I n sp ectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Rapportage risicoanalyse domein brandweerzorg 2006 ‘ WAT Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E K N E L P U N T E N E N A F B R E U K R I S I C O ’ S D I E H E T F U N C T I O N E R E N VA N D E B R A N D W E E R B E D R E I G E N ? ’
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 1
Rapportage risicoanalyse domein brandweerzorg 2006 ‘ WAT Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E K N E L P U N T E N E N A F B R E U K R I S I C O ’ S D I E H E T F U N C T I O N E R E N VA N DE BRANDWEER BEDREIGEN?’
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Den Haag maart 2006
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 2
INSPECTIE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) Bezoekadres: Juliana van Stolberglaan 148, 2595 CL Den Haag Postadres: Postbus 20011, 2500 EA Den Haag Telefoon: (070) 426 73 43 Telefax: (070) 426 69 90 Website: www.ioov.nl
COLOFON
Uitgave: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Projectuitvoering: F. Blaauw MCDm. en drs. A. Jagan Lay out: Grafisch Buro van Erkelens Beeld cover: Grafisch Buro van Erkelens Drukwerk: Hega Offset
maart 2006
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 3
Samenvatting De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid wil onderzoeken uitvoeren die bijdragen aan het beter functioneren van brandweer, politie en rampbestrijdingsorganisatie. Hiervoor is het nodig dat de juiste onderzoeken worden uitgevoerd: het moet duidelijk worden wat de grootste problemen zijn die het goed functioneren van de diensten in de weg staan. Een risicoanalyse is nodig om hier achter te komen. Risicoanalyse in dit rapport is het achterhalen en benoemen van de belangrijkste ervaren knelpunten en afbreukrisico’s die het functioneren van de brandweer bedreigen. In de maand september van 2005 heeft de Inspectie voor het domein brandweerzorg een risicoanalyse uitgevoerd. Hiervoor zijn drie Group Decision Room (GDR) sessies georganiseerd. Rond de 50 experts uit verschillende disciplines hebben hieraan deelgenomen. Dit waren experts uit het brandweerveld, de beleidsafdelingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en andere (landelijke) organisaties. Aan deze experts is gevraagd de problemen te identificeren die het goed functioneren van de brandweer (kunnen) bedreigen. De Inspectie zelf heeft vervolgens langs een zelfontwikkelde methode de afbreukrisico’s voor minister, departement en de eigen organisatie in beeld gebracht. De resultaten van de risicoanalyse gaan scherp in op de knelpunten binnen het brandweerveld. Zaken die goed gaan blijven hierdoor buiten beschouwing. Dit is eigen aan de gebruikte methodiek. De experts zijn aangemoedigd om de bedreigingen voor de brandweer scherp te formuleren, zonder nuancering, met als doel de kern van deze bedreigingen helder te krijgen. Hieronder staan de knelpunten en afbreukrisico’s, in willekeurige volgorde, die uit de risicoanalyse volgen. Het lerend vermogen van de brandweer Het lerend vermogen van de brandweer is nog onvoldoende ontwikkeld. Door het ontbreken van systematische evaluatiemethoden met daaraan gekoppeld een sluitende leercyclus leert de brandweer slechts beperkt van eigen en andermans ervaringen. Daarnaast is een cultuur van zelfreflectie, die past bij een zelflerende organisatie, geen gemeengoed. De competenties van het hogere brandweerkader Het strategisch kader van de brandweer (onder andere lokale commandanten) heeft niet altijd de juiste competenties om de beheersmatige kant van de brandweer op een
3
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 4
goede manier vorm en inhoud te geven. Het probleem zit dus niet in het vakinhoudelijke aspect, maar in het bedrijfsmatige en bestuurlijke. Zo zijn bijvoorbeeld politiek-bestuurlijke competenties minder ontwikkeld waardoor aansluiting bij het bestuur vaak onvoldoende is. Daarnaast blijkt de bedrijfsvoering binnen brandweerkorpsen vaak niet resultaatgericht te zijn. Het innovatievermogen van de brandweer Er is weinig aandacht voor het georganiseerd innoveren van de brandweer. Hierdoor is de brandweer onvoldoende in staat om een voortrekkersrol binnen de fysieke veiligheid te vervullen. Belangrijke innovaties komen niet of slechts plaatselijk voor. Dit vindt onder andere zijn oorzaken in behoudendheid, conservatisme, een gecultiveerd improvisatievermogen en een cultuur van gezamenlijkheid en streven naar consensus. De professionaliteit van het brandweerpersoneel Brandweerpersoneel dat bezig is met de uitvoering van pro-actie en preventie is onvoldoende in staat om de regelgeving op hun terrein te beheersen en toe te passen. Deze regelgeving is vaak complex en onvoldoende duidelijk met als gevolg dat er grote verschillen in de toepassing van die regels zijn. De brandweer wordt daarnaast geconfronteerd met maatschappelijke ontwikkelingen zoals verdichting, technologische vooruitgang, maatschappelijke druk en juridisering van de samenleving, die het vak complexer maken. De organisatie en het brandweerpersoneel zijn, ondanks inspanningen, niet altijd in staat om deze ontwikkelingen goed te volgen en dat geeft afbreukrisico’s bij het repressieve optreden. Het brandweerbestel Het ontbreken van duidelijke landelijke kaders is een afbreukrisico. De gemeentelijke autonomie zorgt ervoor dat er niet daadkrachtig en uniform opgetreden kan worden. Het huidige brandweerbestel kan hierdoor verlammend werken op verdere ontwikkeling en professionalisering van de brandweer. Daarnaast zorgt het bestaan van lokale regelgeving voor rechtsongelijkheid tussen inwoners en bedrijven van verschillende gemeenten. De informatiehuishouding Er is onvoldoende informatie-uitwisseling tussen de disciplines, zowel intern binnen de veiligheidsketen (van preventie en preparatie naar repressie) als extern (met andere gemeentelijke en hulpverleningsdiensten). In de steeds complexere omgeving waarin de brandweer opereert kan dit zorgen voor risicovolle situaties. Dit probleem doet zich op verschillende niveaus voor, van strategisch tot en met operationeel.
4
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 5
Cultuur Binnen de genoemde thema’s is steeds een duidelijk cultuuraspect te ontdekken. ‘De cultuur’ binnen de brandweer zorgt ervoor dat op diverse onderdelen minder goed wordt gepresteerd. Deze cultuur is er grotendeels op gericht om te helpen en te improviseren. Hier ligt de kracht van de brandweer, maar te ver doorgevoerd ligt daar tevens een afbreukrisico. De gebruikte methode van risicoanalyse heeft ervoor gezorgd dat snel en effectief de grootste problemen en afbreukrisico’s binnen het brandweerveld zijn geïdentificeerd en geanalyseerd. De uitkomsten van de risicoanalyse worden gebruikt om de onderzoeksstrategie voor de komende jaren te bepalen. Van daaruit wordt jaarlijks het werkplan gevuld. Hierbij wordt wel de opmerking gemaakt dat de actualiteit deze strategie flink kan beïnvloeden. Rampen en crises, politieke of maatschappelijke ontwikkelingen kunnen de Inspectie dwingen om zich flexibel op te stellen en andere zaken op te pakken dan zij van plan was. Met het naar buiten brengen van deze rapportage worden een aantal effecten beoogd. In de eerste plaats draagvlak creëren voor de komende onderzoeksactiviteiten van de Inspectie. Met deze verantwoordingsslag wordt optimale transparantie nagestreefd. Een tweede effect is het in gang zetten van een bewustwordingsproces. Door het op papier zetten van problemen – deels bekend, deels onbekend – worden de betrokken organisaties in de gelegenheid gesteld hierover na te denken. Ze kunnen kritisch kijken in hoeverre deze problemen zich bij de eigen organisatie voordoen en daar al maatregelen tegen nemen. Ten slotte heeft de Inspectie het laatste jaar haar strategie gewijzigd. De nieuwe manier van werken is risicogeoriënteerd. Door middel van deze rapportage kunnen organisaties kennis maken met de nieuwe manier van werken.
5
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 6
6
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 7
Inhoudsopgave 1 INLEIDING
9
1.1 Project risicoanalyse 1.2 Doelstellingen van het project 1.3 Opbouw rapport risicoanalyse brandweerzorg
9 9 10
2 RISICOGEORIËRENTEERD TOEZICHT
11
2.1 Inleiding 2.2 Risicogeoriënteerd toezicht 2.3 Risico’s
3 METHODE 3.1 Methodes van probleemidentificatie 3.2 Keuze voor methode en instrument 3.3 Group Decision Room
4 W E R K W I J Z E P R O B L E E M I D E N T I F I C AT I E 4.1 4.2 4.3 4.4
Voorwerk Ontwerp sessie Deelnemers Resultaten
5 CH E CK L I ST R I S I COA N A LYS E 5.1 Inleiding 5.2 Checklist 5.3 Thema’s
6 R E S U L TAT E N R I S I C O A N A L Y S E D O M E I N B R A N D W E E R Z O R G 6.1 Werkwijze risicoanalyse 6.2 Knelpunten en afbreukrisico’s 6.3 Afsluitend
11 11 12
15 15 15 16
17 17 17 18 19
20 20 20 20
22 22 22 28
7
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 8
8
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 9
Inleiding 1.1
1
P RO J E C T R I S I COA N A LYS E
De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, hierna de Inspectie, wil bijdragen aan het beter functioneren van brandweer, politie en de rampbestrijdingsorganisatie. Hiervoor is het nodig dat de juiste onderzoeken worden uitgevoerd: het moet duidelijk worden waar en wat de grootste problemen zijn die het goed functioneren van de diensten in de weg staan. Het besef dat het werken met een risicoanalyse voordeel oplevert was al langere tijd aanwezig bij de Inspectie. Met de komst van de Kaderstellende Visie op Toezicht II 1, het rapport van de commissie Sint (ACTII)2 en andere richtinggevende rapporten worden rijksinspecties ook van buitenaf aangezet om te werken met risicoanalyses. De risicoanalyse zoals die in het najaar van 2005 door de Inspectie op het domein brandweerzorg is uitgevoerd bestaat uit twee componenten. Enerzijds is aan experts (onder andere uit het veld) gevraagd de problemen en afbreukrisico’s te identificeren die het goed functioneren van de organisatie bedreigen. Anderzijds is door de Inspectie een ‘checklist’ ontwikkeld waarin verschillende politiek-bestuurlijke overwegingen zijn opgenomen met als doel tot juiste onderzoeksthema’s te komen. Op basis van beide informatiebronnen is de daadwerkelijke risicoanalyse uitgevoerd. Het resultaat is een lijst met onderzoeksthema’s waarbinnen de komende jaren de onderzoeksactiviteiten zullen plaatsvinden.
1.2
D O E L S T E L L I N G E N VA N H E T P R O J E C T Het doel van het project is om inzichtelijk te maken wat de grootste problemen en afbreukrisico’s zijn die het goed functioneren van de brandweer bedreigen. Met het in kaart brengen van de grootste probleemgebieden wordt het voor de Inspectie mogelijk om onderzoeken uit te voeren die een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van de brandweer. Risicoanalyse in dit rapport is het achterhalen en benoemen van de belangrijkste ervaren knelpunten en afbreukrisico’s die het functioneren van de brandweer bedreigen. Deze risicoanalyse wordt gebruikt om de eigen onderzoeksstrategie voor de komende jaren vorm te geven. Het is in die zin een intern document ter onderbouwing van het meerjarenbeleidplan en de werkplannen. Maar met het naar buiten brengen van deze
1 2
Kaderstellende visie op Toezicht (oktober 2005), Kamerstukken II, 2005-2006, 27831, nr. 15 Eindrapport Ambtelijke Commissie Toezicht II (mei 2005), Kamerstukken II, 2005-2006, 27831, nr. 12
9
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 10
rapportage worden tevens bepaalde externe effecten beoogd. Een eerste effect is draagvlak voor de komende werkplannen van de Inspectie te creëren. Door specifiek te verantwoorden hoe de risicoanalyse op het domein brandweerzorg tot stand is gekomen wordt optimale transparantie nagestreefd. Een tweede effect dat met deze rapportage wordt beoogd is een bewustwordingsproces in gang te zetten bij de organisaties in het brandweerveld. Door een aantal problemen op een rijtje te zetten wordt het veld een spiegel voorgehouden. Sommige problemen zullen allang bekend zijn, terwijl andere nieuw zijn. Door het op papier te zetten worden de betrokken organisaties in de gelegenheid gesteld hierover na te denken. Ze kunnen dan kritisch kijken in hoeverre deze problemen zich bij de eigen organisatie ook voordoen en daar al maatregelen tegen nemen. Ten slotte heeft de Inspectie het laatste jaar haar strategie gewijzigd. De nieuwe manier van werken is risicogeoriënteerd. Door middel van deze rapportage kunnen organisaties kennis maken met de nieuwe manier van werken.
1.3
O P B O U W R A P P O RT R I S I COA N A LYS E B R A N DW E E R Z O RG Het rapport is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 worden kort enkele noties over risicogeoriënteerd toezicht gegeven. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt beschreven hoe de probleemidentificatie, de eerste component van de risicoanalyse, tot stand is gekomen. In hoofdstuk 5 komt de politiek-bestuurlijke checklist, de tweede component van de risicoanalyse, aan bod. De probleemidentificatie en de politiek-bestuurlijke checklist zijn twee afzonderlijke documenten. In deze rapportage zijn de uiteindelijke resultaten van de risicoanalyse gegeven. De onderliggende rapporten zijn te downloaden op de website van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid: www.ioov.nl. In het laatste hoofdstuk wordt beschreven hoe van deze twee bronnen gebruik is gemaakt om te komen tot onderzoeksthema’s en worden deze thema’s concreet beschreven. Indien de lezer uitsluitend geïnteresseerd is in de uitkomsten van de risicoanalyse en niet in de methodiek, dan kan volstaan worden met het lezen van hoofdstuk 5.
10
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 11
Risicogeoriënteerd toezicht 2.1
INLEIDING
2
De Inspectie heeft een beperkte capaciteit en een groot toezichtsveld en daardoor is het onmogelijk voortdurend toezicht te houden op alle objecten. Er zullen dus keuzes gemaakt moeten worden om de schaarse capaciteit daar in te zetten waar die het hardst nodig is. Toezicht moet zich richten op problemen die de grootste risico’s vormen. Het heeft geen zin de aandacht te concentreren op zaken die al goed gaan.
2.2
RISICOGEORIËNTEERD TOEZICHT Het toezicht door de Inspectie op het brandweerveld is risicogeoriënteerd van opzet. Dit betekent dat niet het hele werkveld van de brandweer aan toezicht is onderworpen. Alleen de onderwerpen met de grootste risico's voor de brandweer of de burgers worden onderzocht. Het proces van toezicht bestaat uit een aantal fasen (zie figuur 1 op pagina 12). De eerste fase is die van ‘probleemidentificatie’. In deze fase wordt er op verschillende manieren geprobeerd de grootste problemen (of afbreukrisico’s) binnen het veld op te sporen en in beeld te brengen. Nadat de problemen zijn geïdentificeerd (‘longlist’) worden deze gerangschikt naar prioriteit. Zo vormt zich een shortlist van ‘grote’ problemen. Aan de hand van deze shortlist bepaalt de Inspectie haar strategie voor de komende jaren. Vanuit de onderzoeksthema’s uit de shortlist worden concrete onderzoeken geformuleerd en uitgevoerd, dit is de tweede fase. Op hoofdlijnen vallen de onderzoeken van de Inspectie uiteen in systematische en aspect onderzoeken. Bij systematische onderzoeken worden organisaties structureel met een gestandaardiseerd instrument op een aantal onderdelen bekeken. Een aspectonderzoek concentreert zich op een bepaald thema en gaat daar de ‘diepte’ in. Het onderzoeksrapport is niet langer het einde van het onderzoek. Er moet een interventiestrategie worden toegepast waarin activiteiten worden ondernomen om met de resultaten van het onderzoek actief verbeteringen in het brandweerveld te bewerkstelligen. Welke interventie daadwerkelijk wordt gepleegd wordt per onderzoek bepaald, het middel dat het beste lijkt wordt toegepast. Voorbeelden van interventies zijn het maken en volgen van afspraken, maar ook spreken op congressen, het op een andere wijze schrijven van rapporten, het ontwikkelen van lesbrieven, het uitbrengen van een CD-ROM of het inhuren van een instructeur om regio’s te informeren. Ook kan worden gekozen voor het benaderen van andere inspecties (bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie
11
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 12
of de VROM Inspectie) met het verzoek vanuit die specifieke invalshoek intensiever toezicht te houden. Een laatste fase is het monitoren: welke effecten hebben de activiteiten tot gevolg gehad? Een bepaalde periode na de interventie kan een kort ‘follow-up’ onderzoek gehouden worden om te kijken óf en wat er veranderd is. Enerzijds heeft dit een leereffect op de organisatie, omdat men inzicht krijgt in de resultaten van de ingezette inspectiemiddelen. Anderzijds wordt het veld alsnog aangespoord om actie te ondernemen op het betreffende onderzoeksgebied.
Probleemidentificatie (longlist)
Probleemprioritering (shortlist)
Systematisch onderzoek
Aspect onderzoek
Interventie
Interventie
Monitoring
Monitoring
Figuur 1
2.3
RISICO’S Om van een longlist te komen tot een werkbare shortlist, is het nodig de problemen te waarderen, zodat er een ranglijst gemaakt kan worden. Één methode is om de problemen
12
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 13
om te zetten in risico’s. Een algemeen geaccepteerde definitie van risico is de formule:
Risico = kans x effect
De problemen worden dus gewaardeerd op de waarschijnlijkheid dat én op de gevolgen als het probleem zich voordoet. Daar waar de kans op een probleem groot is én waarvan het effect – als het zich voordoet – ook groot is, wordt gesproken van een groot risico. Andersom geldt dit ook, bij een kleine kans en een klein effect spreekt men van een klein risico. Door het uitzetten van kans en effect in een assenstelsel ontstaat een visuele weergave in een grafiek met gerangschikte risico’s zoals weergegeven in figuur 2. De grootste risico’s zitten in het kwadrant rechtsboven, de groene bolletjes. Deze worden als uitgangspunt genomen voor nadere analyse. Dit zijn de problemen die het meest voorkomen én een groot effect hebben. Het kwadrant linksonder bevat de laagste risico’s, zowel de kans als het effect zijn klein. Deze zaken hebben dan ook niet de hoogste prioriteit. De twee andere kwadranten verdienen wel bijzondere aandacht. De problemen hierbinnen hebben óf een grote kans óf een groot effect. Hoewel deze zaken niet direct als een groot risico worden gezien is het wel nodig ze bij de nadere analyse te betrekken. Een probleem dat zeer onwaarschijnlijk is, maar áls het zich voordoet desastreus is (paars bolletje), kan niet genegeerd worden.
Effect 10
1
5
10
Kans
1
Figuur 2
13
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 14
Bij het inventariseren van risico’s is het van belang duidelijk voor ogen te hebben voor wie het risico’s zijn. Spreken we over risico’s voor de burger, voor het veld, de minister of voor de Inspectie? De keuze voor het perspectief heeft invloed op de resultaten van de inventarisatie. De risicoanalyse zoals hier uitgevoerd heeft twee componenten; gekozen is ook voor twee verschillende perspectieven. Tijdens de ‘externe’ inventarisatie (eerste component) is gekozen voor het perspectief van de burger en het veld: welke problemen bedreigen het functioneren van de brandweer en daarmee de kwaliteit van de brandweerzorg? De gedachte hierachter is dat een goed functionerende brandweer het belang van zowel de burger als de brandweer dient. De tweede component, de politiek-bestuurlijke filter, is aan de hand van een intern ontwikkelde methode samengesteld. Deze methode bevat een aantal verschillende aandachtspunten. Het behandelen van deze aandachtspunten zorgt ervoor dat er vanuit verschillende politiek-bestuurlijke perspectieven de juiste thema’s uit de risicoanalyse voorrang krijgen.
14
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 15
Methode 3.1
M E T H O D E S VA N P R O B L E E M I D E N T I F I C AT I E
3
Bij de verschillende rijksinspecties is een breed scala aan methodes en systemen in gebruik om een probleemidentificatie uit te voeren. Globaal kunnen deze in twee categorieën verdeeld worden: 1) het bestuderen van data en 2) het raadplegen van experts. Door het bestuderen van data kan een relatief objectief beeld van een situatie verkregen worden. Statistieken geven bijvoorbeeld cijfermatig inzicht, omdat uitschieters en trends aangeven waar een risico zou kunnen zitten. Een ander en meer kwalitatieve methode is het analyseren van incidenten. Door één incident tot op de bodem te onderzoeken kunnen elementen aan het licht komen die een risico vormen. De tweede categorie van methodes is het inschakelen van experts en velddeskundigen. Door de juiste mensen te bevragen kan een breed beeld vanuit ‘het veld’ geschetst worden. Mensen uit het veld hebben veel (specifieke) kennis. Zij zijn goed in staat aan te geven met welke problemen zij dagelijks kampen. Er zijn verschillende manieren om experts in te schakelen. Zo kun je (gerichte) interviews houden, enquêtes uitvoeren of brainstormsessies houden, alles met het doel om zoveel mogelijk kennis uit de experts te ‘tappen’ om de probleemidentificatie vorm te geven.
3.2
KEUZE VOOR METHODE EN INSTRUMENT Bewust is gekozen voor de tweede methodiek: het inschakelen van experts. Het werken met de eerste methodiek, data-analyse, heeft voor de Inspectie (in dit geval) weinig voordelen. Het bestuderen van data is erg arbeidsintensief en vraagt veel capaciteit. Daarnaast is er te weinig (betrouwbare) data over de brandweer beschikbaar om een goede risicoanalyse uit te voeren. Het creëren van draagvlak is een tweede overweging geweest. Door het veld te betrekken bij de vorming van het onderzoeksprogramma, mobiliseer je steun vanuit het veld. Draagvlak betekent dat onderzoeken makkelijker uitgevoerd kunnen worden omdat ze beter aansluiten bij de behoeften van het veld.
15
IOOV_bw_Brandweerzorg
3.3
13-03-2006
08:36
Pagina 16
GROUP DECISION ROOM De ‘brainstorm’ is de techniek die gebruikt is om de experts te raadplegen. Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar om dit op een gestructureerde en efficiënte wijze te doen. Gekozen is voor de Group Decision Room (GDR). De GDR is één van de verschillende computerapplicaties die beschikbaar is om een vergadering of besluitvormingsproces te ondersteunen. Het gaat hier om een vergaderruimte met laptops die verbonden zijn met een server. Op een groot scherm worden vergaderpunten, onderwerpen of stellingen geprojecteerd, waarop de deelnemers kunnen reageren. Die reacties van de deelnemers zijn ook weer te zien op het scherm, zodat hierop weer gereageerd kan worden. Dit alles gebeurt in anonimiteit en gelijktijdig. Iedereen kan tegelijkertijd reageren, zonder dat men van elkaar weet wat men invoert. Het proces wordt begeleid door een technische facilitator die ervoor zorgt dat het systeem werkt. Daarnaast is er een voorzitter die inhoudelijk de vergadering leidt. Hij of zij begeleidt de onderwerpen en licht de stellingen toe. Eén van de grote voordelen van het systeem is de anonimiteit; dit stimuleert de deelnemers openhartig hun mening te uiten en bevordert dus de creativiteit. Bovendien wordt iedere bijdrage beoordeeld op de inhoud en niet op de persoon die de bijdrage levert. Status, hiërarchie, functieverschillen etc. spelen geen rol meer, iedereen is gelijk. Een nadeel hierbij kan zijn dat de sociale interactie minder wordt. Omdat men niet weet wie wat zegt verdwijnt de context waarin iets geplaatst moet worden. In een face to face gesprek heeft men immers een referentiekader bij diens gesprekspartner. Het systeem zorgt er ook voor dat de vergadering gestructureerd verloopt. Er is geen ruimte meer om uit te weiden naar bijzaken, de concentratie blijft op het doel en onderwerp van de vergadering. Verder wordt met het systeem veel tijdswinst geboekt, deelnemers kunnen parallel participeren, men hoeft dus op niet meer zijn beurt te wachten tot de ander is uitgesproken. Alle gegevens blijven beschikbaar; er gaat niets verloren.
16
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 17
Werkwijze probleemidentificatie 4.1
VOORWERK
4
De Group Decision Room is slechts een middel om zo snel en efficiënt mogelijk informatie te verzamelen en te delen. De kern zit vooral in het ontwerp van de sessie. Welke vragen worden wanneer en op welke manier gesteld om zo de benodigde kennis van de experts ‘af te tappen’? Het vereist veel voorbereiding om een sessie te ontwerpen. Immers, stelt men de verkeerde vragen, dan krijgt men ook de verkeerde antwoorden. De Inspectie heeft zich daarom laten ondersteunen door de Technische Universiteit Delft. Omdat het instrument op de TU is ontwikkeld, heeft men daar ruime ervaring en specifieke expertise. De resultaten van de GDR sessies zijn door de TU in een rapportage verwerkt.
4.2
ONTWERP SESSIE Het doel van de GDR sessie is om een lijst met risico’s te formeren en daarin een prioritering aan te brengen. Hiervoor zijn de volgende stappen genomen: 1. Inventarisatie Aan de deelnemers wordt gevraagd een vijftal problemen, knelpunten en risico’s in te voeren die de kwaliteit van de brandweer en de brandweerzorg bedreigen. Deze kunnen in een aantal categorieën geplaatst worden: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg (fasen van de veiligheidsketen), bestuurlijk en organisatorisch. De deelnemers worden aangemoedigd om zo scherp mogelijk te formuleren, dit om de kern van de problemen in beeld te brengen. Het product van deze inventarisatie is een groslijst van items, gesorteerd op categorie. Bij een deelnemersaantal van 20, die gemiddeld vijf items invoeren, levert dit ca. 100 items op. 2. Opschonen Een noodzakelijke tussenstap is het opschonen van de groslijst. Dubbel genoemde items worden samengevoegd, onduidelijke worden verhelderd en overbodige items worden verwijderd. Het product is een opgeschoonde groslijst. 3. Prioriteren De volgende stap is het aanbrengen van een prioritering in de opgeschoonde groslijst. De deelnemers waarderen individueel de problemen in de lijst. Per probleem wordt op een schaal van 1 tot 10 bepaald wat de kans is dat het probleem zich voordoet. Vervolgens wordt op dezelfde manier gevraagd hoe groot het effect is als het probleem zich voordoet. Het product is een lijst met problemen die door de deelnemers gewaardeerd zijn.
17
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 18
Het systeem middelt de individuele waarderingen en projecteert het groepsresultaat in een kansen/effecten grafiek (risico = kans x effect) waardoor de risico’s, volgens de groep, zichtbaar worden (figuur 2 in § 2.3). Uit deze grafiek kunnen de grootste (afbreuk)risico’s geselecteerd worden (selectie groene bolletjes in figuur 2) waardoor het product van deze stap een shortlist is. Naast deze visuele weergave zijn tevens de statistische gegevens ter onderbouwing van de shortlist aanwezig. 4. Thematiseren Binnen deze shortlist wordt gekeken welke risico’s verband met elkaar hebben. Door bepaalde items aan elkaar te linken, kunnen op een hoger abstractieniveau thema’s geformuleerd worden.
4.3
DEELNEMERS De samenstelling van een groep is cruciaal, die moet representatief zijn en van ‘hoogwaardig kwaliteit’ (echte experts of ervaringsdeskundigen). Het is praktisch onmogelijk om het hele veld erbij te betrekken, er moeten dus keuzes gemaakt worden. Dit is een belangrijke stap, want de mensen die uitgenodigd worden moeten wel die kennis hebben om uitspraken te doen die voor het gehele veld gelden. Gekozen is om drie GDR sessies te houden: twee ‘externe sessies’ en één ‘interne’. In de twee externe sessies is een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van het brandweerveld nagestreefd. In de eerste sessie zijn vooral mensen uit de pro-actie, preventie en preparatie disciplines uitgenodigd; in de tweede sessie vooral experts uit de repressieve hoek. Er is veel zorg besteed om een zo goed mogelijke afspiegeling van het brandweerveld te krijgen. Er is gezorgd voor een mix van grote en kleine korpsen, uit stedelijke en landelijke gebieden, die ook nog geografisch gelijkmatig gespreid zijn. Bovendien zijn niet alleen brandweermensen uitgenodigd, maar ook experts uit andere (landelijke) organisaties. De interne sessie, die als eerste plaats vond, bestond uit inspecteurs van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en medewerkers van de beleidsafdelingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze sessie is om twee redenen gehouden. In de eerste plaats om de problemen vanuit het perspectief van toezicht en beleid te inventariseren. In de tweede plaats is de sessie gebruikt om het ontwerp van de GDR sessie te perfectioneren. De evaluatie op de sessie is verwerkt zodat aan het veld, naar buiten toe, een goed product overhandigd kon worden.
18
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 19
Met de drie sessies zijn er 50 experts geraadpleegd. Men kan ervan uitgaan dat de resultaten een goed beeld geven van de gehele brandweerzorg. Bovendien gaat het bij de risicoanalyse voornamelijk om de 10 á 20 grootste risico’s. Over de grootste risico’s en de kleinste zal weinig discussie zijn. De meeste onenigheden gaan over het middensegment omdat het voor de één wel van toepassing is en voor de ander niet. Bij het bestuderen van de resultaten bleek daarbij dat, op abstract thematisch niveau, deze problemen ondergebracht kunnen worden bij de grote risico’s.
4.4
R E S U L TAT E N De Technische Universiteit Delft heeft de drie GDR sessies begeleid en gefaciliteerd. De (statistische) resultaten zijn verwerkt in een rapportage. Dit rapport is te vinden op de website van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid: www.ioov.nl
19
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 20
Checklist risicoanalyse 5.1
INLEIDING
5
In dit hoofdstuk wordt de tweede component van de risicoanalyse, de checklist, besproken. Met behulp van dit document wordt er een inventarisatie van onderwerpen vanuit verschillende politiek-bestuurlijke perspectieven gedaan.
5.2
CHECKLIST Een eerste aandachtspunt is de verplichting tot toezicht: welke wettelijke bepalingen dwingen de Inspectie tot activiteiten? Naast wettelijke taken wordt ook gekeken naar kritische domeinkenmerken: welke aspecten zijn bovengemiddeld van invloed op de kwaliteit van openbare orde en veiligheid? Op deze cruciale zaken dient meer aandacht gericht te zijn. Verder kan toezicht zelf ook als bron dienen. Uit onderzoeken van de Inspectie OOV (of andere inspecties) uit het verleden kan een bepaalde trend ontdekt worden. De Inspectie is onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en dient daardoor, vanuit een onafhankelijke positie, ook de belangen van de minister. Beleidsplannen, onderzoeken en andere activiteiten van het betrokken departement kunnen goede input leveren. Behalve de politiek is er ook een verantwoordelijkheid naar de democratische organen toe. De Tweede Kamer (Kamercommissies) of op lokaal niveau de gemeenteraden stellen zaken aan de orde die de aandacht verdienen. Ten slotte is ook gekeken naar thema’s die bij andere organisaties zoals koepelorganisaties, onderzoeksbureau’s en universiteiten spelen.
5.3
THEMA’S Het behandelen van de aandachtspunten uit de checklist levert een aantal thema’s op. De Inspectie heeft de afgelopen jaren een aantal rapporten uitgebracht die bepaalde cruciale thema’s raken. Zo is er onder andere onderzoek gedaan naar het leervermogen van de brandweer en de vakbekwaamheid van het brandweerpersoneel. Daarnaast is gebleken dat de financiering van de brandweerzorg, met de huidige systematiek, een knelpunt is.
20
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 21
Een systematische activiteit van de Inspectie is de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR). Het doel van de ADR is om te bepalen of een regio goed is voorbereid op het voorkomen en bestrijden van een ramp en kijkt hierbij onder andere naar de drie hulpverleningsdiensten (brandweer, politie en GHOR) en de gemeentelijke processen. De bevindingen schetsen een beeld van hoe het in een regio staat met het voorkomen en bestrijden van rampen en de bestuurlijke en organisatorische aansturing daarvan. Naast eigen onderzoek wordt er ook gekeken naar aandachtsgebieden van andere inspecties. Afgesproken is om steeds meer onderzoeken gezamenlijk te doen om zo de effectiviteit te verhogen én de toezichtslast te beperken. Met de Arbeidsinspectie is bijvoorbeeld het voornemen om gezamenlijk onderzoek te doen naar de veiligheid bij het repressief optreden door gemeentelijke brandweerkorpsen. Samen met de VROM Inspectie wordt er onderzoek gedaan naar de brandveiligheid van gebouwen en objecten. Een actueel thema binnen het ministerie is de vorming van veiligheidsregio’s. Verder spelen het Besluit Kwaliteit brandweerpersoneel en de nieuwe Handleiding Repressieve Brandweerzorg op dit moment een rol. Daarbij reageren de betrokken beleidsdirecties regelmatig op de bevindingen van de inspecties. Zo zijn eerder genoemde onderzoeken en rapporten besproken in een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer. Dit leidt tot toezeggingen en acties van de minister. Al deze aandachtspunten worden meegenomen in de analyse om uiteindelijk tot een soort filter te komen dat gaat bepalen welke onderzoeksthema’s in de shortlist komen.
21
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 22
Resultaten risicoanalyse domein brandweerzorg 6.1
W E R K W I J Z E R I S I COA N A LYS E
6
De risicoanalyse van de Inspectie OOV op het domein brandweerzorg bestaat zoals gezegd uit twee bouwstenen. Enerzijds de probleemidentificatie (de GDR-resultaten) en anderzijds de checklist als filter. Op basis van deze twee informatiebronnen heeft de Inspectie een aantal thema’s geformuleerd. Gebleken is dat de GDR resultaten en de checklist raakvlakken hebben en thema’s dus sterk valideren. Hieronder worden deze thema’s met een toelichting gepresenteerd met steeds in grote lijnen de onderbouwing. Deze onderbouwing bestaat uit de hoogst scorende items uit de GDR resultaten en fragmenten uit de checklist. De punten uit de GDR (de bolletjes) zijn hier letterlijk, zoals ze door de deelnemer zijn ingevoerd, overgenomen. Voor een uitgebreidere beschrijving kunnen de betreffende documenten op de website (www.ioov.nl) bekeken worden. De resultaten van de risicoanalyse gaan scherp in op de knelpunten binnen het brandweerveld. Zaken die goed gaan blijven hierdoor buiten beschouwing. Dit is eigen aan de gebruikte methodiek. De experts zijn aangemoedigd om de bedreigingen voor de brandweer scherp te formuleren, zonder nuancering, met als doel de kern van deze bedreigingen helder te krijgen. Hieronder staan de knelpunten en afbreukrisico’s, in willekeurige volgorde, die uit de risicoanalyse volgen.
6.2
KNELPUNTEN EN AFBREUKRISICO’S Het lerend vermogen van de brandweer Het lerend vermogen van de brandweer is nog onvoldoende ontwikkeld. Door het ontbreken van systematische evaluatiemethoden met daaraan gekoppeld een sluitende leercyclus leert de brandweer slechts beperkt van eigen en andermans ervaringen. Daarnaast is een cultuur van zelfreflectie, die past bij een zelflerende organisatie, geen gemeengoed.
22
IOOV_bw_Brandweerzorg
‘ • • • • • •
13-03-2006
08:36
Pagina 23
GDR Te weinig praktijkgericht bij plannen, oefenen, evalueren. We hebben te weinig ervaring en van de ervaring die we hebben leren we te weinig. Korpsen ontberen een goede methodologische onderzoekssystematiek om het eigen optreden te evalueren. De brandweer evalueert en rapporteert op een te laag niveau; er is geen ‘leercyclus’ waardoor fouten structureel blijven bestaan. Doordat situaties na ongelukken vaak pijnlijk zijn voor betrokkenen, gaan evaluaties niet diep genoeg en blijven zaken onbenoemd. Ontbreken van (zelf)lerende organisatie, verwerken van (bijna)ongevallen in leerstof, bijscholing etc. Checklist In de eerste helft van 2005 heeft de Inspectie het rapport ‘Veiligheidsbewustzijn bij brandweerpersoneel’ uitgebracht. Centrale vraag hierin was of de brandweer leert van lessen uit eerdere ongevallen met brandweerlieden? De Inspectie heeft uit eigen bevindingen ook geconcludeerd dat het leervermogen van de brandweer een aandachtspunt is.
’
De competenties van het hogere brandweerkader Het strategisch kader van de brandweer (onder andere lokale commandanten) heeft niet altijd de juiste competenties om de beheersmatige kant van de brandweer op een goede manier vorm en inhoud te geven. Het probleem zit dus niet in het vakinhoudelijke aspect, maar in het bedrijfsmatige en bestuurlijke. Zo zijn bijvoorbeeld politiek bestuurlijke competenties minder ontwikkeld waardoor aansluiting bij het bestuur vaak onvoldoende is. Daarnaast blijkt de bedrijfsvoering binnen brandweerkorpsen vaak niet resultaatgericht te zijn wat ervoor zorgt dat producten niet helder zijn. Dit zorgt er bijvoorbeeld voor dat de brandweer vaak minder aandacht krijgt dan noodzakelijk en dat er minder geld beschikbaar wordt gesteld om gesignaleerde problemen op te lossen.
GDR • Leidinggevenden durven niet te sturen, zijn confrontatiemijdend en teveel op consensus gericht. • Bestuurlijke sensitiviteit bij de brandweer richting bestuur is vaak onvoldoende. • Het bestuur is te weinig resultaatgericht. Onvoldoende vaardigheid en gezag om andere diensten te binden en op te jagen. • Er is onvoldoende integraal risicomanagement van de keten. • De brandweer maakt weinig heldere prestatieafspraken, waardoor er geen prioriteiten gesteld worden die bestuurlijk afgedekt zijn.
‘
23
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 24
• Brandweer is niet in staat om helder en inzichtelijk weer te geven wat haar producten zijn en welke effecten daarmee bereikt worden, zodat de discussies met het bestuur vaak over de middelen gaan en niet over de te bereiken maatschappelijke effecten. • Te weinig managementvaardigheden bij de brandweertop. • Er wordt onvoldoende de juiste mensen betrokken bij het opzetten/uitwerken en uitrollen van beleidsprogramma’s bij landelijke projecten. • De brandweer werkt niet bedrijfsmatig genoeg. Er wordt niet gestuurd op resultaat, de mensen werken daardoor niet resultaat gericht. Het gevoel ‘samen aan een product te werken’ leeft niet. Intern wordt daarom vaak niet of nauwelijks samengewerkt en veel onderwerpen ‘modderen voort’. Resultaten blijven uit.
’
Checklist Onderzoeken van de Inspectie en van de beleidsdirecties eind jaren 90 schetsen een gelijksoortig beeld, de bevindingen na de gebeurtenissen Enschede en Volendam versterken dit. Reden ook voor de uitbreiding van het bureau Landelijk Management Development Politie met een afdeling voor de brandweer (BLMD).
Het innovatievermogen van de brandweer Er is weinig aandacht voor het georganiseerd innoveren van de brandweer. Hierdoor is de brandweer onvoldoende in staat om een voortrekkersrol binnen de fysieke veiligheid te vervullen. Belangrijke innovaties komen niet of slechts plaatselijk voor. Dit vindt onder andere zijn oorzaken in behoudendheid, conservatisme, een gecultiveerd improvisatievermogen en een cultuur van gezamenlijkheid en streven naar consensus.
GDR • De brandweer is traditioneel en staat te weinig open voor vernieuwing. • De brandweer is weinig innovatief en verliest daarmee de aansluiting op belangrijke andere maatschappelijke ontwikkelingen om op termijn een voortrekkersrol in veiligheid te kunnen vervullen. • Door starheid/behoudendheid/conservatisme worden nieuwe ontwikkelingen geremd en mist de brandweer kansen op verbetering van haar producten. • De brandweercultuur is er een van gezamenlijkheid, consensus en vooral ‘pappen en nathouden’. Deze dingen zijn niet openlijk bespreekbaar waardoor het in stand blijft.
‘
Professionaliteit brandweer personeel: Regelmatig werd de professionaliteit van het brandweerpersoneel als knelpunt benoemd.
’
Daarbinnen kan nog een onderscheid gemaakt worden tussen ‘koude hoek’ (pro-actie/ preventie) en de ‘warme hoek’ (repressie).
24
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 25
Pro-actieve / preventieve kennis Brandweerpersoneel dat bezig is met de uitvoering van pro-actie en preventie is vaak onvoldoende in staat om de regelgeving op hun terrein te beheersen en toe te passen. Deze regelgeving is vaak complex en niet duidelijk, met als gevolg dat er grote verschillen in de toepassing van die regels zijn. Het feit dat de belangrijkste regels bij VROM vandaan komen (bouw en externe veiligheid), terwijl de brandweer meer door BZK wordt vertegenwoordigd, draagt bij aan de onduidelijkheid. Repressief Het brandweerpersoneel is vaak nog onvoldoende in staat om ontwikkelingen binnen de maatschappij te volgen. Deze ontwikkelingen maken het vak complexer wat invloed kan hebben op de repressieve prestaties. Ontwikkelingen zijn: verdichting, technologisch ontwikkelingen, maatschappelijke druk, juridisering van de samenleving etc. Daarnaast is men niet in staat om de wisselwerking met de disciplines pro-actie, preparatie en preventie goed vorm te geven.
GDR • Onvoldoende deskundigheid en gevoel voor preventie; bouw- en milieu wet- en regelgeving; gebruiksaspecten meenemen. • Met snelle ontwikkeling van gebouwen en processen wordt preventie steeds moeilijker en specialistischer. Brandweer blijft een algemeen dekkende instelling, die niet de kwaliteit heeft tot diepgaande specialistische kennis. • Te weinig deskundigheid om op niveau met andere partners mee te praten. • Opgeleide officieren worden te snel als OvD ingezet en zijn onvoldoende getraind. • De brandweer maakt zijn rol m.b.t. gevaarlijke stoffen niet waar ten gevolge van gebrek aan deskundigheid. • Ontwikkeling in vakinhoudelijke deskundigheid wordt weinig gestimuleerd. Kennis van zaken stroomt daardoor langzaam weg uit de organisaties. • In opleidingen ontbreekt het aan opbouwen van kennis over brandontwikkeling met de daarmee gepaarde gevaren. • Door de toename van complexe en afwijkende bouwwerken en inrichtingen waar de reguliere procedures niet van toepassing zijn, lopen brandweermensen tegen hun geestelijke (cognitieve) limieten aan, waardoor gevaarlijke situaties ontstaan. • Er is de afgelopen jaren veel geld beschikbaar gekomen voor toerusting van de voorkant van de veiligheidsketen. Er ligt veel minder druk op de bestuurders op de aspecten in de achterkant van de keten, b.v. de vakbekwaamheid van het brandweerpersoneel. Het kost erg veel moeite geld te genereren voor verbetering van de vakbekwaamheid van het brandweerpersoneel. • Te weinig technische basiskennis en kennis van brandweertechnologie bij onderofficieren en vooral officieren.
‘
25
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 26
• De vakkennis van de operationele brandweerofficieren loopt sterk terug. Dit wordt versterkt door het competentiegericht opleiden, waardoor die vakkennis nog verder achteruit gaat lopen.
’
Checklist In een eerder onderzoek van de Inspectie, ‘Vakbekwaamheid brandweerpersoneel’, is het thema professionaliteit behandeld. De professionaliteit van de brandweer is één van de kritische domeinkenmerken die altijd een zekere vorm van aandacht vragen. Het ministerie stelt kaders op, die bijdragen aan het op peil houden van de vakbekwaamheid. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door eisen te stellen (Besluit Kwaliteit brandweerpersoneel) en de brandweerexaminering.
Het brandweerbestel Het ontbreken van duidelijke landelijke kaders is een afbreukrisico. De gemeentelijke autonomie zorgt ervoor dat er niet daadkrachtig en uniform opgetreden kan worden. Het huidige brandweerbestel kan hierdoor verlammend werken op verdere ontwikkeling en professionalisering van de brandweer. Daarnaast zorgt het bestaan van lokale regelgeving voor rechtsongelijkheid tussen inwoners en bedrijven van verschillende gemeenten.
GDR • De afwezigheid van richtlijnen omtrent pro-actieve maatregelen kan leiden tot grote lokale verschillen. • Het ontbreken van landelijke richtlijnen en beleid geeft veel nodeloze discussies tussen preventisten en andere gemeentelijke vergunningverleners. • Koppeling externe veiligheid (VROM) met belangrijkste taken brandweer (BZK) wordt steeds problematischer. • De brandweerzorg is afhankelijk van lokale bestuurlijke willekeur. Hierdoor is de brandweerzorg in veel gemeenten onvoldoende. • Door het grote aantal organisaties dat verantwoordelijkheden heeft in het domein brandweerzorg, is de veranderbaarheid binnen de brandweer stroperig. De afhankelijkheid van lokale financiering en daarmee de financiële positie van gemeenten werkt remmend op de noodzakelijke ontwikkeling van de brandweer.
‘
’
Checklist Stelseldiscussies staan al geruime tijd op de agenda. Uit bevindingen van de Inspectie blijkt dit een steeds terugkerend thema te zijn. Aan de ‘klassieke’ discussie over lokale aansturing/gebrek aan landelijke sturing, is met de vorming tot veiligheidsregio’s een nieuwe dimensie toegevoegd.
26
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 27
Informatiehuishouding Op bepaalde momenten over de juiste informatie beschikken blijkt een groot probleem te zijn. Zo is er bijvoorbeeld onvoldoende informatie-uitwisseling tussen pro-actie enerzijds en preventie en repressie anderzijds. Ook de informatie-uitwisseling met andere gemeentelijke en hulpverleningsdiensten is vaak nog onvoldoende. De informatie die in de ene discipline wordt verzameld bereikt de andere discipline, waar het wel nodig is, niet. In de steeds complexere omgeving waarin de brandweer opereert kan dit zorgen voor risicovolle situaties. De informatie die er is wordt onvoldoende bedrijfszeker beheerd. Dit probleem doet zich op verschillende niveaus voor, van strategisch tot en met operationeel.
GDR • Informatievoorziening (kennis ontsluiten en delen) staat nog in de kinderschoenen. • Ontbreken van/slecht operationeel informatiemanagement: meteen verwerken van de beschikbare gegevens en die tijdig en inhoudelijk juist bij degenen brengen die de informatie nodig hebben. • Informatiefunctie van de meldkamer schiet tekort. Meer inbreng mogelijk van repressief optreden in preventie; preventieve maatregelen ook ten bate van repressie. • Onvoldoende brug tussen preventie en repressie (risicovolle objecten en preventieve maatregelen welke invloed kunnen hebben op het repressief optreden). Informatie uit de voorliggende ketenonderdelen komt niet voldoende in de repressie, waardoor risico’s en preventieve maatregelen niet bekend zijn. • Informatie uit de preventie wordt onvoldoende gebruikt bij repressief optreden, waardoor gevaren worden vergroot. • De aandacht voor en het gebruik van ICT binnen de brandweer is van kleuterniveau.’
‘
’
Checklist In maart 2005 heeft de Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR) het rapport ‘De vrijblijvendheid voorbij’ uitgebracht. In het rapport worden oplossingen aangedragen om de informatievoorziening tijdens rampen en crisis te verbeteren. Aan het rapport ligt een uitgebreide analyse ten grondslag waarbij geconstateerd wordt dat tijdens rampen en crisis de informatievoorziening tussen de verschillende partners (brandweer, politie, gemeenten etc) onvoldoende is ontwikkeld.
Cultuur Heel veel items hebben behalve een inhoudelijk aspect ook een zeer duidelijk cultuuraspect. Een beperkt leervermogen bijvoorbeeld, heeft naast organisatorische oorzaken ook het cultuuraspect dat er niet geleerd wil worden. ‘De cultuur’ binnen de brandweer zorgt ervoor dat op diverse onderdelen minder goed wordt gepresteerd. Deze cultuur is er grotendeels op gericht om te helpen en te improviseren. Hier ligt de kracht van de brandweer, maar te ver doorgevoerd ligt daar tevens een afbreukrisico.
27
IOOV_bw_Brandweerzorg
13-03-2006
08:36
Pagina 28
Checklist Bij analyse van de GDR resultaten én de checklist blijkt dat de factor ‘cultuur’ frequent een negatieve invloed heeft op het functioneren van de brandweer. Binnen ieder onderzoeksthema kan een cultuuraspect opgenomen worden, maar men kan het ook goed als een zelfstandig thema benaderen.
6.3
AFSLUITEND De gebruikte methode van risicoanalyse heeft ervoor gezorgd dat snel en effectief de belangrijkste ervaren problemen binnen het brandweerveld zijn geïdentificeerd en geanalyseerd. De uitkomsten van de risicoanalyse worden gebruikt om de onderzoeksstrategie voor de komende jaren te bepalen. Van daaruit wordt jaarlijks het werkplan gevuld. Hierbij wordt wel de opmerking gemaakt dat de actualiteit deze strategie flink kan beïnvloeden. Rampen en crises, politieke of maatschappelijke ontwikkelingen kunnen de Inspectie dwingen om zich flexibel op te stellen en andere zaken op te pakken dan zij van plan was. Deze rapportage wordt verspreid onder gemeentelijke en regionale brandweerkorpsen en andere stakeholders in het brandweerveld. Naast het bieden van transparantie, willen we met deze rapportage ook een bewustwordingsproces in gang zetten.
28
I n sp ectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Rapportage risicoanalyse domein brandweerzorg 2006 ‘ WAT Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E K N E L P U N T E N E N A F B R E U K R I S I C O ’ S D I E H E T F U N C T I O N E R E N VA N D E B R A N D W E E R B E D R E I G E N ? ’