Rapport ‘Wonen boven winkels 2015’
23 oktober 2015, versie 1.5
1
Inhoud 1.
MANAGEMENTSAMENVATTING .................................................................................................................. 3
2.
INLEIDING ....................................................................................................................................................... 5
3.
ONDERZOEKSOPZET ................................................................................................................................... 6
4.
ONDERZOEKSRESULTATEN........................................................................................................................ 7
5.
CONCLUSIE .................................................................................................................................................... 7
6.
AANBEVELINGEN .......................................................................................................................................... 9
BIJLAGEN ............................................................................................................................................................. 10
2
1. Managementsamenvatting Op 2 juli 2014 verscheen het evaluatierapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de zeer grote brand aan de Kelders in Leeuwarden op 19 oktober 2013. Bij de brand kwam een bewoner om het leven. De Inspectie concludeert in haar onderzoek dat de bouwkundige (brandpreventieve) situatie van de getroffen panden tijdens het uitbreken van de felle brand aan de Kelders in Leeuwarden niet voldeed aan het wettelijk minimum kwaliteitsniveau. Vuur en rook verspreidden zich hierdoor veel sneller dan had gemogen. Doel Antwoord geven op de vraag wat het huidige brandveiligheidsniveau is van winkels en bovenwoningen in de dorps-/stadskernen. Hiervoor heeft een steekproef plaatsgevonden in de gemeenten Arnhem, Doesburg en Wageningen. Dit geeft een goede afspiegeling van de situatie in de Veiligheidsregio Gelderland-Midden. Onderzoeksvragen a. b. c. d.
Voldoet de brandcompartimentering en (beschermde) subbrandcompartimentering? Voldoet het gebouw aan veilig vluchten bij brand? Zijn de minimaal noodzakelijke brandbeveiligingsinstallaties aanwezig? Zijn in de woning ‘werkende’ rookmelders aanwezig?
Antwoorden op de onderzoeksvragen Er is niet één gebouw aangetroffen dat volledig voldoet aan het wettelijk kwaliteitsniveau (brandveiligheidsniveau) conform het Bouwbesluit 2012 “bestaande bouwniveau”. Gezien de leeftijd van de gebouwen is dit geen verassende uitkomst. Nuancerend zijn de verschillen groot: er zijn drie levensgevaarlijke situaties aangetroffen, waar overigens direct op gehandeld is, en er zijn ook gebouwen aangetroffen waar de tekortkoming beperkt blijft tot het ontbreken van een blusser. Het is van belang te benadrukken dat de onderzoeksresultaten in winkels zijn verkregen middels steekproefsgewijs uitgevoerde zichtinspecties. Daarnaast is bij veel woningen, vanwege de privacy van de bewoner en het feit dat de brandweer geen titel heeft om woningen op brandveiligheid te controleren, het onderzoek beperkt tot een interview aan de voordeur. Daar waar de woning is betreden werd het bezoek hoofdzakelijk beperkt tot de gang of overloop. De resultaten zijn dan ook niet uitputtend, maar vooral indicatief. De casus Leeuwarden, waarop het onderzoek is gebaseerd, kan qua brandomvang en onbeheersbaarheid in iedere dorps-/stadskern voorkomen. Gezien de complexiteit van sommige zeer oude gebouwen en het ontbreken van brandwerendheid naar belendingen in de onderzochte gemeenten, is een afbrandscenario realistisch. a. Voldoet de brandcompartimentering en (beschermde) subbrandcompartimentering? De beoordeling van de brandwerende scheidingsconstructies is uitgesplitst naar de kwaliteit van wanden, vloeren, doorvoeringen en belendingen. Totaal kan worden gesteld dat 25% tot 50% van de brandwerende scheidingsconstructies niet voldoet. Het is overigens geen objectief waardeoordeel aangezien een groot deel van de kwaliteit van de scheidingsconstructies ‘onzichtbaar’ is en een groot deel van de woningen niet fysiek kon worden onderzocht.
3
b. Voldoet het gebouw aan veilig vluchten bij brand? De beoordeling is gericht op de aanwezigheid en de uitvoering van voorgeschreven vluchtroutes. Afhankelijk van gebouwtype en gebouwhoogte zijn verschillende niveaus te onderscheiden. Totaal kan worden gesteld dat in alle onderzochte gebouwen de geëiste vluchtmogelijkheden aanwezig zijn. Een score van bijna 100%. Een belangrijke nuancering is echter op zijn plaats. Bij portiekwoningen ontstaat een groter probleem veroorzaakt door de vaak slechte brandwerendheid van voordeuren. Tevens is er een aantal winkels waarvan de gebruiker/eigenaar tevens de bewoner is van de bovengelegen woning, en een verbinding binnendoor heeft. In een aantal gevallen is dit tevens de enige vluchtroute vanuit de woning door de winkel. In drie gevallen is de situatie als direct levensbedreigend beoordeeld en zijn direct maatregelen getroffen. c. Zijn de minimaal noodzakelijke brandbeveiligingsinstallaties aanwezig? Binnen de onderzochte gebouwen wordt alleen in de winkels een draagbaar blustoestel voorgeschreven. Meer dan 80% van de winkels heeft een blusser. Nagenoeg alle blustoestellen worden adequaat onderhouden. d. Zijn in de woning ‘werkende’ rookmelders aanwezig? In 66% van de onderzochte woningen is een of meer werkende rookmelders aanwezig, waarvan 47% juist is geprojecteerd. Uiteindelijk is er sprake van ongeveer 30% werkende en correct gemonteerde rookmelders in woningen. Aanbevelingen De aanbevelingen uit de brief van de Inspectie Veiligheid & Justitie (Kenmerk: 556397 / dd. 5 september 2014), naar aanleiding van de zeer grote brand in Leeuwarden, worden op grond van de onderzoeksresultaten bevestigd. 1. Spreek eigenaren van bouwwerken nadrukkelijk aan op hun verantwoordelijkheid en zorgplicht voor brandveiligheid en help hen deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Geadviseerd wordt om op de website van de gemeente en de website van Brandweer GelderlandMidden informatie voor gebouweigenaren te plaatsen. Hiertoe kan de informatie achter de link http://www.brandweer.nl/gelderland-midden/brandveiligheid/veilig_wonen/ worden gebruikt. Tevens kunnen de gemeenten informatiebijeenkomsten voor gebouweigenaren organiseren. Brandweer Gelderland-Midden kan aan deze informatiebijeenkomsten een bijdrage leveren. 2. Neem een voorlichtende, stimulerende en adviserende rol in met betrekking tot brandveiligheid en gebouweigenaren. Geadviseerd wordt om aan de bewoners een brief te sturen met daarin aangegeven wat men met name zelf kan doen aan brandveiligheid. Een voorbeeldbrief is opgenomen in bijlage 4. 3. Inventariseer de brandveiligheidsrisico’s in de bestaande bouw en betrek de uitkomst daarvan bij de opstelling en uitvoering van het handhavingsbeleid in de gemeente. Met deze rapportage zijn de brandveiligheidsrisico’s geïnventariseerd. De rapportage van de bevindingen van deze steekproef wordt overgedragen aan de omgevingsdiensten respectievelijk de gemeentelijke afdelingen handhaving (indien de betreffende gemeente de handhavingstaken in het kader van de bouwregelgeving niet heeft overgedragen aan de omgevingsdienst). Geadviseerd wordt om met hen af te stemmen hoe de handhaving verder vormgegeven kan worden.
4
2. Inleiding Op 2 juli 2014 verscheen het evaluatierapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de zeer grote brand aan de Kelders in Leeuwarden op 19 oktober 2013. Bij de brand kwam een bewoner om het leven. De inspectie concludeert in haar onderzoek dat de bouwkundige (brandpreventieve) situatie van de getroffen panden tijdens het uitbreken van de felle brand aan de Kelders in Leeuwarden niet voldeed aan het wettelijk minimum kwaliteitsniveau. Vuur en rook verspreidden zich hierdoor veel sneller dan had gemogen. De Inspectie meent, omdat wettelijke brandveiligheidseisen vaak niet worden gehaald, dat eigenaren nadrukkelijk moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, maar wel moeten worden geholpen om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Gemeenten zijn de aangewezen instanties om hierin een voorlichtende, stimulerende en adviserende rol te kunnen vervullen. Gelet op de risico’s vindt de Inspectie Veiligheid en Justitie, dat gemeenten deze risico’s moet inventariseren. Brandweer Gelderland-Midden heeft, eind 2014, het bestuur van de deelnemende gemeenten van de VGGM geadviseerd de aanbevelingen van de Inspectie over te nemen. Dit betreft met name de gemeenten die een oude dorps-/stadskern (winkels en bovenwoningen) hebben. De aanbevelingen zijn: 1. Spreek eigenaren van bouwwerken nadrukkelijk aan op hun verantwoordelijkheid en zorgplicht voor brandveiligheid en help hen deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen. 2. Neem een voorlichtende, stimulerende en adviserende rol in met betrekking tot brandveiligheid en gebouweigenaren. 3. Inventariseer de brandveiligheidsrisico’s in de bestaande bouw en betrek de uitkomst daarvan bij de opstelling en uitvoering van het handhavingsbeleid in de gemeente, zoals ook in Leeuwarden al voor een belangrijk deel is gedaan. Brandweer Gelderland-Midden heeft de brandveiligheidsrisico’s geïnventariseerd middels een onderzoek naar het huidige brandveiligheidsniveau van winkels en bovenwoningen in de dorps-/stadskern. Hiervoor heeft een steekproef plaatsgevonden in de gemeenten Arnhem, Doesburg en Wageningen. Dit geeft een goede afspiegeling van de situatie in de Veiligheidsregio Gelderland-Midden. In bijlage 1 treft u een overzicht aan van het totaal aantal woningen boven winkels per gemeente. Voor u ligt de onderzoeksrapportage met de bevindingen.
Doel Het doel van het onderzoek richt zich op het eerste deel van de derde bovenstaande aanbeveling, de brandveiligheidsrisico’s in de bestaande bouw te inventariseren. Concreet: een antwoord geven op de vraag wat het huidige brandveiligheidsniveau is van winkels en bovenwoningen in de dorps-/stadskernen. Hiervoor heeft een steekproef plaatsgevonden in de gemeenten Arnhem, Doesburg en Wageningen. Dit geeft een goede afspiegeling van de situatie in de Veiligheidsregio Gelderland-Midden.
5
3. Onderzoeksopzet 3.1
Uitvoering van het onderzoek
Om een goede afspiegeling te krijgen van de brandveiligheidsrisico’s in de veiligheidsregio Gelderland-Midden is gehoor gegeven aan de verzoeken van de gemeenten Arnhem, Doesburg en Wageningen om een steekproef te houden. Het onderzoek is, onder verantwoording van de teammanagers brandveiligheidszorg, uitgevoerd door een medewerker van brandweer Gelderland-Midden van de afdeling Risicobeheersing. Voorafgaand aan de onderzoeken per locatie heeft er geen dossieronderzoek plaatsgevonden. Tijdens het onderzoek is er geen beschikking geweest over bouwvergunningstekeningen. De onderzoeken zijn ‘op zicht’ en steekproefsgewijs uitgevoerd. Waar mogelijk is in de winkels boven de systeemplafonds gekeken. Er is geen destructief onderzoek uitgevoerd. De kwaliteit van de brandwerende scheidingsconstructies en aanwezigheid van kanalen en schachten, kon niet objectief worden vastgesteld. Op iedere locatie heeft de medewerker zich ongevraagd gelegitimeerd en na uitleg van het doel, toestemming gevraagd het gebouw te mogen onderzoeken. In de winkels heeft iedereen hier volledige medewerking aan verleend. De meeste bewoners waren echter terughoudend, waarna het onderzoek zich beperkte tot een gericht interview bij de voordeur. Vooral in de winkels werd het onderzoek toegejuicht en er werd dankbaar gereageerd op de gegeven adviezen. De reden en wijze van uitvoering van het onderzoek werd als waardevol beschouwd. Waarschijnlijk vanwege het feit dat het onderzoek tijdens de vakantieperiode is uitgevoerd zijn er ondanks het versturen van brieven en herhaald bezoek aan woningen (’s ochtends, ’s middags en ’s avonds) een beperkt aantal bewoners thuis aangetroffen. De rol van brandweer Gelderland-Midden is beperkt tot de inventarisatie van de brandveiligheidsrisico’s en richt zich op advisering in hoofdlijnen.
3.2
Uitgangspunten
De te inventariseren doelgroep betreft een steekproef van winkels en bovenwoningen, gebouwd voor 1992. Hiervoor zijn steekproefsgewijs totaal 106 gebouwen geselecteerd. Het kwaliteitsniveau waarop de gebouwen zijn getoetst is het Bouwbesluit 2012 bestaande bouw niveau.
3.3 1
1
Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van een checklist ; De gebouwen zijn in het kader van brandveilig gebruik niet meldings- of vergunningsplichtig; De gebouwselectie is uitgevoerd door de coördinatoren afdeling risicobeheersing; Bij het vaststellen van een levensbedreigende situatie is gehandeld volgens een vastgesteld protocol (PRIS, preventie informatie systeem).
Onderzoeksvragen
Bijlage 2: Checklist project ‘Wonen boven winkels 2015’
6
De onderzoeksvragen zijn: 1. 2. 3. 4.
Voldoet de brandcompartimentering en (beschermde) subbrandcompartimentering? Voldoet het gebouw aan veilig vluchten bij brand? Zijn de minimaal noodzakelijke brandbeveiligingsinstallaties aanwezig? Zijn in de woning ‘werkende’ rookmelders aanwezig?
4. Onderzoeksresultaten De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in bijlage 3. Hierin wordt de vraagstelling beschreven en het belang van het voorschrift toegelicht. Een conclusie schetst een algemeen beeld van de resultaten.
5. Conclusie Algemeen Er is niet één gebouw aangetroffen dat volledig voldoet aan het wettelijk kwaliteitsniveau (brandveiligheidsniveau) conform het Bouwbesluit 2012 “bestaande bouwniveau”. Gezien de leeftijd van de gebouwen is dit geen verassende uitkomst. Nuancerend zijn de verschillen groot: er zijn drie levensgevaarlijke situaties aangetroffen, en er zijn ook gebouwen waar de tekortkoming beperkt blijft tot het ontbreken van een blusser. Het is van belang te benadrukken dat de onderzoeksresultaten in winkels zijn verkregen middels steekproefsgewijs uitgevoerde zichtinspecties. Daarnaast is bij veel woningen, vanwege de privacy van de bewoner en het feit dat de brandweer geen titel heeft om woningen op brandveiligheid te controleren, het onderzoek beperkt tot een interview aan de voordeur. Daar waar de woning is betreden werd het bezoek hoofdzakelijk beperkt tot de gang of overloop. De resultaten zijn dan ook niet uitputtend, maar vooral indicatief. Tijdens het onderzoek is, naast de aspecten binnen de onderzoeksvragen, tevens overige aspecten beoordeeld zoals elektriciteit, CV-ketels, stoffering, versiering, afval en brandgevaarlijke stoffen. De beschreven conclusies maken geen deel uit van de beantwoording van de onderzoeksvragen. De casus Leeuwarden, waarop het onderzoek is gebaseerd, kan qua brandomvang en onbeheersbaarheid in iedere dorps-/stadskern voorkomen. Gezien de complexiteit van sommige zeer oude gebouwen en het ontbreken van brandwerendheid naar belendingen in de onderzochte gemeenten, is een afbrandscenario realistisch. De kennis die is opgedaan tijdens deze steekproef wordt overgedragen aan de omgevingsdiensten. Indien betreffende gemeente de handhavingstaken in het kader van de bouwregelgeving niet heeft overgedragen aan de omgevingsdienst, wordt de kennis overgedragen aan de afdelingen handhaving van de gemeenten.
7
5.1
Voldoet de brandcompartimentering en (beschermde) subbrandcompartimentering?
De beoordeling van de brandwerende scheidingsconstructies is uitgesplitst naar de kwaliteit van wanden, vloeren, doorvoeringen en belendingen. Totaal kan worden gesteld dat 25% tot 50% van de brandwerende scheidingsconstructies niet voldoet. Het is overigens geen objectief waardeoordeel aangezien een groot deel van de kwaliteit van de scheidingsconstructies ‘onzichtbaar’ is en een groot deel van de woningen niet fysiek kon worden onderzocht. Het verschil in resultaten per gemeente wordt veroorzaakt door het verschil in type bouwwerk en de leeftijd.
5.2
Voldoet het gebouw aan veilig vluchten bij brand?
De beoordeling is gericht op de aanwezigheid en de uitvoering van voorgeschreven vluchtroutes. Afhankelijk van gebouwtype en gebouwhoogte zijn verschillende niveaus te onderscheiden. Totaal kan worden gesteld dat in alle onderzochte gebouwen de geëiste vluchtmogelijkheden aanwezig zijn. Een score van bijna 100%. Een belangrijke nuancering is echter op zijn plaats. De vluchtmogelijkheid in de kleinere winkels voldoet altijd: dat is immers de winkeldeur. Bij portiekwoningen ontstaat een groter probleem veroorzaakt door de vaak slechte brandwerendheid van voordeuren. Een portiekwoning is een woongebouw met meer dan één bouwlaag, met maar één trap en dus maar één vluchtroute. De faalkans bij het vluchten vanuit een portiekwoning is per definitie groot. Er moet immers langs andere woningen (lees: brandcompartimenten) worden gevlucht. Als de deur van de brandruimte open blijft staan of de brandwerendheid van de voordeuren ontbreekt, kan er niet meer worden gevlucht. Eén vluchtmogelijkheid in een portiekwoning voldoet aan de voorschriften, waarbij echter een grote faalkans ontstaat door het gebouwontwerp, menselijk handelen en concreet bij de onderzochte woningen de vaak slechte kwaliteit van de voordeuren. Een tweede nuancering is op zijn plaats bij woningen met betrekking tot het gebruik van sleutels. In een woning mag een voordeur afgesloten zijn, waarbij een sleutel nodig is om deze te ontsluiten. Alle woningen voldoen hiermee aan het voorschrift veilig vluchten, maar helaas is de praktijk anders. Er zijn genoeg voorbeelden bekend dat bewoners bij brand de sleutel niet kunnen vinden of in de paniek niet in het slot krijgen en later door de brandweer achter de voordeur worden gevonden. Ondanks deze maatschappelijk onwenselijke situatie kan toch een score van 100% worden behaald. Tot slot zijn er een aantal winkels waarvan de gebruiker/eigenaar tevens de bewoner is van de bovengelegen woning, en een verbinding binnendoor heeft. In een aantal gevallen is dit tevens de enige vluchtroute vanuit de woning door de winkel. In drie gevallen is de situatie als direct levensbedreigend beoordeeld en zijn direct maatregelen getroffen. Conform protocol PRIS is de gebouweigenaar en het bevoegd gezag over de tekortkomingen geïnformeerd.
5.3
Zijn de minimaal noodzakelijke brandbeveiligingsinstallaties aanwezig?
De beoordeling van de brandbeveiligingsinstallaties binnen de onderzochte gebouwen is beperkt en richt zich op rookmelders en blusmiddelen. Rookmelders zijn afzonderlijk onderzocht (zie 5.4, zijn in de woning werkende rookmelders aanwezig). Binnen de onderzochte gebouwen wordt alleen in de winkels een draagbaar blustoestel voorgeschreven. Meer dan 80% van de winkels heeft een blusser. Nagenoeg alle blustoestellen worden adequaat onderhouden.
8
5.4
Zijn in de woning ‘werkende’ rookmelders aanwezig?
De beoordeling van de aanwezigheid en juiste werking van rookmelders binnen de onderzochte gebouwen is beperkt tot de woningen. In de onderzochte woningen worden wettelijk geen rookmelders voorgeschreven en is het een vrije keuze van de bewoner melders aan te schaffen en op te hangen. In een beperkt aantal gevallen is door de verhuurder rookmelders aangebracht. In 66% van de onderzochte woningen is een of meer werkende rookmelders aanwezig, waarvan 47% juist is geprojecteerd. Uiteindelijk is er sprake van ongeveer 30% werkende en correct gemonteerde rookmelders in woningen. De verschillen in de resultaten tussen de gemeentes onderling wordt mede bepaald door het verschil in woningtype. Nagenoeg niemand is bekend met gekoppelde rookmelders of draadloze gekoppelde rookmelders. Bij doorgekoppelde rookmelders gaan alle rookmelders gelijktijdig in alarm en geven een alarmsignaal. Juist gekoppelde rookmelders zijn van groot belang in situaties waarbij de vluchtroute van de woning door de winkel loopt. Ook in portiekwoningen kunnen gekoppelde rookmelders tussen de woning en het trappenhuis levens redden.
6. Aanbevelingen De aanbevelingen uit de brief van de Inspectie Veiligheid & Justitie (Kenmerk: 556397 / dd. 5 september 2014), naar aanleiding van de zeer grote brand in Leeuwarden, worden op grond van de onderzoeksresultaten bevestigd. 1.
Spreek eigenaren van bouwwerken nadrukkelijk aan op hun verantwoordelijkheid en zorgplicht voor brandveiligheid en help hen deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Geadviseerd wordt om op de website van de gemeente en de website van Brandweer GelderlandMidden informatie voor gebouweigenaren te plaatsen. Hiertoe kan de informatie achter de link http://www.brandweer.nl/gelderland-midden/brandveiligheid/veilig_wonen/ worden gebruikt. Tevens kunnen de gemeenten informatiebijeenkomsten voor gebouweigenaren organiseren. Brandweer Gelderland-Midden kan aan deze informatiebijeenkomsten een bijdrage leveren.
2.
Neem een voorlichtende, stimulerende en adviserende rol in met betrekking tot brandveiligheid en gebouweigenaren. Geadviseerd wordt om aan de bewoners een brief te sturen met daarin aangegeven wat men met name zelf kan doen aan brandveiligheid. Een voorbeeldbrief is opgenomen in bijlage 4.
3.
Inventariseer de brandveiligheidsrisico’s in de bestaande bouw en betrek de uitkomst daarvan bij de opstelling en uitvoering van het handhavingsbeleid in de gemeente. Met deze rapportage zijn de brandveiligheidsrisico’s geïnventariseerd. De rapportage van de bevindingen van deze steekproef wordt overgedragen aan de omgevingsdiensten respectievelijk de gemeentelijke afdelingen handhaving (indien de betreffende gemeente de handhavingstaken in het kader van de bouwregelgeving niet heeft overgedragen aan de omgevingsdienst). Geadviseerd wordt om met hen af te stemmen hoe de handhaving verder vormgegeven kan worden.
9
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht totaal aantal objecten wonen boven winkels Bijlage 2: Checklist project Wonen boven winkels 2015 Bijlage 3: Onderzoeksresultaten Bijlage 4: Voorbeeldbrief gebouweigenaren, gebruikers en bewoners
10
Bijlage 1 Overzicht objecten Wonen boven winkels in 2015 winkels en bovenwoningen, gebouwd vóór 1992
Gemeente
Aantal objecten
Arnhem
716
Barneveld
95
Doesburg
71
Duiven
16
Ede
266
Lingewaard
138
Nijkerk
134
Overbetuwe
136
Renkum
102
Rheden
160
Rijnwaarden
30
Rozendaal
1
Scherpenzeel
21
Wageningen
135
Westervoort
11
Zevenaar
95
11
Bijlage 2
Checklist project 'Wonen boven winkels 2015'
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem
Gemeente:
0800 8446 000 www.brandweer.nl/gelderland-midden
Controledatum: Naam controleur: Naam object: Adres: Gebruiksfunctie: Contactpersoon gebruiker:
Bijzonderheden:
12
1. Brandcompartimentering en beperking van ontwikkeling van brand en rook Nr.
Vraag
1.1
Voldoen de brand- en rookwerende scheidingen nog aan de gestelde eisen? (Wanden, deuren, constructies)
§2.10.2
1.2
Zijn de vereiste brandwerende vloeren / plafonds nog in orde?
§2.10.2
1.3
Wordt nog voldaan aan de vereiste brandwerendheden t.o.v. belendingen? Voldoen de doorvoeringen (incl. brandkleppen) in de brand- en rookwerende scheidingen nog aan de gestelde eisen?
§2.10.2
1.5
Worden rook- en brandwerende scheidingen gesloten gehouden?
6.26 jo. 7.3
1.6
Voldoen de zijde van de extra beschermde vluchtroutes, welke grenzen aan de binnenlucht, aan brandklasse 2 en een -1 rookdichtheid van ten hoogste 5,4 ?
2.75 jo. 2.76
1.7
Voldoen de zijde van beschermde route, welke grenzen aan de binnenlucht, aan brandklasse 4 en een rookdichtheid van ten -1 hoogste 5,4 ? Voldoen de zijde van de overige routes, welke grenzen aan de binnenlucht, aan brandklasse -1 4 en een rookdichtheid van ten hoogste 10 ?
2.75 jo. 2.76
1.4
1.8
BB
akk. niet nvt akk.
Toelichting
1.16 lid 2
2.75 jo. 2.76
13
2. Ontvluchting Nr.
Vraag
2.1
Zijn de vereiste vluchtmogelijkheden aanwezig? - vluchtroute - beschermde vluchtroute - extra beschermde vluchtroute - veiligheidsvluchtroute - tweede vluchtroute
BB
akk. niet nvt akk.
Toelichting
- 2.112 - 2.113 - 2.114 - 2.115 - 2.116 jo. 7.16 lid b
2.2
Zijn de vluchtdeuren onmiddellijk op de voorgeschreven wijze te openen? (zonder sleutels of andere losse voorwerpen) Geldt niet voor: - Niet gemeenschappelijke vluchtroute - Vluchtroute logiesverblijf
7.12 lid 1
2.3
Is de tekst “NOODDEUR VRIJHOUDEN” of “NOODUITGANG” (conform NEN 3011) aangebracht op de aan de buitenlucht grenzende zijde van een nooddeur of nooduitgang?
6.25 lid 10
2.4
Belemmeren automatisch werkende deuren en een voorziening voor toegangs- en uitgangscontrole niet de ontvluchting?
6.25 lid 8
2.5
Zijn de deuren in vluchtroutes over ten minste vereiste breedte te openen?
7.12 lid 1
14
3. Ontvluchting obstakelvrij Nr.
Vraag
3.1
Worden alle vluchtroutes te allen tijde over de vereiste breedte voldoende vrijgehouden van obstakels? (ook buiten)
7.16 lid 1b
3.2
Zijn eventueel aanwezige kabels/ snoeren voldoende vastgeplakt? Zijn vloeren in vluchtroutes voldoende stroef en/of begaanbaar?
7.16 lid 1b 7.16 lid 1b
3.3
BB
akk. niet nvt akk.
Toelichting
BB
akk. niet nvt akk.
Toelichting
BB
akk. niet nvt akk.
Toelichting
4. Rookmelders Nr.
Vraag
4.1 4.2
Zijn er in de woning rookmelders aanwezig: Is de projectering van de rookmelders in overeenstemming met NEN 2555:2008?
5. Elektrische installatie Nr.
Vraag
5.1
Geeft de elektrische installatie geen gevaar tot het ontstaan van brand?
6.8 lid 1 jo. 1.16 lid 1c
15
6. Blusmiddelen Nr.
Vraag
BB
6.1
Zijn de vereiste draagbare blustoestellen aanwezig? Worden “verborgen” blusmiddelen met de juiste pictogrammen, conform NEN 3011, duidelijk weergegeven?
6.31 lid 1
6.2
akk. niet nvt akk.
Toelichting
akk. niet nvt akk.
Toelichting
6.33
7. Verwarming, koken en rookgasafvoer Nr.
Vraag
7.2
Zijn m.b.t. de opstelling of het gebruik van het verbrandingstoestel en de voorziening voor de afvoer van rookgas voldoende voorzieningen getroffen tegen het ontstaan van brand? Zijn de vereiste (ventilatie)openingen voor de toevoer van verbrandingslucht of afvoer van rook nog aanwezig?
7.3
7.4 7.5
BB 7.9 lid 2
7.9 lid 1a
Worden de rookkanalen regelmatig 7.9 lid 1d doeltreffend gereinigd? Is de omgeving van de stooktoestellen vrij van 7.10 lid a brandbare materialen?
16
8. Stoffering, versiering en aankleding Nr.
Vraag
BB
8.1
Voldoen materialen ter plaatse van of nabij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1 of zijn onbrandbaar volgens NEN 6064, indien: - Op materiaal een warmestraling > 2 kW/m² - In materiaal > 90°C
7.4 lid 3
8.4
Is tegen of onder het plafond aangebracht glas veiligheidsglas of glas voorzien van een ingegoten kruisbewapening met een maximale maaswijdte van 0,016 m?
7.15 lid 1
8.5
Is textiel, folie of papier aangebracht in horizontale toepassing onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 m of metaaldraad in twee richtingen met een maximale maaswijdte van 0,7 m?
7.15 lid 2
Nr.
Vraag
BB
9.1
Wordt afval buiten veilig opgeslagen?
7.10 lid a
akk. niet nvt akk.
Toelichting
akk. niet nvt akk.
Toelichting
9. Afval
17
10. Brandgevaarlijke stoffen Nr.
Vraag
10.1
Zijn er in het gebouw brandgevaarlijke stoffen aanwezig die vallen binnen de reikwijdte van het Bouwbesluit 2012?
7.6 lid 1
10.2
Is er een veilige situatie bij de opslag van brandgevaarlijke stoffen? Is er een veilige situatie bij de bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen?
7.6 lid 2 t/m 5 7.7 lid 1
10.3
BB
akk. niet nvt akk.
Toelichting
18
Bijlage 3 Onderzoeksresultaten 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten behandeld en gepresenteerd. Eerst wordt de vraagstelling beschreven en het belang van het voorschrift toegelicht. Een conclusie schetst een algemeen beeld van de resultaten. De resultaten zijn een uitwerking van de gehanteerde checklist. Hiervoor zijn vragen samengesteld waarop het antwoord wel of niet in overeenstemming is met het wettelijk minimum brandveiligheidsniveau.
1.2 Algemeen De geïnventariseerde doelgroep betreft een steekproef van winkels en bovenwoningen, gebouwd voor 1992. Hiervoor zijn steekproefsgewijs totaal 95 gebouwen (95 winkels met 54 bovenwoningen) onderzocht.
1.3 Brandcompartimentering en beperking van ontwikkeling van brand en rook Het doel van de brandveiligheidsvoorschriften in het Bouwbesluit is tweeledig. Voorop staat het voorkomen van slachtoffers (doden en gewonden) en vervolgens het voorkomen dat brand zich uitbreidt naar een ander perceel. Feitelijk is een brandcompartiment het gedeelte van een bouwwerk dat bestemd is als maximaal uitbreidingsgebied van brand. Hiermee wordt beoogd om gedurende een bepaalde tijd te voorkomen dat de brand zich verder kan uitbreiden dan het brandcompartiment waarin de brand is ontstaan. Bewoners of gebruikers kunnen binnen de gestelde tijd van 20 minuten (bestaande bouwniveau) deze benutten om zich buiten het brandcompartiment, waarin de brand is, in veiligheid te stellen.
1. Voldoen de brand- en rookwerende scheidingen nog aan de gestelde eisen? (Wanden, deuren, constructies) Bouwbesluit 2012, §2.10.2 Beschrijving Met deze vraag zijn de wanden ter plaatse van de begrenzingen van het brandcompartiment en de bouwconstructie en de bouwconstructie getoetst. Vrij vertaald is gekeken naar de kwaliteit van de wanden tussen de winkel en de woning. Veelal is dat de wand tussen de winkel en de trapopgang van de woning. Dit kan bijvoorbeeld de onderzijde van de trap zijn
19
die zichtbaar in de winkel aanwezig is. Vaak is er, waar de gebruiker van de winkel en de bewoner een en dezelfde is, ook een verbinding middels een deur tussen de winkel en de bovenliggende woning. De bouwconstructie bestaat uit bijvoorbeeld houten, stalen en betonnen kolommen en liggers, maar ook dragende wanden maken onderdeel uit van de bouwconstructie. De brandwerendheid van deze constructies bepalen mede de feitelijke brandwerendheid van een brandcompartiment, maar is vooral gericht dat het gebouw bij brand binnen redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht zonder dat er gevaar voor instorting is. De voorgeschreven brandwerend van de bouwconstructie is 20 minuten op bezwijken. Conclusie Gezien de gemiddelde hoge leeftijd van de beoordeelde gebouwen, sommige met een monumentenstatus, is de brandcompartimentering veelal niet op orde. Hierbij moet vooral worden gedacht aan houten vloeren en trappen als brandwerende scheidingsconstructie. De oorspronkelijke wanden zijn overwegend steenachtig en daarmee ook brandwerend. Wandaansluitingen en de aanwezigheid van kieren is op zicht niet beoordeelbaar geweest. Waar in de resultaten niet van toepassing is vermeld, kon de kwaliteit niet worden beoordeeld. Winkels waarvan de gebruiker/eigenaar tevens de bewoner is van de bovengelegen woning, heeft in alle gevallen een verbinding binnendoor. Deze verbinding (puiconstructie met deur) is meestal niet, of onvoldoende, brandwerend uitgevoerd. In een aantal gevallen is dit tevens de enige vluchtroute vanuit de winkel. Uitzonderlijk is in een tweetal situaties, dat de bewoner de woningtoegang in de winkel heeft zonder relatie met de exploitant van de winkel. In deze gevallen zijn direct maatregelen getroffen: er zijn direct rookmelders aangebracht, de gebouweigenaar en het bevoegd gezag zijn over de tekortkomingen geïnformeerd (conform protocol PRIS). De aangetroffen kwaliteit van de bouwconstructie lijkt, waar zichtbaar, overwegend voldoende. Houten en betonnen constructies hebben overwegend voldoende brandwerendheid op bezwijken. Aangetroffen staalconstructies zijn nagenoeg allen brandwerend bekleed. De kwaliteit van de bekleding kan echter zonder destructief onderzoek niet worden vastgesteld. 2. Zijn de vereiste brandwerende vloeren / plafonds nog in orde? Bouwbesluit 2012, §2.10.2 Beschrijving De vloerconstructie tussen de winkel en de woning is een brandwerende scheidingsconstructie met een voorgeschreven brandwerendheid van 20 minuten. Bij een brand in de winkel maakt de kwaliteit van de vloer een belangrijk onderdeel uit van de voorzieningen. Immers vindt aan de onderzijde van de vloer de meeste warmteopbouw plaats.
Conclusie Met name in de oudere gebouwen en alle gebouwen met een monumentenstatus is sprake van houten vloeren tussen de winkel en de woning. In de monumenten, waarvan de onderzijde van de vloer niet is bedekt en de vloer zichtbaar is kon de kwaliteit van de vloer niet altijd worden vastgesteld. In sommige gevallen is sprake van kiervorming tussen de planken. Van de aanwezigheid van systeemplafonds wordt
20
door de gebruikers veelal aangegeven dat deze brandwerend zijn. Het brandwerend uitvoeren van systeemplafonds is per definitie moeilijk en de aangetroffen systeemplafonds is echter overal onvoldoende gebleken. In gebouwen die recent zijn verbouwd is vaak de onderkant van de vloer brandwerend bekleed met gipskarton of calciumsilicaat. De onderzijde van de trap naar de woning heeft een brandwerende functie. In een aantal gevallen is de onderzijde van een houten trap brandwerend bekleed, maar in bijna alle gevallen onjuist uitgevoerd met kieren en de toepassing van PUR-schuim. Vaak is de onderzijde van de houten trap niet bekleed en als geheel onvoldoende brandwerend. 3. Wordt nog voldaan aan de vereiste brandwerendheden t.o.v. belendingen? Bouwbesluit 2012, §2.10.2 Beschrijving Belendingen, zoals aangrenzende woningen, winkels of percelen, liggen in een ander brandcompartiment. Branddoorslag via scheidingsconstructies of brandoverslag via de buitenlucht mag binnen de voorgeschreven tijd van 20 minuten niet plaatsvinden. Conclusie De scheidingsconstructies tussen de gebouwen zijn zonder destructief onderzoek niet te beoordelen. De muren zijn over het algemeen afgewerkt of in de winkels voorzien displays e.d. waardoor de kwaliteit niet is vast te stellen. Een vaak voorkomende tekortkoming is raamopeningen zonder brandwerende voorziening in gevels van verschillende percelen die in hoeken te dicht bij elkaar liggen. Ook uitbouwen van winkels met een plat dak grenzend aan een opgaande gevel van de bovenwoning komt vaak voor. De noodzakelijke brandwerendheid in de dakconstructie ontbreekt structureel of het dak is voorzien van lichtkoepels e.d. zonder brandwerende voorziening. Brandoverslag naar belendingen is bij een ontwikkelde brand in de winkel in die situaties een realistisch scenario. 4. Voldoen de doorvoeringen (incl. brandkleppen) in de brand- en rookwerende scheidingen nog aan de gestelde eisen? Bouwbesluit 2012, artikel 1.16, lid 2 Beschrijving Als een wand of vloer waardoor buizen, kanalen of leidingen gaan brandwerend moet worden uitgevoerd, geldt dat ook voor de doorvoeringen. De uitvoering kan afhankelijk van het type verschillen. Het is belangrijk dat doorvoeringen goed worden uitgevoerd, mede omdat ze vaak niet zichtbaar zijn. Brand of rook kan zich ongemerkt via brandwerende scheidingsconstructies verspreiden als de brandwerende voorzieningen aan doorvoeringen ontbreken of niet goed zijn uitgevoerd. Conclusie Brandwerende voorzieningen aan doorvoeringen van leidingen (riolering, waterleiding, gas, kabels) ontbreken nagenoeg volledig. In een groot aantal situaties zijn de doorvoeringen niet zichtbaar of is de aanwezigheid van schachten onduidelijk. In een enkele situatie zijn brandwerende voorzieningen aan doorvoeringen aangetroffen. Waar niet van toepassing staat vermeld, kon niet worden geïnspecteerd.
21
5. Worden rook- en brandwerende scheidingen gesloten gehouden? Bouwbesluit 2012, artikel 6.26 juncto 7.3 Beschrijving Openstaande deuren in een scheidingsconstructie tussen twee brandcompartimenten zouden de weerstand van zo een constructie tegen branddoorslag en rookverspreiding teniet doen. Daarom is het noodzakelijk dat een deur in een brandwerende scheiding voorzien is van een dranger en niet open wordt vastgezet met een haakje of door een wig. Conclusie De noodzaak van zelfsluitende deuren is alleen aangetroffen in situaties met een verbindingsdeur tussen de winkel en de woning. Op een uitzondering na, zijn geen zelfsluitende deuren aangetroffen. Daarnaast hebben de voordeuren van de portiekwoningen tevens een brand- en rookwerende functie. Bewoners hebben per definitie, bij normaal gebruik, hun voordeur gesloten. In de meeste gevallen betreft het winkels waarvan de gebruiker/eigenaar tevens de bewoner is van de bovengelegen woning met een verbinding binnendoor, zoals bovenstaand beschreven. Hier ontbreekt veelal de voorgeschreven brandcompartimentering tussen de winkel en de woning.
6. Voldoen de zijde van de (extra beschermde) vluchtroutes, welke grenzen aan de binnenlucht, aan -1 -1 brandklasse 2, respectievelijk 4 en een rookdichtheid van ten hoogste 5,4 , respectievelijk 10 ? Bouwbesluit 2012, artikel 2.75 juncto 2.76 Beschrijving Het is evident dat vanuit ieder gebouw bij brand dusdanig kan worden gevlucht, dat tijdig een veilige plaats kan worden bereikt. Afhankelijk van de gebruiksfunctie, indeling en hoogte van een gebouw kennen we voor vluchtroutes verschillende veiligheidsniveaus. Bij ieder niveau worden voorschriften gesteld aan de afwerking van wanden en plafonds. De voorschriften zijn gericht op het voorkomen dat een beginnende brand zich (te) snel uitbreidt of teveel rook ontwikkelt en hebben een belangrijke rol in het veilig kunnen vluchten. Conclusie In winkels zijn geen afwijkingen aangetroffen. In een aantal woningen zijn zachtboardplafonds aangetroffen. Zowel in verblijfsruimtes, maar ook in de vluchtroutes. Zachtboard kan in brandklasse 4 (goed brandbaar) of in brandklasse 5 (zeer brandbaar) worden aangetroffen. De toepassing van zachtboard in brandklasse 4 voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit, terwijl brandklasse 5 niet is toegestaan. Wanneer de gebruiker/eigenaar stelt dat het aangetroffen zachtboard voldoet aan de voorschriften, dan is het noodzakelijk dat dit door de gebruiker of eigenaar wordt aangetoond.
1.5 Ontvluchting Binnen de systematiek voor het vluchten is het uitgangspunt dat kan worden volstaan met één vluchtroute die start op de plaats waar het vluchten begint en eindigt op een veilige plaats. Uiteraard is het mogelijk dat er twee vluchtroutes aanwezig zijn. Met twee vluchtroutes zijn de voorschriften minder zwaar dan bij één vluchtroute. De systematiek kent verdere verschillende veiligheidsniveaus van veiligheidsvluchtroute (zwaarste voorschrift) tot vluchtroute (minst zware voorschriften). De voorschriften hebben vooral betrekking op de aanwezigheid van
22
vluchtroutes en de maximale loopafstanden. Binnen de onderzochte woningen en winkels is hoofdzakelijk sprake van het niveau vluchtroute.
7. Zijn de vereiste vluchtmogelijkheden aanwezig? Vluchtroute, beschermde vluchtroute, extra beschermde vluchtroute, veiligheidsvluchtroute, tweede vluchtroute? Bouwbesluit 2012, artikel 2.112 t/m 2.116, juncto artikel 7.16 Beschrijving Binnen de systematiek voor het vluchten is het uitgangspunt dat kan worden volstaan met één vluchtroute die start op de plaats waar het vluchten begint en eindigt op een veilige plaats. Uiteraard is het mogelijk dat er twee vluchtroutes aanwezig zijn. Met twee vluchtroutes zijn de voorschriften minder zwaar dan bij één vluchtroute. Binnen de onderzochte woningen en winkels is, gezien de beperkte omvang en hoogte, hoofdzakelijk sprake van het niveau vluchtroute. In een beperkt aantal situaties is sprake van een portiekflat of galerijflat, waar sprake kan zijn van een (extra) beschermde vluchtroute. Conclusie Met uitzondering van een aantal woningen die door de winkel moeten vluchten, waren de vereiste vluchtmogelijkheden aanwezig. Winkels waarvan de gebruiker/eigenaar tevens de bewoner is van de bovengelegen woning, heeft in alle gevallen een verbinding binnendoor. Deze verbinding (puiconstructie met deur) is meestal niet, of onvoldoende, brandwerend uitgevoerd. In een aantal gevallen is dit tevens de enige vluchtroute vanuit de winkel. Uitzonderlijk is in een tweetal situaties, dat de bewoner de woningtoegang in de winkel heeft zonder relatie met de exploitant van de winkel. In deze gevallen zijn direct maatregelen getroffen: er zijn direct rookmelders aangebracht, de gebouweigenaar en het bevoegd gezag zijn over de tekortkomingen geïnformeerd (conform protocol PRIS). Opvallend is de vaak slechte brandwerendheid van voordeuren in portiekwoningen. Een portiekwoning is een woongebouw met meer dan één bouwlaag, met maar één trap en dus maar één vluchtroute. De faalkans bij het vluchten vanuit een portiekwoning is per definitie groot. Er moet immers langs andere woningen (lees: brandcompartimenten) worden gevlucht. Als een vluchtende bewoner uit een brandende woning de voordeur in de paniek open laat staan, kunnen de, vanaf een hoger gelegen bouwlaag, vluchtende bewoners niet meer via de enige trap vluchten. Indien de brandwerendheid van de voordeuren ontbreekt, kan er überhaupt niet meer worden gevlucht. De ingesloten bovenburen kunnen niet anders dan een afwachtingspositie kiezen op een balkon of achter een raam en hopen dat de brandweer ze snel genoeg kan redden.
8. Zijn de vluchtdeuren onmiddellijk op de voorgeschreven wijze te openen? (zonder sleutels of andere losse voorwerpen) Geldt niet voor: niet gemeenschappelijke vluchtroute. Bouwbesluit 2012, artikel 7.12, lid 1 Beschrijving Als mensen in een gebouw aanwezig zijn mogen deuren in een vluchtroute niet op slot zijn, zodat het niet nodig is een sleutel te gebruiken. Een knopcilinder of grendel is wel toegestaan. Een woning is niet gemeenschappelijk en hier geldt dit voorschrift niet; de voordeur mag afgesloten zijn. Het wordt gezien als eigen verantwoordelijkheid. Conclusie Op één winkel na, waar de nooduitgang was afgesloten, voldeden alle vluchtroutes aan het voorschrift. Het merendeel van de oudere woningen hebben oplegsloten aan de binnenzijde van de voordeur. Deze sloten
23
hebben een trekknop, waardoor het niet nodig is een sleutel te gebruiken. De bewoners met een profielcilinder is geadviseerd deze te vervangen door een knopcilinder.
9. Is de tekst “NOODDEUR VRIJHOUDEN” of “NOODUITGANG” (conform NEN 3011) aangebracht op de aan de buitenlucht grenzende zijde van een nooddeur of nooduitgang? Bouwbesluit 2012, artikel 6.25, lid 10 Beschrijving Om voor iedereen duidelijk te maken dat de nooddeur aan de buitenkant moet worden vrijgehouden, is het noodzakelijk het opschrift ‘nooduitgang” op de buitenkant van de deur aan te brengen. Conclusie Bij de onderzochte winkels is de noodzaak niet aangetroffen. Bij winkels met een nooduitgang, bijvoorbeeld in de achterzijde van het gebouw, kwam deze uitgang vaak uit op eigen terrein.
10. Belemmeren automatisch werkende deuren en een voorziening voor toegangs- en uitgangscontrole niet de ontvluchting? Bouwbesluit 2012, artikel 6.25, lid 8 Beschrijving Het is noodzakelijk dat automatische (schuif)deuren en voorzieningen voor uitgangs- en toegangscontrole bij stroomuitval vanzelf opengaan of zonder gebruik van een sleutel kunnen worden geopend. Conclusie Automatische (schuif)deuren en voorzieningen voor uitgangs- en toegangscontrole zijn niet aangetroffen.
11. Zijn de deuren in vluchtroutes over ten minste de vereiste breedte te openen? Bouwbesluit 2012, artikel 7.12, lid 1 Beschrijving Goederen mogen niet dusdanig zijn geplaatst, dat zij een belemmering vormen voor het (onmiddellijk) openen van de vluchtdeur over de vereiste breedte. Conclusie Er zijn weinig situaties aangetroffen met geblokkeerde vluchtdeuren. In de kleinere winkels speelt vooral het probleem met tekort aan opslagruimte, waardoor emballage e.d. soms de vrije breedte van een vluchtdeur beperkte.
1.6 Ontvluchting obstakelvrij Het vrijhouden van vluchtroutes van obstakels/belemmeringen en het voldoende stroef zijn van vloeren wordt geregeld middels een zogenaamd ‘kapstokartikel’. Er worden geen objectieve waardes gegeven wanneer een vluchtroute wel of niet voldoet. In de praktijk staan altijd wel goederen of inventaris in de vluchtroute. Een onveilige situatie is vaak subjectief en wordt gemeten op basis van ervaring en ‘gezond boeren verstand’. Van belang is dat er snel en veilig kan worden gevlucht.
24
12. Worden alle vluchtroutes te allen tijde over de vereiste breedte voldoende vrijgehouden van obstakels? (ook buiten) Bouwbesluit 2012, artikel 7.16, lid 1b Beschrijving Goederen of inventaris mogen niet dusdanig in de vluchtroute zijn geplaatst, dat zij een belemmering vormen voor het snel en veilig vluchten. De grenswaarde voor bestaande bouw is een vrije breedte van ten minste 50 centimeter. Conclusie Er zijn weinig situaties aangetroffen met geblokkeerde vluchtroutes. In de kleinere winkels speelt vooral het probleem met tekort aan opslagruimte, waardoor emballage e.d. soms de vrije breedte van een vluchtroute beperkt.
13. Zijn eventueel aanwezige kabels/ snoeren voldoende vastgeplakt? Bouwbesluit 2012, artikel 7.16, lid 1b Beschrijving Het is noodzakelijk dat kabels en losse snoeren die in de vluchtroute over de lopen, met goede plakstrips worden vastgeplakt, zodanig dat struikelen en/of vallen wordt voorkomen. Conclusie Er zijn nauwelijks situaties met kabels en losse snoeren aangetroffen.
14. Zijn vloeren in vluchtroutes voldoende stroef en/of begaanbaar? Bouwbesluit 2012, artikel 7.16, lid 1b Beschrijving Het is noodzakelijk dat vloeren in vluchtroutes voldoende stroef en/of begaanbaar zijn om uitglijden, struikelen en/of vallen te voorkomen. Het betreft bijvoorbeeld vluchtroutes die over een gladde ondergrond lopen, zoals houten vlonders. Conclusie Er zijn geen situaties met een gladde en/of slecht begaanbare ondergrond aangetroffen.
1.7 Rookmelders De meeste slachtoffers bij brand vallen door het inademen van rook. Tijdens het slapen ruiken we niets. We worden niet wakker van de rooklucht. Doordat de rook veel giftige gassen bevat, raakt iemand al snel in een diepe bewusteloosheid. Vaak al binnen enkele minuten. Rookmelders in woningen zijn dus van levensbelang. De onderzochte woningen zijn allemaal van voor 1992. In tegenstelling tot nieuwbouw is er geen wettelijk voorschrift dat rookmelders in bestaande woningen eist. Het is gezien het belang altijd een dringend advies. In de onderzochte winkels is geen wettelijk voorschrift voor rookmelders. De winkels zijn beperkt van omvang en de aanwezige personen zijn in staat een beginnende brand direct te ontdekken. Een uitzondering geldt voor
25
de winkels waardoor een vluchtroute vanuit de bovenliggende woning loopt. In die situatie is het van levensbelang.
15. Zijn er in de woning rookmelders aanwezig? Bouwbesluit 2012, geen voorschrift Beschrijving Rookmelders zijn niet voorgeschreven in de geselecteerde groep woningen. Rookmelders worden alleen bij nieuwbouw woningen voorgeschreven. Bij de onderzochte woningen is het aanbrengen van rookmelders eigen verantwoordelijkheid van de bewoner. Het belang is echter overduidelijk: mensen ruiken niet in de slaap en worden niet wakker van de rooklucht. Rookmelders redden aantoonbaar levens. Conclusie De meeste bewoners onderschrijven het belang van rookmelders. Toch heeft maar tweederde van de onderzochte woningen werkende rookmelders, waarvan uiteindelijk iets minder dan de helft juist is geprojecteerd, bijvoorbeeld op de wand gemonteerd, in plaats van aan het plafond. Veelal wordt het risico onderschat of is het gemakzucht met een rookmelder die nog steeds in de kast ligt, of al een jaar wacht op het vervangen van de batterij. Nagenoeg niemand is bekend met gekoppelde rookmelders of draadloze gekoppelde rookmelders. Bij doorgekoppelde rookmelders gaan alle rookmelders gelijktijdig in alarm en geven een alarmsignaal. Juist gekoppelde rookmelders zijn van groot belang in situaties waarbij de vluchtroute van de woning door de winkel loopt. Maar ook in portiekwoningen kunnen gekoppelde rookmelders tussen de woning en het trappenhuis levens redden.
16. Is de projectering van de rookmelders in overeenstemming met NEN 2555: 2008? Bouwbesluit 2012, geen voorschrift Beschrijving De projectering van rookmelders is niet alleen gericht op het bewaken van de vluchtroute over verschillende bouwlagen, maar bijvoorbeeld ook de juiste plaats van de rookmelder aan het plafond. Conclusie In minder dan de helft van de aangetroffen rookmelders zijn deze onjuist geprojecteerd. Bijvoorbeeld aan de rand van een trapgat, te dicht bij de muur, of op de muur in plaats van aan het plafond. Het gevolg is dat de rook de melder later zal bereiken, dan dat deze correct aan het plafond is gemonteerd.
1.8 Elektrische installatie Een elektriciteitsvoorziening dient te voldoen aan veiligheidsvoorschriften, zoals NEN 1010. Elektriciteit is echter vaak de oorzaak van een brand. Bijna alle elektrische apparaten worden warm bij gebruik. Indien de warmte niet weg kan, bestaat de kans dat er brand ontstaat. Maar ook door onzorgvuldige aangelegde installaties of overdadig gebruik van verlengsnoeren kan brand veroorzaken.
17. Geeft de elektrische installatie geen gevaar tot het ontstaan van brand? Bouwbesluit 2012, artikel 6.8, lid 1 juncto artikel 1.16, lid 1c
26
Beschrijving Naast dat een elektriciteitsvoorziening dient te voldoen aan veiligheidsvoorschriften, zoals NEN 1010 speelt ook een algemene zorgplicht een belangrijke rol met betrekking tot noodzakelijk onderhoud. Conclusie Het onderzoek heeft zich vooral gericht op de inrichting van de groepenkast. Opgemerkt dient te worden is dat het onderzoek alleen op zicht is uitgevoerd en in een aantal woningen geen toegang is verleend. Voor zover het op zicht kon worden beoordeeld zijn er weinig situaties geconstateerd die kunnen leiden tot een gevaarlijke situaties. In een enkel geval werden veel verlengsnoeren en open lasdozen met kroonsteentjes aangetroffen, maar ook losse snoeren zonder stekker in een stopcontact.
1.9 Blusmiddelen Een blusmiddel is bedoeld om een beginnende brand te kunnen bestrijden. Met blusmiddelen wordt in het kader van het onderzoek draagbare blustoestellen bedoeld. Brandslanghaspels worden in winkels pas boven een oppervlak van 500 m2 voorgeschreven. De onderzochte winkels zijn veelal kleiner. In woningen worden geen blusmiddelen voorgeschreven.
18. Zijn de vereiste draagbare blustoestellen aanwezig? Bouwbesluit 2012, artikel 6.31, lid 1 Beschrijving 2 In winkels kleiner dan 500 m is een blustoestel voorschrift. Het aantal en type is afhankelijk van oppervlakte en de aard van een mogelijke brand. Het meest gebruikelijk is een sproeischuimblusser en/of een CO2 blusser of blusdeken in een professionele keuken. In woningen is een blustoestel of een blusdeken een pré. Conclusie In de meeste winkels is een blustoestel aangetroffen. In de meeste gevallen betreft het een sproeischuimblusser van 6 liter. De grotere winkels hebben vaker een brandslanghaspel. In een beperkt aan gevallen ontbrak een blusmiddel volledig. Als reden werd opgegeven dat men er nooit bij stil heeft gestaan een blusser aan te schaffen, of de uitspraak: “wat kan er nou branden…”. In woningen zijn in een beperkt aantal gevallen blusmiddelen aangetroffen bij bewoners met een hoog veiligheidsbewustzijn. 19. Worden verborgen blusmiddelen met de juiste pictogrammen, conform NEN 3011 duidelijk weergegeven? Bouwbesluit 2012, artikel 6.33 Beschrijving Blusmiddelen die bijvoorbeeld zijn opgeborgen in een kast moeten worden aangeduid met een pictogram. Conclusie In de kleinere winkels met een overdaad aan goederen kan het voorkomen dat een blustoestel ‘verstopt’ is opgesteld.
27
1.10 Verwarming, koken en rookgasafvoer Het veilig gebruik van verbrandingstoestellen is gericht op de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgassen. Tevens is de opstelling van belang, zoals plaats en omgeving. Maar ook de opslag van brandbare materialen in de directe omgeving kan in sommige gevallen tot een brandgevaarlijke situatie leiden.
20. Zijn m.b.t. de opstelling of het gebruik van het verbrandingstoestel en de voorziening voor de afvoer van rookgas voldoende voorzieningen getroffen tegen het ontstaan van brand? Bouwbesluit 2012, artikel 7.9, lid 2 Beschrijving Het vermogen van het verbrandingstoestel bepaalt feitelijk de voorschriften die aan de opstelling wordt gesteld. Bij een groot nominaal vermogen wordt bijvoorbeeld voorgeschreven dat het verbrandingstoestel in een apart brandcompartiment behoort te liggen. Bij ‘huis-tuin en keuken’ situaties worden er voorschriften gesteld. Conclusie Met een enkele uitzondering zijn alle aangetroffen verbrandingstoestellen zogenaamde ‘gesloten’ CV ketels. Deze toestellen halen hun verbrandingslucht via een pijp rechtstreeks uit de buitenlucht. De ketel is afgesloten van de opstellingsruimte, waardoor er geen vuurcontact kan zijn met de omgeving. Een goed onderhouden ketel levert geen risico op. In een enkel geval werd bij een wasserij een ketelhuis aangetroffen met een hoog nominaal vermogen. De ketels stonden niet in een apart brandcompartiment opgesteld. In één woning is een oude open ketel aangetroffen, die structureel wordt onderhouden en qua opstelling geen risico vormt.
21. Zijn de vereiste (ventilatie)openingen voor de toevoer van verbrandingslucht of afvoer van rook nog aanwezig? Bouwbesluit 2012, artikel 7.9, lid 1a Beschrijving Zie 20 Conclusie Zie 20
22. Worden de rookkanalen regelmatig doeltreffend gereinigd? Bouwbesluit 2012, artikel 7.9, lid 1d Beschrijving Dit voorschrift heeft betrekking op schoorstenen van open haarden e.d.. Afhankelijk van het gebruik wordt met relmatig, eenmaal per jaar bedoeld. Conclusie Tijdens het onderzoek zijn geen open haarden of houtkachels aangetroffen.
28
23. Is de omgeving van de stooktoestellen vrij van brandbare materialen? Bouwbesluit 2012, artikel 7.10, lid a Beschrijving Zie 20 Conclusie Zie 20
1.11 Stoffering, versiering en aankleding Met het oog op het voorkomen van brandgevaar kunnen er voorschriften worden gesteld aan materialen die in aanraking kunnen komen met hete apparatuur. Een (halogeen)spot is het meest bekende voorbeeld hierin. Ook is het van belang dat aankleding onder het plafond bij brand niet naar beneden valt of druppelt. Dit vormt een groot risico voor aanwezige of vluchtende mensen. Glas of spiegels onder het plafond kan snijwonden veroorzaken en dient uitgevoerd te zijn als veiligheidsglas of draadglas.
24. Voldoen materialen ter plaatse van of nabij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1 of zijn onbrandbaar volgens NEN 6064, indien: - Op materiaal een warmtestraling > 2 kW/m² - In materiaal > 90°C Bouwbesluit 2012, artikel 7.4, lid 3 Beschrijving Met het oog op het voorkomen van brandgevaar kunnen er voorschriften worden gesteld aan materialen die in aanraking kunnen komen met hete apparatuur. Een (halogeen)spot is het meest bekende voorbeeld hierin. In winkels worden nog wel eens spots gebruikt om artikelen aan te lichten. Conclusie Er zijn geen situaties aangetroffen waarbij brandbare materialen in de directe nabijheid van spots of hete apparatuur is gesitueerd.
25. Is tegen of onder het plafond aangebracht glas veiligheidsglas of glas voorzien van een ingegoten kruisbewapening met een maximale maaswijdte van 0,016 m? Bouwbesluit 2012, artikel 7.15, lid 1 Beschrijving Glas of spiegels onder het plafond kan snijwonden veroorzaken en dient uitgevoerd te zijn als veiligheidsglas of draadglas. Conclusie In een zeer beperkt aantal gevallen is correct aangebracht draadglas in het plafond van een winkel aangetroffen.
26. Is textiel, folie of papier aangebracht in horizontale toepassing onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 m of metaaldraad in twee richtingen met een maximale
29
maaswijdte van 0,7 m? Bouwbesluit 2012, artikel 7.15, lid 2 Beschrijving Aankleding onder het plafond mag bij brand niet naar beneden vallen of druppelen. Dit vormt een groot risico voor aanwezige of vluchtende mensen. Conclusie Er is nergens brandbare versiering of aankleding aangetroffen.
1.12 Afval Het is van belang dat de opstelling van afvalcontainers op een veilige manier wordt toegepast. Het betekent dat het noodzakelijk is dat afvalcontainers op voldoende afstand van gevels worden geplaatst. Afvalcontainers en andere brandbare materialen is vaak dankbare brandstof voor vandalen. Vooral kunststof containers zijn zeer brandbaar. Om brandoverslag naar het gebouw te voorkomen is de opstelplaats en/of het afsluiten van containers belangrijk.
27. Wordt afval buiten veilig opgeslagen? Bouwbesluit 2012, artikel 7.15, lid 2 Beschrijving Het valt niet mee om in een dorps-/stadskern een afvalcontainer op afstand van de gevel te plaatsen. Het heeft dan de voorkeur te kiezen voor een stalen en/of afsluitbare container. Conclusie Er zijn geen gevaarlijke situaties aangetroffen.
1.13 Brandgevaarlijke stoffen Het is verboden een brandgevaarlijke stof aanwezig te hebben. Dit heeft betrekking op zogenaamde huishoudelijke opslag, waarvoor het Bouwbesluit grenswaardes stelt welke stoffen in welke hoeveelheden buiten de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen. Het gaat bijvoorbeeld om beperkte hoeveelheden medicinale zuurstof, gasflessen, spuitbussen, brandstoffen e.d.
28. Zijn er in het gebouw brandgevaarlijke stoffen aanwezig die vallen binnen de reikwijdte van het Bouwbesluit 2012? Bouwbesluit 2012, artikel 7.6, lid 1 Beschrijving Het is verboden een brandgevaarlijke stof aanwezig te hebben. Het verbod geldt voor alle bouwwerken. Conclusie Er zijn geen brandgevaarlijke stoffen aangetroffen die de grenswaarde overschrijden.
30
Bijlage 4 Bewoners Woningen boven winkels In het centrum van GEMEENTE Geachte BEWONER, Een uitslaande brand in Leeuwarden op 19 oktober 2013 eiste een leven en wees op het risico van brandgevaar bij complexe bebouwing in het centrum van een stad. Maar ook een brand in het centrum van Barneveld op 23 november 2014 boven woonwinkel You Like It liet ons de realiteit zien van het brandgevaar van wonen boven winkels. Met deze brief willen we deze risico’s onder de aandacht brengen en de maatregelen die u daarbij zelf kunt nemen om de risico’s op bij brand te verkleinen. Vooral in het centrum, waar de gebouwen extra brandrisico’s in zich kunnen hebben. Belang van brandpreventie Het is van belang dat u zich als bewoner in het centrum realiseert dat brandpreventieve maatregelen van groot belang zijn. Zeker als uw woning gehuisvest is in een pand dat oud is en zich boven een winkel bevindt. Met name bij oude gebouwen kan, bijvoorbeeld door allerlei verbouwingen in de loop der jaren, de bouwkundige situatie van het gebouw op verschillende punten niet voldoen aan de minimale wettelijke vereisten van branden rookwerendheid en vluchtveiligheid (zie bijlage 3). Dat betekent dat de situatie zodanig kan zijn dat branduitbreiding en rookverspreiding bij een brand onvoorspelbaar en onbeheersbaar zijn. U loopt dan extra risico’s. Complexe bouw In het centrum is over het algemeen sprake van complexe bebouwing. De (soms diepe) gebouwen grenzen aan smalle straten, zijn aan de zijkanten en achterzijde begrensd door andere gebouwen of een binnenplaats. De reguliere route naar de toegang van uw woning loopt mogelijk langs de ondergelegen winkel. Bij brand kan hierdoor uw vluchtroute worden geblokkeerd. Daarnaast is de bereikbaarheid en inzetbaarheid voor de 2 brandweer slecht . Dit verhoogt de kans dat een brand zich kan uitbreiden. Immers, de brandweer kan er niet (goed) bij. Met name in deze situaties is het van belang dat u voorbereid bent op brand. Hierdoor wordt de kans vergroot dat het tijdig ontvluchten daadwerkelijk mogelijk is. Wat kunt u doen Bij brand is de factor tijd van essentieel belang. Brand en met name de rookverspreiding kan razendsnel gaan. Zo snel dat u zichzelf in veiligheid moet brengen; de brandweer kan niet zo snel ter plaatse zijn dat zij u daarbij kunnen assisteren. Het is dus belangrijk dat u zich hierop voorbereidt:
2
Wij adviseren u om gekoppelde rookmelders aan te brengen in alle potentiële brandruimten, met elkaar gekoppeld. Dit is het hoogste beschermingsniveau (3) en in uw geval bevelen wij dat zeer aan. Een snelle ontdekking van de brand geeft u meer tijd om te vluchten. Niet alleen in het geval een brand ontstaat in uw eigen woning maar ook als de brand en met name de rook vanuit een andere locatie zich naar uw woning verspreid. Om een brand snel te kunnen ontdekken zijn rookmelders in woningen dan ook noodzakelijk.
Op de locatie kunnen komen waar een redding uitgevoerd moet worden of met water op locatie kunnen komen om de brand te bestrijden.
31
Minimaal brengt u rookmelders aan in de vluchtroutes (beschermingsniveau 1). De vluchtroutes zijn de ruimten waar u doorheen moet vluchten om buiten te komen.
Verder is het sluiten van alle deuren (vooral wanneer u slaapt) van belang. Hierdoor kunnen de brand en de (giftige) rook zich minder snel verplaatsen. Dat geeft u en eventuele dierbaren meer tijd om te vluchten. Deze maatregel vereist ook dat u meerdere gekoppelde rookmelders aanbrengt in uw woning. Zodat én overal een brand snel gedetecteerd wordt én de rookmelders overal gehoord kunnen worden.
Stel een vluchtplan op, maak afspraken daarover met eventuele medebewoners en oefen dit plan een keer. Het valt niet mee om uw eigen woning uit te vluchten wanneer er brand is; zeker in het donker of als zich al rook door uw woning verspreid. Hier moet u over nadenken voordat er brand is. Bedenk daarbij ook wat u gaat doen in het geval de reguliere vluchtroute, via uw voordeur, door de brand geblokkeerd wordt.
Zorg dat u blusmiddelen in huis hebt. Een beginnend brandje (niet groter dan een voetbal) kunt u dan zelf bestrijden. Als het beginnend brandje geen beginnend brandje meer is, is het wijs om te vluchten. Bedenk dat brand zich erg snel kan ontwikkelen (vaak sneller dan u denkt) en vooral dat juist de rook dodelijk is.
De folder Brandveilig wonen, incl. checklist (FYSIEK TOEVEGEN als bijlage 1) geeft u meer tips om brand te voorkomen en brandpreventiemaatregelen te nemen. Ook kunt u de app Doe de woningcheck gebruiken om een beter beeld te krijgen van de brandveiligheid in uw woning, Deze app kunt u downloaden via:
http://www.brandweer.nl/gelderland-midden/brandveiligheid/brandveiligheid-app/ 32
Gezamenlijke verantwoordelijkheid Een brand kan natuurlijk ook ontstaan in de winkel waar u boven woont. Wij adviseren u daarom om het gesprek aan te gaan met de eigenaar van het winkelpand waarboven u woont. Het is van belang dat u van elkaar weet hoe de brandveiligheid geregeld is en wat u van elkaar kunt verwachten.
Afsluitend Meer informatie over brandveilig wonen biedt Brandweer Gelderland-Midden op haar website: http://www.brandweer.nl/gelderland-midden/brandveiligheid/veilig_wonen/ Hier jkunt u ook de folder Brandveielig wonen (incl. checklist) downloaden.
Mocht u nader advies wensen, dan kunt u zich wenden tot de afdeling Risicobeheersing van Brandweer Gelderland-Midden:
[email protected].
Met vriendelijke groet,
Burgemeester
Bijlagen
1. Folder brandveilig wonen 2. Brandrisico’s bebouwing oude dorps-/stadskern 3. Kwetsbaarheid 20 min. brandwerendheid / ontvluchting
33
Bijlage 1 Folder brandveilig wonen Deze folder is ook te downloaden via: http://www.brandweer.nl/gelderland-midden/brandveiligheid/veilig_wonen/
Verwijderd: ¶
34
Bijlage 2: Brandrisico’s bebouwing oude dorps-/stadskern Veel gemeenten hebben een oude dorps-/stadskern die zich qua bouw kenmerkt door gebouwen met oude bouwmaterialen. Omdat de gebouwvolumes niet meer voldoen aan de steeds veranderende eisen en behoeftes, bijvoorbeeld qua woninggrootte, zijn deze gebouwen regelmatig uitgebreid richting de veelal enige mogelijkheid: naar achteren, waardoor ze vaak aansluiten op de achterliggende bebouwing. Bovendien verandert het gebruik boven winkels vaak: van wonen naar opslag en van opslag naar wonen. Waar het gebouw op het ene moment gebruikt wordt als opslag voor een winkel, wordt het op het andere moment verbouwd tot drie appartementen. Of panden worden gekoppeld tot één groot winkelpand en later weer opgedeeld in compartimenten. Daarnaast heeft de Tweede Kamer in 2012 bij de behandeling van het Bouwbesluit 2012 ingestemd met een lager brandveiligheidsniveau bij herbestemming en functiewijziging van gebouwen (transformatie). Al deze zaken hebben invloed op de brandveiligheid en brandontwikkeling. Wat opvalt bij winkels in oude dorps/stadskernen met daarboven winkels, opslag of (kamer) bewoning, is dat ze vaak ‘voor het oog’ worden opgeknapt: de bouwkwaliteit is van minder belang. Dat betekent dat achter de strakke wanden en boven de systeemplafonds vaak grote loze ruimten zitten waar een brand zich snel en onopgemerkt (ook tijdens de repressieve inzet door de brandweer) kan uitbreiden. Vaak vinden dergelijke aanpassingen van winkels en bijbehorende opslag plaats zonder vergunning. Hierdoor ontberen deze aanpassingen regelmatig de noodzakelijke brandpreventieve maatregelen zoals een deugdelijke compartimentering of juist materiaalgebruik. Sinds 2012 hoeven functiewijzigingen niet meer te voldoen aan de strengere eisen van nieuwbouw, maar alleen maar aan de (lichtere) eisen van bestaande gebouwen. Zo hoeft een brandwerende scheiding geen 60 minuten brandwerend te zijn, maar slechts 20 minuten. De typering van de gebouwen in de dorps-/stadskern en de invloed daarbij op de brandveiligheid en brandontwikkeling, maakt dat brand in een oude dorps-/stadskern ten opzichte van ‘normale’ woning- en winkelbranden, een aantal bijzondere kenmerken heeft:
Gebouwen zijn geografisch groot en complex qua lay-out. De bereikbaarheid voor de brandweer (en andere hulpdiensten) kan vanwege smalle straten moeilijk zijn. De brandhaard is niet altijd direct bereikbaar, waardoor deze niet snel geblust kan worden en doorgaat met ontwikkelen. Omdat gebouwdelen ook als opslag of magazijn fungeren kan de vuurbelasting erg groot zijn. Er vaak sprake van houten plafond- en vloerconstructies, waardoor de constructie sneller bijdraagt aan de branduitbreiding (ten opzichte van nieuwbouw, waarbij hiervoor met name steenachtige materialen worden gebruikt).
35
Bijlage 3: kwetsbaarheid 20 min. brandwerendheid / ontvluchting De gedachte achter de eis van 20 minuten brandwerendheid van een brandcompartiment bestaande bouw is dat een brand uiterlijk binnen 15 minuten na ontstaan is ontdekt en aanwezige personen in aangrenzende brandcompartimenten nog 5 minuten de tijd hebben om ‘veilig’ te vluchten. Als de brandwerende scheidingsconstructies niet aanwezig zijn of onvoldoende brandwerendheid hebben dan kan dit direct van invloed zijn op het veilig vluchten. Als de brand pas na 15 minuten wordt ontdekt dan kan een brandwerende scheidingsconstructie al zijn bezweken voordat bewoners in de directe omgeving hebben kunnen vluchten en de brandweer aanwezig is. Het brandveiligheidsniveau voor de brandcompartimentering is gebaseerd op het nog veilig kunnen vluchten van mensen. Het hoofddoel van het Bouwbesluit 2012 is dat personen veilig moeten kunnen vluchten en de brand beperkt blijft tot het perceel. Daarom is het van belang dat bij wonen boven bedrijfsruimten daadwerkelijk de minimaal vereiste brandwerendheid aanwezig is. Schadebeperking van het gebouw zelf is geen doel van het Bouwbesluit.
A. Kwetsbaarheid 20 minuten brandwerendheid Een 20 minuten brandwerendheid betekent niet automatisch dat een brand zich niet buiten het brandcompartiment kan begeven en de brand dus beheerst blijft. Of en zo ja wanneer dit plaats vindt is afhankelijk van een aantal factoren, zoals bijvoorbeeld:
Tijdstip ontstaan en ontdekken van de brand Als een brand in de nacht ontstaat en er niemand aanwezig is, dan wordt de brand pas ontdekt als iemand deze van buitenaf ontdekt omdat de brand wordt gezien, gehoord of geroken. De brand kan zich dus al enige tijd uitbreiden en de brandwerende scheidingsconstructies aantasten. Ook voor de inzet van de brandweer en het succesvol bestrijden van de brand is het tijdstip van ontdekken na ontstaan van belang.
De hoeveelheid brandbaar materiaal in het brandcompartiment De hoeveelheid brandbaar materiaal in een brandcompartiment kan er voor zorgen dat een brand langer duurt dan de brandwerendheid die aanwezig is. Hierdoor kan de brandscheiding bezwijken. Bij veel gebruiksfuncties is er al snel sprake van een brand die voor langer dan 20 minuten aan brandstof heeft. Daarnaast kan de brandweer in de dorps-/stadskern vaak de brandscheidingen niet zekeren omdat zij er niet bij kunnen komen.
Uitvoering brandwerende scheidingsconstructie De uitvoering van brandwerende scheidingsconstructies voldoet niet altijd aan de vereiste specificaties. Daarnaast is een echte brand anders dan een brand in een testlaboratorium. Regelmatig wordt er een opening in een brandwerende scheidingsconstructie gemaakt om een leiding of iets dergelijks door te voeren zonder dat de brandwerendheid na afloop wordt hersteld. Dit alles kan er toe leiden dat niet daadwerkelijk de 20 minuten brandwerendheid aanwezig is.
36
B. Kwetsbaarheid ontvluchting De gedachte achter de 20 minuten brandwerendheid is dat de brand binnen 15 minuten wordt ontdekt en dat er dan nog 5 minuten beschikbaar zijn om bedreigde personen te alarmeren en veilig te kunnen vluchten. Of en zo ja wanneer dit plaats vindt, is afhankelijk van diverse factoren zoals bijvoorbeeld:
Bij complexe bebouwing is het in sommige gevallen niet mogelijk om binnen 5 minuten alle bedreigde personen snel te alarmeren.
Niet alle personen reageren direct op signalen. Zoals bijvoorbeeld personen die slapen of onder invloed zijn van bepaalde middelen.
Niet alle personen zijn zodanig zelfredzaam dat voldoende snel kan worden gevlucht.
Bij brand ontstaat rook. Rook van een brand in een aangrenzend brandcompartiment kan de vluchtroute blokkeren.
37