Rapportage inspectieproject A634 Inspecties m.b.t. de opslag van gevaarlijke stoffen en de arbeidstijden van onderhoudspersoneel in de kunststof- en rubberindustrie (2004)
Arbeidsinspectie, Den Haag, Inspectieonderwerpen AI-bedrijfstakdirectie Landelijk projectleider Voor vragen van de pers Looptijd project Correspondentieadres
15 februari 2005 - Arbeidstijdenwet - Opslag van gevaarlijke stoffen Industrie Mw. drs. A. Wilschut (voor informatie:
[email protected]; 0475356684) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afdeling persvoorlichting (070-3334444) mei t/m september 2004 Arbeidsinspectie, kantoor Arnhem t.a.v. mw. C.A.J. de Caluwé Postbus 9018 6800 DX Arnhem tel. 026-3557111
Voorwoord Dit verslag handelt over een inspectieproject dat van mei t/m september 2004 is uitgevoerd in de kunststof- en rubberindustrie. Hierbij stonden de onderwerpen opslag van gevaarlijke stoffen in emballage en arbeidstijden van het onderhoudspersoneel in eigen dienst centraal. Was in eerdere projecten het beeld ontstaan dat het matig gesteld was met de arbeidsomstandigheden in deze branches, op basis van de huidige resultaten kan geconcludeerd worden dat dit beeld in zijn algemeenheid voorzichtig in positieve richting kan worden bijgesteld. Enige voorzichtigheid is nodig omdat de steekproef niet representatief was. Bovendien zijn de beide projectonderwerpen in de afgelopen jaren niet geïnspecteerd en liggen er nog de nodige verbeterpunten wat betreft de opslag van gevaarlijke stoffen. Het geschetste beeld is enerzijds gebaseerd op de actieve deelname van de brancheorganisatie Federatie NRK aan diverse programma’s van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter verbetering van de arbeidsomstandigheden en anderzijds op de volgende projectresultaten: • Slechts 7 van de 115 bedrijven die zijn geïnspecteerd op de arbeidstijden van onderhoudspersoneel in eigen dienst heeft een waarschuwing gekregen. Dit is 6% van de op dit onderwerp geïnspecteerde bedrijven. • De opslag van gevaarlijke stoffen was in 6 op de 10 op dit onderwerp geïnspecteerde bedrijven niet in orde. In deze bedrijven zijn onvoldoende preventieve maatregelen getroffen om ongewilde gebeurtenissen als brand en explosie te voorkomen. In één op de drie bedrijven ontbreekt een duidelijk leesbare instructie hoe te handelen in noodsituaties. • Gezien de aard van de overtredingen wat betreft de opslag van gevaarlijke stoffen is het beeld ontstaan dat de branche nog niet klaar is met de implementatie van de nieuwe richtlijnen explosieveiligheid (ATEX). Vanaf 1 juli 2006 worden deze van kracht voor alle bestaande installaties. • Een positiever beeld bestaat wat betreft de aanwezigheid van de getoetste risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Ontbrak in 2001 en 2002 nog gemiddeld in één op de vijf bedrijven een getoetste RI&E, nu was slechts in één bedrijf van alle geïnspecteerde bedrijven met tenminste 1 één overtreding, geen getoetste RI&E aanwezig . • Machineveiligheid blijft een punt van zorg in deze sector. Onveilige machines zijn de hoofdoorzaak van ernstige ongevallen die plaatsvinden in deze branche. Alhoewel er in dit project niet gericht naar machines is gekeken, vond de inspecteur in 8 bedrijven de situatie dermate ernstig dat één of meerdere machines zijn stilgelegd of een waarschuwing is gegeven.
De branche zou er goed aan doen om concrete aanwijzingen te geven en instrumenten te ontwikkelen waarmee individuele ondernemers met name de veiligheid van de opslag van gevaarlijke stoffen kunnen verbeteren. Ook is extra voorlichting nodig om de ATEX richtlijnen onder de aandacht te brengen. Daarnaast zou gekeken kunnen worden welke mogelijkheden er zijn om een veilig gebruik van machines te bevorderen in de sector. De impact van een onveilige opslagplaats of het ontbreken van goede aanwijzingen hoe te handelen wanneer zich bijvoorbeeld een brand of explosie voordoet reikt verder dan de terreingrens. In dit project is met ander toezichthouders samengewerkt wanneer in een bedrijf al een handhavingstraject liep betreffende de opslag van gevaarlijke stoffen. In een enkel geval is naar aanleiding van de bevindingen van de inspecteur contact opgenomen met de vergunningverlener om deze attent te maken op onveilige situaties.
De Algemeen Directeur van de Arbeidsinspectie, Dr. J.J.M. Uijlenbroek
1
Alleen in bedrijven met tenminste één overtreding is op de aanwezigheid van een getoetste risico-inventarisatie & evaluatie geïnspecteerd.
2
Inhoudsopgave Voorwoord ..............................................................................................................................................2 Samenvatting..........................................................................................................................................4 1. Aanleiding en doel ....................................................................................................................6 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................6 1.2 Doelstellingen..............................................................................................................................6 1.3 Resultaten van eerdere inspectieprojecten ................................................................................7 2. Omvang en opzet ......................................................................................................................9 2.1 Werkterrein..................................................................................................................................9 2.2 Looptijd en aantallen bezoeken ..................................................................................................9 2.3 Opzet van het project..................................................................................................................9 2.4 Inspectieonderwerpen...............................................................................................................10 2.5 Programma VASt ......................................................................................................................11 2.6 Veilig werken in een explosieve atmosfeer (ATEX 137)...........................................................12 2.7 Publiciteit/uitwisseling van informatie over het project..............................................................12 3. Projectresultaten.....................................................................................................................14 3.1 Generaliseerbaarheid van de resultaten...................................................................................14 3.2 Totaaloverzicht..........................................................................................................................14 3.3 Resultaten per inspectieonderwerp ..........................................................................................16 3.3.1 Opslag van gevaarlijke stoffen…………………………………………………………………… 16 3.3.2 Arbeidstijden van onderhoudspersoneel………………………………………………………… 18 3.3.3 Risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E)…………………………………………………………19 3.3.4 Overige onderwerpen…………………………………………………………………………………19 3.4 Beleidsrelevante informatie.......................................................................................................20 4. Conclusies en aanbevelingen...............................................................................................22 4.1 Inleiding.....................................................................................................................................22 4.2 Conclusies.................................................................................................................................22 4.3 Vervolgacties.............................................................................................................................23 4.3 Beleidsaanbevelingen...............................................................................................................24
3
Samenvatting De rubber- en kunststofindustrie is in de afgelopen jaren systematisch geïnspecteerd door de Arbeidsinspectie. Op basis van de resultaten uit deze projecten is geconcludeerd dat een zekere inspectiedruk noodzakelijk lijkt te zijn om de branche in beweging te brengen en te houden. Dit was de reden om in 2004 opnieuw in deze sector te inspecteren. Bij de voorbereiding van het project zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1. In alle geïnspecteerde bedrijven, voor zover relevant, zorgt de werkgever ervoor dat het onderhoud zodanig wordt georganiseerd dat het ongepland uitvallen van machines, het plegen van periodiek preventief onderhoud en het draaien van consignatiediensten niet leidt tot ontoelaatbaar lange (dagelijkse) werktijden, te korte wekelijkse rusttijden of meer consignatiediensten dan toegestaan. 2. In alle geïnspecteerde bedrijven, voor zover relevant, voldoet de opslag van (licht) ontvlambare, (zeer) giftige, oxiderende en corrosieve stoffen in emballage aan de CPR 15 richtlijnen. Indien organische peroxiden worden gebruikt, dan voldoet de opslag aan CPR 3. 3. In alle geïnspecteerde bedrijven waar tenminste één overtreding wordt geconstateerd, worden de hieraan ten grondslag liggende risico’s in de risico-inventarisatie en –evaluatie vermeld en zijn te nemen maatregelen getroffen dan wel in het plan van aanpak opgenomen. 4. Informatie verspreiden over explosieveiligheid en gevarenzone-indeling in het kader van de nieuwe Europese Richtlijn voor “Veilig werken in een explosieve atmosfeer” (ATEX 137) die in de Nederlandse wetgeving is opgenomen. Het project is op 1 mei 2004 gestart en heeft tot eind september 2004 geduurd. Er zijn 128 bedrijven geïnspecteerd. De inspecties vonden onaangekondigd plaats. De brancheorganisatie Federatie NRK is over de start van dit project geïnformeerd en heeft haar leden ingelicht. Na afloop van de inspecties kon naar 67 bedrijven een brief verzonden worden waarin de inspectie werd afgerond. Dit is 52% van de bezochte bedrijven. Bij deze bedrijven zijn op de inspectieonderwerpen geen overtredingen geconstateerd of bleek één van de onderwerpen niet voor te komen. In 59 bedrijven, 46% van het totaal aantal geïnspecteerde bedrijven, is een handhavingstraject gestart. In deze bedrijven zijn één of meerdere overtredingen geconstateerd. In 2 bedrijven bleken beide inspectieonderwerpen niet van toepassing. In totaal zijn 117 overtredingen geconstateerd. Het betreft 108 waarschuwingen (waarvan 97 waarschuwingen arbeidsomstandigheden en 11 waarschuwingen arbeidstijden), twee eisen tot naleving, één boeterapport, vijf stilleggingen en één stillegging met boeterapport. Het merendeel van de overtredingen heeft betrekking op de opslag van gevaarlijke stoffen. Op basis van de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden: Het ongepland uitvallen van machines, het plegen van periodiek onderhoud en het draaien van consignatiediensten leidt niet tot grote (structurele) problemen wat betreft de werk- en rusttijden van het onderhoudspersoneel in dienst van bedrijven die producten vervaardigen van rubber of kunststof. In 115 bedrijven is een inspectie naar de arbeidstijden van onderhoudspersoneel in eigen dienst uitgevoerd. Dit betekent dat de arbeidstijden van een beperkt deel van de werknemerspopulatie in de sector is gecontroleerd. In 7 bedrijven is een waarschuwing gegeven voor één of meer overtredingen op dit onderwerp. Dit is 6% van de op dit onderwerp geïnspecteerde bedrijven. Aangezien er geen enkel proces-verbaal is opgemaakt kan geconcludeerd worden dat de inspecteurs geen ernstige overtredingen zijn tegengekomen in de geïnspecteerde bedrijven. In 13 bedrijven was het onderhoud compleet uitbesteed. Overigens kan niet uitgesloten worden dat de huidige conjunctuur mede van invloed is geweest op dit resultaat. Ruim de helft van de geïnspecteerde bedrijven met een opslag van gevaarlijke stoffen heeft onvoldoende preventieve maatregelen getroffen om ongewilde gebeurtenissen als brand en explosie te voorkomen. In één op de drie bedrijven met een opslag van gevaarlijke stoffen ontbreekt een duidelijk leesbare instructie hoe te handelen in noodsituaties.
4
In 62% van de bezochte bedrijven, te weten 79 bedrijven, was een opslag aanwezig van gevaarlijke stoffen in emballage ingedeeld als (licht) ontvlambaar, (zeer) giftig, oxiderend of corrosief. In 49 bedrijven zijn één of meerdere overtredingen geconstateerd. Dit betekent dat 6 van de 10 op dit onderwerp geïnspecteerde bedrijven de opslag van gevaarlijke stoffen op één of meerdere punten niet op orde heeft. Het gaat hierbij veelal om hele concrete zaken die een werkgever zelf goed kan oppakken zoals een opgeruimde en goed ingedeelde opslagplaats, het aanbrengen van de juiste pictogrammen en het opstellen van een instructie hoe te handelen in noodsituaties. Daarnaast dient aandacht uit te gaan naar een explosieveilige elektrische installatie en het doelmatig ventileren van de opslagruimte. De branche lijkt nog niet klaar wat betreft de nieuwe eisen betreffende explosieveiligheid die vanaf 1 juli 2006 van kracht worden voor alle bestaande installaties. Gezien de aard van de overtredingen die geconstateerd zijn voor de opslag van gevaarlijke stoffen is extra voorlichting geïndiceerd. Machineveiligheid blijft een punt van zorg. Onveilige machines zijn de hoofdoorzaak van ernstige ongevallen die plaatsvinden in de kunststof- en rubberindustrie. Alhoewel er in dit project niet gericht naar machines is gekeken, vond de inspecteur in 8 bedrijven de situatie dermate ernstig dat één of meerdere machines zijn stilgelegd of een waarschuwing is gegeven. Op één enkele uitzondering na beschikken alle geïnspecteerde bedrijven over een getoetste risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E). Dit is een duidelijk betere score vergeleken met enkele jaren geleden. Ontbrak in 2001 en 2002 nog gemiddeld in één op de vijf bedrijven een getoetste RI&E, nu was slechts in één van de geïnspecteerde bedrijven met tenminste één overtreding, geen getoetste RI&E 2 aanwezig . Overleg met de branche Mede gezien de actieve houding die de brancheorganisatie Federatie NRK momenteel heeft en op basis van de resultaten van dit inspectieproject, is het verantwoord om de branche de komende jaren de gelegenheid te geven om aan de slag te gaan met een verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden. In het overleg met de branche zijn de belangrijkste gespreksonderwerpen: - de opslag van gevaarlijke stoffen, - de implementatie van de ATEX richtlijnen en - machineveiligheid.
2
Alleen in bedrijven met tenminste één overtreding is op de aanwezigheid van een getoetste risico-inventarisatie & evaluatie geïnspecteerd.
5
1.
Aanleiding en doel
1.1
Aanleiding
De rubber- en kunststofindustrie is in de afgelopen jaren systematisch geïnspecteerd door de Arbeidsinspectie. Op basis van de resultaten uit deze projecten is geconcludeerd dat een zekere inspectiedruk noodzakelijk lijkt te zijn om de branche in beweging te brengen en te houden. Dit was de reden om in 2004 opnieuw in deze sector te inspecteren. In overleg met de diverse specialisten van de Arbeidsinspectie is een afweging gemaakt welke projectonderwerpen in dit project geïnspecteerd zouden worden. Uitgangspunt is geweest relevante onderwerpen te selecteren waarop in de afgelopen 3 jaar niet geïnspecteerd is geweest. De volgende onderwerpen zijn geselecteerd: - de opslag van gevaarlijke stoffen - arbeidstijden bij onderhoudswerkzaamheden Tevens is bij overtredingen naar de aanwezigheid van een getoetste risico-inventarisatie en –evaluatie gekeken als basis van het arbeidsomstandighedenbeleid.
1.2
Doelstellingen
Bij de voorbereiding van het project zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 1. In alle geïnspecteerde bedrijven, voor zover relevant, zorgt de werkgever ervoor dat het onderhoud zodanig wordt georganiseerd dat het ongepland uitvallen van machines, het plegen van periodiek preventief onderhoud en het draaien van consignatiediensten niet leidt tot ontoelaatbaar lange (dagelijkse) werktijden, te korte wekelijkse rusttijden of meer consignatiediensten dan toegestaan. 2. In alle geïnspecteerde bedrijven, voor zover relevant, voldoet de opslag van (licht) ontvlambare, (zeer) giftige, oxiderende en corrosieve stoffen in emballage aan de CPR 15 richtlijnen. Indien organische peroxiden worden gebruikt, dan voldoet de opslag aan CPR 3. 3. In alle geïnspecteerde bedrijven waar tenminste één overtreding wordt geconstateerd, worden de hieraan ten grondslag liggende risico’s in de risico-inventarisatie en –evaluatie vermeld en zijn te nemen maatregelen getroffen dan wel in het plan van aanpak opgenomen. 4. Informatie verspreiden over explosieveiligheid en gevarenzone-indeling in het kader van de nieuwe Europese Richtlijn voor “Veilig werken in een explosieve atmosfeer” (ATEX 137) die in de Nederlandse wetgeving is opgenomen. Verklaring enkele begrippen opslag gevaarlijke stoffen Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen (= CPR) CPR 15-1 Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage (opslag van vloeistoffen en vaste stoffen in hoeveelheden van 0-10 ton) CPR 15-2 Opslag van gevaarlijke stoffen, chemische afvalstoffen en bestrijdingsmiddelen in emballage van grote hoeveelheden (vanaf 10 ton) CPR 3 Opslag van organische peroxiden Organische peroxiden zijn stoffen die in hun chemische structuur als karakteristieke groep de zuurstof-zuurstof verbinding hebben. Hierdoor heeft de stof een instabiel karakter en kan de stof (explosief) reageren. Emballage Alle verpakkingen tot maximaal 3.000 liter waaronder vaten, flessen, drums, containers, zakken, dozen, etc. van metaal, kunststof, glas, karton en papier
6
1.3
Resultaten van eerdere inspectieprojecten
Zoals eerder is aangegeven waren eerdere inspectieresultaten reden om dit project te starten. Inspecties in 2001 In 2001 zijn 36 bedrijven in de rubberindustrie geïnspecteerd op de onderwerpen arbobeleid, werkdruk, fysieke belasting en geluid. In 34 bedrijven zijn één of meerdere overtredingen geconstateerd. Dit is 92% van de geïnspecteerde bedrijven. Opvallend was het relatief grote aantal overtredingen machineveiligheid (18) terwijl dit geen projectonderwerp was. In 10 bedrijven is een boete gegeven omdat een getoetste risico-inventarisatie en evaluatie ontbrak. Daarnaast zijn 71 bedrijven in de kunststofindustrie geïnspecteerd. In deze inspecties stonden, naast arbobeleid, de onderwerpen werkdruk, fysieke belasting en machineveiligheid centraal. Ook hier bleek een groot aantal bedrijven in overtreding: 93%. In 8 bedrijven is een boete gegeven voor het ontbreken van een getoetste risico-inventarisatie en evaluatie. Slechts 4 bedrijven hadden de zaken m.b.t. de geïnspecteerde onderwerpen op orde. Op basis van deze resultaten (zie ook figuur 1.1) is voor beide branches geconcludeerd dat het matig gesteld is met de arbeidsomstandigheden. Inspecties in 2002 In 2002 zijn 17 bedrijven geïnspecteerd in de rubberindustrie op de onderwerpen arbobeleid, werkdruk, fysieke belasting en machineveiligheid. Vijf bedrijven bleken wat betreft de projectonderwerpen de zaken op orde te hebben. In 12 bedrijven is op één of meerdere onderwerpen gehandhaafd. Er zijn 5 boeterapporten opgesteld vanwege het ontbreken van een risico-inventarisatie en evaluatie. In de kunststofindustrie werden in datzelfde jaar 89 bedrijven geïnspecteerd. Ook hier de onderwerpen arbobeleid, werkdruk en fysieke belasting als inspectieonderwerp. Tevens is op de beoordeling van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen geïnspecteerd. Het aantal bedrijven in overtreding was lager dan in 2001. In totaal is in 70 bedrijven tenminste één overtreding geconstateerd. Dit is 79% van het totaal aantal geïnspecteerde bedrijven in de kunststofindustrie. In 20 bedrijven is een boete aangezegd vanwege het ontbreken van een getoetste risico-inventarisatie en evaluatie. In het inspectierapport is geconcludeerd dat een voorzichtige verbetering ten opzichte van de resultaten van 2001 werd gezien (zie ook tabel 1.1). Echter het beeld dat de bedrijfstakken te weinig systematische aandacht hebben voor en investeren in arbeidsomstandigheden bleef overeind. Inspecties in 2003 In 2003 zijn bedrijven die in 2001 of 2002 waren bezocht en die destijds de opdracht hadden gekregen om de risico’s van gevaarlijke stoffen, de geluidsproblematiek en/of de mogelijke effecten van fysieke belasting te beoordelen opnieuw bezocht. Doel van deze inspecties was na te gaan of de beoordeling volgens de wettelijk maatstaven had plaatsgevonden en of, wanneer daartoe aanleiding was, de geëigende maatregelen waren getroffen. Twaalf bedrijven uit de rubberindustrie en 114 bedrijven uit de kunststofindustrie zijn in dit project bezocht. De resultaten en conclusies van het project zijn niet per bedrijfstak gepresenteerd. Bijna 30% van de bedrijven bleek wederom in overtreding te zijn. Naast de conclusie dat in het algemeen de geïnspecteerde bedrijven te weinig systematische aandacht hebben voor en investeren in arbeidsomstandigheden werd geconcludeerd dat een inspectie vaak slechts aanzet tot het opheffen van de door de Arbeidsinspectie geconstateerde overtredingen en niet tot een in de breedte beoordelen van de eigen arbeidsomstandigheden.
7
Tabel 1.1a
inspecties in de rubberindustrie in 2001 en 2002
Inspectieproject
Aantal geïnspecteerde bedrijven
Aantal bedrijven in overtreding
werkdruk fysieke belasting geluid arbobeleid (RI&E)
36
34 (92%)
werkdruk fysieke belasting machineveiligheid arbobeleid (RI&E)
17
12 (70%)
2001 -
2002 -
-
Tabel 1.1b
Inspecties in de kunststofindustrie in 2001 en 2002
Inspectieproject
Aantal geïnspecteerde bedrijven
Aantal bedrijven in overtreding
werkdruk fysieke belasting machineveiligheid arbobeleid (RI&E)
71
67 (93%)
werkdruk fysieke belasting machineveiligheid arbobeleid (RI&E)
89
70 (79%)
2001 -
2002 -
-
8
2.
Omvang en opzet
2.1
Werkterrein 3
Het project is uitgevoerd in de rubber- en kunststofindustrie, oftewel in BIK 25 ‘Vervaardiging van producten van rubber en kunststof’. Deze BIK-klasse is onderverdeeld in: - BIK 251 Vervaardiging van producten van rubber - BIK 252 Vervaardiging van producten van kunststof De bedrijvengids voor de kunststof- en rubberindustrie is als uitgangspunt voor de selectie van te inspecteren bedrijven gebruikt. Daarnaast waren adressen beschikbaar via het systeem van de Arbeidsinspectie. Het project heeft zich met name gericht op bedrijven met 5 of meer werknemers. Aangezien de branchevereniging Federatie NRK eerder had aangegeven twijfels te hebben of de Arbeidsinspectie wel echt in de juiste bedrijven inspecteert, zijn na overleg, begin juli 2004 twee adreslijsten ontvangen. De bedrijven op deze lijsten behoren wat betreft de Federatie NRK tot de kunststof- en rubberindustrie (zowel leden als niet-leden). Gedurende de resterende periode van het project is van deze lijsten gebruik gemaakt indien een eerder geselecteerd bedrijf niet tot de doelgroep bleek te behoren.
2.2
Looptijd en aantallen bezoeken
Het project is gestart op 1 mei 2004. Eind september 2004 zijn de laatste inspectiebezoeken gebracht. In totaal zijn 128 bedrijven bezocht waarvan 82% behoorde tot BIK 25. Er zijn 23 bedrijven bezocht die behoorden tot een andere BIK-klasse in het systeem van de Arbeidsinspectie, maar die gezien de activiteiten wel tot de kunststof- en rubberindustrie horen. Hier kon een inspectie op de projectonderwerpen goed plaatsvinden. In tabel 2.1 wordt een overzicht gegeven van het aantal geïnspecteerde bedrijven per sector. Tabel 2.1 Sector
Aantal geïnspecteerde bedrijven per sector, geselecteerd uit de bedrijvengids en het AI-systeem (ingedeeld o.b.v. BIK-gegevens uit systeem Arbeidsinspectie) Aantal bedrijven Aantal % geïnspecteerde binnen de sector geïnspecteerde bedrijven t.o.v. het (>5 werknemers) bedrijven totaal geïnspecteerd
251 Vervaardiging van rubberbanden 77 11 8% 252 Vervaardiging van producten van kunststof 712 94 13% Overige activiteiten* 23 Totaal 789 128 * andere BIK code in systeem Arbeidsinspectie, wel vergelijkbare activiteiten kunststof en rubberindustrie (BIK 25)
2.3
Opzet van het project
Het project is uitgevoerd om ‘vinger aan de pols’ te houden in de kunststof- en rubberindustrie. De inspecties binnen dit project zijn niet aangekondigd bij de te inspecteren bedrijven. Dit om een zo betrouwbaar mogelijk beeld van de normale bedrijfsgang te krijgen. Tijdens de introductie van de inspectie heeft de inspecteur toegelicht welke onderwerpen tijdens de inspectie centraal zouden staan. Na de introductie is een rondgang door het bedrijf gemaakt. Indien er overtredingen tijdens deze ronde werden geconstateerd, is vervolgens naar de risico-inventarisatie en –evaluatie gevraagd. In het afsluitende gesprek zijn de inspectieresultaten en het vervolgtraject nader toegelicht. Afstemming/samenwerking met andere overheidsinstanties
3
De Arbeidsinspectie hanteert de indeling van sectoren conform de Bedrijfsinformatiekodes van de Kamers van Koophandel (BIK).
9
Aangezien voor de opslag van gevaarlijke stoffen andere overheidsinstanties vergunningverlener zijn in het kader van de Wet Milieubeheer, is met de betreffende instantie (m.n. gemeenten en provincies) afgestemd. Dit vond ten minste plaats indien tijdens de inspectie tekortkomingen werden geconstateerd betreffende de opslag van gevaarlijke stoffen en er reeds een handhavingstraject liep binnen het betreffende bedrijf vanuit een andere overheidsinstantie.
2.4
Inspectieonderwerpen
In dit project stonden twee onderwerpen centraal: - de arbeidstijden van onderhoudspersoneel en - de opslag van gevaarlijke stoffen. Arbeidstijden van onderhoudspersoneel Met betrekking tot werktijden bestond de verwachting dat vooral overtredingen van de Arbeidstijdenwet bij het onderhoudspersoneel zouden worden geconstateerd. Ten aanzien van werktijden kunnen probleemsituaties ontstaan door: - storingen in machines; - het plegen van preventief onderhoud en - te weinig personeel dat (bereid is) consignatiediensten maakt. Dit kan leiden tot problemen met bijv. de dagelijkse en wekelijkse werk- en rusttijden en consignatiediensten. De controle van de werktijden heeft plaatsgevonden met behulp van de werktijdregistratie over de laatste 4 weken. Indien daar aanleiding voor was, kon deze periode uitgebreid worden naar een periode van 13 weken of zelfs 40 weken. Het betrof alleen de werktijden van het onderhoudspersoneel en eventueel overig personeel dat ten behoeve van een goed verloop van de productie geconsigneerd wordt. De inspecteur kon afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding het bedrijf een waarschuwing geven of een eis tot naleving of een proces-verbaal opstellen conform het geldende handhavingsbeleid. De opslag van gevaarlijke stoffen De opslag voor (licht) ontvlambare -, (zeer) giftige -, oxiderende – en corrosieve stoffen zijn in dit project beoordeeld (zie tabel 2.2). Deze stoffen leveren voor de werknemers de grootste risico’s op het gebied van veiligheid. De overige categorieën (ontvlambaar, irriterend en schadelijk) dienen ook volgens de CPR 15 richtlijnen opgeslagen te worden, maar zijn nu buiten beschouwing gelaten. In de kunststof en rubberbranche (met name bij de polyesterverwerkende industrie) worden ook organische peroxiden gebruikt als additieven. Organische peroxiden moeten volgens een aparte richtlijn opgeslagen worden; hier is dus CPR 15 niet van toepassing, maar CPR 3. Ook deze stoffen zijn meegenomen in de inspectie. Uit de CPR richtlijnen is een aantal onderwerpen geselecteerd op basis van preventieve aspecten en/of invloed op de arbeidsveiligheid, te weten: • De juiste opslagvoorziening in relatie tot de hoeveelheid gevaarlijke stoffen. • Orde, netheid en zindelijkheid in de opslagruimte. • Explosieveilige uitvoering van de elektrische installatie in de opslagruimte. • Pictogrammen bij de opslagruimte. • Compartimentering van gevaarlijke stoffen in de opslagruimte. • Ventilatie in de opslagruimte. • De aanwezigheid van een instructie bij de opslagvoorziening hoe te handelen in noodsituaties. Afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding kon de inspecteur een waarschuwing of boete geven. Omdat in de kunststof en rubberbranche vaak gebruik gemaakt wordt van grondstoffen en halffabrikaten die een specifieke productnaam hebben en geen ‘chemische’ benaming is het belangrijk
10
4
dat op de verpakking van deze stoffen een WMS etiket bevestigd is waarop de gevarensymbool en de gevaarscategorie (zie tabel 2.2) vermeld staan. Aan de hand van deze etiketten kan dan beoordeeld worden of de stoffen opgeslagen moeten worden volgens CPR 15. Bij het ontbreken van etikettering volgens WMS is een waarschuwing gegeven op basis van artikel 4.3 van het Arbobesluit. Tabel 2.2 Overzicht waarschuwingssymbolen van te inspecteren stoffen Gevaarssymbool
F
Omschrijving categorie (zeer) licht ontvlambaar
F+ Oxiderend
O (zeer) giftig
T
T+ Corrosief (invretend) of bijtend
C ontplofbaar of explosief, alleen op een organisch peroxide E
Risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) Tijdens de inspecties is, indien een overtreding werd geconstateerd, gevraagd naar de RI&E. Hierbij is geverifieerd of: - de werkgever beschikt over een door een gecertificeerde arbodienst getoetste RI&E - de geconstateerde overtreding is opgenomen in de RI&E als risico, - heeft de arbodienst advies uitgebracht ten aanzien van het plan van aanpak. Het niet hebben van een RI&E leidde tot het direct aanzeggen van een boete. Voor andere overtredingen met betrekking tot de RI&E heeft de inspecteur een waarschuwing gegeven.
2.5
Programma VASt
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in 2003 een programma gestart dat ondernemers stimuleert de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen te beheersen: het programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt; www.vast.szw.nl ). Ook de Federatie NRK doet mee in dit programma. Een eerder ontwikkeld stoffenkennissysteem voor de rubberbranche wordt verbeterd en verbreed naar de kunststofbranches. In het systeem wordt kennis over milieu- en arbo-aspecten van stoffen in één systeem geïntegreerd en gekoppeld aan maatregelen die bedrijven kunnen nemen. In 2004 heeft de Federatie NRK gewerkt aan het opstellen van een VASt-actieplan. De brochure ‘Programma VASt zet het werken met stoffen centraal’ is door inspecteurs tijdens de inspectiebezoeken uitgereikt.
4
WMS = Wet Milieugevaarlijke Stoffen
11
2.6
Veilig werken in een explosieve atmosfeer (ATEX 137)
Op 1 juli 2003 is de Europese Richtlijn voor “Veilig werken in een explosieve atmosfeer” (ATEX 137) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. In een nieuwe paragraaf van het Arbeidsomstandighedenbesluit is deze richtlijn opgenomen (Hoofdstuk 3, paragraaf 2a, artikel 3.5a t/m 3.5f). Het doel van deze nieuwe wetgeving is het voorkomen van gas- en stofexplosies. Het gaat hierbij om de beheersing van de arbeidsomstandigheden in een explosieve atmosfeer. Het Arbeidsomstandighedenbesluit verplicht nu een gestructureerde aanpak van explosiegevaar. Voor deze nieuwe wetgeving geldt een overgangstermijn. Bestaande arbeidsplaatsen moeten vanaf 1 juli 2006 aan deze wetgeving voldoen, nieuwe arbeidsplaatsen moeten meteen voldoen. Om bedrijven bewust te maken van deze nieuwe regelgeving is in dit project de brochure ‘Veilig werken in een explosieve atmosfeer’ uitgereikt. Tevens is een publicatie voorbereid voor het blad van de Federatie NRK.
2.7
Publiciteit/uitwisseling van informatie over het project
Op 9 april 2004 is het project besproken met de Federatie NRK. Naast het uitwisselen van informatie, is door de Federatie NRK toegezegd om dit project onder de aandacht van de leden te brengen. In NRK Netwerk digitaal 2004 nr. 5 is een artikel verschenen over het project. Daarin kwamen twee bedrijven aan het woord die vertelden over hun positieve en minder positieve ervaringen met de Arbeidsinspectie. De minder positieve had betrekking op een interpretatieverschil (moest een ruimte worden gezien als werkruimte of als opslagruimte) en de daaruit voortvloeiende verschillen in verplichtingen. Daarnaast is een artikel gepubliceerd in de Handelscourant van mei 2004 over de situatie in de rubber- en kunststofbranche, gezien door de ogen van de Arbeidsinspectie. Eind april 2004 zijn ook de werknemersorganisaties en de arbodiensten geïnformeerd over de start van dit project. Gezien het onderwerp ‘opslag van gevaarlijke stoffen’ en hun rol als toezichthouders in het kader van de Wet Milieubeheer, is de inspecteurs gevraagd om bij de werkgever na te vragen of er op het moment van inspectie ook trajecten van andere overheden liepen. Was dat het geval dan diende de inspecteur ter afstemming contact te zoeken met de betrokken instantie. Om die reden is de externe projectinformatie tevens beschikbaar gesteld aan: - VROM-Inspectie - Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) - Inter Provinciaal Overleg (IPO)
12
Wat moet een onderneming nu in de praktijk doen om aan de ATEX richtlijnen te voldoen en dus om handhaving en aansprakelijkheid bij een calamiteit te voorkomen? Ingangsdatum: - nieuwe of gewijzigde arbeidsplaatsen: vanaf 1 juli 2003 - bestaande bedrijven: vanaf 1 juli 2006 Als een bedrijf op grond van de aanwezigheid van brandbare gassen, vloeistoffen of brandbaar stof onder de nieuwe regelgeving valt moeten stappen doorlopen worden: Stap 1: Het uitvoeren van een risico-inventarisatie: Met welke brandbare stoffen werkt het bedrijf? (Lijst opstellen, inclusief gegevens en gevaren) Waar in het bedrijf is er kans op explosiegevaar? (locaties duidelijk in kaart brengen) Welke werknemers worden mogelijk aan dit risico blootgesteld? Stap 2: Het realiseren van een indeling in gevarenzones. Als er sprake is van een explosieve atmosfeer moet het bedrijf worden ingedeeld in een of meer gevarenzones. Dit kan worden uitgevoerd met behulp van de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 7910-1 voor gasexplosiegevaar, of NPR 7910-2 voor stofexplosiegevaar. Men kan deze beoordeling zelf uitvoeren of het laten uitvoeren door een gerenommeerd engineeringbureau dat ervaring heeft met het opstellen van zoneringrapportages. Stap 3: Het nemen van maatregelen in de gevarenzones. Zijn er naar aanleiding van de beoordeling in stap 2 gevarenzones gedefinieerd dan moeten er adequate maatregelen genomen worden in deze zones. Dit kan ondermeer door: Het afvoeren of onschadelijk maken van de explosiebron of het explosieve mengsel (dit kan gebeuren door ventilatie, bronafzuiging of neutralisatie) Het voorkomen van een ontsteking (door te werken met vonkvrije gereedschappen en door een rookverbod in te stellen) Het gebruiken van explosieveilige apparaten en materieel (volgens ATEX 95) Het duidelijk markeren van ruimten met een explosieve atmosfeer. Stap 4: Het voorlichten van de werknemers. Er moeten procedures en instructies worden gemaakt m.b.t. veilig werken in een omgeving waar een explosie kan plaatsvinden. De werknemers moeten duidelijk geïnformeerd worden over: de mogelijke risico’s de maatregelen die zijn genomen om een explosie te voorkomen de specifieke werkwijze die daarbij van toepassing is Stap 5: Het opstellen van een explosieveiligheidsdocument. De bovenstaande stappen moeten beschreven zijn in een explosieveiligheidsdocument. Dit document moet een onderdeel zijn van de wettelijke verplichte risico-inventarisatie en –evaluatie. Bij de realisatie van dit document mag gebruik gemaakt worden van relevante bestaande documenten zoals een officiële beoordeling uit een milieuvergunning of een veiligheidsrapport. (Er mag ook naar deze documenten verwezen worden.)
13
3.
Projectresultaten
3.1
Generaliseerbaarheid van de resultaten
De conclusies die op basis van dit project getrokken worden, zijn niet zondermeer van toepassing op alle bedrijven waar producten van rubber- en kunststof vervaardigd worden. De helft van de geïnspecteerde bedrijven komt voor op de adreslijsten die ontvangen zijn van de Federatie NRK. Op deze lijsten staan zowel leden als niet-leden. De overige adressen die niet op deze lijsten voorkomen, zijn afkomstig uit de bedrijvengids voor de kunststof- en rubberindustrie of zijn beschikbaar gekomen via het systeem van de Arbeidsinspectie (adressenbestand Kamer van Koophandel). Deze bedrijven behoorden volgens de inspecteur wel tot de doelgroep van het inspectieproject; m.a.w. een inspectie op de projectonderwerpen kon hier goed plaatsvinden. In totaal zijn 128 bedrijven bezocht waarvan 82% behoorde tot de sector BIK 25 ‘Vervaardiging van producten van kunststof en rubber’ zoals gedefinieerd in het systeem van de Arbeidsinspectie. De overige 23 bedrijven bleken in het systeem van de Arbeidsinspectie tot een andere BIK te behoren, maar behoorden wel tot de kunststof- en rubberindustrie gezien de activiteiten die plaatsvonden. De tegenvallende kwaliteit van de adressenbestanden doet afbreuk aan het uitgangspunt om, door een zekere inspectiedruk op de sector, de branche in beweging te krijgen en te houden. De zoektocht naar de optimalisatie van het adressenbestand zal daarom worden voortgezet. De branche zal naar zijn opvattingen hieromtrent worden gevraagd.
3.2
Totaaloverzicht
Op 1 mei 2004 zijn de inspecties gestart. In totaal zijn 128 bedrijven geïnspecteerd. In 2 bedrijven bleken beide inspectieonderwerpen niet van toepassing. Er vond geen opslag van gevaarlijke stoffen in emballage plaats en ook was er geen onderhoudspersoneel in dienst. Na afloop van de inspecties kon naar 67 bedrijven een brief verzonden worden waarin de inspectie werd afgerond. Dit is 52% van de bezochte bedrijven. Bij deze bedrijven zijn op de inspectieonderwerpen geen overtredingen geconstateerd of bleken de onderwerpen van inspectie niet voor te komen. In 59 bedrijven, 46% van het totaal aantal geïnspecteerde bedrijven, is een handhavingstraject gestart. In deze bedrijven zijn één of meerdere overtredingen geconstateerd. In figuur 3.1 is dit samengevat. Figuur 3.1
Resultaat totale inspectieproject (aantal bedrijven) 2%
in orde (67) 46%
52%
niet in orde (59) n.v.t. (2)
In totaal zijn 117 overtredingen geconstateerd. Dit betekent dat gemiddeld 2 overtredingen per bedrijf met tenminste één overtreding, zijn geconstateerd. In totaal betreft het 108 waarschuwingen (waarvan 97 waarschuwingen arbeidsomstandigheden en 11 waarschuwingen arbeidstijden), twee eisen tot naleving, één boeterapport, vijf stilleggingen en één stillegging met boeterapport. In figuur 3.2 is de inzet van de handhavingsinstrumenten samengevat en in tabel 3.1 de top 5 van geconstateerde overtredingen. Deze vijf soorten overtredingen vertegenwoordigen 85% van het totale aantal overtredingen. Van de overtredingen in de top 5 heeft 80% betrekking op de opslag van gevaarlijke stoffen.
14
Figuur 3.2
Inzet handhavingsinstrumenten
waarschuwing arbo/eis (n=99) boete (n=1) stillegging (+ boete) (n=6) waarschuwing atw (n=11)
Tabel 3.1
Top 5 van geconstateerde overtredingen
Overtreding Onvoldoende voorzieningen om ongewilde gebeurtenissen tijdens werk met/in aanwezigheid gevaarlijke stoffen te vermijden (opslag van gevaarlijke stoffen) Onvoldoende voorzieningen om de gevolgen tijdens werk met gevaarlijke stoffen te beperken (opslag van gevaarlijke stoffen) Overtredingen van de Arbeidstijdenwet (onderhoudspersoneel) Onvoldoende schermen/beveiligingsinrichtingen om gevaar van bewegende delen te voorkomen (machineveiligheid) Onjuiste etikettering op verpakking van de aanwezige gevaarlijke stoffen (opslag van gevaarlijke stoffen) Totaal
Figuur 3.3
Aantal 43 30 11 9 7 100
Bedrijven ingedeeld naar aantal overtredingen
Aantal bedrijven
100
67 31 17
11
0 zonder overtreding
met één overtreding
met twee overtredingen
met drie of meer overtredingen
Figuur 3.3 laat de verdeling van de geïnspecteerde bedrijven zien naar aantal overtredingen. In 17 bedrijven is één overtreding vastgesteld. In ruim 50% van de bedrijven met een overtreding, zijn twee overtredingen geconstateerd. Het betreft 31 bedrijven. Drie of vier overtredingen zijn geconstateerd in negen bedrijven. Het maximaal aantal overtredingen in één bedrijf is vijf. In twee bedrijven was dit het geval. In alle zeven bedrijven met een overtreding van de Arbeidstijdenwet zijn ook één of meerdere overtredingen betreffende de opslag van gevaarlijke stoffen geconstateerd.
15
3.3
Resultaten per inspectieonderwerp
3.3.1 Opslag van gevaarlijke stoffen De inspecties hebben zich gericht op de opslag van gevaarlijke stoffen in emballage. In 79 bedrijven was hiervan sprake en is een inspectie op dit onderwerp uitgevoerd. Dit is 62% van de 128 geïnspecteerde bedrijven. In totaal zijn bij 49 bedrijven overtredingen vastgesteld. Dit betekent dat in 62% van de bedrijven waar een inspectie op het onderwerp opslag van gevaarlijke stoffen mogelijk was, één of meerdere overtredingen zijn geconstateerd. In figuur 3.4 en tabel 3.2 zijn de inspectieresultaten voor dit onderwerp samengevat. Figuur 3.4
Resultaat inspectie opslag van gevaarlijke stoffen (aantal bedrijven)
23% 38%
in orde (30) niet in orde (49) n.v.t. (49)
39%
Tabel 3.2
Overzicht aantal bedrijven met overtredingen i.v.m. opslag gevaarlijke stoffen
Overtreding m.b.t. opslag gevaarlijke stoffen Risico niet in RI&E bij regelmatige aanwezigheid/toepassing gevaarlijke stoffen Geen/onvoldoende etikettering op verpakking van WMS-stoffen Onvoldoende voorzieningen om ongewilde gebeurtenissen tijdens werk met/in aanwezigheid gevaarlijke stoffen te vermijden Onvoldoende voorzieningen ter beperking van gevolgen van een ongewilde gebeurtenis Totaal
Instrument Waarschuwing 3 7 43 30 83
Voorzieningen opslagplaats Tijdens het werken met of in aanwezigheid van gevaarlijke stoffen moet de werkgever voorzieningen treffen om ongewilde gebeurtenissen zoals brand, explosies, dodelijke en/of ernstige gewonde slachtoffers en grote materiële schade te vermijden. Aspecten waarnaar in dit project is gekeken zijn: - opslagvoorziening in overeenstemming met de aard en hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen - orde, netheid en zindelijkheid in de opslagruimte (bijv. gesloten verpakkingen, afval en restanten netjes opgeslagen, geen opslag van andere materialen) - explosieveilige elektrische installatie (incl. de verwarming indien deze is voorzien van elektrische onderdelen) - juiste pictogrammen bij de opslagplaats - compartimentering van de opgeslagen stoffen. Alleen giftige en brandbare vaste stoffen mogen bij elkaar staan, de overige gevarenklassen dienen apart opgeslagen te worden. - doelmatige ventilatie In 43 bedrijven is een waarschuwing gegeven omdat er onvoldoende voorzieningen waren getroffen om ongewilde gebeurtenissen te vermijden. Dit is 54% van de bedrijven met een opslag gevaarlijke stoffen. De waarschuwing kon betrekking hebben op meer dan één van de bovengenoemde aspecten. Uit figuur 3.5 kan worden afgeleid dat in 29 bedrijven geen of niet de juiste pictogrammen bij de opslag waren aangebracht. In 20 bedrijven bleek de opslagvoorziening niet in overeenstemming te zijn met de aard en hoeveelheid opgeslagen stof.
16
Indien er sprake is van producten met de classificatie (licht) ontvlambaar moet er een zonering plaatsvinden in verband met gasontploffingsgevaar. De elektrische installaties dienen explosieveilig te zijn uitgevoerd. In 16 bedrijven is op dit aspect (mede) een waarschuwing gegeven. Niet bekend is in hoeveel bedrijven (licht) ontvlambare stoffen werden opgeslagen. De compartimentering van de opgeslagen stoffen was onvoldoende of vond niet plaats in 10 bedrijven. Vijftien bedrijven moeten naar aanleiding van het inspectiebezoek de ventilatie veranderen. Tenslotte is in 4 bedrijven een waarschuwing gegeven (mede) op het aspect orde en netheid o.a. omdat de opslagplaats niet opgeruimd was, verpakkingen geopend waren of in slechte staat bevonden, de opslag ook voor andere materialen werd gebruikt, etc. Figuur 3.5
Aspecten van onvoldoende voorzieningen om ongewilde gebeurtenissen te voorkómen* 15
ventilatie
10
compartimentering pictogrammen
29
elektrische installatie
16
orde, netheid
4
hoeveelheid 20
0
5
10
15
20
25
30
35
* Eén waarschuwing kan betrekking hebben op meerdere voorzieningen die niet in orde waren.
Voor de opslag van organische peroxiden gelden specifieke regels (CPR 3). In 7 bedrijven werden organische peroxiden opgeslagen. In 2 gevallen bleek deze opslag niet te voldoen aan CPR 3 en heeft het bedrijf een waarschuwing gekregen. Deze 2 bedrijven zijn onderdeel van de eerdergenoemde 43 uit tabel 3.2. Instructie voor noodsituatie Naast voorzieningen om ongewilde gebeurtenissen te vermijden, moet de werkgever ook bepaalde voorzieningen treffen om de gevolgen van een eventuele ongewilde gebeurtenis te beperken. Tijdens de inspecties is gekeken of er een duidelijk leesbare instructie is aangebracht in de opslagplaats met daarbij aandacht voor uit te voeren handelingen, te gebruiken middelen, de eerste hulp bij ongevallen en alarmregeling. Het ontbreken van een goede instructie hoe te handelen in noodsituaties was de reden om 30 bedrijven een waarschuwing te geven. Etikettering gevaarlijke stoffen Op het etiket van een gevaarlijke stof dienen minimaal de volgende gegevens te staan: - naam van stof of preparaat - gevaarlijke bestanddelen - gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen - waarschuwingszinnen (voluit geschreven; R-zinnen) In 7 bedrijven is een waarschuwing gegeven omdat de etikettering ontbrak of onvoldoende was. Risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) In de RI&E moeten de risico’s van de opslag van gevaarlijke stoffen specifiek genoemd zijn. Ook moeten er maatregelen gedefinieerd zijn om deze risico’s te beheersen. Drie bedrijven hebben een waarschuwing gekregen omdat dit risico niet onderkend werd in de RI&E terwijl er wel opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvond en hier tenminste één overtreding werd geconstateerd.
17
3.3.2 Arbeidstijden van onderhoudspersoneel Het onderhoudspersoneel in dienst van kunststof- en rubberbedrijven stond centraal bij de inspectie in het kader van de Arbeidstijdenwet aangezien voor deze groep met name overtredingen werden verwacht (zie toelichting in sectie 2.4 ‘inspectieonderwerpen’). In 13 bedrijven heeft geen inspectie van de arbeidstijdenwet plaatsgevonden omdat het onderhoud was uitbesteed, m.a.w. er was geen eigen onderhoudspersoneel. In de overige 115 geïnspecteerde bedrijven is naar de registratie van werktijden gevraagd. In figuur 3.6 en 3.7 zijn de resultaten van de inspectie op dit onderwerp samengevat. Er zijn geen ernstige overtredingen geconstateerd. Zeven bedrijven hebben een waarschuwingsbrief ontvangen. Dit is 5% van alle bezochte bedrijven en 6% van de bedrijven die onderhoudspersoneel in dienst hadden. In deze bedrijven zijn in totaal 11 overtredingen geconstateerd (zie figuur 3.7). Daarnaast werd in 4 bedrijven de collectieve regeling en in 4 bedrijven de standaardregeling niet nageleefd. Echter de grenzen van de overlegregeling werden niet overschreden en bij deze bedrijven is alleen een opmerking gemaakt in de (afhandelings)brief.
Figuur 3.6
Resultaat inspectie arbeidstijden van onderhoudspersoneel
10% 5% in orde (108) niet in orde (7) n.v.t.
85%
Deugdelijke registratie Drie bedrijven hebben een waarschuwing ontvangen vanwege het ontbreken van een deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden. Ondanks het ontbreken van deze registratie was het in twee van deze bedrijven uiteindelijk wel mogelijk om voldoende gegevens boven tafel te krijgen die inzicht gaven in de arbeidstijden van het onderhoudspersoneel. Structurele arbeidstijden In één bedrijf bleek uit de registratie dat er meer dan 10 uur arbeid werd verricht per dienst. In 20 bedrijven werd structureel in nachtdiensten (tussen 0.00 uur en 6.00 uur) gewerkt. In deze bedrijven zijn op dit punt geen overtredingen geconstateerd. Incidenteel overwerk In ca. tweederde van de geïnspecteerde bedrijven wordt incidenteel overwerk verricht. In 4 bedrijven leidde dit tot een waarschuwing omdat de maximale arbeidstijd hierbij werd overschreden: - in 2 bedrijven werd meer dan 12 uur per dienst gewerkt - in 1 bedrijf werd tijdens een nachtdienst meer dan 10 uur gewerkt en - in 1 bedrijf werd een arbeidstijd van 2080 uur/52 weken (gemiddeld 40 uur/week) overschreden terwijl dit anders georganiseerd had kunnen worden. Dagelijkse en wekelijkse rusttijd Het is toegestaan om in een aaneengesloten periode van 7 etmalen eenmaal de dagelijkse rusttijd in te korten van 11 naar 8 uur. In 3 bedrijven vond dit meerdere keren plaats in een periode van 7 etmalen en is hiervoor een waarschuwing gegeven. Er werden geen overtredingen geconstateerd wat betreft de wekelijkse rusttijden.
18
Risico-inventarisatie en –evaluatie Wanneer er knelpunten zijn gesignaleerd op het gebied van de arbeidstijden van het onderhoudspersoneel, is door de inspecteur nagegaan of deze in de risico-inventarisatie en –evaluatie als zodanig herkend zijn. Dit bleek geen van de bedrijven met een overtreding op de Arbeidstijdenwet aanleiding tot de inzet van een extra handhavingsinstrument. Figuur 3.7
Overtredingen arbeidstijden van onderhoudspersoneel
4 incidenteel overwerk 1
structurele arbeidstijd dagelijkse rust 3
registratie
3
0
1
2
3
4
5
3.3.3 Risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) Indien tenminste één overtreding is geconstateerd in een bedrijf is nagegaan wat hierover in de risicoinventarisatie en –evaluatie was opgenomen. Dit betekent dat in 59 bedrijven naar de RI&E is gevraagd. In één van deze bedrijven bleek geen RI&E aanwezig en is hiervoor een boeterapport opgesteld. In zes andere bedrijven is een waarschuwing gegeven omdat: - een beschrijving van de relevante risico’s ontbrak in de RI&E, - een plan van aanpak ontbrak, - er in het plan van aanpak geen termijnen gekoppeld waren aan het uitvoeren van de maatregelen, of - de RI&E niet meer actueel was. In tabel 3.3 zijn de resultaten samengevat. Tabel 3.3
Overtreding risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E)
Overtredingen m.b.t. tot de RI&E
Schriftelijke RI&E afwezig. Onvolledige RI&E Plan van aanpak afwezig Geen termijnen van maatregelen genoemd in plan van aanpak RI&E niet aangepast terwijl dit noodzakelijk was Totaal
Instrument Waarschuwing Boete rapport 1 2 2 1 1 6
1
Totaal 1 2 2 1 1 7
3.3.4 Overige onderwerpen Tenslotte zijn er naast de opslag van gevaarlijke stoffen en de arbeidstijden van het onderhoudspersoneel nog andere overtredingen geconstateerd waarvoor de inspecteur tijdens de rondgang door het bedrijf reden had om actie te ondernemen. In tabel 3.4 wordt een overzicht gegeven van deze overtredingen.
19
Machineveiligheid In één bedrijf bleek het beveiligingsmechanisme van de deuren die toegang geven tot de bewegende delen (kettingen en rollen) van een machine niet te werken waardoor gevaar voor knellen, pletten en snijden was ontstaan. Gezien het risico van deze situatie is de machine stilgelegd en een boeterapport opgemaakt. Vanwege eenzelfde mankement is ook een andere machine in hetzelfde bedrijf preventief stilgelegd. Beide stilleggingen zijn opgeheven nadat het beveiligingsmechanisme hersteld was. Naast de overtredingen in dit bedrijf, zijn in 3 andere bedrijven ook machines stilgelegd. Het ging hier in 2 gevallen om onvoldoende afscherming van sneldraaiende machine onderdelen. Daarnaast is een hydraulische kantbank preventief stilgelegd vanwege het ontbreken van diverse schermen en de 2 handen bediening. Naast de stilleggingen zijn 5 waarschuwingen betreffende machineveiligheid gegeven. Hier was geen sprake van direct ernstig gevaar voor personen waardoor stillegging buiten proportie zou zijn. Overige overtredingen In twee bedrijven is een eis tot naleving gesteld. Beide eisen hadden betrekking op het werken met gevaarlijke stoffen en het ontbreken van maatregelen om blootstelling te voorkomen. In één bedrijf zijn werkzaamheden stilgelegd vanwege valgevaar. Het ging hier om een werkbak die op de vorkheftruck gebruikt kan worden en die onvoldoende beveiligd was tegen vallen. Tenslotte zijn in 3 andere bedrijven nog waarschuwingen gegeven betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen omdat: - veiligheidsschoenen niet werden gedragen - geen persoonlijke beschermingsmaatregelen werden gedragen bij het verwerken van polyester, en - een niet ingepakt spuitmasker werd aangetroffen met stofresten aan de binnenkant. Tabel 3.4
Overzicht overige overtredingen
Overige geconstateerde overtredingen Waarschuwing
Eis
5
-
-
Deugdelijk materiaal Schermen/beveiligingsinrichtingen ter voorkoming gevaar van bewegende delen arbeidsmiddelen Adequate inrichting, e.d. werkbak ter voorkoming valgevaar werknemers Er voor zorgen dat werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken waar nodig Ontwerp/organisatie werkmethoden onvoldoende om voorkomen/beperken blootstelling In goede staat houden persoonlijke beschermingsmiddelen Totaal
3.4
Instrument Stillegging
Totaal
4
Still.+ Boete rapport 1 -
-
1
-
1
2
-
-
-
2
-
2
-
-
2
1
-
-
-
1
8
2
5
1
16
1 9
Beleidsrelevante informatie
Op de website www.rie.nl zijn zowel voor de rubber- als kunststofindustrie RI&E’s beschikbaar die zijn opgesteld door de Federatie NRK. Momenteel vindt een herziening plaats van CPR 15-1, 15-2 en 15-3. Deze worden samengevoegd en geactualiseerd. Ten aanzien van arbeidsveiligheid worden geen grote wijzigingen verwacht. In de loop van 2005 zullen de nieuwe richtlijnen naar verwachting gereed zijn.
20
De intentie om, door navraag te doen bij de bedrijven, af te stemmen met andere overheden betreffende gelijktijdig lopende inspectie- of vergunningtrajecten, is door de betrokken werkgevers positief ontvangen. Er heeft in een aantal gevallen ook telefonisch overleg plaats gehad met vooral vergunningverleners. Deze afstemming bleek voldoende. Er bleek geen noodzaak tot het afleggen van gezamenlijke bezoeken. In een enkel geval is naar aanleiding van de bevindingen van de inspecteur contact opgenomen met de vergunningverlener om deze attent te maken op onveilige situaties.
21
4. 4.1
Conclusies en aanbevelingen Inleiding
De conclusies die in dit hoofdstuk staan beschreven en de aanbevelingen die worden gedaan zijn gebaseerd op 128 inspectiebezoeken in de kunststof- en rubberindustrie. Gezien de processen die plaatsvonden in de geïnspecteerde bedrijven behoorden zij allen in meer en mindere mate tot deze sector. Gezien de wijze van adresselectie geven de resultaten een indicatie van de situatie in de branche wat betreft de arbeidstijden van onderhoudspersoneel en de opslag van gevaarlijke stoffen in emballage. Het inspectieproject is uitgevoerd om ‘vinger aan de pols’ te houden in de sector. Uit eerdere inspectieprojecten is de conclusie getrokken dat het matig gesteld was met de arbeidsomstandigheden in zowel de kunststof- als rubberindustrie. Daarop is de uitspraak gebaseerd dat de bedrijfstakken weinig systematische aandacht hebben voor en investeren in arbeidsomstandigheden.
4.2
Conclusies
Arbeidstijden van onderhoudspersoneel De verwachting vooraf was dat wanneer de arbeidstijdenwet niet nageleefd zou worden, dit met name bij onderhoudspersoneel in eigen dienst tot uitdrukking zou komen in de vorm van ontoelaatbaar lange (dagelijkse) werktijden, te korte wekelijkse rusttijden of meer consignatiediensten dan toegestaan door het ongepland uitvallen van machines, het plegen van periodiek onderhoud en het draaien van consignatiediensten. Dit betekent dat maar een beperkt deel van de werknemerspopulatie in de sector gecontroleerd is. Op basis van de resultaten, 6% van de 115 op dit onderwerp geïnspecteerde bedrijven was in overtreding, kan geconcludeerd worden dat: • Het ongepland uitvallen van machines, het plegen van periodiek onderhoud en het draaien van consignatiediensten niet leidt tot grote (structurele) problemen wat betreft de werk- en rusttijden van het onderhoudspersoneel in dienst van bedrijven die producten vervaardigen van rubber of kunststof. Overigens kan niet uitgesloten worden dat de huidige conjunctuur mede van invloed is geweest op dit resultaat. Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage Wat betreft de opslag van gevaarlijke stoffen kan onderscheid gemaakt worden in voorzieningen die een werkgever moet treffen om - ongewilde gebeurtenissen als brand en explosie te voorkomen (preventieve maatregelen) en - de effecten van een ongewilde gebeurtenis te beperken (repressieve maatregelen). De inspecties hebben zich met name gericht op de preventieve maatregelen. Daarnaast is de instructie voor noodsituaties (repressieve maatregel) geïnspecteerd. 5
Op basis van de resultaten, 79 op dit onderwerp geïnspecteerde bedrijven , kan geconcludeerd worden: • Zes op de tien geïnspecteerde bedrijven met een opslag van gevaarlijke stoffen heeft onvoldoende preventieve maatregelen getroffen om ongewilde gebeurtenissen als brand en explosie te voorkomen. • In één op de drie geïnspecteerde bedrijven met een opslag van gevaarlijke stoffen ontbreekt een duidelijk leesbare instructie hoe te handelen in noodsituaties. Explosieveiligheid: implementatie nieuwe ATEX richtlijn De aard van de overtredingen die geconstateerd zijn voor de opslag van gevaarlijke stoffen en de verkregen informatie uit de gevoerde gesprekken met de ondernemers geven de volgende indruk: 5
In deze bedrijven was een opslag aanwezig van gevaarlijke stoffen in emballage ingedeeld als (licht) ontvlambaar, (zeer) giftig, oxiderend of corrosief.
22
•
De branche lijkt nog niet klaar wat betreft de nieuwe eisen betreffende explosieveiligheid die vanaf 1 juli 2006 van kracht worden voor alle bestaande installaties.
Machineveiligheid Onveilige machines zijn de hoofdoorzaak van ernstige ongevallen die plaatsvinden in de kunststof- en rubberindustrie. Alhoewel er in dit project niet gericht naar machines is gekeken, vond de inspecteur in 8 bedrijven de situatie dermate ernstig dat één of meerdere machines zijn stilgelegd of een waarschuwing is gegeven. Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) Wat betreft de RI&E kan geconcludeerd worden: • Op één enkele uitzondering na beschikten alle geïnspecteerde bedrijven over een getoetste RI&E. De branche scoort duidelijk beter vergeleken met enkele jaren geleden. Ontbrak in 2001 en 2002 nog gemiddeld in één op de vijf bedrijven een getoetste RI&E, nu was slechts in één bedrijf van alle geïnspecteerde bedrijven met tenminste één overtreding geen getoetste 6 RI&E aanwezig . De Federatie NRK is momenteel druk doende om via www.rie.nl basis RI&E’s ter beschikking te stellen voor de kunststof- en rubberindustrie. Bedrijven kunnen hierin een goede basis vinden om de RI&E op te stellen of nader in te vullen.
4.3
Vervolgacties
Mede gezien de actieve houding die de brancheorganisatie Federatie NRK momenteel heeft en op basis van de resultaten van dit inspectieproject, is het verantwoord de branche de komende jaren de gelegenheid te geven om aan de slag te gaan met een verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden. Overleg met de branche De huidige projectresultaten zullen onder de aandacht worden gebracht van de brancheorganisatie Federatie NRK. Positieve ontwikkeling is dat in tegenstelling tot eerdere inspectieprojecten het merendeel van de bedrijven nu over een getoetste risico-inventarisatie en evaluatie beschikt. Daarnaast heeft het merendeel van de bedrijven zijn registratie van de arbeidstijdenwet op orde en leiden onderhoudswerkzaamheden niet tot problemen wat betreft de arbeidstijden van het onderhoudspersoneel dat in dienst is van de bedrijven die producten van kunststof- en rubber vervaardigen. Naast dit positieve beeld zal in overleg met de branche wel gekeken moeten worden hoe de bedrijven met name brand en explosiegevaar door opslag van gevaarlijke stoffen kunnen voorkomen en de negatieve effecten zoveel mogelijk kunnen beperken. Aandachtspunten zijn: - de inrichting en het gebruik van de opslagplaats in relatie tot de aard van de opgeslagen stoffen (waaronder compartimentering), - explosieveilige elektrische installatie, - juiste pictogrammen bij de opslagplaats, - doelmatige ventilatie en - noodinstructies De branche zou concrete suggesties moeten geven over hoe de individuele ondernemer deze voorzieningen kan treffen. Gegeven de resultaten is extra voorlichting over de ATEX richtlijnen noodzakelijk. Via de brancheorganisatie, kunnen bedrijven nadrukkelijk gewezen worden op de consequenties van de nieuwe richtlijnen. Bedrijven zijn nog onvoldoende bezig met de implementatie van de vereiste maatregelen.
6
Alleen in bedrijven met een overtreding is op de aanwezigheid van een getoetste risico-inventarisatie & evaluatie geïnspecteerd.
23
Andere toezichthouders De opslag van gevaarlijke stoffen staat niet alleen onder toezicht van de Arbeidsinspectie, maar ook van andere toezichthouders. Het risico van een onveilige opslagplaats strekt verder dan de terreingrens en heeft ook consequenties voor omwonenden en het milieu. De bevindingen van dit project zullen onder de aandacht worden gebracht van gemeenten, provincies en de VROM-inspectie.
4.3
Beleidsaanbevelingen
De communicatie rond de nieuwe ATEX regelgeving is een punt van zorg. Aangezien de datum van juli 2006 nadert, is extra aandacht voor dit onderwerp geboden.
24