Risicoanalyse domein GHOR I n sp ectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
WAT Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E K N E L P U N T E N , B E D R E I G I N G E N E N K A N S E N V O O R D E O R G A N I S AT I E VA N D E G H O R ?
In spectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Risicoanalyse domein GHOR WAT Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E K N E L P U N T E N , B E D R E I G I N G E N E N K A N S E N V O O R D E O R G A N I S AT I E VA N D E G H O R ?
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Den Haag december 2007
INSPECTIE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) Bezoekadres: Juliana van Stolberglaan 148, 2595 CL Den Haag Postadres: Postbus 20011, 2500 EA Den Haag Telefoon: (070) 426 62 61 Telefax: (070) 426 69 90 Website: www.ioov.nl
COLOFON
Uitgave: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Lay out: Grafisch Buro van Erkelens Fotografie cover: Grafisch Buro van Erkelens Drukwerk: drukkerij Hega, Den Haag ISBN 978 90 5414 144 0 december 2007
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
S A M E N VAT T I N G
5
INLEIDING Toezicht door de Inspectie OOV Doelstellingen van de expertmeetings Opbouw rapportage
7 7 7 8
2 EFFECTIEF EN EFFICIËNT TOEZICHT 2.1 Inleiding 2.2 Effectief en efficiënt toezicht
9 9 9
3 3.1 3.2 3.3 3.4
METHODE EN WERKWIJZE Inleiding Group Decision Room Ontwerp sessie Deelnemers
11 11 11 12 13
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
G D R - S E S S I E : D E B E S T U U R L I J K E I N VA L S H O E K Inleiding Kernthema’s: knelpunten Kernthema’s: bedreigingen Kernthema’s: kansen Hartenkreten
15 15 15 17 18 19
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
G D R - S E S S I E : D E O P E R AT I O N E L E I N VA L S H O E K Inleiding Kernthema’s: knelpunten Kernthema’s: bedreigingen Kernthema’s: kansen Hartenkreten
21 21 21 23 25 25
6 L I T E R AT U U R S T U D I E : D E T H E O R E T I S C H E I N VA L S H O E K 6.1 Inleiding 6.2 Knelpunten, bedreigingen en kansen uit de literatuur
27 27 27
7 7.1 7.2 7.3
29 29 29 31
E E N ST E R K E W I T T E KO L O M : CO N C L U S I E S E N H O E N U V E R D E R ? Inleiding Een sterke witte kolom: conclusies Hoe nu verder?
Onze missie De Inspectie OOV levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving. Zij oefent daartoe toezicht uit op besturen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid en stelt hen daarmee in staat de veiligheid te verbeteren. De Inspectie OOV houdt, onder de verantwoordelijkheid van de ministers van BZK en van Justitie, toezicht op de kwaliteit van de taakuitvoering van zowel de verantwoordelijke bestuursorganen als de operationele diensten die op de verschillende onderdelen van het OOV-terrein actief zijn (politie, brandweer, GHOR). De Inspectie OOV laat zich leiden door enerzijds de inschatting van maatschappelijke veiligheidsrisico’s en anderzijds door de vraag waar zij met haar toezicht maximaal kan bijdragen aan het realiseren van beoogde beleidseffecten. In haar werkplannen, jaarverslagen en rapportages worden de gemaakte keuzes en gevolgde werkwijzen verantwoord. Het oordeel van de Inspectie OOV komt onafhankelijk tot stand. De Inspectie OOV draagt haar bevindingen actief uit. Zij geeft daarmee de ministers en de onder toezicht staande organisaties inzicht in hun bijdragen aan de kwaliteit van het veiligheidsniveau en de praktische uitwerking van het gevoerde beleid. De Inspectie OOV beoogt daarmee bij betrokkenen een oriëntatie op permanente aandacht voor verbetering tot stand te brengen. De Inspectie OOV zoekt actief samenwerking met andere partijen van beleid, uitvoering en toezicht, zowel op het OOV-domein als op aanverwante terreinen.
De Inspectie OOV weet wat er leeft en toetst of het werkt.
Samenvatting De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) houdt toezicht op de politie, brandweer en rampenbestrijding/crisisbeheersing. Als onderdeel van de rampenbestrijding/crisisbeheersing houdt zij ook toezicht op de organisatie van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR): de structuur, processen en actoren binnen de GHOR, die primair gericht zijn op (aspecten van) de openbare orde en veiligheid. De Inspectie OOV wil dat haar toezicht toegevoegde waarde heeft voor zowel beleid als veld. Om de juiste onderzoeken te kunnen doen, heeft zij inzicht nodig in de belangrijkste knelpunten, bedreigingen en kansen voor een optimaal functioneren van de organisatie van de GHOR. Naast een literatuurstudie heeft zij expertmeetings (Group Decision Room-sessies) georganiseerd. Voordeel van GDR-sessies is dat snel en gestructureerd de gewenste informatie wordt verkregen. De Inspectie OOV heeft twee GDR-sessies gehouden. De eerste sessie, waaraan vooral bestuurders en beleidsmakers deelnamen, had een bestuurlijke invalshoek. De tweede sessie was meer gericht op het operationele management, met Regionaal Geneeskundig Functionarissen (RGF-en) en Hoofden Bureau GHOR. In beide sessies is aan de deelnemers de volgende vraag gesteld: Wat zijn de belangrijkste actuele knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR? De resultaten van beide sessies zijn onderling vergeleken. De belangrijkste kernthema’s worden hieronder in willekeurige volgorde beschreven. • Daadwerkelijke bestuurlijke interesse in de GHOR De GHOR staat laag op de bestuurlijke agenda. Zeker in vergelijking met de andere hulpverleningsdiensten is de aandacht en betrokkenheid van het bestuur beperkt. Aan een goede politie en brandweer hecht het bestuur veel waarde maar bij de GHOR lijken bestuur en veld verschillende taal te spreken. • Gebrek aan herkenbaarheid van de witte kolom Wat en wie worden met de witte kolom bedoeld? De witte kolom is niet makkelijk onder één noemer te brengen; deze bestaat uit veel verschillende partijen, die weinig onderlinge samenhang vertonen. Het gebrek aan herkenbaarheid geldt zowel voor partijen binnen de witte kolom zelf als voor de partijen uit de rode en blauwe kolom.
5
• Onvoldoende samenwerking Het gaat zowel om de samenwerking binnen de witte kolom als om de samenwerking van de witte kolom met de andere kolommen. Het gebrek aan herkenbaarheid van de witte kolom bemoeilijkt het maken van bindende afspraken en werkt diversiteit in optreden in de hand. Daardoor vormt de coördinatie binnen de witte kolom enerzijds en de afstemming met de brandweer en politie anderzijds een probleem. • Onvoldoende beleidsmatige regie De GHOR heeft met twee departementen te maken: de ministeries van BZK en VWS. Deze hebben een complementaire (deels gezamenlijke) verantwoordelijkheid op het gebied van de GHOR. Effectief beleid vraagt om nauwe samenwerking en afstemming tussen beide ministeries. Soms is er echter sprake van discrepantie in sturing of zelfs tegengesteld beleid. • Leeragentschap Door lopende initiatieven en kennis meer te bundelen en actief uit te dragen binnen het veld, bijvoorbeeld via een kennisinstituut, hoeft het wiel niet telkens te worden uitgevonden en vindt synergie plaats. Daarmee wordt de GHOR een lerende organisatie. Literatuurstudie Bovenstaande thema’s worden bevestigd in de literatuur. Uit de bestudeerde documenten blijkt de GHOR een complexe, versnipperde organisatie zonder duidelijke regie en samenhang; het overzicht ontbreekt. Voldoende gezondheidszorg bij rampen en crises kan mogelijk niet overal gegarandeerd worden. Ook vindt er niet voldoende afstemming en coördinatie met de brandweer en de politie plaats. Wel onderneemt het veld allerlei initiatieven voor verbetering maar dit gebeurt weinig gecoördineerd. Hoe nu verder? Aan de hand van de onderzoeksresultaten uit de expertmeetings en de literatuurstudie zal de Inspectie OOV haar (onderzoeks)strategie op het gebied van de GHOR de komende jaren verder vormgeven. Deze rapportage geeft een actueel beeld van de stand van zaken. Door onderzoek naar relevante thema’s te doen wil de Inspectie OOV bijdragen aan een duidelijke positionering van de GHOR binnen de veiligheidsketen. In 2008 zal zij daartoe de organisatie van de GHOR en de positie van de RGF daarbinnen onderzoeken.
6
Inleiding 1 1.1
TOEZICHT DOOR DE INSPECTIE OOV De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) houdt toezicht op de politie, brandweer en rampenbestrijding/crisisbeheersing. Als onderdeel van de rampenbestrijding/crisisbeheersing houdt zij ook toezicht op de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Dit betreft dan de organisatie van de GHOR: de structuur, processen en actoren binnen de GHOR, die primair gericht zijn op (aspecten van) de openbare orde en veiligheid. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst de kwaliteit van het (operationele) geneeskundige handelen. De Inspectie OOV wil dat haar toezicht toegevoegde waarde heeft voor zowel beleid als veld. Om de juiste onderzoeken te kunnen doen, heeft zij inzicht nodig in de belangrijkste knelpunten, bedreigingen en kansen voor een goed functioneren van de hulpverleningsdiensten. Sinds 2005 heeft de Inspectie OOV het veld expliciet en op structurele basis bij verschillende risicoanalyses betrokken. Ook over de organisatie van de GHOR zijn expertmeetings gehouden. Aan experts, onder meer burgemeesters en Regionaal Geneeskundig Functionarissen (RGF-en), is gevraagd actuele knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR te inventariseren en te prioriteren. Resultaat is een lijst met onderwerpen die door de Inspectie OOV dan wel door bestuur, beleid of veld opgepakt moeten worden.
1.2
D O E L S T E L L I N G E N VA N D E E X P E R T M E E T I N G S De Inspectie OOV heeft twee expertmeetings georganiseerd. De eerste sessie, waaraan vooral bestuurders en beleidsmakers deelnamen, had een bestuurlijke invalshoek. De tweede sessie was meer gericht op het operationele management, met RGF-en en Hoofden Bureau GHOR. Doel van beide sessies was:
• duidelijkheid verkrijgen over de belangrijkste actuele knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR. De Inspectie OOV zal de resultaten van de expertmeetings gebruiken om haar (onderzoeks)strategie voor de komende jaren verder vorm te geven. In die zin is de rapportage een intern document ter onderbouwing van het meerjarenbeleidsplan en komende werkplannen. Met het naar buiten brengen van de rapportage wil de Inspectie OOV ook extern draagvlak creëren. Door te verantwoorden hoe de rapportage tot stand gekomen is, biedt zij optimale transparantie.
7
Daarnaast beoogt de Inspectie OOV met deze rapportage een bewustwordingsproces in gang te zetten bij beleid, bestuur en veld. Door knelpunten, bedreigingen en kansen op een rijtje te zetten wordt hen een spiegel voorgehouden. Sommige problemen zullen bekend zijn, andere zijn mogelijk minder/niet bekend. Door deze te verzamelen worden betrokkenen in de gelegenheid gesteld erover na te denken en benodigde maatregelen te nemen.
1.3
O P B O U W R A P P O R TA G E Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op het toezichtstraject van de Inspectie OOV op het gebied van de GHOR. Hoofdstuk 3 beschrijft de gevolgde werkwijze. De hoofdstukken 4 en 5 geven de resultaten van beide GDR-sessies afzonderlijk weer. In hoofdstuk 6 volgen de resultaten van de literatuurstudie. In het laatste hoofdstuk worden de resultaten van beide GDR-sessies onderling en met de resultaten uit de literatuurstudie vergeleken. Afgesloten wordt met ‘hoe nu verder?’
8
Effectief en efficiënt toezicht 2 2.1
INLEIDING De Inspectie OOV heeft een beperkte capaciteit en een groot toezichtsveld. Daardoor is het niet mogelijk om voortdurend toezicht op alle objecten te houden. Er moeten keuzes worden gemaakt om de capaciteit daar in te zetten waar deze het meest nodig is. Toezicht moet zich richten op de belangrijkste knelpunten, kansen en bedreigingen. Het is minder effectief om de aandacht te concentreren op zaken die goed lopen.
2.2
EFFECTIEF EN EFFICIËNT TOEZICHT Het toezicht van de Inspectie OOV op de organisatie van de GHOR bestaat uit een aantal fasen (zie figuur 1). De eerste fase is het opsporen en in kaart brengen van knelpunten, kansen en bedreigingen voor het veld. Nadat deze geïdentificeerd zijn (‘longlist’), worden deze geprioriteerd; toetsingscriteria worden daarbij expliciet benoemd. Zo vormt zich een shortlist van ‘zaken die ertoe doen’. Aan de hand van deze shortlist bepaalt de Inspectie OOV haar strategie voor de komende jaren.
Figuur 1 Identificatie (longlist)
Prioritering (shortlist)
Systematisch onderzoek
Thematisch onderzoek
Interventie
Interventie
Monitoring
Monitoring
9
Vanuit de shortlist worden concrete onderzoeken geformuleerd en uitgevoerd, dit is de tweede fase. Op hoofdlijnen vallen onderzoeken van de Inspectie OOV uiteen in systematische en thematische onderzoeken. Bij systematische onderzoeken worden organisaties structureel met een gestandaardiseerd instrument op een aantal onderdelen bekeken. Zo toetst de Inspectie OOV de multidisciplinaire rampenbestrijding per regio op systematische wijze, met het instrument van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding. Een thematisch onderzoek concentreert zich op een bepaald thema en gaat daar de ‘diepte’ in. Op het gebied van de GHOR zal de Inspectie OOV in eerste instantie vooral diepte-onderzoek verrichten. Het onderzoeksrapport is niet het einde van het toezichtstraject. De Inspectie OOV neemt ook gerichte interventies om met de resultaten van het onderzoek actief verbeteringen binnen de GHOR te bewerkstelligen. Welke interventie daadwerkelijk gepleegd wordt, verschilt per onderzoek. Voorbeelden van interventies zijn het maken en volgen van afspraken, maar ook het spreken op congressen, het ontwikkelen van lesbrieven, het uitbrengen van een DVD of het inhuren van een instructeur om regio's te informeren. Effectief en efficiënt toezicht houdt verder in dat er afgestemd en samengewerkt wordt met betrokkenen uit de beleidswereld en andere toezichthoudende instanties. Gezien de complementaire (deels gezamenlijke) toezichtsverantwoordelijkheid op het gebied van de GHOR werkt de Inspectie OOV nauw samen met de IGZ. Ook worden onderzoeksresultaten actief naar betrokken beleidsdirecties van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) gecommuniceerd. De laatste fase in het toezichtstraject is het monitoren: tot welke effecten hebben de activiteiten van de Inspectie OOV geleid? Een bepaalde periode na een interventie kan de Inspectie OOV een kort ‘follow-up’ onderzoek houden om te kijken of en wat er veranderd is. De vorm hiervan kan eveneens weer per onderzoek verschillen. Monitoring heeft enerzijds een leereffect op de eigen organisatie omdat men inzicht krijgt in de resultaten van de ingezette inspectiemiddelen. Anderzijds wordt het veld waar nodig alsnog aangespoord om actie te ondernemen op het betreffende onderzoeksgebied.
10
Methode 3.1
INLEIDING
3
Er zijn verschillende methoden en systemen mogelijk om knelpunten, bedreigingen en kansen te inventariseren. Globaal kunnen deze in twee categorieën worden ingedeeld: het bestuderen van documenten en het raadplegen van (veld)deskundigen. Na een literatuurstudie heeft de Inspectie OOV bewust gekozen experts te bevragen. Door het veld actief bij de vorming van de (onderzoeks)strategie te betrekken wil de Inspectie OOV extern draagvlak creëren. Dan kan zij haar onderzoeken makkelijker uitvoeren en worden beoogde effecten sneller bereikt. Verder wordt toezicht op deze wijze transparant gemaakt. Voor veld, beleid en burger wordt duidelijk waarom en wat de Inspectie OOV inspecteert. Er zijn verschillende mogelijkheden om experts in te schakelen, bijvoorbeeld (gerichte) interviews, enquêtes of brainstormsessies. Om op gestructureerde wijze zoveel mogelijk kennis van de experts te ‘tappen’, heeft de Inspectie OOV Group Decision Room-sessies (GDR-sessies) georganiseerd.
3.2
GROUP DECISION ROOM De GDR bestaat uit een netwerk van computers om een vergadering of besluitvormingsproces te ondersteunen. In een vergaderruimte zijn verschillende laptops op een lokale server aangesloten. Op een groot scherm worden onderwerpen, vragen of stellingen geprojecteerd waarop deelnemers kunnen reageren. De reacties zijn direct op het scherm te zien zodat andere deelnemers hierop weer kunnen reageren. Dit alles gebeurt gelijktijdig en in anonimiteit. Iedereen kan reageren zonder dat men weet wie wat heeft ingevoerd. Het proces wordt begeleid door een technische facilitator, die er voor zorgt dat het systeem werkt en een voorzitter, die de vergadering inhoudelijk leidt. Voordeel van de GDR-methodiek is dat vergaderingen en besluitvormingsprocessen (meer) gestructureerd verlopen. Ook wordt veel tijdswinst geboekt omdat deelnemers niet hoeven te wachten tot een ander is uitgesproken maar parallel kunnen participeren. De anonimiteit van het proces stimuleert bovendien openhartigheid en daarmee creativiteit bij de deelnemers. Daarnaast worden bijdragen op de inhoud beoordeeld, niet op de persoon die deze indient. Status, hiërarchie en functieverschillen spelen geen rol. Mogelijk nadeel is de verminderde interactie tussen de deelnemers. Omdat niet bekend is welke bijdrage van wie afkomstig is, kan deze niet in perspectief bezien worden. Een referentiekader ontbreekt.
11
Het ontwerp is cruciaal voor het welslagen van een GDR-sessie. Hoe wordt benodigde informatie van de experts ‘afgetapt’? Welke vragen worden wanneer en op welke manier gesteld? Dit vereist veel voorbereiding. Immers, een verkeerde vraag leidt al snel tot een verkeerd antwoord. De Inspectie OOV heeft zich daarom bij het ontwerp door de Technische Universiteit Delft (TU Delft) laten ondersteunen. Omdat het instrument op de TU Delft ontwikkeld is, heeft men daar ruime ervaring en specifieke expertise. De resultaten van de GDR-sessies zijn door de TU Delft in een rapportage verwerkt.
3.3
ONTWERP SESSIE Het doel van de GDR-sessies is om een lijst met knelpunten, kansen en bedreigingen op het gebied van de organisatie van de GHOR te inventariseren en prioriteren. Hiervoor zijn de volgende stappen genomen: 1 Inventarisatie In beide sessies zijn de deelnemers gevraagd ervaren knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR te benoemen. Andere relevante opmerkingen kunnen zij onder het kopje ‘overige ideeën’ plaatsen. De deelnemers worden aangemoedigd zo scherp mogelijk te formuleren, om de kern in beeld te brengen. Per sessie resulteert deze fase in vier groslijsten met items. 2 Opschonen Vervolgens is in beide sessies aan de deelnemers gevraagd om nogmaals naar de groslijsten te kijken. Dit om synoniemen te kunnen samenvoegen, onduidelijke items te verhelderen en overbodige items te verwijderen. Per sessie resulteert deze fase in vier opgeschoonde lijsten. 3 Prioriteren De volgende stap in beide sessies betreft het prioriteren van een aantal items per lijst. Aan deelnemers is gevraagd om de belangrijkste knelpunten, kansen en bedreigingen te selecteren, bezien vanuit de eigen positie en ervaring. Daarbij is rekening gehouden met het verschil aan input per lijst. De deelnemers kunnen per lijst een zesde tot een kwart van de items selecteren. Het systeem berekent vervolgens de groepsscore. Per sessie resulteert deze fase in vier lijsten met naar prioriteit gerangschikte items. 4 Laatste hartenkreten Tot slot zijn de deelnemers in beide sessies gevraagd naar laatste hartenkreten: wat is nog niet aan de orde geweest en vindt u toch cruciaal voor de organisatie van de GHOR?
12
3.4
DEELNEMERS Een zorgvuldige selectie van deelnemers is cruciaal voor het welslagen van de GDR-sessies. Een beperkte groep deelnemers moet immers een betrouwbaar en valide beeld kunnen schetsen van de belangrijkste knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR. Pas dan zijn de resultaten van de sessies bruikbaar en generaliseerbaar. In dit onderzoek is dan ook veel zorg besteed om een representatieve afspiegeling van het GHOR-veld te krijgen. Er is voor een gestratificeerde steekproef gekozen: alle relevante partijen voor de organisatie van de GHOR zijn geïdentificeerd en vervolgens over twee GDR-sessies verdeeld. De eerste sessie had een bestuurlijke invalshoek. Aan deze sessie hebben burgemeesters, beleidsmakers van de ministeries van BZK en VWS, inspecteurs van de Inspectie OOV en de IGZ en de projectleider ‘vakbekwaamheid’ van de GHOR-academie deelgenomen. De tweede sessie was meer gericht op het operationele management. Daaraan namen Regionaal Geneeskundig Functionarissen deel, Hoofden Bureau GHOR, een senior beleidsmedewerker van GHOR Nederland en de projectleider ‘kenniscentrum’ van de GHOR-academie.
13
14
GDR-sessie: de bestuurlijke invalshoek 4.1
INLEIDING
4
Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de eerste GDR-sessie: de bestuurlijke visie op de knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR. Daarbij gaat het om de visie van burgemeesters, beleidsmakers van de ministeries van BZK en VWS, inspecteurs van de Inspectie OOV en de IGZ en de projectleider ‘vakbekwaamheid’ van de GHOR-academie. In genoemde knelpunten, bedreigingen en kansen zijn prioriteiten aangegeven, dit bezien vanuit de eigen ervaring en positie van de deelnemers. Rekeninghoudend met de aangegeven prioriteiten worden de knelpunten, bedreigingen en kansen in dit hoofdstuk geclusterd in kernthema’s. Deze thema’s staan hieronder beschreven met onder elk thema een aantal relevante citaten. De uitspraken van de deelnemers zijn zo letterlijk mogelijk uit de GDR-sessie overgenomen, dit om de nuance en strekking van het citaat te behouden. Incidenteel is een uitspraak enigszins aangepast om deze te verduidelijken. De laatste paragraaf beschrijft belangrijke hartenkreten van de deelnemers.
4.2
KERNTHEMA’S: KNELPUNTEN Volgens de deelnemers aan de GDR-sessie is de versnipperdheid van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden een belangrijk knelpunt voor een optimaal functioneren van de GHOR. Dit geldt voor alle actoren binnen de organisatie van de GHOR. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Regel ‘wie betaalt, bepaalt’ spoort niet met de verantwoordelijkheden/bevoegdheden. • Wettelijke mogelijkheden ontbreken om zorginstellingen, waaronder ziekenhuizen, aan te sturen. • Versplinterde bevoegdheden binnen de GHOR.
De deelnemers aan de GDR-sessie zien ook onvoldoende multidisciplinaire samenwerking als belangrijk knelpunt. Hierbij gaat het zowel om de samenwerking tussen de verschillende disciplines/organisaties binnen de witte kolom als om de samenwerking met de brandweer en politie. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
15
Citaten GDR-deelnemers • Veel ketenpartners geven naast hun reguliere taken, weinig prioriteit aan voorbereiding op rampen (kleine kans). • Zorginstellingen moeten ook echt hun zaken op orde willen brengen. • Iedereen wil samenwerken, maar dan wel graag zoals ze lokaal gewend zijn. • Geen eenduidigheid in opschalingstructuur (GRIP) en informatievoorziening.
Daarnaast wordt de grote afstand tussen de witte kolom en de lokale bestuurders als belangrijk knelpunt genoemd. Bestuur en veld lijken verschillende belangen te hebben waardoor de GHOR niet goed van de grond komt. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Scheiding van regie en inhoud waarbij regie op afstand niet aankomt in de regio’s en het lokale belang te weinig organisatorische binding met ketenpartners heeft. • Te weinig begrip voor bestuurlijke processen bij de deelnemende instanties. • Enerzijds de wens om een decentrale uitvoering, anderzijds het recht op gelijke zorg voor iedereen.
Als belangrijk knelpunt noemen de deelnemers aan de GDR-sessie ook de onvoldoende sense of urgency. Dit ontbreekt zowel bij bestuur en beleid als in het veld. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Verschil in kwaliteit van GHOR-regio’s door bestuurlijk onvoldoende aandacht. • Onvoldoende bekendheid en draagvlak bij bevolking en politici. • Beperkte bestuurlijke belangstelling.
Een ander belangrijk knelpunt, zo stellen de deelnemers aan de GDR-sessie, is het gebrek aan een ‘unité de doctrine’. Verschillende actoren met verschillende ideeën en invloed bemoeilijken een uniform optreden van de GHOR naar buiten toe. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Machtsdenken; teveel handen aan het stuur. • Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën en invloed. • Fragmentatie van kennis en opleidingen.
16
4.3
KERNTHEMA’S: BEDREIGINGEN De deelnemers aan de GDR-sessie zien de discrepantie in sturing tussen de ministeries van BZK en VWS als bedreiging voor de GHOR. Het beleid tussen beide ministeries is nog onvoldoende afgestemd, soms zelfs conflicterend. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Geen congruentie in het beleid van de ministeries van BZK en VWS. • Onvoldoende richting door departementen. • Geen duidelijke opstelling van de ministeries van BZK en VWS inzake het takenpakket van de GHOR.
Een belangrijke bedreiging voor de GHOR betreft ook de uitwerking van de Wet veiligheidsregio’s. De wet moet voldoende sturingsmogelijkheden bieden en tegelijkertijd ruimte voor maatwerk. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Stagnatie van de implementatie van de veiligheidsregio’s. • Eenheidsworsten voor het hele land uitdelen zonder rekening te houden met geografische verschillen. • Onvoldoende houvast in de AMvB bij de Wet veiligheidregio’s om de kwaliteit van de GHOR te kunnen garanderen. • Onvoldoende mogelijkheid tot maatwerk per regio.
4.4
KERNTHEMA’S: KANSEN De komst van de Wet veiligheidsregio wordt door de deelnemers niet alleen als een bedreiging gezien maar biedt ook kansen voor een beter functioneren van de GHOR. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Er komt een wet die de mogelijkheid biedt om zaken beter te regelen. • Strakker regelen van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de GHOR-structuur. • Ondanks verlengd lokaal bestuur, kwaliteitseisen centraal en eenduidig regelen. • Totstandkoming van veiligheidsregio’s biedt kansen om de GHOR goed te borgen en een volwassen en volwaardige plek te krijgen binnen het spectrum veiligheid.
17
Ook bundeling van lopende initiatieven en kennis zou een belangrijke stap in de richting van een beter functioneren van de GHOR kunnen zijn. Dan hoeft het wiel niet telkens opnieuw te worden uitgevonden en vindt ook synergie plaats. Dan wordt de GHOR een lerende organisatie. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Bundeling van alle initiatieven die al lopen: vakbekwaamheid, AMvB’s, OTO, Zirop1. • Een professioneel oefen- en trainingscentrum. • Het onder één dak brengen van kennis en ontsluiting van vraaggestuurde kennis. • Het OTO-traject moet eenduidig zijn, sturing vanuit de overheid en erkenning van opleidingen.
Daarnaast zou meer afstemming en samenwerking op bestuurlijk niveau een beter functioneren van de GHOR kunnen stimuleren. Zoals al eerder bij bedreigingen gesteld, werken beleidsinstanties onvoldoende samen. Dit terwijl verschillend beleid elkaar ook kan versterken. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Goede dialoog tussen ministeries onderling en met gemeenten/gemeentelijke regelingen. • Samenwerkende inspecties. • Duidelijke communicatie en informatie tussen BZK, VWS, IOOV en IGZ. • Het huidige kabinet en het ministerie van BZK in het bijzonder willen echt de rampenbestrijding en crisisbeheersing op orde hebben.
4.5
L A AT S T E H A R T E N K R E T E N Als cruciale voorwaarde voor een optimaal functionerende GHOR noemen de deelnemers aan de GDR-sessie een sterke witte kolom. Wat een sterke witte kolom is en hoe daartoe te komen, is nog onduidelijk. Om daarachter te komen is aanvullend onderzoek nodig. De deelnemers aan de GDR-sessie onderscheiden wel een aantal relevante aspecten. Deze zijn sterk gerelateerd aan bovenstaande onderzoeksthema’s: doorzettingsmacht, communicatie, samenwerking, gebruik bestaande kennis, ruimte voor initiatieven/diversiteit, trek lessen uit de reorganisatie van de politie (centraal wat moet, decentraal wat kan) en onderzoek verschillen tussen GHOR-regio’s (waarom lukt het in een regio wel en in de andere regio niet?).
1
OTO staat voor opleiding, training en oefening. Zirop staat voor ziekenhuisrampenopvangplan.
18
GDR-sessie: de operationele invalshoek 5.1
INLEIDING
5
Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de tweede GDR-sessie: de meer operationele visie op de knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR. Daarbij gaat het om de visie van Regionaal Geneeskundig Functionarissen, Hoofden Bureau GHOR, een senior beleidsmedewerker van GHOR Nederland en de projectleider ‘kenniscentrum’ van de GHOR-academie. In genoemde knelpunten, bedreigingen en kansen zijn prioriteiten aangegeven, dit bezien vanuit de eigen ervaring en positie van de deelnemers. Rekeninghoudend met de aangegeven prioriteiten worden de knelpunten, bedreigingen en kansen in dit hoofdstuk geclusterd in kernthema’s. Deze thema’s staan hieronder beschreven met onder elk thema een aantal relevante citaten. De uitspraken van de deelnemers zijn zo letterlijk mogelijk uit de GDR-sessie overgenomen, dit om de nuance en strekking van het citaat te behouden. Incidenteel is een uitspraak enigszins aangepast ter verduidelijking. De laatste paragraaf beschrijft belangrijke hartenkreten van de deelnemers.
5.2
KERNTHEMA’S: KNELPUNTEN Als belangrijk knelpunt wordt het ontbreken van doorzettingsmacht van de GHOR genoemd. Bestaande onduidelijkheid over taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het GHOR-bureau en de reguliere zorginstellingen/zorgverleners bemoeilijkt het maken van bindende afspraken. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • De verantwoordelijkheidstoedeling tussen reguliere zorginstellingen en de GHOR is niet helder. • De positie van de GHOR als ketenregisseur in relatie tot de GGD en traumacentra is onduidelijk. • Te vaak discussie over de positie van de directeur GHOR ten opzichte van andere ketenpartners in de witte kolom waardoor domeindiscussies ontstaan. • Geen duidelijk ‘command and control’ systeem zoals bij politie en brandweer.
19
De deelnemers aan de GDR-sessie zien ook de grote onderlinge verschillen tussen GHOR-organisaties als belangrijk knelpunt voor een optimaal functioneren van de GHOR. De diversiteit in optreden van de GHOR belemmert de vorming van een sterke witte kolom, die gelijkwaardig is aan de politie en de brandweer. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Grote onderlinge verschillen tussen GHOR-organisaties belemmeren gezamenlijk optreden naar buiten. • De 25 GHOR-regio’s werken teveel los van elkaar en vinden allemaal zelf het wiel uit. • De GHOR-regio’s zijn te sterk naar binnen gericht.
Ook de onvoldoende bestuurlijke aandacht voor de GHOR, zo stellen de deelnemers aan de GDR-sessie, werkt de vorming van een slagvaardige witte kolom tegen. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Het grootste knelpunt is te vinden in de onvoldoende aandacht vanuit de bestuurlijke kolom om de witte kolom eenduidig vorm te geven. • De financiering vanuit het rijk en gemeenten leidt tot het afschuiven van verantwoordelijkheid door beide partijen. De GHOR hangt in het luchtledige. • Brandweer en politie staan veel dichter bij de burgemeester in de dagelijkse gang van zaken dan de GHOR.
‘Regeren is vooruitzien’ en ‘een goede voorbereiding is het halve werk’. Toch benoemen de deelnemers aan de GDR-sessie de onvoldoende aandacht vanuit de GHOR voor preparatie en preventie als belangrijk knelpunt voor een optimaal functioneren van de GHOR. Preparatie en preventie moeten meer ingebed worden binnen de organisatie van de GHOR. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • De GHOR is onvoldoende gericht op het voorkomen van crisis; preventie moet meer worden ingebed. • Er bestaat geen juridische basis voor het vragen van medische advisering bij evenementen en infrastructurele projecten. • Certificering en erkenning van GHOR-opleidingen ontbreekt.
20
Een ander belangrijk knelpunt, zoals de deelnemers aan de GDR-sessie het zelf benoemen, is het ‘Calimero-gedrag’ van de GHOR-organisatie. De GHOR erkent zelf ook onvoldoende haar meerwaarde binnen de veiligheidsketen. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Relatieve ‘onvolwassenheid’ van de GHOR ten opzichte van de brandweer en politie. • Vraag: ‘in hoeverre heeft de GHOR een toegevoegde waarde? Van/voor wie zijn we er eigenlijk?’ • Doordat de GHOR uit losstaande onderdelen bestaat, zal het nooit wat worden in relatie tot de politie en brandweer. • De GHOR is als sector te klein om voor medewerkers aan loopbaanontwikkeling te doen. Dat maakt het opleiden ook moeilijker.
5.3
KERNTHEMA’S: BEDREIGINGEN De onvoldoende afstemming en samenwerking tussen de ministeries van BZK en VWS vormt ook volgens de deelnemers van de tweede GDR-sessie een bedreiging voor een optimaal functioneren van de GHOR. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Gebrek aan een concrete samenwerkingsagenda tussen de ministeries van BZK en VWS. • We hebben met twee verschillende departementen te maken.
Als belangrijke bedreiging noemen de deelnemers aan de GDR-sessie daarnaast ook de onduidelijke positionering van de GHOR. De GHOR is vaak weinig herkenbaar voor de verschillende spelers binnen de witte kolom maar ook voor de politie en de brandweer. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Er bestaat voortdurend discussie of de GHOR alleen een onderdeel is van de GGD. • Weinig zichtbare positionering van de organisatie van de GHOR, samen met de witte ketenpartners. • De toegenomen aandacht voor het multidisciplinaire optreden gaat ten koste van de aandacht voor de witte kolom. • ‘Zelfbinding’ binnen de witte kolom ontbreekt.
21
Samenhangend met het vorige punt zien de deelnemers ook het ontbreken van een eenduidige regie als een grote bedreiging voor een optimaal functioneren van de GHOR. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • GHOR-bureaus verdrinken in convenanten, ‘service level agreements’ en andere plannen, zonder dat daar concrete afspraken achter zitten. • Binnen de GHOR wordt nog steeds verschillend gedacht over het begrip ‘regie’. Is regie beheersen, bindend aanwijzen of weer iets anders? • Hoewel we het eens zijn dat er een splitsing moet komen tussen belangenbehartiging en inhoud, bestaat nog geen gemeenschappelijke visie over het beleggen/borgen van inhoudelijke ontwikkeling op één plek.
Een andere belangrijke bedreiging, zoals de deelnemers aan de GDR-sessie deze benoemen, vormen de grote regionale verschillen. Dit aspect werd ook in de eerdere GDR-sessie als belangrijke bedreiging genoemd. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • • • •
Door de decentrale financiering worden (grote) regionale verschillen in stand gehouden. Fragmentatie van kennis: elke regio heeft wel wat kennis en deelt deze onvoldoende. Op een aantal elementaire delen van de GHOR ontbreken centrale normen. Door toenemende verschillen in de inbedding van de GHOR-bureaus lijkt de bereidheid om een sterke landelijke samenwerking (koepelorganisatie) in stand te houden/verder te ontwikkelen, af te nemen.
22
5.4
KERNTHEMA’S: KANSEN De komst van een gedragen kennisinstituut voor en door het veld, zo stellen de deelnemers aan de GDR-sessie, biedt kansen voor een beter functioneren van de GHOR. Ter illustratie volgen hieronder enkele citaten uit de GDR-sessie.
Citaten GDR-deelnemers • Een gedragen kennisinstituut voor en door het veld. • Het operationeel handelen binnen de GHOR moet inhoudelijk gevalideerd worden. Hoe effectief en efficiënt is dit? • Er komen landelijke OTO middelen, die verdeeld worden over de zorginstellingen.
5.5
L A AT S T E H A R T E N K R E T E N Volgens de deelnemers aan de tweede GDR-sessie is het credo ‘samenwerken, doe het nu’. Landelijke uniformiteit moet echt op korte termijn plaatsvinden. Ook is landelijke borging en acceptatie van de taken van de organisatie van de GHOR cruciaal: adviseren/faciliteren in de ‘koude fase’ en sturing in de ‘warme fase’.
23
24
Literatuurstudie: de theoretische invalshoek 6.1
INLEIDING
6
Dit hoofdstuk geeft de resultaten van de literatuurstudie weer. Het wetsvoorstel van de Wet veiligheidsregio’s voorziet expliciet in een formele toezichtstaak voor de Inspectie OOV (en de IGZ)2. De noodzaak van toezicht op de GHOR blijkt ook uit de knelpunten en aanbevelingen, genoemd in diverse documenten en adviezen. Relevant in dit verband zijn vooral ‘de GHORdiaanse knoop doorgehakt’3 en visiedocumenten van GHOR Nederland.
6.2
KNELPUNTEN, BEDREIGINGEN EN KANSEN UIT D E L I T E R AT U U R
Het document ‘De GHORdiaanse knoop doorgehakt’ noemt op hoofdlijnen de volgende knelpunten: • Gebrek aan herkenbaarheid van de witte kolom: wie, wat en wanneer behoren bij de GHOR? Er is geen duidelijkheid welke publieke en private partijen (wanneer) binnen de GHOR vallen. Dit bemoeilijkt niet alleen de coördinatie binnen de eigen kolom maar ook die met de politie en brandweer. • Incongruentie in taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de GHOR. Dit resulteert slechts in een inspanningsverplichting voor het GHOR-bestuur, de zorginstellingen en de RGF. Een voldoende beschikbaarheid en geoefendheid van geneeskundige hulpverlening bij rampen en crises kan daarmee niet gegarandeerd worden. • Onduidelijkheid over de financiering van de multidisciplinaire voorbereiding op rampen. Om de genoemde knelpunten op te lossen zijn duidelijke bestuurlijke, organisatorische en financiële keuzen nodig, zo wordt in het document ‘De GHORdiaanse knoop doorgehakt’ gesteld. De witte kolom moet herkenbaar zijn, vergelijkbaar met politie en brandweer. Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en middelen dienen bestuurlijk en operationeel in samenhang aan betrokken partijen te worden toebedeeld en wettelijk vastgelegd. Daarbij moet het onderscheid ‘publiek-privaat’ helder gemaakt
2
Het wetsvoorstel wordt momenteel door de Tweede Kamer behandeld. Naar verwachting zal de wet medio 2009 in werking treden. In de memorie van toelichting bij dit voorstel wordt expliciet ingegaan op de taken van de Inspectie OOV en de IGZ. Bij het toezicht op de veiligheidsregio’s heeft de Inspectie OOV een coördinerende rol. Wel dient zij het toezicht af te stemmen met de IGZ (en eventuele andere betrokken inspecties). 3 Het document ‘De GHORdiaanse knoop’ is in 2004 uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) en de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) na een gezamenlijke adviesaanvraag van de ministers van BZK en VWS.
25
worden. Het veiligheidsbestuur is belast met de publieke taken in het kader van rampen of crises. De Regionaal Geneeskundig Functionaris (na invoering van de Wet veiligheidsregio’s de directeur GHOR genoemd) is de schakel naar de private partijen binnen de geneeskundige keten. Professionele standaarden vormen de basis voor samenwerking in de keten. De kosten die private partijen maken in het kader van het multidisciplinair oefenen, worden door de veiligheidsregio’s gefinancierd. De GHORdiaanse knoop is echter nog niet doorgehakt. Gesignaleerde knelpunten en de te nemen maatregelen zijn nog steeds actueel. Wel groeit de sense of urgency om een oplossing voor de discussiepunten te vinden. Zo willen de ministeries van BZK en VWS met de Wet veiligheidsregio’s een nadere uitwerking aan de GHOR geven. Ook geeft GHOR Nederland (landelijke belangenvereniging) in haar nieuwe toekomstvisie4 mogelijke oplossingen aan.
4
Koersen op een keus: 17 keuzes voor de GHOR. Toekomstvisie 2006-2010 voor de GHOR in Nederland.
26
Een sterke witte kolom: conclusies en hoe nu verder? 7.1
INLEIDING
7
Om de juiste onderzoeken te kunnen doen, heeft de Inspectie OOV inzicht nodig in de belangrijkste actuele knelpunten, bedreigingen en kansen voor de organisatie van de GHOR. In twee GDR-sessies – de eerste met bestuurlijke invalshoek, de tweede met een meer operationele invalshoek – heeft zij experts hierover bevraagd. De resultaten van beide sessies zijn geanalyseerd; in de hoofdstukken 4 en 5 staan de relevante thema’s per sessie benoemd. Hoofdstuk 6 beschrijft de resultaten van de literatuurstudie. In dit hoofdstuk vergelijkt de Inspectie OOV de resultaten van beide GDR-sessies en de literatuurstudie en benoemt zij de kernthema’s voor een optimaal functioneren van de organisatie van de GHOR. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op het vervolgtraject: hoe nu verder?
7.2
E E N ST E R K E W I T T E KO L O M : CO N C L U S I E S Deelnemers aan de GDR-sessies noemen een sterke witte kolom als cruciale voorwaarde voor een optimaal functionerende GHOR. Wat een sterke witte kolom is en hoe daartoe te komen, is echter nog niet voldoende duidelijk. Daarvoor is onder meer aanvullend onderzoek nodig naar één of meer van onderstaande thema’s. De thema’s worden in willekeurige volgorde genoemd. Zij hangen onderling sterk samen. Naast onduidelijkheid over wat de GHOR precies is en doet, ontbreekt het ook aan daadwerkelijke bestuurlijke interesse in de GHOR. De GHOR staat laag op de agenda. Zeker in vergelijking met de andere hulpverleningsdiensten is de aandacht en betrokkenheid beperkt. Aan een goede politie en brandweer hecht het bestuur veel waarde maar bij de GHOR lijken bestuur en veld een verschillende taal te spreken. Ter illustratie volgen hieronder enkele knelpunten en bedreigingen zoals benoemd in de GDR-sessies:
Knelpunten en bedreigingen • Onvoldoende sense of urgency. • Grote afstand tussen de witte kolom en lokaal bestuur. • Onvoldoende bestuurlijke aandacht voor de GHOR.
27
In beide sessies wordt gesproken over het gebrek aan herkenbaarheid van de witte kolom. Wat en wie worden met de witte kolom bedoeld? De witte kolom is niet makkelijk onder één noemer te brengen; deze bestaat uit veel verschillende partijen, die weinig onderlinge samenhang vertonen. Het gebrek aan herkenbaarheid geldt zowel voor partijen binnen de witte kolom zelf als voor partijen uit de rode en blauwe kolom. Ter illustratie volgen hieronder enkele knelpunten en bedreigingen zoals benoemd in de GDR-sessies:
Knelpunten en bedreigingen • Versnipperdheid van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. • Gebrek aan een unité de doctrine. • Grote regionale verschillen tussen GHOR-organisaties. • Calimero-gedrag van de GHOR-organisatie.
Sterk gerelateerd aan bovenstaand thema is de onvoldoende samenwerking. Dit thema is tweeledig: het gaat zowel om de samenwerking binnen de witte kolom als om de samenwerking van de witte kolom met de andere kolommen. Het gebrek aan herkenbaarheid van de witte kolom belemmert het maken van bindende afspraken en werkt diversiteit in optreden in de hand. Dan vormt de coördinatie binnen de eigen kolom enerzijds en de afstemming met brandweer en politie anderzijds een groot probleem. Dat maakt de GHOR nu (nog) geen gelijkwaardige partner in de veiligheidsketen. Ter illustratie volgen hieronder enkele knelpunten en bedreigingen zoals benoemd in de GDR-sessies:
Knelpunten en bedreigingen • Het ontbreken van doorzettingsmacht van de GHOR. • Gebrek aan een eenduidige regie. • Onvoldoende multidisciplinaire samenwerking.
Een belangrijke bedreiging voor de GHOR is daarnaast het ontbreken van voldoende beleidsmatige regie. De GHOR heeft met twee departementen te maken: de ministeries van BZK en VWS. Deze hebben een complementaire (deels gezamenlijke) verantwoordelijkheid op het gebied van de GHOR. Effectief beleid vraagt om nauwe samenwerking en afstemming tussen beide ministeries. Discrepantie in sturing en tegengesteld beleid moet voorkomen worden. Ter illustratie volgen hieronder enkele knelpunten en bedreigingen zoals benoemd in de GDR-sessies:
28
Knelpunten en bedreigingen • Discrepantie in sturing tussen de ministeries van VWS en BZK. • Onvoldoende afstemming en samenwerking tussen de ministeries van VWS en BZK.
Tot slot wordt in beide GDR-sessies het bij de brandweer reeds bekende leeragentschap als een grote kans genoemd om een sterke witte kolom te creëren. Door lopende initiatieven en kennis te bundelen en actief uit te dragen binnen het veld, bijvoorbeeld via een kennisinstituut, hoeft het wiel niet telkens te worden uitgevonden en vindt ook synergie plaats. Dan wordt de GHOR een lerende organisatie. Ter illustratie volgen hieronder enkele kansen zoals benoemd in de GDR-sessies:
Kansen • Bundeling van lopende initiatieven en kennis. • Een gedragen kennisinstituut.
Literatuurstudie Bovenstaande thema’s worden bevestigd in de literatuur. Uit de bestudeerde documenten blijkt de GHOR een complexe, versnipperde organisatie zonder een duidelijke regie en samenhang; het overzicht ontbreekt. Voldoende gezondheidszorg bij rampen en crises kan daardoor mogelijk niet overal gegarandeerd worden. Ook vindt onvoldoende afstemming en coördinatie met de brandweer en de politie plaats. Wel worden door het veld allerlei initiatieven voor verbetering opgezet maar dit gebeurt weinig gecoördineerd.
7.3
HOE NU VERDER? Aan de hand van de resultaten van beide GDR-sessies en de literatuurstudie zal de Inspectie OOV haar onderzoeks- en toezichtstrategie op het gebied van de GHOR de komende jaren verder vormgeven. De rapportage ‘Risicoanalyse domein GHOR’ vormt dan ook niet het einde van het toezichtstraject; het is meer een foto met de stand van zaken op dit moment. Door onderzoek naar relevante thema’s te doen wil de Inspectie OOV bijdragen aan een duidelijke positionering van de GHOR binnen de veiligheidsketen. Goed toezicht vereist een actueel beeld van de stand van zaken en normen of criteria om deze te kunnen beoordelen. Beide ontbreken vooralsnog. De organisatie van de
29
GHOR kan per regio verschillen. In hoeverre is sprake van een sterke witte kolom? In welke regio’s? Hoe is daartoe gekomen? Waarom lukt het daar wel (en in andere regio’s minder/niet)? Om dergelijke vragen te kunnen beantwoorden wil de Inspectie OOV in 2008 nader onderzoek naar de GHOR verrichten. In 2008 zal de Inspectie OOV inzoomen op de organisatie van de GHOR en de positie van de RGF daarbinnen. De organisatie van de GHOR wordt hierbij omschreven als ‘structuur, processen en actoren binnen de GHOR, die primair zijn gericht op aspecten van de openbare orde en veiligheid’. Met dit onderzoek wil de Inspectie OOV als het ware een nulmeting doen. Zij zal in kaart brengen hoe de regio’s de organisatie van de GHOR hebben vormgegeven, wat daarbij mogelijke kritieke succesfactoren zijn en welke good practices zich voordoen.
30
31
32
Risicoanalyse domein GHOR I n sp ectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
WAT Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E K N E L P U N T E N , B E D R E I G I N G E N E N K A N S E N V O O R D E O R G A N I S AT I E VA N D E G H O R ?
In spectie OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID