Korte rapportage Inhaalslag 2006
Korte rapportage Inhaalslag vlinders 2006 Tekst: Kars Veling Met medewerking van: Barbara Rijpkema, Anneleen De Vos, Sicco Ens & Gerben de Graaf Rapportnummer: VS2007.15 Productie: De Vlinderstichting Postbus 506 6700 AM Wageningen telefoon: 0317-467346 fax: 0317-420296 email:
[email protected] homepage: www.vlinderstichting.nl In opdracht van: Ministerie van LNV
Deze publicatie kan worden geciteerd als: Veling K. (2007) Korte rapportage inhaalslag vlinders 2006. Rapport VS2007.015, De Vlinderstichting, Wageningen. Trefwoorden: dagvlinders, heideblauwtje, iepenpage, veenhooibeestje, veenbesparelmoervlinder, spaanse vlag Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Vlinderstichting en de opdrachtgever.
mei 2007
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag vlinders 2006 1
Inhoud
Hoofdstuk 1 / Inleiding .................................................................. 3 Inhaalslag .......................................................................................3 Hoofdstuk 2 / Methode .................................................................. 4 Bijhouden beschermde soorten .........................................................4 Iepenpage .......................................................................................4 Gedetailleerd onderzoek veldparelmoervlinder ....................................5 Hoofdstuk 3 / Resultaten ............................................................... 6 Bijhouden beschermde soorten .........................................................6 Iepenpage (Satyrium ww-album) .......................................................9 Nieuwe vindplaats: Eindhoven ......................................................... 11 Literatuur ...................................................................................... 12 Bijlage 1, artikel veldparelmoervlinder Bijlage 2 Overzicht iepeninventarisatie
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
2
Hoofdstuk 1 / Inleiding
Bij het bedrijfsleven, binnen het ministerie van LNV en bij de soortbeschermende organisaties is afgelopen jaren de behoefte aan actuele, betrouwbare en toegankelijke gegevens over de verspreiding van beschermde planten en dieren sterk toegenomen. Om aan deze behoefte te voldoen is De Vlinderstichting ook in 2006 actief geweest om het verspreidingsbeeld van de beschermde vlinders te actualiseren in de zogenaamde inhaalslag 2006.
Inhaalslag Om een start te maken met het vullen van deze database legt de overheid de eerste prioriteit bij de zogenaamde lijst van inhaalslagsoorten. Deze lijst van inhaalslagsoorten behelst de soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, aangevuld met enkele soorten van Bijlage II, en de soorten van de Flora- en faunawet, die tevens op een Rode Lijst staan in de categorieën ernstig bedreigd, bedreigd of kwetsbaar. Daarnaast zijn op verzoek van Directie Natuur nog enkele soorten toegevoegd. In 2004 en 2005 heeft De Vlinderstichting samen met vele vrijwillige veldmedewerkers een groot gedeelte van de historische en potentiële vliegplaatsen bezocht en de aan- of afwezigheid van de inhaalslagsoorten aangetoond (Veling, 2006). De verversingsperiode van vijf jaar betekent dat er ook in 2006 kilometerhokken moesten worden bezocht om er de inhaalslagsoorten vast te stellen. Daarnaast is het streven van De Vlinderstichting om te zorgen dat deze waarnemingen opgenomen worden in het reguliere werk van de vrijwilligers. We streven er naar om alle inhaalslagsoorten op een zodanige wijze geteld te laten worden dat geen achterstanden ontstaan en dus geen nieuwe inhaalslagen nodig zijn. Dit vereist een goede communicatie met en stimulering en aansturing van de vrijwilligers.
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
3
Hoofdstuk 2 / Methode
Om de inhaalslagsoorten geteld te krijgen zijn verschillende methoden gebruikt, variërend van aansturing vrijwilliger veldmedewerkers tot het zelf uitvoeren van onderzoek.
Bijhouden beschermde soorten Alle waarnemers die de afgelopen 5 jaar gegevens hebben geleverd hebben de nieuwe handleiding thuisgestuurd gekregen met een brief met de concrete vraag mee te werken aan de inhaalslag 2006. Van de dagvlinders zijn 61 kilometerhokken met inhaalslagsoorten voor het laatst in 2001 bekeken, de waarnemers is gericht om waarnemingen en nulwaarnemingen gevraagd. Op de Landelijke Vlinderdag die in maart is gehouden is er een lezing aan het thema gewijd en hebben de mensen zich op kunnen geven voor het meewerken aan deze inhaalslag. Er zijn bezoeken gebracht aan de Regionale Vlinderwerkgroepen om te zorgen dat de werkzaamheden van deze clubs goed aansluiten bij de gevraagde gegevens in het kader van de inhaalslag. Uiteraard kunnen deze groepen alleen gevraagd worden mee te werken. Het zijn zelfstandige organisaties die hun eigen afwegingen en keuzes maken in de werkzaamheden die ze uitvoeren. In het tijdschrift Vlinders (oplage 5500 stuks) is een oproep geplaatst om mee te werken en via de internetsite van De Vlinderstichting, www.vlinderstichting.nl is ook opgeroepen om mee te werken.
Iepenpage In de Inhaalslag 2004-2005 was onderzoek naar het mogelijk voorkomen van de iepenpage opgenomen (Veling, 2005). Uit het onderzoek bleek de soort nog in Heerlen aanwezig te zijn en tevens werd een nieuwe vliegplaats in Kerkrade ontdekt. De soort blijkt een buitengewoon verborgen leefwijze te hebben en wordt slechts weinig als vlinder gezien. In de winter van 2005-2006 is met hulp van een Duitse expert gericht gezocht naar eitjes van de soort in Heerlen. Er zijn geen eitjes gevonden. Toch blijkt deze methode in Duitsland, Oostenrijk en Groot-Brittannië goede resultaten oplevert. Bij een bezoek aan Tübingen (BadenWürttemberg) in februari 2006 bleek daar dat het zoeken van eitjes een goede methode was om de aanwezigheid van de soort aan te tonen. Met deze ervaring en met de waarnemingen van de soort in Nijmegen (2001), Heerlen en Kerkrade (2004 en 2005) en vlak over de grens bij Maastricht (2005) werd onderzoek gedaan naar het voorkomen van de iepenpage.
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
4
Contact gemeenten Een van de opties om tot een overzicht te komen van de aanwezige iepen was om deze gegevens op te vragen bij de gemeentelijke groendienst. In de praktijk bleek dit niet mogelijk. Veel gemeenten hebben geen goed bijgehouden bomenregister, en als ze het wel hebben dan is daar niet eenvoudig en snel een deelverzameling uit te destilleren. Ook gemeenten die hebben toegezegd gegevens te zullen verstrekken bleken dit, ook na meerdere telefoontjes, niet te doen. Inventarisatie iepen Om toch een goed beeld te krijgen is in het voorjaar en de zomer van 2006 per fiets en lopend onderzoek gedaan naar de aanwezige iepen in de delen van de gemeenten waar de soort ooit is gezien of waar we de soort verwachten gezien de ligging ten opzichte van bekende (buitenlandse) populaties. Gegevens Van de aangetroffen iepen werden de volgende gegevens genoteerd: Nummer x-coördinaat y-coördinaat aantal hoogteklasse gouediep ja/nee locatienaam groep/rij/solitair opmerkingen Bij enkele, hogere iepen die bij goede weersomstandigheden werden bezocht is gekeken naar de aanwezigheid van vlinders rond de boomkroon. Gezien het willekeurige en de grote hoeveelheid iepen is afgezien van een half uur durende controle. Alle iepen zijn in de winterperiode bezocht en de bomen die bereikbaar waren zijn onderzocht op aanwezigheid van eitjes. Gedetailleerd onderzoek veldparelmoervlinder De Veldparelmoervlinder heeft zich in 2004 weer in Nederland voortgeplant. Het is echter niet duidelijk of er nu sprake is van daadwerkelijke vestiging en om welke locaties het exact gaat. Kennis hierover is nodig voor een effectieve bescherming. Er is een gedetailleerde inventarisatie uitgevoerd van de recent door de veldparelmoervlinder gekoloniseerde plekken op en rond de Sint Pietersberg. Het project was een vervolg op de inhaalslag 2004 en 2005, maar met nadruk op een groter detailniveau van voortplantingslocaties, dat alleen door gericht zoeken bereikt kan worden. Dit vereist specialistische kennis. De inventarisatie hebben plaatsgevonden op drie tijdstippen: Maart - april voor oudere rupsennesten mei - half juni voor de vlinders augustus voor jongere rupsennesten. Gekoppeld aan de inventarisatie vond een beknopte beoordeling van de kwaliteit van het leefgebied plaats met behulp van een daartoe ontwikkeld protocol (Wallis de Vries, 2004). Over dit onderzoek is separaat gepubliceerd in het Natuurhistorisch Maandblad (Wallis de Vries & Huskens, 2007) en in de bijlagen opgenomen.
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
5
Hoofdstuk 3 / Resultaten
Bijhouden beschermde soorten In onderstaande tabel worden de resultaten van de inhaalslag beknopt weergegeven. In de kolom losse waarnemingen staan de jaartallen waaruit de betreffende soort was doorgegeven in het Landelijke bestand, dus los van de eigenlijke inhaalslag. PROV
NAAM
X
Y
Aantal inhaal
Losse waarnemingen
Soort waargenomen GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje FR heideblauwtje FR heideblauwtje FR heideblauwtje DR heideblauwtje FR heideblauwtje FR veenhooibeestje FR veenhooibeestje FR veenhooibeestje OV heideblauwtje DR veenbesparelmoervlinder DR heideblauwtje DR heideblauwtje DR heideblauwtje OV heideblauwtje OV heideblauwtje DR heideblauwtje OV heideblauwtje OV heideblauwtje OV heideblauwtje DR heideblauwtje OV heideblauwtje
177 184 188 190 198 198 208 214 215 221 221 221 223 225 225 229 230 231 232 232 233 233 236 239 257
451 479 455 483 549 549 555 545 562 556 556 556 498 534 535 552 565 488 488 539 487 488 510 530 463
0 30 2 26 6000 10 0 0 0 2 0 0 0 0 11 50 5 13 46 0 6 23 11 0 25
2006
Nulwaarneming, soort niet aangetroffen, FR heideblauwtje UT heideblauwtje BR heideblauwtje BR heideblauwtje BR heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje OV grote vuurvlinder FR heideblauwtje FR heideblauwtje FR heideblauwtje DR heideblauwtje DR veenbesparelmoervlinder DR heideblauwtje
minimaal 3 maal bezocht 140 595 0 149 458 0 168 387 0 168 387 0 168 387 0 180 449 0 181 483 0 183 473 0 184 492 0 185 455 0 187 453 0 199 519 0 220 557 0 220 557 0 220 557 0 222 559 0 224 540 0 224 559 0
DE VLINDERSTICHTING
2006 2006 2003 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2004 2006 2004 2006 2006
2006
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
6
DR DR DR DR OV
veenhooibeestje veenbesparelmoervlinder heideblauwtje heideblauwtje heideblauwtje
226 226 234 239 251
536 537 539 546 461
0 0 0 0 0
Onderzocht (minder dan 3 maal) soort niet aangetroffen BR heideblauwtje 095 391 0 BR heideblauwtje 096 391 0 BR heideblauwtje 097 392 0 BR heideblauwtje 099 386 0 BR heideblauwtje 099 387 0 BR heideblauwtje 100 388 0 BR donker pimpernelblauwtje 145 409 0 BR donker pimpernelblauwtje 146 408 0 GL heideblauwtje 184 480 0 GL heideblauwtje 186 456 0 GL heideblauwtje 192 453 0 DR veenbesparelmoervlinder 225 532 0 DR veenhooibeestje 230 553 0 OV veenhooibeestje 249 460 0 OV veenhooibeestje 250 460 0 OV heideblauwtje 255 462 0 OV heideblauwtje 265 495 0 Nulwaarneming, geen geschikt leefgebied (meer) aanwezig GL heideblauwtje 164 473 0 LI klaverblauwtje 173 317 0 LI heideblauwtje 176 355 0 LI heideblauwtje 177 358 0 GL heideblauwtje 180 450 0 LI heideblauwtje 198 352 0 OV heideblauwtje 205 502 0 DR heideblauwtje 223 557 0 Niet onderzocht LI klaverblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje GL heideblauwtje OV grote vuurvlinder GL heideblauwtje OV grote vuurvlinder GL heideblauwtje GL heideblauwtje OV grote vuurvlinder OV grote vuurvlinder OV grote vuurvlinder DR heideblauwtje DR heideblauwtje DR heideblauwtje DR heideblauwtje DR heideblauwtje DR heideblauwtje
175 181 190 190 190 194 194 196 198 200 201 202 224 230 231 231 243 264
321 460 475 489 530 493 531 494 491 519 519 519 558 537 553 554 534 531
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Heideblauwtje (Plebejus argus) De meeste te onderzoeken hokken hadden betrekking op het heideblauwtje. Zeven van de inhaalslaghokken bleek geen geschikt leefgebied (meer) te hebben. Deels gaat dit om hokken waar de waarneming betrekking had op een zwerver, omdat geen heide in het hok aanwezig is, deels gaat het om hokken waar de heide zodanig is achteruitgegaan (verdroogd en vergrast), dat de soort er geen mogelijkheden voor duurzame populaties meer heeft.
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
7
Grote vuurvlinder (Lycaena dispar) Voor de grote vuurvlinder zijn zes inhaalslaghokken opgevoerd. Ondanks toezeggingen om deze hokken te zullen bezoeken zijn er tot op heden geen waarnemingen ontvangen (ondanks herhaalde oproepen). Het gaat om hokken die zeer moeilijk toegankelijk zijn en de trefkans voor de grote vuurvlinder is relatief klein. Hierom is besloten deze hokken in 2007 te onderzoeken door te zoeken naar de eitjes van de grote vuurvlinder. Deze methode heeft als grote voordeel dat het weersonafhankelijk is. Deze inventarisatie zal door professionele veldmedewerkers worden uitgevoerd, omdat veel werk in een korte tijd moet worden gedaan.
Spaanse vlag (Euplagia quadripunctaria) Uit 28 kilometerhokken zijn waarnemingen van de spaanse vlag doorgegeven. In 9 daarvan zijn waarnemingen van meerdere dagen of meerdere exemplaren, wat duidt op populaties. De overige waarnemingen hebben betrekking op een exemplaar op een dag
X 174 175 178 179 180 180 180 182 186 191 192 194 194 194 195 195 196 196 197 197 198 198 200 200 201 202 203 203
Y 314 316 308 313 311 313 326 315 327 315 315 308 319 324 311 322 325 328 322 323 322 329 322 326 325 325 319 320
Data 1 1 8 1 1 2 1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 2 1 6 1 1 2 2 1 1 1 1 1
Aantal 1 1 30 1 1 2 1 1 1 10 19 1 1 1 1 1 26 1 7 1 1 8 2 2 1 1 1 1
Waarnemingen spaanse vlag, 2006
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
8
Project heide- en veenvlinders Drenthe In samenwerking met de Vlinderwerkgroep Drenthe, de provincie, Landschapsbeheer Drenthe en Veldwerk Nederland is in 2003 gestart met een project om de vliegplaatsen van de heide- en veenvlinders in Drenthe op regelmatige basis te onderzoeken. Dit project levert veel gegevens op die worden gebruikt voor de inhaalslag. Naast de inhaalslagsoorten veenhooibeestje en veenbesparelmoervlinder is er binnen dit project ook aandacht voor veenbesblauwtje, aardbeivlinder, kommavlinder en gentiaanblauwtje. In 2007 zal de Vlinderwerkgroep ook de hokken die dienen te worden onderzocht voor het heideblauwtje op het programma opnemen.
Iepenpage (Satyrium ww-album) Contact gemeenten Een van de opties om tot een overzicht te komen van de aanwezige iepen was om deze gegevens op te vragen bij de gemeentelijke groendienst. In de praktijk bleek dit niet mogelijk. Veel gemeenten hebben geen goed bijgehouden bomenregister, en als ze het wel hebben dan is daar niet eenvoudig en snel een deelverzameling uit te destilleren. Ook gemeenten die hebben toegezegd gegevens te zullen verstrekken bleken dit, ook na meerdere telefoontjes, niet te doen. Inventarisatie iepen Om toch een goed beeld te krijgen is in het voorjaar en de zomer van 2006 per fiets en lopend onderzoek gedaan naar de aanwezige iepen in de delen van de gemeenten waar de soort ooit is gezien of waar we de soort verwachten gezien de ligging ten opzichte van bekende (buitenlandse) populaties. Hieronder een samenvatting van de resultaten. Het totale overzicht van de in kaart gebrachte iepen is te vinden in bijlage 2. Er zijn 148 iepen beschreven.
Zoeken eitjes In de maanden januari tot en met maart zijn de iepen bezocht om daar waar mogelijk eitjes te zoeken. Veel van de bomen bleken zeer hoog opgesnoeid en waren vanaf de grond niet te onderzoeken, zelfs niet met een grote keukentrap. Veel iepen waren ook nog jong, struikvormig en niet bloeiend, waardoor ze ook voor de iepenpage niet interessant zijn. Voor zover bekend de eerste eitjes in Nederland De afgelopen jaren is de bekende vliegplaats bij Heerlen meermalen onderzocht en er is zelfs met een hoogwerker de boom in gegaan om eitjes te zoeken. Tot dusver zonder resultaat. DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
9
Het eerste (open) eitje en de tweede waar de rups nog in zat
Op 20 februari werden uiteindelijk op die locatie de eerste eitjes ooit in Nederland gevonden. Een ei was reeds open, een ei was nog dicht. Van het open ei wordt uitgegaan dat de rups er reeds uit is gekomen en zich in de bloemknop heeft verscholen.
De grote vreugde over de vondst werd anderhalve week later wel getemperd doordat bleek dat bij een reguliere snoeibeurt de gemeente juist de tak waarop de eitjes waren aangetroffen had weggehaald.
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
10
Nieuwe vindplaats: Eindhoven Op 10 juli werd in Eindhoven een vers vrouwtje waargenomen. De waarneming werd pas in september aan De Vlinderstichting doorgegeven, zodat er geen onderzoek heeft kunnen plaatsvinden naar de vlinder. In de winter is de locatie wel bezocht en zijn er de iepen in kaart gebracht.
De iepenpage uit Eindhoven, 10 juli 2006 (foto: Geert bode)
Aangezien het waargenomen exemplaar er zeer vers uitzag wordt uitgegaan van de mogelijkheid dat zich ook in Eindhoven een populatie bevindt.
Een van de iepen in de omgeving van de waarneming in 2006
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
11
Literatuur
Veling K. (2005). Inhaalslag iepenpage zomer 2004 - winter2005. Rapport VS2005.011. De Vlinderstichting, Wageningen. Opdrachtgever: ECLNV Veling, K. (2006) Eindrapportage inhaalslag vlinders. Rapport VS2006.005, De Vlinderstichting, Wageningen. Wallis de Vries, M.F. (2004). Nieuw leefgebied voor de veldparelmoervlinder in Limburg: uitvoeringsplan voor beheer en inrichting 2004-2005. Rapport VS2002.032, De Vlinderstichting, Wageningen. Wallis de Vries M.F. & K. Huskens (2007) Een grensoverschrijdende metapopulatie van de veldparelmoervlinder? Natuurhistorisch Maandblad, in prep.
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
12
Bijlage 1, artikel Veldparelmoervlinder Natuurhistorisch maandblad
EEN GRENSOVERSCHRIJDENDE METAPOPULATIE VAN DE VELDPARELMOERVLINDER? Michiel F. Wallis de Vries & Kim Huskens, De Vlinderstichting, Postbus 506, 6700 AM Wageningen De Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) is in 2004 na jaren van afwezigheid weer op de SintPietersberg opgedoken en heeft zich er ook voortgeplant. Ook in 2005 zijn vlinders waargenomen. De vraag is nu of zich al een lokale populatie heeft ontwikkeld. Dit is in 2006 onderzocht.
ACHTERGROND De Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) is een ernstig bedreigde soort die kenmerkend is voor kruidenrijke, droge en vrij schrale graslanden met een afwisselende vegetatiestructuur. In 2004 is de soort in Nederland teruggekeerd na de laatste waarneming in 1995 langs het Julianakanaal (Wallis de Vries, 2005). De vermoedelijke bronpopulatie ligt in Thier de Lanaye op ca. 4 km van de Nederlandse St. Pietersberg (Figuur 1). De Veldparelmoervlinder is voor een duurzaam voortbestaan uiteindelijk aangewezen op een metapopulatieverband: een samenhangend netwerk van kleine populaties waarbij elke lokale populatie onderhevig is aan een dynamiek van uitsterven en kolonisatie. Daarom is in 2006 onderzocht of nu al sprake is van een dergelijk populatienetwerk rond de St. Pietersberg. Dit is gedaan door in de vliegtijd van de soort intensief naar vlinders te zoeken en door waarnemers naar hun waarnemingen te vragen. Daarnaast is in het vroege voorjaar en in augustus nog naar rupsen gezocht. WAARNEMINGEN Een overzicht van de locaties waar tussen 2004 en 2006 Veldparelmoervlinders zijn gezien, is gegeven in Figuur 2. In 2004 zijn in het Popelmondedal (Figuur 3) en omgeving minstens 2 vlinders (mannetje en vrouwtje) en een rupsennest geteld, en in 2005 minstens 6 vlinders (2 mannetjes en 4 vrouwtjes) in het Popelmondedal en de ENCI-groeve (pers. meded. G. Smeets). In 2006 zijn tenminste 4 vlinders geteld, waaronder in elk geval één mannetje en één vrouwtje. Dit kon met behulp van foto’s en beschrijvingen worden achterhaald. Het eerste exemplaar werd op de Kannerheide aangetroffen. De tweede vlinder zat in de ENCI-groeve op het grasland van de Vereniging Natuurmonumenten. De andere twee exemplaren zijn op een zelfde dag waargenomen in het Popelmondedal. Rupsen werden in 2006 niet aangetroffen, hoewel ze op Thier de Lanaye wel zonder moeite werden gevonden (Figuur 4). In België zijn er naast de locatie van de bronpopulatie nog drie andere plekken waar in 2006 Veldparelmoervlinders zijn gezien: de omgeving van het havengebied bezuiden Thier de Lanaye, de CBRgroeve en de Tiendeberg (op resp. ca. 1, 3 en 3,5 km afstand van de bronpopulatie). In de CBR-groeve werd al in 2003 een Veldparelmoervlinder aangetroffen, en zijn er in 2006 meerdere vlinders waargenomen (pers. meded. G. Erens en eigen waarn.). Op de andere twee locaties gaat het om één enkele waarneming, maar wel om 2 of 3 vlinders op elke locatie. Langs het Albertkanaal is wel gekeken, maar zijn geen vlinders gezien. EEN METAPOPULATIE IN ONTWIKKELING In totaal zijn er nu op zeven locaties Veldparelmoervlinders op het Nederlandse en Belgische deel van de St. Pietersberg aangetroffen (Figuur 2). De bronpopulatie van Thier de Lanaye is zelf verdeeld over het kalkgrasland en de hellingvoet van La Friche. Deze populatie heeft zich na de introductie in 1996-97 goed ontwikkeld tot waarschijnlijk enkele honderden vlinders in 2003. Het aangepaste beheer en de zonnige lentes zullen hier zeker aan hebben bijgedragen. Bij een dergelijke populatiegrootte neemt de kans toe dat vlinders gaan zwerven, zeker bij gunstig weer, en dat was het geval in het zonnige jaar 2003. Toen is de eerste vlinder
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
13
in de CBR-groeve gezien en het is niet onmogelijk dat toen ook het Nederlandse deel van de St. Pietersberg al in stilte werd bereikt. Er zijn nu naast de bronpopulatie drie plekken waar de Veldparelmoervlinder minimaal twee jaar is gesignaleerd, waarvan twee in Nederland. Dat is een aanwijzing dat voortplanting ook buiten de bronpopulatie plaatsvindt. Aan de Nederlandse kant is het daarnaast goed mogelijk dat zich Veldparelmoervlinders buiten het bereik van waarnemers in het ontoegankelijke deel van de ENCI-groeve hebben gevestigd – langs de bovenrand van de groeve lijken er van afstand kansrijke plekken aanwezig te zijn; in 2005 is er ook een vlinder in de groeve zelf aangetroffen. Een voorzichtige conclusie is dus dat we te maken hebben met een metapopulatie in ontwikkeling. Voor een metapopulatie, in de zin van een netwerk van plekken waartussen uitwisseling plaatsvindt, is meer nodig. De verhouding in de aantallen tussen de bronpopulatie en de overige plekken is nog te scheef voor een substantiële bijdrage van de nieuw gekoloniseerde plekken aan de dynamiek van de totale populatie. Ook is uitwisseling tussen de plekken nog niet aangetoond. Het loont dus de moeite om waarnemingen te blijven verzamelen! DE TOEKOMST De eerste hoofddoelstelling van het Beschermingsplan Veldparelmoervlinder (WALLIS DE VRIES, 2001) was de herkolonisatie van Limburg binnen vijf jaar. Deze boude doelstelling is dus gehaald! De tweede hoofddoelstelling beoogde de vestiging van twee metapopulaties, op de St. Pietersberg en langs het Julianakanaal, op een termijn van 5-10 jaar, dus in de periode 2006-2010. Het is nog te vroeg om te stellen dat de eerste metapopulatie zich al heeft gevestigd, maar nu de vlinder zich al 3 jaar achtereen heeft getoond is enig optimisme gerechtvaardigd en de ontwikkelingen gaan verder in de goede richting. Aan de hand van het uitvoeringsplan voor de Veldparelmoervlinder (WALLIS DE VRIES, 2004) worden nog steeds maatregelen voor verdere uitbreiding van leefgebied getroffen. Op de St. Pietersberg wordt het herstelbeheer door Natuurmonumenten nu mede afgestemd op deze soort. Het combineren van verschralingsbeheer met het voorkómen van overbegrazing in de winter en het voorjaar is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Aan Vlaamse zijde is ook bij Natuurpunt de Veldparelmoervlinder nadrukkelijk in beeld. Langs het Julianakanaal zijn de kansen voor een spontane vestiging door de grote afstand tot de St. Pietersberg en de andere mogelijke bronpopulatie bij Zutendaal veel kleiner, maar Rijkswaterstaat richt het beheer wel op de gewenste ontwikkeling van kruiden- en structuurrijke vegetatie. In het tussenliggende gebied rond Maastricht wordt ondertussen gewerkt aan de ontwikkeling van een verbindingszone door aangepast beheer van onder meer de taluds langs het Albertkanaal en de spoorlijn tussen Maastricht en Lanaken. Kortom, nu de termijn van het beschermingsplan na vijf jaar is verstreken, zijn er goede redenen voor optimisme over de terugkeer van deze parel van de schrale graslanden! DANKWOORD Het veldwerk vond plaats in het kader van de Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Dagvlinders, met financiële steun van het Ministerie van LNV. Wij willen graag alle waarnemers bedanken voor hun inspanningen, met name Guido Smeets, Gabriël Erens, Jo Hermans, Bart de Knegt, Hub Reumkens, Chris van Swaaij en de Nachtvlinderwerkgroep. SUMMARY We followed the expansion of a population of the Glanville Fritillary (Melitaea cinxia) on the Sint Pietersberg on the border of Belgium and the Netherlands. Since the introduction to a single site in 1996-97, the population has been recorded from six other locations, starting in 2003. Observations from three locations have been made in at least two consecutive years, although the numbers of butterflies never exceeded a few. We conclude that these are indications that a metapopulation is gradually developing, but that the present population still relies heavily on the source population. Nevertheless, the prospects for the future seem hopeful. LITERATUURLIJST WALLIS DE VRIES, M.F., 2001. Beschermingsplan Veldparelmoervlinder 2001-2005. Rapport Directie Natuurbeheer 2001/013, EC-LNV, Wageningen. (ook te downloaden vanaf www.limburg.nl) WALLIS DE VRIES, M.F., 2004. Nieuw leefgebied voor de veldparelmoervlinder in Limburg: uitvoeringsplan voor beheer en inrichting 2004-2008. Rapport VS2003.032, De Vlinderstichting, Wageningen. (ook te downloaden vanaf www.limburg.nl) WALLIS DE VRIES, M.F., 2005. Nieuwe kansen voor de Veldparelmoervlinder in Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 94 (4): 69-74. BIJSCHRIFTEN FIGUREN
FIGUUR 1 DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
14
Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) op het Belgische deel van de Sint-Pietersberg (foto’s: K. Huskens) FIGUUR 2 Vindplaatsen van de Veldparelmoervlinder rond de Sint-Pietersberg in de periode 2004-2006. FIGUUR 3 In het Popelmondedal zijn aan Nederlandse zijde sinds 2004 de meeste Veldparelmoervlinders gezien, hoewel nauwelijks op het echte kalkgrasland (foto M. Wallis de Vries). FIGUUR 4 Rups van de Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia) op het Belgische deel van de Sint-Pietersberg (foto: K. Huskens)
DE VLINDERSTICHTING
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
15
Bijlage 2: Overzicht iepeninventarisatie
X
Y
Aantal
Klasse
Nijmegen 188623 188509 188738 188781 188850 188850 188850 188816 188816 188908 188882 188840 188586 188572 188649 187633 187633 187506 187506 187975 187692 187818 187818 187720 187720 187829 188094 188104 187763 187513 189102 189257 189436 189352 189025
426252 426396 462328 426310 426336 426336 426336 426160 426160 426070 425845 426423 426764 426683 426630 426898 426898 426735 426735 425320 425317 425000 425000 425196 425196 425087 425150 425046 425063 425225 426648 425748 425501 425606 426989
5 1 1 4 2 12 1 5 1 1 1 1 2 1 1 16 1 7 1 8 1 1 1 6 1 5 21 1 1 10
IV, 1 van I III II V III III en groter
Maastricht 176584 176584 176584 176584 176584 176584 176584 176583 176583
317224 317224 317224 317224 317224 317224 317224 317221 317221
A B C D E F G H I
DE VLINDERSTICHTING
IV, enkele kleiner II II II III I en III II II II I II I IV IV II I II en V II V IV II II IV V I I I III
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
III I III III II II II I I
16
176635 176680 176279 175927 174840 173612 173612 173629 173629 173629 173893 173893 173865 174058 173972 174044 174196 174147 174277 174345 174514 174524 175029 175126 175078 175177 173223 174635 174481 174479 174269 173906 173726 175516 175389 175328 175339 175383 175431 175543 175691 175522 175429 175411 175393 175376 175374 175386 175370 175367 175392
317274 317176 317161 317167 316872 315930 315930 316014 316014 316014 315871 315871 315820 315830 315745 315745 316154 316154 316144 316116 316303 316218 316527 316618 316392 316435 316620 316418 316610 316527 316437 316300 317123 317980 317955 318128 318148 318173 318230 318357 318355 318647 318763 318753 318681 318700 318707 318665 318677 318712 318643 DE VLINDERSTICHTING
A A 2 st
3 st
3 st heel veel
II II - III I I I I I I I I II - III I II I I I - II II II I I I I I II - III I I I I II struikgewas tot 5 m II - III enkele I, 1 klasse II II II
II + verjonging II I
2 st
III + verjonging III III II - III
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
17
176697 175995 176580 176586
316620 316356 315804 315861
II - III II - III versch kleine + 1 II II
Heerlen 197385 197376 197212 197198 197198 196894 196860 197345 197321 195960 196040 196241 196151 196137
320612 320460 320254 320339 320532 320527 320722 320728 320936 319987 319978 319920 320054 320053
II II I II II - III II III III II - III en II II II en bijna dode III I IV en II en III
Simpelveld 197772 197233 197160 197443
315590 315973 316227 316194
1 12
II II
9
II
Kerkrade 200234 200480 199899 200032 200175 200216 199897 199891 200079 199813 202073 202134 201302 201548 201389 201442 201530 201530 200778 200558 200423 200332 199970
318782 318783 318609 318916 319133 319253 319344 319340 319573 318844 321656 321730 320261 320374 320422 320376 320470 320470 319947 319920 319867 319765 319734
1 2 1 2 1 2 1 1 1 1 1 enkele enkele 1 1 1 2 enkele 1 1 1 1 1
II I II I II I en II I I a II II II II I I II III I III I II II II II II
DE VLINDERSTICHTING
2 st 2 st meerdere
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
18
199980 200022 200177 200292 200246 200224 199958 200004
319563 319659 319944 319947 319660 319619 319534 320060
DE VLINDERSTICHTING
1 1 17
II I II
2 1 1 1
I en II I I II
2007 | Korte rapportage Inhaalslag 2006
19