84 & 2011-85 en 2011-35 & 2011-36, ging het om één klager die zowel de werkgever als een uitzendbureau respectievelijk een wervings- en selectiebureau aanklaagde.
54 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
dachtspunt was geweest in de sollicitatieprocedure, en kon de CGB niet vaststellen dat sprake was geweest van ongerechtvaardigd onderscheid op grond van ras. 126 Omdat taalvaardigheden voor meerdere functies (zeer) relevant zijn, is het terecht dat de CGB steeds oordeelt dat onderscheid op grond van taal geen direct onderscheid vormt, waardoor er steeds een rechtvaardigheidstoets kan plaatsvinden. De enige klacht over taaleisen die wel gegrond wordt verklaard, maakt echter invoelbaar hoe subtiel het onderscheid tussen direct en indirect onderscheid op grond van ras kan zijn. Dit geval betreft een man uit Sierra Leone (20011-201). Deze vertelt dat toen hij in reactie op een advertentie een sollicitatiebrief in de bus van een taxibedrijf deed, hij ook even binnen was gelopen om naar de procedure te informeren. Toen kreeg hij meteen van de opleider van het bedrijf te horen dat het feit dat hij geen Kerkraads dialect sprak een probleem was. Toen de man op verzoek van de opleider vertelde dat hij Nederlands taalniveau 3 had, antwoordde de opleider dat taalniveau 4 vereist was. Deze stelling kwam echter niet overeen met de richtlijn die het Sociaal Fonds Taxi hanteert. Volgens die richtlijn is het taalniveau van de man ruim voldoende. Toen de man na een week terugging naar het bedrijf om naar zijn sollicitatie te informeren, kreeg hij opnieuw van de opleider te horen dat hij “terug naar school moest om zijn Nederlands te verbeteren en dat hij daarna terug mocht komen.” Ter zitting gaf het bedrijf toe dat het taalniveau van de man bij nader inzien voldoende was voor het functioneren als taxichauffeur. Hiermee stond vast dat het door het bedrijf gemaakte indirecte onderscheid niet was gerechtvaardigd, en is de CGB niet meer toegekomen aan de vraag of de man ook onterecht is afgewezen vanwege het ontbreken van een Kerkraads accent. Hoe terecht het ook is dat taaleisen worden gesteld, dit geval wekt bij ons de indruk dat deze man primair op grond van zijn afkomst is afgewezen, en dat de hele discussie over zijn taal- (en dialect)vaardigheden alleen diende om de racistische overwegingen te verhullen. Nogmaals, wij begrijpen waarom het maken van onderscheid op grond van taal niet door de CGB wordt beschouwd als een vorm van direct onderscheid op grond van ras, maar gevallen als dit laten wel zien hoe subtiel het onderscheid tussen direct en indirect onderscheid kan zijn. Uit de klacht in 2011-76 blijkt dat taaleisen ook een uitsluitende werking kunnen hebben nadat de werknemer is aangesteld. Dit geval betreft een man van Turkse afkomst die als vrijwilliger werkzaam is bij een sportschool. Een van de huisregels van deze instelling is dat Nederlands als voertaal wordt gebruikt. De man ervaart deze regel als nadelig aangezien hij zich in sommige situaties tegen medesporters en klanten beter kan uitdrukken in zijn eigen moedertaal, het Turks. Wanneer deze man met andere mensen van Turkse afkomst in het Turks spreekt, wordt hij echter door de eigenaresse van de sportschool hierop aangesproken. Als de man haar vertelt dat hij deze regel als discriminerend ervaart, en dat hij die juridisch wil laten beoordelen, zegt zij haar vertrouwen in hem op en wordt hem verdere toegang tot de sportvereniging ontzegd. Alhoewel deze zaak ook betrekking heeft op het leveren van goederen en diensten, bespreken we die toch onder het rubriek arbeid, gelet op het feit dat de werkzaamheden van de man als vrijwilliger zijn beëindigd, en gelet op het element van victimisatie dat zich in dit geval voordoet. Ook in deze zaak stelt de CGB, conform haar vaste lijn, dat bij het stellen van taaleisen hooguit sprake kan zijn van indirect onderscheid op grond van ras. Onderzocht moet dus worden of de taaleis in dit geval een legitiem doel dient, en of het middel 126 In twee gevallen kwam dit overigens ook doordat klager en werkgever elkaar tegenspraken over mededelingen die wel of niet zouden zijn gedaan in de loop van de sollicitatieprocedure (2011-84&85; 2011-44).
RAS EN NATIONALITEIT
55 ..........
dat wordt gehanteerd passend en noodzakelijk is. De eigenaresse van de sportschool stelt dat de taalregel is ingevoerd omdat, in het verleden, mensen zich eraan stoorden dat er verschillende talen werden gesproken omdat zij niet konden verstaan waarover men praatte. Zij voelden zich niet op hun gemak en voelden zich geïntimideerd, waarna sommigen wegbleven. Het doel om dergelijke gevoelens van intimidatie tegen te gaan is naar het oordeel van de CGB legitiem. De CGB is ook van oordeel dat de taaleis een passend middel is om dat doel te bereiken, maar niet noodzakelijk, omdat er ook vele andere (beleids)maatregelen tegen intimidatie mogelijk zijn die niet, dan wel minder, onderscheid makend zijn. Daarbij noemt de CGB overigens geen voorbeelden. De CGB concludeert dat de sportschool verboden onderscheid maakt op grond van ras. Bovendien heeft de sportschool zich schuldig gemaakt van victimisatie, door de man uit te sluiten omdat hij tegen de taaleis wilde procederen. Selectie op naam Anders dan taalvaardigheid wijst een buitenlandse naam, naar het oordeel van de CGB, wel op de buitenlandse afkomst van een betrokkene en maakt een werkgever dus direct onderscheid op grond van ras wanneer deze een sollicitant afwijst op grond van zijn of haar naam. In oordeel 2011-99 slaagt de klager er in feiten aan te voerden die onderscheid op grond van ras kunnen doen vermoeden. Hij heeft meerdere keren naar dezelfde functie gesolliciteerd. Toen hij onder zijn eigen Turkse naam solliciteerde werd hij afgewezen wegens gebrek aan ervaring, terwijl hij juist wel over relevante ervaring beschikte. Toen hij opnieuw onder een Nederlands klinkende naam solliciteerde, werd hij alsnog uitgenodigd voor een gesprek. De werkgever slaagde er niet in aan te tonen dat er andere verklaringen zijn voor dit verschil in behandeling dan de kenbaarheid van de Turkse afkomst van de man bij zijn eerste sollicitatie.127 Zorgvuldige selectie hoger opgeleiden Behalve “harde criteria” zoals diploma’s of ervaringsjaren, kunnen ook vage en subjectief in te vullen criteria een rol spelen bij de selectie128. Een aantal klachten uit 2011 kwam van sollicitanten die zijn afgewezen voor een traineeschap (2011-73, 2011-35 & 36; 2011-108). In de eerste twee gevallen konden de afgewezen kandidaten zich niet vinden in de afwijzingsredenen, en stelden dat vooroordelen een rol zouden hebben gespeeld. Deze klagers slagen er echter niet in een vermoeden van onderscheid aannemelijk te maken, terwijl de desbetreffende bedrijven en/of de door hen ingeschakelde wervings- en selectiebureaus wel in staat zijn om duidelijk te maken hoe zij tot een zo objectief mogelijk oordeel zijn gekomen. Een van deze bedrijven is zelfs door een andere klager er van beschuldigd ten onrechte voorkeur te hebben gegeven aan niet-westers allochtone kandidaten. De klacht is afkomstig van een Bulgaarse man die mee heeft gedaan aan een selectieprocedure voor het Rijkstraineeprogramma. Dit traject bestaat uit een centrale en een decentrale fase. In beide fases is sprake van een vorm van voorkeursbeleid. In de centrale fase, waarbij een beleid wordt gevoerd in het voordeel van niet-westerse allochtonen, selecteert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) kan127 In 2011-132 oordeelt de CGB dat een verschil in toonzetting tussen een afwijzingsbrief gericht aan een sollicitant met een buitenlandse naam en een gericht aan een sollicitant met een Nederlandse naam niet voldoende is om een vermoeden van onderscheid aannemelijk te maken. 128 Zie hierover: H.G. Siebers, Organisatiecultuur en verhulde discriminatie: over het onthullen van discriminatie in hedendaagse organisaties, in Oordelenbundel 2009, p. 237-254.
56 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
didaten en draagt deze voor aan de afzonderlijke ministeries. De man in kwestie is door BZK geselecteerd en voorgedragen voor een traineeplaats bij Infrastructuur en Milieu (I en M), onderdeel van Rijkswaterstaat. Bij I en M geldt vervolgens een streefcijfer van 20% voor het aantrekken van niet-westerse allochtonen. I en M heeft echter het vermoeden dat onderscheid is gemaakt op grond van de afkomst van de man kunnen weerleggen door te bewijzen dat hij individueel is beoordeeld en dat zijn afkomst geen rol heeft gespeeld. Er waren volgens I en M immers voldoende kandidaten van niet-westerse afkomst tijdens de interviews, en de selectiecommissie heeft zich uitsluitend, middels competentiegerichte vragen, op de kwaliteit van de kandidaten gericht. Om de objectiviteit van hun eigen waarnemingen te waarborgen, hebben zij deze kandidaat ook nog laten onderzoeken via een assessment. Omdat deze man al wel door de centrale selectieprocedure was gekomen, kon niet gesteld worden dat hij daarvan nadeel had ondervonden. Wel onderzoekt het CGB ten overvloede of het door BZK gevoerde voorkeursbeleid voor niet-westerse allochtonen voldoet aan de eis die de wet aan een dergelijk beleid stelt, en concludeert dat dit niet voldoet aan de zorgvuldigheids- en kenbaarheidscriteria. Met name stelt de CGB vast dat BZK niet de gelijke geschiktheid van kandidaten als leidend criterium heeft gehanteerd, maar de wens om 15% niet-westerse allochtonen aan te stellen. Bovendien is het voor kandidaten niet duidelijk volgens welke procedure is geselecteerd en hoe hun afkomst een rol speelt. Voordelen voor expats geen indirect onderscheid In het kader van de globalisering probeert Nederland zich te profileren als kenniseconomie. Buitenlandse bedrijven worden aangemoedigd zich in Nederland te vestigen, en worden gefaciliteerd bij het aantrekken van buitenlandse werknemers in concernverband.Vaak genieten dergelijke “kennismigranten” bepaalde voordelen binnen hun bedrijf. In Oordeel 2011-134 komt de vraag aan de orde of hiermee indirect onderscheid wordt gemaakt op grond van afkomst, nu dergelijke voordelen niet worden aangeboden aan personeel dat in Nederland is gevestigd. De klacht is afkomstig van een in Nederland gevestigde vrouw van Wit-Russische afkomst. Zij werkt bij een Russisch bedrijf dat dertig medewerkers in dienst heeft die Russisch spreken. Achttien van hen zijn ex-pats; de overige twaalf (waarvan tien eveneens van Russische afkomst) wonen permanent in Nederland. Anders dan hun permanent in Nederland wonende collega’s, krijgen de Russische ex-pats een vergoeding voor woonkosten en voor hun ziektekostenverzekering. Het senior management, dat uitsluitend uit Russische expats bestaat, krijgt bovendien een auto van de zaak. Om te kunnen achterhalen of met deze regelingen indirect onderscheid wordt gemaakt op grond van afkomst, laat de CGB aan de hand van een statistische analyse vaststellen of significant meer werknemers van Russische afkomst gunstigere arbeidsvoorwaarden genieten dan de werknemers van niet-Russische afkomst. Omdat dit niet het geval blijkt te zijn, oordeelt de CGB dat niet gebleken is dat onderscheid is gemaakt op grond van ras bij de arbeidsvoorwaarden. Belang van dossiervorming Oordeel 2011-33 gaat over een klacht van een vrouw die een aantal jaren bij een bedrijf op een afdeling werkt waar zij de enige vrouw is en de enige van niet-Nederlandse afkomst. Zij stelt dat zij gediscrimineerd wordt doordat haar collega’s discriminatoire opmerkingen maken over haar geslacht, afkomst en haar godsdienst. Nadat zij een paar keer ziek is uitgevallen, volgt mediation tussen de vrouw en haar direct lei-
RAS EN NATIONALITEIT
57 ..........
dinggevende waarin volgens de vrouw het discriminatieaspect niet aan de orde komt. Het bedrijf ontkent de stellingen van de vrouw, maar zes getuigen voor de vrouw en ook een getuige van het bedrijf bevestigen haar beweringen. De CGB stelt daarom vast dat, ondanks de ontkenningen van het bedrijf, er sprake is geweest van discriminatoire bejegening op grond van ras en geslacht, en dat er bovendien geen klachtenbehandeling heeft plaatsgevonden. Dit geval toont nogmaals het belang aan van een goede dossiervorming en van een actieve en doortastende houding aan de kant van de CGB bij het oproepen van getuigen die kunnen verklaren over wat er is gebeurd. In andere gevallen heeft de CGB geen verboden onderscheid kunnen vaststellen omdat partijen elkaar tegenspraken, en er geen of onvoldoende getuigenverklaringen waren om een vermoeden van discriminatie te onderbouwen.129 Kwaliteit klachtenbehandeling Zoals in voorgaande jaren heeft de CGB ook in 2011 veel aandacht besteed aan de kwaliteit van klachtenbehandeling. De CGB hecht er belang aan dat de werkgever, zodra deze op de hoogte is van mogelijk discriminatoire bejegening, met alle betrokken partijen – afzonderlijk en gezamenlijk – gesprekken voert over het bewuste voorval, dat de werkgever de uitkomst van de gesprekken terugkoppelt naar de betrokkenen en ook het verdere verloop van het proces bewaakt (2011-115; 2011119). Opnieuw geeft de CGB aan dat ook diegene die over discriminatie klaagt, zijn of haar verantwoordelijkheid moet nemen. Wil de werkgever werk kunnen maken van een klacht, dan zal de indiener wel concreet moeten aangeven waarom er sprake zou zijn van discriminatie (2011-57). Wel moet er altijd op een klacht worden gereageerd. Tijdsdruk en onderbezetting zijn geen aanvaardbare redenen om dat niet te doen (2011-123). Verwijzing naar culturele afkomst: wel of geen (indirect) onderscheid naar ras? Als laatste bespreken we een klacht dat verboden onderscheid is gemaakt op grond van ras bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De klacht is afkomstig van een Indiase man die in maart 2010 samen met twee andere mannen uit India is aangetrokken door een Nederlands adviesbureau dat bedrijven helpt bij het realiseren van kostenbesparingen bijvoorbeeld op het gebied van hun inkoopbeleid. In januari 2011 heeft de werkgever de man laten weten dat hij zou worden ontslagen. In een e-mail aan zijn advocaat heeft het bedrijf uitgelegd dat de redenen voor het ontslag zijn gelegen in een aantal factoren: “Enerzijds hebben deze te maken met culturele omstandigheden. Er blijkt onvoldoende aansluiting te zijn tussen o.a. de achtergrond en manier van werken van [de man] en de manier van werken in Nederland en binnen [het bedrijf] in dit geval. Mede hierdoor is het erg lastig voor [het bedrijf] om hem te plaatsen bij opdrachtgevers.” In een latere e-mail bericht voegt de werkgever hier nog aan toe dat de man “communiceert zeer formeel en is (…) niet to the point. Voor een deel is dat te wijten aan de taal, maar voor een heel groot deel is dat te wijten aan de manier van formuleren en wijze van communicatie juist ook in een meer informele setting. Het gevolg hiervan is dat hij niet genoeg in staat is verbinding te krijgen met de klant en met zijn collega projectleden.” In het verzoekschrift waarin het bedrijf aan de kantonrechter verzoekt de arbeids129 2011-65 & 66;2011-142;2011-128. In het laatste geval boden getuigenverklaringen wel voldoende ondersteuning om een vermoeden van onderscheid op grond van seksuele geaardheid te ondersteunen, maar niet een vermoeden van onderscheid op grond van ras.
58 ..........
´ & VAN WALSUM DAVIDOVI C
overeenkomst met de man te ontbinden, wordt gesteld dat de man niet goed functioneert, niet door een gebrek aan expertise, maar “voornamelijk door cultuurverschillen en met name waar het gaat om de manier van communiceren.” Minstens twee bedrijven zouden te kennen hebben gegeven niet met deze man te willen werken wegens het gebrek aan “cultural fit”. Het verzoekschrift meldt verder dat met de twee andere medewerkers uit India dezelfde problemen zich hebben voorgedaan, en dat deze ook zijn ontslagen. De CGB constateert dat de werkgever herhaaldelijk naar de culturele (Indiase) achtergrond van de man heeft verwezen en dat zij haar ervaringen met deze man vergelijkt met die met zijn twee Indiase collega’s. Op grond hiervan concludeert de CGB dat de werkgever een zeker verband heeft gelegd tussen de manier van communiceren van de man en zijn Indiase afkomst. Maar uiteindelijk slaagt de werkgever er in de CGB te overtuigen dat zij niet heeft gehandeld in strijd met de AWGB. Zij stelt dat de aard van de projecten die haar medewerkers moeten begeleiden, maakt dat daarvoor bepaalde vaardigheden nodig zijn: overtuigingskracht, communicatieve vaardigheden, gevoel voor politiek, tactisch vermogen en een pragmatische aanpak met name. Verschillende opdrachtgevers hebben aangegeven moeite te hebben met de (formele) manier van communiceren van de Indiase werknemer, zijn hiërarchische instelling en zijn onvermogen om pragmatisch te werken. Gesprekken hebben niet geholpen, en de werkgever verwacht niet dat de problemen met een communicatietraining kunnen worden opgelost. Ook een poging om de man te plaatsen als een inhoudelijke expert bij een opdrachtgever is niet gelukt. De werkgever legt uit dat met de term “cultural fit” wordt gedoeld op de bedrijfscultuur van de opdrachtgevers en daarmee ook van het adviesbureau zelf. De werkgever neemt hiermee afstand van de bewering dat de gebrekkige “cultural fit” te maken zou hebben met de Indiase afkomst van de man. De oorzaak zou ook kunnen liggen in zijn karakter of in het feit dat hij geen werkervaring heeft met de doelgroep van het adviesbureau, middelgrote organisaties. Niet zijn culturele afkomst vormde de aanleiding voor het ontslag, maar zijn slechte functioneren beoordeeld aan de hand van objectieve criteria zoals “klanttevredenheid”, “leiderschap”, “samenwerking” en “communicatievaardigheden”. Deze uitleg overtuigt de CGB dat de werkgever zakelijke en objectieve redenen had voor het besluit een ontbindingsverzoek in te dienen. Voor wat betreft de verwijzingen naar de culturele (Indiase) achtergrond van de man is het de CGB duidelijk geworden dat de werkgever niet handelde op basis van vooroordelen over die culturele achtergrond, maar hierin slechts een (mogelijke) verklaring heeft proberen te zoeken voor het beweerde disfunctioneren van de man. Wel merkt de CGB op dat deze verwijzingen beter achterwege hadden kunnen worden gelaten omdat door die opmerkingen een verkeerde indruk kan ontstaan over de motieven van de werkgever. Dat neemt niet weg dat voor de CGB is komen vast te staan dat de verwijzingen naar de culturele achtergrond van de man niet (mede) dragend zijn geweest voor de beslissing van de werkgever om hem te ontslaan. Eerder in ons commentaar bij de oordelen uit 2008 hebben wij de vraag opgeworpen in hoeverre selectiecriteria gerelateerd aan bedrijfscultuur kunnen worden los gezien van kenmerken gerelateerd aan meer algemeen geldende (nationale) culturen. De werkgever in dit geval lijkt er in elk geval van uit te zijn gegaan dat een bepaalde informele omgangsvorm algemeen gangbaar is in het Nederlandse bedrijfsleven, en dat zij haar Indiase werknemers hier niet zal kunnen inzetten, omdat zij een dergelijke omgangsvorm niet gewend zijn en zich daar ook niet in zullen kunnen schikken. De expliciet geuite veronderstelling was dat dit te maken had met hun Indiase afkomst. Pas als de klacht voor de CGB komt, overweegt de werkgever dat de specifieke bedrijfscultuur van haar klanten zou kunnen samenhangen met het feit dat deze
RAS EN NATIONALITEIT
59 ..........
allemaal middelgrote organisaties zijn, en dat het onvermogen van de werknemer zich hierin te schikken te maken kon hebben met zijn gebrek aan ervaring met dergelijke organisaties en/of met zijn persoonlijkheid. Dit zijn mogelijke verklaringen voor de mislukte samenwerking, maar de mogelijkheid dat in Nederland een minder formele bedrijfscultuur heerst dan in India, en dat de geconstateerde “cultural misfit” ook daarmee te maken heeft, is dat ook. Het blijft een hypothese die bewezen of gefalsificeerd kan worden. Als het waar blijkt te zijn, dan doet de vraag zich voor of selecteren op grond van het zich wel of niet kunnen schikken naar informele omgangsvormen een (eventueel te rechtvaardigen) vorm van indirect onderscheid op grond van afkomst is, net als selecteren op taalvaardigheden. Nu Nederland haar arbeidsmarkt heeft opengesteld voor kennismigranten uit het buitenland, en het denkbaar is dat werkgevers buitenlandse kandidaten zullen selecteren op grond van hun veronderstelde “cultural fit”, lijkt ons dit geen triviaal vraagstuk. 5
SLOT
Wij hopen dat wij in deze bijdrage duidelijk hebben kunnen maken dat in Nederland op het gebied van racismebestrijding nog het nodige te doen valt. Toegegeven, de complexe aard van deze problematiek, waarbij kwesties van nationaliteit, (bedrijfs) cultuur, taal, fysieke kenmerken en etnische afkomst alle wel of juist niet van betekenis kunnen zijn, maakt het niet altijd makkelijk de vinger op de zere plek te leggen. Behalve de vaak aanwezige bewijsrechtelijke problemen, kan deze complexiteit wellicht verklaren waarom ook dit jaar naar verhouding weinig klachten gegrond zijn verklaard door de Commissie. Wellicht zou een doeltreffend juridisch instrumentarium tegen meervoudige discriminatie kunnen bijdragen aan het meer zichtbaar maken van onderscheid op grond van ras of nationaliteit. Een en ander doet niet af aan het gegeven dat elders in Europa en ook op het niveau van de EU de nodige initiatieven worden genomen om discriminatie op grond van ras of nationaliteit te bestrijden. Nederland loopt hierin niet bepaald voorop. Ook op internationaal niveau schittert Nederland door afwezigheid, met name op het derde VN-racismeconferentie in New York. Recente gebeurtenissen maken duidelijk dat racistisch geweld tegen minderheden een reëel gevaar vormt in Europa, ook in Nederland. De Nederlandse autoriteiten zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen: minder fixatie op het vermeend crimineel gedrag van bepaalde bevolkingsgroepen, en meer aandacht voor de uitsluitingsprocessen waaraan zij worden blootgesteld.