Afrika Focus, Vol. 14, Nr. 1, 1998, pp. 7-16.
NATIONALITEIT IN BELGISCH CONGO : CONSTRUCTIE EN VERBEELDING
Tom DE MEESTER Vakgroep Nieuwste Geschiedenis (RUG) Blandijnberg 2 B-9000 Gent
e-mail:
[email protected]
SUMMARY NATIONALITY IN THE BELGIAN CONGO : CONSTRUCTION AND IMAGINATION This article discusses nationality law in the Belgian Congo and analyses theoretical disputes in the contemporary legal literature concerning issues of nationality and racial segregation in colonial society. The Belgian nationality of the black inhabitants of the Congo region is depicted as mere rhetoric, since it did not protect them from racial segregation and severe discrimination. The minor importance of national boundaries in colonial society and the domination of social reality by a hegemonic racial idiom were reflected in an insufficient and inaccurate nationality law. Colonial law and regulations moreover, were built around racial categories the mutual boundaries of which were not clearly defined. KEY WORDS : Congo, colonial law, nationality law, racial domination, colonial discourse
7
1. INLEIDING : DE NATIE ALS JURIDISCHE CONSTRUCTIE In de internationale historiografische en sociaal-wetenschappelijke literatuur worden naties en nationale identiteiten steeds meer als contingente, historische constructies beschouwd. Daarbij wordt steevast het instrumenteel gebruik van het natieconcept door nationalistische elites benadrukt. De natie heet een nationalistische projectie te zijn. De natie is echter niet louter een ideologisch concept. Naast de verbeelde werkelijkheid van de natie is er ook de concrete afbakening van de natie door de nationaliteitswetgeving. De juridische grenzen van de natie staan op papier. In de moderne natiestaat bepaalt de nationaliteitswetgeving wie tot de uitverkoren groep van staatsburgers behoort, en ipso facto van bepaalde voorrechten kan genieten. De concrete verwervings- en verliesmechanismes van de nationaliteit leiden in de praktijk tot een systematische, continue reproductie van een juridische natie. 1
2
De constructie van een natie, van een 'eigen volk', impliceert de uitsluiting van diegenen die niet tot de nationale gemeenschap behoren. De nationaliteitswetgeving definieert de groepen die geen aanspraak kunnen maken op de nationaliteit. Deze juridische en politieke constructie van een 'eigen volk' en van 'de anderen' is niet onschuldig, maar wortelt in processen van betekenisverlening en identiteitsvorming. Vanuit die overweging wil ik enkele 3
Benedict Anderson, Imagined communities. Reflections on the origin and spread of nationalism (Londen 1983); William Rogers Brubaker, 'Rethinking nationhood: nation as institutionalized form, practical category, contingent event', in: Idem, Nationalism reframed. Nationhood and the national question in the New Europe (Cambridge 1996) 13-22; Bob Carter, Marci Green en Rick Halpem, 'Immigration policy and the racialization of migrant labour: the construction of national identities in the USA and Britain', Ethnic and Racial Studies, 19 (1996) 135-157; Ernest Gellner, Naties en nationalisme (Amsterdam 1994); Eric Hobsbawm, Nations and nationalism since 1780. Programme, myth, reality (Cambridge 1990); Peter Jackson en Jan Penrose, 'Placing "race" and nation', in: Peter Jackson en Jan Penrose (eds.), Constructions of race, place and nation (Londen 1993) 1-26. Voor een overzicht, zie Leo Lucassen, 'Het onontkoombare nationaliteitsbeginsel. Enige recente literatuur over (im)migratie en natievorming', Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 19 (1993) 489-505; Tom De Meester, 'De exclusieve natiestaat. Pleidooi voor een constructivistische benadering van nationalisme en nationale identiteit', Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 27 (1997) 473-547. 1
William Rogers Brubaker, Citizenship and Nationhood in France and Germany (CambridgeLonden 1992)21. 2
Tom De Meester, De uiterwaarden van de natie. Nationaliteitswetgeving en naturalisatie in België (1894-1965 (Gent 1998) (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). 3
8
beschouwingen wijden aan de juridische categorisering van de zwarte bevolking in Belgisch Congo door de koloniale elites in het algemeen, en aan hun nationaliteitsstatuut in het bijzonder. 4
2. BELG OF GEEN BELG ? Een eerste vaststelling is dat de annexatie van Congo door de Belgische staat in 1908 niets veranderde aan de Belgische nationaliteitswetgeving, terwijl bijvoorbeeld de annexatie van de Oostkantons na de Eerste Wereldoorlog wel belangrijke implicaties had. Welke was dan de nationaliteit van de Congolezen na de annexatie door België? Vóór de annexatie door de Belgische staat, werden de modaliteiten van de nationaliteitsverwerving en -verlies in Congo geregeld door het Congolees Burgerlijk Wetboek, de dato 17 december 1892. Daarover is geen twijfel mogelijk. De situatie na 1908 is minder éénduidig. Vast staat dat het Congolees Burgerlijk Wetboek nooit door het Belgische parlement is geannuleerd. 5
6
7
Sommige auteurs beweerden wel dat het Congolees Burgerlijk Wetboek simpelweg vervallen was door het feit zelf van de annexatie, maar in werkelijkheid werd het Burgerlijk Wetboek van de (onafhankelijke) Vrijstaat Congo opgenomen in de Charte Coloniale, de grondwet zeg maar van de Belgische kolonie. De jurist Grootaert merkte terecht op dat dit feit .op zich al een contradictio in terminis was. Door de annexatie werd de Congolese nationaliteit de jure geannuleerd, en de Congolezen kregen van rechtswege de Belgische nationaliteit. Sohier daarentegen stelde enerzijds dat de Congolezen volgens de Belgische grondwet alleen de Belgische nationaliteit konden hebben als dat ook uitdrukkelijk zo vermeld stond in het Belgisch Burgerlijk Wetboek. Wat duidelijk niet het geval was. Anderzijds kon Sohier niet om de vaststelling 8
Zie ook: Tom De Meester, 'Placebo-Belgen. De reproductie van de juridische natie in Belgisch Congo (1908-1960)', Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, XXTV (1998) 235-254.
4
Tom De Meester, 'De natie onder vuur. De impact van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog op de juridische afbakening van het "eigen volk" ', Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 3 (1997) 77. 5
6
A. Sohier, 'La nationalité des Congolais', Journal des tribunaux d' outre-mer (1950) 49.
J. E. A. Grootaert, 'De nationaliteit van de Kongolese Kreolen. Met enkele beschouwingen over de benamingen: 'inlander - neger - zwarte en blanke' ', Rechtskundig Weekblad, 17 (1954) 1804.
7
8
M. Verstraete, La nationalité Congolaise (Brussel 1959) 22.
9
heen dat Congo onbetwistbaar Belgisch grondgebied was. Hoe zou er dan een Congolese nationaliteit kunnen voortbestaan? Sohier vond een uitweg uit dit juridische kluwen in de stelling dat de Congolese onderdanen de Belgische nationaliteit hadden, niet krachtens de Belgische nationaliteitswetgeving, maar uit hoofde van hun Congolese hoedanigheid. Volgens deze merkwaardige logica waren de Congolezen Belg omdat ze Congolees waren. Tenminste, volgens Sohier. Ik herhaal het, in de Belgische nationaliteitswetgeving wordt over de Congolezen niet gesproken, in de Congolese nationaliteitswetgeving staat dat de Congolezen Congolees zijn. 9
10
Nu hadden de Congolezen - of exacter, de inwoners van Congo met de hoedanigheid van Congolees - weliswaar de Belgische nationaliteit (laten we dit aannemen) maar dat maakte van hen nog geen Belgische staatsburgers. De juridische loodgieterij van Sohier en anderen was er immers niet op gericht om van de Congolezen volwaardige Belgen te maken, wel integendeel. Dat blijkt al uit de terminologieën die in de juridische literatuur worden gebruikt. Er wordt steevast vertrokken van een conceptueel onderscheid tussen 'essential nationals' en 'false nationals', om het met de woorden van de filosoof Etienne Balibar te zeggen. Sohier onderscheidt bijvoorbeeld 'Belgen van moederlands statuut' en 'Belgen van Congolees statuut'. Van der Kerken heeft het over 'Belgische burgers' en 'Belgische onderdanen'. Grootaert heeft het over 'Belgen' enerzijds en 'Kongolese Belgen' of'Belgen-Kongolezen' anderzijds. 11
12
Vergelijk ook : J. E. A. Grootaert, 'De nationaliteit', 1804; A. Sohier, 'La nationalité', 49; Justin Van Cleemputte, "Naturalisation ordinaire. Demandes des sieurs Cyrille Andreiu et André-Marie-Joseph des Hays de Gassart, juges au Congo Belge. Rapports et projets de loi. Nr. 3035, Demande du sieur Cyrille Andreiu', Parlementaire Handelingen van de Kamer (verder PDK), 1912-1913, 02.05.1913, nr. 236, 2-3 en 6-7; Jean Stengers, Congo, mythes et réalités; 100ans d'histoire (Parijs-Louvain-la-Neuve 1989) 179. 9
A. Sohier, 'La nationalité', 49. Zie ook J. E. A. Grootaert, 'De nationaliteit', 1804. De inwoners van het mandaatgebied Ruanda-Urundi hebben de Belgische nationaliteit, in tegenstelling tot de Congolezen, nooit gekregen, enkele uitzonderlijke naturalisaties niet te na gesproken. De inwoners van het Belgische mandaatgebied werden beschouwd als administrés belges, onderworpen aan de Belgische autoriteiten en aan de wetgeving die door het Belgische parlement werd uitgevaardigd. De Belgische nationaliteit kregen ze niet. De souvereiniteit over Ruanda-Urundi berustte immers niet bij België, maar bij de Verenigde Naties. 10
" Etienne Balibar, 'Racism and nationalism', in: Etienne Balibar en Immanuel Wallerstein, Race, Nation, Class. Ambigious Identities (London-New York 1991) 60. Brief van de Algemeen Bestuurder der Openbare Veiligheid [s.n.] aan de Hoofdcommissaris van Politie Antwerpen [s.n.], 18.05.1912, Algemeen Rijksarchief Brussel (verder ARAB), Vreemdelingenpolitie, portefeuille 420, ongenummerd document; A. Sohier, La nationalité', 50; M. Verstraete, Belgisch onderdaanschap en Belgisch burgerschap', Rechtskundig Weekblad, 10 (1947) 1282; M. Grèvecoeur, "Des différentes catégories de personnes en droit congolais et de la 12
10
3. RACIALE CATEGORIEËN EN DE REPRODUCTIE VAN ONGELIJKHEID De wankele juridische basis van de 'Belgische' nationaliteit van de Congolese inboorlingen, en het conceptuele onderscheid tussen volwaardige en minderwaardige Belgen, komen natuurlijk niet uit de lucht vallen. In de Belgische kolonie was de nationaliteit van een individu nauwelijks relevant. De fundamentele breuklijnen waarlangs de gesegregeerde koloniale 'samenleving' geconstrueerd werd, liepen dwars door de virtuele juridische scheidslijn tussen Belg en vreemdeling. De discriminatiemechanismes in de Belgische kolonie entten zich niet op het juridische onderscheid tussen Belg en vreemdeling, maar vertrokken van een raciaal referentiekader. De koloniale wetten en reglementen waren doorspekt met een veelheid aan raciale categorieën. Termen als 'Europees ras', 'kleurlingen', 'zwart ras', 'inboorlingenras', 'de Blanken', 'de Zwarten', 'de negers', werden voortdurend door en naast elkaar gehanteerd. Een exacte definitie van die categorieën ontbrak echter, en bijgevolg was de feitelijke reikwijdte van de begrippen hoogst onduidelijk. De conceptuele chaos en semantische verwarring in de wetgeving leidden in de praktijk tot een vaak onlogische en opportunistische interpretatie van bepaalde termen door de koloniale rechtbanken, wat resulteerde in vormen van arbitraire rechtspraak à la tête du cliënt. 13
Aan het conceptuele raciale onderscheid in de koloniale wetgeving werden uiteraard effectieve discriminaties gekoppeld. Zo mochten bijvoorbeeld alleen personen van Europees ras in de Europese wijken van de steden wonen of verblijven. Alleen personen van het 'blanke ras' mochten wapens dragen. Voor personen van niet-Europees ras was er een verbod op alcohol, en de bioscopen waren voorbehouden voor blanken. 14
situation juridique des personnes de sang mêlé', Revue Juridique du Congo Belge, 23 (1947) 81. G. Van der Kerken, 'Le statut des 'sans nationalité' ('Heimatlosen') et de leurs descendants en droit congolais', Institut Belge de droit comparé. Revue trimestrielle, 24 (1938) 11; A. Rubbens, 'Les différents statuts des habitants du Congo', Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Mededelingen der Zittingen, 24 (1953), 436. 13
G. Van der Kerken, 'Le statut des 'sans nationalité' ', 9; M. Grèvecoeur, 'Des différentes catégories', 83. De erotiek en het geweld in bioscoopfilms werden beschouwd als uiterst schadelijk voor de mentaliteit van de inboorlingen. Cfï. Jean-Luc Vellut, 'Une image du blanc dans la société coloniale', in: Jean Pirotte (éd.), Stéréotypes nationaux et préjugés raciaux aux XIXe etXxe siècles (Louvain-la-Neuve 1982), 98-99. M
11
Ook in de juridische doctrine duiken raciale begrippen met de regelmaat van de klok op, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Van der Kerken neemt in 1937 geregeld het begrip race indigène in de mond, terwijl Sohier het in 1953 voortdurend over la race noire heeft. Men zou kunnen denken dat het begrip 'ras' hier niet de biologische, racistische connotatie heeft, die we er vandaag achter zoeken. Toch wel. Volgens Verstraete werd een ras gekenmerkt door somatische karakteristieken van linguïstische, culturele, mentale en religieuze aard. Grèvecoeur beweerde, met een beroep op de etnografische expertise ter zake, dat het ene ras van het andere onderscheiden werd door belangrijke fysieke criteria, zoals haarkleur, pigment en schedelomtrek. In niet mis te verstane bewoordingen onderstreepte hij dat [...] la race découle du fait matériel de la procréation. C' est le sang qui fait la race. 15
16
4. OVER INLANDERS EN ÉVOLUÉS : DE NUANCES VAN DE KOLONIALE CLASSIFICATIE Naast de uitgesproken raciale begrippen, stond ook het concept van /' indigène, de 'inlander', centraal in de koloniale terminologie. De koloniale doctrine en jurisprudentie hebben echter nooit overeenstemming kunnen bereiken over de exacte betekenis van de term. Il est assez piquant de relever qu' après 75 ans de colonisation nous en soyons venus à ne plus savoir ce qu' est un indigène, stelde Rubbens in 1953. Volgens Grootaert was 'inlander' synoniem voor 'inboorling', een individu dat geboren was in Congo. Vanuit die optiek moesten strikt genomen dus ook de creolen - de in Congo geboren kinderen van kolonialen - als 'inlanders' beschouwd worden. Rubbens verwerpt die zienswijze, om begrijpelijke redenen (stel je voor: een blank kind dat juridisch gezien een 'inboorling' zou moeten genoemd worden) maar op basis van de jurisprudentie en na een ingewikkelde argumentatie die ik u bespaar komt hij hoe dan ook tot de vaststelling dat specifieke categorieën blanke kinderen strikt juridisch gezien niet anders dan 'inboorlingen' kunnen genoemd worden. En dat is uiteraard onaanvaardbaar. 17
18
A. Sohier, 'Intervention à propos de 1' étude sur les différents statuts des habitants du Congo de M. A. Rubbens', Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut. Mededelingen der Zittingen, 24 (1953) 440; G. Van der Kerken, 'La nationalité des Congolais', 183. 15
M. Verstraete, La nationalité Congolaise, 7; M. Grèvecoeur, 'Des différentes catégories', 81, 126. Voor de visies op raciale discriminatie in de contemporaine juridische literatuur, zie Tom De Meester, 'Placebo-Belgen', 243-245. 16
17
A. Rubbens, 'Les différents statuts', 424.
18
J. E. A. Grootaert, 'De nationaliteit', 1801; A. Rubbens, 'Les différents statuts', 429.
12
In de raciale stratificatie van de Congolese realiteit namen de geïmmatriculeerde inboorlingen, de zogenaamde évolués, een aparte plaats in. De immatriculatie - of registratie - van 'ontwikkelde' Congolezen was geen innovatie van de Belgische kolonisatoren. Al ten tijde van Leopold II, absoluut monarch van Vrijstaat Congo, werd er een onderscheid gemaakt tussen geïmmatriculeerde en niet-geïmmaticuleerde inboorlingen. Het statuut werd overgenomen in de Charte Coloniale. De Belgische kolonisator blies het immatriculatie-concept nieuw leven in met het decreet van 17 mei 1952. De inlandse gemeenschap werd onderverdeeld in verschillende klassen, met het individuele beschavingsniveau en ontwikkelingspeil als criterium. Rond het concept van de immatriculatie hangt in de juridische literatuur een waas van heroïsche retoriek die de missionaire strijd van het Belgische Imperium tegen het primitieve gewoonterecht graag in historisch perspectief plaatst. Zo verwijst Rubbens naar de historische strijd in Europa tussen de barbaarse gebruiken en het superieure Romeinse recht. 19
20
21
22
Het belang van de immatriculatie voor de Congolese évolués zelf mag niet overschat worden. De immatriculatie gaf helemaal geen toegang tot dezelfde rechten als de blanken. Het decreet van 17 mei 1952 over de immatriculatie had alleen betrekking op de burgerlijke rechten. Geïmmatriculeerde inboorlingen waren niet onderworpen aan het 'primitieve' gewoonterecht. De sociale wetgeving, het strafrecht, en de politionele reglementen bleven echter onverminderd van kracht, en op dat vlak kon er hoegenaamd geen sprake zijn van gelijkstelling met de blanken. Grèvecoeur mag de geïmmatriculeerde Congolezen dan wel niet als inboorlingen beschouwen (want c ' est la coutume indigène qui fait l'indigène), in de praktijk bleven ook zij onderworpen aan de speciale reglementering inzake nachtelijke verplaatsingen, landloperij, paspoorten, openbare ordeverstoring, alcoholische consumptie, vrijheid van vereniging, wapendracht, en hygiëne. 23
Dit onderscheid vindt een wettelijke ondersteuning in de decreten van 4 mei 1894 en 18 mei 1900. A. Durieux, 'De la naturalisation', 133.
19
R. Germaux, La Charte Coloniale, brièvement annotée d'après les travaux parlementaires (Luik s.d.). Zie ARAB, Vreemdelingenpolitie, portefeuile 420, ongenummerd.
2 0
Volgens Van der Kerken hebben sommige kolonialen op een bepaald ogenblik aan de koloniale overheid gevraagd om de categorie geïmmatriculeerden nog verder onder te verdelen in 'inboorlingen met de grote immatriculatie' en 'inboorlingen met de kleine immatriculatie', maar zover is het niet gekomen. G. Van der Kerken, 'La nationalité des Congolais', 188. 21
2 2
A. Rubbens 'Les différents statuts', 439.
M. Grèvecoeur, 'Des différentes catégories', 208; A. Rubbens, 'Les différents statuts', 430431; A. Durieux, 'De la naturalisation', 129. 23
13
De Belgische onderdanen, évolués en inboorlingen, werden in de kolonie in meerdere opzichten gediscrimineerd ten opzichte van de Belgische staatsburgers. Belgische onderdanen hadden geen politieke rechten, en waren bijgevolg in principe onderworpen aan het willekeurig gezag van de koning. De onschendbaarheid van woonplaats, recht en vrijheid van eigendom, vrijheid van eredienst, van onderwijs, van persoon, en van taalgebruik waren gewaarborgd, maar Belgische 'onderdanen' konden geen aanspraak maken op fundamentele basisrechten zoals de gelijkheid voor de wet, de vrijheid van vergadering, van vereniging en van drukpers. Hoeft ook niet, merkt Verstraete fijntjes op, het feit dat deze rechten niet grondwettelijk gewaarborgd zijn, betekent nog niet dat die rechten in de praktijk ook stelselmatig geweigerd zouden worden. Wie klaagt er dus? En het feit dat de pers aan preventieve censuur onderworpen is, verhindert de bevolking van Congo toch niet om vrij haar mening te verkondigen? 24
25
26
5. DE CONGOLESE NATIONALITEITSWETGEVING EN DE REPRODUCTIE VAN EEN VIRTUELE NATIE Terwijl de Belgische nationaliteit van de Congolese inboorlingen de jure niet meer dan een hersenschim was, en de Congolese nationaliteit niet meer kón bestaan, bleef de Congolese nationaliteitswetgeving van weleer wel nog een 'nationale' collectiviteit van Belgische onderdanen afbakenen. Het Burgerlijk Wetboek van 27 december 1892 van de Onafhankelijke Congostaat - dat tijdens de koloniale periode ook nooit meer gewijzigd werd - bepaalde wie wel en wie geen Belgisch onderdaan was. Niet dat het veel belang had. 27
Ter nuancering moet hieraan toegevoegd worden dat het stemrecht van de Belgische kolonialen tijdens hun verblijf in de kolome opgeschort werd. Sommige kolonialen vonden volgens Verstraete dat dit niet in overeenstemming te brengen was met een echte democratie. 24
Verstraete vreesde echter dat de deelname van de kolonialen aan de verkiezingen in het moederland alleen voor verdeeldheid en onenigheid zou zorgen. M. Verstraete, 'Belgisch onderdaanschap', 1284-1285. Cfr. P. Coppens, 'Citoyens', 249; A. Sohier, 'La nationalité', 51. 25
26
M. Verstraete, 'Belgisch onderdaanschap', 1288-1289.
Van der Kerken stelt in 1937 dat de Congolese nationaliteitswetgeving sinds 1892 niet meer aangepast werd. Sporen van eventuele latere wijzingen ontbreken. In 1950 werd een interdepartementale commissie opgericht met ambtenaren van de Ministeries van Koloniën, Justitie en Binnenlandse Zaken om de problematiek van de nationaliteitsverwerving in Congo te bestuderen, maar dat leverde niet meteen veel op. Het commissieverslag was pas klaar in 1958, en toen de geschiedenis het in 1959-1960 plots op een lopen had gezet, werd het verslag vertikaal geklasseerd. Wegens niet langer relevant. G. Van der Kerken, 'La nationalité des 27
14
De status van Belgisch onderdaan kon in Congo op vier manieren verkregen worden, met name door geboorte op het grondgebied van de kolonie uit inlandse ouders, door naturalisatie of nationaliteitsoptie, en op basis van een zogenaamde présomption de la loi. * Twee voorbeelden kunnen duidelijk maken hoe slecht de Congolese nationaliteitswetgeving-die-er-eigenlijk-geenwas op de koloniale realiteit was afgesteld. 2
De présomption de la loi hield bijvoorbeeld in dat kinderen van niet-Congolese ouders die in Congo geboren werden, automatisch Congolees werden bij hun meerderjarigheid, tenzij ze uitdrukkelijk lieten weten dat ze dit niet wilden. Die maatregel was uiteraard ook van toepassing op creolen en mulatten, en daar was in de juridische literatuur nogal wat heisa over. Verstraete omschrijft het mechanisme in 1959 als een vorm van 'clandestiene incorporatie'. Kinderen van Belgen werden dus bij hun meerderjarigheid automatisch - want wie was van dat mechanisme op de hoogte ? - 'Congolees', strikt genomen. Ze ruilden hun volwaardig statuut van Belg dus in voor het minderwaardig statuut van 'Belgisch onderdaan'. Uiteraard bleef dit louter juridische fictie, in de praktijk golden andere normen. 29
Een ander staaltje van juridische spitstechnologie werd gefabriceerd naar aanleiding van de vraag of Congolezen die in Congo verbleven, zich tot Belgisch staatsburger konden laten naturaliseren. Dat zou een manier geweest zijn om gelijke rechten te verkrijgen. Antwoord : Congolezen konden zich niet laten naturaliseren. Waarom niet? Ten eerste omdat Congo in de Belgische nationaliteitswetgeving pour la besoin de la cause niet als Belgisch grondgebied werd beschouwd, en wie zich wilde laten naturaliseren, moest op Belgisch grondgebied wonen, en ten tweede omdat alleen vreemdelingen de Belgische nationaliteit konden verwerven. Welnu, Congolezen waren geen vreemdelingen, maar Belgische onderdanen. Ze hadden de Belgische 30
Congolais', 186; M. Verstraete, La nationalité Congolaise, 26-28. De mechanismes van nationaliteitsverwerving en -verlies worden uitgebreid geanalyseerd in Tom De Meester, 'Placebo-Belgen'.
28
29
M. Verstraete, La nationalité, 33.
Van Cleemputte, verslaggever van de naturalisatiecommissie van de Kamer, stelde in 1913 : '[..] La Commission du Sénat, le Sénat, la Commission de la Chambre, la Chambre, le législateur belge, ont-ils jamais entendu que les Congolais, habitants des forêts équatoriales, fussent, du chef de cette résidence, naturalisés et devinssent Belges à V égal des étrangers établis en Belgique et en contact avec nos lois, nos institutions, nos moeurs ?' Justin Van Cleemputte, TMaturalisation ordinaire. Demandes des sieurs Cyrille Andreiu et André-MarieJoseph des Hays de Gassart, juges au Congo Belge. Rapports et projets de loi. Nr. 3035, Demande du sieur Cyrille Andreiu', PDK, 1912-1913,02.05.1913, nr. 236, 7. 30
15
nationaliteit dus al. Wat het Belgische parlement trouwens niet verhinderd heeft om toch enkele Congolezen tot Belg te naturaliseren, onder andere een bediende van het Afrikamuseum in Tervuren. 32
6. BESLUIT De Belgische kolonisatie van Congo gaf dus aanleiding tot nogal wat juridische fantasieën. Een nationaliteitswetgeving die niet meer bestaat, maar toch nog van toepassing blijft; een grondgebied dat nu eens Belgisch is, en dan weer niet; Congolezen die de Belgische nationaliteit hebben, maar die niettemin tot Belg genaturaliseerd worden. Het geknutsel van de heren juristen is weliswaar vermakelijk, maar achter de luchtkastelen van de juridische retoriek duikt de pijnlijke realiteit op van een koloniale samenleving die doordrenkt was van een racistisch referentiekader. Bij wijze van afsluitende beschouwing nog twee opmerkingen: Ten eerste is de color line niet de enige fundamentele grenslijn in de koloniale samenleving. Ook etnische en sociale tegenstellingen spelen een belangrijke rol. In dat verband dringt zich trouwens de vraag op in welke mate de koloniale elite etnische en sociale tegenstellingen heeft geconstrueerd, versterkt of integendeel bestreden, en hoe raciale, etnische en sociale tegenstellingen zich onderling verhouden, in de realiteit-op-het-terrein, en in het discours en het beleid van de koloniale overheid. Ten tweede wordt de sociale realiteit van de koloniale samenleving natuurlijk niet rechtstreeks beïnvloed door juridische definities an sich. Een dergelijke anti-materialistische visie houdt geen rekening met het belang van de implementatie van juridische concepten en hiërarchieën door het staatsapparaat. De administratie bijvoorbeeld beperkt zich niet tot het registreren van juridische definities, zoals de Franse historicus Gérard Noiriel terecht heeft opgemerkt, de koloniale administratie draagt op substantiële wijze bij tot de feitelijke constructie van die categorieën in de praktijk."
3
' A. Sohier, 'La nationalité ', 50.
32
G. Van der Kerken, 'La nationalité des Congolais ', 185.
G. Noiriel, La Tyrannie du National. Le droit d'asile en Europe (1793-1993) (Paris 1991), 319.
33
16