Rapport ‘Genomen maatregelen LOI Hogeschool t.b.v. positief besluit onder voorwaarden’
Eigenaar Datum Versie
: : :
Leidse Onderwijsinstellingen 28-03-2013 definitief
Rapport ‘Genomen maatregelen LOI Hogeschool t.b.v. positief besluit onder voorwaarden’ Beperkte TNO hbo-bachelor Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Talen
Eigenaar Datum Versie
© LOI
: : :
Leidse Onderwijsinstellingen 28-03-2013 definitief
Inhoudsopgave
1. Inleiding .......................................................................................................................................... - 3 2. Verwerving van vaardigheden in het programma .......................................................................... - 5 2.1 2.2 2.3 2.4
Analyse van de voorwaarde ................................................................................................. - 5 Genomen maatregelen ........................................................................................................ - 5 Verantwoording .................................................................................................................... - 6 Uitwerking maatregelen ....................................................................................................... - 7 -
3. Garanties t.a.v. rekrutering, opleiding en feitelijk functioneren van stagementoren ...................... - 8 3.1 3.2 3.3 3.4
Analyse van de voorwaarde ................................................................................................. - 8 Genomen maatregelen ........................................................................................................ - 8 Verantwoording .................................................................................................................... - 9 Uitwerking maatregelen ..................................................................................................... - 10 3.4.1 ..... Rekrutering .............................................................................................................................. - 10 3.4.2 ..... Opleiding ................................................................................................................................. - 12 3.4.3 ..... Feitelijk functioneren ............................................................................................................... - 14 -
4. Vertaling van de Kennisbasis in het curriculum ........................................................................... - 17 4.1 4.2 4.3 4.4
Analyse van de voorwaarde ............................................................................................... - 17 Genomen maatregelen ...................................................................................................... - 17 Verantwoording .................................................................................................................. - 17 Uitwerking maatregelen ..................................................................................................... - 18 -
5. Invulling en uitwerking van de modules taalbeheersing ............................................................... - 19 5.1 5.2 5.3 5.4
Analyse van de voorwaarde ............................................................................................... - 19 Genomen maatregelen ...................................................................................................... - 19 Verantwoording .................................................................................................................. - 19 Uitwerking maatregelen ..................................................................................................... - 20 5.4.1 ..... Uitstroomvariant Engels .......................................................................................................... - 20 5.4.2 ..... Uitstroomvariant Nederlands ................................................................................................... - 21 -
6. Concretisering Praktijkintegratie................................................................................................... - 22 6.1 6.2 6.3 6.4
Analyse van de voorwaarde ............................................................................................... - 22 Genomen maatregelen ...................................................................................................... - 22 Verantwoording .................................................................................................................. - 23 Uitwerking maatregelen ..................................................................................................... - 24 6.4.1 ..... Concretisering Praktijkintegratie .............................................................................................. - 24 6.4.2 ..... Begeleiding en beoordeling van de stage ............................................................................... - 25 -
7. Compensatie ontbreken buitenlandverblijf ................................................................................... - 27 7.1 7.2 7.3 7.4
Analyse van de voorwaarde ............................................................................................... - 27 Genomen maatregelen ...................................................................................................... - 27 Verantwoording .................................................................................................................. - 27 Uitwerking maatregel ......................................................................................................... - 28 -
8. Diepgang en consistentie onderzoeksleerlijn ............................................................................... - 29 8.1 8.2 8.3 8.4
Analyse van de voorwaarde ............................................................................................... - 29 Genomen maatregelen ...................................................................................................... - 29 Verantwoording .................................................................................................................. - 29 Uitwerking maatregelen ..................................................................................................... - 31 -
9. Bijlagen ......................................................................................................................................... - 33 -
-1-
-2-
1. Inleiding
Voor u ligt het rapport waarin de maatregelen staan verwoord die LOI Hogeschool heeft genomen na toewijzing van het positieve besluit onder voorwaarden van de hbo-bachelor Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Talen. Op 14 maart 2012 heeft LOI Hogeschool een aanvraag gedaan voor een Toets Nieuwe Opleiding voor de hbo-bachelor Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Talen. Op 26 juni 2012 heeft een locatiebezoek plaatsgevonden, waarna op 30 augustus 2012 het panel een advies heeft uitgebracht. Het panel adviseert de NVAO om positief onder voorwaarden te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding. Op 11 september wordt bevestigd dat de NVAO dit besluit overneemt. Het panel komt tot een oordeel voldoende op de onderwerpen: beoogde eindkwalificaties, toetsing en afstudeergarantie en financiële voorzieningen en tot een oordeel onvoldoende op het onderwerp onderwijsleeromgeving. De voorwaarden worden als volgt geformuleerd. I. De verwerving van pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden dient in het programma beter te worden geborgd; II. Er dienen garanties te worden ingebouwd bij de rekrutering, de opleiding en het feitelijk functioneren van stagementoren, waardoor verzekerd is dat deze voldoende bekwaam zullen zijn voor hun taak en op voldoende niveau zullen doen wat van hen wordt verwacht; III. De Kennisbasis Talen dient door het gehele curriculum heen (met name in de uitstroomvariant Nederlands) een herkenbare vertaling te krijgen; IV. De modules Taalbeheersing dienen met name in de uitstroomvariant Nederlands duidelijker invulling en uitwerking te krijgen; V. Per fase (propedeuse-, hoofd-, en afstudeerfase) dient aangegeven te worden hoe het aantal klokuren praktijkervaring door een student ingevuld behoort te worden (bijvoorbeeld welk type activiteit, hoeveel uur en op welk beheersingsniveau), wie daarop toeziet en welke begeleiding een student daarbij krijgt; VI. Er moeten compensatiemogelijkheden worden bedacht om het ontbreken van een buitenlandverblijf te ondervangen; VII. Diepgang en consistentie in de onderzoeksleerlijn dienen met name in de relevante praktijkintegratie-opdrachten gewaarborgd te worden. De termijn waarbinnen aan deze voorwaarden moet zijn voldaan bepaalt de NVAO op 1 jaar. Uiterlijk 7 maanden na de dag waarop het besluit tot het verlenen van de toets nieuwe opleiding onder voorwaarden is genomen levert LOI Hogeschool documentatie aan de NVAO waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan. In het rapport worden de ondernomen maatregelen per voorwaarde uiteengezet. Hierbij wordt een vaste opzet gehanteerd: - analyse van de voorwaarde; - genomen maatregelen: algemene omschrijving van de genomen maatregelen; - verantwoording: omschrijving van het plan van aanpak; - uitwerking maatregelen: concretisering van de genomen maatregelen. Bij de uitwerking van het rapport hebben we er voor gekozen om de gedetailleerde uitwerking of product op te nemen in de bijlage ten behoeve van de leesbaarheid van het rapport.
-3-
De voorwaarden die voortvloeien uit het NVAO adviesrapport zijn besproken tijdens een bijeenkomst met de beroepenveldcommissie (d.d. 29 oktober 2012). Zoals in het paneladvies (NVAO, 30 augustus 2012) beschreven staat, is deze commissie een goede afspiegeling van het werkveld. Mede hierdoor is er vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar de voorwaarden en gevraagde garanties. Dit heeft geresulteerd in een eerste aanvulling op de minimale vereisten die aan de voorwaarden zijn gesteld. LOI Hogeschool heeft vervolgens met behulp van interne en externe deskundigen, de voorwaarden verder geanalyseerd en een gepaste set aan concrete maatregelen genomen waarmee invulling wordt geven aan de gestelde voorwaarden. LOI Hogeschool heeft jarenlange ervaring in het opleiden van studenten in het hoger onderwijs. Zij kenmerkt zich als lerende organisatie die voortdurend in ontwikkeling is met als doel het opleidingsaanbod te optimaliseren. Het is evident dat opleidingsonderdelen en betrokkenen jaarlijks geëvalueerd worden om de kwaliteit van de opleiding te bewaken en waar mogelijk te verhogen. Door structureel overleg tussen opleidingsmanagement, docententeams, ontwikkelteams en beroepenveldcommissie en door het inrichten van jaarlijkse docenten- en studentenpanels is er een voorwaardelijke structuur gecreëerd, waarmee LOI Hogeschool kan sturen op kwaliteit en de implementatie van de genomen maatregelen kan volgen en borgen. Opbrengsten als de moduleevaluaties van studenten en jaarlijkse enquêtes onder betrokkenen van de opleiding worden samengebracht in notities en geven waardevolle informatie die gebruikt kan worden ter verbetering van de opleiding. De maatregelen zoals in dit rapport geformuleerd zijn daarmee niet statisch maar zullen voortdurend aangescherpt en uitgediept worden als daar vraag naar of aanleiding toe is.
-4-
2. Verwerving van vaardigheden in het programma
2.1
Analyse van de voorwaarde
De voorwaarde die wordt gesteld: De verwerving van pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden dient in het programma beter te worden geborgd. Pedagogische vaardigheden, vakdidactische vaardigheden en taalvaardigheden worden onvoldoende getraind en getoetst in het curriculum. De set aan maatregelen moet zorgen voor een zekering ten aanzien van het ruim voldoende aanleren en toetsen van pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden.
2.2
Genomen maatregelen
De trainingscomponent van pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden is geborgd in het programma. Er zijn vier vaardigheden-leerlijnen opgesteld in bijlagen 1.1 t/m 1.4 om inzichtelijk te maken op welke plek binnen het curriculum en op welke wijze de pedagogische, vakdidactische en (Nederlandse en Engelse) taalvaardigheden worden getraind en getoetst. Er is bepaald dat de opleiding LVO 1 Talen ten aanzien van het verwerven en borgen van vaardigheden een aantal vaste onderdelen in een vaste volgorde opneemt in haar programma: - het trainen van vaardigheden door middel van oefenopgaven; - het oefenen onder begeleiding tijdens contactdagen; - het demonstreren van vaardigheden middels inzendopgaven en examens; - het oefenen van vaardigheden in de praktijk tijdens de stage; - het demonstreren en aantonen van verworven vaardigheden via het logboek en de praktijkintegratie-opdrachten. Het aantal momenten binnen het curriculum waarop getraind wordt in pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden is vergroot. Dit is ten eerste gebeurd door het aanpassen van oefen- en inzendopgaven: in de modules binnen de vaardigheden-leerlijnen zijn deze opgaven zo ingericht dat studenten door het toepassen van de theorie de vaardigheden trainen in fictieve situaties. Op deze manier bieden zij een betere voorbereiding op de training in de praktijk (stage). Het aantal EC’s behorende bij de modules is opgenomen binnen de vaardigheden-leerlijnen in bijlage 1.1. t/m 1.4. Ten tweede is het aantal contactdagen binnen het curriculum bijna met 30% verhoogd, om de vaardigheden te trainen daar waar dit niet (alleen) op afstand mogelijk is. Binnen het curriculum lerarenopleiding Nederlands zijn er zestien contactdagdelen. In het curriculum lerarenopleiding Engels zijn er twintig contactdagdelen waar studenten hun vaardigheden trainen. Binnen het programma besteedt de student 60 EC aan stages (modules Praktijkintegratie, LiO-stage en afstudeeropdracht) waar de student zijn vaardigheden in de praktijk oefent en demonstreert.
1
De afkorting ‘LVO’ staat in dit rapport voor ‘lerarenopleiding voortgezet onderwijs’ -5-
2.3
Verantwoording
Het aanleren van vaardigheden binnen afstandsonderwijs verdient extra aandacht, omdat er minder contactmomenten zijn dan in het bekostigde onderwijs. Een startbekwame leraar dient te beschikken over een breed scala aan vaardigheden die hij nodig heeft om zijn beroep te kunnen uitoefenen. Bij het ontwerp van het programma heeft de LOI Hogeschool ernaar gestreefd de vaardigheden een belangrijke plek te geven in het curriculum. De programmaleiders hebben een analyse uitgevoerd naar de wijze waarop de pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden in het curriculum worden aangeleerd en getoetst. Hierbij is gebruik gemaakt van de deskundigheid van Joep Hermans en Richard Wassenburg (zie CV’s in bijlage 14.5 en 14.13)die beiden werkzaam zijn (geweest) bij een door de NVAO geaccrediteerde lerarenopleiding. Met het opleidingsmanagement, bestaande uit de projectleiding en de programmaleiders, is bepaald dat de opleiding LVO Talen ten aanzien van het verwerven en borgen van vaardigheden een aantal vaste onderdelen in een vaste volgorde opneemt in haar programma. Elke module heeft oefenopgaven in de leerstof om vaardigheden te trainen. In een oefenopgave laat de student zien dat hij de theorie om kan zetten in praktisch handelen. Oefenopgaven hebben uiteenlopende varianten: van casusvragen tot toepassingsopgaven naar aanleiding van een digitaal hoorcollege (video in de digitale leeromgeving waarin de docent een college geeft) tot opgaven naar aanleiding van een video (bijvoorbeeld leraar24 2). Bij de modules waarin taalvaardigheden worden getraind, wordt daarnaast gebruik gemaakt van multimediale opdrachten. Bij verschillende modules in het programma zijn contactdagen opgenomen waar vaardigheden onder begeleiding van een contactdocent geoefend worden en van feedback worden voorzien. Vervolgens demonstreert de student de geoefende vaardigheden middels inzendopgaven in de digitale leeromgeving, een mondeling en/of schriftelijk examen. Deze worden door de vakdocent van feedback voorzien en beoordeeld met een cijfer. Bij de modules Praktijkintegratie, die zich kenmerken door stage en leren op de werkplek, traint de student zijn vaardigheden in de praktijk. De stagementor en LOI coach begeleiden de student hierbij. In de bijlagen 1.1 t/m 1.4 treft u de vaardigheden-leerlijnen aan op basis waarvan het opleidingsprogramma wordt ontwikkeld. Voor de propedeusefase zijn deze leerlijnen al uitgewerkt in het opleidingsprogramma. De vaardigheden-leerlijnen voor de hoofdfase zijn beschreven en worden momenteel uitgewerkt. De leerlijnen van de pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden zijn beoordeeld en vastgesteld door de beroepenveldcommissie.
2
www.leraar24.nl is een initiatief van Kennisnet, Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek, De Onderwijscoöperatie en de NTR. Leraar24 is een online platform van, voor en door leraren, bedoeld om leraren te ondersteunen bij het uitoefenen van hun beroep.
-6-
2.4
Uitwerking maatregelen
1. Leerlijn Vaardigheden S
Het is duidelijk op welke wijze en op welke momenten in het programma de pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden aan bod komen, getraind en beoordeeld worden.
M
Er zijn vier vaardigheden-leerlijnen opgesteld om inzichtelijk te maken op welke plek binnen het curriculum en op welke wijze de pedagogische, vakdidactische en (Nederlandse en Engelse) taalvaardigheden worden getraind en getoetst. Voor de propedeusefase zijn de leerlijnen al uitgewerkt in het opleidingsprogramma. De vaardigheden-leerlijnen voor de hoofdfase zijn beschreven en worden momenteel uitgewerkt.
A
De beschreven vaardigheden-leerlijnen passen bij de visie, werkwijze en uitgangspunten van de LVO Talen en bieden ruimte aan de verwerving van vaardigheden binnen het programma. Studenten krijgen binnen het curriculum voldoende ruimte en feedback om de vaardigheden onder begeleiding en zelfstandig te oefenen, waardoor zij bij het afstuderen startbekwaam zijn.
R
De vier leerlijnen met betrekking tot de verwerving van pedagogische, vakdidactische en taalvaardigheden inclusief borging zijn uitgewerkt. Zie bijlage 1.1 t/m 1.4 ‘Leerlijnen vaardigheden’. De betrokken docenten en studenten zijn, reeds allen goed geïnformeerd over de vaardigheden-leerlijnen.
T
1 april 2013
-7-
3. Garanties t.a.v. rekrutering, opleiding en feitelijk functioneren van stagementoren
3.1
Analyse van de voorwaarde
De voorwaarde die wordt gesteld: Er dienen garanties te worden ingebouwd bij de rekrutering, de opleiding en het feitelijk functioneren van stagementoren, waardoor verzekerd is dat deze voldoende bekwaam zullen zijn voor hun taak en op voldoende niveau zullen doen wat van hen wordt verwacht. Er dienen garanties ingebouwd te worden waardoor verzekerd wordt dat stagementoren: - voldoende bekwaam zullen zijn voor hun taak; - op voldoende niveau zullen doen wat van hen gevraagd wordt. Om dit te realiseren moeten op drie aspecten garanties worden afgegeven: - bij de rekrutering; - de opleiding; - het feitelijk functioneren.
3.2
Genomen maatregelen
Stagementoren zijn voldoende bekwaam voor hun taak en voeren hun taak op voldoende niveau uit. Garanties bij rekrutering: 1. de LOI Hogeschool beoordeelt de kwaliteit van de werkplek 3 aan de hand van vooropgestelde eisen; 2. de LOI Hogeschool beoordeelt de kwaliteit van de stagementor aan de hand van vooropgestelde eisen; 3. de praktijkovereenkomst is opgesteld voor de vier betrokkenen bij de stage; 4. het LOI stagebureau verzamelt gegevens over de werkplek en de stagementor ten behoeve van de kwaliteitszorg in een informatiesysteem. Garanties bij de opleiding: 1. de LOI Hogeschool coacht d.m.v. persoonlijk contact de stagementor op het gebied van praktijkbegeleiding; 2. de stagementoren krijgen d.m.v. de cursus ’Bekwaam mentorschap’ training in begeleiding en beoordeling van de studentin de praktijk; 3. de informatievoorziening over de opleiding en aan stagementoren wordt voorafgaand aan de stage beschikbaar gesteld en actueel gehouden via de digitale leeromgeving. Garanties bij het feitelijk functioneren: 1. LOI Hogeschool bewaakt de kwaliteit d.m.v. de inzet van begeleidingsbezoeken en gesprekken vanuit de LOI Hogeschool het functioneren van de student én van de stagementor; 2. LOI stagebureau informeert stagementoren en schakelt studieleiding of LOI coach indien noodzakelijk in.
3
LOI Hogeschool gebruikt de term ‘werkplek’ voor de school waar de student stage loopt. Dit sluit aan bij visie van LOI Hogeschool en de waarde die gehecht wordt aan het leren in de authentieke situatie van de school.
-8-
3.3
Verantwoording
Onder leiding van de projectleider LVO tweedegraads Talen is een commissie samengesteld, bestaande uit interne deskundigen c.q. programmamanagers van LOI-opleidingen. Het team is verzwaard met een externe deskundige (dr. Miranda Timmermans). Zij doet aan de Faculteit Educatie bij Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) onderzoek naar opleiden in de school en de kwaliteit van de opleidingsschool. Als coördinator ‘Opleiden in de school’ heeft zij ervaring opgedaan aan de Pabo Groenewoud en Pabo Arnhem (HAN). Tevens is zij gepromoveerd op de kwaliteit van de opleidingsschool aan de Universiteit van Tilburg in samenwerking met de HAN. Zie hiervoor bijlage 14.12. Tijdens het overleg (d.d. 1 november 2012) is enerzijds geïnventariseerd hoe de rol van de stagementor bij diverse LOI-bacheloropleidingen wordt geborgd en hoe de borging bij LVO tweedegraads Talen ingericht zal worden. Tegelijkertijd is er geïnventariseerd op welke wijze binnen bekostigde opleidingen en partnerschappen ‘Opleiden in de School’ de kwaliteit van de werkplek en de begeleiding gewaarborgd wordt. Voor de inrichting van de verbetermaatregelen heeft Miranda een vergelijking gemaakt met haar kennis en ervaring bij de organisatie en de inrichting van bekostigde lerarenopleidingen. De diverse overlegmomenten hebben verbetermaatregelen opgeleverd, die allereerst zijn verwerkt in een notitie en die, na een feedbackronde onder de betrokkenen, hun weerslag hebben gekregen in dit hoofdstuk. De verbetermaatregelen zijn waar mogelijk direct in gang zet. Per 1 januari 2013 is er bijvoorbeeld een LOI stagebureau in het leven geroepen, om een aantal verbetermaatregelen, zoals het invoeren van gegevens over de stagementor en werkplek, direct te kunnen doorvoeren. Het stagebureau krijgt hiermee een permanent karakter. De maatregelen die meer tijd vragen of betrekking hebben op een latere fase van de opleiding zijn vastgesteld en in een planning ondergebracht. Via de kwaliteitszorgsystematiek van LOI Hogeschool rondom de tweedegraads lerarenopleiding VO Talen wordt op er informatie verzameld over het feitelijk functioneren van de stagementoren. Zo wordt geborgd dat er continue gestuurd wordt op kwaliteit en aanscherping van de genomen maatregelen.
-9-
3.4
Uitwerking maatregelen
3.4.1
Rekrutering
Rekrutering – 1. Kwaliteit van de werkplek S
De kwaliteit van de werkplek waar de student gaat stagelopen wordt voorafgaande aan de stage getoetst aan de LOI Hogeschool opgestelde kwaliteitseisen door de LOI coach.
M
LOI Hogeschool hanteert de volgende eisen aan de werkplek: - is onderdeel van een onderwijsinstelling voor bve of voortgezet onderwijs; - biedt de student de gelegenheid ervaring op te doen in het vmbo, de eerste drie klassen van het havo, vwo of in het bve; - maakt deel uit van een schoolorganisatie die minimaal een voldoende scoort op alle onderdelen van de onderwijsinspectienormering; - heeft ervaring met stage- en praktijkbegeleiding. Het bevoegd gezag van de werkplek is bereid tijd te steken in (het toezicht van) de praktijkbegeleiding van de student; bestaande uit een gesprek met de LOI coach en student over de praktijkbegeleiding. De LOI student brengt zelf zijn werkplek in. Daarnaast wordt er extra organisatie-informatie opgevraagd ten aanzien van ervaringen betreft stage- en praktijkbegeleiding. Als onderdeel van het formulier ‘Inbreng werkplek’ brengt de student voorafgaande aan de stage de beschrijving van de werkplek ten aanzien van de geformuleerde eisen in, ter beoordeling bij LOI Hogeschool. Het inbrengen van de werkplek geldt als verplicht onderdeel van het portfolio. De LOI coach bekijkt de ingebrachte werkplek en beoordeelt de kwaliteit van o.a. de werkplek op de geformuleerde eisen. De werkplek dient aan alle vier de eisen te voldoen om in aanmerking te komen als stageplek voor de LOI student. Het LOI toetst het functioneren van de LOI coach regelmatig in het kader van de kwaliteitsbewaking, en garandeert hiermee dat hij zijn taak naar behoren uitvoert.
A
De genomen maatregel past bij de visie en uitgangspunten van LOI Hogeschool. Na een vergelijkend onderzoek blijkt deze maatregel aan te sluiten bij de eisen die bekostigde lerarenopleidingen stellen aan de kwaliteit van de stageschool.
R
Als opleider bieden we studenten d.m.v. een controle op de vooropgestelde criteria een borging betreffende de kwaliteit van de werkplek. Het formulier ‘Inbreng werkplek’ wordt ontwikkeld en krijgt zijn beslag in de digitale leeromgeving van de studenten. Zie bijlage 2 ‘Formulier Inbreng werkplek’.
T
1 april 2013.
Rekrutering – 2. Kwaliteit van de stagementor S
De kwaliteit van de stagementor, die de student gaat begeleiden op de werkplek, wordt voorafgaande aan de stage getoetst door de LOI coach op door LOI Hogeschool opgestelde kwaliteitseisen.
M
LOI Hogeschool hanteert de volgende eisen aan de stagementor: - is werkzaam op de onderwijsinstelling die de werkplek beschikbaar stelt; - heeft minimaal een tweedegraads lesbevoegdheid; - 10 -
-
heeft minimaal twee jaar ervaring als docent; geeft les binnen de sectie waarvoor de student wordt opgeleid; is bereid tijd te steken in de praktijkbegeleiding van de student; volgt een door de LOI aangeboden opleiding voor het coachen van stagiaires indien er nog geen soortgelijke cursus is afgerond.
Daarnaast wordt er extra organisatie-informatie opgevraagd ten aanzien van ervaringen betreffende stage- en praktijkbegeleiding. Voorafgaande aan de stage brengt de student het cv van zijn stagementor in ter beoordeling als verplicht onderdeel van zijn portfolio (‘Inbreng werkplek’). De LOI coach bekijkt het formulier ’Inbreng werkplek’ en beoordeelt de kwaliteit van o.a. de stagementor aan de hand van de hierboven geformuleerde eisen. Aan alle 6 de eisen dient te worden voldaan, om als stagebegeleider van de LOI student te kunnen fungeren. Bij twijfel of onduidelijkheid neemt de LOI coach contact op met de stagementor. Op basis van de in dat gesprek extra verkregen informatie, besluit de LOI coach tot goedkeuring of afkeuring van de stagementor als begeleider van de student. Het LOI toetst het functioneren van de LOI coach regelmatig in het kader van de kwaliteitsbewaking, en garandeert hiermee dat hij zijn taak naar behoren uitvoert. A
De genomen maatregel past bij de visie en uitgangspunten van LOI Hogeschool. Na een vergelijkend onderzoek blijkt deze maatregel aan te sluiten bij de eisen die bekostigde lerarenopleidingen stellen aan de kwaliteit van de stagementor.
R
Als opleider bieden we studenten d.m.v. een controle op de vooropgestelde criteria een borging betreffende de kwaliteit van de stagementor. Het formulier ‘Inbreng werkplek’ wordt ontwikkeld en krijgt zijn beslag in de digitale leeromgeving van de studenten. Zie bijlage 2 ’Formulier Inbreng werkplek’.
T
1 april 2013.
Rekrutering – 3. Praktijkovereenkomst S
Bij aanvang van de stage betuigen de vier betrokkenen (namelijk de organisatie, de stagementor, de student en LOI Hogeschool) bij de stage d.m.v. ondertekenen van de praktijkovereenkomst weet te hebben van hun verantwoordelijkheid binnen het leren op de werkplek.
M
Voorafgaande aan de stage ontvangen stagementor en organisatie (in de persoon van een eindverantwoordelijke stage- praktijkbegeleiding van de werkplek; (adjunct-)directeur of teamleider) een praktijkhandleiding. De handleiding geeft het kader voor de invulling van de stageperiode (per fase van de opleiding), de beoordelingsrichtlijnen en -criteria van de praktijkintegratie. De student brengt vervolgens informatie over de werkplek en stagementor ter beoordeling in bij LOI Hogeschool door middel van het formulier ‘Inbreng werkplek’. Een onderdeel van het formulier ‘Inbreng werkplek’ is de praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst zijn artikelen met stageafspraken opgenomen. De artikelen zorgen ervoor dat alle betrokkenen weet hebben van hun verantwoordelijkheid binnen het leren op de werkplek. De werkplek, de stagementor, de student en LOI Hogeschool formaliseren hun samenwerking door ondertekening van de overeenkomst. Het stagebureau LOI Hogeschool verstuurt een exemplaar van de ondertekende praktijkovereenkomst naar de organisatie en de student.
A
Voorafgaand aan het ondertekenen van de praktijkovereenkomst zijn alle betrokkenen op de hoogte van hun verantwoordelijkheid van het leren van de student op de werkplek. Door de - 11 -
leidinggevende op de werkplek nadrukkelijk bij dit proces te betrekken is ook de organisatie op de hoogte van de aanwezigheid van de student op de school en de activiteiten (met leerlingen en op schoolniveau) die de student in het kader van zijn studie op de werkplek dient uit te voeren. Daarnaast wordt de begeleiding door de stagementor geaccordeerd en staat de directie van de werkplek garant voor het toezicht en de continuïteit van het leren van de student op de werkplek. R
Met de ondertekening van de praktijkovereenkomst door de werkplek, stagementor, student en LOI Hogeschool wordt iedereen op de hoogte gesteld van zijn verantwoordelijkheid en wordt de samenwerking geformaliseerd. De artikelen betreffende de verantwoordelijkheid van de vier betrokken partijen zijn uitgewerkt en als onderdeel toegevoegd in het formulier ‘Inbreng werkplek’. Zie bijlage 2 ‘Formulier Inbreng werkplek’.
T
1 april 2013.
Rekrutering – 4. Informatiesysteem S
Het stagebureau LOI Hogeschool registreert de gegevens over de werkplek en de stagementor in een informatiesysteem.
M
In het informatiesysteem worden per werkplek en stagementoren alle beschikbare gegevens opgenomen, die zijn beschreven op het formulier ‘Inbreng werkplek.’ Ook worden eventuele klachten of vragen van de stagementor, organisatie en student geregistreerd. Het beheer en de uitvoering van dit registratieproces vallen onder de verantwoordelijkheid van het door LOI Hogeschool ingerichte stagebureau.
A
Het informatiesysteem is een onderdeel van de totale kwaliteitszorg en serviceverlening rondom de opleiding LVO tweedegraads Talen. Inzichtelijk wordt welke werkplekken en stagementoren een rol spelen in de begeleiding van studenten. Hiermee is te achterhalen voor welke kwaliteit ze staan. Studenten die moeite hebben met het vinden van een werkplek kunnen d.m.v. het in de loop van de tijd opgebouwde netwerk beter gefaciliteerd worden.
R
Door inrichting van het stagebureau en het opzetten van een informatiesysteem is er structureel toezicht op de kwaliteit van de werkplek en de stagementoren. Het LOI stagebureau is reeds ingericht en bekend met de registratieprocedure. De registratie van de gegevens van de werkplek en stagementor gebeurt d.m.v. het formulier ‘Inbreng werkplek’.
T
1 april 2013
3.4.2
Opleiding
Opleiding – 1. Tussentijdse coaching stagementoren S
De LOI coach biedt tussentijds (bij)sturing aan stagementoren betreffende de begeleiding en beoordelingen van de student.
M
Tijdens de twee begeleidingsgesprekken via Skype en de twee begeleidingsbezoeken heeft de LOI coach contact met de student en stagementor. Tijdens deze contactmomenten wordt er gesproken over de praktijkbegeleiding die geboden wordt vanuit de stagementor en de beoordelingen van de stagementor die hebben plaatsgevonden. De LOI coach beoordeelt op een evenwichtige en reflecterende verslaggeving van de stagementor op het functioneren van de student. Ook zoomt de LOI coach in op het contact tussen de stagementor en de student. Bij expliciete of impliciete signalen van de student en/of de stagementor van onevenwichtige verslaggeving of een verstoorde relatie tussen stagementor en student biedt de LOI coach extra
- 12 -
sturing in de vorm van coaching tijdens de begeleidingsbezoeken- en gesprekken. Signalen worden doorgegeven aan het LOI stagebureau en geregistreerd in het informatiesysteem. Indien bijsturing niet het gewenste resultaat oplevert, onderneemt de coach na analyse van de situatie een gepaste actie. Een van de mogelijkheden betreft het advies voor de student om op zoek te gaan naar een andere werkplek. Het LOI toetst het functioneren van de LOI coach regelmatig in het kader van de kwaliteitsbewaking, en garandeert hiermee dat hij zijn taak naar behoren uitvoert. A
Het is evident dat studentenbeoordelingen over stagementoren geëvalueerd worden ten behoeve van de kwaliteit van de praktijkbegeleiding. Verslaggeving over de praktijkbegeleiding bijv. in de vorm van een proces verbaal van het begeleidingsbezoek of gesprek worden in het portfolio van de studenten verzameld. Signalen over de werkplek, stagementor of student, verzameld door de LOI coach, komen terecht bij het stagebureau die dit in het informatiesysteem bijwerkt.
R
Mede door de tussentijdse coaching vanuit de LOI Hogeschool wordt het functioneren van de stagementor geborgd. De punten waarop de stagementoren bijsturing ontvangt, worden vastgelegd in het portfolio en het informatiesysteem.
T
1 april 2013
Opleiding – 2. LOI cursus ‘Bekwaam mentorschap’ S
Stagementoren worden competent in het begeleiden en beoordelen van studenten door het volgen van de LOI cursus ‘Bekwaam mentorschap’.
M
Stagementoren die nog geen cursus hebben genoten betreffende de coaching van stagiaires of die zelf hun mentorvaardigheden willen verhogen krijgen van de LOI een praktische cursus ‘Bekwaam mentorschap’ aangeboden. Stagementoren tonen middels het overdragen van bewijs of certificaat hun competenties voor het mentorschap aan. Bijvoorbeeld een certificaat van een BoS-cursus of registratie beroepsregister bij het Velon. De cursus ’Bekwaam mentorschap’ is verplicht voor stagementoren die geen bewijs of certificaat kunnen overhandigen of waarvan het bewijs ouder is dan vijf jaar. De opzet van de cursus is een papieren studiewijzer met opgaven bij verplichte literatuur (Marian Cornelissen, Studieloopbaanbegeleiding. Trainingen slb voor de docent, Boom Lemma Uitgevers Den Haag 2008), met als afsluiting een verplichte contactdag. Via deze cursus krijgen de stagementoren zowel begeleidings- en beoordelingscompetenties aangeleerd en worden ze gevraagd praktische oefeningen te doen met de studenten die ze begeleiden en beoordelen. Stagementoren ronden de cursus af met het bijwonen van een contactdag waar zij getoetst worden op hun competenties. Stagementoren ontvangen na een voldoende beoordeling een bijbehorend certificaat. Tijdens de contactdag vindt er intervisie plaats tussen stagementoren.
A
Het aanbieden van een cursus ‘Bekwaam mentorschap’ aan stagementoren maakt deel uit van de kwaliteitsborging van het functioneren van stagementoren. Het LOI stagebureau houdt bij welke stagementoren er in aanmerking komen voor de cursus en wie de cursus heeft afgerond. LOI Hogeschool biedt de stagementoren bij begeleiding van een LOI student de cursus aan, zodat zij competent worden in het begeleiden en beoordelen van deze studenten.
R
Voor de inhoud en de vorm van de cursus ‘Bekwaam mentorschap’ is een leerplan ontwikkeld door Miranda Timmermans. Zie bijlage 3 ‘Leerplan Bekwaam mentorschap’. In overleg met inhoudelijke experts wordt het leerplan uitgewerkt tot een volwaardige cursus. Stagementoren die reeds LOI-studenten begeleiden, worden met terugwerkende kracht uitgenodigd voor de cursus.
- 13 -
T
Leerplan is gereed. Streefdatum realisatie cursus 1 november 2013.
Opleiding – 3. Informatievoorziening stagementoren S
De informatie over de stage wordt in de vorm van een praktijkhandleiding vooraf beschikbaar gesteld aan de stagementoren en actueel gehouden via de digitale leeromgeving.
M
LOI Hogeschool informeert de stagementoren middels de ‘Praktijkhandleiding Stagementor’. Elke stagementor ontvangt voorafgaande aan de stage de praktijkhandleiding voor de opleidingsfase waarin zijn student onderwijs volgt. De handleiding geeft het kader voor de invulling van de stageperiode (per fase van de opleiding), de beoordelingsrichtlijnen, criteria van de praktijkintegratie en beschrijft de opleidingsvisie van LOI Hogeschool. Nadrukkelijk komen ook de taken van de stagementor als begeleiding en beoordeling aan de orde en wordt er gewezen op de verplichte cursus ‘Bekwaam mentorschap’ (zie maatregel Opleiding – 2. LOI cursus ‘Bekwaam mentorschap’). Overigens heeft de student een soortgelijke praktijkhandleiding waardoor de student en de stagementor over dezelfde informatie beschikken. In de praktijkhandleiding ontvangen stagementoren ook de inloggegevens van de leeromgeving voor stagementoren. In deze leeromgeving is alle informatie uit de praktijkhandleiding beschikbaar, worden er relevante opleidingsberichten geplaatst en is er informatie over de contactdagen van de cursus ‘Bekwaam mentorschap’ te vinden.
A
Informeren van stagementoren gebeurt doorgaans bij andere lerarenopleidingen ook via praktijkhandleidingen. De informatie voor stagementoren wordt in de leeromgeving geactualiseerd, hierdoor hebben stagementoren te allen tijde toegang tot de meest actuele informatie.
R
LOI biedt actuele informatievoorziening aan stagementoren. De ‘Praktijkhandleiding Stagementor’ voor de propedeuse is ontwikkeld. Binnen de digitale leeromgeving van de stagementor wordt de actuele informatie digitaal beschikbaar gesteld.
T
Leeromgeving van de stagementor is gereed op 1 juni 2013.
3.4.3
Feitelijk functioneren
Feitelijk functioneren – 1. Toezicht op functioneren van de stagementor vanuit LOI Hogeschool S
LOI Hogeschool houdt toezicht op de kwaliteit van het functioneren van de student én van de stagementor als begeleider van de student.
M
Gedurende de opleiding hebben de LOI coach en de LOI stagedocent op gezette tijden contact met de student en de stagementor. Beide LOI functionarissen houden toezicht op het feitelijk functioneren, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. De LOI coach neemt de begeleidingsrol waar. De LOI stagedocent beoordeelt de praktijkexamens. Tijdens de propedeuse neemt de LOI coach via Skype contact op met de stagementor en student. Tijdens de hoofdfase legt de LOI coach een bezoek af op de werkplek en vindt er opnieuw een Skype-gesprek plaatst. Daarnaast neemt de LOI stagedocent in de hoofdfase een praktijkexamen af. Tijdens de afstudeerfase bezoekt de LOI coach de student opnieuw op de werkplek en vindt er een tweede praktijkexamen plaats. De LOI coach geeft de begeleidingsrol vorm en besteedt tijdens de bezoeken en gesprekken aandacht aan de ervaringen van de stagementor met de student en vica versa. Indien er - 14 -
aanleiding toe is, vanuit de student, mentor of LOI coach, wordt met de stagementor of de student afzonderlijk gesproken (zie maatregel Opleiding 1. - Tussentijdse coaching stagementoren). LOI stagedocenten geven naast de beoordeling van de praktijkexamens eventuele signalen over het functioneren van de praktijkbegeleiding door aan het stagebureau (zie maatregel Feitelijk functioneren – 2. Inrichting stagebureau). De praktijkbegeleiding vanuit de LOI Hogeschool is primair gericht op de student en zijn bekwaamhedenontwikkeling. Om beter zicht te houden op de kwaliteit van de begeleiding en deze te kunnen waarborgen is er in de hoofdfase een begeleidingsbezoek ingericht, waarin de LOI coach met de student en met de eindverantwoordelijke van de stage- praktijkbegeleiding (in de persoon van een adjunct- directeur of teamleider) in gesprek gaat. In het gesprek bespreken zij het stagetraject en de mate van tevredenheid over de begeleiding van de stagementor. Van het gesprek wordt een proces verbaal opgesteld. De inhoud wordt beschikbaar gesteld aan de stagementor. Bij expliciete of impliciete signalen van de student en/of de stagementor van onevenwichtige verslaggeving of een verstoorde relatie tussen stagementor en student biedt de LOI coach extra sturing in de vorm van coaching tijdens de begeleidingsbezoeken- en gesprekken. Signalen worden doorgegeven aan het LOI stagebureau en geregistreerd in het informatiesysteem. Indien bijsturing niet het gewenste resultaat oplevert, onderneemt de coach na analyse van de situatie een gepaste actie. Een van de mogelijkheden betreft het advies voor de student om op zoek te gaan naar een andere werkplek. Alle gesprekken en bezoeken worden schriftelijk vastgelegd en gedocumenteerd in het portfolio van de student. Het LOI toetst het functioneren van de LOI coach en LOI stagedocent regelmatig in het kader van de kwaliteitsbewaking, en garandeert hiermee dat hij zijn taak naar behoren uitvoert. A
De LOI coach en LOI stagedocent hebben gedurende de opleiding van de student op gezette tijden contact met de stagementor. Het is evident dat het functioneren van de betrokkenen geëvalueerd wordt ten behoeve van de kwaliteit van de opleiding. Ook de kwaliteit van de begeleiding en de ervaringen van de LOI coaches en LOI stagedocenten met de stagementoren zijn daar een onderdeel van. Opvallende zaken met betrekking tot de praktijkbegeleiding worden op een daarvoor bestemd formulier genoteerd en opgenomen in het informatiesysteem.
R
LOI Hogeschool houdt toezicht op het functioneren van de stagementor door het inrichten van praktijkbegeleiding waardoor er wordt gestuurd op kwaliteit van de praktijkbegeleiding. Sjablonen voor de proces verbalen voor de bezoeken en gesprekken zijn ontwikkeld. De proces verbalen worden opgenomen in het portfolio. Zie bijlage 4.1 t/m 4.3 ‘Sjablonen Praktijkbegeleiding’.
T
1 april 2013
Feitelijk functioneren – 2. Inrichting stagebureau S
Het stagebureau is het orgaan binnen de LOI Hogeschool waar stagementoren terecht kunnen met hun vragen en klachten.
M
LOI Hogeschool heeft een stagebureau ingericht dat stagementoren kan begeleiden bij de praktijkbegeleiding. Het stagebureau is een laagdrempelig platform waar stagementoren terecht kunnen met hun vragen over de opleiding, eventuele klachten en hun ervaringen met de student. Incidenten die vanuit het opleidingsmanagement aandacht behoeven worden besproken met de projectleider. Incidenten die betrekking hebben op een specifieke student worden besproken met de LOI coach. Medewerkers van het stagebureau houden een bestand met Frequently Asked - 15 -
Questions bij. Signalen die binnen komen bij het stagebureau worden samengebracht in een rapportage en geven waardevolle informatie die gebruikt wordt ter verbetering van (de inzet van processen bij) het stagebureau. Halfjaarlijks levert het stagebureau de rapportage op aan het opleidingsmanagement. A
Door het gebruik maken van een stagebureau is er voor stagementoren een herkenbaar adviesorgaan binnen de LOI Hogeschool. Het LOI stagebureau is ingericht en bekend met de stageprocedure.
R
Stagementoren kunnen door de inrichting van het stagebureau hun taak adequater uitvoeren. Het LOI stagebureau is reeds ingericht en bekend met de procedure. Stagementoren worden via de praktijkhandleiding geïnformeerd over het doel en de werkwijze van het stagebureau.
T
1 april 2013
- 16 -
4. Vertaling van de Kennisbasis in het curriculum
4.1
Analyse van de voorwaarde
De voorwaarde die wordt gesteld: De Kennisbasis Talen dient door het gehele curriculum heen (met name in de uitstroomvariant Nederlands) een herkenbare vertaling te krijgen. De Kennisbasis Talen heeft in het curriculum (met name in de uitstroomvariant Nederlands) nog een onvoldoende, althans niet goed herkenbare vertaling gekregen. Garanties zorgen voor een zekering dat alle categorieën uit de Kennisbasis een plek hebben in het curriculum.
4.2
Genomen maatregelen
De Kennisbasis Talen krijgt in het curriculum een herkenbare vertaling. Binnen het curriculum is gekeken welke doelstellingen van de modules overeenkomen met de categorieën uit de Kennisbasis Talen en de generieke Kennisbasis voor Tweedegraads lerarenopleidingen. Per module wordt in bijlage 5 ‘Matrix Kennisbasis LVO Talen’ aangegeven welke categorieën er geborgd worden. Ten aanzien van beide uitstroomvarianten wordt gegarandeerd dat de categorieën uit de twee Kennisbases zichtbaar aan bod komen in beide curricula.
4.3
Verantwoording
Binnen het opleidingsprofiel van de lerarenopleiding VO Talen gelden de Kennisbasis Talen en de generieke Kennisbasis voor Tweedegraads lerarenopleidingen als belangrijke basisdocumenten voor de invulling van het curriculum. De programmaleiders van LVO Talen hebben een vergelijking gemaakt met de doelstellingen van de modules en de categorieën van de twee Kennisbases. Gebleken is dat alle categorieën een plek krijgen of meerdere keren aan bod komen binnen het curriculum. Bij het opstellen van het leerplan en uitwerken van de leerstof hebben ontwikkelaars de categorieën van de Kennisbases meegenomen. Inmiddels hebben de Kennisbasis Talen en de generieke Kennisbasis voor Tweedegraads lerarenopleidingen een zichtbare en duidelijk herkenbare vertaling gekregen binnen het curriculum. De verdeling van de categorieën van de Kennisbases in de modules van LVO Nederlands en LVO Engels zijn in een matrix inzichtelijk gemaakt.
- 17 -
4.4
Uitwerking maatregelen
Herkenbare vertaling Kennisbasis Talen S
De categorieën van de Kennisbasis Talen en de generieke Kennisbasis voor Tweedegraads lerarenopleidingen hebben binnen het curriculum een plek gekregen, waardoor de twee Kennisbases een herkenbaar en concreet vertaald zijn naar het programma LVO Nederlands en LVO Engels.
M
De programmaleiders van LVO Talen hebben een vergelijking gemaakt tussen de doelstellingen van de modules en de categorieën van de Kennisbasis Talen en generieke Kennisbasis voor Tweedegraads lerarenopleidingen. Bij het opstellen van het leerplan en uitwerken van de leerstof hebben ontwikkelaars de categorieën van de Kennisbases ingevoegd in het curriculum. De verdeling van de categorieën uit de Kennisbases in het curriculum zijn in een matrix weergegeven. Alle onderdelen komen (herhaaldelijk) aan bod.
A
Startbekwame leraren tweedegraads talen dienen te beschikken over de vastgestelde Kennisbases Talen en de generieke Kennisbasis voor Tweedegraads lerarenopleidingen. Het is derhalve noodzakelijk dat de categorieën van deze Kennisbases in voldoende mate aan bod komen binnen het opleidingsprogramma. De matrix maakt voor programmaleiding, ontwikkelaars, docenten en studenten duidelijk wat er geleerd moet worden.
R
De matrix met de verdeling van de Kennisbases is beschikbaar en wordt gebruikt. Zie bijlage 5 ‘Matrix Kennisbasis LVO Talen’.
T
1 maart 2013
- 18 -
5. Invulling en uitwerking van de modules taalbeheersing
5.1 Analyse van de voorwaarde De voorwaarde die wordt gesteld: De modules Taalbeheersing dienen met name in de uitstroomvariant Nederlands duidelijkere invulling en uitwerking te krijgen. De gestelde voorwaarde houdt in dat: - de modules Taalbeheersing in de uitstroomvariant Engels een duidelijkere invulling en uitwerking hebben; - de modules Taalbeheersing in de uitstroomvariant Nederlands een duidelijkere invulling en uitwerking hebben.
5.2
Genomen maatregelen
De invulling en uitwerking van de modules Taalbeheersing zijn duidelijk en concreet. Uitstroomvariant Engels: 1. de invulling van de module Language skills is ten aanzien van luisteren, spreken, schrijven en lezen geconcretiseerd; 2. de invulling van de module Advanced Language skills is ten aanzien van luisteren, spreken, schrijven en lezen geconcretiseerd. Uitstroomvariant Nederlands: 1. de invulling van de module Taalbeheersing in de propedeuse is ten aanzien van luisteren, spreken, schrijven en lezen geconcretiseerd; 2. de invulling van de module Bekwaam in taalbeheersing in de hoofdfase is ten aanzien van luisteren, spreken, schrijven en lezen geconcretiseerd.
5.3
Verantwoording
De auteurs, inhoudelijke beoordelaars en externe projectuitvoerders van de modules Taalbeheersing Nederlands en Taalbeheersing Engels zijn betrokken bij het uitwerken van de verbetermaatregelen ten aanzien van deze voorwaarde. Zij hebben de modules Taalbeheersing geanalyseerd en geïnventariseerd waar de verschillende vaardigheden binnen de leerstof aan bod komen. Dit heeft geleid tot het toevoegen van contactdagen en mondelinge examens en het concretiseren van het lesmateriaal.
- 19 -
5.4
Uitwerking maatregelen
5.4.1
Uitstroomvariant Engels
Engels – 1. Concretisering van de module Language skills S
Een duidelijke en concrete invulling en uitwerking van de module Language Skills.
M
Om de verschillende vaardigheden (spreken, luisteren, schrijven en lezen) concreter aan bod te laten komen is ervoor gekozen om: - gebruik te maken van leerstof in de vorm van de cursus Engels voor gevorderden die opgebouwd is uit al deze elementen; - in het leerplan Language skills een overzicht op te nemen dat inzichtelijk maakt waar binnen de leerstof de taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren, lezen) voorkomen; - binnen de lesstof MMO’s in te zetten om de spreek- en luistervaardigheid te trainen; - een contactdag aan te bieden waar studenten kunnen oefenen in hun spreek- en luistervaardigheid; - de module Language skills af te sluiten met het extern examen First Certificate in English (B2) van de University of Cambridge, waar de student op alle vier de vaardigheden wordt beoordeeld.
A
De ontwikkelaars dragen deze maatregelen. De maatregelen passen binnen de uitgangspunten van LOI Hogeschool. Tegelijkertijd doen ze recht aan de eisen van leraar Engels tweede graad.
R
De nieuwe leerstof wordt gebruikt, het leerplan is herzien en het overzicht met de relatie leerstof – taalvaardigheden is beschikbaar. Zie bijlage 6 ‘Leerplan Language skills’. De MMO’s worden gebruikt en de contactdag wordt ingepland. De Cambridge examens worden meerdere keren per jaar landelijk georganiseerd door de University of Cambridge en de studenten worden hiervan regelmatig op de hoogte gebracht door het LOI.
T
1 maart 2013
Engels – 2. Concretisering van de module Advanced Language skills S
Duidelijke en concrete invulling en uitwerking van de module Advanced Language Skills.
M
Om de verschillende vaardigheden (spreken, luisteren, schrijven en lezen) concreter aan bod te laten komen is ervoor gekozen om: - gebruik te maken van leerstof in de vorm van de cursus Engels voor meergevorderden, die uit al deze elementen is opgebouwd; - in het leerplan Advanced Language Skills een overzicht op te nemen dat inzichtelijk maakt waar binnen de leerstof de taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren, lezen) voorkomen; - binnen de lesstof MMO’s in te zetten om de spreek- en luistervaardigheid te trainen; - een contactdag aan te bieden waar studenten kunnen oefenen in hun spreek- en luistervaardigheid; - de module af te sluiten met het extern examen Certificate in Advanced English (CAE) (CEF-niveau C1) van de University of Cambridge, waar de student op alle vier de vaardigheden wordt beoordeeld.
A
De ontwikkelaars dragen deze maatregelen. De maatregelen passen binnen de uitgangspunten van LOI Hogeschool. Tegelijkertijd doen ze recht aan de eisen van leraar Engels tweede graad.
R
Het overzicht met de relatie leerstof – taalvaardigheden is beschikbaar. Zie bijlage 7 ‘Leerplan Advanced language skills’. De MMO’s worden ingezet en de contactdag wordt ingepland. De Cambridge examens worden meerdere keren per jaar landelijk georganiseerd door de University
- 20 -
of Cambridge en de studenten worden hiervan regelmatig op de hoogte gebracht door het LOI. T
1 september 2013
5.4.2
Uitstroomvariant Nederlands
Nederlands – 1. Concretisering van de module Taalbeheersing S
Duidelijke en concrete invulling en uitwerking van de module Taalbeheersing.
M
Er is een inventarisatie van de lesstof uit de module Taalbeheersing gemaakt en deze is schematisch geordend naar de categorieën uit de Kennisbasis. Wat ontbrak is aangevuld aan het lesmateriaal, namelijk door: - in het leerplan Taalbeheersing een overzicht op te nemen dat inzichtelijk maakt waar binnen de leerstof de taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren, lezen) voorkomen; - gebruik te maken van leerstof waar de student bezig is met de verwerving van de eigen taalvaardigheid; - een contactdag aan te bieden waar studenten kunnen oefenen in hun spreek- en luistervaardigheid; - de module af te sluiten met zowel een schriftelijk als een mondeling examen.
A
De ontwikkelaars dragen deze maatregelen. De maatregelen passen binnen de uitgangspunten van LOI Hogeschool. Tegelijkertijd doen ze recht aan de eisen van leraar Nederlands tweede graad en zijn ze passend binnen de propedeuse.
R
De inventarisatie is klaar. Zie bijlage 8 ‘Leerplan Taalbeheersing’, de contactdag staat ingeroosterd evenals de mondelinge toetsing.
T
1 april 2013
Nederlands – 2. Concretisering van de module Bekwaam in taalbeheersing S
Duidelijke en concrete invulling en uitwerking van de module Bekwaam in taalbeheersing.
M
Er is een inventarisatie van de lesstof uit de module Taalbeheersing gemaakt en deze is schematisch geordend naar de categorieën uit de Kennisbasis. Bij de module: - is het leerplan Bekwaam in taalbeheersing opgesteld. In het leerplan is een overzicht opgenomen dat inzichtelijk maakt waar binnen de leerstof de taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren, lezen) voorkomen; - wordt gebruikgemaakt van leerstof waar de student bezig is met de verwerving van de eigen taalvaardigheid; - wordt een contactdag aangeboden waar studenten hun spreek- en luistervaardigheid kunnen oefenen; - wordt gebruikgemaakt van zowel een schriftelijk als een mondeling examen.
A
De ontwikkelaars dragen deze maatregelen. De maatregelen passen binnen de uitgangspunten van LOI Hogeschool. Tegelijkertijd doen ze recht aan de eisen van leraar Engels tweede graad.
R
Het overzicht met de relatie leerstof – taalvaardigheden is beschikbaar. Zie bijlage 9 ‘Leerplan Bekwaam in taalbeheersing’. De MMO’s worden gebruikt en de contactdag staat gepland.
T
1 augustus 2013
- 21 -
6. Concretisering Praktijkintegratie
6.1
Analyse van de voorwaarde
De voorwaarde die wordt gesteld: Per fase (propedeuse-, hoofd- en afstudeerfase) dient aangegeven te worden hoe het aantal klokuren praktijkervaring door een student ingevuld behoort te worden (bijvoorbeeld welk type activiteiten, hoeveel uur en op welk beheersingsniveau), wie daarop toeziet en welke begeleiding een student daarbij krijgt. Er dienen garanties ingebouwd te worden waardoor verzekerd wordt dat: - de student de stage passende invulling kan geven; - de student passende type activiteiten kan uitvoeren; - de student zijn stage de juiste tijdsbesteding kan geven; - de student op het juiste beheersingsniveau de opdrachten uitvoert; - er toezicht is tijdens de stage; - er begeleiding plaatsvindt bij de stage. Om dit te realiseren moeten op twee aspecten garanties worden afgegeven: - bij de praktijkervaring door het concretiseren van stageactiviteiten, het beheersingsniveau en het aantal klokuren praktijkervaring binnen de modules Praktijkintegratie en het toezicht daarop; - bij begeleiding van de stage.
6.2
Genomen maatregelen
De kwaliteit van de praktijkervaring en de begeleiding daarbinnen is gewaarborgd. Garanties bij de concretisering van de praktijkervaring: 1. door het aanbieden van een kader ter invulling van de vrije stageruimte in relatie tot de praktijkintegratie-opdracht kan er betekenis invulling worden gegeven aan de stage; 2. door het inzetten van het logboek met urenregistratie ten behoeve van leren op de werkplek en verantwoording van vrije ruimte is er controle op het betekenisvol invullen van de stage; 3. studentreflecties bij de modules Praktijkintegratie die gericht zijn op een doorgaande bekwaamhedenontwikkeling. Garanties bij de begeleiding van de stage: 1. inzetten van logboek ten behoeve van (begeleiden van) leren op de werkplek; 2. beoordeling praktijkintegratie door stagementor; 3. beoordeling praktijkintegratie-opdracht door vakdocent. Nota bene: de verbetermaatregelen beschreven in hoofdstuk 3 aangaande de kwaliteit van de stagementor zijn vanzelfsprekend ook hier van toepassing.
- 22 -
6.3
Verantwoording
De voorwaarden die voortvloeien uit het NVAO adviesrapport zijn besproken in een groep van experts, die in meer of mindere mate betrokken zijn geweest bij het ontwikkelen en uitwerken van de modules Praktijkintegratie (d.d. 1 november 2012). Het betreft de programmaleider LO basisonderwijs, de ontwikkelaar praktijkintegratie, een beoordelaar praktijkintegratie, de externe projectuitvoerder, de voorzitter van de beroepenveldcommissie. Daarnaast is gebruikgemaakt van de deskundigheid van een extern expert in ‘Opleiden in de school’. Deze mensen kwamen bijeen onder leiding van de LOIprojectleider op 1 november 2012. Door deze veelzijdigheid aan expertise is het door de NVAO geformuleerde punt van zorg vanuit diverse perspectieven bekeken. Het overleg heeft geresulteerd in een stevige discussie over de modules en met name de verantwoording van de (kwaliteit) van de activiteiten van de student en zijn begeleiding. Naar aanleiding daarvan is er een aantal verbetermaatregelen voorgesteld en acties afgesproken. De maatregelen zijn vastgelegd in een notitie die vervolgens door de betrokkenen bij het overleg van feedback zijn voorzien. De verbetermaatregelen zijn waar mogelijk en noodzakelijk direct in gang zet. Die maatregelen die meer tijd vragen of betrekking hebben op een latere fase van de opleiding zijn reeds in een tijdsplanning opgenomen en worden momenteel door ontwikkeld. Na de stageperiode van elk thema levert de student zijn praktijkintegratie-opdracht in. Een onderdeel daarvan is het verzamelen van verplichte beroepsproducten. De producten worden beoordeeld door een vakdocent. Daarnaast levert de student een logboek aan met daarin de invulling van de vrije stageruimte. De vrije ruimte is verdeeld in drie type activiteiten: onderwijsactiviteiten voor en met leerlingen, onderwijsactiviteiten op schoolniveau en professionaliseringsactiviteiten. De stagementor beoordeelt d.m.v. het ingevulde logboek of de student voldoende variatie aan heeft gebracht tijdens de stage en of de student voldoet aan de tijdsnorm per categorie: Categorie Thema 1 Thema 2 Thema 3 Thema 4 Thema 5 Thema 6 Categorie A 30 uur 25 uur 40 uur 45 uur 40 uur 35 uur Categorie B 6 uur 6 uur 22 uur 19 uur 19 uur 19 uur Categorie C 5 uur 5 uur 21 uur 19 uur 19 uur 19 uur PI-opdrachten 15 uur 20 uur 15 uur 15 uur 20 uur 25 uur Totaal 56 uur 56 uur 91 uur 91 uur 91 uur 91 uur Daarnaast beoordeelt de stagementor per thema het functioneren van de student. Per opleidingsfase zijn er complexiteitsniveaus beschreven. Deze geven richting aan de wijze waarop de opleidingsbekwaamheden en bekwaamheidseisen in elke opleidingsfase geïnterpreteerd dienen te worden door de stagementor (de LOI coach en LOI stagedocent). In de propedeusefase beoordeelt de stagementor de ontwikkeling van de student op het complexiteitsniveau hoofdfasebekwaam dat past bij deze fase. In de hoofdfase wordt de student door de stagementor afgerekend op het niveau afstudeerbekwaam en in de afstudeerfase op het startbekwaamheidsniveau; het eindniveau van de opleiding. Een voldoende beoordeling van de stagementor op het functioneren van de student is voorwaardelijk om de praktijkintegratie-opdracht in te kunnen leveren. Zie hoofdstuk 4 en 5 in bijlage 10 ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’). De LOI coach checkt het portfolio van de student op een voldoende beoordeelde praktijkintegratieopdracht (bestaande uit beroepsproducten, logboek, beoordeling stagementor). Daarbij beoordeelt de LOI coach de reflecties op de student zijn bekwaamhedenontwikkeling die hij naast zijn praktijkintegratie-opdracht instuurt. Een voldoende beoordeling van de praktijkintegratie-opdracht, reflecties en eventueel verplichte onderdelen van de praktijkbegeleiding van het bijbehorende thema (zie hoofdstuk 2 in bijlage 10 ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’) leveren de gekoppelde EC’s op.
- 23 -
6.4
Uitwerking maatregelen
6.4.1
Concretisering Praktijkintegratie
Praktijkintegratie – 1. Kader voor vrije stageruimte S
Studenten en stagementoren weten welke mogelijkheden er zijn en welke eisen gesteld worden aan de invulling van de vrije ‘stage’ ruimte.
M
In het Ontwikkeldocument Praktijkintegratie LVO Talen wordt een toelichting gegeven op de eisen en mogelijke invulling van de vrije stageruimte. In het hoofdstuk wordt beschreven: - welke type activiteiten tot de vrije stageruimte behoren: onderwijsactiviteiten voor en met leerlingen, onderwijsactiviteiten op schoolniveau en professionaliseringsactiviteiten; - hoeveel uur vrije stageruimte de student binnen elk van de zes thema’s in de opleiding moet besteden en hoe de minimale verdeling is over de drie genoemde activiteiten (de student verantwoordt ook de uren die besteed worden aan de verplichte praktijkintegratieopdrachten): - een indicatie van het gewenste uitvoeringsniveau (hoofdfase- afstudeer- of startbekwaam) van de onderwijsactiviteiten uitgesplitst naar opleidingsfase. Deze informatie is bij aanvang van de stage d.m.v. de praktijkhandleiding bekend bij student en stagementor.
A
Het beschreven kader geeft studenten en stagementoren richtlijnen voor het betekenisvol invullen van de vrije stageruimte. Tegelijkertijd wordt er richting gegeven aan de kwaliteit van het leren op de werkplek.
R
De voorbereiding van deze maatregelen (beschrijven van het kader in het Ontwikkeldocument) is afgerond. Het werken met het kader en de ervaringen met het invullen van de vrije stageruimte worden na afloop van de modules Praktijkintegratie geëvalueerd. Zie hoofdstuk 4 en 5 in bijlage 10 ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’.
T
1 maart 2013
Praktijkintegratie – 2. Logboek t.b.v. leren op de werkplek S
Studenten benutten de vrije ruimte in hun stage optimaal (juiste tijdsbesteding) en geven effectief invulling aan hun leren op de werkplek.
M
Voorafgaande aan de stage bespreekt de student met de stagementor welke doelen hij wil bereiken en welke activiteiten hij wil gaan uitvoeren. De student houdt gedurende de stage in het logboek bij welke activiteiten hij uitgevoerd heeft en hoeveel tijd hij hieraan besteed heeft. Het kader zoals beschreven in het Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen is richtinggevend. Bij afronding van de stage checkt de stagementor dit onderdeel van het logboek en tekent het af op het beoordelingsformulier.
A
Student en stagementor hebben zicht op de activiteiten van de student. De stagementor houdt toezicht.
R
Hoofdstuk 4 in bijlage 10 in het ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO is aangepast. Instructies in de praktijkhandleiding voor stagementor en student en portfoliosjablonen zijn ontwikkeld.
T
1 maart 2013
Praktijkintegratie – 3. Reflecties t.b.v. leren op de werkplek S
Studenten leren effectief op de werkplek met een duidelijke gerichtheid op de eigen leerdoelen en
- 24 -
doorgaande ontwikkeling. M
Studenten reflecteren aan de hand van een aantal reflectievragen op hun ontwikkeling (praktijkintegratie-opdrachten) in het portfolio. Deze reflecties geven de student en de begeleidend LOI coach inzicht in de kwaliteiten en verbeterpunten van de student. De verbeterpunten uit een voorafgaande periode worden telkens meegenomen naar de daaropvolgende periode en vormen het fundament voor de invulling van de vrije stageruimte. De reflecties krijgen zo het karakter van een Persoonlijk Ontwikkelings Plan. De student houdt in zijn logboek bij welke activiteiten hij op de werkplek uitgevoerd heeft. In de reflectie na afronding van de praktijkintegratie-opdracht geeft hij aan of hij de beoogde doelen bereikt heeft.
A
Deze manier van werken bevordert de doorgaande ontwikkeling van de student als leraar en draagt ook bij aan de het hanteren van de juiste complexiteitsniveau binnen de opleiding.
R
Hoofdstuk 2 in bijlage 10 ‘ in het Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’ is aangepast. Instructies in de praktijkhandleiding voor stagementor en student en portfoliosjablonen zijn ontwikkeld.
T
1 maart 2013
6.4.2
Begeleiding en beoordeling van de stage
Begeleiding en beoordeling van de stage – 1. logboek t.b.v. leren op de werkplek S
De stagementor volgt de student en ziet toe op de activiteiten die de student tijdens de stage uitvoert.
M
Voorafgaande aan de stage bespreekt de stagementor met de student hoe de stage invulling krijgt. De student houdt gedurende de stage in zijn logboek bij welke activiteiten hij uitgevoerd heeft en hoeveel tijd hij hieraan besteed heeft. Het kader zoals beschreven in het ‘Ontwikkeldocument Porfolio LVO Talen’ is richtinggevend. Bij afronding van de stage bekijkt de stagementor dit onderdeel van het logboek gaat na of het logboek een correcte weergave is van de activiteiten die de student op de werkplek heeft uitgevoerd en tekent het af bij akkoord.
A
Student en stagementor hebben zicht op de activiteiten van de student. De stagementor houdt toezicht.
R
Bijlage 10 in het ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’ is aangepast. Instructies in de praktijkhandleiding voor stagementor en student en portfoliosjablonen zijn ontwikkeld.
T
1 maart 2013
Begeleiding en beoordeling van de stage – 2. beoordeling praktijkintegratie door stagementor S
De stagementor ziet toe op en beoordeelt de kwaliteit van de activiteiten die de student heeft uitgevoerd tijdens de praktijkintegratie (stage).
M
De stagementor beoordeelt de praktijkintegratie (stage) van de student per thema. In de praktijkhandleiding voor de stagementor staan de eisen aan de praktijkintegratie en het complexiteitsniveau waarop de student de activiteiten moet uitvoeren beschreven. Een voldoende beoordeling door de stagementor is een voorwaarde voor een voldoende beoordeling van de totale praktijkintegratie-module. Bij een onvoldoende beoordeling kan de student zijn stage niet voltooien en vindt er een gesprek plaats tussen stagementor en student, - 25 -
eventueel met de LOI coach, om te beoordelen op welke punten de student zich nog moet ontwikkelen. Er wordt aansluitend een realistisch tijdspad afgesproken voor de herkansing met de student, stagementor en de LOI coach. A
De stagementor krijgt een rol in de beoordeling, omdat hij bij uitstek zicht heeft op het functioneren van de student op de werkplek.
R
De beoordelingsrichtlijnen voor de stagementor zijn opgenomen in het ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’ en in de praktijkhandleiding voor stagementor en student. Zie hoofdstuk 5 en 6 in bijlage 10 ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’.
T
1 maart 2013
Begeleiding en beoordeling van de stage – 3. beoordeling praktijkintegratie door vakdocent S
De vakdocent ziet vanuit de eisen aan de LVO Talen van de LOI Hogeschool en zijn expertise toe op de kwaliteit van de uitgewerkte praktijkintegratie-opdrachten.
M
De vakdocent beoordeelt de beroepsproducten die per thema ingebracht worden. Voorwaardelijk zijn: - een voldoende beoordeling van de stagementor; - een bijgehouden logboek met accordering van de stagementor; - een uitwerking van de praktijkintegratie-opdrachten. Een overzicht welke beroepsproducten de student per thema dient op te leveren staan in hoofdstuk 4 van het ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’. De vakdocent ontvangt correctierichtlijnen voor het beoordelen van de praktijkintegratieopdrachten.
A
De vakdocent is een inhoudelijke docent die de beroepsproducten beoordeelt d.m.v. een correctierichtlijn.
R
Instructies in de praktijkhandleiding voor stagementor en student zijn ontwikkeld.
T
1 maart 2013
- 26 -
7. Compensatie ontbreken buitenlandverblijf
7.1
Analyse van de voorwaarde
De voorwaarde die wordt gesteld: Er moeten compensatiemogelijkheden worden bedacht om het ontbreken van een buitenlandverblijf te ondervangen. Het in vergelijkbare opleidingen voor vreemde talen veelal gebruikelijke verblijf in het land van de doeltaal ontbreekt in het LOI-programma. Er moet een mogelijkheid worden geboden om dit gemis te compenseren. 7.2
Genomen maatregelen
LOI geeft internationalisering een plek binnen de lerarenopleiding door studenten mogelijkheden te bieden om zich middels praktijkonderzoek te verdiepen in internationalisering en/of om een buitenlandstage te doen. Er is een module Internationalisering van 6 EC opgenomen in het opleidingstraject.
7.3
Verantwoording
Op 1 november 2012 is er met Bas van Lanen gesproken over de te nemen maatregel. Bas van Lanen is de programmaleider LO basisonderwijs en geeft in de lerarenopleidingen mede richting aan de leerlijn onderzoeksvaardigheden. Betrokken als inhoudelijke beoordelaar bij de moduleontwikkeling is Judith Noorlandt. Momenteel werkzaam als docent bij de Christelijke Hogeschool Ede. Zij heeft als afstudeerrichting van haar lerarenopleiding gekozen voor Vroeg-Engels & Internationalisering. Zie bijalgen 14.10 en 14.11. Veel van de LOI-studenten studeren naast hun baan en gezinsleven. De mogelijkheid om een buitenlandstage te doen, is daardoor voor de meeste studenten onhaalbaar. LOI heeft dan ook de ervaring dat veel van haar studenten geen behoefte hebben aan een verplichte buitenlandstage. De LOI wil echter dat studenten zich verdiepen op het gebied van internationalisering en biedt studenten de mogelijkheid om dat te doen door een op internationalisering gericht praktijkonderzoek uit te voeren en voor diegenen die wel de mogelijkheid en wens hebben middels een buitenlandstage.
- 27 -
7.4
Uitwerking maatregel
Compensatiemogelijkheden Internationalisering- Module Internationalisering S
LOI Hogeschool biedt een module Internationalisering van 6 EC aan in de opleiding LVO Talen waarin studenten de mogelijkheden geboden wordt middels een praktijkonderzoek kennis te maken met Internationalisering en (Nederlands of buitenlands) onderwijs.
M
De module Internationalisering kent een open opdrachtformulering. Elke student formuleert zijn eigen leerdoelen op het gebied van internationalisering en zal deze in de vorm van een praktijkonderzoek gaan verwerven. De student heeft hierbij de vrijheid om een zelfgekozen onderwerp in te brengen, waarbij hij kan kiezen voor een praktijkonderzoek in het buitenland of voor een praktijkonderzoek naar een aan internationalisering gerelateerd onderwerp (bv. Europees Burgerschap, Invloed van Tweetalig Onderwijs).
A
De module Internationalisering doet recht aan studenten die een buitenlandstage ambiëren en geeft tegelijkertijd die studenten die niet in de gelegenheid zijn de mogelijkheid kennis en ervaring op te doen met binnen internationalisering relevante thema’s. De uitwerking van de module sluit aan bij de visie, uitgangspunten en werkwijze van LOI Hogeschool.
R
De module Internationalisering is opgenomen binnen het totale opleidingstraject LVO Talen. Zie bijlage 11 ‘Leerplan Internationalisering’. De benodigde onderwijsproducten zijn inmiddels ontwikkeld en uitgewerkt.
T
1 april 2013
- 28 -
8. Diepgang en consistentie onderzoeksleerlijn
8.1
Analyse van de voorwaarde
De voorwaarde die wordt gesteld: Diepgang en consistentie in de onderzoeksleerlijn dienen met name in de relevante praktijkintegratieopdrachten gewaarborgd te worden. Opdrachten binnen de praktijkintegratie-opdrachten die bedoeld zijn om de leerlijn onderzoeksvaardigheden te realiseren en te continueren zijn te algemeen en onvoldoende consistent geformuleerd om het gewenste eindniveau van onderzoeksvaardigheden te garanderen. Een concrete en consistente formulering van de praktijkintegratie-opdrachten en de onderzoeksleerlijn garanderen het gewenste eindniveau van onderzoeksvaardigheden binnen het programma.
8.2
Genomen maatregelen
In de opleiding LVO Talen is de onderzoeksleerlijn consistent beschreven en de uitwerking van de onderzoeksvaardigheden binnen de praktijkintegratie-opdrachten geëxpliciteerd, waardoor de onderzoeksleerlijn geborgd is. Acties ten behoeve van de borging van de onderzoeksleerlijn: 1. het concretiseren van de leerlijn onderzoeksvaardigheden in het curriculum door de ontwikkeling van de module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs, waarin studenten de noodzakelijke onderzoeksvaardigheden verwerven; 2. het concretiseren van de leerlijn onderzoeksvaardigheden in het curriculum door te zorgen voor consistentie tussen de praktijkintegratie-opdrachten en de leerlijn; 3. het concretiseren van de leerlijn onderzoeksvaardigheden in het curriculum door de ontwikkeling van de module Internationalisering waarin studenten een praktijkonderzoek uitvoeren; 4. het concretiseren van de leerlijn onderzoeksvaardigheden in het curriculum door de ontwikkeling van de module Afstudeeropdracht, waarin studenten een ontwerponderzoek uitvoeren op de werkplek van de LiO-stage.
8.3
Verantwoording
Er is met Bas van Lanen gesproken over de te nemen maatregel. Bas van Lanen is de programmaleider Lerarenopleiding basisonderwijs en geeft in de lerarenopleidingen mede richting aan de onderzoeksleerlijn. Betrokken als inhoudelijke beoordelaar bij de moduleontwikkeling is Harrie Kamphuis. Hij is momenteel werkzaam als ‘Begeleider Onderzoek’ in het voortgezet onderwijs en medewerker ILS/RU (Instituut Leraar en School, Radboud Universiteit Nijmegen). Zie bijlage 14.9 en 14.10. De programmaleider heeft voor de opleiding LVO Talen geïnventariseerd op welke wijze de reeds ontwikkelde modules en de geplande modules, waaronder de modules Praktijkintegratie, aan de leerlijn onderzoeksvaardigheden gerelateerd zijn. De leerlijn is opgenomen in een matrix waarbij duidelijk wordt aangegeven waar, hoe en op welk niveau deze leerlijn wordt ingezet. Zie bijlage 12 ‘Onderzoeksleerlijn’. De nadruk ligt daarbij vooral op het expliciteren van de leerlijn in de praktijkintegratie.
- 29 -
De lerarenopleiding is zo opgebouwd dat er in elke fase van de opleiding nadrukkelijk aandacht is voor praktijkonderzoek. In het begin van de opleiding ligt het accent meer op het verwerven van de onderzoeksvaardigheden waarmee studenten worden voorbereid om zelfstandig een praktijkonderzoek te kunnen uitvoeren. In de hoofd- en afstudeerfase ligt het accent op het belang van praktijkonderzoek: het systematisch leren op de werkplek en bijdragen aan schoolontwikkeling. In de propedeusefase krijgt de student binnen de module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs de theorie over praktijkonderzoek aangeboden. Hij verwerft de noodzakelijke onderzoeksvaardigheden. Tijdens de propedeusefase en de hoofdfase voert de student in de praktijkintegratie-opdrachten verschillende opdrachten op de werkplek uit in het kader van praktijkonderzoek. In de module Internationalisering voert de student een praktijkonderzoek uit waarmee hij zich vanuit een internationaal perspectief verdiept in een onderwijskundig thema. In de afstudeerfase maakt de afstudeeropdracht deel uit van het opleidingsprogramma. De afstudeeropdracht bestaat uit het uitvoeren van een praktijkonderzoek op de werkplek waar de student zijn LiO-stage loopt. Het niveau van de afstudeeropdracht wordt onder meer beschreven aan de hand van de Dublin descriptoren en de vier opleidingsbekwaamheden met bijbehorende bekwaamheidseisen. Onderzoeksleerlijn in combinatie met de onderdelen van praktijkonderzoek die aan bod komen: Thema
1
Module
Aantal EC 6 EC
1
Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs Praktijkintegratie
3
Praktijkintegratie
5 EC
6
Praktijkintegratie
5 EC
7
Internationalisering
6 EC
8
Afstudeeropdracht
8 EC
5 EC
(Or = oriënteren/ R = richten/ P = plannen/ V = verzamelen / A = analyseren en concluderen / On = ontwerpen / Rp = rapporteren en presenteren) Or R P V A On Rp V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
- 30 -
V
V
8.4
Uitwerking maatregelen
Borging van de onderzoeksleerlijn – 1. module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs S
De onderzoeksleerlijn is consistent en kent een duidelijke opbouw binnen het programma van LVO Talen.
M
De onderzoeksleerlijn wordt op twee manieren vertaald naar het opleidingsprogramma. Enerzijds gebeurt dit door de ontwikkeling van modules met specifieke aandacht voor praktijkonderzoek in de drie opleidingsfasen, anderzijds krijgt de leerlijn vorm via de praktijkintegratie-opdrachten in de propedeuse- hoofdfase. Dit actiepunt richt zich op de module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs. In het begin van de opleiding ligt het accent meer op het verwerven van de onderzoeksvaardigheden. In de propedeuse krijgt de student binnen de module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs de theorie over praktijkonderzoek aangeboden. Hij verwerft de noodzakelijke onderzoeksvaardigheden hiermee worden de studenten voorbereid om zelfstandig een praktijkonderzoek uit te kunnen voeren.
A
De lerarenopleiding is zo opgebouwd dat onderzoeksvaardigheden in elke fase van de opleiding een duidelijke plek hebben. De leerlijn doet recht aan de plek die onderzoek heeft binnen de totale opleiding en past derhalve bij de uitgangspunten.
R
De module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs is uitgewerkt en heeft een plek binnen de onderzoeksleerlijn. Zie bijlage 12 ‘Onderzoeksleerlijn’.
T
1 sept 2012
Borging van de onderzoeksleerlijn – 2. Praktijkintegratie-opdrachten S
De onderzoeksleerlijn is consistent en kent een duidelijke opbouw binnen het programma van LVO Talen.
M
De onderzoeksleerlijn wordt op twee manieren vertaald naar het opleidingsprogramma. Enerzijds gebeurt dit door de ontwikkeling van modules met specifieke aandacht voor praktijkonderzoek in de drie opleidingsfasen, anderzijds krijgt de leerlijn vorm via de praktijkintegratie-opdrachten in de propedeuse- hoofdfase. Dit actiepunt richt zich op deze praktijkintegratie-opdrachten. Bij drie praktijkintegratie-opdrachten (in thema 1, 3 en 6) voert de student een praktijkonderzoek uit op de werkplek. De visie van LOI Hogeschool op praktijkonderzoek is consequent doorgevoerd in deze opdrachten. De praktijkintegratie-opdrachten dragen bij aan een consistente onderzoeksleerlijn van propedeuse naar hoofdfase en bereidt de student voor op de afstudeeropdracht.
A
De genomen maatregel doet recht aan de plek die onderzoek heeft binnen de totale opleiding, is passend bij de inhoud en doelstellingen van de praktijkintegratie en past bij de uitgangspunten van de opleiding en de gewenste bekwaamheden van de toekomstige docent.
R
De betreffende onderdelen in het Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen zijn ontwikkeld. Zie de praktijkintegratie-opdrachten van thema 1, 3 en 6 van hoofdstuk 4 in bijlage 10 ‘Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen’.
T
1 april 2013
- 31 -
Borging van de onderzoeksleerlijn – 3. module Internationalisering S
De onderzoeksleerlijn is consistent opgebouwd en kent een duidelijke opbouw binnen het programma van LVO Talen.
M
De onderzoeksleerlijn wordt op twee manieren vertaald naar het opleidingsprogramma. Enerzijds gebeurt dit door de ontwikkeling van modules met specifieke aandacht voor praktijkonderzoek in de drie opleidingsfasen, anderzijds krijgt de leerlijn vorm via de praktijkintegratie-opdrachten in de propedeuse- en afstudeerfase. Dit actiepunt richt zich op ontwikkeling van de module internationalisering. De student voert een praktijkonderzoek uit op het niveau van de hoofdfase, waarbij hij zich verdiept in internationalisering. De module draagt bij aan een consistente leerlijn van propedeuse naar hoofdfase en bereidt de student voor op de afstudeeropdracht.
A
De genomen maatregel doet recht aan de plek die onderzoek heeft binnen de totale opleiding, is passend bij de inhoud en doelstellingen van ‘Internationalisering’ en past bij de uitgangspunten van de opleiding en de gewenste bekwaamheden van de toekomstige docent.
R
De module Internationalisering is uitgewerkt zie: ‘Leerplan Internationalisering’ (zie ook: Compensatiemogelijkheden Internationalisering - Module Internationalisering, bijlage 11).
T
1 maart 2013
Borging van de onderzoeksleerlijn – 4. module Afstudeeropdracht S
De onderzoeksleerlijn is consistent opgebouwd en leidt tot een hbo-waardig eindniveau in de eindfase van de opleiding binnen LVO Talen.
M
De onderzoeksleerlijn wordt op twee manieren vertaald naar het opleidingsprogramma. Enerzijds gebeurt dit door de ontwikkeling van modules met specifieke aandacht voor praktijkonderzoek in de drie opleidingsfasen, anderzijds krijgt de leerlijn vorm via de praktijkintegratie-opdrachten in de propedeuse- en afstudeerfase. Dit actiepunt richt zich op ontwikkeling van de module afstudeeropdracht, dat het afsluitende onderdeel vormt van de leerlijn onderzoeksvaardigheden. Tijdens deze module voert de student een ontwerponderzoek uit waarmee hij zich enerzijds ontwikkelt als leraar in opleiding en anderzijds een bijdrage levert aan de schoolontwikkeling. In de propedeusefase wordt middels de module Onderzoeksvaardigheden in het onderwijs en in de hoofdfase middels de module Internationalisering aandacht besteed aan de onderzoeksvaardigheden van de student. Deze lijn wordt in de afstudeerfase van de opleiding doorgezet middels de module Afstudeeropdracht.
A
De genomen maatregel doet recht aan de plek die onderzoek heeft binnen de totale opleiding, is passend bij de inhoud en doelstellingen van het afstuderen en past bij de uitgangspunten van de opleiding en de gewenste bekwaamheden van de toekomstige docent.
R
Het leerplan inclusief beschrijving van de toetsing is uitgewerkt. Zie bijlage 13 ‘Leerplan Afstudeeropdracht’. De ontwikkeling van de andere onderwijsproducten is geagendeerd.
T
1 maart 2013
- 32 -
9. Bijlagen 1.1
Voorwaarde Verwerving van vaardigheden in het programma
Maatregel Leerlijn Vaardigheden
Garanties t.a.v. rekrutering, opleiding en feitelijk functioneren van stagementoren Garanties t.a.v. rekrutering, opleiding en feitelijk functioneren van stagementoren Garanties t.a.v. rekrutering, opleiding en feitelijk functioneren van stagementoren
Kwaliteit van de werkplek Kwaliteit van de stagementor Praktijkovereenkomst
Vertaling van de Kennisbasis in het curriculum Invulling en uitwerking van de modules taalbeheersing
Herkenbare vertaling Kennisbasis Talen Concretisering van de module Language skills Concretisering van de module Advanced Language skills Concretisering van de module Taalbeheersing Concretisering van de module Bekwaam in taalbeheersing Kader voor vrije stageruimte Logboek t.b.v. leren op de werkplek Reflecties op praktijkintegratie logboek t.b.v. leren op de werkplek beoordeling praktijkintegratie door stagementor
1.2 1.3 1.4 2
3
4.1 4.2
LOI cursus ‘Bekwaam mentorschap’
Leerplan Bekwaam mentorschap
Praktijkbegeleiding vanuit LOI Hogeschool
Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsgesprek Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsbezoek Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding Matrix Kennisbasis LVO Talen
4.3
5 6 7 8
Invulling en uitwerking van de modules taalbeheersing
9 10
Concretisering Praktijkintegratie
11
Compensatie ontbreken buitenlandverblijf
12
Diepgang en consistentie onderzoeksleerlijn
13
Titel bijlage Leerlijn vakdidactische vaardigheden LVO Talen Leerlijn pedagogische vaardigheden LVO Talen Leerlijn taalvaardigheden LVO Nederlands Leerlijn taalvaardigheden LVO Engels Formulier Inbreng werkplek
Compensatiemogelijkheden Internationalisering- Module Internationalisering Inventarisatie van de onderzoeksvaardigheden module Afstudeeropdracht
Leerplan Language skills Leerplan Advanced language skills Leerplan Taalbeheersing Leerplan Bekwaam in taalbeheersing Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen
Leerplan Internationalisering
Onderzoeksleerlijn Leerplan Afstudeeropdracht Overzicht experts betrokken bij de totstandkoming van de maatregelen
14
- 33 -
Bijlage 1.1 Leerlijn vakdidactische vaardigheden LVO Talen
De leerlijn vakdidactische vaardigheden in het opleidingsprogramma van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen (uitstroomvarianten Nederlands en Engels) De verwerving van vakdidactische vaardigheden is verweven door heel het programma zoals weergeven in het schema in dit document. Genomen maatregel: De verwerving en borging van de vakdidactische vaardigheden in het programma verloopt als volgt: • de vaardigheid wordt getraind tijdens de modules (oefenopgaven, contactdagen); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (inzendopgaven, examens); • de vaardigheid wordt geoefend in de praktijk (vrije stageruimte); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (logboek + Praktijkintegratieopdrachten). In elk van onderstaande modules worden de vakdidactische vaardigheden getraind d.m.v. oefenopgaven waarin de student de geleerde theorie toepast. Een (voorbeeld)uitwerking kan de student zelf vergelijken met zijn eigen uitwerking. Oefenopgaven kunnen o.a. casusvragen zijn, opgaven n.a.v. een digitaal hoorcollege (video in de digitale leeromgeving waarin de docent een college geeft), opgaven n.a.v. een video van bijv. leraar24. Verder zijn er bij verschillende modules contactdagen in het programma opgenomen om de vaardigheden te trainen, daar waar dit niet (alleen) op afstand mogelijk is. Vervolgens demonstreert de student middels examens en/of inzendopgaven de geoefende vaardigheden. Deze worden door de docent van feedback voorzien en beoordeeld met een cijfer. Bij de modules Praktijkintegratie (=stage) traint de student zijn vaardigheden in de praktijk en wordt hij hierop uiteindelijk ook beoordeeld middels zijn logboek en de PIopdrachten. In het logboek geeft de student aan welke invulling hij gegeven heeft aan de vrije stageruimte. Dit logboek wordt door de stagementor beoordeeld. Zie voor meer informatie het Ontwikkeldocument Praktijkintegratie. De PI-opdrachten worden door de LOI-docent beoordeeld. In het volgende schema is opgenomen waar in het programma er invulling gegeven het vaardighedenonderwijs in de vorm van is aan examens, inzendopgaven, contactdagen en PI-opdrachten. Propedeusefase: In de propedeuse oriënteert de student zich op het pedagogische aspect van het vak en het toekomstige beroep als leraar. De student gaat aan de slag op zijn stageschool waarbij hij niet alleen observeert, maar ook assisteert bij het onderwijs. Hij werkt samen en draait mee op klassenniveau. Thema Module Beschrijving Borging 2 Vakdidactiek Inzendopgave 1 De toetsing van de (5 EC) De student schrijft een artikel met als thema module bestaat uit leren. Hij geeft daarin o.a. aan hoe hij met zijn inzendopgaven. onderwijs aan kan sluiten bij verschillende Deze worden beoordeeld door de leerstijlen. vakdocent. Inzendopgave 2 De student ontwerpt een les aan de hand van een lesvoorbereidingsformulier. Inzendopgave 3 De student ontwerpt een lessenserie van drie lessen.
Contactdag De student verzorgt een instructie (over een zelf gekozen onderwerp, bijv. hoe een apparaat werkt) waarop hij van medestudenten feedback ontvangt. Medestudenten spelen de leerlingen en observeren tegelijk. In de oefenopgaven van deze module hebben studenten reeds geoefend met het observeren van vakdidactische vaardigheden middels videolessen. Deze biedt studenten de kans hun voorbereide les uit te proberen voordat ze dit in hun stage uitvoeren. Inzendopgave 1 De student schrijft een verslag over de leerlijnen van het schoolvak Nederlands.
2
Vakdidactiek Nederlands (2 EC)
2
Teaching English as a foreign language (2 EC)
Inzendopgave 1 De student ontwerpt lesactiviteiten waarin het taalportfolio centraal staat.
2
Praktijkinteg ratie Eigen vaardigheid van de leraar (5 EC)
PI-deelopdracht 1 De student observeert drie lessen op de werkplek (taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur) en schrijft daar een verslag van en neemt daarin ook op wat hij zelf anders had gedaan en waarom. PI-deelopdracht 2 De student interviewt een leraar op zijn vakgebied. Het onderwerp van het interview is lesgeven/didactiek. PI-deelopdracht 3 De student bereidt drie lesactiviteiten voor (taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur) en voert deze uit. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de vakdidactische vaardigheden.
De contactdag is facultatief.
De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent. De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent.
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Eigen vaardigheid van de leraar is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. Hoofdfase: In de hoofdfase maakt de student een verdieping in het oefenen van de vaardigheden. Hij maakt de stap van het assisteren naar het zelf verzorgen van lessen, eerst onder begeleiding en later meer zelfstandig. Hij werkt samen en draait mee op klas- en schoolniveau. Thema Module Beschrijving Borging 3 Leer- en Inzendopgave 1 De toetsing van de gedragsprob De student schrijft een handelingsadvies voor module bestaat uit lemen 1 het omgaan met één van de geleerde leer- en inzendopgaven. (4 EC) gedragsstoornissen. Hij maakt daarbij Deze worden onderscheid tussen pedagogische en beoordeeld door didactische adviezen. een vakdocent.
3
Algemene didactiek en instructieme thodes (5 EC)
Inzendopgave 1 De student beschrijft twee lesactiviteiten gebaseerd op twee verschillende leertheorieën. Inzendopgave 3 De student maakt een lesbeschrijving van een les waarin hij het schrijven van werkwoorden aan de orde wil stellen. Contactdag Op de contactdag oefenen de studenten met verschillende instructiemethodes. Schriftelijk examen Aan de hand van verschillende cases toont de student aan dat hij de theorie kan toepassen.
3
3
Media pedagogiek (4 EC)
Onderwijsku nde (4 EC)
Inzendopgave 1
De student maakt een keuze uit een selectie van digitaal leermateriaal. Van het gekozen leermateriaal maakt de student een digitale presentatie met behulp van minimaal twee digitale toepassingsprogramma’s waarin hij de pedagogisch didactische mogelijkheden en beperkingen en het doelmatig gebruik van de leermaterialen en middelen verantwoordt.
Inzendopgave 2 De student maakt een lesvoorbereiding met de uit de selectie positief beoordeelde digitaal leermaterialen. Inzendopgave 1 De student analyseert en vergelijkt het schoolleerplan van de eigen (stage-)school met het leerplan van een andere school. De student vergelijkt de scholen op o.a visie op leren. Ook geeft hij zijn mening weer en beargumenteert voor welke school hij het liefst zou werken. Schriftelijk examen Aan de hand van verschillende cases toont de student aan dat hij de theorie kan toepassen.
3
Toetsontwik keling (3 EC)
Inzendopgaven 1 en 2 De student beantwoordt vragen over toetsconstructie bij een casus. Inzendopgave 3 De student ontwerpt drie toetsen.
3
Praktijkinteg ratie Pedagogiek (5 EC)
PI-deelopdracht 2 De student bereidt een lesactiviteit voor, voert deze uit op de werkplek en reflecteert hierop. Daarin neemt hij de feedback van de stagementor mee. Bij de lesuitvoering dient de student gebruik te maken van media en ICT.
De toetsing van de module bestaat uit het examen en de inzendopgaven. Inzendopgaven worden beoordeeld door een vakdocent. Deelname aan de contactdag is verplicht. De toetsing van de module bestaat uit het examen en de inzendopgaven. Het examen wordt beoordeeld door een corrector. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
De toetsing van de module bestaat uit het examen en de inzendopdrachten. Inzendopgaven worden beoordeeld door een vakdocent. De toetsing van de module bestaat uit het examen en de inzendopgaven. Het examen wordt beoordeeld door een corrector. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent. De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een
PI-deelopdracht * De student analyseert welke elektronische leeromgeving de school en docenten inzetten en op welke manier dit ingezet wordt tijdens de lessen. De student geeft hier zijn visie op. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de vakdidactische vaardigheden.
4
Vakdidactiek taalbeheersi ng (4 EC)
Vakdidactiek taalbeheersi ng Nederlands (6 EC)
Inzendopgave 1
Het onderwerp van deze opgave is differentiatie in de klas. De student verzint bij bestaand lesmateriaal een alternatief voor zwakke en voor sterke leerlingen. Inzendopgave 2 De student ontwikkelt een webquest (voor leerlingen) met als doel taalbeheersing. Hij maakt daarbij een keuze uit twee vaardigheden (lees-, luister-, spreek- of schrijfvaardigheid).
vakdocent.
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Pedagogiek is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
Contactdag Op de contactdag heeft de student intervisie met medestudenten over verschillende werkvormen bij de vier vaardigheden.
Deelname aan de contactdag is facultatief.
Inzendopgave 1
De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
NT2. De student bekijkt een gemaakte schrijfopdracht van een (fictieve) leerling van wie Nederlands niet de moedertaal is. Hij analyseert de gemaakte fouten en stelt een plan op om deze leerling bijles en extra oefeningen te geven. Inzendopgave 2 De student ontwerpt opdrachten voor leesvaardigheid. Inzendopgave 3 Studenten bekijken een videoles taalbeheersing. Zij analyseren hoe docenten omgaan met spreekvaardigheid in de klas en geven hun visie daarop. Inzendopgave 4 De student maakt een lesomschrijving spreeken luistervaardigheid.
4
Teaching English as a foreign language 2 (6 EC)
Inzendopgave 1 De student gaat na hoe hij om wil gaan met ‘Doeltaal is voertaal’ . Inzendopgave 2 Studenten bekijken een videoles taalbeheersing. Zij analyseren hoe docenten omgaan met spreekvaardigheid in de klas en geven hun visie daarop.
De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
4
5
Praktijkinteg ratie Taalbeheersi ng (5 EC)
Vakdidactiek taalkunde (10 EC)
PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen taalbeheersing voor, voert deze uit en reflecteert hierop. Hij zorgt voor variatie in werkwijze en werkvormen, zorgt voor afwisseling tussen het begeleid en zelfstandig werken van leerlingen en maakt effectief gebruik van moderne leermiddelen. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de vakdidactische vaardigheden.
Inzendopgave 1 De student vergelijkt drie onderbouwmethodes Nederlands voor dezelfde jaarlaag en niveau en selecteert en ordent op basis van deze vergelijking leerstof over hetzelfde onderwerp op het gebied van taalkunde. Aan de hand van de kerndoelen en de referentieniveaus van Meijerink bepaalt hij de bruikbaarheid van de verschillende methodes voor de leerlingen, waarbij hij bovendien de mate van bruikbaarheid van iedere methode motiveert. Tot slot beschrijft de student de plaats op de leerlijn van de gekozen leerstof. Inzendopgave 2
De student ontwerpt een lessenserie van twee lessen op grond van de geselecteerde leerstof uit inzendopgave 1. In het lesontwerp worden de verwachtingen en leerdoelen meegenomen. De student maakt inzichtelijk hoe de leerstof begrijpelijk en aansprekend wordt uitgelegd. In het lesontwerp voegt de student minimaal twee differentiatiemogelijkheden toe en past minimaal twee verschillende didactische leer- en werkvormen in. De student maakt daarbij gebruik van ICT en media. Gemaakte keuzes (samenhang tussen lessen, gekozen les- en leerdoel(en), differentiatiemogelijkheden, didactische leer- en werkvormen, gebruik van materialen en media, gerichte activiteiten, inspelen op taalbeheersing en taalontwikkeling van de leerlingen ) motiveert de student op grond van de theorie.
De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent. Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Taalbeheersing is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
Inzendopgave 3 Op grond van de leerstof uit het bij inzendopdracht 2 uitgewerkte lesontwerp, ontwikkelt de student een passende en betrouwbare toets, voorzien van een beoordelingsinstrument (inclusief beoordelingsschaal en antwoordblad) waarbij hij bovendien de kwaliteit van de gemaakte toets en beoordelingsinstrument weet te verantwoorden. Contactdag Studenten krijgen eenzelfde concrete taalkundeopdracht waarbij ze een creatieve invulling moeten geven aan de werkvorm die ze hiervoor willen inzetten. De student voert zijn een deel van zijn les die hij bij inzendopgave 2 heeft voorbereid uit. De les wordt gereflecteerd op vakdidactische aspecten (klassenmanagement, aansprekelijke uitleg, stimulerende vragen en samenwerking). 5
English methodology (10 EC)
Inzendopgave 1
De student maakt een serie van opdrachten waarin classroom management centraal staat. Inzendopgave 2
De student analyseert het tekst- en werkboek van een bepaalde lesmethode. Als eerste creëert de student een criterialijst waar de analyse aan moet voldoen, met als enige vereiste dat het analyseren van systeem- en vaardigheidonderwijs er in voor komen. Inzendopgave 3 De student schrijft een lesplan aan de hand van task-based learning. Inzendopgave 4 De student schrijft een lesplan waarin mental imagery centraal staat. Twee vaardigheden moeten aan bod komen en de les moet bestaan uit meerdere activiteiten. De activiteiten mogen niet uit het boek komen, maar moeten zelf bedacht zijn. Inzendopgave 5 De student leest een journal article over ICT gebruik in de Engelse les. Hierop volgend schrijft hij een kritische beschouwing over deze tekst, waarin zijn onderbouwde mening duidelijk naar voren wordt gebracht door middel van goede argumentatie.
Deelname aan de contactdag is verplicht.
De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
5
6
Praktijkinteg ratie Taalkunde (5 EC)
Vakdidactiek literatuur en fictie (5 EC)
Contactdag Studenten krijgen eenzelfde concrete taalkundeopdracht waarbij ze een creatieve invulling moeten geven aan de werkvorm die ze hiervoor willen inzetten. Student neemt lesplannen van inzendopgaven 3 en 4 mee en heeft samen met zijn medestudenten intervisie over de gemaakte keuzes. Daarnaast wordt er zowel
Deelname aan de contactdag is verplicht.
PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen taalkunde voor, voert deze uit en reflecteert hierop. Hij zorgt voor variatie in werkwijze en werkvormen, zorgt voor afwisseling tussen het begeleid en zelfstandig werken van leerlingen en maakt effectief gebruik van moderne leermiddelen. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de vakdidactische vaardigheden.
De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent.
theoretische als praktische aanvullende informatie over task-based learning en de task cycle gegeven door de docent.
Inzendopgave 1 De student beschrijft zijn mening t.o.v. het literatuuronderwijs. Hij vormt zijn mening met behulp van de bestudeerde literatuur. Inzendopgave 2 De student oefent met boekverslagen door leerlingen, verschillende werkvormen. Inzendopgave 3 Keuzeopdracht vakdidactiek literatuur (verschillende werkvormen). Inzendopgave 4 (eindopdracht) De student verzorgt een mini-literatuurles (gespeeld of in de praktijk) en legt deze vast op video. Contactdag De student verzorgt een mini-literatuurles. De medestudenten krijgen een rol als leerling toebedeeld en geven ten slotte feedback op o.a. vakdidactische vaardigheden.
6
Praktijkinteg ratie Literatuur (5 EC)
PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen literatuur voor, voert deze uit en reflecteert hierop. Hij zorgt voor variatie in werkwijze en werkvormen, zorgt voor afwisseling tussen het begeleid en zelfstandig werken van leerlingen en maakt effectief gebruik van moderne leermiddelen. Vrije stageruimte en praktijkexamen De student vult zijn stageuren in met
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Taalkunde is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing van de module bestaat uit de inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
De contactdag is facultatief. Deze biedt de student een goede voorbereiding op de eindopdracht (inzendopgave 4) De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent. Een voldoende beoordeling van de
verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Tijdens deze praktijkintegratie wordt een praktijkexamen afgenomen. Gelet wordt o.a. op de vakdidactische vaardigheden.
7
Leer- en gedragsprob lemen 2 (6 EC)
Schriftelijk examen Het inzicht op pedagogisch en vakdidactisch handelen wordt in het examen getoetst, dit gebeurt d.m.v. cases.
7
Onderwijskw aliteit (6 EC)
Inzendopgave 1 De student ontwerpt een les waarin hij het leerconcept onderwijzend leren toepast. Inzendopgave 2 Het gebruik van ict Inzendopgave 4 Samenwerken met collega’s
stagementor en stagedocent over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Literatuur is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing bestaat uit een schriftelijk examen. Het examen wordt beoordeeld door een corrector. De toetsing van de module bestaat uit inzendopdrachten. Deze worden beoordeeld door een vakdocent.
Afstudeerfase: In de afstudeerfase brengt de student op basis van eigen voorkeuren verbreding, verdieping en uitbreiding aan in zijn onderwijs. Hij geeft zelfstandig les, werkt samen en draait mee op schoolniveau. Thema Module Beschrijving Borging 8 LiO (20 EC) Vrije stageruimte en praktijkexamen Een voldoende De student vult zijn stageuren in met beoordeling van de verschillende stageactiviteiten die hij op het stagementor en juiste complexiteitsniveau uitvoert. Tijdens stagedocent over deze praktijkintegratie wordt een het functioneren praktijkexamen afgenomen. Gelet wordt o.a. van de student op de vakdidactische vaardigheden. tijdens de LiO is voorwaardelijk voor de toetsing van de module.
Bijlage 1.2 Leerlijn pedagogische vaardigheden LVO Talen
De leerlijn pedagogische vaardigheden in het opleidingsprogramma van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen (uitstroomvarianten Nederlands en Engels) De verwerving van pedagogische vaardigheden is verweven door heel het programma zoals weergeven in het schema in dit document. Genomen maatregel: De verwerving en borging van de vakdidactische vaardigheden in het programma verloopt als volgt: • de vaardigheid wordt getraind tijdens de modules (oefenopgaven, contactdagen); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (inzendopgaven, examens); • de vaardigheid wordt geoefend in de praktijk (vrije stageruimte); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (logboek + Praktijkintegratieopdrachten). Daarnaast worden in elk van onderstaande modules de pedagogische vaardigheden getraind d.m.v. oefenopgaven waarin de student de geleerde theorie toepast. Een (voorbeeld)uitwerking kan de student zelf vergelijken met zijn eigen uitwerking. Oefenopgaven kunnen o.a. casusvragen zijn, opgaven n.a.v. een digitaal hoorcollege (video in de digitale leeromgeving waarin de docent een college geeft), opgaven n.a.v. een video van bijv. leraar24. Verder zijn er bij verschillende modules contactdagen in het programma opgenomen om de vaardigheden te trainen, daar waar dit niet (alleen) op afstand mogelijk is. Zie de bijlage Contactdagen in het curriculum. Vervolgens demonstreert de student middels examens en/of inzendopgaven de geoefende vaardigheden. Deze worden door de docent van feedback voorzien en beoordeeld met een cijfer. Bij de modules Praktijkintegratie (=stage) traint de student zijn vaardigheden in de praktijk en wordt hij hierop uiteindelijk ook beoordeeld middels zijn logboek en de PIopdrachten. In het logboek geeft de student per thema in het curriculum aan welke invulling hij gegeven heeft aan de vrije stageruimte. Dit logboek wordt door de stagementor beoordeeld. Zie voor meer informatie het Ontwikkeldocument Praktijkintegratie. De PI-opdrachten worden door de LOI-docent beoordeeld. In het volgende schema is opgenomen waar in het programma er invulling gegeven het vaardighedenonderwijs in de vorm van is aan examens, inzendopgaven, contactdagen en PI-opdrachten. Propedeusefase: In de propedeuse oriënteert de student zich op het pedagogische aspect van het vak en het toekomstige beroep als leraar. De student gaat aan de slag op zijn stageschool waarbij hij niet alleen observeert, maar ook assisteert bij het onderwijs. Hij werkt samen en draait mee op klassenniveau. Thema Module Beschrijving Borging 1 Basisvaardig Inzendopgave 1 De toetsing van de heden voor De student observeert klassen (d.m.v. module bestaat uit de leraar videofragmenten) en analyseert de inzendopgaven. (8 EC) groepsdynamica, het pedagogisch klimaat en Deze worden beoordeeld door de de leerstijlen. vakdocent. Inzendopgave 2 De student maakt een puberportret d.m.v. een “moodboard”. Hierop geeft hij aan hoe de belevingswereld van pubers eruit ziet. Informatie verzamelt hij door interviews, observatie en/of het raadplegen van andere bronnen zoals jongerentijdschriften.
1
Basisvaardig heden voor de professional (8 EC)
Inzendopgave 3 De student schrijft een docentportret van zichzelf. Deze bestaat uit een reflectie op de gegeven les op de contactdag en neemt daarin de feedback van medestudenten mee. Inzendopgave 4 De student schrijft een betoog over zijn visie op onderwijs. Contactdag De student verzorgt een miniles voor zijn medestudenten. De medestudenten krijgen ieder een rol als leerling toebedeeld en geven ten slotte feedback op verschillende aspecten van klassenmanagement. Inzendopgave 1 De student beschrijft de pedagogische visie van drie traditionele onderwijsvernieuwers. Ook geeft hij zijn mening en legt aan de hand van een voorbeeld (onderwijssituatie) uit welke visie het beste bij hem past. Inzendopgave 2 De student observeert een oudergesprek en een coachingsgesprek (d.m.v. videofragmenten) en analyseert deze gesprekken op basis van de LSD-techniek (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen). Inzendopgave 3 De student schrijft een verslag van de op de contactdag uitgevoerde intervisie. Contactdag De student oefent coachingsgesprekken en conflictoplossingsgesprekken. Ook neemt hij deel aan intervisie met medestudenten.
1
Praktijkinteg ratie Basisvaardig heden (5 EC)
PI-deelopdracht 1 De student voert een onderzoek op zijn stageschool uit met als onderwerp verschillen tussen leerlingen. Ten behoeve van dit onderzoek neemt de student interviews af, voert hij lesobservaties uit en analyseert de groepsdynamica, leerstijlen, sociaal gedrag, interactie tussen leerlingen en tussen leerlingen en docent. PI-deelopdracht 2 De student beschrijft de pedagogische visie van de stageschool. Hij bestudeert hiervoor o.a. schoolgids, schoolplan, neemt interviews af, woont vergaderingen bij, is aanwezig bij gesprekken met ouders. Ten slotte geeft de student aan hoe de visie van de school aansluit bij zijn eigen visie. Vrije stagestageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden.
Aanwezigheid op de contactdag is verplicht voor de uitwerking van inzendopgave 3. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent.
Aanwezigheid op de contactdag is verplicht voor de uitwerking van inzendopgave 3. De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door de vakdocent.
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Basisvaardigheden is voorwaardelijk voor de toetsing van de module.
Hoofdfase: In de hoofdfase maakt de student een verdieping in het oefenen van de vaardigheden. Hij maakt de stap van het assisteren naar het zelf verzorgen van lessen, eerst onder begeleiding en later meer zelfstandig. Hij werkt samen en draait mee op klassen- en schoolniveau. Thema Module Beschrijving Borging 3
3
Omgaan met adolescente n (5 EC)
Leer- en gedragsprob lemen 1 (4 EC)
Inzendopgave 1 De student observeert het pedagogisch handelen van twee verschillende docenten in twee videofragmenten. Hij relateert dit handelen aan de theorie en geeft aan hoe hij zelf gehandeld zou (willen) hebben en onderbouwt dit met de theorie. Inzendopgave 2 De student schrijft een betoog over de rol van de school in de opvoeding van adolescenten. In hoeverre is de school verantwoordelijk en welke rol spelen de ouders? Hoe zou de communicatie tussen ouders en school moeten zijn? Inzendopgave 3 De student krijgt een casus aangeboden waarin een aantal, op grond van pedagogische theorieën beschouwd, behoorlijk sterk van elkaar verschillende leerlingen, worden beschreven. Deze fictieve leerlingen zitten in dezelfde klas en volgen het type onderwijs en het deel van het curriculum waarin de student werkzaam is. De student beschrijft hoe hij zijn pedagogisch handelen afstemt op iedere leerling uit de casus, waarbij hij blijk geeft kennis te hebben van ontwikkelings- en gedragswetenschappelijke theorieën en van opvoedkundige theorieën en methodieken. Bovendien motiveert de student hoe hij zicht kan krijgen op de leefwereld en sociaalculturele achtergrond van de leerlingen uit de casus en hoe hij daarmee rekening kan houden in het onderwijs. Contactdag Op de contactdag oefenen de studenten situaties in omgaan met adolescenten middels rollenspellen. Daarnaast oefent hij met oudergesprekken (rapportgesprekken, tussentijdse gesprekken, slecht nieuwsgesprekken) en gesprekken met andere betrokkenen zoals mentor, teamleider. De student oefent in het afstemmen van zijn pedagogisch handelen. Inzendopgave 1 De student schrijft een handelingsadvies voor het omgaan met één van de geleerde leer- en gedragsstoornissen. Hij maakt daarbij onderscheid tussen pedagogische en didactische adviezen. Inzendopgave 2 De student signaleert een leer- of gedragsprobleem aan de hand van een casus. Inzendopgave 3 De student schrijft een protocol voor de samenwerking tussen opvoeders en school.
De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent.
Deelname aan de contactdag is verplicht.
De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent.
3
Algemene didactiek en instructieme thodes (5 EC)
Contactdag Op de contactdag oefent de student aan de hand van cases de handelwijze van de docent met verschillende leer- en gedragsproblemen. Inzendopgave 2 De student beschrijft hoe hij problemen (motivatie leerlingen en klassenklimaat) in een klas op zou lossen aan de hand van een casus.
Contactdag Op de contactdag oefenen de studenten met verschillende instructiemethodes, daarbij wordt de relatie gelegd met klassenmanagement. Schriftelijk examen Aan de hand van verschillende cases toont de student aan dat hij de theorie kan toepassen.
3
Media pedagogiek (4 EC)
Inzendopgave 3
De student bestudeert geselecteerde bronnen (zowel op papier als digitale bronnen) op het gebied van mediawijsheid en van het gebruik van sociale media door adolescenten. Op grond van de bestudeerde bronnen maakt de student een digitale presentatie met behulp van minimaal twee digitale toepassingsprogramma’s waarin hij blijk geeft kennis te hebben opgedaan over de processen van sociaal-emotionele ontwikkeling, identiteitsvorming, zingeving en morele ontwikkeling bij tieners en adolescenten en van de culturele bepaaldheid daarvan. Bovendien weet hij welke consequenties hij hieraan moet verbinden voor zijn handelen.
Deelname aan de contactdag is facultatief. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven en het examen. Inzendopgaven worden beoordeeld door de vakdocent. Deelname aan de contactdag is verplicht. De toetsing van de module bestaat uit het examen en de inzendopgaven. Het examen wordt beoordeeld door een corrector. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent.
Inzendopgave 4 De student schrijft een betoog over het gebruik van sociale media in het leven van adolescenten. Hij geeft hierin aan in welke mate de sociale media een rol spelen in het dagelijks leven van adolescenten. Ook geeft hij aan of en hoe docenten deel van deze communicatievorm uit zouden kunnen/mogen/moeten maken: waar ligt de grens tussen “aansluiten bij/in de belevingswereld” en afstand leerling-docent?
3
Praktijkinteg ratie Pedagogiek (5 EC)
PI-deelopdracht 1 De student voert een onderzoek uit met als onderwerp leer- en gedragsproblemen. Hij onderzoekt hoe leerlingen begeleid (kunnen) worden. PI-deelopdracht 2 De student bereidt een lesactiviteit voor, voert deze uit en reflecteert hierop. Daarin neemt hij de feedback van de stagementor mee.
De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent.
Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden.
4
4
Vakdidactiek taalbeheersi ng (4 EC)
Praktijkinteg ratie Taalbeheersi ng (5 EC)
Inzendopgave 3 De student observeert een les taalbeheersing op video en let daarbij op de pedagogische vaardigheden van de docent en relateert deze aan de theorie Contactdag Op de contactdag wordener korte video’s bekeken van lessen taalbeheersing en wordt aan de hand daarvan gediscussieerd over pedagogische vaardigheden gerelateerd aan verschillende aspecten van taalbeheersing. Aan de orde komen onderwerpen als: Spreekvaardigheid: wat doe je bij een leerling die niet voor een groep durft te spreken, als er presentaties in de les gegeven moeten worden? Hoe reageer je als een leerling door klasgenoten uitgelachen wordt om een verkeerde uitspraak? Luistervaardigheid: wat doe je als leerlingen anderen storen tijdens een luisteroefening of –toets? Lees- en schrijfvaardigheid: klassikaal, individueel of in groepjes? Wat zijn de verschillen m.b.t. groepsprocessen? PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen taalbeheersing voor, voert deze uit op de werkplek en reflecteert hierop. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden.
5
Vakdidactiek taalkunde (10 EC)
Inzendopgave 1 De student observeert een les taalkunde op video en let daarbij op de pedagogische vaardigheden van de docent en relateert deze aan de theorie.
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Pedagogiek is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent. De contactdag is facultatief
De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent. Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Taalbeheersing is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing van de module bestaat uit inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent.
5
Praktijkinteg ratie Taalkunde (5 EC)
Contactdag De student verzorgt een miniles taalkunde en krijgt o.a. feedback (van docent en medestudenten) op zijn pedagogische vaardigheden. PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen taalkunde voor, voert deze uit en reflecteert hierop. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden.
6
Vakdidactiek literatuur en fictie (5 EC)
6
Praktijkinteg ratie Literatuur (5 EC)
7
Leer- en
Contactdag De student verzorgt een mini-literatuurles. De medestudenten krijgen een rol als leerling toebedeeld en geven ten slotte feedback op o.a. pedagogische vaardigheden. PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen literatuur voor, voert deze uit en reflecteert hierop. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden. PI-deelopdracht 2 In deze opdracht gaat het erom dat de student zich gaat verdiepen in de verschillen tussen leerlingen en in de achtergronden van het (leer)gedrag van enkele individuele leerlingen. De student verzamelt informatie over de groepssamenstelling in een klas. Aandachtspunten daarbij zijn verschillen tussen leerlingen in de groep in: leerniveau, leerstijl en aanpak, interesse en wat leerlingen motiveert, de interactie tussen leerlingen onderling, de interactie tussen leerling en docent, leerproblemen. De student voert een praktijkonderzoek uit om informatie te verzamelen over hoe leerlingen op het gebied van de literaire leescompetenties van elkaar kunnen verschillen. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op de pedagogische vaardigheden.
Schriftelijk examen
Verplicht
De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent. Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Taalkunde is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. Aanwezigheid op de contactdag is facultatief. De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent.
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Literatuur is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. De toetsing bestaat
7
7
gedragsprob lemen 2 (6 EC)
Het inzicht op pedagogisch en vakdidactisch handelen wordt in het examen getoetst, dit gebeurt d.m.v. cases.
Leiderschap (6 EC)
Inzendopgaven 1 t/m 4 Aan de hand van cases en videofragmenten koppelt de student de theorie aan de praktijk.
Cultuur en religie (6 EC)
Contactdag Op de contactdag oefent de student met de vaardigheid om de leiderschapsrol op zich te nemen, hij heeft hiervoor handvatten gekregen in het digitaal hoorcollege bij de module. Inzendopgave 1 De student bekijkt een video van een les aan een klas met leerlingen met verschillende culturele en religieuze achtergronden. Hij observeert het pedagogisch handelen van de docent en relateert dit aan de theorie. Inzendopgave 2 De student maakt een powerpoint waarin hij normen en waarden van verschillende religies presenteert. Hij verwerkt ook in deze presentatie welke aspecten een rol kunnen spelen in een school- en klassensituatie en hoe hij daarop zijn pedagogisch handelen af kan stemmen. Schriftelijk examen De student krijgt cases aangeboden waarin een aantal, op grond van cultuur en religie beschouwd, behoorlijk sterk van elkaar verschillende leerlingen, worden beschreven. Deze fictieve leerlingen zitten in dezelfde klas en volgen het type onderwijs en het deel van het curriculum waarin de student werkzaam is. De student beschrijft hoe hij zijn pedagogisch handelen afstemt op iedere leerling uit de cases, waarbij hij blijk geeft kennis te hebben van processen van sociaal-emotionele ontwikkeling, identiteitsvorming, zingeving en morele ontwikkeling bij tieners en adolescenten en van hun culturele bepaaldheid daarvan. Daarnaast motiveert de student welke consequenties hij hieraan moet verbinden voor zijn handelen. Bovendien geeft hij blijk goed op de hoogte te zijn van communicatie- en omgangsvormen in de leefwereld van de in de casus beschreven leerlingen en de implicaties daarvan op zijn eigen handelen.
uit een schriftelijk examen. Het examen wordt beoordeeld door een corrector. De toetsing van de module bestaat uit de inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent. Deelname aan de contactdag is verplicht. De toetsing van de module bestaat uit de inzendopgaven. Deze worden beoordeeld door de vakdocent.
De toetsing van deze module bestaat uit het examen. Het examen wordt beoordeeld door een corrector.
Afstudeerfase: In de afstudeerfase brengt de student op basis van eigen voorkeuren verbreding, verdieping en uitbreiding aan in zijn onderwijs. Hij geeft zelfstandig les, werkt samen en draait mee op schoolniveau. Thema Module Beschrijving Borging 8 LiO (20 EC) Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met Een voldoende verschillende stageactiviteiten die hij op het beoordeling van de juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt stagementor over het functioneren o.a. op de pedagogische vaardigheden. van de student tijdens de LiO is voorwaardelijk voor de toetsing van de module.
Bijlage 1.3 Leerlijn taalvaardigheden LVO Nederlands
De leerlijn taalvaardigheden in het opleidingsprogramma van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen (uitstroomvariant Nederlands) De verwerving van taalvaardigheden (lees-, luister-, schrijf- en spreekvaardigheid) is verweven door heel het programma zoals opgenomen in onderstaand schema. Genomen maatregel: De verwerving en borging van de vakdidactische vaardigheden in het programma verloopt als volgt: • de vaardigheid wordt getraind tijdens de modules (oefenopgaven, contactdagen); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (inzendopgaven, examens); • de vaardigheid wordt geoefend in de praktijk (vrije stageruimte); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (logboek + Praktijkintegratieopdrachten). In elk van onderstaande modules worden de taalvaardigheden getraind d.m.v. oefenopgaven waarin de student de geleerde theorie toepast. Een (voorbeeld)uitwerking kan de student zelf vergelijken met zijn eigen uitwerking. Verder zijn er bij de modules Taalbeheersing contactdagen in het programma opgenomen om de mondelinge taalvaardigheden te trainen. Vervolgens demonstreert de student middels de inzendopgaven de geoefende vaardigheden. Deze worden door de docent van feedback voorzien en beoordeeld met een cijfer, dat al dan niet meetelt voor afronding van de module. De taalvaardigheden worden getoetst d.m.v. schriftelijke en mondelinge examens. Bij de modules Praktijkintegratie (=stage) traint de student zijn vaardigheden in de praktijk en wordt hij hierop uiteindelijk ook beoordeeld middels zijn logboek en de PIopdrachten. In het logboek geeft de student aan welke invulling hij gegeven heeft aan de vrije stageruimte. Dit logboek wordt door de stagementor beoordeeld. Zie voor meer informatie het Ontwikkeldocument Praktijkintegratie. De PI-opdrachten worden door de LOI-docent beoordeeld. In alle overige (niet in onderstaand schema opgenomen) modules traint de student zijn taalvaardigheden ook, maar is dit niet het doel van de module op zich (zoals in de modules Taalbeheersing). Hij leest literatuur, hij schrijft o.a. verslagen/betogen/essays, hij oefent zijn mondelinge vaardigheden o.a. door het beluisteren van video’s en het houden van interviews, voeren van gesprekken. Bij de beoordeling van inzendopgaven en examens van ALLE modules uit het curriculum wordt gelet op het gebruik van correct Nederlands. Stijl- en spellingfouten leveren puntenaftrek op. In het volgende schema is opgenomen waar in het programma er invulling gegeven het vaardighedenonderwijs in de vorm van is aan examens, inzendopgaven, contactdagen en PI-opdrachten. Propedeusefase: In de propedeuse traint de student de receptieve taalvaardigheden op niveau 3F en de productieve taalvaardigheden op niveau 2F. Thema Module Beschrijving Borging 2 Taalbeheersi Inzendopgave 1 De inzendopgaven ng (6 EC) Leesvaardigheid: tekstbegrip en samenvatten worden beoordeeld door de vakdocent. Inzendopgave 2 De inzendopgaven Spreekvaardigheid: presentatie zijn facultatief. Ze Inzendopgave 3 bieden de student Luistervaardigheid: analyse betoog een goede Inzendopgave 4: voorbereiding op Schrijfvaardigheid: schrijfopdracht de examens.
Inzendopgave 5: Schrijfvaardigheid: betoog schrijven Inzendopgave 6: Schrijfvaardigheid: zakelijke brief Contactdag Op de contactdag traint de student zijn spreeken luistervaardigheid.
Schriftelijk examen
Mondeling examen
2
Praktijkinteg ratie Eigen vaardigheid van de leraar (5 EC)
PI-deelopdracht 3 De student bereidt o.a. een lesactiviteit taalbeheersing voor en voert deze uit op de werkplek. De beoordeling van de stagementor op o.a. taalvaardigheid is onderdeel van deze opdracht. Vrije stageruimte De student vult zijn stage-uren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op eigen taalvaardigheden van de student.
De contactdag is facultatief. Deze dag biedt de studenten een goede voorbereiding op het mondeling examen. De vaardigheden lezen en schrijven worden getoetst d.m.v. het schriftelijk examen. De vaardigheden spreken en luisteren d.m.v. het mondeling examen. De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent.
Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Eigen vaardigheid van de leraar is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. Hoofdfase: In de hoofdfase traint de student de receptieve taalvaardigheden op niveau 4F en de productieve taalvaardigheden op niveau 3F. Thema Module Beschrijving Borging 4 Bekwaam in Inzendopgave 1 De inzendopgaven taalbeheersi Communicatie: basisbegrippen worden beoordeeld ng (15 EC) door een Inzendopgave 2 vakdocent. De Communicatie: vormen van communicatie inzendopgaven zijn Inzendopgave 3 facultatief. Ze Leesvaardigheid bieden de student Inzendopgave 4 een goede Schrijfvaardigheid: voorbereiden op het voorbereiding op schrijven de examens. Inzendopgave 5 Schrijfvaardigheid: schrijffase/formuleren Inzendopgave 6 Spreken / presentatie Inzendopgave 7 Gesprekken voeren
Inzendopgave 8 Interview Contactdagen (2 dagdelen) Op de contactdagen traint de student zijn spreek- en luistervaardigheid. De beoordeling van de contactdocent en medestudenten op o.a. eigen taalvaardigheid van de student is onderdeel van deze opdracht.
4
Praktijkinteg ratie Taalbeheersi ng (5 EC)
De contactdagen bieden de studenten een goede voorbereiding op het mondeling examen. Schriftelijk examen Voor het schriftelijk examen - maken de studenten opdrachten waarbij zij het geleerde toepassen uit het hoofdstuk Communicatie. - schrijven studenten een zakelijke tekst waarbij zij het geleerde toepassen uit de hoofdstukken Leesvaardigheid en Schrijfvaardigheid. Mondeling examen Het mondelinge deel bestaat uit: - Spreken: een presentatie van tien minuten voorbereiden en uitvoeren - Gesprek voeren: een onderwerp voorbereiden, een standpunt innemen en hierover in gesprek gaan - Interview afnemen PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen taalbeheersing voor, voert deze uit en reflecteert hierop. De beoordeling van de stagementor op o.a. eigen taalvaardigheid van de student is onderdeel van deze opdracht.
Een contactdag is verplicht, de andere is facultatief.
De vaardigheden lezen en schrijven worden getoetst d.m.v. het schriftelijk examen.
De vaardigheden spreken en luisteren van de student wordt getoetst d.m.v. het mondeling examen.
De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent. Vrije stageruimte Een voldoende De student vult zijn stage-uren in met beoordeling van de verschillende stageactiviteiten die hij op het stagementor over juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt het functioneren o.a. op eigen taalvaardigheden van de student. van de student tijdens de Praktijkintegratie Taalbeheersing is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. Afstudeerfase: In de afstudeerfase traint de student de taalvaardigheden op niveau 4F. Thema Module Beschrijving Borging 8 LiO (20 EC) Vrije stageruimte Een voldoende De student vult zijn stage-uren in met beoordeling van de verschillende stageactiviteiten die hij op het stagementor over juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt het functioneren o.a. op eigen taalvaardigheden van de student. van de student tijdens de LiO is voorwaardelijk voor de toetsing van de module.
Bijlage 1.4 Leerlijn taalvaardigheden LVO Engels
De leerlijn taalvaardigheden in het opleidingsprogramma van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen (uitstroomvariant Engels) De verwerving van taalvaardigheden (lees-, luister-, schrijf- en spreekvaardigheid) is verweven door heel het progamma zoals weergeven in het schema in dit document. Genomen maatregel: De verwerving en borging van de vakdidactische vaardigheden in het programma verloopt als volgt: • de vaardigheid wordt getraind tijdens de modules (oefenopgaven, contactdagen); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (inzendopgaven, examens); • de vaardigheid wordt geoefend in de praktijk (vrije stageruimte); • de vaardigheid wordt gedemonstreerd en beoordeeld (logboek + Praktijkintegratieopdrachten). In elk van onderstaande modules worden de taalvaardigheden getraind d.m.v. oefenopgaven waarin de student de geleerde theorie toepast. Een (voorbeeld)uitwerking kan de student zelf vergelijken met zijn eigen uitwerking. Middels MMO’s (multimediale opdrachten in de leeromgeving) traint de student zijn spreek- en luistervaardigheid. Verder zijn er bij de modules Language skills contactdagen in het programma opgenomen om de mondelinge taalvaardigheden nog meer te trainen. Vervolgens demonstreert de student middels de inzendopgaven de geoefende vaardigheden. Deze worden door de docent van feedback voorzien en beoordeeld met een cijfer, dat al dan niet meetelt voor afronding van de module. De taalvaardigheden worden getoetst d.m.v. schriftelijke en mondelinge examens. Bij de modules Praktijkintegratie (=stage) traint de student zijn vaardigheden in de praktijk en wordt hij hierop uiteindelijk ook beoordeeld middels zijn logboek en de PIopdrachten. In het logboek geeft de student aan welke invulling hij gegeven heeft aan de vrije stageruimte. Dit logboek wordt door de stagementor beoordeeld. Zie voor meer informatie het Ontwikkeldocument Praktijkintegratie. De PI-opdrachten worden door de LOI-docent beoordeeld. In alle overige (niet in onderstaand schema opgenomen) modules traint de student zijn taalvaardigheden ook, maar is dit niet het doel van de module op zich (zoals in de modules Language skills). Alle vakspecifieke modules worden in het Engels aangeboden. De student leest Engelstalige literatuur, hij schrijft in het Engels o.a. verslagen/betogen/essays, hij oefent zijn mondelinge vaardigheden o.a. door het beluisteren van video’s, het voeren van gesprekken, het geven van presentaties en minilessen. Bij de beoordeling van inzendopgaven en examens van de vakspecifieke modules uit het curriculum wordt ook gelet op het gebruik van correct Engels. Taalfouten worden in de propedeuse verbeterd en van feedback voorzien, vanaf de hoofdfase leveren taalfouten puntenaftrek op. In het volgende schema is opgenomen waar in het programma er invulling gegeven het vaardighedenonderwijs in de vorm van is aan examens, inzendopgaven, contactdagen en PI-opdrachten. Propedeusefase: In de propedeuse traint de student de taalvaardigheden op niveau B2. Thema Module Beschrijving Borging 2 Language Inzendopgaven De inzendopgaven skills (6 EC) Diverse oefeningen die betrekking hebben op worden beoordeeld door de vakdocent. schrijven, spreken, luisteren en lezen. MMO’s Trainen van spreken en luisteren via de digitale leeromgeving.
Contactdagen (4 dagdelen) Op de contactdagen traint de student zijn spreek- en luistervaardigheid.
De contactdagen zijn deels verplicht en deels facultatief. Deze dagen bieden de studenten een goede voorbereiding op het mondeling examen. Schriftelijk examen De vaardigheden lezen en schrijven worden getoetst d.m.v. het schriftelijk examen First Certificate in English (FCE) van de University of Cambridge ESOL Examinations, niveau B2. Mondeling examen De vaardigheden spreken en luisteren d.m.v. het mondeling examen First Certificate in English (FCE) van de University of Cambridge ESOL Examinations, niveau B2. 2 Praktijkinteg PI-deelopdracht 3 De ratie Eigen De student bereidt o.a. een lesactiviteit beroepsproducten vaardigheid taalbeheersing voor en voert deze uit op de (uitwerkingen van van de werkplek. De beoordeling van de stagementor de PI-opdrachten) leraar (5 EC) op o.a. taalvaardigheid is onderdeel van deze worden beoordeeld opdracht. door een vakdocent. Vrije stageruimte Een voldoende De student vult zijn stageuren in met beoordeling van de verschillende stageactiviteiten die hij op het stagementor over juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt het functioneren o.a. op eigen taalvaardigheden van de student. van de student tijdens de Praktijkintegratie Eigen vaardigheid van de leraar is voorwaardelijk voor de toetsing van de module. Hoofdfase: In de hoofdfase traint de student de taalvaardigheden op niveau C1. Thema Module Beschrijving Borging 4 Advanced Inzendopgaven De inzendopgaven language Diverse oefeningen die betrekking hebben op worden beoordeeld skills door de vakdocent. schrijven, spreken, luisteren en lezen. (15 EC) MMO’s Trainen van spreken en luisteren via de digitale leeromgeving.
Contactdagen (4 dagdelen) Op de contactdagen traint de student zijn spreek- en luistervaardigheid.
Schriftelijk examen
Mondeling examen
4
Praktijkinteg ratie Taalbeheersi ng (5 EC)
PI-deelopdracht 1 De student bereidt een lessenserie van vier lessen taalbeheersing voor, voert deze uit en reflecteert hierop. De beoordeling van de stagementor op o.a. taalvaardigheid is onderdeel van deze opdracht. Vrije stageruimte De student vult zijn stageuren in met verschillende stageactiviteiten die hij op het juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt o.a. op eigen taalvaardigheden van de student.
De contactdagen zijn deels verplicht en deels facultatief. Deze dagen bieden de studenten een goede voorbereiding op het mondeling examen. De vaardigheden lezen en schrijven worden getoetst d.m.v. het schriftelijk examen
Cambridge Advanced Exam van de University of Cambridge ESOL Examinations, niveau C1. De vaardigheden spreken en luisteren d.m.v. het mondeling examen
Cambridge Advanced Exam van de University of Cambridge ESOL Examinations, niveau C1. De beroepsproducten (uitwerkingen van de PI-opdrachten) worden beoordeeld door een vakdocent. Een voldoende beoordeling van de stagementor over het functioneren van de student tijdens de Praktijkintegratie Taalbeheersing is voorwaardelijk voor de toetsing van de module.
Afstudeerfase: In de afstudeerfase traint de student taalvaardigheden op niveau C1. Thema Module Beschrijving Borging 8 LiO (20 EC) Vrije stageruimte Een voldoende De student vult zijn stageuren in met beoordeling van de verschillende stageactiviteiten die hij op het stagementor over juiste complexiteitsniveau uitvoert. Gelet wordt het functioneren o.a. op eigen taalvaardigheden van de student. van de student tijdens de LiO is voorwaardelijk voor de toetsing van de module.
Bijlage 2 Formulier Inbreng werkplek
Bijlage 2 Formulier Inbreng werkplek
Inbreng werkplek LOI Hogeschool Datum inbreng werkplek: Naam opleiding
: Hbo-bachelor Lerarenopleiding Talen
Uitstroomvariant
: ……………………………………………………
Gegevens Student Naam en voorletters : Geboortedatum
:
Studentennummer
:
Geslacht
:
:
M/V
Straat en huisnummer : Postcode
:
Woonplaats
Telefoon
:
Mobiel :
E-mail
:
Aanvang stageperiode : Gegevens Organisatie Naam organisatie
:
Naam eindverantwoordelijke stage- praktijktrajecten
:
Vestigingsadres Straat en huisnummer : Postcode
:
Woonplaats
:
Woonplaats
:
Postadres Straat en huisnummer : Postcode
:
Is een onderwijsinstelling voor bve of voortgezet onderwijs?
J/N
Scoort minimaal een voldoende op onderwijsinspectienorm?
J/N
Is een door OC&W erkende opleidingschool?
J/N
Is bekend met het aanbieden van stage-, praktijkbegeleiding?
J/N
Omschrijving opgedane ervaring (aantal jaar, type stage- begeleidingstrajecten): Gegevens Stagementor Stagementor
:
Functie
:
Heeft minimaal twee jaar relevante werkervaring?
J/N
Heeft minimaal een tweedegraads lesbevoegdheid?
J/N
Heeft een opleiding genoten omtrent coaching stagiaires?
J / N, namelijk:
Pagina 1
Bijlage 2 Formulier Inbreng werkplek def
Heeft reeds ervaring opgedaan omtrent coaching stagiaires?
J/N
Omschrijving opgedane ervaring (aantal stagiaires, type opleidingen, in welke studiejaren, hoeveel uur, etc.): (Voeg een actueel CV van uw stagementor bij) Telefoon
:
E-mail
:
Mobiel :
Onderwijsinstelling LOI Hogeschool t.a.v. Afdeling Stagebureau Postadres: Postbus 4200, 2350 CA Leiderdorp Bezoekersadres: Leidsedreef 2, 2352 BA Leiderdorp
Praktijkovereenkomst LOI Hogeschool De praktijkovereenkomst stage is een overeenkomst tussen de LOI- student, de organisatie waar de student praktijkervaring opdoet ten behoeve van zijn studie, de stagementor en LOI Hogeschool. Partijen gaan de overeenkomst aan, uitsluitend met het doel om de student in de gelegenheid te stellen praktijkervaring op te doen voor een Lerarenopleiding bij LOI Hogeschool aan de hand van de richtlijnen en eisen gesteld door de opleiding Partijen verklaren een praktijkovereenkomst stage aan te gaan ten behoeve van de genoemde opleiding. Zij zullen daarbij de hierna beschreven artikelen in acht nemen. Begrippen In deze overeenkomst wordt verstaan onder: Coach: De door LOI Hogeschool aangestelde persoon die de student tijdens de opleiding begeleidt bij zijn bekwaamhedenontwikkeling en studieloopbaan. Stageperiode: Het deel van de opleiding waarbij de student voor de opleiding een aaneengesloten periode relevante praktijkervaring opdoet op het niveau zoals beschreven in de voorwaarden van de opleiding. Werkplek: Een tijdelijke stage met het doel om gedurende de stageperiode relevante praktijkervaring op te doen. Student: De persoon die staat ingeschreven bij LOI Hogeschool en ten behoeve van zijn opleiding de stageperiode dient te doorlopen. Organisatie: De organisatie die de werkplek voor het opdoen van praktijkervaring ter beschikking stelt. Praktijkhandleiding: De handleiding die door LOI verstrekt wordt voor zowel de student als stagementor. De handleiding geeft het kader voor de invulling van de stageperiode (per fase van de opleiding), de beoordelingsrichtlijnen en criteria van de praktijkintegratie. Praktijkintegratie: De module(s) waarin de stage wordt vormgegeven. Stagementor: De persoon die namens de organisatie de student begeleidt op de werkplek, feedback geeft op zijn functioneren en functioneringsgesprekken met de student voert. Stagedocent: De door LOI Hogeschool aangestelde persoon die in bepaalde stageperiodes vanuit de onderwijsinstelling praktijkexamens beoordeelt.
Pagina 2
Bijlage 2 Formulier Inbreng werkplek
Vakdocent:
De door LOI Hogeschool aangestelde persoon die de uitgewerkte praktijkintegratie-opdrachten beoordeelt.
Artikel 1 De praktijkovereenkomst wordt aangegaan op grond van het feit dat de student is ingeschreven bij LOI Hogeschool, en dat de student en LOI een onderwijsovereenkomst zijn aangegaan. De in het kader van deze overeenkomst te verrichten activiteiten door de student hebben daardoor een onderwijsleerfunctie. Artikel 2 Uitgangspunt voor de invulling van de stageperiode is de instructie in de praktijkhandleiding stagementor. In samenspraak met de stagementor geeft de student vorm aan de stageperiode. De stagementor doet op basis van functioneringsgesprekken verslag over de voortgang van de praktijkintegratie. Namens LOI Hogeschool beoordeelt de coach of aan alle gestelde eisen is voldaan, en keurt in dat geval het formulier m.b.t. de ‘inbreng werkplek’ goed. Artikel 3 1. De organisatie garandeert dat zij voldoet aan de criteria ‘inbreng werkplek’, zoals deze gelden voor studenten van de lerarenopleiding van LOI Hogeschool. De organisatie betreft een onderwijsinstelling voor bve of voorgezet onderwijs en scoort minimaal een voldoende op de onderwijsinspectienorm. 2. De organisatie biedt werkzaamheden waardoor de doelstellingen van de opleiding gerealiseerd kunnen worden (zie praktijkhandleiding stagementor). De organisatie biedt de student de gelegenheid ervaring op te doen in het vmbo, de eerste drie klassen van de havo, het vwo of in de bve; 3. De organisatie biedt de student de mogelijkheid opdrachten, die in het kader van de opleiding worden gegeven, op de werkplek uit te voeren. 4. De organisatie biedt werkzaamheden waarbij de student zowel zelfstandig als in teamverband kan werken. 5. De organisatie biedt werkzaamheden waarbij de student de gelegenheid krijgt om de opleidingsbekwaamheden verder te ontwikkelen. 6. De organisatie biedt in de persoon van de stagementor een leidinggevende op minimaal hbo denk- en werkniveau die in staat is het niveau en de complexiteit van de opleiding in te schatten en de relevantie van de werkzaamheden die de student uitvoert daarop af te stemmen. De stagementor is in staat feedback te geven op het functioneren van de student en draagt tijdens de stage zorg voor functioneringsgesprekken inclusief verslaglegging conform het format dat LOI Hogeschool hiervoor heeft aangereikt. 7. De organisatie biedt vervanging bij uitval van de stagementor waarbij dezelfde eisen aan de vervangende stagementor gelden. De stagementor is werkzaam binnen de onderwijsinstelling; heeft minimaal een tweedegraads lesbevoegdheid; heeft minimaal twee jaar ervaring als docent; geeft les in de sector waarvoor de student wordt opgeleid. 8. De organisatie en stagementor zijn bereid tijd te steken in de (toezicht van de) praktijkbegeleiding van de student. 9. De stagementor is bij onvoldoende opleiding betreffende coaching , verplicht de gratis cursus ‘Bekwaam mentorschap’ van het LOI te volgen. 10. De organisatie voldoet aan de ICT en multimedia eisen voor afstandsonderwijs van het LOI.
Pagina 3
Bijlage 2 Formulier Inbreng werkplek
Artikel 4 LOI Hogeschool aanvaardt geen aansprakelijkheid voor letsel of schade die de student mocht lijden tijdens of in verband met zijn/haar aanwezigheid in de organisatie ten behoeve van de stage. Artikel 5 LOI Hogeschool aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die de organisatie mocht lijden door toedoen van de student in verband met zijn/haar stage zoals bedoeld in deze overeenkomst. Artikel 6 De student is verplicht om in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid gegeven regels, voorschriften en aanwijzingen bij de organisatie in acht te nemen. Artikel 7 De student is tot geheimhouding verplicht van al hetgeen hem wordt toevertrouwd en waarvan het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet kunnen worden begrepen. Artikel 8 De student is verplicht in het geval van ziekte of andere dringende redenen van absentie de stagementor daarvan onverwijld op de hoogte te stellen. Absentie-uren worden door de stagementor geregistreerd en tellen niet mee als uren voor de stageperiode. In het kader van de stage-uren dient de student de uren van absentie alsnog te doorlopen. Artikel 9 De overeenkomst eindigt: 1. aan het eind van de overeengekomen periode. 2. bij onderling goedvinden van de organisatie en de student, nadat daarover overleg is geweest tussen student, stagementor en coach. 3. indien de student zich niet houdt aan de gedragsregels zoals hiervoor genoemd, nadat daarover overleg is geweest tussen student, stagementor en coach. De uitkomst van het overleg wordt schriftelijk bevestigd door LOI Hogeschool aan student en de organisatie. 4. indien LOI Hogeschool is gebleken dat de stageplek volgens de eisen van de opleiding niet of niet volledig beschikbaar is, of sprake is van andere omstandigheden die maken dat de stageperiode niet naar behoren zal kunnen plaatsvinden. Bij voortijdige beëindiging van deze overeenkomst dragen stagementor en student zorg voor een afrondend functioneringsgesprek en functioneringsverslag, waarin tevens de einddatum van de stageperiode bij de organisatie wordt opgenomen. Artikel 10 Indien de student het stageplan onvoldoende heeft kunnen uitvoeren, dan wel dat de student door absentie onvoldoende uren in het kader van de stageperiode heeft gemaakt, kunnen partijen overeenkomen dat de stageperiode wordt verlengd. Artikel 11 Bij problemen of conflicten van de student bij de organisatie richt de student zich in eerste instantie tot de stagementor. Wordt daarin voor de student geen bevredigende oplossing bereikt, dan wordt het probleem of conflict voorgelegd aan de coach. De stagementor kan het probleem of conflict voorleggen aan het LOI Hogeschool stagebureau.
Pagina 4
Bijlage 2 Formulier Inbreng werkplek
Ondertekening Eindverantwoordelijke namens de organisatie: Datum:
Stagementor:
Student:
Namens LOI Hogeschool:
Naam in blokletters: Handtekening: Conclusie inbreng werkplek (invullen door coach) Datum Naam in blokletters: Relatienummer LOI Werkplek akkoord Conclusie inbreng werkplek
J/N
Pagina 5
Bijlage 3 Leerplan Bekwaam mentorschap
Leerplan cursus: Bekwaam mentorschap 1. Naam van de cursus Bekwaam mentorschap 2. Doelstelling van de cursus Met het doorlopen van de LOI cursus ‘Bekwaam mentorschap’ worden stagementoren, begeleiders van de student op de werkplek, competent in het begeleiden en beoordelen van studenten. Studenten die aan de LOI Hogeschool de lerarenopleiding volgen, geven een groot gedeelte van hun opleiding vorm op de werkplek van een school. Dit gebeurt tijdens de modules Praktijkintegratie en LiO-stage. Tijdens deze praktijkintegratie passen zij geleerde kennis en vaardigheden toe in de praktijk en leren ze het beroep van leraar in de volle breedte toepassen in de praktijk. Essentieel bij het leren op de werkplek is de begeleiding die de student krijgt van de stagementor. Een goede stagementor verbreedt en verdiept het leren van de student en geeft zo ook richting aan zijn leerproces. De kwaliteit van het leren van de student op de werkplek is dus mede afhankelijk van de kwaliteit van de stagementor. Het aanbieden van een cursus ‘Bekwaam mentorschap’ aan stagementoren sluit aan bij de borging van de kwaliteit van het functioneren van stagementoren vanuit LOI Hogeschool. Via deze cursus krijgen de stagementoren zowel begeleidings- en beoordelingscompetenties aangeleerd en worden ze gevraagd praktische oefeningen te doen met de student die ze begeleiden en beoordelen. Stagementoren ronden de cursus af met het bijwonen van een contactdag waar zij getoetst worden op hun competenties. Stagementoren ontvangen na een voldoende beoordeling een bijbehorend certificaat. Tijdens de contactdag vindt er intervisie plaats tussen stagementoren. 3. Globale beschrijving leerdoelen Voor de cursus ‘Bekwaam mentorschap’ zijn de volgende leerdoelen opgesteld: Communiceren De stagementor • hanteert verschillende communicatieprocessen in zijn eigen handelen; • geeft (mede door theorie over gespreksvaardigheden) vorm aan zijn eigen wijze van communiceren tijdens begeleiding- en beoordelingsgesprekken met de student; • demonstreert gespreksvaardigheden (luisteren, vragen stellen, samenvatten) voor een effectieve gespreksvoering tijdens begeleiding- en beoordelingsgesprekken met de student; • reflecteert op zijn eigen begeleidingscompetenties en onderbouwt zijn handelen als stagementor; • verwoordt zijn gevoelens en gedachten t.a.v. de praktijkbegeleiding.
1 van 11
Begeleiden De stagementor • onderkent zijn taken als stagementor; • selecteert SLB-instrumenten en methoden bij het uitvoeren van zijn taak; • benoemt de verschillende coachingsfasen; • geeft (mede door theorie over coachingsstijlen) vorm aan zijn eigen stijl beroepshouding; • herkent de bekwaamhedenontwikkeling van de student a.d.h.v. opgestelde beoordelingscriteria; • typeert de beginsituatie van de student en stemt daarmee de begeleidingsbehoefte af op de student; • stemt zijn handelen af op de gevoelens en gedachten van de student; • levert tijdens de stage een bijdrage aan de bekwaamhedenontwikkeling van de student door zijn functioneren voorbeeldmatig in te zetten; • bevordert de wisselwerking tussen theorie en praktijk leren gedurende het begeleidingsproces; • helpt de student om persoonlijke leerdoelen te formuleren; • helpt de student bij het interpreteren en onderbouwen van hun onderwijspraktijk mede vanuit theoretisch perspectieven; • ondersteunt de student bij het aanzetten tot reflectie over het eigen leerproces; • analyseert expliciete of impliciete signalen van de student over zijn functioneren en het begeleidingstraject en onderneemt na analyse van de situatie een gepaste interventieactie; • motiveert en stimuleert de student bij zijn loopbaanbegeleiding en weet om te gaan met weerstand. Beoordelen De stagementor • beoordeelt het functioneren van de student is in staat de ontwikkeling van de student te beoordelen aan de hand van vooraf gestelde criteria; • geeft evenwichtige (mondelinge en schriftelijke) feedback aan de student; • koppelt reflectie over het functioneren van de student aan de onderwijsdoelen van de opleiding; • motiveert gemaakte keuzes in de beoordeling van de student o.a. vanuit theoretische noties en specifieke context van de opleiding van de student; • zet observatie in ten behoeve van het beoordelingsproces; • gebruikt verschillende vormen van bewijsmateriaal bij de beoordeling.
2 van 11
4. Verwerving vaardigheden De cursus ‘Bekwaam mentorschap’ bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Zelf-assessement, 2. Zelfstudie, 3. Praktijkopdrachten, 4. Contactdag. Ad 1. Zelf-assessement Voorafgaande gaande aan de cursus brengt de stagementor zijn eigen functioneren als bekwaam mentor in beeld aan de hand van de leerdoelen van de cursus ’Bekwaam mentorschap.’ Op basis van dit zelf-assessement formuleert de stagementor persoonlijke leerdoelen voor zijn eigen traject. Deze leerdoelen zijn richtinggevend voor de zelfstudie en de praktische uitvoering van de oefeningen. Wanneer de stagementor na Ad 2 en Ad 3 alle theorie en oefeningen heeft doorlopen brengt hij weer zijn eigen functioneren in beeld en reflecteert hij op zijn ontwikkeling. Ad 2. Zelfstudie Voor de zelfstudie wordt een studiewijzer geschreven. In de studiewijzer worden de leerdoelen, het leerpad en de opdrachten beschreven. Voor de theorie wordt gebruik gemaakt van verplichte literatuur, namelijk ‘Studieloopbaanbegeleiding. Trainingen slb voor de docent’ en aanvullende literatuur. Ad 3. Praktijkopdrachten Door het uitvoeren van praktijkopdrachten past de stagementor de theorie toe en ontwikkelt hij zijneigen mentorcompetenties. Bij elk van de voorgeschreven literatuur worden een of meerdere praktijkopdrachten beschreven. De stagementor voert deze uit in de eigen praktijk met de student die hij begeleidt, dan wel in (begeleidings)gesprekken met collega’s. Elk van de oefeningen werkt de stagementor uit in een verslag. De praktijkopdrachten zijn verplicht en dienen als input voor de afsluitende contactdag. Ad 4. Contactdag Het traject wordt afgesloten met een verplichte contactdagcontactdag. Tijdens deze contactdag worden de belangrijkste vaardigheden en competenties onder begeleiding nog een keer toegelicht, bekeken (video-opnames), geoefend en aangescherpt. De keuze voor welke vaardigheden en competenties ligt zowel bij de opleiders als de stagementoren. Input voor de verplichte contactdag zijn de uitgevoerde praktijkopdrachten. Tijdens de contactdag is daarnaast ruimte voor vragen en voor intervisie met collega’s. Tijdens deze contactdag laten de stagementoren hun bekwaamheid zien middels het bespreken van de uitgewerkte praktijkoefeningen. En worden hun bekwaamheden getoetst aan de hand van een simulatieoefening (afrondende opdracht).
3 van 11
5. Beheersingsniveau De cursus zal op hbo-niveau geschreven worden en wordt gezien als bijscholing na een lerarenopleiding. 6. Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld) Stagementoren die nog geen cursus hebben genoten betreffende de coaching van stagiaires of die zelf hun mentorvaardigheden willen verhogen krijgen van de LOI een praktische cursus ‘Bekwaam mentorschap’ aangeboden. Stagementoren tonen middels het overdragen van bewijs of certificaat hun competenties voor het mentorschap aan. Bijvoorbeeld een certificaat van een BoS-cursus of registratie beroepsregister bij het Velon. De cursus ’Bekwaam mentorschap’ is verplicht voor stagementoren die geen bewijs of certificaat kunnen overhandigen of waarvan het bewijs ouder is dan vijf jaar. Door het onderteken van de praktijkovereenkomst behorende bij het formulier ‘Inbreng werkplek’ geeft de stagementor aan dat bij onvoldoende bekwaamheid bereidt is de cursus te volgen. 7. Nodige voorkennis / positie in de opleiding Als verplicht onderdeel van het portfolio (‘Inbreng werkplek’) dient de student het formulier ‘Inbreng werkplek’ in. In het document volgt een beschrijving van de werkplek en stagementor. Het formulier en daarmee de kwaliteit van de werkplek en stagementor wordt beoordeeld door de LIO coach. De LOI Hogeschool ziet toe op de kwaliteit stagementor en hanteert daarbij de volgende eisen aan de stagementor: • is werkzaam op een onderwijsinstelling voor beroep en volwassen educatie of voortgezet onderwijs; • heeft minimaal een derdegraads (LPO) of tweedegraads (LVO) lesbevoegdheid; • heeft minimaal twee jaar ervaring als docent; • geeft les binnen de sectie waarvoor de student wordt opgeleid; • is bereid tijd te steken in de praktijkbegeleiding van de student. De student brengt het cv van zijn stagementor in ter beoordeling. In het cv laat de mentor zien welke opleiding of cursus(sen) hij gevolgd heeft ten aanzien van het begeleiden van de student en hoeveel begeleidingservaring hij heeft opgedaan. Noodzakelijk is dat de stagementor tijdens de cursus een student van LOI Hogeschool begeleidt Stagementoren krijgen de gratis cursus bij begeleiding van een student door LOI Hogeschool als service aangeboden. Via de praktijkhandleiding stagementoren die voorafgaand aan de stage uitgereikt wordt, wordt verwezen naar de digitale leeromgeving voor stagementor. Stagementoren vinden daar meer informatie over de lerarenopleiding zoals informat over de cursus ‘Bekwaam mentorschap,’ zoals de data van de contactdagen, hoe hiervoor aan te melden en de voorbereiding op de contactdag.
4 van 11
8. Lesmateriaal en literatuur Er wordt gebruikt gemaakt van het boek ‘Studieloopbaanbegeleiding. Trainingen slb voor de docent’. Bij dit boek ontvangt de stagementor een studiewijzer, met aanwijzingen en opdrachten hoe het boek te bestuderen. Daarnaast vindt een verplichte contactdag plaats. 9. Vormgeving van de cursus De cursus ‘Bekwaam mentorschap’ bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Zelf-assessement, 2. Zelfstudie, 3. Praktijkopdrachten, 4. Afsluitende contactdag met afrondende opdracht. Indeling studiewijzer: -
-
-
-
-
(Studieloopbaan)begeleiding o Theorie Doel en taken van de stagementor Instrumenten en methoden o Opdracht Gespreksvaardigheden o Theorie Communicatiewetmatigheden Luisteren Vragen stellen Samenvatten Feedback o Opdrachten Omgaan met gevoelens en gedachten o Theorie Schenk aandacht Omgaan met weerstand Omgaan met eigen gevoelens o Opdracht Coachingsfasen o Theorie Ontmoetingsfase Agendafase Uitwisselingsfase Afsprakenfase Afrondingsfase o Opdracht Coachingsstijlen o Theorie Coachingstijlen Jouw stijl Beroepshouding o Opdracht
5 van 11
10.Toetsing van de cursus De stagementoren ronden de cursus af tijdens de contactdag. Aan de LOI docent laten ze tijdens de contactdag zien dat ze de oefeningen uit de studiewijzer hebben uitgevoerd. Een aantal oefeningen worden tijdens de contactdag besproken. De stagementor krijgt een certificaat wanneer hij tijdens de contactdag zich als voldoende bekwaam heeft laten zien. Dit kan door het leveren van input bij het bespreken van de opdrachten en de intervisiegesprekken. Daarnaast kan de stagementor zijn bekwaamheid aantonen middels een simulatieoefening waarbij ze een begeleidingsgesprek voeren, volgens de eisen en voorwaarden zoals gesteld in de cursus. Bij onvolledige uitwerking van de opdrachten, onvoldoende input tijdens de gesprekken of een onvoldoende beoordeling van de simulatieopdracht wordt de stagementor verzocht nogmaals de theorie en de praktijkopdrachten te doorlopen en daarna nogmaals de contactdag bij te wonen. 11.Studiebelasting Totale studiebelasting: • Zelfstudie: 60 - 80 uur. Afhankelijk van de beginsituatie van de stagementor. Dit is inclusief de zelfstudie en uitvoeren en verwerken van de praktijkopdrachten. De tijd die de stagementor kwijt is aan het uitvoeren van de praktijkopdrachten valt grotendeels samen met de praktijkbegeleiding aan de student. • Contactdag: 7 uur (09.00 – 17.00 uur, waarvan een uur pauze)
6 van 11
Aanpak uitwerken module ‘Bekwaam Mentorschap’ Verplichte literatuur: Marian Cornelissen, Studieloopbaanbegeleiding. Trainingen slb voor de docent, Boom Lemma Uitgevers Den Haag 2008. 1 Website: www.trainingenslb.nl • Docentenhandleiding • Voorbeeldformulier: gespreksvaardigheden (open vragen) • Alle observatieformulieren uit het boek • Formulieren bij opdrachten Verplichte lesstof voor de module ‘Bekwaam Mentorschap’ Het boek bestaat uit drie delen: • Deel 1: Theorie • Deel 2: Oefeningen en opdrachten • Deel 3: Casussen. Verplichte lesstof voor de module: • Deel 1: hoofdstuk 2, hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5. • Deel 2: hoofdstuk 1 op onderdelen (o.a. 1.1 en 1.2; 1.9 en 1.11), hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 op onderdelen (3.1 en 3.6). • Deel 3: de formulieren uit dit deel worden gebruikt voor zover ze in deel 1 en 2 aan de orde komen. Studiewijzer: Het doel van de studiewijzer is om de stagementor handreikingen te geven voor het bestuderen van het boek en voor het praktisch oefenen op de eigen werkplek van de begeleidingsvaardigheden. Reader bevat: 1. Inleiding - stagementoraat bij de LOI Lerarenopleiding - visie op de praktijkbegeleiding - leerdoelen van de cursus - competenties stagementor - toelichting keuze boek 2. Studeerwijzer - de hoofdstukken die bestudeerd moeten worden gekoppeld aan de leerdoelen van de module - toelichting op de koppeling van de theoretische toelichting uit deel 1 aan de praktische oefeningen uit deel 2 - aanvulling LOI specifieke aspecten en extra praktische voorbeelden waar nodig - aanvullende literatuur waar nodig (o.a. artikel over Begeleidingsbehoefte inschatten, Beoordelen van leren op de werkplek, Koppelen van theorie en praktijk en omgekeerd)
1
Zie bijlage 1 voor de inhoudsopgave van Studieloopbaanbegeleiding. Trainingen slb voor de docent 7 van 11
3. Werkwijzer - zelf-assessment Bekwaam Mentorschap, beschrijving en toelichting - opsomming van de verplichte praktijkoefeningen waaronder: o oefeningen toegespitst op het begeleiden van (LOI) de student op de werkplek o beschrijving van de reflectieopdrachten voor de stagementor o voorbereiding op de verplichte contactdag
8 van 11
Bijlage1 Inhoudsopgave ‘Studieloopbaanbegeleiding. Trainingen slb voor de docent’
9 van 11
10 van 11
11 van 11
Bijlage 4.1 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsgesprek
Bijlage 4.1 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsgesprek
Proces verbaal begeleidingsgesprek Informatie voor de stagedocent/stagementor/student De student plant een afspraak in met de stagementor en coach en treft voorbereidingen voor het Skype-gesprek. De coach gaat tijdens het gesprek met de student en stagementor in op de ontwikkelingen op de werkplek. Als leidraad tijdens het gesprek wordt het proces verbaal begeleidingsgesprek gebruikt. Lees dit formulier eerst goed door. Op het formulier staan vragen die ingaan op de praktijkbegeleiding en bekwaamhedenontwikkeling van de student. Ter voorbereiding op dit gesprek is een reeds ingevulde beoordeling van de stagementor (bij een eerder thema) beschikbaar. Een ingevuld exemplaar van het proces verbaal begeleidingsgesprek wordt zowel naar de student (binnen het portfolio) als naar de stagementor (via de mail) gestuurd. Datum begeleidingsgesprek
:
Tijdstip begeleidingsgesprek
:
Gegevens Student Naam en voorletters : Geboortedatum
:
Studentennummer
:
Geslacht
:
M/V
Straat en huisnummer : Postcode
:
Woonplaats
:
Telefoon
:
Mobiel
:
E-mail
:
Woonplaats
:
Gegevens Organisatie Naam organisatie
:
Vestigingsadres Straat en huisnummer : Postcode
:
‘Inbreng werkplek’ in het portfolio is reeds geaccordeerd?
J/N
Gegevens Stagementor Naam stagementor
:
Functie
:
Telefoon
:
E-mail
:
Geslacht
:
M/V
Mobiel :
Pagina 1
Bijlage 4.1 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsgesprek
Proces verbaal begeleidingsgesprek Voldoet de stage tot nu toe aan de verwachtingen van de student en stagementor? Wat is de algemene indruk van de stage tot nu toe. Wat gaat er goed, en wat zou er verbeterd moeten worden? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dan bespreekt de coach de mogelijkheden om de stage aan te passen en beoordeelt de coach of de werkplek blijft voldoen aan de eisen. Op basis van deze beoordeling trekt de coach zijn/haar conclusies voor het vervolg van de stage en bespreekt deze met de stagementor. Hoe ervaren stagementor en student hun eigen rol tijdens de stage tot nu toe? Zijn er aanvullende vragen over de instructies in de praktijkhandleiding van zowel student als stagementor?
Kan de student op de werkplek voldoende werken aan zijn bekwaamhedenontwikkeling? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dan bespreekt de coach met de stagementor of de student wel ‘op zijn plaats zit’ en of de student zou moeten overwegen een andere stageplaats te zoeken voor de tweede helft van de stage. De conclusie van deze vraag wordt opgenomen bij de toelichting op deze vraag. Ziet de stagementor een positieve ontwikkeling in het functioneren van de student? Wat is de algemene indruk van de student in zijn/haar functioneren tijdens de stageperiode? Voert de student zijn opdrachten naar behoren uit? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dan bespreekt de coach met de stagementor of de student wel ‘op zijn plaats zit’ en of de student zou moeten overwegen een andere stageplaats te zoeken. Bij herhaling van stagnatie van ontwikkeling van de student op de werkplek, kan het advies gegeven worden om de opleiding voor het beroep leraar talen, te stoppen. De conclusie van deze vraag wordt opgenomen bij de toelichting op deze vraag. De student heeft tijdens zijn/haar stage feedback ontvangen van de stagementor. Op welke feedback is de student trots?
Pagina 2
Bijlage 4.1 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsgesprek
De student heeft tijdens zijn/haar stage feedback gekregen. Over welke feedback is de student minder tevreden, en waar zou de student tijdens de volgende periode van de stage extra aan willen werken?
Is er sprake van een evenwichtige beoordeling van de stagementor, waarbij door de stagementor bij alle bekwaamheden feedback is gegeven om te leren en de student bij elke bekwaamheid een reflecterende reactie heeft gegeven? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dient de coach in gesprek te gaan met de stagementor om hem/haar instructies te geven voor de realisatie van een evenwichtige beoordeling. Hoe beweegt de student volgens de stagementor zich op school, in de klas, tussen leerlingen en tussen collega’s?
Wat zijn de planning en de doelstellingen van de student voor de komende periode?
Zijn er ten aanzien van het begeleidingbesprek nog andere zaken die van belang zijn om te bespreken?
Conclusie begeleidingsgesprek (invullen door coach) Datum Naam in blokletters: Relatienummer LOI Wat is ten aanzien van het begeleidingsgesprek met de stagementor en de student de conclusie over de bekwaamhedenontwikkeling van de student en de praktijkbegeleiding? Benoem de bevindingen over de relatie tussen de student en stagementor.
Pagina 3
Bijlage 4.2 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsbezoek
Bijlage 4.2 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsbezoek
Proces verbaal begeleidingsbezoek Informatie voor de LOI coach/stagementor/student De student plant een afspraak in met de eindverantwoordelijke van stage- en praktijktrajecten, stagementor en coach en treft voorbereidingen voor het begeleidingsbezoek. De coach gaat tijdens het bezoek met de student en stagementor in op de ontwikkelingen op de werkplek. De coach observeert de student tijdens het lesgeven. Als leidraad tijdens het bezoek wordt het proces verbaal begeleidingsbezoek gebruikt. Lees dit formulier eerst goed door. Op het formulier staan vragen die ingaan op de praktijkbegeleiding en bekwaamhedenontwikkeling van de student. Ter voorbereiding van dit gesprek is een reeds ingevulde beoordeling van de stagementor (bij een eerder thema) beschikbaar. Een ingevuld exemplaar van het proces verbaal begeleidingsbezoek wordt zowel naar de student (binnen het portfolio) als naar de eindverantwoordelijke stage- praktijktrajecten en stagementor (via de mail) gestuurd. Datum begeleidingsbezoek
:
Tijdstip begeleidingsbezoek
:
Gegevens Student Naam en voorletters : Geboortedatum
:
Studentennummer
:
Geslacht
:
M/V
Straat en huisnummer : Postcode
:
Woonplaats
:
Telefoon
:
Mobiel
:
E-mail
:
Woonplaats
:
Gegevens Organisatie Naam organisatie
:
Naam eindverantwoordelijke stage – praktijktrajecten: E-mail
:
Vestigingsadres Straat en huisnummer : Postcode
:
‘Inbreng werkplek’ in het portfolio is reeds geaccordeerd?
J/N
Gegevens Stagementor Naam stagementor
:
Functie
:
Telefoon
:
E-mail
:
Geslacht
:
M/V
Mobiel :
Pagina 1
Bijlage 4.2 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsbezoek
Proces verbaal begeleidingsbezoek Voldoet de praktijktraject tot nu toe aan de verwachtingen van de student en stagementor? Wat is de algemene indruk van de stage tot nu toe. Wat gaat er goed, en wat zou er verbeterd moeten worden? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dan bespreekt de coach de mogelijkheden om de stage aan te passen en beoordeelt de coach of de werkplek blijft voldoen aan de eisen. Op basis van deze beoordeling trekt de coach zijn/haar conclusies voor het vervolg van de stage en bespreekt deze met de stagementor. Ziet de stagementor een positieve ontwikkeling in het functioneren van de student? Wat is de algemene indruk van de student in zijn/haar functioneren tijdens de stageperiode? Voert de student zijn opdrachten naar behoren uit? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dan bespreekt de coach met de stagementor of de student wel ‘op zijn plaats zit’ en of de student zou moeten overwegen een andere stageplaats te zoeken. Bij herhaling van stagnatie van ontwikkeling van de student op de werkplek, kan het advies gegeven worden om de opleiding voor het beroep leraar talen, te stoppen. De conclusie van deze vraag wordt opgenomen bij de toelichting op deze vraag. De student heeft tijdens zijn/haar stage feedback ontvangen van de stagementor. Op welke feedback is de student trots?
De student heeft tijdens zijn/haar stage feedback gekregen. Op welke feedback is de student minder tevreden, en waar zou de student tijdens de volgende periode van de stage extra aan willen werken?
Is er sprake van een evenwichtige beoordeling van de stagementor, waarbij door de stagementor bij alle bekwaamheden feedback is gegeven om te leren en de student bij elke bekwaamheid een reflecterende reactie heeft gegeven? [] Ja [] Nee Toelichting: (zowel bij ‘ja’ als bij ‘nee’) Indien het antwoord ‘nee’ is, dient de coach in gesprek te gaan met de stagementor om hem/haar instructies te geven voor de realisatie van een evenwichtige beoordeling. Wat zijn de planning en de doelstellingen van de student voor de komende periode? Pagina 2
Bijlage 4.2 Praktijkbegeleiding Proces verbaal begeleidingsbezoek
Hoe ervaren eindverantwoordelijke stage- praktijktrajecten, stagementor en student hun rol tijdens de stage tot nu toe?
Hoe beweegt de student volgens de eindverantwoordelijke stage- praktijktrajecten zich op school, in de klas, tussen leerlingen en tussen collega’s?
Is de student tevreden over de praktijkbegeleiding van de stagementor?
Zijn er ten aanzien van het begeleidingsgesprek nog andere zaken die van belang zijn om te bespreken?
Conclusie begeleidingsbezoek (invullen door coach) Datum Naam in blokletters: Relatienummer LOI Wat is ten aanzien van het begeleidingsgezoek de conclusie over de bekwaamhedenontwikkeling van de student en de praktijkbegeleiding? Benoem de bevindingen over de relatie tussen de student en stagementor.
Pagina 3
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding
Praktijkexamen lerarenopleiding Instructie voor afname praktijkexamen. Informatie voor de stagedocent, stagementor en student. De stagedocent observeert de student. Hiervoor wordt tijdens de observatie het formulier lesobservatie praktijkexamen gebruikt. Lees dit formulier eerst goed door. Op het observatieformulier staan indicatoren waarop de student geobserveerd wordt. Bij elke indicator wordt een toelichting gegeven in bijlage 1. De vragen in de toelichting hoeven niet per se beantwoord te worden, maar zijn bedoeld als richtlijn en hulpmiddel bij het observeren. De stagedocent gaat na de lesobservatie in gesprek met de student en stagementor. De student en de stagementor kunnen input geven op het praktijkexamen en de bekwaamhedenontwikkeling van de student. Tijdens het gesprek zal de student en stagementor vooral input kunnen leveren voor de bekwaamhedenontwikkeling. Wanneer tijdens de observatie onvoldoende bewijzen voor het beheersen van de bekwaamheden naar voren gekomen zijn, kan de student extra bewijslast aanleveren. De stagedocent kan de waarde van de bewijslast bepalen aan de hand van de vragen bij de toelichting van de indicatoren. Als de vragen met de extra bewijslast alsnog beantwoord kunnen worden en de student blijkt zijn bekwaamheid aan te kunnen tonen, dan is het zinvol om de bewijslast toe te voegen. Denk bij extra bewijslast aan: lessen opgenomen op video, zelfgemaakt lesmateriaal, zelfgemaakte toetsen, reflectieverslagen, observatieverslagen van coach/collega’s, lesplannen (met evaluatie/reflectie), lesplanningen, certificaten van bv. training digitaal schoolbord, feedback van leerlingen (bv. Roos van Leary), etc. De stagedocent vult het formulier beoordeling praktijkexamen in. De kern van het beoordelingsformulier bestaat uit de bekwaamheden die van belang zijn voor de docent. Bij elke bekwaamheid wordt aangegeven welke indicatoren uit het observatieformulier van toepassing zijn. Op het beoordelingsformulier wordt aangegeven welk minimale niveau nodig is voor een student in de hoofdfase (H) en voor een student in de afstudeerfase (A). Op het beoordelingsformulier wordt er een verwijzing gemaakt naar de desbetreffende indicatoren op het formulier lesobservatie, deze verwijzing staat tussen haken.
Pagina 1
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding
Datum praktijkexamen: Naam opleiding
: Hbo-bachelor Lerarenopleiding Talen
Uitstroomvariant
: ……………………………………………………
Gegevens Student Naam en voorletters : Geboortedatum
:
Studentennummer
:
Geslacht
:
:
M/V
Straat en huisnummer : Postcode
:
Woonplaats
Telefoon
:
Mobiel :
E-mail
:
Gegevens Organisatie Naam organisatie
:
Vestigingsadres Straat en huisnummer : Postcode
:
Woonplaats
‘Inbreng werkplek’ in het portfolio is reeds geaccordeerd?
: J/N
Gegevens Stagementor Stagementor
:
Functie
:
Telefoon
:
E-mail
:
Mobiel :
Gegevens Lesobservatie Klas
:
Lesplan aanwezig
:
Omschrijving les
:
Bijzonderheden
:
J/N
Pagina 2
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding
Lesobservatie Onderdeel van de les Vakspecifieke aanvulling taal 1. Gebruik van de doeltaal 2. Omgang docent met zijn vak Opmerkingen
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Onderdeel van de les Start van de les 3. Gastheerschap 4. Aandacht trekken van de leerlingen 5. Aangeven lesdoelen 6. Structureren van de les voor de leerlingen 7. Activeren voorkennis 8. Vloeiende overgang naar de les Opmerkingen
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Onderdeel van de les De les 9. Duidelijke instructie geven 10. Aansluiten bij niveau leerlingen 11. Concrete voorbeelden geven 12. Vragen stellen 13. Passend tempo volgen 14. Gebruik afwisselende werkvormen 15. Gebruik leermiddelen en media 16. Controlevragen stellen 17. Volgen lesopzet 18. Uitstraling (hij/zij heeft de regie) 19. Contact met de klas 20. Positieve feedback geven 21. Ordeafspraken benoemen 22. Ordemaatregelen treffen 23. Afwijken van lesopzet (indien nodig) 24. Aanbieden extra leerstof (indien nodig) Opmerkingen
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Onderdeel van de les Afsluiting van de les 25. Inhoud les (laten) samenvatten 26. Relatie leggen met de lesdoelen
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Pagina 3
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding
27. Aangeven wat er in de volgende les aan bod komt 28. Bewust afsluiten van de les Opmerkingen
Ondertekening Stagementor:
Student:
Namens LOI Hogeschool stagedocent:
Datum: Naam in blokletters: Handtekening:
Beoordeling praktijkexamen (invullen door stagedocent) Bekwaamheid en indicatoren
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Beheerst de leerstof; staat boven de leerstof (2) Beheerst de te onderwijzen taal uitstekend (1) Maakt de relevantie van de leerstof duidelijk aan de leerlingen (4, 5, 12) Geeft aan hoe de leerstof samenhangt met andere kennis(gebieden) (14, 32, 33, 34) Vakinhoudelijk bekwaam
Voldoende
Goed
H
A
Voldoende
Goed
Toelichting
Bekwaamheid en indicatoren
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Legt de leerstof op een duidelijke en aansprekende manier uit en demonstreert hoe ermee gewerkt moet worden (16, 18) Laat de leerlingen met gerichte activiteiten de leerstof verwerken; brengt variatie aan (9, 19) Past zijn les aan, aan het niveau en de kenmerken van zijn leerlingen (3, 17, 20, 31) Maakt goede keuzes op het gebied van organisatievormen, didactische leermiddelen en leermaterialen (8, 21, 22) Begeleidt de leerlingen bij de verwerking van de leerstof: stelt vragen en geeft feedback (23, 27) Gaat adequaat met tijd om, heeft een duidelijke planning (6, 24) Heeft zijn les goed opgebouwd met een duidelijk begin, een kern en een afsluiting (7, 15, 34, 35)
Pagina 4
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding Vakdidactisch bekwaam
H
A
Voldoende
Goed
H
A
Voldoende
Goed
Toelichting
Bekwaamheid en indicatoren
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Schept een veilig klimaat: maakt contact met zijn leerlingen en wekt vertrouwen (10, 11, 26, 27) Past de principes van groeps- en klassenmanagement toe die voor zijn vak relevant zijn (13, 16, 24, 25) Signaleert problemen en reageert daar adequaat op (28, 29, 30) Bevordert het zelfvertrouwen en de eigen verantwoordelijkheid van leerlingen en geeft gerichte, positieve feedback. (26, 27) Maakt zijn verwachtingen aan leerlingen duidelijk en stelt eisen (16, 28) Stimuleert het zelfvertrouwen van leerlingen, moedigt hen aan en motiveert hen (14, 27, 32) Doet recht aan verschillen tussen leerlingen en heeft oog voor sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van zijn leerlingen (20, 30, 31) Schept ruimte voor leren en biedt de leerlingen kaders waarbinnen zij hun eigen leerproces kunnen vormgeven, inclusief het maken van fouten en vergissingen (1, 17, 30) Schept een goed klimaat voor samenwerking met leerlingen en tussen leerlingen onderling (8, 13, 21) Pedagogisch bekwaam Toelichting
Bekwaamheid en indicatoren
Beoordeling Onvoldoende
Matig
Laat zien dat hij zich bewust is van zijn eigen houding en gedrag en van de invloed daarvan op leerlingen (10, 25, 35) Werkt samen met collega’s; levert een constructieve bijdrage; geeft en ontvangt consultatie en intervisie Neemt op een constructieve manier deel aan overleggen en samenwerking met mensen en instellingen buiten de school Professioneel en collegiaal bekwaam
H A
Toelichting
Pagina 5
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding
Bijlage 1 Toelichting indicatoren praktijkexamen Vakspecifieke aanvulling taal Het vakspecifieke gedeelte maakt deel uit van de observatie van de les. Dit onderdeel wordt bij voorkeur beoordeeld door een vakdocent. 1.
2.
Gebruik van de doeltaal: Wordt de doeltaal veelvuldig gesproken in de les door de docent? Stimuleert de docent het spreken van de leerlingen in de doeltaal? Is het taalgebruik van de docent minimaal van het niveau near-native? Omgang docent met zijn vak: Maakt de docent fouten op het vakgebied waarop hij lesgeeft? Geeft de docent met gemak antwoord op vragen die te maken hebben met de vakinhoud?
Lesvoorbereiding Onderstaande punten komen voor in het lesplan voor deze les. Als er geen lesplan aanwezig is, is het van belang dat de student in het nagesprek goed kan aangeven hoe hij zijn les voorbereid heeft. Kan een andere docent met het beschikbare lesplan en voorbereidend materiaal relatief gemakkelijk de les overnemen? 3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Inschatten beginsituatie Wordt er een nieuw onderwerp aangesneden? Is bekend wat de leerlingen al weten over het onderwerp? Wat is er bekend over het niveau, de kennis en vaardigheden van de leerlingen? Wordt er rekening gehouden met leerlingen die een handelingsplan nodig hebben? Formuleren lesdoelen Aan het eind van deze les zijn de leerlingen in staat om… Zijn de lesdoelen SMART geformuleerd? Wanneer is deze les een succes, volgens de geobserveerde docent? Plaats aangeven van deze les in een lessencyclus Maakt deze les deel uit van een lessencyclus? Wat zijn de leerdoelen van de lessencyclus? Hoe sluit deze les aan op andere lessen in de lessencyclus/in het curriculum? Maken van tijdsplanning Is er een werkbare tijdsplanning? Is er extra leerstof beschikbaar? Structureren les Is er een heldere structuur voor de docent? Is er een heldere structuur voor de leerlingen? Aandacht voor inrichting, opstelling Is er bewust gekozen voor een bepaalde opstelling (tafels in groepjes, busopstelling, etc.)? Staan in het lesplan aandachtspunten voor de inrichting van het lokaal en/of de opstelling? Is er aandacht voor leerlingen die extra zorg nodig hebben? Keuze voor (multimedia en ICT) leermiddelen Is er bewust gekozen voor de te gebruiken leermiddelen? Zijn andere leermiddelen overwogen?
Start van de les Een goede start van een les vraagt om pedagogische en vakdidactische kwaliteiten. Belangrijk is dat de docent direct de regie heeft. Pas als het pedagogisch werkklimaat goed is, is er ruimte om aan de slag te gaan met de inhoud van de les. 10.
11.
Gastheerschap Verwelkomt de docent de leerlingen bij de deur? Stelt de docent zich op als gastheer? Aandacht trekken van de leerlingen Op welke manier(en) vraagt de docent de aandacht? Is het aandacht trekken van de docent effectief? Kan de docent de aandacht vasthouden?
Pagina 6
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding 12.
13.
14.
15.
Aangeven lesdoelen Worden de lesdoelen aangegeven? Zo ja, op welke manier? Licht de docent de lesdoelen toe? Structureren van de les voor de leerlingen Wordt de structuur van de les aangegeven? Zo ja, op welke manier? Licht de docent de opzet van de les toe? Activeren voorkennis Wordt de voorkennis geactiveerd? Zo ja, hoe? Is het activeren van voorkennis effectief? Besteedt de docent voldoende tijd aan het activeren van de voorkennis? Vloeiende overgang naar de les Hoe start de docent met de inhoud van de les? Is de overgang naar de inhoud van de les effectief?
De les Het is belangrijk om de lesvoorbereiding er nog eens bij te pakken. Is de les verlopen zoals gepland was? Op welke punten week het lesplan af van de praktijk? Wat kan een volgende keer beter? 16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
Duidelijke instructie geven Geeft de docent duidelijke mondelinge instructie? Controleert de docent of de leerlingen de instructie begrepen hebben? Zijn opdrachten goed en duidelijk geformuleerd? Is leerinhoud op bv. het bord duidelijk geformuleerd? Doen leerlingen wat ze moeten doen (bij zelfstandig werk en/of groepsopdrachten)? Aansluiten bij niveau leerlingen Heeft de docent het beginniveau goed ingeschat? Sluit het taalgebruik aan bij de leerlingen? Probeert de docent op verschillende manieren aan te sluiten op het beginniveau van de leerlingen? Houdt de docent rekening met verschillende leerstijlen en (zorg)behoeftes van leerlingen? Concrete voorbeelden geven Geeft de docent voorbeelden die de leerlingen aanspreken? Geeft de docent regelmatig concrete voorbeelden? Vragen stellen Stelt de docent vragen aan de leerlingen? Krijgen leerlingen gericht een beurt? Krijgen leerlingen voldoende de kans om antwoord te geven? Hoe gaat de docent om met leerlingen die altijd antwoord willen geven of juist nooit (indien van toepassing)? Passend tempo volgen Volgt de docent het tempo van de leerlingen? Kan de docent het tempo gemakkelijk aanpassen (indien nodig)? Haken er leerlingen af door een mogelijk te snel of te langzaam tempo? Brengt de docent differentiatie aan in tempo voor leerlingen met een handelingsplan? Gebruik afwisselende werkvormen Welke werkvormen worden er in de les gebruikt? Zijn deze werkvormen effectief? Worden de werkvormen toegepast zoals bedoeld was in de voorbereiding? Geeft de student instructie aan kleine groepen leerlingen? Gebruik leermiddelen en media Welke leermiddelen en media worden gebruikt tijdens de les? Is het gebruik van leermiddelen en media effectief? Welke andere middelen en media kunnen ingezet worden om het gewenste leereffect te bereiken? Controlevragen stellen Vraagt de docent of leerlingen instructies begrepen hebben? Stelt de docent controlevragen aan het eind van de les? Vraagt de docent of leerlingen leerinhoud willen herhalen of samenvatten?
Pagina 7
Bijlage 4.3 Praktijkbegeleiding Praktijkexamen lerarenopleiding 24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
Volgen lesopzet Volgt de docent de lesopzet die hij voorbereid heeft? Zo niet, waarom niet? Houdt de docent zich aan de tijdsplanning? Zo niet, waarom niet? Uitstraling (hij/zij heeft de regie) Welke drie woorden typeren de uitstraling van de docent? Heeft de docent de regie? Verandert de mate waarin de docent regie heeft gedurende de les? Zo ja, op welk(e) moment(en)? Verandert de uitstraling de docent gedurende de les? Zo ja, op welk(e) moment(en)? Contact met de klas Richt de docent zich op alle leerlingen in de klas? Ziet de docent wat er in de klas gebeurt? Is er een veilig pedagogisch klimaat? Is er een goed werkklimaat? Positieve feedback geven Geeft de docent complimenten? Op welke manier(en) geeft de docent feedback (verbaal, non-verbaal)? Lijkt de docent een voorkeur te hebben voor bepaalde (groepen) leerlingen in de klas? Ordeafspraken benoemen Worden er ordeafspraken benoemd? Zo ja, hoe vaak? Is de docent consequent? Komt hij zijn afspraken na? Ordemaatregelen treffen Worden er maatregelen getroffen om de orde te bewaken of te herstellen? Zo ja, welke? Zijn de genomen ordemaatregelen effectief? Afwijken van lesopzet (indien nodig) Is het noodzakelijk om af te wijken van de lesopzet? Zo ja, waarom? Gaat het de docent makkelijk af om de lesopzet aan te passen? Aanbieden extra leerstof (indien nodig) Heeft de docent extra leerstof achter de hand? Zet de docent extra leerstof in? Zo ja, waarom?
Afsluiting van de les Terugblik op de les als geheel: hoe heeft de docent deze les zelf ervaren? Hoe denkt hij dat de leerlingen de les hebben ervaren? 32.
33.
34.
35.
Inhoud les (laten) samenvatten Wordt de les inhoudelijk op een gestructureerde manier afgesloten? Wordt er een samenvatting gegeven (door docent en/of leerlingen)? Relatie leggen met de lesdoelen Grijpt de docent terug naar de lesdoelen die aan het begin van de les geformuleerd zijn? Geven leerlingen aan wat ze geleerd hebben in deze les? Aangeven wat er in de volgende les aan bod komt Is er een vooruitblik naar de volgende les? Wordt er huiswerk opgegeven? Bewust afsluiten van de les Wordt er voldoende tijd ingeruimd voor het (inhoudelijk en persoonlijk) afsluiten van de les? Stelt de docent zich op als gastheer?
Pagina 8
Bijlage 5 Matrix Kennisbasis LVO Talen
KB Nederlands
1. Vakdidactiek: het schoolvak Nederlands 1.1 Onderwijsdoelen en leerlijnen 1.2 Beginsituatie en aansluiting 1.3 Onderwijsproces: leeractiviteiten, leermiddelen, 1.4 Toetsing en evaluatie 2. Vakdidactiek: differentiatie naar doelgroepen 2.1 Meertalige klassen 2.2 Nt2-didactiek 2.3 Remedial teaching 2.4 Dyslexie 2.5 Taalgericht vakonderwijs 2.6 Taalbeleid 2.7 Woordenschatdidactiek 3. Taalvaardigheid: leesvaardigheid 3.1 Teksten en tekstkenmerken 3.2 Leesproces en leesstrategieën 3.3 Leesvaardigheidsdidactiek 3.4 Bronnen 4. Taalvaardigheid: luister- en kijkvaardigheid 4.1 Luister- en kijkvormen en -kenmerken 4.2 Luister- en kijkproces en -strategieën 4.3 Luister- en kijkvaardigheidsdidactiek 4.4 Verbale en non-verbale communicatie 5. Taalvaardigheid: Gespreksvaardigheid en spreken 5.1 Gespreks- en spreekvormen 5.2 Gespreks-analyse en -strategieën 5.3 Gespreks- en spreekvaardigheidsdidactiek 5.4 Presentatietechnieken 6. Taalvaardigheid: schrijfvaardigheid 6.1 Tekstsoorten en –kenmerken 6.2 Schrijfproces en schrijfstrategieën 6.3 Schrijfvaardigheidsdidactiek 7. Taal-beschouwing: taalstructuren en welgevormdheid 7.1 Fonetiek, fonologie, morfologie, semantiek, lexicologie 7.2 Grammatica 7.3 Spelling 7.4 Spelling-didactiek 8. Taalbeschouwing: taalverwerving, taalgebruik en taalvariatie 8.1 Taalverwerving 8.2 Taalvariatie en taalverandering 8.3 Pragmatiek 8.4 Taalbeschouwingsdidactiek 9. Fictie: literaire/ fictionele teksten 9.1 Literaire genres, literaire/fictionele teksten en tekstkenmerken 9.2 Literatuurgeschiedenis 10. Fictie: lezen van literaire/fictionele teksten 10.1 Literaire analyse, interpretatie en kritiek 10.2 Stimuleren van leesontwikkeling 10.3 Literatuur-didactiek 11. Professionele context 11.1 Beroepsgroep 11.2 Onderzoek, vakliteratuur en internetsites 11.3 Geschiedenis van het schoolvak 11.4 Nederlands binnen vakoverstijgende contexten
KB Generiek
1. Leren in diverse contexten 1.1 Het concept leren 1.2 Visies op leren 1.3 Cognitie, werking van de hersenen en leren 1.4 Leerling-kenmerken 2. Didactiek en leren 2.1 Model didactische analyse 2.2 Leerdoelen en instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.4 Selectie en ontwerp van leermiddelen 2.5 Begeleiden van leerprocessen 2.6 Toetsing en evaluatie 3. Communicatie, interactie en groepsdynamica 3.1 Mentale modellen van communicatie 3.2 Gespreksvoering 3.3 Groepsdynamica 4. Ontwikkeling van de adolescent 4.1 Identiteitsontwikkeling 4.2 Morele ontwikkeling 4.3 Adolescent en seksualiteit 5. Leerlingen met speciale behoeften 5.1 Leerlingbegeleiding in school 5.2 Passend onderwijs voor iedereen? 5.3 Leerproblemen 5.4 Gedrag- en werkhoudingsproblemen 6. Professionele docenten 6.1 Professionele ontwikkeling 6.2 Praktijkonderzoek 6.3 Onderwijsinnovatie en werken in teams 6.4 Onderwijsvisie en -ethiek 7. Onderwijs in Nederland 7.1 Nederlands onderwijsstelsel 7.2 Onderwijsconcepten 7.3 Schoolorganisatie, structuur en cultuur 8. Pedagogische kwaliteit 8.1 Pedagogische driehoek 8.2 Doel, arrangement en voorwaarden 8.3 Pedagogisch leerplan en schools curriculum 8.4 Pedagogiek van het (V)MBO 9. Diversiteit en onderwijs 9.1 Onderwijskansen 9.2 Burgerschapsvorming 9.3 Omgaan met diversiteit 9.4 Culturen en levensbeschouwingen
Afstudeeropdracht
LiO
Voorbereiding afstuderen
Thema 8: LiO en afstudeeropd
Internationlisering
Cultuur en religie
Leiderschap
Onderwijskwaliteit
Leer- en gedragsproblemen (2)
Praktijkintegratie Literatuur
Thema 7: Beroepsoriëntatie Vakdidactiek literatuur & fictie/ Vakdidactiek L&F
Literatuurgeschiedenis
Thema 6: Literatuur
Bekwaam in literatuur en fictie
Praktijkintegratie Taalkunde
Vakdidactiek taalkunde
Thema 5: Taalkunde
Bekwaam in taalkunde
Praktijkintegratie Taalbeheersing
Vakdidactiek taalbeheersing / Vakdidactiek TB N
Bekwaam in taalbeheersing
Praktijkintegratie Pedagogiek
Thema 4: Taalbeheersi ng
Toetsontwikkeling
Onderwijskunde
Media pedagogiek
Algemene didactiek en instructiemethodes
Leer- en gedragsproblemen (1)
Praktijkintegratie EV van de leraar
Vakdidactiek / Vakdidactiek Nederlands
Literatuur en fictie
Taalkunde
Taalbeheersing
Omgaan met adolescenten
Thema 3: Pedagogiek
Thema 2: Eigen vaardigheid van de leraar
Praktijkintegratie Basisvaardigheden
Basisvaardigheden voor de professional
Basisvaardigheden voor de leraar
Onderzoeksvaardigheden
Inleiding digitaal portfolio
Thema 1: Basisvaardigheden
Studievaardigheden
LVO Nederlands
KB Engels
KB Generiek
1. Taalvaardigheden 1.1 De vier vaardigheden 1.2 Engels in de klas 2. Taalkundige kennis 2.1 Algemene taalwetenschap 2.2 Grammatica 2.3 Lexicale kennis 2.4 Fonetiek, uitspraak en fonologie 2.5 Varianten van het Engels 3. Sociaal-culturele kennis over doeltaallanden 3.1 Kennis van land en samenleving 3.2 Kennis van geschiedenis en geografie 3.3 Kennis van literatuur en cultuur 3.4 Intercultureel bewustzijn 4. Engels als schoolvak 4.1 Kerndoelen en examens 4.2 Engels in het curriculum 4.3 Vak en maatschappij 4.4 Niveau 4.5 Tussentalen 4.6 Doeltaal als voertaal 4.7 Engels als tweede taal 4.8 Interferentie 4.9 Didactiek 4.10 Technieken en hulpmiddelen 4.11 Leermateriaal 4.12 Leesmateriaal 4.13 Ontwikkelingen 4.14 Vakgerichte verenigingen en vakbladen 4.15 Contacten 4.16 ICT 5. Het leren van een taal 5.1 Het leren van een taal 5.2 Cognitieve en meta-cognitieve strategieën 5.3 Methodologieën voor het onderwijzen van Engels 5.4 Motivatie 5.5 Woordenschat 5.6 Grammatica 5.7 Taalvaardigheden 5.8 Uitspraak 5.9 Socio-culturele kennis en intercultureel bewustzijn 5.10 Communicatiestrategieën 6. Taalachtergrond van de leerlingen 6.1 Moedertaal 6.2 Taalniveau’s 6.3 In aanraking komen met de Engelse taal 6.4 Varianten van het Engels 6.5 Ervaring met het leren van een taal 6.6 Verwachtingen 6.7 Attitude 6.8 Speciale behoeften 6.9 Internationalisering 7. MVT-vakdidactiek specifiek 7.1 Methodologieën van MVT 7.2 BVE-specifiek 7.3 Projecten 7.4 Organiseren 7.5 Kennisbronnen didactiek 1. Leren in diverse contexten 1.1 Het concept leren 1.2 Visies op leren 1.3 Cognitie, werking van de hersenen en leren 1.4 Leerling-kenmerken 2. Didactiek en leren 2.1 Model didactische analyse 2.2 Leerdoelen en instructiemodellen 2.3 Vormgeving van leerprocessen 2.4 Selectie en ontwerp van leermiddelen 2.5 Begeleiden van leerprocessen 2.6 Toetsing en evaluatie 3. Communicatie, interactie en groepsdynamica 3.1 Mentale modellen van communicatie 3.2 Gespreksvoering 3.3 Groepsdynamica 4. Ontwikkeling van de adolescent 4.1 Identiteitsontwikkeling 4.2 Morele ontwikkeling 4.3 Adolescent en seksualiteit 5. Leerlingen met speciale behoeften 5.1 Leerlingbegeleiding in school 5.2 Passend onderwijs voor iedereen? 5.3 Leerproblemen 5.4 Gedrag- en werkhoudingsproblemen 6. Professionele docenten 6.1 Professionele ontwikkeling 6.2 Praktijkonderzoek 6.3 Onderwijsinnovatie en werken in teams 6.4 Onderwijsvisie en -ethiek 7. Onderwijs in Nederland 7.1 Nederlands onderwijsstelsel 7.2 Onderwijsconcepten 7.3 Schoolorganisatie, structuur en cultuur 8. Pedagogische kwaliteit 8.1 Pedagogische driehoek 8.2 Doel, arrangement en voorwaarden 8.3 Pedagogisch leerplan en schools curriculum 8.4 Pedagogiek van het (V)MBO 9. Diversiteit en onderwijs 9.1 Onderwijskansen 9.2 Burgerschapsvorming 9.3 Omgaan met diversiteit 9.4 Culturen en levensbeschouwingen
Afstudeeropdracht
LiO
Voorbereiding afstuderen
Thema 8: LiO en afstudeerop dracht
Internationlisering
Cultuur en religie
Leiderschap
Onderwijskwaliteit
Thema 7: Beroepsoriëntatie
Leer- en gedragsproblemen (2)
Praktijkintegratie Literatuur
Fiction and literary methodology
Socio-cultural aspect
Literary history
Thema 6: Literatuur
Advanced literature and fiction
Praktijkintegratie Taalkunde
English methodology
Thema 5: Taalkunde
Advanced Linguistics
Praktijkintegratie Taalbeheersing
Teaching English as a foreign language 2
Praktijkintegratie Pedagogiek
Toetsontwikkeling
Onderwijskunde
Media pedagogiek
Algemene didactiek en instructiemethodes
Leer- en gedragsproblemen (1)
Advanced language skills
Thema 4: Taalbeheers ing
Thema 3: Pedagogiek
Omgaan met adolescenten
Praktijkintegratie EV van de leraar
Vakdidactiek /Teaching English as a foreign lan
Culture and literature
Praktijkintegratie Basisvaardigheden
Basisvaardigheden voor de professional
Basisvaardigheden voor de leraar
Onderzoeksvaardigheden
Inleiding digitaal portfolio
Studievaardigheden
LVO Engels
Linguistics
Thema 2: Eigen vaardigheid van de leraar
Language skills
Thema 1: Basisvaardigheden
Bijlage 6 Leerplan Language skills
Leer en toetsplan module: Language Skills 1. Naam van de module Noem hier de naam van de module en benoem het aantal EC. Naam : Language Skills EC :6 2. Doelstelling van de module Benoem hier de bekwaamheidseisen van de module zoals opgenomen in het beroeps- en opleidingsprofiel (matrix). Geef de relatie tussen de opleidingscompetenties en de leerstof, zoals deze ook terug komt in het beroep- en opleidingsprofiel. De module Language Skills heeft als doel de Engelse taalvaardigheid van de student te verhogen, zodat hij competent is Engelse les te geven aan anderen. De student moet verzekerd en comfortabel in staat zijn te begrijpen, communiceren en converseren in de Engelse taal. Door middel van vele opdrachten en theoretische uitleg in de studiewijzer komen de vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven uitgebreid aan bod. Ook is er veel aandacht voor grammatica en wordt de vocabulaire bewust (d.m.v. woordenlijsten) al dan niet onbewust (d.m.v. leesvaardigheid) uitgebreid. De Engelse cultuur komt ook aan bod, door middel van verscheidene leesteksten met diverse onderwerpen. Door de opbouw van de module, wordt de geleerde theorie direct in de praktijk toegepast in de vele (multimediale) opdrachten. De student beheerst de leerstof waarvoor hij verantwoordelijk is en kent de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak [met name gericht op de beroepspraktijk]. Hij kan de leerstof aanvullen of verrijken, zich nieuwe leerstof eigen maken en die introduceren (VIB1).
Geef aan welke categorieën uit de kennisbasis in deze module worden verwerkt. Uit de kennisbasis worden de volgende categorieën in de module verwerkt: 1. Taalvaardigheden 1.1 De vier vaardigheden: Beheerst het Engels op het niveau vaardig taalgebruiker van het Europees Referentiekader (een voldoende (pass) voor alle onderdelen van het Cambridge Certificate of Proficiency in English) in de vaardigheden lezen, spreken (zowel spreekvaardigheid als gespreksvaardigheid), luisteren en schrijven. Kan bijvoorbeeld: • advise on or talk about complex or sensitive issues
1 van 12
understanding colloquial references and dealing confidently with hostile questions • understand documents, correspondence and reports, including the finer points of complex texts, en • write letters on any subject and full notes of meetings or seminars with good expression and accuracy. Voor meer can do statements, zie CPE Handbook. 1.2 Engels in de klas: Kan de doeltaal als voertaal in mondelinge of schriftelijke interactie met leerlingen gebruiken in de klas, aangepast aan het juiste niveau en binnen het juiste register. 2. Taalkundige kennis 2.2 Grammatica: Kan de belangrijkste grammaticale concepten herkennen en benoemen en kent de regels van de grammatica die nodig zijn bij het onderwijzen van de vreemde taal. Kan de belangrijkste verschillen tussen de grammaticale systemen van het Nederlands en de doeltaal benoemen en op grond daarvan voorspellen welke communicatieverstorende problemen frequent optreden bij leerlingen. Heeft kennis van de linguïstieke eigenschappen die kenmerkend zijn voor verschillende soorten teksten en die teksten samenhang geven 2.3 Lexicale kennis: Beheerst de doeltaal qua lexicale en orthografische competentie op het niveau vaardig taalgebruiker van het Europees Referentiekader. 2.4 Fonetiek, uitspraak en fonologie: Heeft kennis van de spraakorganen en weet hoe de belangrijkste klanken in het Engels worden gerealiseerd. Kent de verschillende fonemen en de daarbij horende fonetische symbolen en hun uitspraak in één of meer van de standaardvarianten van het Engels. Weet hoe woorden uitgesproken worden in de belangrijkste varianten van de Engelse taal (met inbegrip van zwakke vormen, assimilatie, elisie en beklemtoning) zowel binnen een woord als in een zin. Kan de belangrijkste verschillen tussen de fonologische en grammaticale systemen van het Nederlands en de doeltaal benoemen en op grond daarvan voorspellen welke communicatieverstorende problemen frequent optreden bij leerlingen. 5. Het leren van een taal 5.8 Uitspraak Weet op welke manieren een juiste uitspraak en intonatie verworven kunnen worden en past deze strategieën effectief toe in het talenonderwijs.
2 van 12
3. Globale beschrijving leerdoelen Geef hier de leerdoelen van de module weer. Formuleer de doelen SMART en naar concreet observeerbaar te meten gedrag. Voorbeeld: De student weet wat registerdoelen zijn. De student kan uitleggen wat de rangorde van hypotheken inhoudt. De student kan een notarisafrekening toelichten. Vermijd werkwoorden zoals: (betekenis) kennen, weten, begrijpen, inzicht hebben, inzien, op de hoogte zijn. Gebruik werkwoorden zoals: noemen, schrijven, tekenen, aanwijzen, oplossen, uitvoeren, analyseren, selecteren, demonstreren. De student kan zijn zwakke en sterke kanten benoemen betreffende de Engelse taal. De student weet welk ERK taalniveau hij bezit. De student beheerst leesvaardigheid op B2 niveau, waarbij hij om kan gaan met verschillende soorten tekst, zoals fictie, kranten en tijdschriften. De student beheerst luistervaardigheid op B2 niveau, waarbij hij verscheidene gesproken teksten kan volgen en begrijpen, zoals nieuws programma’s, presentaties en alledaagse gesprekken. De student beheerst schrijfvaardigheid op B2 niveau, waarbij hij om kan gaan met verschillende soorten tekst, zoals brieven, verslagen en korte verhalen. De student beheerst spreekvaardigheid op B2 niveau, waarbij hij effectief kan communiceren.
4. Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld) Benoem hier hoe de cursus aansluit op de wensen van de doelgroep en de wensen van het werkveld. In deze paragraaf is de legitimatie van de keuze te vinden van deze cursus/module. Neem hierbij ook het beroeps- en opleidingsprofiel mee. Studenten die graag docent Engels willen worden, worden verwacht zelf een gevorderde beheersing in de Engelse taal te hebben. Wanneer zij dit nog niet hebben of hun taal op willen frissen, is het mogelijk om de cursus Engels voor Beginners te volgen. De module Language Skills sluit hier goed op aan. Er wordt veel zelfstandigheid verwacht van de student bij het bestuderen van de lesstof en het maken van de opgaven, waardoor de student op eigen tempo door de stof heen zal gaan. Niet elke student heeft namelijk hetzelfde startniveau, maar de module zorgt wel voor een evenredig eindniveau van B2 volgens het ERK. Bovendien zal deze module ook de zwakke gebieden aangeven en de juiste handvatten aanbieden om deze gebieden te verbeteren.
5. Beheersingsniveau, relatie met HBO doelstellingen (NVAO-kader) Leg uit hoe het niveau zich verhoudt met het kader van het hoger onderwijs. Geef bijvoorbeeld aan op welk niveau (Meijerink) de module aangeboden wordt en de toets plaatsvindt.
3 van 12
Licht toe welke Dublin Descriptoren aan bod komen en op welke manier. In het opleidingsprofiel staat welke Dublin descriptoren er in de module aan bod moeten komen Het uitstroomniveau van eindexamen HAVO niveau is vastgesteld op B1 volgens het ERK. Dit is ook het niveau waarop de module start. Het niveau aan het einde van de module ligt op B2, zodat studenten goed voorbereid zijn op het Cambridge First Exam. Dublin Descriptoren alleen van toepassing voor HBO-modules Dublin descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
4 van 12
van toepassing in module Studenten worden verwacht een gevorderd (B2) niveau van de Engelse taal te beheersen. Het doel van deze module is om te bouwen op voorafgaande kennis en om die reden wordt er gebouwd op het beheersingsniveau. Studenten zullen hun begrip en communicatievaardigheden in de Engelse taal vergroten. Studenten zijn in staat kennis door de vier basis vaardigheidsgebieden te demonstreren, namelijk lezen, schrijven, spreken en luisteren. De vele opgaven (zowel schriftelijk als multimediaal) dragen hier aan bij. Uiteindelijk zullen studenten in staat zijn hun geleerde handvatten en technieken zelf toe te passen in hun eigen vaardigheden alsmede zelfstandig toe te passen tijdens hun eigen lessen. Door de leesteksten met verscheidene onderwerpen, leert de student kritisch teksten te beoordelen op inhoud.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Aan het einde van deze module hebben studenten hun communicatievaardigheden in de Engelse taal zodanig vergroot zodat deze gebruikt kunnen worden in hun persoonlijke leven, tijdens hun eigen lessen en al reizende in Engelssprekende landen. Dit komt door het constante oefenen van geleerde lessen oefeningen ontworpen om kennis te behouden en uitspraak, schrijven en converseren te beheersen.
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Door de uitgebreide uitleg en vele oefen- en inzendopgaven is de niveaustijging duidelijk zichtbaar. Het Cambridge First Exam kan succesvol worden afgerond.
5 van 12
6. Nodige voorkennis / positie in de opleiding Definieer de voorkennis die nodig is voor de opleiding. Geef de plek in de opleiding aan en motiveer deze plek. Van de student wordt verwacht de Engelse taal te beheersen op bovengemiddeld niveau (B1 uitstroomniveau vanaf de HAVO). Er wordt ook verwacht van studenten dat zij op z'n minst bekend zijn met het gebruik van computers en het internet, gezien het om afstandsonderwijs gaat waarin contact op afstand is. Deze module in de propedeuse legt de basis voor taalbeheersing in de hoofdfase. De student kan d.m.v. kennistesten toetsen of hij het B1 niveau voldoende beschikt. Indien studenten onvoldoende het B1 niveau bezitten, kunnen zij het materiaal Engels voor beginners bestuderen. Deze lesstof wordt hen als naslagwerk opgestuurd. 7. Lesmateriaal, literatuur en campus. Geef hier aan welke literatuur er gebruikt wordt, of er gewerkt wordt met een digitale of papieren studiewijzer, of dat er eigen lesmateriaal ontwikkeld wordt. N.B. MEDEGEBRUIK. LOI heeft veel verschillende titels in haar diverse assortiment. Kijk op www.loi.nl en zoek op onderwerpen die bij u in de module voorkomen. Wellicht is er overeenkomstig lesmateriaal beschikbaar. Dit lesmateriaal kan op aanvraag naar u opgestuurd worden om te zien of u medegebruik van het materiaal kan maken. Dit scheelt een hoop ontwikkelingstijd en -kosten. Er wordt gebruik gemaakt van de cursus Engels voor Gevorderden. Dit bestaat uit de studiewijzer en multimediale opdrachten. 8. Werkvormen en docentenbegeleiding Met welke werkvormen gaat de student leren? Zelfstudie, kennistrainers? Hoe ziet het huiswerktraject eruit? Definieer hier de inzendopgaven inclusief de nakijktijden. Is er een contactdagdeel noodzakelijk (bijvoorbeeld bij het oefenen van vaardigheden)? Hoe zou de invulling van een dagdeel contact eruit zien? Is het zinvol om een digitale hoorcollege op te nemen in de studieactiviteiten (kan introductie van de module, uitleg van lastige leerstof of rollenspel zijn)? De module Language Skills bestaat voornamelijk uit zelfstudie door middel van de studiewijzer. Inzendopgaven worden beoordeeld door de docent, waarbij feedback wordt gegeven. Er is een les van een dagdeel beschikbaar, waarin studenten de kans krijgen hun spreekvaardigheid te oefenen. De doelstellingen van deze les is als volgt: Het duidelijk en gedetailleerd beschrijven van onderwerpen door de cursist, specifieke standpunten ontwikkelen en afronden met een passende discussie. Brits of Amerikaans Engels is toegestaan als het maar consequent is. De student:
6 van 12
-
kan zich vloeiend en spontaan uitdrukken kan in het Engels communiceren op niveau B2 van het ERK (Europees Referentie Kader) kan een korte presentatie geven in het Engels kan de correcte Engelse uitspraak toepassen (Brits of Amerikaans maar wel consequent)
Studenten krijgen de opdracht zich voor te bereiden op een onderwerp wat zij lastig vinden om over te spreken in de Engelse taal. Hier gaan zij over discussiëren tijdens de les en oefenen met goed onderbouwde discussies. Ook komt Amerikaanse/Britse uitspraak aan bod. Er zijn 20 inzendopgaven, waarvan de meeste bestaan uit deelopgaven. In deze opgaven wordt met name grammatica getoetst, maar ook schrijf- en spreekopdrachten komen aan bod. Inzend opgave 1
2 3
4 5
6 7
8 9
Inhoud Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave
Nakijktijd 1: 2: 3: 4: 5: 1: 2: 1: 2: 3: 4: 5: 1: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 1: 2: 1: 2: 3: 4: 5: 1: 1: 2: 3: 4: 5: 6:
Invulopdracht Schrijfopdracht Werkwoordvervoeging Grammatica opdracht Schrijfopdracht Spreekopdracht Spreekopdracht Grammatica opdracht Schrijfopdracht Vertaalopdracht Werkwoordvervoeging Werkwoordvervoeging Uitspraakopdracht Werkwoordvervoeging Grammatica opdracht Grammatica opdracht Werkwoordvervoeging Werkwoordvervoeging Schrijfopdracht Schrijfopdracht Uitspraakopdracht Spreekopdracht Grammatica opdracht Grammatica opdracht Schrijfopdracht Vertaalopdracht Schrijfopdracht Spreekopdracht Grammatica opdracht Grammatica opdracht Schrijfopdracht Grammatica opdracht Leesopdracht n.a.v. gedicht Schrijfopdracht
7 van 12
15 min
10 min 15 min
5 min 15 min
10 min 15 min
5 min 15 min
10 11
12 13
14 15
16 17
18 19
20
Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave Opgave
1: 2: 1: 2: 3: 4: 5: 1: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 1: 2: 1: 2: 3: 4: 5: 1: 1: 2: 3: 4: 5: 1: 2: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 1: 2:
Spreekopdracht Spreekopdracht Grammatica opdracht Grammatica opdracht Schrijfopdracht Schrijfopdracht Schrijfopdracht Uitspraakopdracht Vocabulaire opdracht Grammatica opdracht Grammatica opdracht Schrijfopdracht Schrijfopdracht Schrijfopdracht Spreekopdracht Spreekopdracht Werkwoordvervoeging Grammatica opdracht Werkwoordvervoeging Leesopdracht n.a.v. gedicht Schrijfopdracht Uitspraakopdracht Uitschrijfopdracht Grammatica opdracht Vocabulaire opdracht Grammatica opdracht Schrijfopdracht Spreekopdracht Spreekopdracht Grammatica opdracht Grammatica opdracht Werkwoordvervoeging Grammatica opdracht Vocabulaire opdracht Vocabulaire opdracht Spreekopdracht Spreekopdracht
10 min 15 min
5 min 15 min
10 min 15 min
5 min 15 min
10 min 15 min
10 min
9. Vormgeving van de cursus/module Geef het aantal hoofdstukken en het aantal inzendopgaven. De informatie kan tevens gebruikt worden voor het vullen van campus en het briefen van marketing. Motiveer de vormgeving van de cursus en laat zien hoe de thema’s verdeeld zijn over hoofdstukken (inhoudsopgave) en waar de inzendmomenten (huiswerkopdrachten) staan. In geval van een studiewijzer; geef aan hoe de hoofdstukken in de boeken zich verhouden met de studiewijzer. Geef aan wat er per hoofdstuk aan bod komt.
8 van 12
Aantal hoofdstukken: 40 Aantal inzendopgaven: 20 Elk hoofdstuk begint met een korte introductie waarin uitgelegd wordt wat de student gaat leren. Hierna volgt een enkele of meerdere dialogen, waarin de student kennis opdoet betreffende de Engelse cultuur of andere informatie. Hier hoort een woordenlijst bij en vragen worden beantwoord. Grammatica en uitspraak komen allebei uitgebreid aan bod met een aantal oefenopgaven. Sommige hoofdstukken bevatten een leestekst, anderen een luistertekst. Tot slot eindigt het hoofdstuk met een beknopt overzicht van de geleerde stof en een uitwerking van de oefenopgaven. Telkens na enkele hoofdstukken is in de campus een Multimediale Opdracht beschikbaar. Deze dient de student te maken. Inhoudsopgave: Hoofdstuk 1 2 Inzendopgave 1 3 4 Inzendopgave 2 5 6 Inzendopgave 3 7 8 Inzendopgave 4 9 10 Inzendopgave 5 11 12 Inzendopgave 6 13 14 Inzendopgave 7
Inhoud Introduction and greetings Finding a hotel Inzendcode 627J2
Spreken x
Inviting people to one’s house Eating out Inzendcode 627J4
x
x
x x
x
Telephoning and making appointments Transport and travel Inzendcode 627J6
x
x
x
x
x
x
Shopping At the bank and the post office Inzendcode 627J8
x x
x x
x
Information Letters – Brieven Inzendcode 627J10 Dialogues Recreation Inzendcode 627J12 Relations Business relations Inzendcode 627J14
x
x
Schrijven
x
Luisteren x
Lezen x
x x
x x
x
x x x x
9 van 12
x x
x
x
x
x x x x
x
x x
Hoofdstuk 15 16 Inzendopgave 8 17 18 Inzendopgave 9 19 20 Inzendopgave 10 21 22 Inzendopgave 11 23 24 Inzendopgave 12 25 26 Inzendopgave 13 27 28 Inzendopgave 14 29 30 Inzendopgave 15 31 32 Inzendopgave 16 33 34 Inzendopgave 17
Inhoud Employment and education Texts and dialogue Inzendcode 627J16 The media, the arts and economics The urban and rural environment Inzendcode 627J18 Forms and announcements The arts Inzendcode 627J20 The enquiry – de aanvraag Seeing the sights Inzendcode 627J22 Trading abroad The media Inzendcode 627J24 Verbal communication Non-verbal communication Inzendcode 627J26 Speaking a foreign language Travelling abroad Inzendcode 627J28 International exchange Health Inzendcode 627J30 Sports Higher education Inzendcode 627J32 Language and dialect Charities Inzendcode 627J34
Spreken
Schrijven
Luisteren x
Lezen x x
x x
x
x
x
x x x
x x
x
x
x
x x
x x
x x x x x
x x x
x
x
x
x
x x
10 van 12
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x
x
x
x
x
Hoofdstuk 35 36 Inzendopgave 18 37 38 Inzendopgave 19 39 40 Inzendopgave 20
Inhoud Holding a meeting Organizing a conference Inzendcode 627J36 Information and guidelines The United States and Canada Inzendcode 627J38 South Africa, Australia and New Zealand English in different cultures Inzendcode 627J40
Spreken
Schrijven
Luisteren x x
Lezen x x
x x x
x
x x
x
x x
x
x
x
x
x
10.Toetsing van de module Geef aan hoe er getoetst gaat worden en waarom. Hoe draagt de toetsing bij aan het bereiken van het doel? Een bacheloropleiding zal behalve uit kennis- en begripsvragen vooral uit toepassings- en analysevragen bestaan. De student maakt 20 inzendopgaven die (formatief) beoordeeld worden door de docent. Daarnaast vindt aan het einde van de module een examen plaats, te weten het First Certificate in English (FCE) van de University of Cambridge ESOL Examinations. Dit examen is op B2 niveau volgens het Europees Referentiekader. Het FCE bestaat uit de volgende onderdelen:
Paper
Content
Reading (1 hour)
3 parts/30 questions
Marks (% of total)
Purpose
20%
Shows you can deal confidently with different types of text, such as fiction, newspapers and magazines.
20%
Requires you to be able to produce two different pieces of writing, such as letters, reports, reviews and short stories.
Writing (1 hour 20 minutes)
2 parts
Use of English (45 minutes)
4 parts/42 questions
20%
Your use of English will be tested by tasks which show how well you can control your grammar and vocabulary.
Listening (about 40
4 parts/30 questions
20%
Requires you to be able to follow and understand a range of spoken materials, such as news
11 van 12
Paper
Content
Marks (% of total)
minutes) Speaking (14 minutes per pair of candidates)
Purpose programmes, presentations and everyday conversations.
4 parts
20%
Tests your ability to communicate effectively in face-to-face situations. You will take the Speaking test with one or two other candidates.
(bron: http://www.cambridgeesol.org/exams/fce/index.html)
11.Toetsmatrijs Vul bijlage 1: Toetsmatrijs in. De toetsmatrijs biedt houvast en structuur bij het ontwerpen van de toets en het ontwikkelen van de toetsvragen. Het gebruik van een toetsmatrijs garandeert een juiste verdeling van vragen over de toetstermen. Hierdoor zorgt u ervoor dat de toets representatief is voor de te toetsen leerdoelen. Op basis van een toetsmatrijs kunnen er verschillende gelijkwaardige toetsen samengesteld worden. De toetsmatrijs wordt gebruikt tegenover derden om de inhoud van de toets te verantwoorden Zie bijlage 1 Toetsmatrijs Language Skills.
12.Studiebelasting Vul bijlage 2: Studiebelasting in. Dit overzicht biedt houvast aan de te verdelen studieuren van de module. Zie bijlage 2 Studiebelasting Language Skills.
12 van 12
-1-
First Certificate of English 4 uur
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
Toets- examennaam Duur examen (minuten) Er kunnen vragen in het examen zitten die niet los van elkaar gesteld kunnen worden (bijvoorbeeld omdat ze bij een case of situatiebeschrijving horen). Als dat binnen dit examen het geval is, wilt u dan hier aangeven welke vragen bij elkaar
Extra gegevens (in het geval van een examen)
2
30 MK vragen
20% van totaal 20% van totaal 100 % 102
Soort vraag Taxonomie waar een toetsterm op wordt getoetst Kennis Begrip Toepassen Analyseren, Synthetiseren, MK Open Evalueren 30 MK vragen 2 open vragen 42 MK vragen
Aantal vragen (aantal punten) 20% van totaal 20% van totaal 20% van totaal
(in te vullen door projectleider LOI) Language Skills (in te vullen door projectleider LOI) Examen (First Certificate in English (FCE) van de University of Cambridge ESOL Examinations)
Toetsterm (te toetsen einddoel) De student kan verschillende teksten begrijpen, zoals fictie, kranten en tijdschriften. De student kan twee verschillende teksten schrijven, zoals brieven, verslagen, recensies en korte verhalen. De student kan aantonen dat zijn grammatica en vocabulaire op het juiste niveau (B2) is. De student kan een reeks van gesproken materiaal volgen en begrijpen, zoals nieuws programmas, presentaties en alledaagse gesprekken. De student kan effectief communiceren in een face-to-face gesprek met de examinator. Totaal
Kerngegevens examen Croho Module Vak Toetssoort Puntentotaal
Bijlage 1 Toetsmatrijs
-2-
(Geef elke versie van de bijlage dezelfde bestandsnaam en geef het bestand een versienummer)
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
horen? Zijn er hulpmiddel nodig bij het maken van het examen? Zijn er bijlagen nodig bij het maken van het examen?
Bijlage 7 Leerplan Advanced language skills
Leer en toetsplan module: Advanced Language Skills 1. Naam van de module Noem hier de naam van de module en benoem het aantal EC. Naam : Advanced Language Skills EC : 15 2. Doelstelling van de module Benoem hier de bekwaamheidseisen van de module zoals opgenomen in het beroeps- en opleidingsprofiel (matrix). Geef de relatie tussen de opleidingscompetenties en de leerstof, zoals deze ook terug komt in het beroep- en opleidingsprofiel. De module Advanced Language Skills geeft een verdieping van de eigen taalvaardigheid van de student op het gebied van Engelse taalbeheersing. Het bouwt verder op de module Language Skills uit de propedeuse. Het doel van de module is de taalvaardigheid van de student te verhogen, zodat hij competent is Engelse les te geven aan anderen. De student moet verzekerd en comfortabel in staat zijn te begrijpen, communiceren en converseren in de Engelse taal. In deze module komen complexere grammaticale onderwerpen aan bod, alsmede een uitgebreide vocabulaire. De module Language Skills heeft als doel de Engelse taalvaardigheid van de student te verhogen, zodat hij competent is Engelse les te geven aan anderen. Door middel van vele opdrachten en theoretische uitleg in de studiewijzer komen de vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven uitgebreid aan bod. De leesteksten zijn op een hoger niveau dan in de module Language Skills en hieraan wordt direct vocabulaire gekoppeld. Op deze manier vergroot de student zijn vocabulaire en verbetert tegelijkertijd zijn leesvaardigheden. Ook luister-, spreek- en schrijfopdrachten zijn van een hoger niveau en verwachten meer een meer autonome aanpak van de student. Deze dient zich op correcte wijze uit te kunnen drukken in de Engelse taal op C1 niveau van het ERK. De student beheerst de leerstof waarvoor hij verantwoordelijk is en kent de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak (met name gericht op de beroepspraktijk). Hij kan de leerstof aanvullen of verrijken, zich nieuwe leerstof eigen maken en die introduceren (VIB1). De kerndoelen, eindtermen en eindexamenprogramma’s zijn bekend (VIB3). De module Advanded Language Skills sluit als het ware naadloos aan op de module Language Skills. De student kan de niveaus van taalbeheersing overzien en doorvertalen naar het VO curriculum (VIB4). De student zal de koppeling naar de praktijk makkelijk kunnen maken, gezien hij ervaring in de praktijk heeft opgedaan en bekend is met de verschillende onderwijsniveaus (VIB5).
1 van 14
Geef aan welke categorieën uit de kennisbasis in deze module worden verwerkt. Uit de kennisbasis worden de volgende categorieën in de module verwerkt: 1. Taalvaardigheden 1.1 De vier vaardigheden: Beheerst het Engels op het niveau vaardig taalgebruiker van het Europees Referentiekader (een voldoende (pass) voor alle onderdelen van het Cambridge Certificate of Proficiency in English) in de vaardigheden lezen, spreken (zowel spreekvaardigheid als gespreksvaardigheid), luisteren en schrijven. Kan bijvoorbeeld: • advise on or talk about complex or sensitive issues understanding colloquial references and dealing confidently with hostile questions • understand documents, correspondence and reports, including the finer points of complex texts, en • write letters on any subject and full notes of meetings or seminars with good expression and accuracy. 1.2 Engels in de klas: Kan de doeltaal als voertaal in mondelinge of schriftelijke interactie met leerlingen gebruiken in de klas, aangepast aan het juiste niveau en binnen het juiste register. 2. Taalkundige kennis 2.2 Grammatica: Kan de belangrijkste grammaticale concepten herkennen en benoemen en kent de regels van de grammatica die nodig zijn bij het onderwijzen van de vreemde taal. Kan de belangrijkste verschillen tussen de grammaticale systemen van het Nederlands en de doeltaal benoemen en op grond daarvan voorspellen welke communicatieverstorende problemen frequent optreden bij leerlingen. Heeft kennis van de linguïstieke eigenschappen die kenmerkend zijn voor verschillende soorten teksten en die teksten samenhang geven 2.3 Lexicale kennis: Beheerst de doeltaal qua lexicale en orthografische competentie op het niveau vaardig taalgebruiker van het Europees Referentiekader. 2.4 Fonetiek, uitspraak en fonologie: Heeft kennis van de spraakorganen en weet hoe de belangrijkste klanken in het Engels worden gerealiseerd. Kent de verschillende fonemen en de daarbij horende fonetische symbolen en hun uitspraak in één of meer van de standaardvarianten van het Engels. Weet hoe woorden uitgesproken worden in de belangrijkste varianten van de Engelse taal (met inbegrip van zwakke vormen, assimilatie, elisie en beklemtoning) zowel binnen een woord als in een zin. Kan de belangrijkste verschillen tussen de fonologische en grammaticale systemen van het Nederlands en de doeltaal benoemen en op grond daarvan voorspellen welke communicatieverstorende problemen frequent optreden bij leerlingen. 2.5
Varianten van het Engels:
2 van 14
Kent enige kenmerken van de belangrijkste varianten van de Engelse taal en heeft enige kennis van de ontwikkeling van de Engelse taal.
3. Globale beschrijving leerdoelen Geef hier de leerdoelen van de module weer. Formuleer de doelen SMART en naar concreet observeerbaar te meten gedrag. Voorbeeld: De student weet wat registerdoelen zijn. De student kan uitleggen wat de rangorde van hypotheken inhoudt. De student kan een notarisafrekening toelichten. Vermijd werkwoorden zoals: (betekenis) kennen, weten, begrijpen, inzicht hebben, inzien, op de hoogte zijn. Gebruik werkwoorden zoals: noemen, schrijven, tekenen, aanwijzen, oplossen, uitvoeren, analyseren, selecteren, demonstreren. De student kan zijn zwakke en sterke kanten benoemen betreffende de Engelse taal. De student weet welk ERK taalniveau hij bezit. De student kan de geleerde stof van de module Language Skills gebruiken als handvat om verder te groeien in zijn taalvaardigheid tijdens de module Advanced Language Skills. De student beheerst leesvaardigheid op C1 niveau, waarbij hij om kan gaan met verschillende soorten tekst, zoals fictie, kranten en betogen. De student beheerst luistervaardigheid op C1 niveau, waarbij hij verscheidene gesproken teksten kan volgen en begrijpen, zoals nieuws programma’s, presentaties en alledaagse gesprekken. De student beheerst schrijfvaardigheid op C1 niveau, waarbij hij om kan gaan met verschillende soorten tekst, zoals brieven, verslagen en (korte) verhalen. De student beheerst spreekvaardigheid op C1 niveau, waarbij hij effectief kan communiceren.
4. Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld) Benoem hier hoe de cursus aansluit op de wensen van de doelgroep en de wensen van het werkveld. In deze paragraaf is de legitimatie van de keuze te vinden van deze cursus/module. Neem hierbij ook het beroeps- en opleidingsprofiel mee. Studenten die de module Advanced Language Skills volgen, worden verwacht hiervoor de module Language Skills in de propedeuse te hebben voltooid. Daarom zal het niveau van de student op B2 liggen. Studenten die graag docent Engels willen worden, worden verwacht zelf een gevorderde beheersing in de Engelse taal te hebben. Er wordt veel zelfstandigheid verwacht van de student bij het bestuderen van de lesstof en het maken van de opgaven, waardoor de student op eigen tempo door de stof heen zal gaan. Bovendien zal deze module ook de zwakke gebieden aangeven en de juiste handvatten aanbieden om deze gebieden te verbeteren.
3 van 14
5. Beheersingsniveau, relatie met HBO doelstellingen (NVAO-kader) Leg uit hoe het niveau zich verhoudt met het kader van het hoger onderwijs. Geef bijvoorbeeld aan op welk niveau (Meijerink) de module aangeboden wordt en de toets plaatsvindt. Licht toe welke Dublin Descriptoren aan bod komen en op welke manier. In het opleidingsprofiel staat welke Dublin descriptoren er in de module aan bod moeten komen Het uitstroomniveau van de module Language Skills in de propedeuse ligt op B2 niveau volgens het ERK. Aan het einde van de module Advanced Language Skills zal de student niveau C1 beheersen. Dublin Descriptoren alleen van toepassing voor HBO-modules Dublin descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een
4 van 14
van toepassing in module Studenten worden verwacht een gevorderd (C1) niveau van de Engelse taal te beheersen. Het doel van deze module is om te bouwen op voorafgaande kennis en om die reden wordt er gebouwd op het beheersingsniveau. Studenten zullen hun begrip en communicatievaardigheden in de Engelse taal vergroten. Studenten zijn in staat kennis door de vier basis vaardigheidsgebieden te demonstreren, namelijk lezen, schrijven, spreken en luisteren. De vele opgaven (zowel schriftelijk als multimediaal) dragen hier aan bij. Uiteindelijk zullen studenten in staat zijn hun geleerde handvatten en technieken zelf toe te passen in hun eigen vaardigheden alsmede zelfstandig toe te passen tijdens hun eigen lessen. Door de leesteksten met verscheidene onderwerpen, leert de student kritisch teksten te beoordelen op inhoud.
Aan het einde van deze module hebben studenten hun communicatievaardigheden in de
publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Engelse taal zodanig vergroot zodat deze gebruikt kunnen worden in hun persoonlijke leven, tijdens hun eigen lessen en al reizende in Engelssprekende landen. Dit komt door het constante oefenen van geleerde lessen oefeningen ontworpen om kennis te behouden en uitspraak, schrijven en converseren te beheersen. Door de uitgebreide uitleg en vele oefen- en inzendopgaven is de niveaustijging duidelijk zichtbaar. Het Certificate in Advanced English (CAE) van de University of Cambridge ESOL kan succesvol worden afgerond.
6. Nodige voorkennis / positie in de opleiding Definieer de voorkennis die nodig is voor de opleiding. Geef de plek in de opleiding aan en motiveer deze plek. Van de student wordt verwacht de Engelse taal te beheersen op bovengemiddeld niveau (B2 niveau, gebaseerd op afronding van Language Skills). Er wordt ook verwacht van studenten dat zij op z'n minst bekend zijn met het gebruik van computers en het internet, gezien het om afstandsonderwijs gaat waarin contact op afstand is. Deze module vindt plaats in de hoofdfase. 7. Lesmateriaal, literatuur en campus. Geef hier aan welke literatuur er gebruikt wordt, of er gewerkt wordt met een digitale of papieren studiewijzer, of dat er eigen lesmateriaal ontwikkeld wordt. N.B. MEDEGEBRUIK. LOI heeft veel verschillende titels in haar diverse assortiment. Kijk op www.loi.nl en zoek op onderwerpen die bij u in de module voorkomen. Wellicht is er overeenkomstig lesmateriaal beschikbaar. Dit lesmateriaal kan op aanvraag naar u opgestuurd worden om te zien of u medegebruik van het materiaal kan maken. Dit scheelt een hoop ontwikkelingstijd en -kosten. Er wordt gebruik gemaakt van de cursus Engels voor Meergevorderen. Deze bestaat uit de studiewijzer en multimediale opdrachten. 8. Werkvormen en docentenbegeleiding Met welke werkvormen gaat de student leren? Zelfstudie, kennistrainers? Hoe ziet het huiswerktraject eruit? Definieer hier de inzendopgaven inclusief de nakijktijden. Is er een contactdagdeel noodzakelijk (bijvoorbeeld bij het oefenen van
5 van 14
vaardigheden)? Hoe zou de invulling van een dagdeel contact eruit zien? Is het zinvol om een digitale hoorcollege op te nemen in de studieactiviteiten (kan introductie van de module, uitleg van lastige leerstof of rollenspel zijn)? De module Advanced Language Skills bestaat voornamelijk uit zelfstudie door middel van de studiewijzer. Inzendopgaven worden uiteraard wel beoordeeld door de docent, waarbij feedback wordt gegeven. Ook is er een contactdag van een dagdeel vastgelegd, waarin studenten hun spreek- en luistervaardigheden kunnen oefenen. Deze dag staat in het thema van mobiel telefoongebruik van leerlingen en andere les-problematiek. De studenten krijgen de kans om hier over te discussiëren en te zoeken naar een passende oplossing. Er zijn 60 inzendopgaven, waarvan de meeste bestaan uit meerdere opgaven. In deze opgaven wordt met name grammatica getoetst, maar ook schrijf-, spreek- en luisteropdrachten komen aan bod. Inzendopgave 1
2
3
4 5 6 7 8
9
Inhoud Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Grammatica opdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Grammatica opdracht Opgave 3: Interpunctie opdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Theoretische vraag Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijdopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Theoretische vraag Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Theoretische vraag
6 van 14
Nakijktijd 10 min.
10 min.
15 min.
10 min. 5 min. 10 min. 10 min. 15 min.
15 min.
10 11
12 13
14 15
16
17 18 19 20
21 22 23 24
25
Opgave 3: Uitspraak opdracht Opgave 4: Vertaalopdracht: Opgave 5: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Uitspraak opdracht Opgave 3: Leesopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Leesopdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Grammatica opdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Vocabulaire opdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 3: Vocabulaire opdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Luisteropdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Theoretische vraag Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht
7 van 14
5 min. 10 min.
10 min. 10 min.
5 min. 15 min.
15 min.
20 min. 10 min. 5 min. 15 min.
15 min. 10 min. 5 min. 15 min.
10 min.
26 27
28 29 30 31 32 33 34 35
36 37 38
39 40
41 42 43 44
Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Theoretische vraag Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Leesopdracht Opgave 1: Leesopdracht Opgave 2: Leesopdracht Opgave 1: Vocabulaire opdracht Opgave 2: Vertaalopdracht Opgave 3: Grammatica opdracht Opgave 4: Leesopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Vertaalopdracht Opgave 3: Leesopdracht Opgave 1: Luisteropdracht Opgave 2: Theoretische vraag Opgave 1: Leesopdracht Opgave 2: Luisteropdracht Opgave 3: Vertaalopdracht Opgave 4: Vertaalopdracht Opgave 5: Theoretische vraag Opgave 1: Luisteropdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht
8 van 14
5 min. 15 min.
10 min. 20 min. 10 min. 5 min. 10 min. 15 min. 10 min. 15 min.
10 min. 5 min. 10 min.
10 min. 15 min.
15 min. 10 min. 5 min. 20 min.
45 46
47 48
49
50 51 52
53
54
55 56 57
Opgave 3: Vocabulaire opdracht Opgave 4: Vocabulaire opdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Leesopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Vocabulaire opdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Vertaalopdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Vocabulaire opdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 1: Grammatica opdracht Opgave 2: Grammatica opdracht Opgave 3: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Grammatica opdracht Opgave 3: Vocabulaire opdracht Opgave 1: Leesopdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Vocabulaire opdracht Opgave 1: Leesopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Spreekopdracht Opgave 1: Grammatica opdracht Opgave 2: Vocabulaire opdracht Opgave 3: Grammatica opdracht
9 van 14
10 min. 15 min.
5 min. 15 min.
10 min.
10 min. 10 min. 15 min.
15 min.
10 min.
10 min. 5 min. 15 min.
Opgave 4: Schrijfopdracht Opgave 1: Schrijfopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 1: Vertaalopdracht Opgave 2: Schrijfopdracht Opgave 3: Schrijfopdracht
58 59 60
20 min. 10 min. 15 min.
9. Vormgeving van de cursus/module Geef het aantal hoofdstukken en het aantal inzendopgaven. De informatie kan tevens gebruikt worden voor het vullen van campus en het briefen van marketing. Motiveer de vormgeving van de cursus en laat zien hoe de thema’s verdeeld zijn over hoofdstukken (inhoudsopgave) en waar de inzendmomenten (huiswerkopdrachten) staan. In geval van een studiewijzer; geef aan hoe de hoofdstukken in de boeken zich verhouden met de studiewijzer. Geef aan wat er per hoofdstuk aan bod komt. Aantal hoofdstukken: 48 Aantal inzendopgaven: 60 Elk hoofdstuk begint met een korte introductie waarin uitgelegd wordt wat de student gaat leren. Hierna volgt een enkele of meerdere leesteksten. Hier hoort een woordenlijst bij en vragen worden beantwoord. Grammatica en uitspraak komen allebei uitgebreid aan bod met een aantal oefenopgaven. Sommige hoofdstukken bevatten een leestekst, anderen een luistertekst. Ook schrijfopdrachten en de theorie hierachter wordt uitgebreid uitgelegd. Tot slot eindigt het hoofdstuk met een beknopt overzicht van de geleerde stof en een uitwerking van de oefenopgaven. Opmerking: Sommige inzendopgaven bevatten geen opdrachten waarin vaardigheden getest worden, louter grammatica en/of vocabulaire. Met name schrijf- en spreekvaardigheid komen aan bod in de inzendopgaven, maar ook de andere twee vaardigheden komen aan bod. Inhoudsopgave Les 1 Inzendopgave 1 Les 2 Inzendopgave 2 Les 3 Inzendopgave 3 Les 4 Inzendopgave 4 Inzendopgave 5
Inzendcode 627Z1 627Z2 627Z3 627Z4 627Z61
Spreken x
Schrijven x
Luisteren
Lezen x
x
x
x
x
x x x
x x x x
x x x
x
x
10 van 14
x
Les 5 Inzendopgave Les 6 Inzendopgave Les 7 Inzendopgave Les 8 Inzendopgave Inzendopgave Les 9 Inzendopgave Les 10 Inzendopgave Les 11 Inzendopgave Inzendopgave Les 12 Inzendopgave Les 13 Inzendopgave Les 14 Inzendopgave Les 15 Inzendopgave Inzendopgave Les 16 Inzendopgave Les 17 Inzendopgave Les 18 Inzendopgave Inzendopgave Les 19 Inzendopgave Les 20 Inzendopgave Inzendopgave Les 21 Inzendopgave Les 22 Inzendopgave Les 23 Inzendopgave Les 24 Inzendopgave Inzendopgave Les 25 Inzendopgave Les 26 Inzendopgave Les 27
6
627Z5
7
627Z6
8
627Z7
9 10
627Z8 627Z62
11
627Z9
12
627Z10
13 14
627Z11 627Z63
15
627Z12
16
627Z13
17
627Z14
18 19
627Z15 627Z64
20
627Z16
21
627Z17
22 23
627Z18 627Z65
24
627Z19
25 26
627Z20 627Z66
27
627Z21
28
627Z22
29
627Z23
30 31
627Z24 627Z67
32
627Z25
33
627Z26
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x x
x x x x x x x x x x x x x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x x
x x x
x x x x
x x x
x
x x x x x
x x x x x x
x
x
x
x x x
x x x
x x
x
x x x
x
x
11 van 14
x
x x
x x x
Inzendopgave Les 28 Inzendopgave Les 29 Inzendopgave Inzendopgave Les 30 Inzendopgave Les 31 Inzendopgave Les 32 Inzendopgave Les 33 Inzendopgave Les 34 Inzendopgave Inzendopgave Les 35 Inzendopgave Les 36 Inzendopgave Les 37 Inzendopgave Inzendopgave Les 38 Inzendopgave Les 39 Inzendopgave Les 40 Inzendopgave Inzendopgave Les 41 Inzendopgave Les 42 Inzendopgave Les 43 Inzendopgave Les 44 Inzendopgave Inzendopgave Les 45 Inzendopgave Les 46 Inzendopgave Les 47 Inzendopgave Les 48 Inzendopgave
34
627Z27
35
627Z28
36 37
627Z29 627Z68
38
627Z30
39
627Z31
40
627Z32
41
627Z33
42 43
627Z34 627Z69
44
627Z35
45
627Z36
46 47
627Z37 627Z70
48
627Z38
49
627Z39
50 51
627Z40 627Z71
52
627Z41
53
627Z42
54
627Z43
55 56
627Z44 627Z72
57
627Z45
58
627Z46
59
627Z47
60
627Z48
x
x
x x
x
x
x x
x
x x x
x
x
x
x x x x
x x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
12 van 14
x x x x x x x
x x x x x x x x x x x x x x
x x x
x
x x
x
x x x x x x
x x
x
x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
x
x x
x
x
x x x
x x x
x x x x
x
x x x x x
x
x
x
10.Toetsing van de module Geef aan hoe er getoetst gaat worden en waarom. Hoe draagt de toetsing bij aan het bereiken van het doel? Een bacheloropleiding zal behalve uit kennis- en begripsvragen vooral uit toepassings- en analysevragen bestaan. De student maakt 60 inzendopgaven die (formatief) beoordeeld worden door de docent. Daarnaast vindt aan het einde van de module een examen plaats, te weten het Cambridge Advanced Exam van de University of Cambridge ESOL Examinations. Dit examen is op C1 niveau volgens het Europees Referentiekader. Het CAE bestaat uit de volgende onderdelen:
Paper
Content
Marks (% of total)
Reading (1 hour 15 minutes)
4 parts/34 questions
20%
Shows you can deal confidently with different types of text, such as fiction, newspapers and magazines.
Writing (1 hour 30 minutes)
2 parts
20%
You create two different pieces of writing, such as articles, essays, letters, proposals, reports and reviews.
Use of English (1 hour)
5 parts/50 questions
20%
Tests your use of English with different types of exercise that show how well you can control your grammar and vocabulary.
Listening (about 40 minutes)
4 parts/30 questions
20%
Tests your ability to follow and understand a range of spoken materials such as interviews, radio broadcasts, presentations, talks and everyday conversations.
Speaking (15 minutes per pair of candidates)
4 parts
20%
Tests your ability to communicate effectively in face-to-face situations. You will take the Speaking test with another candidate.
Purpose
(bron: http://cambridge-english-advanced.cambridgeesol.org/examoverview/format-of-the-exam/)
11.Toetsmatrijs Vul bijlage 1: Toetsmatrijs in. De toetsmatrijs biedt houvast en structuur bij het 13 van 14
ontwerpen van de toets en het ontwikkelen van de toetsvragen. Het gebruik van een toetsmatrijs garandeert een juiste verdeling van vragen over de toetstermen. Hierdoor zorgt u ervoor dat de toets representatief is voor de te toetsen leerdoelen. Op basis van een toetsmatrijs kunnen er verschillende gelijkwaardige toetsen samengesteld worden. De toetsmatrijs wordt gebruikt tegenover derden om de inhoud van de toets te verantwoorden Zie bijlage 1 Toetsmatrijs Advanced Language Skills 12.Studiebelasting Vul bijlage 2: Studiebelasting in. Dit overzicht biedt houvast aan de te verdelen studieuren van de module. Zie bijlage 2 Studiebelasting Advanced Language Skills.
14 van 14
-1-
Cambridge Advanced Exam (CAE) 5 uur
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
Toets- examennaam Duur examen (minuten) Er kunnen vragen in het examen zitten die niet los van elkaar gesteld kunnen worden (bijvoorbeeld omdat ze bij een case of situatiebeschrijving horen). Als dat binnen dit examen het geval is, wilt u dan hier aangeven welke vragen bij elkaar
Extra gegevens (in het geval van een examen)
2
30 MK vragen
20% van totaal 20% van totaal 100 % 114
Soort vraag Taxonomie waar een toetsterm op wordt getoetst Kennis Begrip Toepassen Analyseren, Synthetiseren, MK Open Evalueren 34 MK vragen 2 open vragen 50 MK vragen
Aantal vragen (aantal punten) 20% van totaal 20% van totaal 20% van totaal
(in te vullen door projectleider LOI) Advanced Language Skills (in te vullen door projectleider LOI) Examen (Cambridge Advanced Exam (CAE) van de University of Cambridge ESOL Examinations)
Toetsterm (te toetsen einddoel) De student kan verschillende teksten begrijpen, zoals fictie, kranten en tijdschriften. De student kan twee verschillende teksten schrijven, zoals brieven, verslagen, recensies en korte verhalen. De student kan aantonen dat zijn grammatica en vocabulaire op het juiste niveau (C1) is. De student kan een reeks van gesproken materiaal volgen en begrijpen, zoals nieuws programmas, presentaties en alledaagse gesprekken. De student kan effectief communiceren in een face-to-face gesprek met de examinator. Totaal
Kerngegevens examen Croho Module Vak Toetssoort Puntentotaal
Bijlage 1 Toetsmatrijs
-2-
(Geef elke versie van de bijlage dezelfde bestandsnaam en geef het bestand een versienummer)
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
horen? Zijn er hulpmiddel nodig bij het maken van het examen? Zijn er bijlagen nodig bij het maken van het examen?
Bijlage 8 Leerplan Taalbeheersing
Leer- en toetsplan module: Taalbeheersing 1. Naam van de module
Noem hier de naam van de module en benoem het aantal EC. Naam : Taalbeheersing EC :6
2. Doelstelling van de module Benoem hier de bekwaamheidseisen van de module zoals opgenomen in het beroeps- en opleidingsprofiel (matrix). Geef de relatie tussen de opleidingscompetenties en de leerstof, zoals deze ook terug komt in het beroep- en opleidingsprofiel. De Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen, uitstroomvariant Nederlands leidt studenten op tot tweedegraadsdocenten die bevoegd zijn het vak Nederlands te geven aan het vmbo, de eerste drie klassen havo en vwo en aan het bve-veld (beroeps- en volwasseneneducatie). De module Taalbeheersing heeft tot doel studenten op propedeuseniveau hbo vakinhoudelijk bekwaam te maken. De bekwaamheidseisen zijn: - VIB1: De student beheerst de leerstof en kent de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak. Hij kan de leerstof aanvullen of verrijken en zich nieuwe leerstof eigen maken. Competentieniveau 2: met toezicht. Toelichting competentieniveau 2:
De student beheerst de leerstof waarvoor hij verantwoordelijk is en kent de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak [met name gericht op de beroepspraktijk]. Hij kan de leerstof aanvullen of verrijken, zich nieuwe leerstof eigen maken en die introduceren. Geef aan welke categorieën uit de kennisbasis in deze module worden verwerkt.
In deze fase worden de basisbegrippen in mondelinge en schriftelijke communicatie behandeld. Deze zijn uitgewerkt in vijf hoofdstukken: leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, luistervaardigheid, mondelinge taalvaardigheid en argumentatieve vaardigheden. In deze module wordt ingegaan op de diverse vormen van taalvaardigheid. Na een korte introductie in de basisbegrippen van de communicatie komen de zakelijke teksten aan bod: de soorten en hun opbouw. Dit heeft betrekking op het thema Leesvaardigheid (categorie / kernconcept 3.1 en 3.2) en Schrijfvaardigheid (categorie / kernconcept 6.1) uit de vakspecifieke kennisbasis Nederlands.
1 van 10
Nadat de verschillende tekstsoorten en –doelen en –kenmerken zijn behandeld komt het schrijven van zakelijke teksten aan de orde. Deze opdrachten hebben betrekking op het thema Schrijfvaardigheid (categorie / kernconcept 6.2) uit de vakspecifieke kennisbasis Nederlands. Hierna volgt het hoofdstuk over Mondelinge Taalvaardigheid toegespitst op presenteren van zakelijke informatie. Deze hebben betrekking op de thema’s Gespreksvaardigheid en Spreken (categorie / kernconcept 5.1, 5.2 en 5.4) uit de vakspecifieke kennisbasis Nederlands. Aan dit hoofdstuk is categorie / kernconcept 3.4 (Bronnen) uit het thema Leesvaardigheid toegevoegd. Het vierde hoofdstuk behandelt apart de argumentatieve vaardigheden, dit onderdeel zit verweven in de thema’s Lees-, Schrijf- en Mondeling Taalvaardigheden. Hieraan wordt het Thema Luister- en kijkvaardigheid gekoppeld (categorie / kernconcept 4.1, 4.2 en 4.4). Het vijfde hoofdstuk behandelt het thema Schrijfvaardigheid. Het hoofdstuk besteedt aandacht aan correct formuleren en spellen en het schrijven en reviseren van zakelijke teksten. De student schrijft een betoog en een zakelijke brief. Dit hoofdstuk heeft betrekking op de categorieën / kernconcepten 6.1, 6.2, 7.2 en 7.3 van de vakspecifieke kennisbasis Nederlands. Deze module richt zich op de taalbeheersing van de student zelf. In de module Taalbeheersing komen de volgende onderwerpen aan bod: - Leesvaardigheid o Tekstsoorten en schrijfdoelen o Onderwerp en hoofdgedachte o Inhoudelijke en functionele relaties o Tekstanalyse o Samenvatten - Schrijfvaardigheid o Informatie verzamelen, verwerken en verstrekken o Structuur en stijl o Spelling en interpunctie o Formuleren o Het schrijven van een betoog o Het schrijven van een zakelijke brief - Mondelinge taalvaardigheid o Informatie verzamelen, ordenen en formuleren o Bronnen o Presentatietechnieken - Argumentatieve vaardigheden & luistervaardigheid o Analyseren, beoordelen en opzetten van een mondeling betoog o Luister- en kijkvaardigheid 3. Globale beschrijving leerdoelen Geef hier de leerdoelen van de module weer. Formuleer de doelen SMART en naar concreet observeerbaar te meten gedrag. Voorbeeld: De student weet wat registerdoelen zijn. De student kan uitleggen wat de rangorde van hypotheken inhoudt. De student kan een notarisafrekening 2 van 10
toelichten. Vermijd werkwoorden zoals: (betekenis) kennen, weten, begrijpen, inzicht hebben, inzien, op de hoogte zijn. Gebruik werkwoorden zoals: noemen, schrijven, tekenen, aanwijzen, oplossen, uitvoeren, analyseren, selecteren, demonstreren. De module Taalbeheersing geeft de student inzicht in mondelinge en schriftelijke doelgerichte communicatie. Taalbeheersing leert de student deze communicatie toe te passen, te evalueren en erop te reflecteren. Het gaat hierbij om de kenmerken en strategieën van de vaardigheden lezen, schrijven, spreken en argumenteren. Leerdoel algemeen Aan het eind van de opleiding is de student vakbekwaam in doelgerichte mondelinge en schriftelijke communicatie. Hij beheerst de taalvaardigheden lezen, schrijven, spreken, luisteren en argumenteren op hbo-propedeuseniveau (Meijerink referentieniveau 3/4F). Ook heeft hij inzicht in taal als expressie- en communicatiemiddel. Leerdoelen concreet Voor wat betreft leesvaardigheid. De student kan - vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort; - de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven; - relaties tussen delen van een tekst aangeven; - conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur; - teksten en tekstgedeelten beknopt samenvatten. Voor wat betreft schrijfvaardigheid. De student kan ten behoeve van een uiteenzetting, beschouwing en betoog: - relevante informatie verzamelen en verwerken; - deze informatie adequaat presenteren met het oog op doel, publiek, tekstsoort en conventies voor geschreven taal; - concepten van de tekst reviseren op basis van geleverd commentaar. Voor wat betreft de mondelinge taalvaardigheid. De student kan: - relevante informatie verzamelen en verwerken; - een voordracht opzetten; Voor wat betreft argumentatieve vaardigheden & luistervaardigheid. De student kan: - standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden. - Argumentatieschema’s herkennen; - een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op aanvaardbaarheid beoordelen en in deze tekst drogredenen herkennen; - een betoog analyseren: o de student kan standpunten en argumenten identificeren en interpreteren; o de student kan objectieve en subjectieve argumenten onderscheiden; o de student kan argumentatieschema’s herkennen. - een betoog beoordelen: o de student kan een betoog op aanvaardbaarheid beoordelen;
3 van 10
de student kan drogredenen herkennen en vermijden in de eigen argumentatie; een betoog zelf opzetten en presenteren, schriftelijk en mondeling. o
-
4. Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld) Benoem hier hoe de cursus aansluit op de wensen van de doelgroep en de wensen van het werkveld. In deze paragraaf is de legitimatie van de keuze te vinden van deze cursus/module. Neem hierbij ook het beroeps- en opleidingsprofiel mee. De doelgroep bestaat uit studenten met een werk- of stageplek in het onderwijs waar de opleiding Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen, uitstroomvariant Nederlands op aansluit. De wens van de doelgroep is verwerven van relevante inhoudelijke kennis van het vak binnen de opleiding. Dit houdt in ontwikkelen van theoretische en praktische kennis en vaardigheden, met als doel adequaat en doelbewust handelen in de onderwijspraktijk, zowel proces- als resultaatgericht. De doelgroep wenst een opleiding die individueel en flexibel is en tevens wensen zij competenties op te doen die zij integreren met de activiteiten op hun werkplek. De Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen, uitstroomvariant Nederlands sluit hierop aan door de opleiding zowel klassikaal als via afstandsonderwijs aan te bieden, en door de werkplek van de student in de opleiding te integreren. De module Taalbeheersing maakt de studenten op hbo-niveau bekwaam in mondeling en schriftelijk communiceren, zowel theoretisch als praktisch op de hoofdthema’s: - Lezen - Schrijven - Mondelinge taalvaardigheid - Luistervaardigheid - Argumentatieve vaardigheden De module Taalbeheersing biedt een basis voor de werkzaamheden die de student gaat verrichten. Bij de module Bekwaam in Taalbeheersing in de hoofdfase bouwt hij deze taalvaardigheden uit. Studenten die uitstromen uit de Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Talen, uitstroomvariant Nederlands van de LOI zijn gekwalificeerd om les te geven in het schoolvak Nederlands aan leerlingen in diverse schooltypen. Naast een onderwijscarrière kunnen studenten terecht in de educatieve ontwikkeling van bijvoorbeeld lesmateriaal Nederlands, als auteur bij educatieve uitgeverijen meewerken aan lesmethodes of aan de slag bij kenniscentra of instituten die diensten verlenen aan het onderwijs. Tot slot geeft het bachelordiploma toegang tot een masteropleiding, waarmee de student een eerstegraads bevoegdheid kan halen en les mag geven in de bovenbouw van havo en vwo en in het hoger beroepsonderwijs. Het werkveld verwacht en veronderstelt dat de afgestudeerde beschikt over kennis op hbo-niveau van de Nederlandse taal op de gebieden leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, luister- en kijkvaardigheid en gespreksvaardigheid en spreken. Het werkveld gaat ervan uit dat de afgestuurde deze kennis kan toepassen en adequaat kan uitleggen.
4 van 10
5. Beheersingsniveau, relatie met HBO doelstellingen (NVAO-kader) Leg uit hoe het niveau zich verhoudt met het kader van het hoger onderwijs. Geef bijvoorbeeld aan op welk niveau (Meijerink) de module aangeboden wordt en de toets plaatsvindt. Licht toe welke Dublin Descriptoren aan bod komen en op welke manier. In het opleidingsprofiel staat welke Dublin descriptoren er in de module aan bod moeten komen Voor leraren die het vak Nederlands geven, is het een voorwaarde dat zij beschikken over een grote mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid en dat zij ruim boven de lesstof staan. De module wordt aangeboden op referentieniveau Meijerink 3/4F. Het onderdeel taalbeschouwing behandelt onderwerpen die behoren tot de standaardkennis van iedere docent Nederlands: taal als expressie- en communicatiemiddel, taalgebruikssituaties, taalverwerving, taalverandering en taalvariatie. De overige vier onderdelen worden aangeboden op het niveau van het eindexamen vwo. -
Mondelinge taalvaardigheid o Spreekvaardigheid o Presentatievaardigheid Lezen o Lezen van zakelijke teksten Schrijven o Produceren van zakelijke teksten Argumenteren & luisteren o Analyseren, beoordelen en opzetten van mondelinge en schriftelijke betogen
Dublin Descriptoren alleen van toepassing voor HBO-modules Dublin descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
5 van 10
van toepassing in module De student is op de hoogte van de eisen die de beroepspraktijk stelt op de gebieden: - leesvaardigheid - schrijfvaardigheid - mondelinge taalvaardigheid - argumentatieve vaardigheden - luistervaardigheid binnen de module Taalbeheersing De student is in staat de vakinhoudelijke en vakoverschrijdende kennis van de module Taalbeheersing te gebruiken en toe te passen.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
De student beschikt over vakinhoudelijke en vakoverschrijdende kennis over de onderwerpen die in Taalbeheersing aan de orde komen. De student is in staat om opgedane vakkennis en inzichten in te zetten in de beroepspraktijk. De student begrijpt en beheerst de verschillende vakinhoudelijke onderdelen van Taalbeheersing en is in staat de opdrachten en het examen met succes af te ronden.
6. Nodige voorkennis / positie in de opleiding Definieer de voorkennis die nodig is voor de opleiding. Geef de plek in de opleiding aan en motiveer deze plek. De module Taalbeheersing in de propedeuse vormt met de modules Taalkunde, Literatuur en fictie, Vakdidactiek Nederlands en Praktijkintegratie het thema Eigen vaardigheid van de leraar. Studenten hebben een werk- of stageplek in het onderwijs, zodat zij de competenties die zij via deze module verwerven, toepassen in en integreren met hun activiteiten op die werk- of stageplek. Toelatingsvoorwaarde voor de module Taalbeheersing is een succesvolle afronding van minimaal het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). 7. Lesmateriaal, literatuur en campus. Geef hier aan welke literatuur er gebruikt wordt, of er gewerkt wordt met een digitale of papieren studiewijzer, of dat er eigen lesmateriaal ontwikkeld wordt. N.B. MEDEGEBRUIK. LOI heeft veel verschillende titels in haar diverse assortiment. Kijk op www.loi.nl en zoek op onderwerpen die bij u in de module voorkomen. Wellicht is er overeenkomstig lesmateriaal beschikbaar. Dit lesmateriaal kan op aanvraag naar u opgestuurd worden om te zien of u medegebruik van het materiaal kan maken. Dit scheelt een hoop ontwikkelingstijd en -kosten. Verplicht: - LOI - LOI - LOI - LOI
reader reader reader reader
Professionele communicatie Theorie (046A99-177) Nederlands (601C99-010) Schrijfvaardigheid (719P99-046) Structuur en stijl I (719R99-046)
6 van 10
-
Digitale leeromgeving LOI
Aanbevolen: - Schrijfwijzer van Jan Renkema, Uitgeverij Boom ISBN 9789461056962 - Het Groene Boekje. Woordenlijst Nederlandse Taal, Sdu uitgevers Den Haag, ISBN 9789012105903 8. Werkvormen en docentenbegeleiding Met welke werkvormen gaat de student leren? Zelfstudie, kennistrainers? Hoe ziet het huiswerktraject eruit? Definieer hier de inzendopgaven inclusief de nakijktijden. Is er een contactdagdeel noodzakelijk (bijvoorbeeld bij het oefenen van vaardigheden)? Hoe zou de invulling van een dagdeel contact eruit zien? Is het zinvol om een digitale hoorcollege op te nemen in de studieactiviteiten (kan introductie van de module, uitleg van lastige leerstof of rollenspel zijn)? De module Taalbeheersing richt zich op de eigen vaardigheid van de leraar. Studieactiviteiten - Zelfstudie (bestuderen literatuur en studiewijzer LOI) - Uitwerken oefenopgaven - Uitwerken inzendopgaven Docentenactiviteiten - Digitaal begeleiden - Terugkoppelen inzendopdrachten - Begeleiden trainingsdag (deel) spreken (voor studenten niet verplicht) Oefenopgaven Oefenopgaven toetsen de theorie die de studenten in de lesstof krijgen aangeboden. De inhoud van de oefenopgaven hangt hier dan ook mee samen. Studenten maken de oefenopgaven zelfstandig en kijken ze zelf na. De antwoorden op de oefenopgaven vinden zij terug in de leerstof. De nadruk bij de opgaven zal liggen bij de verbinding van de theorie met praktische toepassingen. Voor zover dat mogelijk is zal de context van de opgaven in verband staan met de (toekomstige) werksituatie van de student. Ook zullen waar dat mogelijk is oefenopgaven inhoudelijk aansluiten bij de actualiteit. Inzendopgaven De inzendopgaven toetsen de theorie die de studenten in de lesstof krijgen aangeboden. Zij maken de opgaven zelfstandig en sturen deze in. De docent kijkt de opgaven na en geeft feedback. Ook hierbij is het idee dat het zwaartepunt zal liggen bij de verbinding van de theorie met de (toekomstige) werksituatie van de student en de actualiteit. Elke inzendopgave bestaat uit open vragen. De nakijktijd van elke inzendopgave is 10 à 15 minuten. In totaal kent deze module zes inzendopgaven. Huiswerktraject Studenten maken de inzendopgaven zelfstandig en zenden ze naar de LOI. Docenten kijken de inzendopgaven na en geven feedback. Elke inzendopgave bestaat uit open vragen.
7 van 10
Contactmoment Een trainingsdag(deel) over mondelinge taalbeheersing spreken. (niet verplicht) 9. Vormgeving van de cursus/module Geef het aantal hoofdstukken en het aantal inzendopgaven. De informatie kan tevens gebruikt worden voor het vullen van campus en het briefen van marketing. Motiveer de vormgeving van de cursus en laat zien hoe de thema’s verdeeld zijn over hoofdstukken (inhoudsopgave) en waar de inzendmomenten (huiswerkopdrachten) staan. In geval van een studiewijzer; geef aan hoe de hoofdstukken in de boeken zich verhouden met de studiewijzer. Geef aan wat er per hoofdstuk aan bod komt. De module Taalbeheersing behandelt vijf hoofdthema’s, die in vijf hoofdstukken aan bod komen: Thema’s: 1. Leesvaardigheid 2. Informatievaardigheden en presenteren 3. Argumentatieve vaardigheden 4. Schrijfvaardigheid 5. Luistervaardigheid Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 – Basisbegrippen van communicatie Onderwerp: basisbegrippen van communicatie LOI reader Professionele communicatie (046A99-177) • Basisbegrippen van communicatie (pag. 1.1 – 1.20) Hoofdstuk 2 – Leesvaardigheid Onderwerp: zakelijke teksten lezen LOI reader Nederlands (601C99-010) • Schrijfdoelen (pag. 1.1 – 1.19) • Tekstsoorten (pag. 2.1 - 2.17) • Tekstopbouw (pag. 3.1 – 3.18) • Structuren (pag. 4.1 – 4.21) • Publiek (pag. 10.1 – 10.14) • Samenvatten (pag. 18.1 – 18.9) Inzendopgave 1 Tekstbegrip Inzendopgave 2 Samenvatten Hoofdstuk 3 – Presenteren Onderwerp: Verzamelen en verwerken van informatie, gebruiken van bronnen, presenteren LOI reader Nederlands (601C99-010) • Informatie verzamelen (pag. 11.1 – 11.16) • Bronnen gebruiken (pag. 12.1 – 12.15) • Presenteren (pag. 13.1 – 13.18) Inzendopgave 3 Het opzetten van een presentatie
8 van 10
Hoofdstuk 4 – Argumentatieve vaardigheden Onderwerp: argumentatie analyseren en beoordelen LOI reader Nederlands (601C99-010) • Argumenten (pag. 7.1 – 7.12) • Zuiver redeneren (pag. 8.1 – 8.14) • Stijlmiddelen (pag. 9.1 – 9.12) • Argumenten beoordelen(pag. 19.1 – 19.7) • Een betoog analyseren (pag. 20.1 – 20.15) Inzendopgave 4 Het analyseren van een betoog Hoofdstuk 5 - Schrijfvaardigheid Onderwerp: zakelijke teksten (correct) schrijven LOI reader Nederlands (601C99-010) • Taalfouten (pag. 5.1 – 5.16) • Stijlfouten (pag. 6.1 – 6.11) • Spelling (pag. 15.1 – 15.21) • Interpunctie (pag. 17.1 – 17.9) • Schrijven en reviseren (pag. 14.1 – 14.11) Inzendopgave 5 Correct formuleren / een betoog schrijven LOI reader Schrijfvaardigheid • De zakelijke brief (pag. 7.1 – 7.12 & 8.1 – 8.15) • Klachten en bezwaarschriften (pag. 10.1 – 10.10) • Solliciteren (pag. 12.1 – 12.13) Inzendopgave 6 Het schrijven van een zakelijke brief 10.Toetsing van de module Geef aan hoe er getoetst gaat worden en waarom. Hoe draagt de toetsing bij aan het bereiken van het doel? Een bacheloropleiding zal behalve uit kennis- en begripsvragen vooral uit toepassings- en analysevragen bestaan. De studenten maken inzendopgaven waarbij zij het geleerde toepassen en schrijven enkele zakelijke teksten. Daarnaast doen zij een schriftelijk en mondeling examen. 11.Toetsmatrijs Vul bijlage 1: Toetsmatrijs in. De toetsmatrijs biedt houvast en structuur bij het ontwerpen van de toets en het ontwikkelen van de toetsvragen. Het gebruik van een toetsmatrijs garandeert een juiste verdeling van vragen over de toetstermen. Hierdoor zorgt u ervoor dat de toets representatief is voor de te toetsen leerdoelen. Op basis van een toetsmatrijs kunnen er verschillende gelijkwaardige toetsen samengesteld worden. De toetsmatrijs wordt gebruikt tegenover derden om de inhoud van de toets te verantwoorden Zie bijlage. 12.Studiebelasting Vul bijlage 2: Studiebelasting in. Dit overzicht biedt houvast aan de te verdelen studieuren van de module.
9 van 10
Zie bijlage.
10 van 10
(in te vullen door projectleider LOI) Taalbeschouwing (in te vullen door projectleider LOI) Inzendopgaven
-1-
X X
X
X
open open
open
open
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Soort vraag Taxonomie waar een toetsterm op wordt getoetst Kennis Begrip Toepassen Analyseren, Synthetiseren, MK Open Evalueren
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
Aantal Toetsterm (te toetsen einddoel) vragen Inzendopgave 1: De student kan - vaststellen tot welke tekstsoort een tekst of tekstgedeelte behoort; - de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven; - relaties tussen delen van een tekst aangeven; - conclusies trekken met betrekking tot intenties, 3 opvattingen en gevoelens van de auteur. Inzendopgave 2: De student kan teksten en tekstgedeelten 1 beknopt samenvatten. Inzendopgave 3: De student kan - informatie verzamelen en verwerken; 3 - een voordracht opzetten. Inzendopgave 4: De student kan - standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden. - Argumentatieschema’s herkennen; - een betogende tekst of betogend tekstgedeelte op aanvaardbaarheid beoordelen en in deze tekst drogredenen herkennen; 2 - een betoog analyseren;
Kerngegevens examen Croho Module Vak Toetssoort Puntentotaal
Bijlage 1 Toetsmatrijs
14
Totaal
-2-
X
X X
X
Woordenboek Nederlands (Geef elke versie van de bijlage dezelfde bestandsnaam en geef het bestand een versienummer)
X
X
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
Toets- examennaam Duur examen (minuten) Er kunnen vragen in het examen zitten die niet los van elkaar gesteld kunnen worden (bijvoorbeeld omdat ze bij een case of situatiebeschrijving horen). Als dat binnen dit examen het geval is, wilt u dan hier aangeven welke vragen bij elkaar horen? Zijn er hulpmiddel nodig bij het maken van het examen? Zijn er bijlagen nodig bij het maken van het examen? Taalbeheersing
open
2
Extra gegevens (in het geval van een examen)
open
3
- een betoog beoordelen. Inzendopgave 5: De student kan - informatie verzamelen en verwerken; - een betoog opzetten. Inzendopgave 6: De student kan - zakelijke brief schrijven.
Bijlage 9 Leerplan Bekwaam in taalbeheersing
Leer en toetsplan module: Bekwaam in Taalbeheersing 1. Naam van de module Noem hier de naam van de module en benoem het aantal EC. Naam : Bekwaam in Taalbeheersing EC : 15
2. Doelstelling van de module Benoem hier de bekwaamheidseisen van de module zoals opgenomen in het beroeps- en opleidingsprofiel (matrix). Geef de relatie tussen de opleidingscompetenties en de leerstof, zoals deze ook terug komt in het beroep- en opleidingsprofiel. De Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands leidt studenten op tot tweedegraadsdocenten die bevoegd zijn het vak Nederlands te geven aan het vmbo, de eerste drie klassen havo en vwo en aan het bve-veld (beroeps- en volwasseneneducatie). De hoofdthema’s van de leerstof in deze module zijn: - Leesvaardigheid - Schrijfvaardigheid - Luister- en kijkvaardigheid - Gespreksvaardigheid en spreken De opleidingsbekwaamheid voor de module Bekwaam in Taalbeheersing heeft tot doel studenten op hbo-niveau vakinhoudelijk bekwaam te maken. De bekwaamheidseisen zijn: - Beheerst de leerstof waarvoor hij verantwoordelijk is en kent de theoretische en praktische achtergronden van zijn vak (met name gericht op de beroepspraktijk). Hij kan de leerstof aanvullen of verrijken, zich nieuwe leerstof eigen maken en die introduceren. Competentieniveau 3: zelfstandig. Toelichting competentieniveau 3: - Zelfstandig o standpunt bepalen o zelfstandig toepassen/plannen/uitvoeren/ontwerpen/ontwikkelen o verantwoorden o reflecteren o evalueren
1 van 15
Geef aan welke categorieën uit de kennisbasis in deze module worden verwerkt. In de propedeutische fase zijn de basisbegrippen in mondelinge en schriftelijke communicatie behandeld en uitgewerkt in vier hoofdstukken: leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, spreek- en luistervaardigheid en formuleren. In de hoofdfase vindt verdieping plaats. Taal heeft als doel: communiceren. De inleiding schetst in dit kader doelen en vormen van communicatie. Na de inleiding wordt ingegaan op de diverse vormen van taalvaardigheid. Allereerst komen zakelijke teksten aan bod: soorten en opbouw van zakelijke teksten. Dit heeft betrekking op de categorieën / kernconcepten Leesvaardigheid (onderdelen 3.1 en 3.2) uit de vakspecifieke kennisbasis Nederlands. Voortbouwend hierop volgen verhandelingen over hoe voor te bereiden op het schrijven van zakelijke teksten en daarna het daadwerkelijk schrijven van teksten. Deze hebben betrekking op de categorieën / kernconcepten Leesvaardigheid (onderdeel 3.4), Luister- en Kijkvaardigheid (onderdeel 4.2) en Schrijfvaardigheid (onderdelen 6.1 en 6.2) uit de vakspecifieke kennisbasis Nederlands. Hierna volgen hoofdstukken over Gespreksvaardigheid en Spreekvaardigheid, toegespitst op presenteren van zakelijke informatie en het voeren van gesprekken. Deze hebben betrekking op de categorieën / kernconcepten Luister- en Kijkvaardigheid (onderdelen 4.1 en 4.4) en Gespreksvaardigheid en Spreken (onderdelen 5.1, 5.2 en 5.4) uit de vakspecifieke kennisbasis Nederlands De thema’s in de module Bekwaam in Taalbeheersing met de bijbehorende categorieën uit de Kennisbasis: - Leesvaardigheid o Categorieën Teksten en tekstkenmerken Leesproces en –strategieën Bronnen - Schrijfvaardigheid o Categorieën Tekstsoorten en –kenmerken Schrijfproces en –strategieën - Luister- en kijkvaardigheid o Categorieën Luister- en kijkvormen en –kenmerken Luister- en kijkproces en –strategieën Verbale en non-verbale communicatie - Gespreksvaardigheid en spreken o Categorieën Gespreks- en spreekvormen Gespreksanalyse en –strategieën Presentatietechnieken
2 van 15
3. Globale beschrijving leerdoelen Geef hier de leerdoelen van de module weer. Formuleer de doelen SMART en naar concreet observeerbaar te meten gedrag. Voorbeeld: De student weet wat registerdoelen zijn. De student kan uitleggen wat de rangorde van hypotheken inhoudt. De student kan een notarisafrekening toelichten. Vermijd werkwoorden zoals: (betekenis) kennen, weten, begrijpen, inzicht hebben, inzien, op de hoogte zijn. Gebruik werkwoorden zoals: noemen, schrijven, tekenen, aanwijzen, oplossen, uitvoeren, analyseren, selecteren, demonstreren. De module Bekwaam in Taalbeheersing geeft de student inzicht in mondelinge en schriftelijke doelgerichte communicatie. Taalbeheersing leert de student deze communicatie toepassen, evalueren en erop reflecteren. Het gaat hierbij om de kenmerken en strategieën van de vaardigheden lezen, schrijven, spreken, gesprekken voeren, kijken en luisteren. De hoofdfase van deze module is een verdieping en uitbreiding van wat in de propedeutische fase aan de orde is gekomen. Leerdoel algemeen Aan het eind van de opleiding is de student vakbekwaam in doelgerichte mondelinge en schriftelijke communicatie. Hij / zij beheerst de taalvaardigheden lezen, schrijven, kijken, luisteren, spreken en gesprekken voeren op hbo-niveau. De student is in staat deze vaardigheden zelfstandig toe te passen, te plannen, uitvoeren, ontwerpen en ontwikkelen. De student neemt waar nodig een standpunt in en verantwoordt zich hiervoor. Leerdoelen concreet Voor wat betreft leesvaardigheid. De student: - Stelt vast tot welke tekstsoort een tekst(deel) behoort - Stelt vast wat de hoofdgedachte van een tekst is - Geeft aan wat de tekstverbanden in een tekst zijn - Maakt een objectieve samenvatting - Bepaalt de doelstelling en standpunt van de auteur van een tekst Voor wat betreft schrijfvaardigheid van een zakelijke tekst. De student: - Verzamelt relevante informatie en kan de keuze verantwoorden - Schrijft een zakelijke tekst en houdt daarbij rekening met doel en doelgroep - Schrijft en reviseert met inachtneming van wat teksten begrijpelijk en aantrekkelijk maakt Voor wat betreft de vaardigheden spreken, gesprekken voeren, kijken en luisteren. De student: - Verzamelt relevante informatie - Presenteert informatie en houdt daarbij rekening met doel en doelgroep - Kent verschillende soorten gesprekken - Reageert adequaat op bijdragen van gespreksdeelnemers
3 van 15
4. Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld) Benoem hier hoe de cursus aansluit op de wensen van de doelgroep en de wensen van het werkveld. In deze paragraaf is de legitimatie van de keuze te vinden van deze cursus/module. Neem hierbij ook het beroeps- en opleidingsprofiel mee. De doelgroep bestaat uit studenten met een werk- of stageplek in het onderwijs waar de opleiding Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands op aansluit. De wens van de doelgroep is verwerven van relevante inhoudelijke kennis van het vak binnen de opleiding. Dit houdt in ontwikkelen van theoretische en praktische kennis en vaardigheden, met als doel adequaat en doelbewust handelen in de onderwijspraktijk, zowel proces- als resultaatgericht. De doelgroep wenst een opleiding die individueel en flexibel is en tevens wensen zij competenties op te doen die zij integreren met de activiteiten op hun werkplek. De Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands sluit hierop aan door de opleiding zowel klassikaal als via afstandsonderwijs aan te bieden, en door de werkplek van de student in de opleiding te integreren. De module Bekwaam in Taalbeheersing maakt de studenten op hbo-niveau bekwaam in mondeling en schriftelijk communiceren, zowel theoretisch als praktisch op de hoofdthema’s: - Lezen - Schrijven - Kijken en luisteren - Spreken en gesprekken voeren De module biedt een basis dan wel ondersteuning voor de werkzaamheden die de student na het afstuderen gaat verrichten. Studenten die uitstromen uit de Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands van de LOI zijn gekwalificeerd om les te geven in het schoolvak Nederlands aan leerlingen in diverse schooltypen. Naast een onderwijscarrière kunnen studenten terecht in de educatieve ontwikkeling van bijvoorbeeld lesmateriaal Nederlands, als auteur bij educatieve uitgeverijen meewerken aan lesmethodes of aan de slag bij kenniscentra of instituten die diensten verlenen aan het onderwijs. Tot slot geeft het bachelordiploma toegang tot een masteropleiding, waarmee de student een eerstegraads bevoegdheid kan halen en les mag geven in de bovenbouw van havo en vwo en in het hoger beroepsonderwijs. Het werkveld verwacht en veronderstelt dat de afgestudeerde beschikt over kennis op hbo-niveau van de Nederlandse taal op de gebieden leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, luister- en kijkvaardigheid en gespreksvaardigheid en spreken. Het werkveld gaat ervan uit dat de afgestuurde deze kennis kan toepassen en adequaat kan uitleggen.
5. Beheersingsniveau, relatie met HBO doelstellingen (NVAO-kader) Leg uit hoe het niveau zich verhoudt met het kader van het hoger onderwijs. Geef bijvoorbeeld aan op welk niveau (Meijerink) de module aangeboden wordt en de toets plaatsvindt.
4 van 15
Licht toe welke Dublin Descriptoren aan bod komen en op welke manier. In het opleidingsprofiel staat welke Dublin descriptoren er in de module aan bod moeten komen Voor leraren die het vak Nederlands geven, is het een voorwaarde dat zij beschikken over een grote mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid en dat zij ruim boven de lesstof staan. De module wordt aangeboden op referentieniveau Meijerink 3/4F: - Mondelinge taalvaardigheid o Gespreksvaardigheid o Luistervaardigheid o Spreekvaardigheid - Lezen o Lezen van zakelijke teksten - Schrijven o Produceren van zakelijke teksten Dublin Descriptoren alleen van toepassing voor HBO-modules Dublin descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden
5 van 15
van toepassing in module De student is op de hoogte van de eisen die de beroepspraktijk stelt op de gebieden: - leesvaardigheid - luister- en kijkvaardigheid - gespreksvaardigheid en spreken - schrijfvaardigheid binnen de module Bekwaam in Taalbeheersing De student is in staat de vakinhoudelijke en vakoverschrijdende kennis van de module Bekwaam in Taalbeheersing te gebruiken, toe te passen en over te dragen. De student beschikt over vakinhoudelijke en vakoverschrijdende kennis over de onderwerpen die in Bekwaam in Taalbeheersing aan de orde komen. De student is in staat om opgedane vakkennis en inzichten in te zetten in de beroepspraktijk. De student begrijpt en beheerst de
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
verschillende vakinhoudelijke onderdelen van Bekwaam in Taalbeheersing en is in staat de opdrachten en het examen met succes af te ronden.
6. Nodige voorkennis / positie in de opleiding Definieer de voorkennis die nodig is voor de opleiding. Geef de plek in de opleiding aan en motiveer deze plek. De module Bekwaam in Taalbeheersing in de hoofdfase van de Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands van de LOI vormt met de modules Vakdidactiek Taalbeheersing en Praktijkintegratie Taalbeheersing het thema Taalbeheersing. Studenten hebben een werk- of stageplek in het onderwijs, zodat zij de competenties die zij via deze module verwerven, toepassen in en integreren met hun activiteiten op die werk- of stageplek. Toelatingsvoorwaarde voor de module Bekwaam in Taalbeheersing is een succesvolle afronding van de propedeuse Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands van de LOI. De module Bekwaam in Taalbeheersing bouwt voort op wat is aangeboden in de propedeuse en dan vooral op de module Taalbeheersing in deze fase.
7. Lesmateriaal, literatuur en campus. Geef hier aan welke literatuur er gebruikt wordt, of er gewerkt wordt met een digitale of papieren studiewijzer, of dat er eigen lesmateriaal ontwikkeld wordt. N.B. MEDEGEBRUIK. LOI heeft veel verschillende titels in haar diverse assortiment. Kijk op www.loi.nl en zoek op onderwerpen die bij u in de module voorkomen. Wellicht is er overeenkomstig lesmateriaal beschikbaar. Dit lesmateriaal kan op aanvraag naar u opgestuurd worden om te zien of u medegebruik van het materiaal kan maken. Dit scheelt een hoop ontwikkelingstijd en -kosten. Verplicht: - Reader op basis van geselecteerd LOI studiemateriaal op hbo-niveau: o Professionele communicatie o Lees- en schrijfvaardigheid o Stijl o Perfect Nederlands spreken en schrijven o Doelgericht formuleren - Digitale leeromgeving LOI - Schrijfwijzer van Jan Renkema, Uitgeverij Boom ISBN 9789461056962
6 van 15
Aanbevolen: - Vraagbaak Nederlands van Eric Tiggeler, Sdu uitgevers Den Haag, ISBN 9789012583084 In deze module verwijzingen naar: - diverse relevante sites, zoals van: o De Nederlandse Taalunie o Het Genootschap Onze Taal o De Taalwinkel van de Hogeschool van Amsterdam en de universiteit van Amsterdam o Stijlboek nrc Zie ook bijlage 1 van boek Nederlands in de onderbouw: relevante websites voor het vak Nederlands, pagina 347 - boeken als: o Stijlboek De Volkskrant 8. Werkvormen en docentenbegeleiding Met welke werkvormen gaat de student leren? Zelfstudie, kennistrainers? Hoe ziet het huiswerktraject eruit? Definieer hier de inzendopgaven inclusief de nakijktijden. Is er een contactdagdeel noodzakelijk (bijvoorbeeld bij het oefenen van vaardigheden)? Hoe zou de invulling van een dagdeel contact eruit zien? Is het zinvol om een digitale hoorcollege op te nemen in de studieactiviteiten (kan introductie van de module, uitleg van lastige leerstof of rollenspel zijn)? De hoofdfase behandelt thema 4 (Taalbeheersing) van het curriculum van de Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Nederlands. De module Bekwaam in Taalbeheersing richt zich op de eigen vaardigheid van de leraar. Studieactiviteiten - Zelfstudie (bestuderen literatuur en studiewijzer LOI) - Uitwerken oefenopgaven - Uitwerken inzendopgaven - Toetsen met kennistrainers - Eventueel extra opdrachten maken in de digitale leeromgeving Docentenactiviteiten - Digitaal begeleiden - Terugkoppelen inzendopdrachten - Begeleiden trainingsdag(deel) spreken en gespreksvaardigheid (voor studenten niet verplicht) Oefenopgaven Oefenopgaven toetsen de theorie die de studenten in de lesstof krijgen aangeboden. De inhoud van de oefenopgaven hangt hier dan ook mee samen. Studenten maken de oefenopgaven zelfstandig en kijken ze zelf na. De antwoorden op de oefenopgaven vinden zij terug in de leerstof. De nadruk bij de opgaven zal liggen bij de verbinding van de theorie met praktische toepassingen. Voor zover dat mogelijk is zal de context van de opgaven in verband staan met de (toekomstige) werksituatie van de student. Ook zullen waar dat mogelijk is oefenopgaven inhoudelijk aansluiten bij de actualiteit. 7 van 15
Inzendopgaven De inzendopgaven toetsen de theorie die de studenten in de lesstof krijgen aangeboden. Zij maken de opgaven en zelfstandig en sturen deze in. De docent kijkt de opgaven na en geeft eventueel feedback. Ook hierbij is het idee dat het zwaartepunt zal liggen bij de verbinding van de theorie met de (toekomstige) werksituatie van de student en de actualiteit. Elke inzendopgave bestaat uit open vragen, meerkeuzevragen of een combinatie daarvan. De nakijktijd van elke inzendopgave is 10 à 15 minuten. In totaal kent deze module acht inzendopgaven. Ze zijn als volgt verdeeld over de hoofstukken: - Communicatie Basisbegrippen – 1 inzendopgave - Communicatie Vormen – 1 inzendopgave - Leesvaardigheid zakelijke teksten - 1 inzendopgave o Tekstdoel, leesdoel en –strategie aangeven o herkennen van de kerngedachte in een alinea o herkennen van alineaverbanden o herkennen van tekststructuren - Schrijfvaardigheid, voorbereiding - 1 inzendopgave o Maken van een tekstplan o Gericht zijn op de lezer o Argumenteren - Schrijfvaardigheid, schrijffase - 1 inzendopgave o Aantrekkelijk en begrijpelijk formuleren - Spreken, presentatie - 1 inzendopgave o Opzetten van een presentatie o Overdragen van de informatie - Spreken, gesprekken voeren – 1 inzendopgave o Kenmerken tweegesprek o Kenmerken zakelijk gesprek - Interview – 1 inzendopgave o Kenmerken interview o Interview afnemen
Huiswerktraject De module Bekwaam in Taalbeheersing bestaat uit acht hoofdstukken: 1. Communicatie: basisbegrippen 2. Communicatie: vormen van communicatie 3. Leesvaardigheid 4. Schrijfvaardigheid: voorbereiden op het schrijven 5. Schrijfvaardigheid: schrijffase/formuleren 6. Spreken / presentatie 7. Gesprekken voeren 8. Interview Studenten maken de inzendopgaven zelfstandig en zenden ze naar de LOI. Docenten kijken de inzendopgaven na en geven feedback. Elke inzendopgave bestaat uit open vragen, meerkeuzevragen of een combinatie daarvan.
8 van 15
De nakijktijden zijn circa vijftien minuten per inzendopgave. Contactmoment Een trainingsdag(deel) over mondelinge taalbeheersing spreken en gesprekken voeren. (niet verplicht)
9. Vormgeving van de cursus/module Geef het aantal hoofdstukken en het aantal inzendopgaven. De informatie kan tevens gebruikt worden voor het vullen van campus en het briefen van marketing. Motiveer de vormgeving van de cursus en laat zien hoe de thema’s verdeeld zijn over hoofdstukken (inhoudsopgave) en waar de inzendmomenten (huiswerkopdrachten) staan. In geval van een studiewijzer; geef aan hoe de hoofdstukken in de boeken zich verhouden met de studiewijzer. Geef aan wat er per hoofdstuk aan bod komt. De module Bekwaam in Taalbeheersing behandelt vier hoofdthema’s, die in acht hoofdstukken aan bod komen: Thema’s: 1. Communicatie 2. Leesvaardigheid 3. Schrijfvaardigheid 4. Luister- en kijkvaardigheid 5. Gespreksvaardigheid en spreken Hoofdstukken: 1. Communicatie: basisbegrippen 2. Communicatie: vormen van communicatie 3. Leesvaardigheid 4. Schrijfvaardigheid: voorbereiden op het schrijven 5. Schrijfvaardigheid: schrijffase / formuleren 6. Spreken / presentatie 7. Gesprekken voeren 8. Interview
9 van 15
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 – Basisbegrippen communicatie Onderwerp: Basisbegrippen Reader: op basis van LOI Professionele Communicatie Theorie, pag. 1.1 - 1.20 - Basisbegrippen communicatie o doelen o communicatiemodellen o proces Inzendopgave 1 Hoofdstuk 2 – Vormen van communicatie Onderwerp: Vormen van communicatie Reader : op basis van LOI Professionele Communicatie Theorie, pag. 2.1 - 2.9 - vormen van communicatie o verbaal o non-verbaal o schriftelijk o gespreksmodellen Inzendopgave 2
Hoofdstuk 3 Leesvaardigheid Paragraaf 3.1 - herhaling/samenvatting uit studiewijzer Taalbeheersing (propedeuse), o hoofdstuk Leesproces en leesstrategieen, pagina 9 – 10 leesdoel en leesstrategie o hoofdstuk Tekstdoelen, pagina 10 – 11 tekstdoelen herkennen: informeren, beschouwen, overtuigen, activeren, amuseren paragraaf 3.2 Onderwerp: zakelijke teksten lezen Reader: op basis van LOI-opleiding Lees- en schrijfvaardigheid: o drie soorten zakelijke teksten, pag. 1.6 – 1.17 paragraaf 3.3 Onderwerp: Alinea en alineaverbanden Reader: op basis van LOI-opleiding Lees- en schrijfvaardigheid, uit: Opbouw van teksten o alinea, herkennen kerngedachte in alinea, pag. 2.1 – 2.4 o alineaverbanden herkennen (signaalwoorden, soorten van reacties op een voorgaande alinea): pag. 2.4 – 2.21 paragraaf 3.4 Onderwerp: structuren Reader: op basis van LOI-opleiding Professionele Communicatie Theorie, pag. 51 – 58 o structuren herkennen: probleemstructuur
10 van 15
maatregelstructuur evaluatiestructuur handelingsstructuur onderzoeksstructuur ontwerpstructuur
paragraaf 3.5 Onderwerp: leessnelheid Reader: - info van diverse sites, zoals: - studerend lezen methode Universiteit Tilburg, SQ3R methode http://spitswww.uvt.nl/studyskills/lezen/lezen-methode-review.html#lezenstuderend-lezen-methode - verhogen leessnelheid o kenmerken o aanpak o methodes/boeken/websites voor meer info oefenopgaven over paragraaf 3.1 tm 3.4 Inzendopgave 3 over paragraaf 3.1 tm 3.4
Hoofdstuk 4 Schrijfvaardigheid Voorbereiden op het schrijven Paragraaf 4.1 Onderwerp: Informatie ordenen Reader: op basis van LOI Lees- en schrijfvaardigheid pag. 5.1 – 5.5 o tekstplan (onderwerp, inhoud, doelgroep, doel) o onderwerp en hoofdgedachte, pag. 5.5 – 5.9 o informatie verzamelen en selecteren , pag. 5.9 – 5.17 o tekstplan: basisuitspraak en tekstschema o bronvermelding, pag. 5.17 – 5.18 paragraaf 4.2 Onderwerp: schrijven voor een lezer Reader: op basis van LOI Lees- en schrijfvaardigheid pag. 6.1 – 6.11 o doelgroep / ijkpersoon o relatie met publiek o eisen aan de tekst paragraaf 4.3 Onderwerp: argumenten en drogredenen Reader: LOI Lees- en schrijfvaardigheid, hoofdstuk 8 oefenopgaven Inzendopgave 4
11 van 15
Hoofdstuk 5 Formuleren Schrijven / schrijffase Paragraaf 5.1 Onderwerp: Woordkeuze - reader o op basis van LOI Lees- en schrijfvaardigheid, pag. 7.1 – 7.7 o op basis van LOI Stijl, pag. 1.1 – 2.17 Synoniemen en betekenisverschil Gevoelswaarde Register Formeel/informeel Paragraaf 5.2 Onderwerp: Stijl - reader: o op basis van LOI Stijl, pag. 3.2 – 5.12 o op basis van LOI Stijl, pag. 6.1 – 9.15 samenvatting relevante onderwerpen o op basis van LOI Stijl, pag. 11.1 – 11.15 samenvatting relevante onderwerpen o op basis van LOI Professionele Communicatie Theorie, pag. 61 – 65 begrijpelijk schrijven (aangevuld met info uit bron: Journalistiek voor Academici TB pag. 42 - 49) aantrekkelijk schrijven (aangevuld met info uit bron: Journalistiek voor Academici TB, pag 50 - 52) paragraaf 5.3 Onderwerp: Mail en brief - reader o e-mail do’s en don’ts (bronnen: internetsites) o op basis van LOI Lees- en schrijfvaardigheid, pag. 9.1 – 9.13 Zakelijke brieven o Schrijven voor het beeldscherm Aanbevolen literatuur: Schrijven voor het beeldscherm van Willem Hendrikx, uitgave 2012, ISBN 9789012583268 Oefenopgaven Inzendopgave 5
Hoofdstuk 6 Spreken / presentatie Paragraaf 6.1 Onderwerp: doel, doelgroep, schema en structuur Reader: op basis van LOI Professionele Communicatie Theorie pag. 4.4 – 4.11 en 4.14.- 4.21 - doel
12 van 15
-
-
doelgroep schema en structuur o inleiding o kern o slot hulpmiddelen
Paragraaf 6.2 Onderwerp: mondelinge informatie overdragen Reader: - op basis van LOI Professionele Communicatie Praktijk pag. 5.1 – 5.15 - op basis van LOI Professionele Communicatie Praktijk, pag. 5.2 – 5.12 - op basis van LOI Spreekvaardigheid, pag. 3.1 – 3.23 o aansluiten bij luisteraar(s) o strategie o instrueren o uitleggen oefenopgaven Inzendopgave 6 Hoofdstuk 7 Gesprekken voeren Paragraaf 7.1 Onderwerp: tweegesprekken Reader: - op basis van LOI Professionele Communicatie Theorie, pag. 4.2 - 4.4 - op basis van LOI Professionele Communicatie Praktijk, pag. 2.2 – 2.27 - op basis van LOI Spreekvaardigheid pag. 1.1 – 2.22 o tweegesprek o luisteren o emoties en gevoel o weerstand paragraaf 7.2 Onderwerp: zakelijk gesprek Reader: - op basis van LOI Professionele Communicatie Theorie, pag. 4.11 – 4.14 - op basis van LOI Professionele Communicatie Praktijk, pag. 2.2 – 2.27 o non-verbaal gedrag o kijken en luisteren o soorten vragen o herhalen, parafraseren en samenvatten o reageren op standpunten oefenopgave Inzendopgave 7
13 van 15
Hoofdstuk 8 Interview Reader: - op basis van LOI Professionele Communicatie Praktijk, pag. 2.17 – 2.20 - Achtergrondinformatie uit: Basisboek Journalistiek, Nico Kussendrager, hoofdstuk 11, pag. 243 – 260 Paragraaf 8.1 Onderwerp: het interview - doel interview - kenmerken interview paragraaf 8.2 Onderwerp: een interview afnemen - voorbereiden - soorten vragen - kijken en luisteren - doorvragen Oefenopgave Inzendopgave 8
14 van 15
10. Toetsing van de module Geef aan hoe er getoetst gaat worden en waarom. Hoe draagt de toetsing bij aan het bereiken van het doel? Een bacheloropleiding zal behalve uit kennis- en begripsvragen vooral uit toepassings- en analysevragen bestaan. De module sluit af met een examen dat bestaat uit een schriftelijk en een mondeling deel. Schriftelijk deel Voor het schriftelijk deel van het examen - maken de studenten opdrachten waarbij zij het geleerde toepassen uit hoofdstuk twee - schrijven studenten een zakelijke tekst waarbij zij het geleerde toepassen uit de hoofdstukken drie en vier Mondeling deel Het mondelinge deel bestaat uit: - Spreken: een presentatie van tien minuten voorbereiden en uitvoeren - Gesprek voeren: een onderwerp voorbereiden, een standpunt innemen en hierover in gesprek gaan - Interview afnemen Studenten passen hier het geleerde toe uit de hoofdstukken vijf, zes en zeven.
11.Toetsmatrijs Vul bijlage 1: Toetsmatrijs in. De toetsmatrijs biedt houvast en structuur bij het ontwerpen van de toets en het ontwikkelen van de toetsvragen. Het gebruik van een toetsmatrijs garandeert een juiste verdeling van vragen over de toetstermen. Hierdoor zorgt u ervoor dat de toets representatief is voor de te toetsen leerdoelen. Op basis van een toetsmatrijs kunnen er verschillende gelijkwaardige toetsen samengesteld worden. De toetsmatrijs wordt gebruikt tegenover derden om de inhoud van de toets te verantwoorden Zie bijlage. 12.Studiebelasting Vul bijlage 2: Studiebelasting in. Dit overzicht biedt houvast aan de te verdelen studieuren van de module. Zie bijlage.
15 van 15
-1-
5
5
25
-
-
MK
open
open
open
-
-
5
-
-
-
5
5
10
-
-
10
Taxonomie waar een toetsterm op wordt getoetst Kennis Begrip Toepassen Analyseren, Synthetiseren, Evalueren
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
De examenkandidaat kan voor een discussie: o Relevante informatie verzamelen, ordenen en verwerken over een onderwerp en over dit onderwerp een standpunt innemen o Dit onderwerp en standpunt effectief presenteren en daarbij rekening houden met doel, doelgroep, gespreksvorm en de conventies voor gesproken taal o Adequaat reageren op bijdragen van gespreksdeelnemers
De examenkandidaat kan - voor een presentatie of een mondelinge uiteenzetting: o Relevante informatie verzamelen, ordenen en verwerken o Deze informatie effectief presenteren en daarbij rekening houden met doel, doelgroep, gespreksvorm en de conventies voor gesproken taal o Adequaat reageren op bijdragen van luisteraars
Open
Soort vraag Aantal vragen MK
(in te vullen door projectleider LOI) Bekwaam in taalbeheersing (in te vullen door projectleider LOI) Examen 50
Toetsterm (te toetsen einddoel) De examenkandidaat kan - van een tekst(deel) de kerngedachte vaststellen - de alineaverbanden aangeven - conclusies trekken over de bedoeling, standpunten en argumenten van de auteur - conclusies trekken over tot welke tekstsoort een zakelijke tekst behoort - tekststructuren herkennen - In een betogende tekst drogredenen aangeven
Kerngegevens examen Croho Module Vak Toetssoort Puntentotaal
Bijlage 1 Toetsmatrijs
Totaal
-2-
50
5
5
5
-
-
-
Open
open
Open
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
De examenkandidaat kan een zakelijke tekst reviseren met inachtneming van doel, relevante gegeven informatie, doelgroep, tekstsoort en de conventies voor geschreven taal.
De examenkandidaat kan voor een zakelijke tekst, e-mail en brief: - Relevante informatie verzamelen, ordenen en verwerken - deze informatie effectief presenteren, daarbij rekening houdend met doel, doelgroep, tekstsoort en de conventies voor geschreven taal.
De examenkandidaat kan voor een interview: o Een passende hoofdvraag en deelvragen formuleren o Tijdens een interview informatie verzamelen door adequaat vragen te stellen en reageren op de geinterviewde en daarbij rekening houden met doel, geinterviewde en de conventies voor gesproken taal
5
-
-
-
-
-
-
35
5
5
5
10
-
-
-
-3-
De student krijgt bij het examen kladpapier. Aan het eind van het examen moet dit worden ingeleverd. Nee
Bekwaam in taalkunde 120 minuten
Instructieformulier flexibele examens ontwikkelen
Zijn er bijlagen nodig bij het maken van het examen?
Toets- examennaam Duur examen (minuten) Er kunnen vragen in het examen zitten die niet los van elkaar gesteld kunnen worden (bijvoorbeeld omdat ze bij een case of situatiebeschrijving horen). Als dat binnen dit examen het geval is, wilt u dan hier aangeven welke vragen bij elkaar horen? Zijn er hulpmiddel nodig bij het maken van het examen?
Extra gegevens (in het geval van een examen)
Bijlage 10 Ontwikkeldocument Portfolio LVO Talen
Ontwikkeldocument Portfolio
HBO bacheloropleiding Tweedegraads lerarenopleiding vo/bve, Talen maart, 2013
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Inhoudsopgave INLEIDING ........................................................................................................................................................ 3 LEESWIJZER ...................................................................................................................................................... 4 1.
STRUCTUUR VAN DE OPLEIDING .............................................................................................................. 5
2.
STRUCTUUR VAN HET PORTFOLIO ........................................................................................................... 7
3.
DE PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHTEN................................................................................................. 10 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHT THEMA 1: BASISVAARDIGHEDEN ...................................................................... 11 PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHT THEMA 2: DE EIGEN VAARDIGHEID VAN DE LERAAR ............................................. 15 PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHT THEMA 3: PEDAGOGIEK ................................................................................. 17 PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHT THEMA 4: TAALBEHEERSING ........................................................................... 21 PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHT THEMA 5: TAALKUNDE .................................................................................. 23 PRAKTIJKINTEGRATIE-OPDRACHT THEMA 6: LITERATUUR .................................................................................. 26
4.
DE INVULLING VAN DE VRIJE STAGERUIMTE .......................................................................................... 30
5.
COMPLEXITEITSNIVEAU IN DE OPLEIDING ............................................................................................. 33 5.1. 5.2. 5.3.
6.
COMPLEXITEITSNIVEAU PROPEDEUSEFASE ..................................................................................................... 33 COMPLEXITEITSNIVEAU HOOFDFASE ............................................................................................................. 34 COMPLEXITEITSNIVEAU AFSTUDEERFASE ....................................................................................................... 34
BEOORDELING VAN DE PRAKTIJKINTEGRATIE ........................................................................................ 36
Bijlagen BIJLAGE 1: TOETSING PER MODULE ................................................................................................................ 38 BIJLAGE 2: LOGBOEKSJABLOON...................................................................................................................... 40 BIJLAGE 3: OP TE LEVEREN BEROEPSPRODUCTEN PER THEMA ....................................................................... 42
2
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Inleiding Dit ontwikkeldocument beschrijft de wijze waarop het portfolio en de modules praktijkintegratie vorm krijgen binnen de lerarenopleiding voortgezet onderwijs talen (LVO Talen) 1. Ook maakt het document inzichtelijk welke beroepsproducten de student hierbij dient op te leveren en op te nemen in zijn portfolio. Daarnaast wordt aangegeven op welke manier en op basis van welke doelen de student beoordeeld zal worden in het kader van de praktijkintegratie. Om de opleidingsbekwaamheden leraar voortgezet onderwijs te kunnen verwerven, zal de student zowel in de propedeuse-, de hoofd- als de afstudeerfase de nodige praktijkervaring op moeten doen op een school voor voortgezet onderwijs en/of (speciaal) voortgezet onderwijs in Nederland. Deze integratie van studeren en werken in de beroepspraktijk versterkt het beroepsgerichte karakter van de opleiding. De werkplek wordt gezien als een belangrijk leeromgeving waarbinnen de student een deel van zijn bekwaamheden kan verwerven. In de opleiding wordt dit aangeduid met de term ‘praktijkintegratie’. Bij het doorlopen van een module praktijkintegratie voert de student de verplichte praktijkintegratie-opdrachten uit (die gerelateerd zijn aan de modules uit het desbetreffende thema). Daarnaast voert de student tijdens de module praktijkintegratie onderwijsactiviteiten uit waarmee de student zijn vrije ruimte invult. De student heeft hierbij de nodige keuzevrijheid. De thema’s 1 t/m 6 worden afgesloten met een module praktijkintegratie (5 EC). In thema 7 hoeft de student geen stage te lopen, en is er ook geen module praktijkintegratie geprogrammeerd. In thema 8 vindt de Lio-stage plaats, die in een apart document zal worden beschreven. Elke module praktijkintegratie bestaat uit drie verplichte onderdelen: Een logboek waarin de student verantwoordt hoeveel tijd hij (op de werkplek) besteed heeft aan de praktijkintegratie-opdrachten en hoe hij de overige uren van de praktijkintegratie (de zogenoemde vrije stageruimte) heeft ingevuld. De praktijkintegratie-opdracht(en) die de student uitvoert op de werkplek. De beoordeling van de stagementor Bovenstaande drie onderdelen resulteren in beroepsproducten die de student opneemt in zijn portfolio en door een vakdocent worden beoordeeld.
1
Waar in dit document gesproken wordt over voortgezet onderwijs, moet ook beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve) gelezen worden.
3
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Leeswijzer De eerste paragraaf geeft een beknopt overzicht van de structuur van de lerarenopleiding voortgezet onderwijs talen, die uitgebreid beschreven wordt in het Beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding. In de tweede paragraaf worden de praktijkintegratie-opdrachten van thema 1 tot en met thema 6 beschreven. Deze opdrachten richten zich op de toepassing van de opleidingsinhouden in de beroepspraktijk en de koppeling van de theorie naar de praktijk van het voortgezet onderwijs en omgekeerd. Met het uitvoeren van de praktijkintegratie-opdrachten past de student in de praktijk toe wat hij tijdens de inhoudelijke modules geleerd heeft. In de derde paragraaf wordt uitgelegd op welke wijze de student in de drie verschillende opleidingsfasen invulling geeft aan de vrije stageruimte. Naast de verplichte praktijkintegratieopdrachten dient de student ook de nodige ‘vlieguren’ te maken in de praktijk van het voortgezet onderwijs en onderwijsactiviteiten uit te voeren. Dit wordt de ‘vrije stageruimte’ genoemd. In het Beroeps- en opleidingsprofiel van de LVO Talen wordt het complexiteitsniveau van elke opleidingsfase (propedeuse-, hoofd- en afstudeerfase) beschreven. De vierde paragraaf geeft zicht op deze complexiteitsniveaus. De complexiteitsniveaus plaatsen de opleidingsbekwaamheden en de hieraan gerelateerde bekwaamheidseisen in de juiste context. Dit biedt beoordelaars duidelijke handvatten om te komen tot een beoordeling die past bij de opleidingsfase waarin de student zich op dat moment bevindt. In de laatste paragraaf staat de beoordeling door de stagementor centraal en wordt uitgelegd hoe deze beoordeling tot stand komt. Uitleg van belangrijke begrippen Bekwaamheidseisen: De kennis, vaardigheden en attitudes die gezamenlijk een bepaald competentiegebied (lees ook: bekwaamheid) bestrijken. Een leraar is competent (of bekwaam) op dit gebied als hij de bekwaamheidseisen bezit. Complexiteitsniveau: Een weergave van de moeilijkheidsgraad per opleidingsfase aan de hand waarvan de opleidingsbekwaamheden en bekwaamheidseisen geïnterpreteerd dienen te worden. Opleidingsbekwaamheden: Een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om beroepsgerelateerde taken in de beroepspraktijk succesvol uit te kunnen voeren. Portfolio: Een instrument waarin een student beroepsproducten verzamelt en vastlegt, waarmee hij aantoont dat hij bepaalde competenties (of hieraan gerelateerde kennis, vaardigheden en attitudes) verworven heeft. Module praktijkintegratie: Een module die opgenomen is in thema 1 tot en met thema 6 waarin het leren op de werkplek centraal staat. In de module voert de student de praktijkintegratie-opdrachten uit en geeft hij invulling aan de vrije stageruimte. Praktijkintegratie-opdrachten: Verplichte opdrachten die gekoppeld zijn aan de inhoudelijk modules in een thema en de student grotendeels op de werkplek uitvoert. Vrije stageruimte: stage-uren die de student zelf invult met onderwijsactiviteiten op de werkplek. De invulling van de vrije stageruimte kan per student verschillen. Thema: Een deel van het opleidingsprogramma met samenhangende modules en praktijkintegratie, waar 30ec studietijd voor staat. Werkplek: De school voor voortgezet onderwijs waar de student zijn stage loopt. Stagementor: De leraar op een school voor voortgezet onderwijs die de student begeleidt tijdens zijn praktijk.
4
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
1. Structuur van de opleiding De structuur van de opleiding is beschreven in het beroeps- en opleidingsprofiel LVO Talen. De tweedegraads lerarenopleiding bestaat uit acht thema’s (zie figuur 1). Binnen ieder thema worden diverse modules aangeboden.
Figuur 1: schematische weergave van het curriculum LVO Nederlands / Engels De propedeuse kent twee thema’s. In beide thema’s ligt een belangrijk accent op de leerling. De leerling is een van de onderwerpen van de didactische driehoek (zie figuur 2). In thema 1 (basisvaardigheden) wordt vooral de relatie gelegd tussen pedagogische, communicatieve en onderzoeksmatige invalshoeken en de leerling. In thema 2 (eigen vaardigheid als leraar) ligt de focus op de leerstof Figuur 2: didactische driehoek en vakdidactiek in relatie tot de leerling. In beide thema’s gaat het er om dat de student kennis en vaardigheden van deze onderwerpen opdoet, vanuit het perspectief van zijn (toekomstige) rol als leraar. In de hoofdfase hebben de thema’s een vergelijkbare opbouw. Ook hier worden de onderwerpen behandeld en wordt steeds een relatie gelegd naar wat dit betekent voor het omgaan met een individuele leerling of een groep leerlingen. Tijdens de opleiding verwerft de student de bekwaamheidseisen bij de vier opleidingsbekwaamheden: vakinhoudelijk bekwaam (VIB), vakdidactisch bekwaam (VDB), pedagogisch bekwaam (PB), professioneel & collegiaal bekwaam (PCB). Zoals uit het schema blijkt, richt ieder thema zich op twee of meer opleidingsbekwaamheden. Op drie momenten in de opleiding toont de student aan dat hij deze bekwaamheidseisen verworven heeft. Zijn bekwaamheid wordt beoordeeld op drie complexiteitsniveaus: niveau 1 (propedeusefase: hoofdfasebekwaam), niveau 2 (hoofdfase: afstudeerbekwaam), niveau 3 (afstudeerfase: startbekwaam). De bekwaamheidseisen en de complexiteitsniveaus vormen hierbij het referentiekader 2. In de volgende tabel staat de relatie tussen de opleidingsbekwaamheden en de thema’s in het curriculum.
2
Deze zijn te vinden in het Beroeps- en opleidingsprofiel en de toetsmatrix van de lerarenopleiding LVO Talen.
5
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
Propedeusefase Hoofdfase
Afstudeerfase
Bekwaamheid Niveau Thema 1 (30 ec) Thema 2 (30 ec) Thema 3 (30 ec) Thema 4 (30 ec) Thema 5 (30 ec) Thema 6 (30 ec) Thema 7 (30 ec) Thema 8 (30 ec)
4 maart 2013
VIB
VDB
PB
PCB
VIB
VDB
PB
PCB
VIB
VDB
PB
PCB
1
1
1
1
2
2
2
2
3
3
3
3
VIB = Vakinhoudelijk bekwaam, VDB = Vakdidactisch bekwaam, PB = Pedagogisch bekwaam, PCB = Professioneel en collegiaal bekwaam
Bij het doorlopen van de opleiding besteedt elke student 840 uur (30 EC) aan praktijkintegratie, waarvan de student minimaal 476 uren aanwezig is op de werkplek. Elke student dient gedurende de opleiding op minimaal twee verschillende werkplekken stage te hebben gelopen. De stage is gekoppeld aan de modules praktijkintegratie. Deze modules vormen de afsluiting van de thema’s 1 tot en met 6 en bestaan uit verplichte praktijkintegratie-opdrachten en een vrije keuze aan onderwijsactiviteiten die de student op de werkplek uitvoert. Een thema is afgerond als naast de module praktijkintegratie ook alle andere modules uit het thema met een voldoende zijn afgesloten. Op welke wijze de toetsing van iedere module plaatsvindt staat beschreven in bijlage 1.
6
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
2. Structuur van het portfolio Het portfolio bestaat uit vier afzonderlijke onderdelen, die de student gedurende zijn opleiding voortdurend (aan)vult. De LOI maakt onderscheid tussen: het portfolio-onderdeel studieloopbaanbegeleiding; het portfolio-onderdeel bekwaamhedenmatrix – praktijkbegeleiding; het portfolio-onderdeel bekwaamhedenmatrix - praktijkintegratie-opdrachten; het portfolio-onderdeel bekwaamhedenmatrix – reflecties. Studieloopbaanbegeleiding Het portfolio-onderdeel studieloopbaanbegeleiding bestaat uit vijf inzendopgaven waarbij de student op vaste momenten in zijn opleiding reflecteert op zijn functioneren. De opbouw van de studieloopbaanbegeleiding is weergegeven in de Matrix studieloopbaanbegeleiding. Bij de start van de propedeuse maakt de student kennis met de coach via de kennismakingsopdracht. De student en de LOI-coach stellen zich schriftelijk aan elkaar voor waarbij de student ingaat op zijn visie op onderwijs en zijn bekwaamheden. De tweede opdracht betreft de propedeusebeoordeling aan het einde van de propedeusefase. De student reflecteert op zijn functioneren in de studie en op zijn bekwaamheden als aankomend leerkracht. Daarbij zal de student een 360 graden feedback uitvoeren op de bekwaamheidseis ‘samenwerken’, die hij door personen op de werk- (stageplek) laat invullen. Dit zijn in ieder geval de stagementor en een eindverantwoordelijke van de stagepraktijkbegeleiding op de werkplek (in de persoon van een adjunct-directeur, Begeleider op School, bouwcoördinator, etc.). De LOI-coach beoordeelt de inzendopdracht van de student en controleert de vorderingen die hij heeft gemaakt in de bekwaamhedenmatrix. Bij deze controle zouden de cellen van thema 1 en 2 allemaal akkoord bevonden moeten zijn. De derde opdracht dient halverwege de hoofdfase (na thema 4) te worden aangeleverd. In deze opdracht beschrijft de student zijn studievoortgang en zijn functioneren. Aan het einde van de hoofdfase stuurt de student opnieuw een inzendopgave in. De vierde opdracht is gelijk aan de beoordeling van de propedeuse alleen zal ditmaal thema 3 t/m 6 in de bekwaamhedenmatrix afgerond moeten zijn. Bij de vijfde inzendopdracht aan het einde van de afstudeerfase levert de student een compleet portfolio in. De student reflecteert op zijn bekwaamhedenontwikkeling en levert daarbij een uitgevoerde 360 graden feedback op de bekwaamheidseis ‘samenwerken’ aan. De coach beoordeelt het portfolio op volledigheid, verzorging en diepgang. De resultaten in het portfolio worden meegenomen tijdens de mondelinge afstudeeropdracht. Matrix Studieloopbaanbegeleiding
Kennismaking coach Begeleiding: coach Beoordeling propedeuse Beoordeling: coach Tussentijds hoofdfase Begeleiding: coach Beoordeling hoofdfase Beoordeling: coach Beoordeling afstudeerfase Beoordeling: coach
Bekwaamhedenmatrix - Praktijkbegeleiding De praktijkbegeleiding volgt de opbouw van de praktijkintegratie. In het kader van de praktijkintegratie van thema 1 dient de student (voorafgaand aan de stage) zijn stageplek in bij de LOI aan de hand van het formulier ‘Inbreng werkplek’. De student geeft op dit formulier een beschrijving van de werkplek en de stagementor op basis van de door de LOI geformuleerde eisen.
7
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Een ander onderdeel van het formulier betreft is de praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst zijn artikelen met stageafspraken opgenomen. De artikelen zorgen ervoor dat alle betrokkenen weet hebben van hun verantwoordelijkheden in het kader van het leren (van de student) op de werkplek. De werkplek, de stagementor, de student en de LOI Hogeschool formaliseren hun samenwerking door ondertekening van de overeenkomst. Tijdens de praktijkintegratie van thema 2 vindt er een Skype-gesprek plaats tussen student, stagementor en LOI-coach, waarbij de LOI-coach een begeleidingsgesprek voert. Er wordt ingegaan op de bekwaamhedenontwikkeling van de student en de praktijkbegeleiding op de werkplek. Een proces verbaal van dit gesprek wordt verzameld in het portfolio. De student wordt tijdens de uitvoering van de praktijkintegratie van thema 4 in de hoofdfase bezocht door de LOI-coach. De LOI-coach zal de student feedback geven op en ondersteunen bij zijn bekwaamhedenontwikkeling. Ook bespreekt hij met de student en de stagementor de ervaringen van de stagebegeleiding. In de hoofdfase vindt in het kader van de praktijkintegratie van thema 5 opnieuw een begeleidingsgesprek via Skype plaatst tussen student, stagementor en coach. Aan het einde van de hoofdfase (praktijkintegratie thema 6) neemt een stagedocent een praktijkexamen af. Het praktijkexamen bestaat uit een lesobservatie van de student. De student wordt tijdens het praktijkexamen beoordeeld op de vier opleidingsbekwaamheden. In de LiO-stage kan de student naar wens een begeleidingsgesprek met de LOI-coach aanvragen. Ook zal er tijdens de LiO-stage een tweede praktijkexamen afgenomen worden. Aan het einde van de LiO-stage levert de student een urenverantwoording van zijn stage in. Deze wordt door de coach beoordeeld. Bekwaamhedenmatrix - Praktijkintegratie-opdrachten Hoofdstuk 3 van dit document geeft de concrete invulling weer van de praktijkintegratie-opdrachten die in de thema’s 1 t/m 6 onderdeel uitmaken van het curriculum. De praktijkintegratie-opdracht bestaat per thema uit drie vaste onderdelen: het logboek, een aantal verplichte beroepsproducten en de beoordeling van de stagementor. Logboek In het logboek beschrijft de student zijn werkzaamheden die hij op de werkplek verricht. Het logboek laat zien hoe de student invulling geeft aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de onderwijsactiviteiten die hij uitvoert in de vrije stageruimte. Beide voorziet hij van een urenverantwoording. De onderwijsactiviteiten van de vrije ruimte zijn verdeeld in drie categorieën: activiteiten voor en met leerlingen, activiteiten op schoolniveau en professionaliseringsactiviteiten(zie hoofdstuk 4). De uren worden ingevuld in overleg met de stagementor. Hierbij wordt uitgegaan van de individuele ontwikkelbehoefte van de student, waarbij rekening gehouden wordt met de bekwaamheidseisen en de mogelijkheden binnen de school. De stagementor accordeert dit logboek alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio. Beroepsproducten De beroepsproducten die opgeleverd worden tijdens de praktijkintegratie-opdrachten zorgen voor de vertaling van de module-inhouden naar de beroepspraktijk. Een deel van de opdrachten maakt onderdeel uit van de onderzoeksvaardighedenleerlijn. De LOI-vakdocent beoordeelt de beroepsproducten die per thema ingebracht worden. Beoordeling stagementor
8
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
De stagementor beoordeelt per thema de praktijkintegratie (stage) van de student. In de praktijkhandleiding voor de stagementor worden de eisen van de praktijkintegratie weergegeven. Ook wordt het complexiteitsniveau beschreven waarop de student tijdens de praktijkintegratie dient te functioneren. Een voldoende beoordeling door de stagementor is een voorwaarde voor een voldoende beoordeling van de totale praktijkintegratie-module. Bij een onvoldoende beoordeling vindt er een gesprek plaats tussen stagementor en student, eventueel met de LOI coach, om te beoordelen op welke punten de student zich nog moet ontwikkelen. Bekwaamhedenmatrix - Reflecties In het portfolio reflecteert de student aan het eind van thema 1 t/m 6 (na afronding van de praktijkintegratie) op zijn ontwikkeling. De student reflecteert per thema op bekwaamheden die binnen dat thema het meeste accent krijgen. De bekwaamheden zijn uitgesplitst in bekwaamheidseisen, waarbij bij elke reflectiecel een selectie van eisen bevat. In deze reflectie geeft hij aan in hoeverre hij de beoogde doelen bereikt heeft en motiveert dit aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden. De coach beoordeelt de reflectie op diepgang, waarbij de verbeterpunten uit de vorige reflecties worden meegenomen. De verbeterpunten uit een voorafgaande periode worden telkens meegenomen naar de daaropvolgende periode en vormen het fundament voor de invulling van de vrije stageruimte. De reflecties krijgen zo het karakter van een persoonlijk ontwikkelings plan (pop). Propedeuse
Hoofdfase
Afstudeerfase
Bekwaamhedenmatrix
Thema 1
Thema 2
Thema 3
Thema 4
Thema 5
Thema 6
Praktijkbegeleiding
Inbreng werkplek
Begeleidings -gesprek 1
Inbreng werkplek
Begeleidings -bezoek 1
Begeleidings -gesprek 2
Praktijkexam en 1
Begeleidings -bezoek 2
Praktijkexam en 2
Beoordeling eisen werklplek en stagementor
Skypegesprek met stagementor/ student/ coach
Verplicht bij een nieuwe werkplek. Beoordeling eisen werkplek en stagementor
Coach bezoekt werkplek/ student/ stagementor. Gesprek met coach/ eindverantwoordelijke werkplek/ student over stagebegeleiding
Skypegesprek met stagementor/ student/ coach
Beoordeling van de student op de werkplek gevolgd door gesprek met stagementor/ student/ stagedocent
op verzoek van de student legt de coach een bezoek af op de werkplek
Beoordeling van de student op de werkplek gevolgd door gesprek met stagementor/ student/ stagedocent
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Reflecties
Praktijkintegratieopdrachten
Vakinhoudelijk bekwaam Vakdidactisch bekwaam Pedagogisch bekwaam Professioneel collegiaal bekwaam
Begeleiding: coach
Beoordeling: stagedocent
Begeleiding: coach Praktijkintegratie thema 4
Praktijkintegratie thema 5
Praktijkintegratie thema 6
De student dient hier zijn definitieve beroepsproducten in
De student dient hier zijn definitieve beroepsproducten in
De student dient hier zijn definitieve beroepsproducten in
Beoordeling: vakdocent
Beoordeling: vakdocent
Beoordeling: vakdocent
Praktijkintegratie thema 1
Praktijkintegratie thema 2
Praktijkintegratie thema 3
De student dient hier zijn definitieve beroepsproducten in
De student dient hier zijn definitieve beroepsproducten in
De student dient hier zijn definitieve beroepsproducten in
Beoordeling: vakdocent
Beoordeling: vakdocent
Reflectie bekwaamhedenontwikkeling bij PI 1
Reflectie bekwaamhedenontwikkeling bij PI 2
Reflectie bekwaamhedenontwikkeling bij PI 3
Reflectie bekwaamhedenontwikkeling bij PI 4
Reflectie bekwaamhedenontwikkeling bij PI 5
Reflectie bekwaamhedenontwikkeling bij PI 6
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Beoordeling: coach
Beoordeling: vakdocent
Thema 7
Thema 8
Begeleiding: coach
Urenverantw oording LiO-stage Beoordeling: coach
Beoordeling: stagedocent
9
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3. De praktijkintegratie-opdrachten In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de praktijkintegratie-opdrachten die in thema 1 tot en met thema 6 onderdeel uitmaken van het curriculum. De praktijkintegratie-opdrachten per thema worden hierna achtereenvolgens verduidelijkt aan de hand van: een beschrijving van het thema waar de praktijkintegratie-opdracht deel van uitmaakt. een verwijzing naar de doelen van de praktijkintegratie-opdracht. een overzicht van de modules die aan de praktijkintegratie-opdracht gerelateerd zijn. het complexiteitsniveau waarop de praktijkintegratie-opdracht gericht is. een omschrijving van de praktijkintegratie-opdracht beschrijvingen van de deelopdrachten. een overzicht van de beroepsproducten per praktijkintegratie-opdracht. De praktijkintegratie-opdrachten zijn afgestemd op de bekwaamheidseisen die centraal staan tijdens de module praktijkintegratie en de inhouden van de modules uit de thema’s. De opdrachten moeten gezien worden als de activiteiten die verplicht op de werkplek moeten worden uitgevoerd. De beroepsproducten die deze activiteiten opleveren, moeten worden toegevoegd aan het portfolio. Naast deze verplichte praktijkintegratie-opdrachten dient de student de nodige vlieguren te maken in de praktijk van het voortgezet onderwijs (de vrije stageruimte, zie paragraaf 3).
10
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3.1. Praktijkintegratie-opdracht thema 1: Basisvaardigheden In dit thema heeft de student inzicht gekregen in de wijze waarop praktijkonderzoek in de school kan bijdragen aan het beantwoorden van vragen die de onderwijspraktijk oproept. De student heeft zich de onderzoeksvaardigheden eigen gemaakt die nodig zijn voor de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek. De student is bekend geraakt met de achtergronden van ons onderwijssysteem en heeft inzicht gekregen in communicatie, interactie en groepsdynamica. Hierbij heeft hij geleerd een onderwijsleersituatie te analyseren, leerlingkenmerken te benoemen en onderwijsbenaderingen te vergelijken en beoordelen. Ook is een eerste stap gezet in de ontwikkeling naar een professionele en collegiale vakbekwaamheid. Doelen De doelen die horen bij deze praktijkintegratie-opdracht zijn beschreven in de toetsmatrix. Gerelateerde modules Dit thema bestaat uit vijf modules en een module praktijkintegratie. De titels van de overige modules zijn: Studievaardigheden Inleiding digitaal portfolio Onderzoeksvaardigheden Basisvaardigheden van de leraar Basisvaardigheden voor de professional Een omschrijving van de module-inhoud is opgenomen in het Beroeps- en opleidingsprofiel voor de lerarenopleiding LVO Talen. Complexiteitsniveau 1 (gericht op hoofdfasebekwaamheid) Omschrijving praktijkintegratie-opdracht Tijdens deze praktijkintegratie-opdracht zoomt de student in op de doelgroep van het voortgezet onderwijs; de leerlingen. Als leraar heb je dagelijks te maken met leerlingen. Wanneer je kiest voor het leraarschap is het van belang dat je veel affiniteit hebt met de doelgroep. De student richt zich in het kader van deze opdracht in het bijzonder op leerlingen met specifieke leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen. Naast de aandacht voor de leerling, maakt de student ook kennis met de schoolorganisatie. Hij verdiept zich in de unieke kenmerken van zijn school. Zo brengt hij onder meer in kaart hoe er in de school met elkaar wordt samengewerkt. Deelopdrachten Deze praktijkopdracht bestaat uit drie deelopdrachten. Deelopdracht 1: Het logboek De student houdt voor elke dag dat hij aanwezig is op de werkplek een logboek bij. In dit logboek is te zien hoe de student invulling heeft gegeven aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de vrije stageruimte en hoeveel tijd hij hier aan heeft besteed. Per stagedag legt de student vast welke activiteiten hij heeft uitgevoerd. De stagementor van de werkplek accordeert dit logboek (zie paragraaf 5 en bijlage 2), alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio.
11
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Deelopdracht 2: Basisvaardigheden “De leerling” In deze opdracht gaat het erom dat de student zich gaat verdiepen in de verschillen tussen leerlingen en in de achtergronden van het (leer)gedrag van enkele individuele leerlingen. De student verzamelt informatie over de groepssamenstelling in een klas. Aandachtspunten daarbij zijn verschillen tussen leerlingen in de groep in: leerstijl en aanpak, interesse en wat leerlingen motiveert, de interactie tussen leerlingen onderling, de interactie tussen leerling en docent, gedrag. De student voert een praktijkonderzoek uit om informatie te verzamelen over hoe leerlingen van elkaar kunnen verschillen. Hij doorloopt daarbij de zeven kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek (Van der Donk en van Lanen, 2012 3). Oriënteren Een leraar in het voortgezet onderwijs ziet wekelijks verschillende klassen voorbij komen tijdens zijn lessen. Leraren hebben te maken met verschillen tussen klassen, maar ook nog met verschillen tussen leerlingen die samen een klas vormen. Om je onderwijs goed af te kunnen stemmen op de individuele kenmerken van leerlingen, moet je een goed beeld hebben van de overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen. Wanneer je kennismaakt met een nieuwe klas, moet je in korte tijd zicht zien te krijgen op de specifieke kenmerken van iedere leerling. Dit praktijkonderzoek richt zich op dit praktijkprobleem. De student oriënteert zich op het onderwerp ‘verschillen tussen leerlingen’ aan de hand van de technieken die beschreven zijn in het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’. Hij probeert zicht te krijgen op het praktijkprobleem ‘het zicht krijgen op verschillen tussen leerlingen’ door zelf te omschrijven wat hij hieronder verstaat en welke vooronderstellingen hij heeft. Hij observeert, gaat hier met andere leraren over in gesprek en verdiept zich in literatuur. De student beschrijft het praktijkprobleem en gaat daarbij vooral in op de vraag: Waarom is het belangrijk om als leraar goed zicht te hebben op de specifieke kenmerken van leerlingen? Richten Het onderzoeksdoel, de hoofdvraag en de deelvragen van dit praktijkonderzoek staan vast. Onderzoeksdoel: De student verwerft kennis over en inzichten in de aspecten waarin leerlingen van elkaar kunnen verschillen. De student verwerft inzicht in de manier waarop een leraar kan inspelen op verschillen tussen leerlingen. Hoofdvraag: Hoe kan een leraar zijn onderwijs afstemmen op de specifieke kenmerken van leerlingen in de klas ? De deelvragen: A. Op welke wijze kunnen leerlingen van elkaar verschillen op het gebied van de belevingswereld? B. Op welke wijze kunnen leerlingen van elkaar verschillen op het gebied van leervoorkeuren? C. Op welke wijze kunnen leerlingen van elkaar verschillen op het gebied van leermotivatie? D. Op welke wijze kunnen leerlingen van elkaar verschillen op het gebied van leerprestaties? E. Op welke wijze kunnen leerlingen van elkaar verschillen op het gebied van sociaal gedrag? F. Hoe zijn leerling X en leerling Y in mijn stageklas te typeren (op het gebied van de belevingswereld, leervoorkeuren, leermotivatie, leerprestaties en sociaal gedrag)? Toelichting: 3
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
12
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
De student bepaalt in overleg met de mentor welke twee leerlingen bij het onderzoek worden betrokken (deelvraag F en G). Voor het leerproces van de student is het van belang dat deze twee leerlingen op verschillende gebieden van elkaar verschillen. Plannen De student maakt een tijdsplanning van de onderzoeksactiviteiten die hij wil uitvoeren op zijn werkplek om de deelvragen te beantwoorden. Hij kan hierbij bijvoorbeeld denken aan lesobservaties, gesprekken voeren met leerlingen of leraren, het bestuderen van producten van leerlingen, het bestuderen van tijdschriften en vakliteratuur. Bij het plannen van de onderzoeksactiviteiten is het van belang dat de student eerst data verzamelt bij deelvraag A t/m E, alvorens hij zijn onderzoek vervolgt met deelvraag E en F. De opbrengsten van de eerste drie kernactiviteiten (oriënteren, richten en plannen) beschrijft hij in een onderzoeksplan aan de hand van het format in paragraaf 5.5.1 van het boek “Praktijkonderzoek in de school”. Verzamelen De student voert zijn onderzoeksplan uit en verzamelt de data. Analyseren en concluderen De student beantwoordt zijn deelvragen op basis van de data die hij op de werkplek en met behulp van literatuur heeft verzameld. Rapporteren en presenteren De rapportage van het praktijkonderzoek bestaat uit een plan voor de begeleiding van leerling X en leerling Y. Dit begeleidingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: - Een beschrijving van de overeenkomsten en verschillen tussen leerling X en leerling Y: Hij illustreert dit met praktijkvoorbeelden (casussen, producten van leerlingen, foto’s, tekeningen) die hij verzameld heeft tijdens het onderzoek. Ook zorgt hij voor een duidelijke onderbouwing vanuit de literatuur en deskundigen. - Een beschrijving van een begeleidingsmethodiek voor leerling X en leerling Y: De student maakt duidelijk hoe een leraar de beide leerlingen het beste kan begeleiden, rekening houdend met hun specifieke kenmerken. - Een terugblik op het praktijkonderzoek: De student blikt terug en evalueert het onderzoeksproces. Hij maakt hiervoor gebruik van de richtlijnen zoals beschreven in paragraaf 9.5.2 in ‘Praktijkonderzoek in de school’. Deelopdracht 3: Basisvaardigheden “De professionele omgeving” De student voert verschillende activiteiten uit, op basis waarvan hij een beschrijving maakt van zijn werkplek. Zo kan hij in gesprek gaan met leraren, documenten als de schoolgids of het schoolplan bestuderen, in gesprek gaan met ouders, een interview houden met de directeur, een vergadering bijwonen, enz. Met het uitvoeren van deze activiteiten verzamelt hij informatie over een aantal schoolkenmerken: Onderwijsvisie: De student geeft aan welke visie de school hanteert t.a.v. de opvoeding en de leerontwikkeling van leerlingen. Hij beschrijft de pedagogische en didactische uitgangspunten. Denominatie: De student geeft aan welke geloofsovertuiging(en) en levensbeschouwelijke invalshoeken op de school leidend is/zijn en hoe dit tot uiting komt in het onderwijs. Schooltijden en roostering: De student geeft aan welke schooltijden er gehanteerd worden en beschrijft opvallende organisatorische keuzes in het jaarrooster en/of lesrooster. Klassenindeling: De student geeft aan op welke wijze de klassen zijn ingedeeld (homogeen / heterogeen) en welke groepsoverstijgende activiteiten op school georganiseerd worden. Leermiddelen: De student inventariseert de belangrijkste leermiddelen die op school aanwezig zijn. Ook geeft hij aan op welke wijze er op school gebruikgemaakt wordt van nieuwe media/ICT. 13
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Inrichting schoolgebouw: De student beschrijft de inrichting van het schoolgebouw, de klaslokalen, werkruimtes, enz. met bijbehorende functies. Inrichting schoolomgeving: De student geeft aan hoe de directe omgeving van de school is ingericht en op welke wijze de school deze omgeving benut als leeromgeving. De student gaat hierbij zowel in op het speelplein als de buurt. Samenwerken met leraren: De student beschrijft op welke wijze er op school wordt samengewerkt, gecommuniceerd, overlegd en vergaderd. Samenwerken met ouders: De student geeft aan in hoeverre de school samenwerkt met ouders, hen informeert over de dagelijkse gang van zaken op school en de leervorderingen van hun kind. Schoolbrede projecten en vieringen: De student beschrijft de schoolbrede projecten en vieringen die tijdens het schooljaar hebben plaatsgevonden of nog moeten plaatsvinden. Nadat de student de specifieke kenmerken van de school heeft beschreven, geeft hij per kenmerk aan in hoeverre het beeld van de school overeenkomt met zijn eigen beeld van goed onderwijs. Bij elk kenmerk zorgt hij voor een duidelijke onderbouwing van zijn mening. Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Twee uitgewerkte leerling-portretten van twee verschillende leerlingen uit één klas + een evaluatie van het onderzoeksproces. Een portret van de eigen werkplek en een vergelijking met het eigen onderwijsideaal C. Beoordeling stagementor op het functioneren van de student tijdens praktijkintegratie thema 1
14
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3.2. Praktijkintegratie-opdracht thema 2: De eigen vaardigheid van de leraar In dit thema heeft de student zich vakinhoudelijk verdiept in taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur. Tevens heeft hij zich verdiept in vakdidactiek: het verzorgen van onderwijs en het laten leren van leerlingen. Hij heeft zich beziggehouden met het omzetten van vakinhoud in een lesprogramma. Hij kan de beginsituatie van een groep vaststellen, lesdoelen formuleren, een lesvoorbereidingsformulier maken en een keuze maken uit verschillende werkvormen. Doelen De doelen die horen bij deze pratijkintegratie-opdracht zijn beschreven in de toetsmatrix. Gerelateerde modules Dit thema bestaat uit vier modules en een module praktijkintegratie. De titels van de overige modules zijn: Taalbeheersing Taalkunde Literatuur en fictie Vakdidactiek Praktijkintegratie Eigen vaardigheid van de leraar Een omschrijving van de module-inhoud is opgenomen in het Beroeps- en opleidingsprofiel voor de lerarenopleiding LVO Talen. Complexiteitsniveau 1 (gericht op hoofdfasebekwaamheid) Omschrijving praktijkintegratie-opdracht Wanneer mensen gevraagd wordt wat de belangrijkste taak is van een leraar dan zal lesgeven waarschijnlijk veel genoemd worden. Lesgeven staat in deze praktijkintegratie-opdracht centraal. De student observeert lessen van zijn stagementor en zal onder begeleiding verschillende lesactiviteiten verzorgen in zijn stageklas(sen). Het is daarbij belangrijk dat de student de lessen goed voorbereidt en bij het voorbereiden alvast rekening houdt met de kenmerken en leerbehoeften van de leerlingen in zijn stageklas(sen). Hij laat dit zien door een beginsituatie en leerdoelen te beschrijven. Verder bevat de lesvoorbereiding een duidelijke lesopbouw met een inleiding, een kern en een slot. De student leert gebruik te maken van verschillende instructiemodellen en werkvormen. Ook denkt hij na over zijn klassenmanagement, lesuitvoering en wijze van begeleiden. Deelopdrachten Deze praktijkopdracht bestaat uit drie deelopdrachten. Deelopdracht 1: Het logboek De student houdt voor elke dag dat hij aanwezig is op de werkplek een logboek bij. In dit logboek is te zien hoe de student invulling heeft gegeven aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de vrije stageruimte en hoeveel tijd hij hier aan heeft besteed. Per stagedag legt de student vast welke activiteiten hij heeft uitgevoerd. De stagementor van de werkplek accordeert dit logboek (zie paragraaf 5 en bijlage 2), alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio. Deelopdracht 2: Basisvaardigheden “lesgeven in het vak” Voor elk deelgebied (taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur) observeert de student een les die verzorgd wordt door zijn stagementor.
15
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Tijdens de observaties let hij op de volgende zaken: -
Lesopbouw (inleiding, kern, slot) Onderwerp van de les (omschrijving, introductie, samenhang met andere lesstof) Werkvormen Leermiddelen Differentiatie (op welke manier houdt de leraar rekening met verschillen tussen leerlingen?) Klassenmanagement (stijl, organisatie, sfeer) Gedrag van de leerlingen
De observaties worden door de student vastgelegd in een observatieverslag per geobserveerde les. Ook omschrijft hij welke zaken hij zelf anders had aangepakt en waarom. De student zorgt voor een duidelijke onderbouwing van zijn mening. Hij bespreekt het verslag met de stagementor en voegt een kort verslag van dit gesprek aan het observatieverslag toe. Deelopdracht 3: Basisvaardigheden “lesgeven in het vak” De student interviewt een leraar op zijn vakgebied. Dit mag niet zijn stagementor zijn. Het onderwerp van het interview is lesgeven/didactiek. Hij vraagt hem naar de volgende zaken: -
Werkervaring (hoelang staat hij voor de klas, welke klassen geeft hij les?) Lesvoorbereiding (op welke manier bereidt hij zijn lessen voor, waar maakt hij gebruik van?) Werkvormen (welke werkvormen gebruikt hij het meest en waarom?) Leermiddelen (welke leermiddelen gebruikt hij het meest en waarom?) Differentiatie (op welke manier houdt hij rekening met verschillen tussen leerlingen?) Doelgroep (op welke manier beïnvloeden de kenmerken van de klas – grootte, samenstelling, niveau, jaarlaag – de manier waarop hij lesgeeft?)
Na afloop van het interview schrijft de student een verslag. Hij bespreekt zijn verslag met de betreffende leraar en past het interviewverslag zo nodig aan.
Deelopdracht 4: Basisvaardigheden “lesgeven in het vak” De student kiest samen met zijn stagementor een drietal lesactiviteiten uit op het gebied van taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur. Per deelgebied bereidt de student minimaal een lesactiviteit voor. Hij voert deze uit en hij bespreekt ze met zijn stagementor. Hij gebruikt de evaluatieresultaten en feedback van zijn stagementor en de leerlingen bij de voorbereiding en uitvoering van de volgende lesactiviteit. Bij het uitvoeren van deze deelopdracht zorgt de student ervoor dat hij: - de les voorbereidt en afstemt op het gemiddeld niveau van de groep leerlingen, - haalbare leerdoelen formuleert voor de groep, - zorgt voor lesactiviteiten afgestemd op de leerdoelen, - een duidelijke lesopbouw met inleiding, kern en slot hanteert, - de les nabespreekt met leerlingen, - nagaat in hoeverre leerdoelen behaald zijn, - zorgt voor een evaluatie na afloop van de les met reflectie op de uitvoering, - de stagementor (of andere observanten) vraagt om feedback op de lesactiviteit. Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Drie observatieverslagen met reflectie en verslag nagesprek van lessen gericht op taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur C. Interviewverslag D. Drie lesvoorbereidingen (gericht op taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur) met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie E. Beoordeling stagementor op het functioneren van de student tijdens praktijkintegratie thema 2
16
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3.3. Praktijkintegratie-opdracht thema 3: Pedagogiek In thema 3 heeft de student zich verdiept in de ontwikkelingspsychologie en de ontwikkeling van het brein. Hij heeft zich verdiept in leer- en gedragsproblemen als concentratieproblemen, ADHD en faalangst. Hij heeft inzicht in leerlingbegeleiding op scholen en in leerlingvolgsystemen. Verder heeft hij meer kennis gekregen op het gebied van het leren van individuele leerlingen en leerlingen in een groep en hoe hij zijn didactiek en instructiemethodes hierop af kan stemmen. Hij heeft geleerd hoe hij gebruik kan maken van media in zijn lessen. Ten slotte leert hij hoe hij goede toetsen kan ontwikkelen. Doelen De doelen die horen bij deze pratijkintegratie-opdracht zijn beschreven in de toetsmatrix. Gerelateerde modules Dit thema bestaat uit vijf modules en een module praktijkintegratie. De titels van de overige modules zijn: Omgaan met adolescenten Leer- en gedragsproblemen (1) Algemene didactiek en instructiemethodes Media pedagogiek Onderwijskunde Toetsontwikkeling Een omschrijving van de module-inhoud is opgenomen in het Beroeps- en opleidingsprofiel voor de lerarenopleiding LVO Talen. Complexiteitsniveau 2 (gericht op afstudeerbekwaamheid) Omschrijving praktijkintegratie-opdracht Tijdens deze praktijkintegratie-opdracht verdiept de student zich in de verschillen tussen leerlingen. Hij voert een beschrijvend praktijkonderzoek uit dat resulteert in een begeleidingsplan voor twee leerlingen dat gebruikt kan worden in de onderwijsuitvoering. Hij maakt daarbij gebruik van vakliteratuur en de deskundigheid die aanwezig is in de school. Hij gaat bijvoorbeeld met leraren in gesprek, voert lesobservaties uit, voert individuele gesprekken met leerlingen, bestudeert producten van leerlingen enz. De student brengt de begeleidingsplannen in de praktijk en reflecteer op de uitvoering. Om goed zicht te krijgen op de verschillen tussen leerlingen en hun ontwikkeling in kaart te brengen, maakt een leraar veelvuldig gebruik van toetsen. De student maak in het kader van deze praktijkintegratie-opdracht een eigen toets en test deze in de praktijk. Door zelf een toets te ontwikkelen ontwikkelt hij deskundigheid, waarmee hij de kwaliteit van bestaande toetsen ook beter kan beoordelen. Deelopdrachten Deze praktijkopdracht bestaat uit drie deelopdrachten. Deelopdracht 1: Het logboek De student houdt voor elke dag dat hij aanwezig is op de werkplek een logboek bij. In dit logboek is te zien hoe de student invulling heeft gegeven aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de vrije stageruimte en hoeveel tijd hij hier aan heeft besteed. Per stagedag legt de student vast welke activiteiten hij heeft uitgevoerd. De stagementor van de werkplek accordeert dit logboek (zie paragraaf 5 en bijlage 2), alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio. 17
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Deelopdracht 2: Gevorderde vaardigheden: “de leerling” U voert een praktijkonderzoek uit en doorloopt daarbij de kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek (Van der Donk en van Lanen, 2012) 4. Het praktijkonderzoek is gericht op het in kaart brengen van leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen bij leerlingen. Oriënteren In het onderwijs krijgt u te maken met leerlingen met leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen. Het is niet altijd makkelijk om als leraar een volledig beeld te hebben van de leerlingen die u voor u hebt en hen individueel op de juiste manier te begeleiden. Dit praktijkonderzoek richt zich op dit praktijkprobleem. U oriënteert zich op het onderwerp ‘leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen’ aan de hand van de technieken die beschreven zijn in hoofdstuk 3 van het boek Praktijkonderzoek in de school. U probeert zicht te krijgen op het praktijkprobleem door zelf te omschrijven wat u onder het onderwerp ‘leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen’ verstaat en welke vooronderstellingen u hebt. U gaat hierover met andere leraren/begeleiders in gesprek en verdiept u in relevante literatuur. U beschrijft het praktijkprobleem en gaat daarbij vooral in op de vragen: Waarom is het belangrijk om als leraar goed zicht te hebben op leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen waar sommige leerlingen mee te maken hebben? Op welke manier kunnen de docent en de leerling profijt hebben van dit inzicht? Richten Het onderzoeksdoel, de hoofdvraag en de deelvragen van dit praktijkonderzoek staan vast. Het onderzoeksdoel is opgesplitst in twee subdoelen. Let op: u mag uw onderzoek toespitsen op de onderbouw. Onderzoeksdoelen: De student verwerft kennis over en inzicht in de meest voorkomende leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen op de onderwijsinstelling waar hij zijn praktijkperiode doorbrengt. De student verwerft inzicht in de manier waarop de onderwijsinstelling inspeelt op leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen. Hoofdvraag: Welke kennis en inzichten moet een docent hebben van de meest voorkomende leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen op zijn school, om de leerlingen die hiermee te maken hebben tijdens lesactiviteiten te kunnen begeleiden? De deelvragen: A. Wat zijn typische kenmerken van leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen? B. Hoe zijn deze typische kenmerken zichtbaar bij de onderbouwleerlingen op de school? C. Wat is het beleid van de school op het vlak van begeleiding/ondersteuning van leerlingen met deze leer-, ontwikkelings- en gedragsproblematiek? D. Waarom kiest de school voor deze begeleiding/ondersteuning? E. Wat is het doel van deze begeleiding/ondersteuning? F. Wie voert deze begeleiding/ondersteuning uit? G. Wie maakt gebruik van deze begeleiding/ondersteuning? H. Hoe worden de docenten bij dit beleid betrokken? I. Hoe wordt deze begeleiding/ondersteuning ervaren door zowel de docenten/begeleiders als de leerlingen? Plannen 4
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
18
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
U maakt een tijdsplanning van de onderzoeksactiviteiten die u wilt uitvoeren om de deelvragen te beantwoorden. U kunt hierbij denken aan observaties, gesprekken met leerlingen en leraren/begeleiders/schoolleiders, bestuderen van beleidsmateriaal enz. De opbrengsten van de eerste drie kernactiviteiten (oriënteren, richten en plannen) beschrijft u in het onderzoeksplan aan de hand van het format in paragraaf 5.5.1 van het boek Praktijkonderzoek in de school. Een aantal onderdelen van dit plan kunt u overnemen uit de beschrijving van deze praktijkintegratie-opdracht. Verzamelen U voert uw onderzoeksplan uit en verzamelt de data in de praktijk. Analyseren en concluderen U analyseert de data die u in de school hebt verzameld en beantwoordt de deelvragen. Wanneer blijkt dat u een of meerdere vragen niet kunt beantwoorden, zult u aanvullende data in de praktijk dienen te verzamelen. Rapporteren en presenteren De rapportage van het praktijkonderzoek bestaat uit een overzicht van het beleid van de school op het gebied van begeleiding/ondersteuning aan leerlingen met leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen. Deze informatie heeft u verkregen met het uitvoeren van het praktijkonderzoek. U legt de nadruk op die kennis en inzichten die een docent nodig heeft om de dagelijkse onderwijsonderwijsactiviteiten op de juiste manier te kunnen invullen. U geeft hierbij de sterke en zwakke punten in het beleid aan. U illustreert uw bevindingen met praktijkvoorbeelden (casussen, interviews met leerlingen/docenten/begeleiders) die u verzameld heeft op de school. Deelopdracht 4: Basisvaardigheden “lesactiviteit ontwikkelen” Leraren maken vaak gebruik van bestaande lesmethodes in hun lessen. Voor deze opdracht dient de student echter zelf een lesactiviteit te ontwikkelen. De student maakt samen met zijn stagementor een keuze voor een geschikt lesdoel waarop deze lesactiviteit gericht is. Bij het kiezen van het lesdoel en uitwerken van de lesactiviteit wordt nagegaan of het inzetten van media tot de mogelijkheden behoort, zodat de student ook daarmee kan oefenen. In het kader van deze opdracht is het van belang dat de student: - de beginsituatie van de klas in kaart brengt, - inventariseert welke leermogelijkheden de leeromgeving (het klaslokaal / het schoolgebouw) biedt, - een lesvoorbereiding met bijbehorende lesmateriaal (inclusief media gebruik) ontwikkelt, - de inhoud en didactiek van zijn lesactiviteiten verantwoordt vanuit de literatuur, - reflecteert op de uitvoering van de lesactiviteit, - een evaluatie uitvoert naar de effecten van de lesactiviteit op de leerlingen, - feedback vraagt van de stagementor op de voorbereiding en uitvoering van de lesactiviteit, - op basis van zijn reflectie en evaluatie beschrijft hoe de lesactiviteit kan worden verbeterd. Deelopdracht 3: Gevorderde vaardigheden: “ontwikkelen van een toets” De student ontwikkelt een toets voor een onderwijsonderdeel uit het lesprogramma. Samen met de stagementor maakt hij een keuze voor een geschikt onderwijsonderdeel. Hij voert de toets samen met een groep leerlingen uit. Na afloop evalueert hij de uitvoering, de inhoud en de vorm van de toets. Bij het uitwerken van deze opdracht zorgt de student er voor dat hij: - de leeromgeving van de gekozen leergroep analyseert, - nagaat welke plaats het onderwijsonderdeel inneemt in het curriculum, - een toets of beoordelingsinstrument ontwikkelt waarmee de leerdoelen van het desbetreffende onderwijsonderdeel kunnen worden behaald,
19
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen -
4 maart 2013
nadenkt over hoe de inhoud en vorm van de toets is te verantwoorden vanuit relevante literatuur, de toets uitvoert, reflecteert op de uitvoering van de toets, de stagementor om feedback vraagt en de leerresultaten van de leerlingen analyseert, op basis van de reflectie op de lesuitvoering, feedback van de mentor en analyse van de leerresultaten aangeeft wat de sterke en zwakke punten van de toets zijn. De toets aanpast voor een volgende afname op basis van voorgaande inzichten.
Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een onderzoeksplan C. Een begeleidingsplan voor twee leerlingen in de stageklas + een evaluatie van het onderzoeksproces D. Een reflectie op de uitvoering van het begeleidingsplan, met feedback van de stagementor die de student gebruikt om te motiveren of het begeleidingsplan wel of niet moet worden aangepast E. Een zelf ontwikkelde lesactiviteit, met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie F. Een door de student ontwikkelde toets met verantwoording vanuit de leerlijn en de theorie G. Een evaluatie van de toetsafname met reflectie, beschrijving van de leerresultaten en feedback van de stagementor H. Een aangepaste toets met verantwoording n.a.v. de evaluatie I. Beoordeling stagementor op het functioneren van de student tijdens praktijkintegratie thema 3
20
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3.4. Praktijkintegratie-opdracht thema 4: Taalbeheersing In dit thema werkt de student verder aan het perfectioneren van zijn eigen spreek-, luister-, schrijfen leesvaardigheid. In de module vakdidactiek leert de student hoe hij zijn geleerde vaardigheden over kan brengen aan leerlingen. Doelen: De doelen die horen bij deze pratijkintegratie-opdracht zijn beschreven in de toetsmatrix. Gerelateerde modules Dit thema bestaat uit twee modules en een module praktijkintegratie. De titels van de overige modules zijn: Bekwaam in taalbeheersing Vakdidactiek taalbeheersing Een omschrijving van de module-inhoud is opgenomen in het Beroeps- en opleidingsprofiel voor de lerarenopleiding LVO Talen. Complexiteitsniveau 2 (gericht op afstudeerbekwaamheid) Omschrijving praktijkintegratie De praktijkintegratie-opdracht van dit thema is gericht op het verzorgen van lesactiviteiten als onderdeel van een groter leerplan (lees ook: lessenserie of lesproject). Met het uitvoeren van de opdracht laat de student zien dat hij de lesstof kan relateren aan de doorlopende leerlijnen / het curriculum van het vakgebied gericht op taalbeheersing. Deelopdrachten Deze praktijkopdracht bestaat uit twee deelopdrachten. Deelopdracht 1: Het logboek De student houdt voor elke dag dat hij aanwezig is op de werkplek een logboek bij. In dit logboek is te zien hoe de student invulling heeft gegeven aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de vrije stageruimte en hoeveel tijd hij hier aan heeft besteed. Per stagedag legt de student vast welke activiteiten hij heeft uitgevoerd. De stagementor van de werkplek accordeert dit logboek (zie paragraaf 5 en bijlage 2), alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio. Deelopdracht 2: Gevorderde vaardigheden: “Lesgeven in het vak” Met deze opdracht laat de student zien dat hij een leerplan (lees ook: een samenhangend geheel van lessen) kan voorbereiden, uitvoeren en evalueren. De lessen (minimaal vier) zijn gericht op taalbeheersing en moeten op elkaar voortbouwen. Bij het ontwikkelen van het leerplan maakt de student gebruik van relevante informatie over de leerbehoeften van de leerlingen (toetsgegevens, notities van de stagementor, beoordelingen van schriftelijk werk, observaties enz.). Bij het uitvoeren van deze deelopdracht zorgt de student ervoor dat hij: - een leerplan maakt voor een aantal lessen en daarbij aandacht heeft voor het curriculum (jaarplan) van het vak, - gebruikmaakt van vakdidactische principes en inzichten, - bij het voorbereiden van de lessen zorgt voor variatie in werkwijze en werkvormen, - zorgt voor afwisseling tussen het begeleid en zelfstandig werken van leerlingen, - effectief gebruikmaakt van moderne leermiddelen (media/ICT),
21
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen -
4 maart 2013
haalbare leerdoelen formuleert voor de klas en lesactiviteiten hierop afstemt, bij het uitvoeren van de lessen zorgt voor aandacht aan de hele klas, effectief hulp biedt en vragen beantwoordt, individuele aandacht geeft aan leerlingen en zoveel mogelijk aansluit bij verschillen tussen leerlingen, werkt volgens het leerplan en de lesvoorbereiding en zorgt voor goed klassenmanagement, lessen evalueert samen met de leerlingen en bespreekt in welke mate zij de leerstof beheersen en welke leerpunten zij nog hebben, afspraken maakt met leerlingen over vervolgactiviteiten, reflecteert op de uitvoering van de lessen, de stagementor (of andere observanten) vraagt om feedback op de lessen.
Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een uitgewerkt leerplan gericht op taalbeheersing (met speciale aandacht voor het gebruik van moderne leermiddelen media/ICT) waarin de doelen, uitgangspunten en samenhang tussen de lesactiviteiten wordt beschreven C. Minimaal vier lesvoorbereidingen gericht op taalbeheersing met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Beoordeling stagementor op het functioneren van de student tijdens praktijkintegratie thema 4
22
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3.5. Praktijkintegratie-opdracht thema 5: Taalkunde In dit thema werkt de student verder aan het perfectioneren van zijn kennis op het gebied van taalkunde (spelling en grammatica). In de module vakdidactiek leert de student hoe les kan geven in spelling en grammatica. Doelen De doelen die horen bij deze praktijkintegratie-opdracht zijn beschreven in de toetsmatrix. Gerelateerde modules Dit thema bestaat uit twee modules en een module praktijkintegratie. De titels van de overige modules zijn: Bekwaam in taalkunde Vakdidactiek taalkunde Een omschrijving van de module-inhoud is opgenomen in het Beroeps- en opleidingsprofiel voor de lerarenopleiding LVO Talen. Complexiteitsniveau 2 (gericht op afstudeerbekwaamheid) Omschrijving praktijkintegratie De praktijkintegratie-opdracht van dit thema is gericht op het verzorgen van lesactiviteiten als onderdeel van een groter leerplan (lees ook: lessenserie of lesproject). Met het uitvoeren van de opdracht laat de student zien dat hij de lesstof kan relateren aan de doorlopende leerlijnen / het curriculum van het vakgebied gericht op taalkunde / taalbeschouwing. Daarnaast wordt van de student verwacht dat hij steeds meer zicht krijgt op hoe leerlingen van elkaar verschillen en hoe hij met zijn onderwijs kan aansluiten op de beginsituaties van de leerlingen in zijn groep. Hij differentieert daartoe in zijn lessen op drie niveaus. Een belangrijke input hiervoor vormen de toetsresultaten. De student leert de beschikbare toetsgegevens op de werkplek te gebruiken en doet ervaring op met het zelf ontwikkelen, afnemen en analyseren van verschillende toetsvormen en het verwerken van de resultaten. Hij baseert zijn lesactiviteiten op deze resultaten en analyses en gaat na afloop van een les of lessenserie na in hoeverre de leerdoelen voor de leerlingen behaald zijn. Deelopdrachten Deze praktijkopdracht bestaat uit drie deelopdrachten. Deelopdracht 1: Het logboek De student houdt voor elke dag dat hij aanwezig is op de werkplek een logboek bij. In dit logboek is te zien hoe de student invulling heeft gegeven aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de vrije stageruimte en hoeveel tijd hij hier aan heeft besteed. Per stagedag legt de student vast welke activiteiten hij heeft uitgevoerd. De stagementor van de werkplek accordeert dit logboek (zie paragraaf 5 en bijlage 2), alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio. Deelopdracht 2: Gevorderde vaardigheden: “Lesgeven in het vak” Met deze opdracht laat de student zien dat hij een leerplan (lees ook: een samenhangend geheel van lessen) kan voorbereiden, uitvoeren en evalueren. De lessen (minimaal vier) zijn gericht op taalkunde / taalbeschouwing en moeten op elkaar voortbouwen. Bij het ontwikkelen van het leerplan maakt de student gebruik van relevante informatie over de leerbehoeften van de leerlingen (toetsgegevens, notities van de stagementor, beoordelingen van schriftelijk werk, observaties enz.).
23
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Bij het uitvoeren van deze deelopdracht zorgt de student ervoor dat hij: - een leerplan maakt voor een aantal lessen en daarbij aandacht heeft voor het curriculum (jaarplan) van het vak, - gebruikmaakt van vakdidactische principes en inzichten, - bij het voorbereiden van de lessen zorgt voor variatie in werkwijze en werkvormen, - zorgt voor afwisseling tussen het begeleid en zelfstandig werken van leerlingen, - effectief gebruikmaakt van moderne leermiddelen (media/ICT), - haalbare leerdoelen formuleert voor de groepen en lesactiviteiten hierop afstemt, - bij het uitvoeren van de lessen zorgt voor aandacht aan de hele groep - effectief hulp biedt en vragen beantwoordt, - individuele aandacht geeft aan leerlingen en zoveel mogelijk aansluit bij verschillen tussen leerlingen, - werkt volgens het leerplan en de lesvoorbereiding en zorgt voor goed klassenmanagement, - lessen evalueert samen met de leerlingen en bespreekt in welke mate zij de leerstof beheersen en welke leerpunten zij nog hebben, - afspraken maakt met leerlingen over vervolgactiviteiten, - reflecteert op de uitvoering van de lessen, - de stagementor (of andere observanten) vraagt om feedback op de lessen. Deelopdracht 3: Gevorderde vaardigheden: “ontwikkelen en onderzoeken toetsinstrumenten” De student ontwikkelt voor een of meerdere lesactiviteiten van deelopdracht 2, twee verschillende toetsen / beoordelingsinstrumenten. De toetsen zijn verschillend van vorm/opzet, maar zij toetsen dezelfde inhoud en leerdoelen. Het is de bedoeling dat de uitvoering en de resultaten van de toetsen met elkaar worden vergeleken. De student ontwikkelt een toets voor een onderwijsonderdeel uit het lesprogramma. Samen met de stagementor maakt hij een keuze voor een geschikt onderwijsonderdeel. Hij voert de toets samen met een groep leerlingen uit. Na afloop evalueert hij de uitvoering, de inhoud en de vorm van de toets. Bij het uitwerken van deze opdracht zorgt de student er voor dat hij: - de leeromgeving van de gekozen leergroep analyseert, - nagaat welke plaats het onderwijsonderdeel inneemt in het curriculum, - twee toetsen of beoordelingsinstrumenten ontwikkelt die qua toetsvorm verschillen maar waarmee de leerdoelen van het desbetreffende onderwijsonderdeel kunnen worden behaald, - nadenkt over hoe de inhoud en vorm van de toetsen is te verantwoorden vanuit relevante literatuur, - de toetsen uitvoert, - reflecteert op de uitvoering van de toetsen, de stagementor om feedback vraagt en de leerresultaten van de leerlingen analyseert, - op basis van de reflectie op de lesuitvoering, feedback van de mentor en analyse van de leerresultaten aangeeft wat de sterke en zwakke punten van de toets zijn. - Een vergelijking maakt tussen de beide toetsafnames en de toetsresultaten. - De toetsen aanpast voor een volgende afname op basis van voorgaande inzichten. Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een uitgewerkt leerplan gericht op taalkunde / taalbeschouwing (met speciale aandacht voor het gebruik van moderne leermiddelen media/ICT) waarin de doelen, uitgangspunten en samenhang tussen de lesactiviteiten wordt beschreven
24
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
C. Minimaal vier lesvoorbereidingen gericht op taalkunde / taalbeschouwing met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Twee door de student ontwikkelde toetsen met verantwoording vanuit de leerlijn en de theorie E. Per toets een evaluatie van de toetsafname met reflectie, beschrijving van de leerresultaten en feedback van de stagementor F. Een beschrijving waarin de uitvoering en resultaten van de twee toetsen worden vergeleken G. Twee aangepaste toetsen met verantwoording n.a.v. de evaluatie H. Beoordeling stagementor op het functioneren van de student tijdens praktijkintegratie thema 5
25
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
3.6. Praktijkintegratie-opdracht thema 6: Literatuur In dit thema werkt de student verder aan het perfectioneren van zijn eigen kennis op het gebied van literatuur en literatuurgeschiedenis. In de module vakdidactiek leert de student literatuurlessen te geven. Doelen De doelen die horen bij deze pratijkintegratie-opdracht zijn beschreven in de toetsmatrix. Gerelateerde modules Dit thema bestaat uit drie modules en een module praktijkintegratie. De titels van de overige modules zijn: Bekwaam in literatuur en fictie Literatuurgeschiedenis Vakdidactiek literatuur en fictie Een omschrijving van de module-inhoud is opgenomen in het Beroeps- en opleidingsprofiel voor de lerarenopleiding LVO Talen. Complexiteitsniveau 2 (gericht op afstudeerbekwaamheid) Omschrijving praktijkintegratie De praktijkintegratie-opdracht van dit thema is gericht op het verzorgen van lesactiviteiten als onderdeel van een groter leerplan (lees ook: lessenserie of lesproject). Met het uitvoeren van de opdracht laat de student zien dat hij de lesstof kan relateren aan de doorlopende leerlijnen / het curriculum van het vakgebied gericht op literatuur en fictie. Naast het ontwikkelen van een leerplan zoomt de student in op de literaire competenties van individuele leerlingen in zijn stageklassen. Hij verwerft een beeld van het literaire competentieniveau van elke leerling en probeert daar rekening mee te houden in zijn handelen als leraar. De student ontwikkelt een lesaanbod voor de groep, maar laat zien dat hij in kan spelen op specifieke leerbehoeften van leerlingen in de groep. Deelopdrachten Deze praktijkopdracht bestaat uit drie deelopdrachten. Deelopdracht 1: Het logboek De student houdt voor elke dag dat hij aanwezig is op de werkplek een logboek bij. In dit logboek is te zien hoe de student invulling heeft gegeven aan de verplichte praktijkintegratie-opdrachten en de vrije stageruimte en hoeveel tijd hij hier aan heeft besteed. Per stagedag legt de student vast welke activiteiten hij heeft uitgevoerd. De stagementor van de werkplek accordeert dit logboek (zie paragraaf 5 en bijlage 2), alvorens het door de student wordt opgenomen in het portfolio. Deelopdracht 2: Gevorderde vaardigheden: “lesgeven in het vak” Met deze opdracht laat de student zien dat hij een leerplan (lees ook: een samenhangend geheel van lessen) kan voorbereiden, uitvoeren en evalueren. De lessen (minimaal vier) zijn gericht op literatuur en fictie en moeten op elkaar voortbouwen. Bij het ontwikkelen van het leerplan maakt de student gebruik van relevante informatie over de leerbehoeften van de leerlingen (toetsgegevens, notities van de stagementor, beoordelingen van schriftelijk werk, observaties enz.). Bij het uitvoeren van deze deelopdracht zorgt de student ervoor dat hij:
26
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen -
4 maart 2013
een leerplan maakt voor een aantal lessen en daarbij aandacht heeft voor het curriculum (jaarplan) van het vak, gebruikmaakt van vakdidactische principes en inzichten, bij het voorbereiden van de lessen zorgt voor variatie in werkwijze en werkvormen, zorgt voor afwisseling tussen het begeleid en zelfstandig werken van leerlingen, effectief gebruikmaakt van moderne leermiddelen (media/ICT), haalbare leerdoelen formuleert voor de groepen en lesactiviteiten hierop afstemt, bij het uitvoeren van de lessen zorgt voor aandacht aan de hele groep effectief hulp biedt en vragen beantwoordt, individuele aandacht geeft aan leerlingen en zoveel mogelijk aansluit bij verschillen tussen leerlingen, werkt volgens het leerplan en de lesvoorbereiding en zorgt voor goed klassenmanagement, lessen evalueert samen met de leerlingen en bespreekt in welke mate zij de leerstof beheersen en welke leerpunten zij nog hebben, afspraken maakt met leerlingen over vervolgactiviteiten, reflecteert op de uitvoering van de lessen, de stagementor (of andere observanten) vraagt om feedback op de lessen.
Deelopdracht 3: Gevorderde vaardigheden: “praktijkonderzoek naar literaire competenties” In deze opdracht gaat het erom dat de student zich gaat verdiepen in de verschillen tussen leerlingen en in de achtergronden van het (leer)gedrag van enkele individuele leerlingen. De student verzamelt informatie over de groepssamenstelling in een klas. Aandachtspunten daarbij zijn verschillen tussen leerlingen in de groep in: leerniveau, leerstijl en aanpak, interesse en wat leerlingen motiveert, de interactie tussen leerlingen onderling, de interactie tussen leerling en docent, leerproblemen. De student voert een praktijkonderzoek uit om informatie te verzamelen over hoe leerlingen op het gebied van de literaire leescompetenties van elkaar kunnen verschillen. Hij doorloopt daarbij de zeven kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek (Van der Donk en van Lanen, 2012 5). Het praktijkonderzoek resulteert in vier leerling-portretten. Oriënteren Een aspect van het talenonderwijs in het voortgezet onderwijs betreft de ontwikkeling van literaire competenties. Het onderwijs moet leerlingen stimuleren hun literair competentieniveau te vergroten. De literaire competenties verschillen per leerling. Ook de mate waarin leerlingen deze competenties verder ontwikkelen verschilt. Als leraar zul je om moeten gaan met deze verschillen tussen leerlingen en je literatuuronderwijs moeten afstemmen op de specifieke kenmerken van de leerling. Dit praktijkonderzoek richt zich op dit praktijkprobleem. De student oriënteert zich op het onderwerp ‘literaire competenties’ aan de hand van de technieken die beschreven zijn in het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’. Hij probeert zicht te krijgen op het praktijkprobleem ‘verschillen tussen leerlingen in niveau en ontwikkeling van literaire competenties’ door zelf te omschrijven wat hij hieronder verstaat en welke vooronderstellingen hij heeft. Hij gaat hier met andere leraren over in gesprek en verdiept zich in literatuur. De student beschrijft het praktijkprobleem en gaat daarbij vooral in op de vragen: Waarom is het belangrijk om als leraar goed zicht te hebben op de literaire competenties van leerlingen? Waarom dienen leerlingen te beschikken over voldoende literaire competenties? Richten Het onderzoeksdoel, de hoofdvraag en de deelvragen van dit praktijkonderzoek staan vast. 5
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
27
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Onderzoeksdoel: De student verwerft kennis over en inzichten in de literaire competenties die een leerling dient te bezitten. De student verwerft inzicht in de manier waarop een leraar het literaire competentieniveau van leerlingen kan bevorderen. Hoofdvraag: Op welke wijze kan een leraar zijn onderwijs afstemmen op het literaire competentieniveau van leerlingen in de klas? De deelvragen: A. Wat wordt bedoeld met literaire competenties? B. Hoe is de leerlijn ‘literaire competenties’ opgebouwd? C. Welke vakdidactische principes kunnen worden ingezet om literaire competenties bij leerlingen te vergroten? D. Welke literair competentieniveau bezit leerling X? E. Met welke andere kenmerken van leerling X moet een leraar in zijn onderwijs rekening houden? F. Hoe kan een leraar het literaire competentieniveau van leerling X positief stimuleren? Toelichting: De student bepaalt in overleg met de mentor welke vier leerlingen bij het onderzoek worden betrokken. De drie deelvragen D, E en F worden in het kader van dit praktijkonderzoek voor alle vier de leerlingen beantwoord. De vier leerling zijn bij voorkeur leerlingen uit dezelfde klas. Voor het leerproces van de student is het van belang dat deze leerlingen op verschillende gebieden van elkaar verschillen; variatie in geslacht, literair leesniveau en in leesmotivatie. De student probeert bij de keuze voor leerlingen stereotypering te voorkomen (niet alleen goed gemotiveerde en talentvolle meisjes). Plannen De student maakt een tijdsplanning van de onderzoeksactiviteiten die hij wil uitvoeren op zijn werkplek om de deelvragen te beantwoorden. Hij kan hierbij bijvoorbeeld denken aan lesobservaties, gesprekken voeren met leerlingen of leraren, het bestuderen van producten van leerlingen, het bestuderen van tijdschriften en vakliteratuur. Bij het plannen van de onderzoeksactiviteiten is het van belang dat de student eerst data verzamelt bij deelvraag A t/m C, alvorens hij zijn onderzoek vervolgt met deelvraag D t/m F. De opbrengsten van de eerste drie kernactiviteiten (oriënteren, richten en plannen) beschrijft hij in een onderzoeksplan aan de hand van het format in paragraaf 5.5.1 van het boek “Praktijkonderzoek in de school”. Verzamelen De student voert zijn onderzoeksplan uit en verzamelt de data. Analyseren en concluderen De student beantwoordt zijn deelvragen op basis van de data die hij op de werkplek en met behulp van literatuur heeft verzameld. Rapporteren en presenteren De rapportage van het praktijkonderzoek omvat vier leerlingportretten. Elk leerlingportret bestaat uit de volgende onderdelen: - Een onderbouwde beschrijving van het literaire competentieniveau van de leerling. Hij illustreert dit met praktijkvoorbeelden (casussen, producten van leerlingen, foto’s, tekeningen) die hij verzameld heeft tijdens het onderzoek. Ook zorgt hij voor een duidelijke onderbouwing vanuit de literatuur en deskundigen. 28
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen -
-
4 maart 2013
Een voorstel voor een interventie (een les- of begeleidingsactiviteit) per leerling-portret, waarmee het literaire competentieniveau kan worden verhoogd. Hierbij legt hij de relatie tussen de vakdidactische theorieën die zijn aangereikt in dit thema. Een terugblik op het praktijkonderzoek: De student blikt terug en evalueert het onderzoeksproces. Hij maakt hiervoor gebruik van de richtlijnen zoals beschreven in paragraaf 9.5.2 in ‘Praktijkonderzoek in de school’.
Na afloop van het praktijkonderzoek voert de student de interventie bij minimaal twee van de vier leerlingen uit. Hij plant les- en/of begeleidingsactiviteiten waarmee hij het literaire competentieniveau positief probeert te stimuleren. Na afloop reflecteert hij op de uitvoering, vraagt feedback aan zijn stagementor en stelt indien nodig de interventie bij. Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een uitgewerkt leerplan gericht op taalkunde / taalbeschouwing (met speciale aandacht voor het gebruik van moderne leermiddelen media/ICT) waarin de doelen, uitgangspunten en samenhang tussen de lesactiviteiten wordt beschreven C. Minimaal vier lesvoorbereidingen gericht op taalkunde / taalbeschouwing met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Een onderzoeksplan E. Een onderzoeksrapportage met vier leerling-portretten en een passende interventie + een evaluatie van het onderzoeksproces F. Een reflectie op de uitvoering van de interventie, met feedback van de stagementor die de student gebruikt om te motiveren of de interventie wel of niet moet worden aangepast G. Beoordeling stagementor op het functioneren van de student tijdens praktijkintegratie thema 6
29
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
4. De invulling van de vrije stageruimte De student geeft invulling aan zijn stage op de werkplek door, zoals uit de vorige paragraaf blijkt, de verplichte praktijkintegratie-opdrachten uit te voeren. Voor het uitvoeren van deze opdrachten op de stageschool is een vaststaand aantal uren gereserveerd (zie normtabel). De resterende stagetijd gebruikt de student om ‘vlieguren’ te maken in de zogenaamde vrije stageruimte. De student krijgt veel vrijheid bij de invulling van deze vrije stageruimte. Hij maakt hierbij een keuze uit de suggesties voor (onderwijs)activiteiten, die ondergebracht zijn in drie categorieën 6. De student houdt bij het uitvoeren van de onderwijsactiviteiten in de vrije ruimte rekening met twee eisen. Eis 1: De student voldoet aan de tijdsnorm per categorie van activiteiten De student geeft invulling aan de vrije stageruimte volgens de richtlijnen in de normtabel. In deze tabel staat aangegeven hoeveel tijd de student dient te besteden aan het uitvoeren van onderwijsactiviteiten binnen de drie categorieën. Per categorie staat aangegeven hoeveel uren de student minimaal moet maken. De student mag altijd meer uren maken dan de gehanteerde norm. Normtabel invulling vrije stageruimte Categorie Thema 1 Thema 2 Categorie A 30 uur 25 uur Categorie B 6 uur 6 uur Categorie C 5 uur 5 uur PI-opdrachten 15 uur 20 uur Totaal 56 uur 56 uur
Thema 3 40 uur 22 uur 21 uur 15 uur 91 uur
Thema 4 45 uur 19 uur 19 uur 15 uur 91 uur
Thema 5 40 uur 19 uur 19 uur 20 uur 91 uur
Thema 6 35 uur 19 uur 19 uur 25 uur 91 uur
Eis 2: De student zorgt voor variatie in activiteiten Elke categorie bevat verschillende onderwijsactiviteiten die een student zou kunnen uitvoeren. Het is de bedoeling dat de student bij het invullen van de stageruimte zorgt voor een gevarieerde keuze van onderwijsactiviteiten. Bijvoorbeeld: wanneer een student gedurende zijn stage binnen zijn vrije stageruimte alleen maar observaties uitvoert, voldoet hij niet aan deze richtlijn. De zwarte bolletjes in de tabel zijn een indicatie voor de opleidingsfase (P = Propedeusefase, H = Hoofdfase, A = Afstudeerfase) waarin een onderwijsactiviteit het beste kan worden uitgevoerd. A. Onderwijsactiviteiten voor en met leerlingen 1. Voorbereiden van activiteiten (zoals lessen, thema’s, projecten) 2. Materialen klaarleggen / klas in orde maken voorafgaand aan een (les)activiteit 3. (Les)activiteiten uitvoeren, die voorbereid zijn 4. (Les)activiteiten uitvoeren, die onverwacht zijn (onvoorbereid, improviseren) 5. Zelf les(sen), lesmateriaal ontwerpen 6. Planning van de activiteiten maken voor een of meerdere dagen 7. De les starten en/of afsluiten 8. Twee opeenvolgende lessen of een dagdeel zelfstandig verzorgen
P
H
A
6
Zowel de categorieën als de onderwijsactiviteiten zijn grotendeels ontleend aan: Timmermans, M. (2012). Kwaliteit van de opleidingsschool. Over affordance, Agency en Competentieontwikkeling. Nijmegen: HAN (Faculteit Educatie).
30
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
9. Een complete lesdag zelfstandig verzorgen 10. Een complete lesweek verzorgen
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
Een lessencyclus verzorgen (verspreid over een aantal dagen of weken) Overgangen tussen lesactiviteiten leiden Informele gesprekjes voeren met individuele leerlingen Geplande gesprekjes voeren met individuele leerlingen (met bepaald doel) Groepjes leerlingen begeleiden Les/leeractiviteiten uitvoeren met individuele leerlingen Nakijken en/of corrigeren van werk van leerlingen Nakijken en/of corrigeren van toetsen Maken van toetsen (voor de leerlingen) Registreren van leerling-resultaten Gericht observeren van leerlingen Lezen van leerling-dossiers
23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Maken van handelingsplannen voor individuele leerlingen Maken van groepsoverzichten en groepsplannen Toezicht houden tijdens pauzes, pleinwacht Met de leerlingen pauzeren De leerlingen naar een ruimte begeleiden Het oplossen van onverwachte situaties met leerlingen (bv. bemiddelen) Activiteiten die nergens kunnen worden ondergebracht maar wel horen bij deze categorie Onderwijsactiviteiten op schoolniveau Samenwerken met of ondersteunen van andere teamleden dan de stagementor Samenwerken of gesprekken voeren met onderwijsondersteunend personeel In gesprek gaan met de directie Gesprekken voeren met interne deskundigen (Decaan, zorgcoördinator enz.) Gesprekken met externe deskundigen (Ambulant begeleider, adviseur, enz.) Bezoeken van andere scholen of organisaties waar de school contact mee heeft. Activiteiten voor ouders (ouderavond, oudergesprek) bijwonen en/of mee voorbereiden. Activiteiten voor ouders zelf uitvoeren Praten met collega’s in de pauze Meegaan met een teamuitje, aanwezig zijn bij feestelijke gelegenheden voor het team. Divers ondersteunende activiteiten als koffie zetten, kopiëren, spullen opruimen,enz. Deelnemen aan een werkgroep die zich bezighoudt met het organiseren van speciale dagen en vieringen (sint, kerst, sportdag, kamp, enz.) Activiteiten die nergens kunnen worden ondergebracht maar wel horen bij deze categorie Professionaliseringsactiviteiten
P
H
A
P
H
A
B. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. C.
31
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen 1. Deelnemen aan studiemiddagen, cursussen of trainingen voor het team (in en buiten school) 2. Intervisie met teamleden van school 3. Functionerings- en ontwikkelingsgesprekken voeren met de leidinggevende 4. Een praktijkonderzoek uitvoeren op school 5. Observeren van de stagementor of teamlid 6. Feedback of begeleidingsgesprekken met de stagementor voeren 7. Feedbackgesprek voeren met of hulp vragen aan andere teamleden 8. Lezen van schooldocumenten als het schoolplan, de schoolgids, enz. 9. Lezen van nieuwsbrieven, notulen, schoolkrant, website 10. Gebruikmaken van de op school aanwezige boeken, tijdschriften 11. Bijwonen van of deelnemen aan een inhoudelijke werkgroep die zich bezighoudt met een schoolontwikkelingsthema. 12. Activiteiten die nergens kunnen worden ondergebracht maar wel horen bij deze categorie
4 maart 2013
32
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
5. Complexiteitsniveau in de opleiding Vanaf de start van de opleiding maakt de student kennis met de beroepspraktijk van het voortgezet onderwijs. Hij loopt stage en voert activiteiten uit om de opleidingsbekwaamheden te verwerven. De student zal het volledige opleidingstraject doorlopen om het eindniveau te bereiken. De opleidingsbekwaamheden en de bijbehorende bekwaamheidseisen zijn beschreven op het eindniveau van de opleiding. Het is echter niet realistisch een student in de propedeusefase al op dit eindniveau te beoordelen. Per opleidingsfase zijn er daarom complexiteitsniveaus beschreven. Deze geven richting aan de wijze waarop de opleidingsbekwaamheden en bekwaamheidseisen in elke opleidingsfase geïnterpreteerd dienen te worden. In de propedeusefase beoordeelt de stagementor de ontwikkeling van de student op het complexiteitsniveau hoofdfasebekwaam dat past bij deze fase. In de hoofdfase wordt de student afgerekend op het niveau afstudeerbekwaam en in de afstudeerfase op het startbekwaamheidsniveau; het eindniveau van de opleiding. De volgende drie deelparagrafen geven de complexiteitsniveaus weer vanuit het perspectief van de werkplek.
5.1. Complexiteitsniveau Propedeusefase Complexiteitscriteria
Niveau 1 Hoofdfasebekwaam
De mate van begeleiding en sturing
De stage vindt plaats onder intensieve begeleiding van de stagementor. De student draait mee met de stagementor, observeert en voert eenvoudige (les)activiteiten onder toezicht uit. De onderwijsactiviteiten van de student vinden vooral plaats in de eigen stageklassen. Bij de onderwijsactiviteiten die de student uitvoert buiten de stageklassen neemt de student een passieve (beschouwende) rol in. De student maakt kennis met het team. De stagementor vormt zijn belangrijkste gesprekspartner. De student benadert teamleden voor inhoudelijke en praktische vragen indien dit relevant is voor zijn leerproces. Als teamlid heeft de student een beperkte inbreng. Wanneer hem gevraagd wordt naar zijn mening kan hij deze onderbouwen met argumenten. De student beheerst de leerstof op vo-niveau. Hij oefent met het overbrengen van deze leerstof op de leerlingen. De student leert contact te maken met leerlingen, en leert leiding te nemen bij het begeleiden van een groepje leerlingen of tijdens één op één situaties. De student oriënteert zich op het vakgebied, neemt kennis van de leerinhouden, de didactische en pedagogische uitgangspunten. Waar mogelijk legt hij verband tussen dat wat hij geleerd heeft tijdens de modules (theorie) en dat wat hij ziet of ervaart in de praktijk. De student is verantwoordelijk voor het begeleiden van kleine groepjes, en verzorgen van eenvoudige lesactiviteiten in de stageklassen. Zijn rol in de school is vooral gericht op het meedraaien (observeren, assisteren en bevragen) op klassenniveau. Om een beter beeld te krijgen van de schoolorganisatie voert hij verkennende activiteiten uit. De student leert het onderwijs af te stemmen op leerlingen van verschillende leeftijden en hieraan gerelateerde ontwikkelingsaspecten. De student ontwikkelt een onderzoekende houding. Hij leert verschillende perspectieven in te nemen bij het op zoek gaan naar antwoorden op vragen of oplossingen voor problemen. Hij maakt gebruik van de aanwezige deskundigheid in de school. De student krijgt een beeld van het beroep en kan motiveren waarom het beroep van leraar bij hem past. Hij laat zien dat het beroep hem interesseert en dat hij dit wil leren.
Reikwijdte van de beroepssituatie Communicatie met collega’s
Vakinhouden en didactiek Omgang met leerlingen Kennisbasis
Verantwoordelijkheid in de klas Rol in de school Afstemming doelgroep Praktijkonderzoek
Visievorming
Wil ik leraar zijn?, Ben ik hiervoor geschikt?
33
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
5.2. Complexiteitsniveau Hoofdfase Complexiteitscriteria De mate van begeleiding en sturing
Reikwijdte van de beroepssituatie Communicatie met collega’s
Vakinhouden en didactiek
Omgang met leerlingen
Kennisbasis
Verantwoordelijkheid in de klas Rol in de school Afstemming doelgroep Praktijkonderzoek Visievorming
Niveau 2 Afstudeerbekwaam Hoe word ik een goede leraar?, Wat voor leraar wil ik zijn? De stage vindt plaats onder toezicht van de stagementor. De student voert veel (les)activiteiten zelfstandig uit en laat zich begeleiden bij beroepssituaties die nieuw voor hem zijn. De mentor stimuleert de student in zijn bekwaamhedenontwikkeling, begeleidt waar nodig en bepaalt met de student welke activiteiten hij wel en (nog) niet zelfstandig kan uitvoeren. De onderwijsactiviteiten concentreren zich zowel op de eigen stageklas, het team waar de student deel van uitmaakt als de schoolorganisatie in zijn geheel. De student zoekt regelmatig contact met teamleden. Hij vraagt feedback en hulp aan collega’s en spreekt hen aan op basis van hun deskundigheid. Waar mogelijk levert hij zelf inbreng aan inhoudelijke discussie of praktische zaken. De student handelt in dialoog met anderen. Dit betekent dat hij de kennis en ervaring van anderen benut om zelf te leren omgaan met onbekende of lastige situaties. De student beheerst de leerstof en verdiept zich in de didactiek: hij zorgt ervoor dat hij verschillende didactische principes in de praktijk kan brengen die leerlingen in staat stellen de leerstof en doelen te verwerven. De student kan contact maken met verschillende typen leerlingen. Hij weet daarnaast de interactie tussen de leerlingen onderling te stimuleren. Op momenten dat het nodig is neemt hij duidelijk de leiding. Dit doet hij zowel bij het begeleiden van kleine groepjes, als bij (les)activiteiten in de klassen. De student heeft kennis van de leerinhouden, de didactische en pedagogische uitgangspunten van het vakgebied. Hij onderhoudt deze kennis. In gesprekken en in schriftelijke verslagen legt hij verbanden tussen dat wat hij geleerd heeft tijdens de modules (theorie) en dat wat hij ziet of ervaart in de praktijk. De student is verantwoordelijk voor het begeleiden van groepjes, het verzorgen van lessen, dagdelen en het uitvoeren van lesprojecten of lessenseries. Zijn rol in de school is vooral gericht op het meedraaien en uitvoeren op klas-, team- en schoolniveau. De student leert het onderwijs af te stemmen op groepjes leerlingen in zijn klas. De student kan praktijkonderzoek inzetten als professionele leermethodiek. Hij doet praktijkonderzoek om antwoord te krijgen op vragen en problemen waar hij in zijn eigen praktijk mee te maken krijgt. De student heeft een beeld van de verschillende onderwijsvisies die er bestaan, kan concretiseringen van deze visies herkennen en benoemen en ontwikkelt in toenemende mate een eigen visie op onderwijs.
5.3. Complexiteitsniveau Afstudeerfase Complexiteitscriteria De mate van begeleiding en sturing
Niveau 3 Startbekwaam Wat voor leraar ben ik?, Hoe kan ik verder groeien?
De begeleiding door de stagementor vindt in toenemende mate plaats op afstand. De student is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de
34
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
Reikwijdte van de beroepssituatie
Communicatie met collega’s
Vakinhouden en didactiek Omgang met leerlingen
Kennisbasis
Verantwoordelijkheid in de klas Rol in de school Afstemming doelgroep Praktijkonderzoek
Visievorming
4 maart 2013
stageklassen. Hij draagt er zelf zorg voor dat hij begeleid wordt op momenten dat hij dit wenselijk acht. De stagementor stelt zich hierbij reactief op. De stagementor geeft de student feedback op zijn bekwaamhedenontwikkeling en wijst hem op aspecten die aandacht behoeven. De onderwijsactiviteiten concentreren zich zowel op de eigen stageklassen, het team waar de student deel van uitmaakt, de schoolorganisatie en de schoolomgeving. Een belangrijk aspect hiervan is het (mede)verantwoordelijk zijn voor het contact met ouders. De student zoekt regelmatig contact met teamleden en vice versa. Hij maakt gebruik van collegiale consultatie en adviseert teamleden wanneer ze met een vraag bij hem komen. De student benut de werkplek en de aanwezige deskundigheid doelbewust als leerbron. De student handelt in dialoog met anderen. Hij maakt gebruik van anderen om professioneel om te gaan met (conflict)situaties. De student beheerst de leerstof en de didactiek. Hij zorgt ervoor dat hij zijn kennis voortdurend onderhoudt, verder uitbreidt en aanpast op basis van nieuwe inzichten. De student kan bij het communiceren inspelen op de unieke kenmerken van elke leerling. Hij weet daarnaast de interactie tussen de leerlingen onderling te stimuleren, waarbij hij recht doet aan de eigenheid van elk kind . Op momenten dat het nodig is neemt hij duidelijk de leiding in de klas. Dit is onder meer zichtbaar in een duidelijk systeem van klassenmanagement en merkbaar aan de goede sfeer in de klassen. De student heeft kennis van de leerinhouden, de didactische en pedagogische uitgangspunten van het vakgebied. Hij onderhoudt dit en specialiseert zich in onderwerpen waar zijn interesses naar uitgaan. In gesprekken en in schriftelijke verslagen legt hij verbanden tussen dat wat hij geleerd heeft tijdens de modules (theorie) en dat wat hij ziet of ervaart in de praktijk. Ook herkent hij situaties in de praktijk die afwijken van de theorie. De student is grotendeels verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in de klas. Hij draagt zorg voor de periodeplanning en leerlingadministratie en onderhoudt contacten met ouders en deskundigen. Zijn rol in de school is vooral gericht op het meedraaien en uitvoeren op klas-, team- en schoolniveau. Waar mogelijk gaat hij de samenwerking aan met andere teamleden. De student leert het onderwijs af te stemmen op specifieke kenmerken van leerlingen in zijn klas. De student kan praktijkonderzoek inzetten als professionele leermethodiek. Hij doet praktijkonderzoek om antwoord te krijgen op vragen en problemen waar hij in zijn eigen praktijk mee te maken krijgt. Daarnaast levert hij met praktijkonderzoek een bijdrage aan kwaliteitszorg, de professionele ontwikkeling en de schoolontwikkeling De student bezit een eigen onderwijsvisie en kan hier (voor zover mogelijk) naar handelen.
35
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
6. Beoordeling van de praktijkintegratie Voor elk thema van de opleiding zijn per opleidingsbekwaamheid (vakinhoudelijk, vakdidactisch pedagogisch, professioneel & collegiaal bekwaam) de bekwaamheidseisen beschreven die de student aan het eind van het thema in voldoende mate moet beheersen. Bij het uitvoeren van de praktijkintegratie-opdrachten zijn de bekwaamheidseisen van het desbetreffende thema (gerelateerd aan het complexiteitsniveau van de desbetreffende opleidingsfase) leidend voor de ontwikkeling van de student. De stagementor geeft feedback op de uitvoering van deze praktijkintegratie-opdrachten. De student voegt deze feedback toe aan het beroepsproduct. De vakdocent van de LOI is verantwoordelijk voor de beoordeling van deze praktijkintegratieopdrachten op basis van de door de student aangeleverde beroepsproducten met de feedback van de mentor. Naast de praktijkintegratie-opdrachten krijgt de student feedback en wordt hij beoordeeld op zijn brede bekwaamheid. Gedurende de stage vraagt de student de stagementor regelmatig feedback op zijn functioneren. Aan het einde van de stage wordt de student beoordeeld. De stagementor speelt hierbij een belangrijke rol. De eindbeoordeling van de stagementor bestaat uit twee onderdelen: A. Beoordelen van het logboek De stagementor geeft op het beoordelingsformulier aan of het uitgewerkte logboek van de student overeenkomstig de werkelijkheid is ingevuld en of de student gezorgd heeft voor een variatie in onderwijsactiviteiten. Op basis van dit logboek moet de LOI-vakdocent kunnen nagaan of de student de uren op de werkplek volgens de richtlijnen voor de desbetreffende opleidingsfase heeft ingevuld. De LOI-coach kan op basis van het logboek nagaan of er voldoende gewerkt is aan de bekwaamhedenontwikkeling die in de reflecties beschreven worden. B. De beoordeling van de bekwaamheidsontwikkeling aan het einde van de module praktijkintegratie Per thema zijn er bekwaamheidseisen vastgesteld die richtinggevend zijn voor de praktijkintegratieopdrachten en de activiteiten die de student verricht in de vrije stageruimte. Daarnaast staat tijdens de praktijkintegratie de brede bekwaamheidsontwikkeling van de student centraal. Aan het eind van elke module praktijkintegratie beoordeelt de stagementor de student aan de hand van de vier opleidingsbekwaamheden. De bekwaamheidsontwikkeling is voldoende, wanneer de student zijn bekwaamheid op het complexiteitsniveau van de desbetreffende opleidingsfase heeft aangetoond (zie paragraaf 4). De eindbeoordeling van de stagementor moet voor drie bekwaamheden per beoordeling minimaal een voldoende zijn om een thema te kunnen afsluiten. Aan het einde van thema 2 en thema 6 dient de student voor alle bekwaamheden per beoordeling minimaal een voldoende beoordeling te krijgen.
Beoordelingsformulier Thema 1 (Propedeusefase) Logboek
Beoordeling Ja
Nee
De student heeft zijn logboek overeenkomstig de werkelijkheid ingevuld. De student heeft binnen de drie categorieën gezorgd voor variatie in onderwijsactiviteiten. Toelichting: Opleidingsbekwaamheden
Beoordeling OV
M
V
G
Vakinhoudelijk bekwaam (Complexiteitsniveau 1) 36
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
De student is de inhoud van zijn onderwijs meester en hij staat boven de leerstof. Hij heeft voldoende eigen vaardigheid en vakkennis van de leerstof, dat hij kan overzien wat de leerlingen moeten kunnen en weten. Hij kan verbanden leggen tussen vakinhoud en het dagelijks leven, werk en wetenschap. Toelichting:
OV
M
V
G
OV
M
V
G
OV
M
V
G
OV
M
V
G
Vakdidactisch bekwaam (Complexiteitsniveau 1) De student kan de inhoud op diverse manier uitleggen en ondersteunen met voorbeelden, zodat leerlingen het daadwerkelijk kunnen leren. Hij kan het niveau van leerlingen toetsen en beoordelen. Hij kan de vakinhoud leerbaar maken voor zijn leerlingen door die te vertalen naar leerstof in een lessenprogramma. Hij kan dat programma praktisch uitvoeren, evalueren en bijstellen. Toelichting:
Pedagogisch bekwaam (Complexiteitsniveau 1) De student kan een veilig, ondersteunend en stimulerend leerklimaat realiseren voor zijn leerlingen. Hij kan binnen dit leerklimaat bijdragen aan de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van leerlingen. Toelichting:
Professioneel en collegiaal bekwaam (Complexiteitsniveau 1, 2 of 3) De student kan samenwerken met collega’s en zijn lessen met hen afstemmen. Hij levert zijn bijdrage aan de (onderwijskundige) ontwikkelingen op zijn school. Hij onderhoudt contacten met ouders en anderen die voor de leerlingen belangrijk zijn. Hij is in staat te reflecteren op zijn eigen professionele ontwikkeling. En hij draagt bij aan de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening. Hij is daarbij in staat om gebruik te maken van wetenschappelijk onderzoek of zelf onderzoek op te zetten. Toelichting:
Eindbeoordeling stagementor Toelichting:
OV = Onvoldoende, M = Matig, V = Voldoende, G = Goed
37
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Bijlage 1: Toetsing per module Het volgende schema geeft een beeld van de wijze waarop de modules in de verschillende fase van de opleiding getoetst zullen worden. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende zes toetsvormen: - Het examen: De leerstof en leerdoelen worden schriftelijk of mondeling getoetst aan de hand van open en gesloten vragen. - Inzendopdrachten: Dit zijn open of gesloten opdrachten die opgenomen zijn in de hoofdstukken van de studiewijzers of het lesmateriaal dat ontwikkeld is voor een module. Deze opdrachten worden veelal gerelateerd aan casuïstiek uit de beroepspraktijk. - Praktijkonderzoek: Dit is een open geformuleerde onderzoeksopdracht waarbij de student zelf veel ruimte krijgt voor eigen invulling. De beoordeling vindt plaats aan de hand van tussenproducten (onderzoeksplan) en eindproducten (onderzoeksverslag). - Praktijkintegratie-opdrachten: Dit zijn opdrachten die direct gekoppeld zijn aan de beroepspraktijk van de werkplek van de student en betrekking hebben op beroepstaken die zich in deze beroepspraktijk voordoen. Elke module wordt beoordeeld op basis van één of twee toetsvorm(en). Thema 1 A. B. C. D. Thema 2 A. B. C. D. E.
PROPEDEUSEFASE Studievaardigheden Inleiding digitaal portfolio Onderzoeksvaardigheden Basisvaardigheden van de leraar Basisvaardigheden van de professional Praktijkintegratie Basisvaardigheden Taalbeheersing / Language skills Taalkunde / Linguistics Literatuur en fictie / Culture and literature Vakdidactiek Praktijkintegratie Eigen vaardigheid van de leraar
HOOFDFASE Thema 3 A. Omgaan met adolescenten B. Leer- en gedragsproblemen (1) C. Algemene didactiek en instructiemethodes D. Media pedagogiek E. Onderwijskunde F. Toetsontwikkeling G. Praktijkintegratie Pedagogiek Thema 4 A. Bekwaam in taalbeheersing / Advanced language skills B. Vakdidactiek taalbeheersing C. Praktijkintegratie - Taalbeheersing Thema 5 A. Bekwaam in taalkunde / Advanced linguistics B. Vakdidactiek taalkunde / English methodology C. Praktijkintegratie Taalkunde
Inzendopdrachten Portfolio Inzendopdrachten Inzendopdrachten Inzendopdrachten Portfolio Schriftelijk tentamen Schriftelijk tentamen Schriftelijk tentamen Inzendopdrachten Portfolio
Inzendopdrachten Inzendopdrachten Inzendopdrachten + schriftelijk examen Inzendopdrachten Inzendopdrachten + schriftelijk examen Inzendopdrachten Portfolio Schriftelijk en mondeling examen Inzendopdrachten Portfolio Schriftelijk examen Inzendopdrachten Portfolio 38
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen HOOFDFASE Thema 6 A. Bekwaam in Literatuur en fictie B. Literatuurgeschiedenis C. Vakdidactiek Literatuur en fictie D. Praktijkintegratie Literatuur Thema 7 A. B. C. D. E.
Leer- en gedragsproblemen (2) Onderwijskwaliteit Leiderschap Cultuur en religie Internationalisering
AFSTUDEERFASE Thema 8 A. Voorbereiding Lio-fase en afstudeeronderzoek B. Lio-fase C. Afstudeeronderzoek
4 maart 2013
Inzendopdrachten + schriftelijk examen Schriftelijk examen Inzendopdrachten + schriftelijk examen Portfolio Schriftelijk examen Inzendopdrachten Inzendopdrachten Schriftelijk examen Inzendopdrachten
Inzendopdrachten Portfolio Afstudeeropdracht
Gerarceerd = LVO Engels
39
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Bijlage 2: Logboeksjabloon In deze bijlage wordt het logboeksjabloon gepresenteerd. In dit sjabloon wordt zichtbaar welke activiteiten de student heeft uitgevoerd op de werkplek. Het gaat hier zowel om de tijd die de student besteedt aan de praktijkintegratie-opdrachten als de onderwijsactiviteiten van de vrije ruimte. Op elke dag dat de student op de werkplek aanwezig is, vult hij het logboek in. Aan het einde van een thema moet hij kunnen aantonen dat hij voldaan heeft aan de twee richtlijnen die vastgesteld zijn voor de invulling van de onderwijsactiviteiten in de vrije stageruimte (paragraaf 4). Een leeg logboek Naam: Datum: Werkplek: Omschrijving werkplekactiviteit
Categorie
Tijdsduur in min.
Opmerkingen/reflecties
Een leeg totaaloverzicht aan het einde van de module praktijkintegratie Naam: Periode: Werkplek: Categorie Tijdsnorm voor Daadwerkelijke thema 2 Tijdsbesteding A B C Praktijkintegratie-opdracht Totaal
25 uur 6 uur 5 uur 20 uur 56 uur
Een ingevuld logboek Naam: Job de Vries Datum: Maandag 19 november 2012 Werkplek: Scholengemeenschap het Fundament Omschrijving werkplekactiviteit Categorie Instructie op het bord zetten + A klaarzetten van de lesmaterialen Informeel kletsen en koffiedrinken B met collega’s Verzorgen van een les aan klas 2B. A
Gesprek met de directeur Surveilleren in de aula Observeren van de mentor tijdens de een les Nederlands aan de brugklas. Interview met de decaan in het kader van mijn praktijkonderzoek. Enz.
Tijdsduur in min. 15 min.
Opmerkingen/reflecties
15 min. 60 min.
C A C
30 min. 15 min. 45 min.
PI-opdracht
45 min.
Enz.
Enz.
De mentor heeft een deel van de les overgenomen toen bleek dat ik iets op de verkeerde wijze had uitgelegd.
Ik heb vooral gelet op hoe hij omgaat met F. die een grote taalachterstand heeft.
Enz.
40
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
Een ingevuld totaaloverzicht Naam: Job de Vries Periode: 1 november 2012 t/m 3 februari 2013 Werkplek: Scholengemeenschap het Fundament Categorie Tijdsnorm voor thema 2 A B C Praktijkintegratie-opdracht Totaal
25 uur 6 uur 5 uur 20 uur 56 uur
4 maart 2013
Daadwerkelijke Tijdsbesteding
32 uur 30 min. 10 uur 15 min. 11 uur 15 uur 45 min. 69 uur en 30 min.
41
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Bijlage 3: Op te leveren beroepsproducten per thema De volgende tabel geeft een overzicht van de beroepsproducten die de student aan het einde van elk thema opneemt in zijn portfolio. Thema 1
Thema 2
Thema 3
Thema 4
Thema 5
Thema 6
Beroepsproducten A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een uitgewerkt onderzoeksplan. C. Een onderzoeksrapportage waarin het beleid van de school m.b.t. het omgaan met leer- en gedragsproblemen wordt beschreven D. Een verslag van een teambijeenkomst E. Een beschrijving van de specifieke kenmerken van de werkplek F. Beoordelingsformulier (thema 1) A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Drie observatieverslagen met reflectie van lessen gericht op taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur C. Drie lesvoorbereidingen (gericht op taalbeheersing, taalkunde en fictie/literatuur) met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Een zelf ontwikkelde lesactiviteit, met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie E. Beoordelingsformulier (thema 2) A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een onderzoeksplan C. Een begeleidingsplan voor twee leerlingen in de stageklas + een evaluatie van het onderzoeksproces D. Een reflectie op de uitvoering van het begeleidingsplan, met feedback van de stagementor die de student gebruikt om te motiveren of het begeleidingsplan wel of niet moet worden aangepast E. Een door de student ontwikkelde toets met verantwoording vanuit de leerlijn en de theorie F. Een evaluatie van de toetsafname met reflectie, beschrijving van de leerresultaten en feedback van de stagementor G. Een aangepaste toets met verantwoording n.a.v. de evaluatie H. Beoordelingsformulier (thema 3) A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten. B. Een uitgewerkt leerplan gericht op taalbeheersing (met speciale aandacht voor het gebruik van moderne leermiddelen media/ICT) waarin de doelen, uitgangspunten en samenhang tussen de lesactiviteiten wordt beschreven C. Minimaal vier lesvoorbereidingen gericht op taalbeheersing met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Beoordelingsformulier (thema 4) A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een uitgewerkt leerplan gericht op taalkunde / taalbeschouwing (met speciale aandacht voor het gebruik van moderne leermiddelen media/ICT) waarin de doelen, uitgangspunten en samenhang tussen de lesactiviteiten wordt beschreven C. Minimaal vier lesvoorbereidingen gericht op taalkunde / taalbeschouwing met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Twee door de student ontwikkelde toetsen met verantwoording vanuit de leerlijn en de theorie E. Per toets een evaluatie van de toetsafname met reflectie, beschrijving van de leerresultaten en feedback van de stagementor F. Een beschrijving waarin de uitvoering en resultaten van de twee toetsen worden vergeleken G. Twee aangepaste toetsen met verantwoording n.a.v. de evaluatie H. Beoordelingsformulier (thema 5) A. Logboek dat inzicht geeft in de aanwezigheid op de werkplek en de uitgevoerde activiteiten B. Een uitgewerkt leerplan gericht op taalkunde / taalbeschouwing (met speciale aandacht voor het gebruik van moderne leermiddelen media/ICT) waarin de doelen, uitgangspunten en samenhang tussen de lesactiviteiten wordt beschreven
42
Ontwikkeldocument praktijkintegratie LVO Talen
4 maart 2013
Beroepsproducten C. Minimaal vier lesvoorbereidingen gericht op taalkunde / taalbeschouwing met lesevaluatie, feedback van de mentor en reflectie D. Een onderzoeksplan E. Een onderzoeksrapportage met vier leerling-portretten en een passende interventie + een evaluatie van het onderzoeksproces F. Een reflectie op de uitvoering van de interventie, met feedback van de stagementor die de student gebruikt om te motiveren of de interventie wel of niet moet worden aangepast G. Beoordelingsformulier (thema 6)
43
Bijlage 11 Leerplan Internationalisering
Leer- en toetsplan Internationalisering •
Naam van de opleiding en module
Opleiding: Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs (LVO) Module: Internationalisering Aantal EC: 6 = 168 uur •
Doelstelling van de module
Hoofddoel van de module: Met het doorlopen van deze module ontwikkelt de student kennis en begrip van onderwijspraktijken buiten Nederland. Hij 1 past deze kennis toe om zijn eigen deskundigheid te vergroten en zijn onderwijs te verbeteren. Hij ontwikkelt een visie op wereldburgerschap vanuit leraar –en leerlingperspectief. Waar mogelijk deelt hij zijn eigen kennis en werkt hij samen met buitenlandse partners of buitenlanddeskundigen. Naast dit hoofddoel staat deze module ook in het teken van specialisatie. De student verdiept zich in een thema vanuit een internationaal perspectief. Elke student krijgt de ruimte om zijn eigen invulling te geven aan dit thema. Zo kan het voorkomen dat de ene student inzoomt op loopbaanontwikkeling van leraren, een ander zich richt op het gebruik van sociale media in het onderwijs en weer een ander inzoomt op het handhaven van orde. De student voert een beschrijvend praktijkonderzoek uit aan de hand van de cyclus voor praktijkonderzoek (Van der Donk en Van Lanen, 2012) 2. Hij verdiept zich in een onderwerp dat actueel is in de Nederlandse situatie en neemt hierbij een internationaal perspectief in. Binnen de kaders van de module maakt de student eigen keuzes voor wat betreft de inrichting van het onderzoeksproces. Hij kan zijn kennis van niet-Nederlandse onderwijssystemen en onderwijskundige praktijken verwerven door daadwerkelijk een bezoek te brengen aan het buitenland of op afstand (vanuit Nederland) de buitenlandse situatie te onderzoeken. Met het uitvoeren van de module leert de student contacten te leggen en samen te werken met buitenlandse vakgenoten en/of buitenlanddeskundigen. Hij ervaart dat grenzen te overbruggen zijn en dat men kan leren van hoe men in andere landen het onderwijs vormgeeft. De verwachting is dat de student hierdoor ook in de toekomst nadrukkelijker de samenwerking met buitenlandse partijen zal zoeken en/of een internationaal perspectief zal innemen. Wanneer je in het onderwijs beoogt leerlingen op te leiden tot wereldburgers zal een leraar hierbij het voorbeeldgedrag moeten tonen. Met het doorlopen van deze module ontwikkelt de leraar een eigen visie op wereldburgerschap en de wijze waarop zijn leerlingen zich (kunnen) ontwikkelen tot wereldburgers. Hij kan deze visie vertalen naar het handelen in de onderwijspraktijk.
1 2
Waar hij staat kan ook zij gelezen worden. Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
1 van 12
Aansluiting bij de kennisbases: In de generieke kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleiding 3 wordt er in paragraaf 9.2 gewezen op het belang van burgerschapsvorming; leerlingen moeten toegerust worden op participatie in een pluriforme samenleving. Voor LVO Engels sluit deze module aan bij categorie 6.9 (internationalisering) uit de kennisbasis docent Engels 4: de student weet welke rol een toekomstig talendocent kan spelen bij internationalisering en kan betekenis geven aan de doeltaal bij internationaliseringsactiviteiten. Toetsing: Deze module richt zich op de bekwaamheidseisen van de opleiding op het niveau startbekwaam. De toetsing van de module internationalisering heeft zowel betrekking op het proces als het eindproduct. De student moet laten zien dat hij de cyclus van praktijkonderzoek op een juiste wijze doorloopt en zorgt voor een transparant onderzoeksproces. Uit de opbrengsten moet blijken dat de student in staat is gebleken een onderwijskundig thema vanuit internationaal perspectief uit te diepen. De student maakt inzichtelijk op welke wijze de kennis over hoe het onderwijs in het buitenland wordt vormgegeven van waarde kan zijn voor het eigen onderwijs in Nederland. Hij presenteert zijn bevindingen in een vorm die toegankelijk is voor leraren in het Nederlandse onderwijs. Gedurende de uitvoering van het praktijkonderzoek zal de student op vier momenten beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt plaats op basis van door de student aangeleverde producten. Met deze producten geeft de student inzicht in het proces dat hij heeft doorlopen en laat hij zien wat dit heeft opgeleverd. Na een positieve beoordeling bij elke inzendopdracht krijgt de student groen licht om het praktijkonderzoek te vervolgen. In paragraaf 10 wordt het toetsings- en beoordelingskader verder uitgewerkt. De module in relatie tot de afstudeeropdracht De vormgeving van de module internationalisering en de gehanteerde werkvorm is voor een deel overeenkomstig de vormgeving van de afstudeeropdracht die in de afstudeerfase geprogrammeerd staat. Net als bij de afstudeeropdracht voert de student een praktijkonderzoek uit. In tegenstelling tot de afstudeeropdracht is er bij de module internationalisering geen directe link met de beroepspraktijk op de werkplek (lees ook: stageschool). De student is in thema 7 immers niet verbonden aan een werkplek. In het kader van de afstudeeropdracht zal de student een ontwerponderzoek uitvoeren op de werkplek waar hij zijn lio-stage loopt. Met het uitvoeren van de afstudeeropdracht levert de student een zichtbare bijdrage aan de schoolontwikkeling op de werkplek. •
Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld)
Buitenlandse invloeden zijn niet meer weg te denken zijn uit onze maatschappij. Mede als gevolg van technologische ontwikkelingen en een verbeterde infrastructuur is de wereld kleiner geworden. Als belangrijk exportland is Nederland grotendeels afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt. Voortdurend veranderende economische omstandigheden vragen om alertheid. Het bedrijfsleven en de overheid 3
Romkes, G. (red.) (2011). Generieke Kennisbasis Tweedegraads lerarenopleiding. Den Haag: HBO raad & vereniging van hogescholen. 4 HBO-raad (2009). Kennisbasis Docent Engels. Den Haag: HBO-raad & vereniging van hogescholen.
2 van 12
stemmen hun beleid dan ook af op internationale ontwikkelingen en vice versa profileert Nederland zich met innovaties en specifieke deskundigheid op het gebied van bijvoorbeeld waterbeheersing en neurologisch onderzoek. Het proces van het volgen, het afstemmen op en beïnvloeden van internationale ontwikkeling vraagt om een proactieve houding. De toekomstige generatie leerlingen moeten voorbereid worden op de internationale samenleving en het wereldburgerschap. Leraren vervullen hierbij een voorbeeldrol. Zij zullen de wereld in de klas moeten halen en de leerling in aanraking moeten brengen met andere culturen, gebruiken, tradities, zienswijzen enz. Zij zullen leerlingen inzicht moeten verschaffen in internationale verhoudingen en wederzijdse afhankelijkheid. Zij zijn er mede voor verantwoordelijk dat de leerlingen het besef krijgen dat de wereld aan hun voeten ligt. Kansen moeten worden aangegrepen en gezamenlijke verantwoordelijkheden moeten worden genomen. De leraar van de 21e eeuw is een wereldburger, die zich niet opsluit in zijn lokaal, maar de deur naar de wereld openzet. Hij kan dit onder meer doen door internationale ontwikkelingen op de voet te volgen, deel te nemen aan congressen, zich te verdiepen in buitenlandse vakliteratuur, deel te nemen aan uitwisselingsprojecten, gerenommeerde deskundigen via de media te volgen, zelf discussies op gang te brengen, scholen in het buitenland te bezoeken, af te kijken van good practises in andere landen of gebruik te maken van buitenlandse online databases waar lesmateriaal beschikbaar wordt gesteld. Deze opsomming is verre van compleet en de mogelijkheden lijken onbegrensd. De relatie tussen de inhoud van deze module en de werkvorm (praktijkonderzoek doen) waarmee de student zich in deze inhouden gaat verdiepen zijn niet toevallig gekozen. Het wereldburgerschap vraagt om een nieuwsgierige, kritische houding bij zowel leerlingen als leraren. De leraar als praktijkonderzoeker is voortdurend op zoek naar antwoorden op vragen en problemen die hij in zijn eigen praktijk ervaart. De systematiek van het onderzoekend leren biedt leraren de handvatten om in te kunnen spelen op veranderingen en zelf ontwikkelingen in gang te zetten. •
Beheersingsniveau, relatie met HBO doelstellingen (NVAO-kader)
Dublin Descriptoren: Dublin Descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op
3 van 12
Van toepassing in module De student verwerft vaardigheden waarmee hij internationale bronnen kan verwerven en deze op bruikbaarheid en betrouwbaarheid kan beoordelen. De student maakt gebruik van actuele, relevante, internationale kennis en inzichten om een onderwijskundig onderwerp uit te diepen en de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. De student verwerft een onderzoekende leerhouding,
dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
•
waarmee hij op een systematische wijze (gebruikmakend van internationale kennis en inzichten) op zoek gaat naar oplossingen voor praktijkproblemen en/of vragen. De student is in staat met behulp van internationale kennis en inzichten vanuit verschillende invalshoeken kritisch te kijken naar: - het beroepsmatig handelen van zichzelf of een ander; - het functioneren van de schoolorganisatie; - het onderwijs in Nederland. De student communiceert met onderwijsdeskundigen met buitenlandervaring om informatie te verwerven en te delen. De student verwerft een onderzoekende leerhouding, waarmee hij in het verloop van zijn studie en daarna zijn beroepscompetenties kan onderhouden en uitbreiden.
Nodige voorkennis / positie in de opleiding
Voorkennis: De module internationalisering kan pas gestart worden wanneer de student zijn propedeuse heeft behaald. De student beschikt over de onderzoeksvaardigheden die nodig zijn om de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek zelfstandig te kunnen doorlopen. Hierbij moet gedacht worden aan vaardigheden als: - een praktijkprobleem vanuit verschillende invalshoeken verkennen; - een onderzoekbare vraag stellen; - een plan maken met onderzoeksactiviteiten om een onderzoeksvraag te beantwoorden; - op basis van literatuur gericht data verzamelen; - data verwerken tot overzichtelijke analyseresultaten; - op basis van analyseresultaten een onderzoeksvraag beantwoorden (conclusies trekken). - het over onderzoeksresultaten rapporten en presenteren De student heeft inzicht in de wijze waarop praktijkonderzoek kan bijdragen aan zijn professionele groei en de ontwikkeling van de schoolorganisatie. De student heeft minimaal twee keer zelfstandig een praktijkonderzoek uitgevoerd en daarbij de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek doorlopen.
4 van 12
De student kan zich uiten in de Engelse taal en beheerst deze minimaal op het niveau B1, ERK. Dit is het niveau dat een leerling aan het einde van de havo dient te bezitten.
Internationalisering in de opleiding Internationalisering komt in toenemende mate op de agenda te staan van het hoger onderwijs. Ook de NVAO hecht belang aan internationalisering in het kader van de opleidingsvisitaties in het hbo. Kristel Baele (2012) 5 geeft aan dat internationalisation at home (lees ook: internationalisering binnen de opleiding, de instelling en de regio) de beste manier lijkt om aandacht te besteden aan internationalisering. Virtuele mobiliteit, waarbij de student met behulp van bijvoorbeeld Skype, e-mail, het internet internationale ervaring opdoet, lijkt daarbij een belangrijk onderdeel. Fysieke mobiliteit (het opdoen van praktijkervaring in het buitenland) kan een waardevol instrument zijn, maar is bij voorkeur niet de dominante vorm. Baele legt ook nadrukkelijk de relatie tussen onderzoek en internationalisering. Bij het uitvoeren van een onderzoek wordt er van nature veel gebruikgemaakt van internationale kennis en inzichten. De LOI onderschrijft voorgaande opvattingen en heeft dit vertaalt in haar opleidingsprogramma. Met de aandacht voor internationalisering in de opleiding richt de LOI zich niet zozeer op de internationale arbeidsmobiliteit, maar op de rol van de leraar in een beroepspraktijk die doorspekt is met internationale en multiculturele invloeden. Op verschillende momenten in de opleiding wordt er aandacht besteed aan internationalisering. Het betreft hier voornamelijk opleidingsonderdelen waarbij het onderwerp binnen een breder opleidingsonderdeel aan de orde komt. Het gaat om aspecten van internationalisering als: de aandacht voor de Engelse taalvaardigheid van de student en/of leerling de aandacht voor intercultureel onderwijs, cultuurverschillen en religies. het gebruik van niet Nederlandse vakliteratuur, bijvoorbeeld in het kader van het afstudeeronderzoek. de theoretische basis van veel opleidingsonderdelen, die voor een groot deel gefundeerd is op resultaten van internationaal onderzoek. de leerlijn onderzoeksvaardigheden, waarmee de student wordt voorbereid om praktijkonderzoek in te zetten als leermethodiek. In het kader van het praktijkonderzoek leert de student onder meer gebruik te maken van internationale kennis en inzichten om zijn eigen handelen en het onderwijs te verbeteren. de Dublin descriptoren. Deze moeten het opleidingsniveau bewaken en de mogelijkheden voor doorstroming en uitwisseling op Europees niveau vergroten. De Dublin descriptoren voor het bachelorniveau hebben een generiek karakter en zijn onderverdeeld in vijf categorieën (JQI, 2004) 6. In thema 7 is er expliciet aandacht voor internationalisering in de vorm van een module, waar dit leerplan een neerslag van is. In deze module ontwikkelt de student kennis en begrip van onderwijspraktijken buiten Nederland, waarbij hij inzoomt op een specifiek onderwijskundig onderwerp.
5
Baele, K. (2012). Nieuwe wegen naar internationalisering in het hbo. Thema Hoger Onderwijs. 2012(1), 13-17. 6 JQI (2004). Shared ‘Dublin’ descriptors for Short Cycle, First Cycle, Second Cycle and Third Cycle Awards (working paper). Dublin: Joint Quality Initiative.
5 van 12
Praktijkonderzoek in de lerarenopleiding De module internationalisering maakt onderdeel uit van de leerlijn onderzoeksvaardigheden in de lerarenopleiding. Deze leerlijn start in propedeusefase van de opleiding. De student maakt kennis met praktijkonderzoek en verwerft de nodige onderzoeksvaardigheden. De aandacht is hierbij vooral gericht op de methodiek en in mindere mate op de inhoud. In het verloop van de opleiding verschuift de aandacht steeds meer naar de inhoud; praktijkonderzoek wordt ingezet als leermethodiek waarmee de student leerdoelen bereikt en groeit in zijn ontwikkeling naar startbekwaamheid. Gedurende de gehele opleiding zullen de eisen die gesteld worden aan het uitvoeren van een praktijkonderzoek mee blijven wegen in de beoordeling. De methodiek die leidend is, wordt beschreven in het boek: Praktijkonderzoek in de school. In de afstudeerfase van de opleiding voert de student een ontwerponderzoek uit. Hij koppelt zijn praktijkonderzoek nadrukkelijk aan de beroepspraktijk van zijn werkplek. Met zijn onderzoek draagt hij bij aan de ontwikkeling van de schoolorganisatie. •
Globale beschrijving inhoud, leerdoelen
Binnen deze module ligt het hoofdaccent op de opleidingsbekwaamheid ‘Professioneel en collegiaal bekwaam’. In de definitie van deze competentie staat onder meer beschreven dat de leraar in staat is te reflecteren op zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij draagt bij aan de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening. Hij is daarbij in staat gebruik te maken van vakliteratuur en opbrengsten van onderzoek of zelf een praktijkonderzoek op te zetten. De module richt zich op de bekwaamheidseisen op niveau 2 (afstudeerbekwaam). Deze bekwaamheidseisen zijn weergeven in de toetsmatrix van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs. Met het uitvoeren van de module internationalisering laat de student zien dat hij een deel van de bekwaamheidseisen op niveau 2 in voldoende mate beheerst. De leerdoelen van deze module zijn dan ook van deze bekwaamheidseisen afgeleid. De leerdoelen: De student is in staat: toegang te krijgen tot diverse internationale bronnen en deze kritisch te beoordelen op bruikbaarheid. internationale bronnen te gebruiken bij het vergroten van zijn eigen onderwijsdeskundigheid. in overleg te gaan met experts van het onderwijs in het buitenland en daarbij onderwijskennis en -ervaringen uit te wisselen. internationale bronnen te gebruiken bij het ontwikkelen van onderwijs. inzicht te verwerven in de specifieke kenmerken van de onderwijspraktijk in een ander land. zijn eigen visie op wereldburgerschap te geven en deze te vertalen naar de beroepspraktijk. zijn eigen visie te geven op hoe wereldburgerschap van leerlingen in het onderwijs vorm moet krijgen. een praktijkonderzoek uit te voeren waarbij hij een onderwijskundig thema vanuit een internationaal perspectief belicht. zijn leerervaringen inzichtelijk te maken voor collega’s in het onderwijs.
6 van 12
•
Lesmateriaal, literatuur en campus
Verplichte literatuur: Bij de module wordt gewerkt met het volgende boek: Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in de school (2e druk). Bussum: Coutinho. ISBN: 978 90 469 0300 1 De student heeft dit boek ook moeten gebruiken als onderdeel van de module onderzoeksvaardigheden, die in thema 1 opgenomen is. Het boek zal in deze module vooral als naslagwerk gebruikt worden. Het hoofdstuk 8 (Ontwerpen en innoveren) komt in deze module nog niet aan de orde, maar is gekoppeld aan de afstudeeropdracht van de opleiding. Aangezien de inhoudelijk uitwerking van deze opdracht per student zal verschillen is er bewust voor gekozen om naast de eerdergenoemde bron niet te werken met verplichte literatuur. Elke student maakt gebruik van vakliteratuur en andere relevante bronnen die voor zijn praktijkonderzoek relevant is. De student dient in het kader van deze module minimaal tien relevante bronnen te hebben gebruikt met een internationale (lees ook: niet Nederlandse) oorsprong. De student is zelf verantwoordelijk voor het samenstellen van de literatuurlijst, maar kan zich hierbij laten adviseren door collega’s op de werkplek, zijn coach, zijn stagementor of andere betrokkenen. De literatuurlijst maakt deel uit van het onderzoeksverslag. LOI studiewijzer: Met de studiewijzer wordt de student voorbereid op de verschillende onderdelen van de module. De studiewijzer bevat: de introductie van de opdracht. informatie over internationalisering en wereldburgerschap. opdrachtsuggesties op het gebied van internationalisering. twee fictieve voorbeeldcasussen waarin een student de opdracht uitvoert. de fasering van de opdracht per kernactiviteit (tijdspad). een overzicht en een omschrijving van de gewenste opbrengsten. de begeleidingsstructuur. een overzicht met achtergrondliteratuur en websites die de student kan gebruiken bij het uitwerken van de opdracht. een beoordelingsinstrument voor de student, die hij kan gebruiken om te controleren of zijn aanpak en opbrengsten voldoen aan de beoordelingseisen. De studiewijzer bevat daarnaast vier inzendopgaven die gerelateerd zijn aan de verschillende kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek. Op basis van deze inzendopgaven worden de kennis en de vaardigheden van de student getoetst aan de hand van de leerdoelen. De volgorde van deze inzendopgaven ligt vast. LOI Campus: Er komt een modulewerkruimte voor de module. Deze modulewerkruimte bevat: de studieactiviteitenreeks; verwijzingen naar bruikbare websites; diverse artikelen, waarnaar vanuit de studieactiviteiten en studiewijzer wordt verwezen. •
Werkvormen en docentenbegeleiding
7 van 12
Studieactiviteiten voor de student: Kernactiviteit oriënteren: Het bestuderen van de studiewijzer en de aan de module gerelateerde literatuur, het beschrijven van een visie op wereldburgerschap gemiddeld 20 uur studiebelasting Kernactiviteit richten: Het kiezen van een onderwerp, het verzamelen van literatuur en het formuleren van vragen gemiddeld 10 uur studiebelasting Kernactiviteit plannen: Het uitwerken van het onderzoeksplan (inzendopgave 1) gemiddeld 18 uur Kernactiviteit verzamelen: Het verzamelen van de data en het verantwoorden hiervan (inzendopgave 2) gemiddeld 70 uur studiebelasting Kernactiviteit analyseren en concluderen: Het analyseren van de data, het trekken van conclusies (inzendopgave 3) gemiddeld 30 uur studiebelasting Kernactiviteit rapporteren en presenteren: Het schrijven van het onderzoeksverslag + het uitwerken van een alternatieve presentatievorm (inzendopgave 3) gemiddeld 20 uur studiebelasting De module bestaat uit minimaal 400 pagina’s leeswerk. Het betreft hier een richtlijn aangezien de student zelf geacht wordt de nodige relevante bronnen te verwerven en bestuderen. Naast de door de student verzamelde bronnen bestaat het leeswerk uit het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’, de studiewijzer en bronnen/artikelen op de LOI campus. De student heeft het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’ al eerder in de opleiding bestudeerd en zal het in deze module daarom vooral als naslagwerk gebruiken. Docentenactiviteiten: - Begeleiding op afstand (op aanvraag). - Het beoordelen van de 4 inzendopgaven. Extra ondersteuning: Er bestaan vele websites waar studenten extra ondersteunende informatie kunnen vinden. Gedacht kan worden aan de volgende bronnen: http://www.europeesplatform.nl centrum voor internationalisering van het Nederlandse onderwijs http://www.iearn.org/ Een non-profit organisatie die zich richt op het wereldwijd toegankelijk maken van technologieën voor leraren en leerlingen om samenwerking te bevorderen en leerprocessen te verbeteren. http://www.etwinning.net/nl/pub/index.htm Een platform waar leraren uit Europa elkaar vinden, samenwerken aan projecten en ideeën delen. http://www.ncdo.nl/ Het centrum voor mondiaal burgerschap http://www.venstersopdewereld.nl/ De canon voor wereldburgerschap http://www.ted.com/ Een non-profit organisatie die zich richt op het wereldwijd beschikbaar stellen en delen van vooruitstrevende kennis en ideeën. http://wereldburger.startkabel.nl/ Een startpagina over wereldburgerschap Inzendopgaven: • Inzendopgave 1: (het onderzoeksplan): Het onderzoeksplan (inclusief de visie op wereldburgerschap) vormt de opbrengst n.a.v. de kernactiviteit oriënteren, richten en plannen in max. 20 min na te kijken. • Inzendopgave 2: (tussentijdse beoordeling 1) Het onderzoekslogboek met reflectie vormt de opbrengst halverwege de kernactiviteit verzamelen in max. 25 min na te kijken.
8 van 12
•
Inzendopgave 3: (tussentijdse beoordeling 2) Het onderzoekslogboek met reflectie vormt de opbrengst aan het einde van de kernactiviteit analyseren en concluderen in max. 25 min na te kijken. Inzendopgave 4: (het onderzoeksverslag en het onderwijsproduct): Het onderzoeksverslag en de alternatieve presentatievorm vormen de opbrengst n.a.v. de kernactiviteit rapporteren en presenteren in max. 40 min na te kijken.
•
Vormgeving van de cursus/module
•
De module start met de kernactiviteit oriënteren. De student oriënteert zich op het onderwerp wereldburgerschap aan de hand van zijn eigen inzichten, die van andere onderwijsdeskundigen en relevante bronnen. De student ontwikkelt een eigen visie op wereldburgerschap. Tijdens de kernactiviteit richten zoomt te student in op een onderwijskundig onderwerp (lees ook: praktijkprobleem) dat hij vanuit internationaal perspectief wil uitdiepen. Hij formuleert leervragen die hij bij dit onderwerp heeft. De kernactiviteit plannen resulteert in een onderzoeksplan. In dit plan laat de student zien op welke wijze hij antwoord wil krijgen op zijn vragen. Studenten kunnen de dataverzameling op geheel eigen wijze vormgeven. Gedacht kan worden aan: het bezoeken van een internationale school, het deelnemen aan een internationaal project, een buitenlandstage, het voeren van Skype-gesprekken met buitenlandse leraren, het bestuderen van lesmateriaal uit het buitenland enz. De student zal het onderzoeksplan moeten laten beoordelen door een vakdocent. Het plan wordt beoordeeld op haalbaarheid, opzet, eindproduct, raakvlak met internationalisering, studiebelasting, enzovoort. Wanneer het plan is goedgekeurd, vervolgt de student zijn praktijkonderzoek met de kernactiviteit verzamelen en de kernactiviteit analyseren en concluderen. Hij voert het plan uit, analyseert de verzamelde data en probeert hiermee antwoord te krijgen op de vragen die hij heeft geformuleerd. De student zal tijdens deze kernactiviteiten op twee momenten de voortgang van zijn onderzoek ter beoordeling moeten indienen. De laatste kernactiviteit rapporteren en presenteren resulteert in een onderzoeksverslag. Daarnaast zal de student zijn opbrengsten op een alternatieve moeten vertalen naar de onderwijspraktijk, zodat leraren in de onderwijspraktijk hier ook iets aan kunnen hebben. Deze eindproducten zullen per student verschillen. Alhoewel de cyclus voor praktijkonderzoek leidend is voor de uitwerking van de opdracht geeft de student voor een groot deel zelf invulling aan deze module. Hij maakt zelf een keuze voor een onderwijskundig onderwerp dat hij vanuit internationaal perspectief wil uitdiepen en voert het onderzoeksproces uit binnen de gestelde kaders. Deze toenemende aandacht voor zelfsturing en specialisatie is een concretisering van de onderwijskundige principes van de opleiding. De ruimte die de student in het kader van deze internationaliseringsopdracht krijgt, is duidelijk afgebakend op basis van heldere beoordelingseisen. Met de begeleidings- en beoordelingstructuur bewaakt de opleiding de kwaliteit van de leeractiviteiten en opbrengsten van de student. De studiewijzer begeleidt de student bij het uitvoeren van de module en biedt op sommige onderdelen extra verbreding en/of verdieping. De hoofdstukken in de studiewijzer: De studiewijzer beschrijft (samen met het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’) de kaders waarbinnen de module internationalisering door elke student op een eigen 9 van 12
wijze zal worden ingevuld. De studiewijzer bevat zeven korte hoofdstukken. Het volgende overzicht geeft een beeld van de inhouden die in deze hoofdstukken worden behandeld. Hoofdstuk 1: Een introductie op de opdracht De uitgangspunten en leerdoelen van de module worden kernachtig beschreven. Er wordt een relatie gelegd met de opleidingsbekwaamheden en de bekwaamheidseisen. Ook wordt ingegaan op de relatie tussen internationalisering en het lerarenberoep. Aan het eind van het hoofdstuk staat het logboek en het gebruik van literatuur centraal. Hoofdstuk 2: Internationalisering en wereldburgerschap Dit hoofdstuk beschrijft verschillende denkbeelden over internationalisering en wereldburgerschap, waarbij verwezen wordt naar verdiepende artikelen. De tekst moet de student stimuleren zijn eigen denkbeelden hieromtrent op papier te zetten, met anderen hierover in gesprek te gaan en zich te verdiepen in vakliteratuur over deze thematiek. Hoofdstuk 3: Opdrachtsuggesties Om studenten op ideeën te brengen bij het formuleren van een opdracht worden er verschillende opdrachtsuggesties gegeven. Deze opdrachtsuggesties zijn bedoeld ter inspiratie. Een student is vrij om een keuze te maken voor een andere invulling, mits hij voldoet aan de eisen van de module. Hoofdstuk 4: Voorbeelden uit de praktijk In dit hoofdstuk worden twee fictieve voorbeelden gepresenteerd van studenten die de opdracht van deze module uitwerken. Een voorbeeld betreft een student die in het kader van de opdracht stage gaat lopen in het buitenland. Het andere voorbeeld richt zich op een student die de internationaliseringsopdracht uitvoert vanuit Nederland. Hoofdstuk 5: De fasering van de opdracht Dit hoofdstuk schetst de kaders van de opdracht. De student krijgt inzicht in de kernactiviteiten die hij dient uit te voeren, de producten die hij ter beoordeling dient in te leveren en de mogelijkheden die er zijn op het gebied van samenwerking en begeleiding. In het hoofdstuk wordt verwezen naar het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’ waarin de verschillende kernactiviteiten uitgebreid worden beschreven. Hoofdstuk 6: Achtergrondinformatie Er is veel informatie beschikbaar over wereldburgerschap, internationalisering, buitenlandse onderwijssystemen, internationale onderwijsprojecten enzovoort. In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de bronnen die de student kan gebruiken bij het uitwerken van de opdracht. De bronnen worden kort toegelicht. Hoofdstuk 7: Het beoordelingskader Dit hoofdstuk bevat de beoordelingsinstrumenten waarmee de student na kan gaan of hij bij de uitwerking van de opdracht voldoet aan de eisen van de module. Dit beoordelingskader is overeenkomstig de correctierichtlijnen van de vakdocent. De instrumenten worden kort toegelicht. •
Toetsing van de module
De module wordt beoordeeld aan de hand van vier inzendopgaven. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een aantal vaststaande beoordelingscriteria die 10 van 12
gerelateerd zijn aan de leerdoelen van de module. Deze leerdoelen zijn afgeleid van de opleidingsbekwaamheden met bekwaamheidseisen. Bij de beoordeling zal er aandacht zijn voor zowel het proces als het eindproduct. De student kan aan de hand van een beoordelingsinstrument beoordelen of zijn aanpak en opbrengsten voldoen aan de beoordelingseisen. De beoordelaars maken gebruik van correctierichtlijnen. De student behaalt deze module op het moment dat hij de vier inzendopgaven met minimaal een voldoende heeft afgesloten. De volgorde van de inzendopgaven ligt vast. Wanneer een student een inzendopgave met een onvoldoende afsluit, zal hij zijn producten moeten aanpassen en opnieuw moeten inleveren. Inzendopgave 1 ‘Het onderzoeksplan’ De student oriënteert zich op het begrip wereldburgerschap en beschrijft zijn visie op de leraar en de leerling als wereldburger aan de hand van relevante bronnen. Deze literatuurstudie wordt opgenomen in het onderzoeksplan. Met het onderzoeksplan laat de student verder zien welk onderwijskundig onderwerp hij in het kader van zijn praktijkonderzoek wil uitdiepen (lees ook: het praktijkprobleem). Hij geeft aan welke vragen hij bij dit onderwerp heeft en op welke wijze hij data wil verzamelen. Op basis van het onderzoeksplan moet duidelijk worden hoe de student vorm wil geven aan het internationale karakter van deze module en de hieraan gerelateerde leerdoelen. De student voegt een urenraming toe aan zijn onderzoeksplan, waarmee hij laat zien hoe hij de studiebelastingsuren van de module wil invullen. Inzendopgave 2 ‘Tussentijdse beoordeling 1’ Wanneer de student volgens zijn urenraming halverwege is met zijn dataverzameling, vraagt hij (door inzendopgave 2 in te leveren) een eerste tussentijdse beoordeling aan. Aan de hand van het logboek maakt de student inzichtelijk welke activiteiten hij heeft uitgevoerd en wat deze hebben opgeleverd. Aan de hand van een aantal reflectievragen blikt hij terug op het onderzoeksproces en kijkt hij vooruit naar de stappen die hij van plan is nog te gaan zetten. Inzendopgave 3 ‘Tussentijdse beoordeling 2’ Na afronding van de kernactiviteit verzamelen en de kernactiviteit analyseren en concluderen, vraagt de student (door inzendopgave 3 in te leveren) een tweede tussentijdse beoordeling aan. Aan de hand van het logboek maakt de student inzichtelijk welke activiteiten hij heeft uitgevoerd en wat deze hebben opgeleverd. Hij richt zich hierbij zowel op de dataverzameling, de data-analyses en de conclusies. Aan de hand van een aantal reflectievragen blikt hij terug op het onderzoeksproces. Ook geeft hij aan in welke vorm hij (naast het verplichte onderzoeksverslag) de opbrengsten van zijn praktijkonderzoek wil presenteren. Inzendopgave 4 ‘Het onderzoeksverslag en onderwijsproduct’ Het onderzoeksverslag betreft een weergave van het onderzoeksproces dat de student heeft doorlopen en de resultaten die dit proces heeft opgeleverd. Aanvullend op het onderzoeksverslag presenteert de student de opbrengsten van het onderzoek op een wijze die goed aansluit bij de beroepspraktijk van het onderwijs. Voorbeelden hiervan zijn: een adviesrapport voor een school, een onderwijsproduct, een training voor leraren, een film, een informerende website, een handleiding, enz. Het beoordelingskader
11 van 12
De volgende tabel beschrijft het beoordelingskader van de module internationalisering. Per inzendopgave is te zien welk leerdoel centraal staat. Per leerdoel kan een student een onvoldoende, voldoende, of goed scoren. Onvoldoende geeft aan dat het leerdoel niet is aangetoond, voldoende geeft aan dat de student aan het leerdoel heeft voldaan, goed geeft aan dat de student het leerdoel meer dan een keer of op verschillende manieren heeft aangetoond. De leerdoelen zullen nader worden gespecificeerd aan de hand van indicatoren. De indicatoren worden opgenomen in het beoordelingsinstrument voor de student en de correctierichtlijnen voor beoordelaars. Leerdoelen De student is in staat ..
toegang te krijgen tot diverse internationale bronnen en deze kritisch te beoordelen op bruikbaarheid. internationale bronnen te gebruiken bij het vergroten van zijn eigen onderwijsdeskundigheid. in overleg te gaan met experts van het onderwijs in het buitenland en daarbij onderwijskennis en -ervaringen uit te wisselen. internationale bronnen te gebruiken bij het ontwikkelen van onderwijs. inzicht te verwerven in de specifieke kenmerken van de onderwijspraktijk in een ander land. zijn eigen visie op wereldburgerschap te geven en deze te vertalen naar de beroepspraktijk. zijn eigen visie te geven op hoe wereldburgerschap van leerlingen in het onderwijs vorm moet krijgen. een praktijkonderzoek uit te voeren waarbij hij een onderwijskundig thema vanuit een internationaal perspectief belicht. zijn leerervaringen inzichtelijk te maken voor collega’s in het onderwijs.
IO 1
IO 2
IO 3
IO 4
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V V
V
V
V
V
V
V V
V
IO = Inzendopgave V = Dit leerdoel moet (minimaal met een voldoende) worden aangetoond
12 van 12
V
Bijlage 12 Onderzoeksleerlijn
Bijlage 1: De leerlijn onderzoeksvaardigheden. Praktijkonderzoek wordt door de LOI gezien als leermethodiek, waarmee de student nu en in de toekomst vorm kan geven aan zijn beroepsontwikkeling. Daarnaast levert de student middels praktijkonderzoek een bijdrage aan de schoolontwikkeling en kennisontwikkeling binnen de beroepsgroep. De leraar neemt hiermee steeds meer verantwoordelijkheid bij het creëren van nieuwe kennis, inspelen op veranderende omstandigheden en zorgen voor innovatie. Bij het uitvoeren van een praktijkonderzoek past de leraar verschillende professionaliseringsstrategieën toe. Hierbij kan gedacht worden aan het bestuderen van literatuur, het reflecteren op het eigen handelen, klassenbezoeken, intervisie en collegiale consultatie. De leraar dient hiervoor essentiële professionele vaardigheden te ontwikkelen die ook in andere beroepssituaties van pas kunnen komen. Het gaat hier om vaardigheden als het reflecteren, communiceren, beoordelen van bronnen, plannen, consistent handelen, vragen stellen, interpreteren enz. In het opleidingsaanbod van de lerarenopleidingen wordt in elke opleidingsfase aandacht besteed aan het doen van praktijkonderzoek, in de vorm van een leerlijn onderzoeksvaardigheden. De afstudeeropdracht maakt deel uit van deze doorgaande leerlijn. De leerlijn heeft een duidelijke opbouw. Deze bijlage maakt inzichtelijk op welke wijze en welk moment praktijkonderzoek is opgenomen in het opleidingsprogramma. Allereerst wordt per opleidingsfase beschreven op welke wijze er aandacht besteed wordt aan praktijkonderzoek en welke accentverschillen er zijn tussen de fasen. Praktijkonderzoek in de propedeusefase In de propedeusefase maakt de student kennis met praktijkonderzoek en verwerft hij de nodige onderzoeksvaardigheden. Het accent ligt vooral op het leren beheersen van de methodiek en het ontwikkelen van een onderzoekende houding. Het innemen van verschillende perspectieven staat hierbij centraal. In het kader van de praktijkintegratie, leert de student de methodiek toepassen in de praktijk van de werkplek waar hij stage loopt. Het praktijkonderzoek in de propedeusefase kenmerkt zich door afgebakende (deels ingevulde) onderzoeksopdrachten. Zo is in de propedeusefase het praktijkprobleem, het onderzoeksdoel en een deel van de onderzoeksvragen gegeven. Praktijkonderzoek in de hoofdfase In de hoofdfase van de opleiding verschuift de aandacht steeds meer naar de inhoud; praktijkonderzoek wordt ingezet als leermethodiek waarmee de student leerdoelen bereikt en groeit in zijn ontwikkeling naar afstudeer- en startbekwaamheid. Aan het einde van de hoofdfase wordt de student geacht zelf sturing te geven aan het onderzoeksproces en in staat te zijn de cyclus van praktijkonderzoek te doorlopen. Praktijkonderzoek in de afstudeerfase In de afstudeerfase van de opleiding voert de student een omvangrijk ontwerponderzoek uit. In tegenstelling tot de vorige opleidingsfasen doorloopt hij niet alleen de cyclus van praktijkonderzoek, maar ook de innovatiecyclus. Hij koppelt zijn praktijkonderzoek nadrukkelijk aan de beroepspraktijk van zijn werkplek. De student wordt geacht niet alleen op een systematische wijze antwoorden te verkrijgen op vragen die hij heeft, maar hij dient ook een concrete bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de schoolorganisatie. Hij wordt verantwoordelijk voor het implementeren van nieuwe onderwijspraktijken op de werkplek. Het betreft hier veranderingen waarvan het reëel is te veronderstellen dat deze door een LiO in gang kunnen worden gezet.
1 van 5
De visie op praktijkonderzoek De leerlijn onderzoeksvaardigheden in de lerarenopleidingen is gebaseerd op de methodiek van praktijkonderzoek die is beschreven door Van der Donk en Van Lanen (2012). Praktijkonderzoek in de school wordt door hen als volgt gedefinieerd: Onderzoek dat wordt uitgevoerd door leraren, waarbij op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkregen worden op vragen die ontstaan in de eigen beroepspraktijk, gericht op verbetering van deze praktijk. De methodiek van praktijkonderzoek van Van Der Donk en Van Lanen wordt veel toegepast door HBO-opleidingen in de onderwijssector en de zorg & welzijnsector in Nederland en België. Ook in het beroepenveld wordt het handboek veel gebruikt. Hier volgen enkele uitgangspunten: Praktijkonderzoek wordt gezien als middel om een beter inzicht te krijgen in de onderwijspraktijk om daarmee de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. Het middel is geen doel op zich, de leerontwikkeling van de leraar staat centraal. Praktijkonderzoek is geen individuele activiteit maar vindt plaats in voortdurende interactie met anderen. De leraar neemt hierbij verschillende perspectieven in en reflecteert op zijn eigen handelen. Vakliteratuur heeft bij praktijkonderzoek een belangrijke functie als referentiekader om de eigen onderwijspraktijk beter te begrijpen. Praktijkonderzoek leidt vaak tot veranderingen in de schoolorganisatie. Participatie van belanghebbenden is daarom noodzakelijk. Praktijkonderzoek verloopt anders dan onderzoek dat door externen wordt uitgevoerd. De leraar heeft als onderzoeker immers een dubbelrol; onderzoeken en lesgeven. Bij praktijkonderzoek ligt het eigenaarschap zowel bij de leraar, de werkplek als een eventuele opleiding. Het praktijkonderzoek kenmerkt zich door een systematische werkwijze. Het praktijkonderzoek is geen losstaande activiteit maar maakt deelt uit van het dagelijkse beroepsmatige handelen van de leraar. De cyclus en de zeven kernactiviteiten 1
1
De beschrijving van de kernactiviteiten is grotendeels ontleend aan www.praktijkonderzoek.com
2 van 5
De cyclus voor praktijkonderzoek kent zes kernactiviteiten. Wanneer (in de afstudeerfase) de innovatiecyclus wordt doorlopen, wordt daarnaast ook de kernactiviteit ontwerpen uitgevoerd. Oriënteren: Het onderzoek start met de kernactiviteit oriënteren. Er wordt geïnventariseerd welke praktijkproblemen en -vragen er zijn, voor wie deze belangrijk zijn, wat erover bekend is, wat het belang van het onderzoek kan zijn voor de school enz. De leraar probeert het praktijkprobleem of de praktijkvraag (met behulp van theorie) van verschillende kanten te bekijken zonder meteen al in te zoomen op een specifiek deel van het probleem. Richten: Tijdens deze kernactiviteit wordt er ingezoomd. Het praktijkprobleem wordt afgebakend om te komen tot een duidelijke hoofdvraag voor het onderzoek. De opbrengsten van deze activiteit zijn een beschrijving van het doel van het onderzoek en de onderzoeksvraag, al dan niet uitgewerkt in deelvragen. Plannen: Na het richten volgt het plannen. Tijdens het plannen worden keuzes gemaakt voor wat betreft de vormgeving van het onderzoeksproces. Er wordt nagedacht over de onderzoeksactiviteiten die ondernomen moeten worden om zo goed mogelijk antwoord te krijgen op de hoofdvraag. Als gevolg van deze activiteit ontstaat het onderzoeksplan, dat beschouwd kan worden als het resultaat van de drie kernactiviteiten oriënteren, richten en plannen. Verzamelen: Tijdens deze kernactiviteit worden instrumenten gekozen en/of ontwikkeld waarmee de data in de onderwijspraktijk verzameld kan worden. Vervolgens worden de data verzameld die nodig zijn om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Analyseren en concluderen: Deze kernactiviteit is gericht op het analyseren van de verzamelde data. Op basis van de analyseresultaten worden concrete antwoorden geformuleerd op de onderzoeksvragen in de vorm van conclusies. Ontwerpen: Deze kernactiviteit, die alleen wordt uitgevoerd in het kader van een ontwerponderzoek, richt zich op een doelbewuste verandering van de dagelijkse praktijk; op innovatie. In aanvulling op de cyclus voor praktijkonderzoek wordt de innovatiecyclus doorlopen. In de eerste fase van het ontwerponderzoek wordt een beschrijvend onderzoek uitgevoerd waarmee in kaart wordt gebracht aan welke ontwerpeisen de oplossing van het praktijkprobleem moet voldoen. In de tweede fase van het ontwerponderzoek wordt het ontwerp gemaakt (een lessenserie, een instructiemethode, een digitaal leermiddel enz.) dat daarna in de praktijk wordt uitgetest. De testdata die verzameld wordt, wordt gebruikt om te bepalen of het ontwerpproduct voldoet in de praktijk. Eventueel wordt het ontwerp op basis van de testdata bijgesteld en wordt het opnieuw uitgeprobeerd in de praktijk. De innovatiecyclus wordt dan nog een keer doorlopen. Rapporteren en presenteren: Het laatste deel van het onderzoek betreft de kernactiviteit rapporteren en presenteren. Deze kernactiviteit is opgenomen aan het eind van de onderzoekscyclus, maar in feite staat dit gedurende het hele onderzoek centraal. Door veel mensen (collega's, leerlingen, ouders) bij het onderzoek te betrekken, wordt draagvlak voor het praktijkonderzoek gecreëerd. Afhankelijk van de onderzoeksvraag leidt het praktijkonderzoek tot veranderingen in bijvoorbeeld de denkbeelden van collega's, de omgang met leerlingen, de inrichting van lokalen of
3 van 5
communicatievormen in de organisatie. Onderzoeksbevindingen en het verloop van het onderzoeksproces worden vastgelegd en gepresenteerd. De onderzoeksleerlijn in het opleidingsprogramma van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Propedeusefase: De student ontwikkelt een onderzoekende houding. Hij leert verschillende perspectieven in te nemen bij het op zoek gaan naar antwoorden op vragen of oplossingen voor problemen. Hij maakt gebruik van de aanwezige deskundigheid in de school. Thema Module Beschrijving Ec 1 Onderzoeksvaardigheden De student richt zich op het verwerven van de 6 basisvaardigheden die horen bij de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek; oriënteren, richten, plannen, verzamelen, analyseren en concluderen, rapporteren en presenteren. Na afronding van deze module is de student in staat om zelf de cyclus voor praktijkonderzoek te doorlopen. 1 Praktijkintegratie De student voert een beschrijvend * praktijkonderzoek uit, dat deels is voorgestructureerd. Hij brengt de meest voorkomende leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen in kaart en verwerft inzicht in de manier waarop de school hierop inspeelt. Hij maakt hierbij zowel gebruik van theoretische inzichten over de ontwikkeling van kinderen als praktijkvoorbeelden op de werkplek. Hoofdfase: De student kan praktijkonderzoek inzetten als professionele leermethodiek. Hij doet praktijkonderzoek om antwoord te krijgen op vragen en problemen waar hij in zijn eigen praktijk mee te maken krijgt. Thema Module Beschrijving Ec 3 Praktijkintegratie De student voert een praktijkonderzoek uit om * informatie te verzamelen over hoe leerlingen van elkaar kunnen verschillen. Hij doorloopt daarbij de zes kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek. Op basis van deze informatie maakt de student een plan voor de begeleiding van de ontwikkeling van twee individuele leerlingen en hij voert deze begeleiding uit. 6 Praktijkintegratie De student voert een praktijkonderzoek uit om * informatie te verzamelen over hoe leerlingen op het gebied van de literaire leescompetenties van elkaar kunnen verschillen. Hij doorloopt daarbij de zes kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek resulteert in vier leerling-portretten. 7 Internationalisering De student voert een beschrijvend 6 praktijkonderzoek uit aan de hand van de cyclus voor praktijkonderzoek. Hij verdiept zich in een onderwerp dat actueel is in de Nederlandse situatie en neemt hierbij een internationaal perspectief in. Binnen de kaders van de module maakt de student eigen keuzes voor wat betreft de inrichting van het onderzoeksproces. Hij kan zijn kennis van nietNederlandse onderwijssystemen en onderwijskundige praktijken verwerven door daadwerkelijk een bezoek te brengen aan het
4 van 5
buitenland of op afstand (vanuit Nederland) de buitenlandse situatie te onderzoeken. Afstudeerfase: De student kan praktijkonderzoek inzetten als professionele leermethodiek. Hij doet praktijkonderzoek om antwoord te krijgen op vragen en problemen waar hij in zijn eigen praktijk mee te maken krijgt. Daarnaast levert hij met praktijkonderzoek een bijdrage aan kwaliteitszorg, de professionele ontwikkeling en de schoolontwikkeling. Thema Module Beschrijving Ec 8 (Voorbereiding) De student voert een ontwerponderzoek uit op de 9 Afstudeeropdracht werkplek waar hij zijn LiO-stage loopt. Met het ontwerponderzoek doorloopt de student zowel de cyclus voor praktijkonderzoek als de innovatiecyclus. Met het uitvoeren van de afstudeeropdracht levert de student een zichtbare bijdrage aan de schoolontwikkeling op de werkplek. De student werkt hierbij samen met collega’s, maakt gebruik van deskundigheid in en rond de school en legt een relatie met relevante en actuele literatuur.
*In het kader van de modulen praktijkintegratie in thema 1, 3 en 6 dient de student onder meer een praktijkonderzoek uit te voeren. Voor deze module zijn 5 ec gereserveerd, waarvan een deel wordt ingezet voor het praktijkonderzoek.
Oriënteren
Thema 1 Onderzoeksvaardigheden Thema 1 Praktijkintegratie Thema 3 Praktijkintegratie Thema 6 Praktijkintegratie Thema 7 Internationalisering Thema 8 (voorbereiding) Afstudeeropdracht
Richten
Plannen
Verzamelen
Analyseren en concluderen
Ontwerpen
Rapporteren en presenteren
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
5 van 5
V
V
Bijlage 13 Leerplan Afstudeeropdracht
Leer- en toetsplan Afstudeeropdracht 1. Naam van de opleiding en module Opleiding: Lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs (LVO) Module: Afstudeeropdracht Aantal EC: 9 = 252 uur 2. Doelstelling van de module Uitgangspunt van de module: De student is in staat om op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden te verkrijgen op vragen die ontstaan in de eigen beroepspraktijk, gericht op verbetering van deze praktijk (Van der Donk & Van Lanen, 2012). De student voert een ontwerponderzoek uit op de werkplek (lees ook: stageschool) waar hij 1 zijn LiO-stage loopt, waarbij hij op zoek gaat naar de oplossing van een praktijkprobleem dat zich in deze beroepspraktijk voordoet. Met het ontwerponderzoek doorloopt de student zowel de cyclus voor praktijkonderzoek als de innovatiecyclus.
Met het uitvoeren van de afstudeeropdracht levert de student een zichtbare bijdrage aan de schoolontwikkeling op de werkplek en de oplossing van het praktijkprobleem. De impact en reikwijdte van de onderwijsvernieuwing staat in verhouding tot de verantwoordelijkheden en vrijheid die de student krijgt in de school. De vernieuwing zal in de meeste gevallen gericht zijn op het micro- en/of meso-niveau. De student werkt hierbij samen met collega’s, maakt gebruik van deskundigheid in en rond de school en legt een relatie met relevante en actuele literatuur.
1
Waar hij staat kan ook zij gelezen worden.
1 van 18
Afronding van de module Wanneer een student zowel een positieve beoordeling ontvangt voor het afstudeeronderzoek als de LiO-stage dan vormt dit tezamen het bewijs dat de student de eindkwalificaties van de lerarenopleiding heeft gerealiseerd. De LiO-stage en de afstudeeropdracht worden echter afzonderlijk van elkaar beoordeeld. De beoordeling vindt plaats aan de hand van door de student ingeleverde beroepsproducten (inzendopgaven) en richt zich op de bekwaamheidseisen van de opleiding op het niveau startbekwaam. In paragraaf 10 wordt dit toetsings- en beoordelingskader verder uitgewerkt. De module in relatie tot de LiO-stage: De afstudeeropdracht maakt een geïntegreerd onderdeel uit van de LiO-stage. De student kan pas met zijn afstudeeropdracht starten op het moment dat hij met zijn LiO-stage is gestart. Bij het uitvoeren van de opdracht richt de student zich op praktijkproblemen die relevant zijn voor de werkplek waar hij zijn LiO-stage loopt. Bij het zoeken van een LiO-stageplaats is het daarom van belang dat de student een werkplek vindt die hem de ruimte geeft een praktijkonderzoek uit te voeren waarmee hij een bijdrage kan leveren aan de schoolontwikkeling. Aansluiting bij de kennisbases: In de generieke kennisbasis van de tweedegraads lerarenopleiding 2 wordt er in hoofdstuk 6 gewezen op het belang van de professionele ontwikkeling (6.1), praktijkonderzoek (6.2) en onderwijsinnovatie (6.3). Dit hoofdstuk heeft veel raakvlakken met de inhouden van deze module. 3. Achtergrond en doelgroep (relatie met het werkveld) Het onderwijs moet leerlingen voorbereiden op de samenleving van de toekomst. Leraren worden geacht het eigen onderwijs up to date te houden en voortdurend te streven naar verbetering van het eigen handelen en de schoolorganisatie in zijn geheel. In een snel veranderende samenleving (onder meer als gevolg van technologische ontwikkelingen, culturele diversiteit en veranderende economische omstandigheden) is het van belang dat een leraar in kan spelen op deze ontwikkelingen. De moderne leraar stelt vragen bij dat wat vanzelfsprekend lijkt, is kritisch naar zichzelf en anderen, maakt gebruik van actuele inzichten in en buiten de school, werkt intensief samen met anderen en streeft naar een hoge kwaliteit van het eigen onderwijs en dat van zijn collega’s. Naast de primaire taak van de leraar die zich richt op het lesgeven aan leerlingen/volwassenen, worden leraren geacht de eigen professionaliteit te onderhouden en voortdurend in ontwikkeling te blijven. Het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen heeft dit wettelijk verankerd in de wet BIO 3. In deze wet op de beroepen in het onderwijs (BIO) staan bekwaamheidseisen geformuleerd waaraan leraren die werkzaam zijn in het onderwijs moeten voldoen. De wet schrijft voor dat leraren deze bekwaamheidseisen onderhouden, bijhouden en resultaten van dit leerproces vastleggen in een bekwaamheidsdossier. De leraar dient zich bewust
2
Romkes, G. (red.) (2011). Generieke Kennisbasis Tweedegraads lerarenopleiding. Den Haag: HBO raad & vereniging van hogescholen. 3 http://www.bekwaamheidsdossier.nl/
2 van 18
te zijn van zijn kwaliteiten en ontwikkelpunten. In het lerarenregister laat hij zien hoe hij zijn professionaliteit onderhoudt en uitbreidt. Praktijkonderzoek kan beschouwd worden als een vorm van professionaliseren op de werkplek. Deze leermethodiek integreert verschillende leeractiviteiten en leidt tot een natuurlijke vorm van leren van leraren op de eigen werkplek. De leraar speelt op een systematische wijze in op vragen en problemen die de beroepspraktijk bij hem oproept. Door op deze manier onderzoekend te leren zal de leraar zijn eigen praktijk en beroepsmatig handelen beter gaan begrijpen. Een specifieke vorm van praktijkonderzoek betreft het ontwerponderzoek. Met het uitvoeren van een ontwerponderzoek probeert een leraar de bestaande praktijk niet alleen beter te begrijpen, maar ook te veranderen teneinde praktijkproblemen die zich in de school voordoen op te lossen. Met het uitvoeren van een ontwerponderzoek doorloopt de leraar zowel de cyclus voor praktijkonderzoek als de innovatiecyclus. Hij geeft daarmee samen met collega’s vorm aan de schoolontwikkeling. De leraar speelt hiermee een belangrijke rol in het kwaliteitszorgsysteem van de schoolorganisatie. Hij zet vanaf de werkvloer ontwikkelingen in gang die moeten leiden tot het best passende onderwijs voor de doelgroep; de leerling. 4. Beheersingsniveau, relatie met HBO doelstellingen (NVAO-kader) Dublin Descriptoren: Dublin Descriptoren Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met
3 van 18
Van toepassing in module De student verwerft vaardigheden waarmee hij relevante bronnen kan verwerven en deze op bruikbaarheid en betrouwbaarheid kan beoordelen. De student maakt gebruik van actuele, relevante, (schoolgebonden, nationale en internationale) kennis en inzichten om een praktijkprobleem uit te diepen en de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. De student verwerft een onderzoekende leerhouding, waarmee hij op een systematische wijze, samen met anderen op zoek gaat naar oplossingen voor praktijkproblemen in de beroepspraktijk waarin hij werkzaam is. De student is in staat met behulp van relevante kennis en inzichten (reeds aanwezig of
het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
onderzoeksmatig verzameld) vanuit verschillende invalshoeken kritisch te kijken naar: - het beroepsmatig handelen van zichzelf of een ander; - het functioneren van de schoolorganisatie; - het onderwijs in Nederland. De student communiceert met onderwijsdeskundigen (leraren, intern begeleiders, orthopedagogen enz.) in de eigen beroepspraktijk en daarbuiten om informatie te verwerven en te delen. De student verwerft een onderzoekende leerhouding, waarmee hij na afloop van zijn studie zijn beroepscompetenties kan onderhouden en uitbreiden en een bijdrage kan leveren aan schoolontwikkeling.
5. Nodige voorkennis / positie in de opleiding Voorkennis: Deze module vormt het afsluitende onderdeel van de leerlijn onderzoeksvaardigheden in het curriculum (zie bijlage 1). De module vraagt om de nodige voorkennis van de student en kan pas gestart worden nadat de student de zeven thema’s van de propedeuse- en hoofdfase heeft afgerond.
De student beschikt over de onderzoeksvaardigheden die nodig zijn om de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek zelfstandig te kunnen doorlopen. Hierbij moet gedacht worden aan vaardigheden als: - een praktijkprobleem vanuit verschillende invalshoeken verkennen; - een onderzoekbare vraag stellen; - een plan maken met onderzoeksactiviteiten om een onderzoeksvraag te beantwoorden; - op basis van literatuur gericht data verzamelen; - data verwerken tot overzichtelijke analyseresultaten; - op basis van analyseresultaten de onderzoeksvraag beantwoorden (conclusies trekken). - het over onderzoeksresultaten rapporten en presenteren
De student heeft inzicht in de wijze waarop praktijkonderzoek kan bijdragen aan zijn professionele groei en de ontwikkeling van de schoolorganisatie.
De student heeft minimaal drie keer zelfstandig een praktijkonderzoek uitgevoerd en daarbij de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek doorlopen.
4 van 18
6. Globale beschrijving inhoud, leerdoelen Relatie met het BOP 4: Binnen deze module ligt het hoofdaccent op de opleidingsbekwaamheid ‘Professioneel en collegiaal bekwaam’. In de definitie van deze competentie staat onder meer beschreven dat de leraar in staat is te reflecteren op zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij draagt bij aan de professionele kwaliteit van de beroepsuitoefening. Hij is daarbij in staat gebruik te maken van vakliteratuur en opbrengsten van onderzoek of zelf een praktijkonderzoek op te zetten. De leerdoelen: Met het uitvoeren van de afstudeeropdracht laat de student zien dat hij een deel van de bekwaamheidseisen van de vier opleidingsbekwaamheden op niveau 3 in voldoende mate beheerst. De leerdoelen die aan deze afstudeeropdracht zijn verbonden zijn dan ook afgeleid van deze bekwaamheidseisen. De student is in staat toegang te krijgen tot diverse (schoolgebonden, regionale, nationale en internationale) bronnen en deze kritisch te beoordelen op bruikbaarheid; te zorgen voor transparantie bij het uitvoeren van zijn praktijkonderzoek; te reflecteren op zijn eigen beroepsmatige handelen in relatie tot het praktijkonderzoek; inzichtelijk te maken hoe het praktijkonderzoek heeft bijgedragen aan zijn professionele ontwikkeling in relatie tot de opleidingscompetenties; gebruik te maken van nieuwe media; aan te sluiten bij de specifieke context van de onderwijspraktijk waarbinnen hij zijn praktijkonderzoek uitvoert; in overleg te gaan met collega’s in de school en beroepsgenoten en daarbij voor zijn praktijkonderzoek relevante onderwijskennis en -ervaringen uit te wisselen; belanghebbenden in de schoolorganisatie bij zijn praktijkonderzoek te betrekken; gebruik te maken van kennis en inzichten die relevant zijn voor het praktijkprobleem dat hij onderzoekt; een praktijkprobleem vanuit verschillende perspectieven te verkennen; een ontwerpgerichte onderzoeksvraag met deelvragen op te stellen; een onderzoeksplanning te maken waarmee hij laat zien op een systematische wijze data te willen verzamelen om zijn onderzoeksvragen te beantwoorden; data te verzamelen aan de hand van verschillende methoden en daarbij te streven naar hoge validiteit en betrouwbaarheid; data te analyseren en op basis hiervan conclusies af te leiden; een onderwijskundig ontwerp te maken waarmee hij (een deel van) het praktijkprobleem waar zijn praktijkonderzoek op gericht is kan oplossen; een onderwijskundig ontwerp samen met anderen in de praktijk te testen en op basis daarvan te verbeteren; de kernactiviteiten van een ontwerponderzoek te doorlopen volgens de richtlijnen van praktijkonderzoek in de school; te zorgen voor samenhang tussen de verschillende kernactiviteiten van het onderzoeksproces; te zorgen voor een volledige schriftelijke verantwoording van zijn praktijkonderzoek; 4
Beroeps- en opleidingsprofiel Tweedegraads lerarenopleiding vo/bve, Cluster Talen en lerarenopleiding basisonderwijs.
5 van 18
de opbrengsten van zijn ontwerponderzoek te implementeren in de beroepspraktijk van de werkplek waar hij stage loopt.
De module bestaat uit 8 hoofdstukken en 5 inzendopdrachten die als toets gelden. 7. Lesmateriaal, literatuur en campus Verplichte literatuur: Bij de module wordt gewerkt met het volgende boek: Donk, C. van der & Lanen, B. van (2012). Praktijkonderzoek in de school (2e druk). Bussum: Coutinho. ISBN: 978 90 469 0300 1 De student heeft dit boek ook moeten gebruiken als onderdeel van de module onderzoeksvaardigheden, die in thema 1 van de opleiding opgenomen is. Het boek zal in deze module vooral als naslagwerk gebruikt worden. Hoofdstuk 8 dat gericht is op het uitvoeren van een ontwerponderzoek bevat nieuwe leerstof en zal uitgebreid behandeld worden. Dit hoofdstuk is nog niet eerder in de opleiding aan de orde geweest. Naast het hiervoor genoemde boek maakt de student ook gebruik van vakliteratuur die voor het praktijkonderzoek relevant is. Deze literatuur heeft een belangrijke functie. Zo fungeert de literatuur onder meer als kijkkader waarmee de student de beroepspraktijk in kaart brengt, het geeft betekenis aan begrippen en bakent deze af, het weerlegt of bevestigt vooronderstellingen en zorgt voor een uitbreiding van het eigen denkkader. De student dient in het kader van zijn praktijkonderzoek minimaal vijftien relevante bronnen te hebben gebruikt. In ieder geval drie van deze bronnen hebben een internationale (lees ook: niet Nederlandse) oorsprong. De student is zelf verantwoordelijk voor het samenstellen van de literatuurlijst, maar kan zich hierbij laten adviseren door collega’s op de werkplek, zijn coach, zijn stagementor of andere betrokkenen. LOI studiewijzer: Met de studiewijzer wordt de student voorbereid op de verschillende onderdelen van de afstudeeropdracht. De studiewijzer bevat: De introductie van de afstudeeropdracht Informatie over de afstudeeropdracht (in het bijzonder het ontwerponderzoek). Opdrachtsuggesties op het gebied van het afstuderen. Twee fictieve voorbeeldcasussen waarin een student de opdracht uitvoert. De fasering van de opdracht per kernactiviteit (tijdspad). Een overzicht en een omschrijving van de gewenste opbrengsten. De begeleidingsstructuur. Een overzicht met achtergrondliteratuur en websites die de student kan gebruiken bij het uitwerken van de opdracht. Een checklist voor de student, die hij kan gebruiken om te beoordelen of zijn aanpak en opbrengsten voldoen aan de beoordelingseisen. De studiewijzer bevat daarnaast vijf inzendopgaven die gerelateerd zijn aan de verschillende kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek. Op basis van deze inzendopgaven worden de kennis en de vaardigheden van de student getoetst. De volgorde van deze inzendopgaven ligt vast.
6 van 18
LOI Campus: Er komt een modulewerkruimte voor de module. Deze modulewerkruimte bevat o.a.: de studieactiviteitenreeks; verwijzingen naar bruikbare websites, mediatheek; verdiepende artikelen, waarnaar vanuit de studieactiviteiten en studiewijzer wordt verwezen. 8. Werkvormen en docentenbegeleiding Studieactiviteiten voor de student:
Kernactiviteit oriënteren: - bestuderen van de studiewijzer en de aan de module gerelateerde literatuur - inventariseren van praktijkproblemen op de werkplek - kiezen van een praktijkprobleem - verkennen van het praktijkprobleem - beschrijven van het praktijkprobleem (inzendopgave 1) - bijhouden van het logboek (inzendopgave 1) Tijdsbesteding gemiddeld 20 uur
Kernactiviteit richten: - formuleren van een onderzoeksdoel - formuleren van onderzoeksvragen - uitvoeren van een literatuurstudie - bijhouden van het logboek Tijdsbesteding gemiddeld 30 uur
Kernactiviteit plannen: - uitwerken van het onderzoeksplan (inzendopgave 2) - bijhouden van het logboek (inzendopgave 2) Tijdsbesteding gemiddeld 20 uur
Kernactiviteit verzamelen: - Het ontwikkelen van onderzoeksinstrumenten - verzamelen van de data - bijhouden van het logboek - vragen om feedback van de begeleider Tijdsbesteding gemiddeld 50 uur
Kernactiviteit analyseren en concluderen: - analyseren van de data - trekken van conclusies en formuleren van ontwerpeisen (inzendopgave 3) - bijhouden van het logboek (inzendopgave 3) Tijdsbesteding gemiddeld 30 uur
Kernactiviteit ontwerpen - maken van het ontwerp - testen van het ontwerp - bijstellen van het ontwerp tot definitief ontwerp (inzendopgave 4) - bijhouden van het logboek (inzendopgave 4) Tijdsbesteding gemiddeld 50 uur
Kernactiviteit rapporteren en presenteren: 7 van 18
- presenteren en verspreiden van de opbrengsten op de werkplek - schrijven van het onderzoeksverslag - bijhouden van het logboek (inzendopgave 5) Tijdsbesteding gemiddeld 30 uur
Contactmoment: Naast de voorgaande studentactiviteiten is de student verplicht deel te nemen aan een contactmoment. Dit contactmoment wordt begeleidt door een docent. Om het contactmoment zinvol te laten zijn voor de student, dient hij bij deelname reeds gestart te zijn met de kernactiviteit verzamelen. Inzendopgave 1 en 2 dienen al te zijn goedgekeurd. Tijdsbesteding 3 uur
De module bestaat uit minimaal 400 pagina’s leeswerk. Het betreft hier een richtlijn aangezien de student zelf geacht wordt de nodige relevante bronnen te verwerven en bestuderen. Naast de door de student verzamelde bronnen bestaat het leeswerk uit het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’, de studiewijzer en bronnen/artikelen op de LOI campus. De student heeft het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’ al eerder in de opleiding bestudeerd en zal het in deze module daarom vooral als naslagwerk gebruiken. Enkel hoofdstuk 8 van het boek is meegeteld bij de 400 pagina’s leeswerk. Dit hoofdstuk is niet eerder in de opleiding aan de orde geweest. Docentenactiviteiten: - Begeleiding op afstand (op aanvraag). - Een contactmoment van drie uur, waarin studenten feedback ontvangen en geven op het proces en de tussenproducten van het afstudeeronderzoek. - Het beoordelen van de 5 inzendopgaven. Extra ondersteuning: Er bestaan vele websites waar studenten extra ondersteunende informatie kunnen vinden. Aangezien de onderwerpen van de afstudeeropdracht zeer divers kunnen zijn, worden er op de LOI-campus (en de studiewijzer) voornamelijk verwijzingen opgenomen naar metabronnen. Hiermee worden databases, zoekmachines, startpagina’s bedoeld die de studenten kunnen gebruiken om gericht op zoek te gaan naar bronnen die aansluiten bij hun specifieke afstudeeronderwerp. Inzendopgaven: Inzendopgave 1 (beschrijving van het praktijkprobleem): Het praktijkprobleem en het logboek vormen de opbrengst n.a.v. de kernactiviteit oriënteren (in max. 30 min na te kijken). Inzendopgave 2: (onderzoeksplan) Het onderzoeksplan en het logboek vormen de opbrengst n.a.v. de kernactiviteit oriënteren, richten en plannen (in max. 60 min. per beoordelaar na te kijken). Inzendopgave 3: (analyseresultaten en ontwerpeisen) De analyseresultaten, ontwerpeisen en het logboek vormen de opbrengsten n.a.v. de kernactiviteiten verzamelen en analyseren & concluderen (in max. 60 min. na te kijken). Inzendopgave 4 (het ontwerp): Het definitieve ontwerp en het logboek vormen de opbrengst n.a.v. de kernactiviteit ontwerpen (in max. 60 min. na te kijken). Inzendopgave 5 (onderzoeksverslag): Het onderzoeksverslag (met het definitieve ontwerp als bijlage) en het logboek vormen de opbrengst n.a.v. de kernactiviteit rapporteren en presenteren (in max. 60 min. per beoordelaar na te kijken).
8 van 18
9. Vormgeving van de cursus/module Alhoewel de cyclus voor praktijkonderzoek leidend is voor de uitwerking van de afstudeeropdracht geeft de student voor een groot deel zelf invulling aan deze module. Hij maakt samen met collega’s op de werkplek een keuze voor het praktijkprobleem waar hij zich in wil verdiepen en voert het onderzoeksproces uit binnen de gestelde kaders. De studieactiviteiten in paragraaf 8 geven een beeld van het proces dat de student zal doorlopen. Gedurende de uitwerking van de opdracht houdt hij een onderzoekslogboek bij waarmee hij inzicht geeft in zijn onderzoeksproces. De toenemende aandacht voor zelfsturing en specialisatie is een concretisering van de onderwijskundige principes van de opleiding. De ruimte die de student in het kader van deze afstudeeropdracht krijgt, is duidelijk afgebakend op basis van heldere beoordelingseisen. Met de begeleidings- en beoordelingstructuur bewaakt de opleiding de kwaliteit van de leeractiviteiten en opbrengsten van de student. Het boek Praktijkonderzoek in de school vormt de basismethodiek waarmee de student ondersteunt wordt bij het doorlopen van de cyclus voor praktijkonderzoek (inclusief de innovatiecyclus). De hoofdstukken uit het boek zijn gericht op de zeven kernactiviteiten van deze cyclus. Zes van de zeven kernactiviteiten zijn in de vorige opleidingsfasen uitgebreid behandeld. De kernactiviteit ‘Ontwerpen en innoveren’ is nog niet aan der orde geweest en zal aan het begin van de module uitgebreid behandeld worden. De studiewijzer begeleidt de student bij het uitvoeren van de afstudeeropdracht en biedt op sommige onderdelen extra verbreding en/of verdieping. Daarnaast bevat hoofdstuk 2 een aantal oefenopgaven. Aan het einde van dit hoofdstuk worden de uitwerkingen van de oefenopgaven opgenomen die de student aangeboden krijgt. De hoofdstukken in de studiewijzer: De studiewijzer beschrijft (samen met het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’) de kaders waarbinnen de afstudeeropdracht door elke student op een eigen wijze zal worden ingevuld. De studiewijzer heeft een omvang van ongeveer 40 pagina’’s en bevat zeven korte hoofdstukken. Het volgende overzicht geeft een beeld van de inhouden die in deze hoofdstukken worden behandeld. Hoofdstuk 1: Een introductie op de afstudeeropdracht Dit hoofdstuk start met een beschrijving van de uitgangspunten en doelen afstudeeropdracht. Er wordt daarbij een relatie gelegd met de opleidingsbekwaamheden en de bekwaamheidseisen. Daarnaast wordt ingegaan op de relatie tussen praktijkonderzoek, professionele ontwikkeling en schoolontwikkeling. Aan het eind van het hoofdstuk staat het logboek en het gebruik van literatuur centraal. Hoofdstuk 2: Ontwerponderzoek Aan de hand van dit hoofdstuk bereidt de student zich voor op het uitvoeren van een ontwerponderzoek. Er wordt ingezoomd op de innovatiecyclus. De student vormt zich een beeld van de twee onderzoeksfasen die bij een ontwerponderzoek worden doorlopen. Hierbij wordt verwezen naar blz. 263 t/m 295 uit het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het implementatieproces bij onderwijsvernieuwing en de rol die de leraaronderzoeker daarbij inneemt.
9 van 18
Hoofdstuk 3: Opdrachtsuggesties Dit hoofdstuk richt zich op het kiezen van een praktijkprobleem dat het uitgangspunt zal vormen van de afstudeeropdracht. Om de student op ideeën te brengen bij het formuleren van een afstudeeropdracht worden er verschillende opdrachtsuggesties gegeven. Deze opdrachtsuggesties zijn bedoeld ter inspiratie en hebben geen voorschrijvend karakter. De student is vrij om een andere invulling te geven aan de opdracht, mits hij voldoet aan de eisen van de module. Hoofdstuk 4: Voorbeelden uit de praktijk In dit hoofdstuk worden twee fictieve voorbeelden gepresenteerd van studenten die een afstudeeropdracht uitvoeren. Een voorbeeld heeft betrekking op de beroepspraktijk van het voortgezet onderwijs en het andere voorbeeld op de beroepspraktijk van het primair onderwijs. Hoofdstuk 5: De fasering van de afstudeeropdracht Dit hoofdstuk schetst de kaders van de opdracht. De student krijgt inzicht in de kernactiviteiten die hij dient te doorlopen, de producten die hij ter beoordeling dient aan te leveren en de mogelijkheden die er zijn op het gebied van samenwerking en begeleiding. In het hoofdstuk wordt verwezen naar het boek ‘Praktijkonderzoek in de school’ waarin de verschillende kernactiviteiten uitgebreid worden beschreven. Hoofdstuk 6: Het gebruik van publieke bronnen In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van zoekmachines, databases en bronnen die de student kan gebruiken bij het uitwerken van de afstudeeropdracht. Hoofdstuk 7: Het beoordelingskader Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze van toetsing, Daarnaast bevat het de zelfbeoordelingsinstrumenten waarmee de student per inzendopgave na kan gaan of hij bij de uitwerking van de opdracht voldoet aan de eisen van de module. De zelfbeoordelingsinstrumenten worden kort toegelicht. 10.Toetsing van de module De toetsing van het afstudeeronderzoek richt zich zowel op het proces als het eindproduct. De student moet laten zien dat hij de cyclus van praktijkonderzoek (inclusief de innovatiecyclus) op een juiste wijze doorloopt, zorgt voor een transparant onderzoeksproces en belanghebbenden in de school bij dit proces betrekt. Uiteindelijk moet de student laten zien dat hij een concrete bijdrage levert aan de oplossing van het praktijkprobleem. Hij ontwikkelt nieuw onderwijs en geeft hiermee vorm aan schoolontwikkeling. Met zijn praktijkonderzoek vergroot hij zijn professionaliteit en probeert zijn leerervaringen met anderen in de school te delen. De bekwaamheidseisen van de opleiding staan bij de toetsing centraal. Gedurende de uitvoering van het praktijkonderzoek zal de student op vijf momenten beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt plaats op basis van door de student aangeleverde beroepsproducten. Het onderzoekslogboek maakt bij elk van deze beoordelingsmomenten deel uit van deze beroepsproducten. Met de beroepsproducten geeft de student inzicht in het proces dat hij heeft doorlopen en laat hij zien wat dit heeft opgeleverd. Na een positieve beoordeling krijgt de student groen licht om het praktijkonderzoek te vervolgen. Inzendopgaven De module wordt beoordeeld aan de hand van vijf inzendopgaven. Inzendopgaven een, drie en vier wordt door een beoordelaar beoordeeld. Inzendopgave vijf wordt 10 van 18
door twee beoordelaars afzonderlijk beoordeeld. De beoordelingseisen staan vast. De student kan zijn inzendopgaven controleren aan de hand van een beoordelingsformulier dat voor elke opdracht aan de studiewijzer zal worden toegevoegd. Dit beoordelingsformulier zal ook gebruikt worden door de beoordelaars. De student behaalt deze module op het moment dat hij/zij ieder leerdoel van de inzendopgaven heeft bereikt (minimaal een voldoende heeft behaald). Inzendopgave 1 ‘De beschrijving van het praktijkprobleem’ De eerste inzendopgave is gericht op het beschrijven van het praktijkprobleem vanuit verschillende perspectieven. Samen met collega’s op de werkplek (waaronder de directie) formuleert de student een praktijkprobleem. Dit praktijkprobleem moet niet alleen voor de student zelf, maar ook voor (een deel van) de schoolorganisatie actueel en relevant zijn. Uit de beschrijving van het praktijkprobleem moet blijken dat het te verwachten is dat er nieuw onderwijs moet worden ontworpen om het praktijkprobleem aan te pakken. Inzendopgave 2 ‘Het onderzoeksplan’ Met het onderzoeksplan laat de student zien wat hij op zijn werkplek wil onderzoeken en op welke wijze hij uitvoering geeft aan dit praktijkonderzoek. Hij richt zich hierbij op de eerste onderzoeksfase van een ontwerponderzoek; een beschrijvend onderzoek waarmee de ontwerpeisen in kaart worden gebracht. Inzendopgave 3 ‘De analyseresultaten en ontwerpeisen’ De opbrengst van de eerste onderzoeksfase betreft de analyseresultaten die logischerwijs een afgeleide vormen van alle data die de student verzameld heeft. De student vertaalt de analyseresultaten in concrete ontwerpeisen op basis waarvan het ontwerp gemaakt kan worden. Inzendopgave 4 ‘Het definitieve ontwerp’ De student laat zien hoe hij van de ontwerpeisen tot een ontwerp gekomen is en op welke wijze hij het ontwerp in de praktijk getest heeft. Ook geeft hij inzicht in de aanpassingen die hij als gevolg van het testen bij het ontwerp heeft doorgevoerd. Inzendopgave 5 ‘Het onderzoeksverslag’ Het onderzoeksverslag betreft een weergave van het onderzoeksproces dat de student heeft doorlopen en de resultaten die dit proces heeft opgeleverd. In het onderzoeksverslag neemt de student het definitieve ontwerp op als bijlage. Het beoordelingskader De volgende tabel beschrijft het beoordelingskader van de afstudeeropdracht. Per inzendopgave is te zien voor welke leerdoelen de student minimaal een voldoende dient te behalen. Per leerdoel kan een student een onvoldoende, voldoende, of goed behalen. Onvoldoende geeft aan dat het leerdoel niet is aangetoond, voldoende geeft aan dat de student aan het leerdoel heeft voldaan, goed geeft aan dat de student het leerdoel beter dan noodzakelijk of op verschillende manieren heeft aangetoond. Wanneer een inzendopgave van een student onvoldoende is, zal hij deze aan moeten passen en opnieuw moeten inleveren. De leerdoelen zullen nader worden gespecificeerd aan de hand van indicatoren. De indicatoren worden opgenomen in het beoordelingsinstrument voor de student en de beoordelaars.
11 van 18
Leerdoelen De student is in staat ..
toegang te krijgen tot diverse (schoolgebonden, regionale, nationale en internationale) bronnen en deze kritisch te beoordelen op bruikbaarheid. te zorgen voor transparantie bij het uitvoeren van zijn praktijkonderzoek. te reflecteren op zijn eigen beroepsmatige handelen in relatie tot het praktijkonderzoek. inzichtelijk te maken hoe het praktijkonderzoek heeft bijgedragen aan zijn professionele ontwikkeling in relatie tot de opleidingscompetenties. gebruik te maken van nieuwe media. aan te sluiten bij de specifieke context van de onderwijspraktijk waarbinnen hij zijn praktijkonderzoek uitvoert. in overleg te gaan met collega’s in de school en beroepsgenoten en daarbij voor zijn praktijkonderzoek relevante onderwijskennis en -ervaringen uit te wisselen. belanghebbenden in de schoolorganisatie bij zijn praktijkonderzoek te betrekken. gebruik te maken van kennis en inzichten die relevant zijn voor het praktijkprobleem dat hij onderzoekt. een praktijkprobleem vanuit verschillende perspectieven te verkennen. een ontwerpgerichte onderzoeksvraag met deelvragen op te stellen een onderzoeksplanning te maken waarmee hij laat zien op een systematische wijze data te willen verzamelen om zijn onderzoeksvragen te beantwoorden. data te verzamelen aan de hand van verschillende methoden en daarbij te streven naar hoge validiteit en betrouwbaarheid. data te analyseren en op basis hiervan conclusies af te leiden. een onderwijskundig ontwerp te maken waarmee hij (een deel van) het praktijkprobleem waar zijn praktijkonderzoek op gericht is kan oplossen. een onderwijskundig ontwerp samen met anderen in de praktijk te testen en op basis daarvan te verbeteren.
12 van 18
IO 1
IO 2
V
V
V
V
IO 3
IO 4
IO 5
V
V
V
V
V V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
de kernactiviteiten van een ontwerponderzoek te doorlopen volgens de richtlijnen van praktijkonderzoek in de school. te zorgen voor samenhang tussen de verschillende kernactiviteiten van het onderzoeksproces. te zorgen voor een volledige schriftelijke verantwoording van zijn praktijkonderzoek. de opbrengsten van zijn ontwerponderzoek te implementeren in de beroepspraktijk van de werkplek waar hij stage loopt.
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V V
V
IO = Inzendopgave V = Deze bekwaamheidseis moet (minimaal met een voldoende) worden aangetoond
13 van 18
V
Bijlage 1: De leerlijn onderzoeksvaardigheden. Praktijkonderzoek wordt door de LOI gezien als leermethodiek, waarmee de student nu en in de toekomst vorm kan geven aan zijn beroepsontwikkeling. Daarnaast levert de student middels praktijkonderzoek een bijdrage aan de schoolontwikkeling en kennisontwikkeling binnen de beroepsgroep. De leraar neemt hiermee steeds meer verantwoordelijkheid bij het creëren van nieuwe kennis, inspelen op veranderende omstandigheden en zorgen voor innovatie. Bij het uitvoeren van een praktijkonderzoek past de leraar verschillende professionaliseringsstrategieën toe. Hierbij kan gedacht worden aan het bestuderen van literatuur, het reflecteren op het eigen handelen, klassenbezoeken, intervisie en collegiale consultatie. De leraar dient hiervoor essentiële professionele vaardigheden te ontwikkelen die ook in andere beroepssituaties van pas kunnen komen. Het gaat hier om vaardigheden als het reflecteren, communiceren, beoordelen van bronnen, plannen, consistent handelen, vragen stellen, interpreteren enz. In het opleidingsaanbod van de lerarenopleidingen wordt in elke opleidingsfase aandacht besteed aan het doen van praktijkonderzoek, in de vorm van een leerlijn onderzoeksvaardigheden. De afstudeeropdracht maakt deel uit van deze doorgaande leerlijn. De leerlijn heeft een duidelijke opbouw. Deze bijlage maakt inzichtelijk op welke wijze en welk moment praktijkonderzoek is opgenomen in het opleidingsprogramma. Allereerst wordt per opleidingsfase beschreven op welke wijze er aandacht besteed wordt aan praktijkonderzoek en welke accentverschillen er zijn tussen de fasen. Praktijkonderzoek in de propedeusefase In de propedeusefase maakt de student kennis met praktijkonderzoek en verwerft hij de nodige onderzoeksvaardigheden. Het accent ligt vooral op het leren beheersen van de methodiek en het ontwikkelen van een onderzoekende houding. Het innemen van verschillende perspectieven staat hierbij centraal. In het kader van de praktijkintegratie, leert de student de methodiek toepassen in de praktijk van de werkplek waar hij stage loopt. Het praktijkonderzoek in de propedeusefase kenmerkt zich door afgebakende (deels ingevulde) onderzoeksopdrachten. Zo is in de propedeusefase het praktijkprobleem, het onderzoeksdoel en een deel van de onderzoeksvragen gegeven. Praktijkonderzoek in de hoofdfase In de hoofdfase van de opleiding verschuift de aandacht steeds meer naar de inhoud; praktijkonderzoek wordt ingezet als leermethodiek waarmee de student leerdoelen bereikt en groeit in zijn ontwikkeling naar afstudeer- en startbekwaamheid. Aan het einde van de hoofdfase wordt de student geacht zelf sturing te geven aan het onderzoeksproces en in staat te zijn de cyclus van praktijkonderzoek te doorlopen. Praktijkonderzoek in de afstudeerfase In de afstudeerfase van de opleiding voert de student een omvangrijk ontwerponderzoek uit. In tegenstelling tot de vorige opleidingsfasen doorloopt hij niet alleen de cyclus van praktijkonderzoek, maar ook de innovatiecyclus. Hij koppelt zijn praktijkonderzoek nadrukkelijk aan de beroepspraktijk van zijn werkplek. De student wordt geacht niet alleen op een systematische wijze antwoorden te verkrijgen op vragen die hij heeft, maar hij dient ook een concrete bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de schoolorganisatie. Hij wordt verantwoordelijk voor het implementeren van nieuwe onderwijspraktijken op de werkplek. Het betreft hier veranderingen waarvan het reëel is te veronderstellen dat deze door een LiO in gang kunnen worden gezet.
14 van 18
De visie op praktijkonderzoek De leerlijn onderzoeksvaardigheden in de lerarenopleidingen is gebaseerd op de methodiek van praktijkonderzoek die is beschreven door Van der Donk en Van Lanen (2012). Praktijkonderzoek in de school wordt door hen als volgt gedefinieerd: Onderzoek dat wordt uitgevoerd door leraren, waarbij op systematische wijze in interactie met de omgeving antwoorden verkregen worden op vragen die ontstaan in de eigen beroepspraktijk, gericht op verbetering van deze praktijk. De methodiek van praktijkonderzoek van Van Der Donk en Van Lanen wordt veel toegepast door HBO-opleidingen in de onderwijssector en de zorg & welzijnsector in Nederland en België. Ook in het beroepenveld wordt het handboek veel gebruikt. Hier volgen enkele uitgangspunten: Praktijkonderzoek wordt gezien als middel om een beter inzicht te krijgen in de onderwijspraktijk om daarmee de kwaliteit van het onderwijs te vergroten. Het middel is geen doel op zich, de leerontwikkeling van de leraar staat centraal. Praktijkonderzoek is geen individuele activiteit maar vindt plaats in voortdurende interactie met anderen. De leraar neemt hierbij verschillende perspectieven in en reflecteert op zijn eigen handelen. Vakliteratuur heeft bij praktijkonderzoek een belangrijke functie als referentiekader om de eigen onderwijspraktijk beter te begrijpen. Praktijkonderzoek leidt vaak tot veranderingen in de schoolorganisatie. Participatie van belanghebbenden is daarom noodzakelijk. Praktijkonderzoek verloopt anders dan onderzoek dat door externen wordt uitgevoerd. De leraar heeft als onderzoeker immers een dubbelrol; onderzoeken en lesgeven. Bij praktijkonderzoek ligt het eigenaarschap zowel bij de leraar, de werkplek als een eventuele opleiding. Het praktijkonderzoek kenmerkt zich door een systematische werkwijze. Het praktijkonderzoek is geen losstaande activiteit maar maakt deelt uit van het dagelijkse beroepsmatige handelen van de leraar. De cyclus en de zeven kernactiviteiten 5
5
De beschrijving van de kernactiviteiten is grotendeels ontleend aan www.praktijkonderzoek.com
15 van 18
De cyclus voor praktijkonderzoek kent zes kernactiviteiten. Wanneer (in de afstudeerfase) de innovatiecyclus wordt doorlopen, wordt daarnaast ook de kernactiviteit ontwerpen uitgevoerd. Oriënteren: Het onderzoek start met de kernactiviteit oriënteren. Er wordt geïnventariseerd welke praktijkproblemen en -vragen er zijn, voor wie deze belangrijk zijn, wat erover bekend is, wat het belang van het onderzoek kan zijn voor de school enz. De leraar probeert het praktijkprobleem of de praktijkvraag (met behulp van theorie) van verschillende kanten te bekijken zonder meteen al in te zoomen op een specifiek deel van het probleem. Richten: Tijdens deze kernactiviteit wordt er ingezoomd. Het praktijkprobleem wordt afgebakend om te komen tot een duidelijke hoofdvraag voor het onderzoek. De opbrengsten van deze activiteit zijn een beschrijving van het doel van het onderzoek en de onderzoeksvraag, al dan niet uitgewerkt in deelvragen. Plannen: Na het richten volgt het plannen. Tijdens het plannen worden keuzes gemaakt voor wat betreft de vormgeving van het onderzoeksproces. Er wordt nagedacht over de onderzoeksactiviteiten die ondernomen moeten worden om zo goed mogelijk antwoord te krijgen op de hoofdvraag. Als gevolg van deze activiteit ontstaat het onderzoeksplan, dat beschouwd kan worden als het resultaat van de drie kernactiviteiten oriënteren, richten en plannen. Verzamelen: Tijdens deze kernactiviteit worden instrumenten gekozen en/of ontwikkeld waarmee de data in de onderwijspraktijk verzameld kan worden. Vervolgens worden de data verzameld die nodig zijn om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Analyseren en concluderen: Deze kernactiviteit is gericht op het analyseren van de verzamelde data. Op basis van de analyseresultaten worden concrete antwoorden geformuleerd op de onderzoeksvragen in de vorm van conclusies. Ontwerpen: Deze kernactiviteit, die alleen wordt uitgevoerd in het kader van een ontwerponderzoek, richt zich op een doelbewuste verandering van de dagelijkse praktijk; op innovatie. In aanvulling op de cyclus voor praktijkonderzoek wordt de innovatiecyclus doorlopen. In de eerste fase van het ontwerponderzoek wordt een beschrijvend onderzoek uitgevoerd waarmee in kaart wordt gebracht aan welke ontwerpeisen de oplossing van het praktijkprobleem moet voldoen. In de tweede fase van het ontwerponderzoek wordt het ontwerp gemaakt (een lessenserie, een instructiemethode, een digitaal leermiddel enz.) dat daarna in de praktijk wordt uitgetest. De testdata die verzameld wordt, wordt gebruikt om te bepalen of het ontwerpproduct voldoet in de praktijk. Eventueel wordt het ontwerp op basis van de testdata bijgesteld en wordt het opnieuw uitgeprobeerd in de praktijk. De innovatiecyclus wordt dan nog een keer doorlopen. Rapporteren en presenteren: Het laatste deel van het onderzoek betreft de kernactiviteit rapporteren en presenteren. Deze kernactiviteit is opgenomen aan het eind van de onderzoekscyclus, maar in feite staat dit gedurende het hele onderzoek centraal. Door veel mensen (collega's, leerlingen, ouders) bij het onderzoek te betrekken, wordt draagvlak voor het praktijkonderzoek gecreëerd. Afhankelijk van de onderzoeksvraag leidt het praktijkonderzoek tot veranderingen in bijvoorbeeld de denkbeelden van collega's, de omgang met leerlingen, de inrichting van lokalen of
16 van 18
communicatievormen in de organisatie. Onderzoeksbevindingen en het verloop van het onderzoeksproces worden vastgelegd en gepresenteerd. De onderzoeksleerlijn in het opleidingsprogramma van de lerarenopleiding Voortgezet Onderwijs Propedeusefase: De student ontwikkelt een onderzoekende houding. Hij leert verschillende perspectieven in te nemen bij het op zoek gaan naar antwoorden op vragen of oplossingen voor problemen. Hij maakt gebruik van de aanwezige deskundigheid in de school. Thema Module Beschrijving Ec 1 Onderzoeksvaardigheden De student richt zich op het verwerven van de 6 basisvaardigheden die horen bij de kernactiviteiten van de cyclus voor praktijkonderzoek; oriënteren, richten, plannen, verzamelen, analyseren en concluderen, rapporteren en presenteren. Na afronding van deze module is de student in staat om zelf de cyclus voor praktijkonderzoek te doorlopen. 1 Praktijkintegratie De student voert een beschrijvend * praktijkonderzoek uit, dat deels is voorgestructureerd. Hij brengt de meest voorkomende leer-, ontwikkelings- en gedragsproblemen in kaart en verwerft inzicht in de manier waarop de school hierop inspeelt. Hij maakt hierbij zowel gebruik van theoretische inzichten over de ontwikkeling van kinderen als praktijkvoorbeelden op de werkplek. Hoofdfase: De student kan praktijkonderzoek inzetten als professionele leermethodiek. Hij doet praktijkonderzoek om antwoord te krijgen op vragen en problemen waar hij in zijn eigen praktijk mee te maken krijgt. Thema Module Beschrijving Ec 3 Praktijkintegratie De student voert een praktijkonderzoek uit om * informatie te verzamelen over hoe leerlingen van elkaar kunnen verschillen. Hij doorloopt daarbij de zes kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek. Op basis van deze informatie maakt de student een plan voor de begeleiding van de ontwikkeling van twee individuele leerlingen en hij voert deze begeleiding uit. 6 Praktijkintegratie De student voert een praktijkonderzoek uit om * informatie te verzamelen over hoe leerlingen op het gebied van de literaire leescompetenties van elkaar kunnen verschillen. Hij doorloopt daarbij de zes kernactiviteiten van de cyclus van praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek resulteert in vier leerling-portretten. 7 Internationalisering De student voert een beschrijvend 6 praktijkonderzoek uit aan de hand van de cyclus voor praktijkonderzoek. Hij verdiept zich in een onderwerp dat actueel is in de Nederlandse situatie en neemt hierbij een internationaal perspectief in. Binnen de kaders van de module maakt de student eigen keuzes voor wat betreft de inrichting van het onderzoeksproces. Hij kan zijn kennis van nietNederlandse onderwijssystemen en onderwijskundige praktijken verwerven door daadwerkelijk een bezoek te brengen aan het
17 van 18
buitenland of op afstand (vanuit Nederland) de buitenlandse situatie te onderzoeken. Afstudeerfase: De student kan praktijkonderzoek inzetten als professionele leermethodiek. Hij doet praktijkonderzoek om antwoord te krijgen op vragen en problemen waar hij in zijn eigen praktijk mee te maken krijgt. Daarnaast levert hij met praktijkonderzoek een bijdrage aan kwaliteitszorg, de professionele ontwikkeling en de schoolontwikkeling. Thema Module Beschrijving Ec 8 (Voorbereiding) De student voert een ontwerponderzoek uit op de 9 Afstudeeropdracht werkplek waar hij zijn LiO-stage loopt. Met het ontwerponderzoek doorloopt de student zowel de cyclus voor praktijkonderzoek als de innovatiecyclus. Met het uitvoeren van de afstudeeropdracht levert de student een zichtbare bijdrage aan de schoolontwikkeling op de werkplek. De student werkt hierbij samen met collega’s, maakt gebruik van deskundigheid in en rond de school en legt een relatie met relevante en actuele literatuur.
*In het kader van de modulen praktijkintegratie in thema 1, 3 en 6 dient de student onder meer een praktijkonderzoek uit te voeren. Voor deze module zijn 5 ec gereserveerd, waarvan een deel wordt ingezet voor het praktijkonderzoek.
Thema 1 Onderzoeksvaardigheden Thema 1 Praktijkintegratie Thema 3 Praktijkintegratie Thema 6 Praktijkintegratie Thema 6 Internationalisering Thema 8 (voorbereiding) Afstudeeropdracht
Oriënteren
Richten
Plannen
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
18 van 18
Verzamelen
Analyseren en concluderen
Ontwerpen
V
Rapporteren en presenteren
V
Bijlage 14 Overzicht experts betrokken bij de totstandkoming van de maatregelen
Overzicht van experts betrokken bij de totstandkoming van de maatregelen
Rol
Naam
Ton van Bruggen Marianne van de Elst Sophie den Heijer
Ontwikkelaar module Taalvaardigheid Ontwikkelaar modules Praktijkintegratie Ontwikkelaar leerplan Language skills Ontwikkelaar leerplan Advanced Language skills Programmaleider LVO Engels Beoordelaar module Bekwaam in taalvaardigheid Beoordelaar modules Praktijkintegratie Ontwikkelaar module Bekwaam in taalvaardigheid Beoordelaar module Taalvaardigheid Beoordelaar module Afstudeeropdracht Programmaleider LO basisonderwijs Ontwikkelaar module Internationalisering Ontwikkelaar module Afstudeeropdracht Beoordelaar module Internationalisering Expert ‘Opleiden in de School’ Programmaleider LVO Nederlands Voorzitter van de beroepenveldcommissie Externe projectuitvoerder lerarenopleidingen
Joep Hermans Tanneke Hilhorst Annet van de Hulst-Verboon Leidy Jelsema Harrie Kamphuis Bas van Lanen
Judith Noorlandt Miranda Timmermans Richard Wassenburg Jacqueline van Werkhoven Jessica Verkerk
Curriculum vitae Naam: Voornaam: Adres: Telefoon: E-mail: Geboortedatum: 1997 - 2003
Persoonlijke gegevens Van Bruggen Anton (roepnaam: Ton) Hagemanswei 81, 6843 XM Arnhem 026 84 84 106 / 06 4913 6843
[email protected] 10 februari 1979 Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur, Rijksuniversiteit Groningen Afstudeerrichting: historische letterkunde (afstudeerdatum: 30 augustus 2003)
2003 - 2004
Lerarenopleiding Nederlands, Universitair Centrum voor de Lerarenopleiding, Rijksuniversiteit Groningen.
1990 – 1997
vwo: Christelijk Lyceum Veenendaal Vakkenpakket: Nederlands, Engels, Duits, Latijn, Geschiedenis, Biologie, Wiskunde A Werkervaring onderwijs
sinds augustus 2012
Leraar Nederlands aan het Beekdal Lyceum te Arnhem
sinds augustus 2011
Leraar Nederlands aan het Maaswaal College te Wijchen
januari 2010 – juli 2011
Leraar Nederlands aan het Olympus College te Arnhem
november 2008 – december 2009 augustus 2006 – oktober 2008 maart 2003 – juli 2006
Sinds augustus 2008
Sinds januari 2010 mei en juni 2011
augustus 2011 – februari 2012
Leraar Nederlands aan het Christelijk Lyceum Veenendaal Leraar Nederlands aan RKSG Marianum te Groenlo Leraar Nederlands op enkele scholen in het noorden van Nederland Werkervaring overig Werkzaam voor het Bureau voor Educatieve Ontwerpen te Rosmalen. Het BVEO beheert en ontwikkelt het programma TiO (Taalonderwijs in Ontwikkeling), onderhoudt contacten met scholen, organiseert studiedagen en gebruikersbijeenkomsten en publiceert artikelen over onderwijsinnovatie. Werkzaam als ontwikkelaar en adviseur voor mijn eigen onderneming: Het Schrijfadviesbureau. Lid van de Denktank Lerarenopleiding Nederlands bij NCOI Hogeschool. De denktank heeft een beroeps- en opleidingsprofiel opgesteld voor de lerarenopleiding Nederlands die in september 2011 van start is gegaan. Freelance ontwikkelaar voor Lerarenopleiding Nederlands bij NCOI Hogeschool. Ik heb de modules Leesvaardigheid, Mondelinge taalvaardigheid, kijken en luisteren en Taalbeschouwing en de eindtoets voor fase 1ontwikkeld. Daarnaast was ik beoordelaar van de module Literatuuronderwijs.
maart - juni 2012 maart – april 2012 Sinds juni 2012
Freelance ontwikkelaar voor de Pabo van NCOI Hogeschool. Bij Cito deelgenomen aan de standardsetting van de examens Nederlands vmbo-kb en havo. Lid examencommissie NCOI Hogeschool, domein Onderwijs.
juni – oktober 2012
Freelance ontwikkelaar bij Cito. Voor de pilot Schrijven in het vmbo die in januari 2013 van start gaat, heb ik schrijfopdrachten ontwikkeld.
Sinds januari 2013
Lid adviescommissie t.b.v. de accreditatie van de lerarenopleiding Nederlands van NCOI Hogeschool.
Nederlands: Engels: Duits: 2010 2009
Talen Uitstekende beheersing in spreken, verstaan, schrijven en lezen Goede beheersing in spreken, verstaan, schrijven en lezen Goede beheersing in spreken, verstaan, schrijven en lezen Publicaties Ton van Bruggen, Toekomstgericht taalonderwijs met TiO Schrijven, In: “Levende Talen Magazine”, april 2010. Marco Leeuwrik & Ton van Bruggen, Beloften voor de toekomst. Gebruikersconferentie TiO in Amersfoort, In: “Levende Talen Magazine”, juni 2009. Ton van Bruggen & Marco Leeuwrik, TiO brengt het taalonderwijs op een hoger plan, In: Nieuwsbrief SBN Levende Talen (derde kwartaal 2008 2009), http://www.levendetalen.nl/docs/200906171036504875.doc, juni 2009
2005
Ton van Bruggen, Een spel op hertoge Karle ons keyser nu es. Een allegorisch toneelspel van Jan Smeken, In: “Koninklijke soevereine hoofdkamer van retorica 'De Fonteine' te Gent, Jaarboek 2005”, Gent 2005. (Op verzoek ter inzage)
2003
Ton van Bruggen, Een spel op hertoge Karle. Een rederijkerstoneelstuk van Jan Smeken, Groningen 2003. Doctoraalscriptie Nederlandse historische letterkunde, Rijksuniversiteit Groningen. (Op verzoek ter inzage) Referenties op aanvraag
Curriculum Vitae Personalia Naam Adres Postcode en woonplaats Telefoon E-mailadres Geboortedatum Nationaliteit Burgerlijke staat
Marianne van der Elst-Madderom Bergse Maas 25 2641 VV Pijnacker 06-41215824
[email protected] 12 maart 1975 Nederlandse Gehuwd
Opleidingen / Cursussen 2002 – 2010 2001 – 2002 2001 1999 1994 – 1999 1993 – 1994 1987 – 1993
Lerarenopleiding Nederlands, Hogeschool Windesheim / LOI Hogeschool Diploma behaald Cursus Nima Communicatie-A, Nationale Handelsacademie Theoriegedeelte examen behaald Cursus redigeren, Forum, Hogeschool van Utrecht Cursus uitzendmedewerker, Stichting Examens Uitzendbranche Diploma behaald Pedagogische wetenschappen, richting onderwijskunde, Rijksuniversiteit Leiden Klassieke Talen en Culturen, Rijksuniversiteit Leiden V.W.O., Christelijke Scholengemeenschap Melanchthon, Rotterdam Diploma behaald
Werkervaring Augustus 2011 – heden Woordbedrijf.nl, Pijnacker
Eigenaar Woordbedrijf.nl richt zich op het schrijven, redigeren en corrigeren van verschillende taaluitingen en het ontwikkelen van onderwijsmateriaal
Augustus 2011 – heden NovaForum Business Media, Pijnacker
Administratief medewerker
Augustus 2010 – augustus 2011 Christelijk Lyceum Delft, Delft
Docent Nederlands
Augustus 2006 – augustus 2010 CSG Calvijn, Rotterdam
Docent Nederlands
Augustus 2004 – augustus 2005 Montaigne Lyceum, Nootdorp
Onderwijsassistent
Oktober 2000 – augustus 2004 Uitgeverij Ten Hagen & Stam, Den Haag
Januari 2001 – augustus 2004 Bureauredacteur bij weekblad Automatisering Gids Oktober 2000 – januari 2001 Redactieassistent bij weekblad Automatisering Gids
Mei 1999 – oktober 2000 Appoint Personele Diensten, Den Haag
November 1999 – oktober 2000 Coördinatieconsulent Mei 1999 – november 1999 Consulent
Curriculum Vitae Persoonlijke informatie Achternaam: Voornamen Adres:
E-mail adres: Geboortedatum: Geboorteplaats Geslacht: Nationaliteit:
Opleidingen 2009 – 2010:
2005 – 2009:
den Heijer Sophie Marianne De Perponcherstraat 25-E 2518 SN Den Haag
[email protected] 12-12-1984 Groningen Female Dutch
Research in Second Language Education Master of Philosophy University of Cambridge International Degree in English and Education (IDEE) Bachelor of Arts Educatieve Hogeschool van Amsterdam University of Wolverhampton (Joint degree)
2003 – 2005:
Journalistiek Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle
2002 – 2003:
Uitwisselingsjaar Sir Francis Drake High School San Anselmo, California, United States of America
1997 – 2002:
HAVO Zernike College, Haren
Kwalificaties Master of Philosophy British Bachelor of Arts (Honours 2.1) HBO tweedegraads lerarenbevoegdheid ICELT English teaching certificate HAVO Diploma
Werk Ervaring
Augustus 2010 – Augustus 2011
Zomer 2009
Tweedegraads docent Engels Carmelcollege Gouda, Gouda & Bodegraven
Zorgassistent (voeding, huishouding, activiteitenbegeleiding bejaarden) De Dilgt, verzorgingstehuis, Haren
Zomer 2008
Docent Engels (summer school in Cambridge) Vinea
Zomer 2007
Jongerenkampbegeleider in Frankrijk en Nederland Vinea
Februari - Mei 2006
Bijles docent Engels voor twee middelbare scholieren
2004 – 2005
Voedingsassistent Zwolle, Isala Klinieken
Stages Docent Engels 2009:
German Secondary School ‘Constantin Galabov’ Sofia, Bulgaria Higher Years, CAE and CPE exam training / C1 and B2 level
2008:
Praktijkschool ‘Parnassia School’ Amsterdam VMBO, LWOO, Lower A1 level
2007:
Montessori Lyceum Amsterdam VMBO-TL, A2 level
Extracurriculaire Activiteiten 2005 – 2007
Klassenvertegenwoordiger IDEE
Januari - Mei 2006
Opleidingscommissie VO/BVE Educatieve Hogeschool van Amsterdam
2003 – 2005
Students United in the Netherlands Zwolle Vice-voorzitter en mentor Organisatie voor buitenlandse studenten in Zwolle. SUN begeleidt buitenlandse studenten en organiseert culturele activiteiten.
Talen Nederlands
Vloeiend, moedertaal
Engels
C2 volgens het Common European Framework (vloeiend, tweetalig)
Frans
A2 volgens het Common European Framework
Spaans
A1 volgens het Common European Framework
Duits
A1 volgens het Common European Framework
Interesses
Reizen, talen, fotograferen, koken
Curriculum Vitae van Joep Hermans Personalia Naam: Voornamen: Geboortedatum: Nationaliteit: Adres: Postcode: Woonplaats : Telefoon thuis: e-mail:
Hermans Joep Jurriaan 29 juni 1973 Nederlandse Bloemenhoeve 5 6846 JE Arnhem (Gld) 026 – 3890559
[email protected]
Opleidingen Augustus 1996 - 2002 Geschiedenis (voltijd), Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN). Doctoraalexamen / afstudeerdatum: 22 augustus 2002 Doctoraalscriptie: Onderzoek naar de behandeling van de overwonnenen ten tijde van de eerste fase van de kruistocht tegen de Albigenzen (1209 – 1213) onder leiding van de geestelijke- en wereldlijke macht. Stageplaats: Tijdschrift voor Geschiedenis. Redactiewerkzaamheden en het automatiseren van het leden- en auteursbestand binnen Microsoft Acces. Opzetten en drukklaar maken van het 4 keer per jaar verschijnende tijdschrift, automatiseren van een repertorium (1996-2000) om in druk en op het Internet te publiceren. 1 juli 1997 Propedeuse Geschiedenis. 1995 – 1996 Heroriëntatie Studie augustus 1992 – 1994 Leraar basisonderwijs, Katholieke pedagogische hogeschool Nijmegen Afgerond: Nee. Startbevoegdheid leraar basisonderwijs (alle vakken en stages tot en met het 3e jaar). 2 juli 1993 Propedeuse leraar basisonderwijs. 27 juni 1991 Havo, St. Ludgercollege te Doetinchem. Vakken: Nederlands, Engels, Geschiedenis, Economie, Wiskunde, Handelswetenschappen en recht. Cursussen en trainingen November 2011 Januari 2011
Tweedaagse cursus ‘Oplossingsgerichte Gesprekstechnieken’ Maandelijkse bijeenkomsten studieadviseurs Radboud Universiteit inzake de invoering van het Bindend Negatief Studieadvies en de WHW November 2010 Suïcidale studenten en Geheimhoudingsplicht, training t.b.v. studieadviseurs binnen de RU (volgt 23-11-2010) Juni 2008 Training implementatie competenties Leren Loopbaan en Burgerschap binnen het MBO Onderwijs December 2007 - 2009 Jaarlijkse training Scriptiebegeleiding HBO Nederland. Begeleiden studenten Marketing, Makelaarij en Office Management. Oktober 2005 Cursus ‘Interpretatie en behandeling van nul-meting gegevens’. Eerstejaars studenten leggen een aantal tests van het NIP af aan het begin van het jaar, waaronder een beroepskeuze-interesse test en een multiculturele capaciteitentest. Na het volgen van deze cursus ben ik gemachtigd de testuitslagen met de student te bespreken. November 2004 Cursus ‘De Pedagogische Opdracht’ Hogeschool Windesheim. Training ten behoeve van het vormen van een ‘Hogeschool-breed’ pedagogisch perspectief.
Oktober 2004
Oktober 2003
Januari 2002
Training ‘Actief Historisch Denken’ Stichting Geschiedenis en Onderwijs Nederland / Instituut voor Leraar en School. Congres / workshops ten aanzien van de nieuwste didactische ontwikkelingen inzake activerende didactiek (David Leat). Cursus Coaching en Begeleidingsvaardigheden Hogeschool Windesheim. Training ten behoeve van het begeleiden van studenten die stage lopen in het middelbaar onderwijs. Docententraining Stichting opleidingen en examens voor documentaire informatievoorziening en administratieve organisatie. Bevoegd om de lesstof van de SOD-opleidingen over te brengen.
Werkervaring – Voltijd 2010 – heden
2007 – 2010
2003 – 2007
2002 – 2003 2001 – 2003 2001 – 2002 2000 – 2003
Professioneel Studieadviseur / Beleidsmedewerker Onderwijs Radboud Universiteit Nijmegen, Engelse Taal en Cultuur en Amerikanistiek, circa 500 studenten. Deze functie bestaat uit het maken van onderwijsbeleid, begeleiden, adviseren en evt. doorverwijzen van probleemstudenten en/of studenten met problemen, mediatie bij conflicten en voorlichting (zie UFO-profiel voor volledige beschrijving) In 2011 uitgebreid met Master Linguistics / Taalwetenschappen, circa 100 studenten, veelal buitenlandse instroom. Ad interim Studieadviseur Geschiedenis 2010-2011 (400 studenten). Freelancer / zzp-er bureau Parmenides (www.parmenides.info). Advies, training en ontwikkeling, voornamelijk op het gebied van onderwijs. Werkzaamheden o.a. • Adviseur / Projectleider accreditatie en curriculum-ontwikkeling HBO opleiding tot Archeologisch Onderzoeksassistent, Saxion Next. • Hogeschooldocent Windesheim, lerarenopleiding Geschiedenis. • Hogeschooldocent / Scriptiebegeleiding HBO Nederland • Hogeschooldocent Hogeschool Management Documentaire Informatievoorziening (HMDI te Woerden) • Ontwikkelaar lesmateriaal LOI (Leidse Onderwijsinstellingen)
Hogeschooldocent Geschiedenis Lerarenopleiding Windesheim (www.windesheim.nl). Mijn functie bestond uit het geven van colleges (vak)didactiek en geschiedenis (hoofdzakelijk Middeleeuwen en Nieuwste Tijd), het begeleiden van studenten in hun stage en het ontwikkelen van nieuwe (ICT)-onderwijsmodulen binnen een Bachelor-Master structuur. Met het oog op een fusie met de Vrije Universiteit van Amsterdam en de internationalisering van het onderwijs waren veel cursussen, blackboard en elearning modulen aan revisie toe. leerkracht Nederlands Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen leerkracht Geschiedenis en staatsinrichting Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen. Taakuren bestaan uit het mentoraat van klassen in de onderbouw. Freelancer Tijdschrift voor Geschiedenis. Helpen met het afronden van een uitgave van een register voor het Tijdschrift voor Geschiedenis Docent tele-leer project NEC Nijmegen. Het opzetten en begeleiden van computerondersteuning in het onderwijs, waarbij de leerlingen lid zijn van de NEC-jeugdvoetbalschool.
Werkervaring – Projecten, trainingen en freelance ZZP-er Parmenides (www.parmenides.info) Advies, training en ontwikkeling van onderwijs.
Werkzaamheden 2007 – 2010
Mentor HBO Nederland (www.hbonederland.com). Begeleiden van studenten Marketing, Makelaardij en Office Management in het opzetten van bedrijfsanalyses en scriptieonderzoek tijdens hun laatste stage. Tijdens deze 8 maanden durende stage worden enkele bezoeken afgelegd, voorts corrigeer ik de scripties en ken ik het eindcijfer toe. Dit laatste gebeurt i.s.m. een assessor.
2007 – heden
Docent Stichting opleidingen en examens voor documentaire informatievoorziening en administratieve organisatie, SOD modules 0.2 en 0.9; respectievelijk Informatiemanagement en ICT, en de afsluitende ‘Proeve van Bekwaamheid’.
2006 – 2008
Module-eigenaar Werken in een organisatie (www.sod-opleidingen.nl). Verantwoordelijk voor inhoud, examinering en het up-to-date houden van deze cursus. Deze module geeft de cursist inzicht in de relatie tussen medewerker en organisatie. Aan de orde komen o.a. de begrippen klant- en vraaggerichtheid, motivatie(theorieën), plannen van werkzaamheden, vergaderfuncties, communicatie en samenwerken.
Freelance Interim
2009 2008
2008
Interim V.O. Nijmeegse Scholen Gemeenschap – vervanging docent Interim Hogeschooldocent Geschiedenis Lerarenopleiding Zwolle, januari t/m april. In 2007 heb ik in goed overleg afscheid genomen van Windesheim. Door overuren en tekort aan mankracht in Zwolle werd ik gevraagd colleges Middeleeuwen te geven en eventueel bij te springen waar nodig. Uiteindelijk werd deze interim baan verlengd en uitgebreid tot het einde van het schooljaar. Interim V.O. De Heemgaard, Apeldoorn – vervanging docent
Freelance Projecten 2009 – heden 2009
2009
2008
2008
www.huisjeinzuidzweden.nl Modulebeheer vakken Projectmanagement / Managementonderhandelingen HBO Nederland. Zorg dragen voor de inhoud (competenties) van deze vakken binnen de opleidingen, en de plaats binnen het geaccrediteerde curriculum Diverse Presentaties tijdens Mentorentraining HBO Nederland inzake competentie gericht leren en verzorging Stage-Terugkomdagen voor studenten. Projectleider Hogeschool Saxion-Next, opleiding Archeologisch Onderzoeksassistent. Na de accreditatie dient het ‘onderwijsmateriaal’ qua readers e.d. op orde te zijn. Ik bewaakte deadlines en stroomlijnde dit proces voor circa 15 werknemers. Adviseur Hogeschool Saxion-Next, opleiding Archeologisch Onderzoeksassistent. Met het oog op de komende accreditatie van deze opleiding zorgde ik van januari tot april er voor dat het curriculum, toetsbeleid en de modulewijzers op orde kwamen. De algehele coördinatie lag bij de interim-opleidingsmanager. Succesvol resultaat. Opleiding is inmiddels van particulier naar bekostigd overgeheveld binnen Saxion, circa 110 studenten per jaar.
Werkzaamheden binnen vaste betrekkingen
2005 – 2007
2005 – 2006
2004 – 2007 2004 – 2007
2004 – 2005
2003 – 2007
2002 – 2003
2002 – 2004
2002 – heden
1999 – 2003
Lid Toetscommissie Windesheim Educatief. Adviseren en ontwikkelen van het toetsbeleid voor de Hogeschool, met name zorg dragen voor kleine kwaliteit. Coördinator Didactische Lijn Geschiedenisonderwijs Windesheim. Binnen de vakgroep Geschiedenis was ik verantoordelijk voor het in vakgroepverband ontwikkelen van de didactische lijn, zoals deze in de vier jaren van de opleiding naar voren moest komen. Lid vakgroep Geschiedenis Windesheim. Coördinator van de voorlichting en werving van nieuwe studenten Geschiedenis. Reisleider Excursie Firenze. Mede-organisator en reisleider voor een 10daagse excursie naar Italië. Ongeveer 35 studenten uit het 3e studiejaar bezoeken deze week meerdere musea die zij van tevoren thuis onderzocht hebben. Ik en een collega verzorgen aldaar de rondleidingen en dergelijke. Organisator archivering studentresultaten / studievoortgang. Binnen een team van vijf mensen had ik de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een beleidsplan inzake de archivering van de studievoortgangresultaten van alle studenten binnen de School of Education (circa 2200 studenten). Organisator Werkweek Nijmegen. Organisator en reisleider excursieweek Nijmegen voor 1e jaars studenten Geschiedenis. Ongeveer 90 studenten bezoeken deze week meerdere musea en oefenen in het onderzoeken van een historische omgeving. Projectmedewerker Educatie ‘het Geheugen van Nederland’, onderdeel van de Koninklijke Bibliotheek (www.geheugenvannederland.nl). Ik ontwikkelde op basis van het beschikbare archiefmateriaal bij de Rijksdienst voor Monumentenzorg (www.monumentenzorg.nl) in samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek een educatief spel voor het middelbaar onderwijs (‘Het terug in de tijd spel’). Het spel is toepasbaar in vrijwel alle lagen van het middelbaar onderwijs, en sluit aan bij de meeste geschiedenismethoden. Lid vakgroep Stichting opleidingen en examens voor documentaire informatievoorziening en administratieve organisatie. Bewaking continuïteit en kwaliteit van de opleiding, alsmede het aanpassen van lesstof en examens conform de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Docent Stichting opleidingen en examens voor documentaire informatievoorziening en administratieve organisatie, SOD module 1: Werken in een organisatie. Onderwerpen zijn staatsinrichting, organisatie en communicatie Freelance medewerker uitgeverij Malmberg. Het ontwikkelen van Internetlessen en verdiepingsprogramma’s Geschiedenis voor de onder- en bovenbouw van de middelbare school. (www.memo-malmbeg.nl)
Bestuursfuncties 2011 – heden
2002 – 2004
2002 – 2003
Lid FgV Radboud Universiteit Nijmegen. Kort door de bocht de Ondernemingsraad van de Faculteit der Letteren (Letteren neemt met 16 afdelingen een aparte plaats in binnen de universiteit, gemiddeld heeft een faculteit 2 tot 5 afdelingen). Lid vakgroep Stichting opleidingen en examens voor documentaire informatievoorziening en administratieve organisatie. SOD 1: staatsinrichting, organisatie en communicatie. Teamleider NEC topsportopleiding C-D afdeling. Coördineren van de wedstrijden, facilitaire zaken en vervoer voor de (nieuwe) jongste afdeling van de NEC topsportschool. Daarnaast bestaat deze functie uit het fungeren als klankbord bij ruis tussen pupillen, ouders en de NEC-leiding.
1991 – 1995
1996 – 1998
Overige gegevens:
Beheerder stichting HBO-Welzijn Nijmegen. Een stichting van 80 vrijwilligers die diverse activiteiten voor HBO studenten ontplooit. Vijf beheerders droegen zorg voor de continuïteit van de stichting. Voorzitter van verscheidene commissies Geschiedenis Studenten Vereniging. Leiding over het organiseren van lezingen en dergelijke. Ik ben in het bezit van rijbewijs B. Gehuwd, vier dochters
Referenties (gaarne in overleg): dr. Nico Lettinck School of Education Hogeschool Windesheim
[email protected]
prof. dr. Odin Dekkers Onderwijsdirecteur Faculteit der Letteren Radboud Universiteit Nijmegen
[email protected]
CURRICULUM VITAE
(september 2012)
Persoonsgegevens Naam: Adres: Woonplaats: telefoon: E-mail: Website: Geboortedatum: Geboorteplaats: Nationaliteit:
Tanneke Ebrina Hilhorst – de Jonge Keulsevaartstraat 635 1382 CA Weesp 0294 45 88 62 / 06 533 191 33
[email protected] www.antataal.nl 15 maart 1951 Zaamslag Nederlandse
Relevante opleidingen Periode Diploma/Certificaat • ICM cursus Psychologie, gestart april 2010, 9 maanden 2010 ja • Workshop Coachingstechnieken en –instrumenten (ICM) februari 2009 ja • BTA – training 'Train de trainer' jan – dec 2004 ja • Studie Nederlandse Taal- en Letterkunde Vrije Universiteit te Amsterdam met als specialisatie: Mondelinge en Schriftelijke Taalbeheersing van het Nederlands 1990 – 1995 ja • Tweedegraads lerarenopleiding Nederlands (MO-A) Hogeschool Midden Nederland 1983 – 1987 ja Werkervaring In 1989 eigen bureau opgezet: ANTA Taal & Communicatie. Sindsdien heb ik als zelfstandig ondernemer gewerkt. De werkzaamheden die ik voor ANTA doe en heb gedaan: • • • • • • • • • •
Coaching van medewerkers die problemen hebben met communicatie in hun werk Communicatie- en managementtrainingen bij de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Cursussen Nederlandse spelling, stijl en grammatica, redigeren, schrijven voor intranet, en schrijfvaardigheid Diverse communicatietrainingen zoals onderhandelen, gesprekstechniek, presentatietechniek, vergadertechniek, feedback geven, geweldloos communiceren Auteurswerk voor uitg. Angerenstein: studieboeken over diverse onderwerpen zoals Communicatie, Management, Sociale Vaardigheden, Informeren en adviseren Auteur communicatie en management voor studiemateriaal diverse opleidingen voor de LOI Ontwikkelen leerplannen communicatie voor diverse mbo- en hbo-opleidingen voor de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Trainer workshops vergaderen en gesprekstechniek (LOI) Cursusleider, studiebegeleider en docent Applicatiecursus ziekenverzorgenden Diverse leidinggevende en managementfuncties in verschillende organisaties in de gezondheidszorg
Taalvaardigheden vreemde talen Lezen Engels goed Duits goed
Spreken voldoende basis
2005 – heden 2005 – heden 2002 – heden 2002 – heden 1998 –heden 1994 – heden 1993 – 1997 1993 – 1995 1989 – 1995
1972 – 1988
Schrijven goed voldoende
Nevenactiviteiten 2007 – heden Lidmaatschap van de VVAO en redacteur van het Convocaat van de VVAO, afdeling Gooi en Eemland, Columnist voor VVAO-landelijk 2008 – heden Lid van de ledenraad van woningcorporatie De Woningbouw te Weesp
CURRICULUM VITAE Persoonlijke gegevens: Naam: Adres: Postcode/plaats: Telefoon zakelijk: E-mailadres: Geboortedatum: Nationaliteit: Burgerlijke staat:
E.C. van der Hulst - Verboon (Annet) R. Prinsen Geerligssingel 48 2642 AV Pijnacker 06-14 266 266
[email protected] 13-11-1977 Nederlandse Gehuwd, 2 kinderen
Opleiding en ontwikkeling: -
VWO, CLD Delft, diploma op 12 juni 1996 Pedagogische Wetenschappen Studierichting Onderwijskunde. Universiteit Leiden. Start: september 1996. Afstuderen 26 januari 2000 Voorbereidingstraject op eerstegraads lerarenopleiding Maatschappijleer. 1999. NIMA Marketing-A, mei 2002 Training Toepassen competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven powered by SHL, september 2007 Leergang Individuele Coaching, Coachboulevard, januari 2011 – juli 2012. Diverse cursussen en trainingen op het gebied van organisatiekunde, competentiegericht onderwijs, training, coaching, advisering en examinering. Deelnemer aan diverse intervisiegroepen op het gebied van onderwijskunde en coaching.
Stage in het derde studiejaar Onderwijskunde: Hogeschool Enschede, instituut Small Business, projectgroep EDAS (Educational and Developmental Assessment System). Ik heb meegewerkt aan de ontwikkeling van de tentamensystematiek die men voor de competentiegerichte opleiding Small Business heeft ontworpen. Mijn stagebegeleider van de Universiteit Leiden was de heer dr. H.H. Tillema. Afstudeerscriptie: Onderzoek naar de mogelijke samenhang tussen schoolprestaties van leerlingen, de etniciteit, de sociale acceptatie in de klas en de sekse. Het betrof een kwantitatief onderzoek.
Krachten en kwaliteiten:
groot inlevingsvermogen: waardoor ik me snel inwerk in een doelgroep en aansluiting vind; gestructureerd: ik onderscheid hoofd- en bijzaken en zie eenvoudig de rode lijn; goede waarnemer: ik overzie in situaties wat er nodig is om verder te komen; verantwoordelijk: ik doe wat ik zeg en ik houd me aan gemaakte afspraken; pragmatisch: ik zoek praktische en werkzame oplossingen voor het probleem dat voor me ligt, gebaseerd op werkzame theorieën (het middel is niet het doel); leergierig: ik ga graag op zoek naar nieuwe kennis en vaardigheden die ik weer toepas in mijn werk; betrokken: ik ben betrokken bij het werkresultaat en de mensen met en voor wie ik werk.
Werkervaring: Werkervaring: 1 maart 2003 tot heden: Als onderwijskundige en coach zet ik me via mijn eigen bedrijf Affecto Onderwijskundig advies & Coaching sinds 2003 in voor diverse organisaties en onderwijsinstellingen om het leren en ontwikkelen vorm te geven en te bevorderen. Leren en ontwikkelen zijn hierbij geen doel op zich, maar dragen bij aan het goed functioneren van mensen én organisaties. Ik werk graag op het grensvlak van onderwijs, mens en arbeidsmarkt. Als je deze drie op de juiste manier matcht, ontstaat in mijn visie een voedingsbodem waar zowel mens als organisatie kunnen floreren.
1
CURRICULUM VITAE Dienstverlening Affecto: - Opleidingskundig en onderwijskundig advies: o In kaart brengen leer- en ontwikkelvragen o Opstellen van (persoonlijke) opleidings- en ontwikkelplannen o Opstellen van opleidings- of examenbeleid o Sparringpartner bij beleids- of onderwijsvernieuwing - Ontwerpen en ontwikkelen van leertrajecten en examens; o Ontwerp van leertrajecten, zoals opleidingen, trainingen of cursussen o Ontwikkeling en/of redigeren van leermaterialen en toetsen o Trainen en coachen van docenten en andere professionals ten aanzien van onderwijsvernieuwing en examenontwikkeling o Aansturen van auteursteams - Intervisiecoaching: o Tijdelijk begeleiden van intervisiegroepen tot zelfstandigheid o Versterken leervermogen individuen en groepen o Professionaliseren van intervisie o Invoeren van intervisie als HR-instrument - Verzorgen van trainingen, workshops en gastcolleges op gebied van onderwijskunde, coaching, leren en ontwikkelen, examinering etc. - Coachen van professionals op gebied van loopbaanvragen en professionele ontwikkeling; Portfolio Affecto: Onderwijs (vmbo-mbo-hbo): Voor kenniscentra en beroepsonderwijs diverse soorten (competentiegericht) leer- en examenmateriaal voor de diverse niveaus binnen de kwalificatiestructuur ontwerpen en ontwikkelen. Zowel binnen als buiten elektronische leeromgevingen. Optreden als procesauditor examens binnen het mbo. Voor een educatieve uitgeverij projectleider bij de ontwikkeling van diverse boekenreeksen binnen de bouwsector. Verantwoordelijk voor de aansturing van diverse auteurs van de boeken en voor de logistieke planning van de aanlevering van de tekst- en tekenkopij tot het vormgeven van het geheel. Stafmedewerker bij een ROC ter ondersteuning van docententeams bij de invoering van competentiegericht onderwijs (met name de examinering en de bijbehorende processen en instrumenten). Samen met een adviesbureau invulling geven aan een programma voor Praktische Sectororiëntatie (PSO) Techniek voor de onderbouw van het vmbo. Voor een hogeschool een onderwijseenheid voor de opleiding Opleidingskunde ontwerpen en ontwikkelen. Op een hogeschool adviseur tijdens de ontwikkeling van nieuwe opleidingsprofielen en leerplannen. Op een hogeschool ontwikkelaar en adviseur ten aanzien van examenbeleid en –producten voor de opleiding Technische Bedrijfskunde. Verzorgen van diverse trainingen, workshops en colleges op gebied van opleidingsontwikkeling, examinering voor o.a. examencommissies, hogescholen, etc.. Ontwikkelen van leermaterialen voor diverse hbo-opleidingen in het afstandsonderwijs. Docent en studiebegeleider bij een hbo-opleiding in het afstandsonderwijs. Lid van de curriculumcommissie bij een hbo-instelling in het afstandsonderwijs. Non-profit sector: Voor een vrijwilligersorganisatie een nieuw functiegebouw opzetten alsmede een opleidingsstructuur die recht doet aan de verschillende functies (bedrijfsacademie). Tevens diverse trainingen en bijbehorende materialen ontwerpen en ontwikkelen op het gebied van communicatie, zorg en organisatie ten behoeve van de bedrijfsacademie. Voor een organisatie in de vervoersbranche examens en proeve van bekwaamheid voor treindienstleiders ontwerpen en ontwikkelen.
2
CURRICULUM VITAE
Voor een ministerie lesmateriaal ontwikkelen voor de introductietraining van nieuwe medewerkers. Voor een uitvoeringsorganisatie binnen de techniek diverse opdrachten ten aanzien van beleid en strategie. Onder andere ten behoeve van de profilering van het bureau en ten behoeve van programma’s gericht op techniekpromotie binnen basisonderwijs. Voor een GGZ-instelling meewerken binnen een projectteam met als doel: implementatie van een EPD (elektronisch patiëntendossier). Verantwoordelijk voor het ontwerp en de ontwikkeling van de trainingen EPD aan de medewerkers, alsmede het trainen van de interne trainers op didactiek. Begeleiden en coachen van diverse intervisiegroepen tot zelfstandigheid binnen een GGZinstelling.
Profit sector: Voor een trainingsbureau diverse cursussen en trainingen ontwerpen en ontwikkelen, o.a. voor managementassistentes en tandartsassistentes. Samen met een onderwijskundige van een trainingsbureau een cursus ontwerpen en ontwikkelen voor tandartsassistenten die organisatietaken gedelegeerd krijgen binnen de tandartspraktijk. Voor een organisatie in de financiële sector diverse toetsvragen screenen, analyseren en verbetervoorstellen formuleren, alsmede workshops verzorgen voor de ontwikkelaars en examencommissie. Enkele opdrachtgevers Affecto: Boertiengroep, Bureau TOP, Elsevier Opleidingen, GGZ Delfland, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Hogeschool LOI, Hogeschool NTI, Hogeschool PBNA, Hogeschool Rotterdam, Kwaliteitscentrum Examinering (KCE),
Kenniscentrum Kenteq, Kenniscentrum Savantis, Kenniscentrum Vapro-OVP, Ministerie van Economische zaken, Nederlandse Rode Kruis, Nehem-KMC, NIBE-SVV, Particulieren, diverse Prorail, ROC Horizon College, Thieme Meulenhoff, TriamFloat.
Werkervaring: 1 april 2000 tot 1 maart 2003: Onderwijskundig medewerker bij Opleidingscentrum SVS (nu Savantis geheten) te Waddinxveen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven voor Afbouw en Onderhoud, Presentatie en Communicatie. Mijn werkzaamheden bestonden uit het leiden en uitvoeren van diverse projecten met betrekking tot onderwijsontwikkeling, -advisering en examinering ten behoeve van onderwijs en bedrijfsleven.
Werkervaring tijdens studie: -
Penningmeester van ‘Emile’, de studievereniging der Pedagogische Wetenschappen in Leiden tijdens mijn propedeusejaar. Student-assistent: geven van computerpracticum plus een cursus SPSS aan eerstejaars studenten. Freelancer voor Nederlandse Rode Kruis, Sectie Educatie.
3
Curriculum Vitae Persoonlijke gegevens Naam
A.T. Jelsema, voornaam: Leidy
Telefoonnummer
0(031)6 2960 4974
Website
www.schrijfopdrachten.nl
Postadres
Nationaliteit
E-mail
Opleiding Postdoctoraal
Postbus 1042, 9671 CA Winschoten
Nederlandse
[email protected]
.
Journalistiek voor Academici, diploma behaald in 2007
Eénjarige postdoctorale deeltijdopleiding aan het Centrum voor
Communicatie en Journalistiek (voorheen Forum), Hogeschool Utrecht.
WO
.
HBO
. .
Aanvullend
.
De opleiding richt zich op journalistiek denken en schrijven.
MO-A Pedagogiek, driejarige deeltijdopleiding aan de Universiteit Utrecht, diploma behaald in 1986
Open Universiteit, enkele modules Psychologie afgerond in 2008 en 2009 Pedagogische Academie, diploma behaald in 1978
Diverse opleidingen op het gebied van communicatie, bedrijfsopleidingen en kantoorautomatisering (MS Office)
Werkervaring 2011 – heden
E xaminator . N ederlands bij de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) . N ederlands en Rekenen bij opleidingen voor gastouders
2007 – heden
Tekstschrijver voor eigen tekstbureau: Schrijfopdrachten.nl
Opdrachtgevers zijn / waren onder andere:
. . . . . .
Sanoma
Kijk op het Noorden en Kijk op Oost-Nederland Sync.nl, website voor innovatie en ondernemen
Lourens JC, Hanzemagazine en Hongarije in Zaken Phryso, tijdschrift van het Fries Paarden Stamboek Brief op Bestelling
2000 – 2005
Docent Basisschool, Groningen
1994 – 2000
Freelance Bedrijfsopleider, Tekstschrijver en Redacteur •
Bedrijfsopleider bij onder andere o o o
Schoevers Bedrijfsopleidingen Politie Assen
Broekhuis Training Groningen
•
Tekstschrijver
Publicaties in onder andere: o o o • 1987 – 1995
Inzicht (Vereniging Openbaar Onderwijs)
Kinderopvang en De wereld van het jonge kind
Straks Studeren, Keuzekrant, Toekomstmagazine, Profiel en Trends
Redacteur bij Inzicht, tijdschrift Vereniging Openbaar Onderwijs
Informatiseringsbank, Groningen •
1988 – 1995
o
Opleider / Trainer:
op het gebied van opleidingen onder andere (mede) verzorgen van opleidingen tekstverwerken, schriftelijke communicatie en zakelijk telefoneren
o o
individueel en groepsgewijs adviseren van werknemers
met collega’s formuleren, ontwikkelen en (laten) uitvoeren van opleidingsbeleid
o • 1986 – 1987
Randstad Uitzendbureau, Arnhem •
Trainer Tekstverwerken:
o o 1978 – 1986
verzorgen introductie nieuwe medewerkers
1987 – 1988: Medewerker Uitvoering Uitkeringsregelingen
verzorgen training tekstverwerken
herschrijven bijbehorende syllabus
Docent Basisonderwijs in Harderwijk en Westervoort
Talen • • •
•
Nederlands: mondeling en schriftelijk uitstekend Engels: mondeling en schriftelijk goed Duits: mondeling goed
Frans: mondeling redelijk
Kwaliteiten en kenmerken • • • • • •
Uitstekende taalkundige, redactionele en didactische vaardigheden
Beheerst interview- en gesprekstechnieken Brede algemene belangstelling
Neemt snel nieuwe informatie op Zelfstandige teamspeler
Rustig, vriendelijk en representatief
•
Sportief
•
In bezit van rijbewijs BE en eigen auto
Overig • •
In bezit van geldige VAR WUO
Mijn vrije tijd besteed ik met heel veel plezier aan het verzorgen en rijden van onze Friese paarden.
CURRICULUM VITAE Naam: Kamphuis Voornamen: Hermanus, Henricus Geboortedatum: 10-02-1955 Geboorteplaats: Haaksbergen Adres: Edisonstraat 19, Nijmegen Postcode: 6533 MC Telefoon: 024-3559034 Opleidingen: - Atheneum B; eindexamen 1973, - Universitaire studie Sociale Geografie aan de Katholieke Universiteit, nu Radbouduniversiteit, te Nijmegen. Doctoraalexamen: februari 1982 Onderwijs- en onderzoekservaring (deze laatste is cursief gedrukt): - Vervangingsbaan aan het Calscollege te Nieuwegein (sept.'82- jan.'83) - Een vaste aanstelling aan het Getrudislyceum te Roosendaal (feb.'83-aug.'86) - Een vaste aanstelling aan het Westbrabants Avondcollege (volwassenen) te Roosendaal en Bergen op Zoom met (aug.'83-aug.'85) - Vervangingsbaan aan het Tilburgs Avondcollege (volwassenen) te Tilburg (nov.'85, april'86; feb.'87 juli '87) - een vaste aanstelling aan het Mill-Hillcollege te Goirle (sept.'86- ian. 2001), met ondermeer: o Lesgeven in onderbouw en bovenbouw o Het ontwikkelen van omgevingsonderwijs o Organiseren en begeleiden van excursies in binnen- en buitenland, o Mentoraat in onderbouw en bovenbouw o Lid en 1 jaar voorzitter van de Werkgroep Onderwijs (aug.'91- juli '94), met een onderzoek naar ‘handhaving herkansingen toetsen in de zomervakantie’ o Councelor o Faalangstreductietrainer o Vertrouwenspersoon ongewenste intimiteiten - Een vaste aanstelling aan de NSG Groenewoud te Nijmegen, vanaf feb.2001, met o.a.: o Lesgeven en mentoraten in de onderbouw en bovenbouw o Organiseren en begeleiden van excursies in binnen- en buitenland o Onderwijsvernieuwing o Het begeleiden van profielwerkstukken o Deelname aan de Community Schoolgebonden Onderzoek (de Onderzoeksgroep’), vanaf het schooljaar 2007-2008, met als activiteiten: Scholing in het doen van onderzoek Het verrichten van onderzoek, zoals: Onderwijsinnovatie ‘Het project op de NSG Groenewoud (2007-2008)’ Een team dat werkt het Het profielwerkstuk onderzocht en verbeterd, door de Onderzoeksgroep (2009 - 2013) Veilige sfeer in de klas, door de Onderzoeksgroep (20082009) Het begeleiden van LIO’s bij hun onderzoek
Het geven van workshops aan LIO’s in het doen van onderzoek Het begeleiden van bijscholing van collega’s in onderzoek doen Het geven van workshops aan collega’s over het profielwerkstuk en aan leerlingen van de NSG Het geven van een workshop over het profielwerkstuk aan docenten van het Udens College en een workshop aan leerlingen van dezelfde school (september 2012) Vanaf aug.2010 Algemeen Begeleider Onderzoek, met als extra taken: Coördinatie onderzoek in samenhang met onderzoeksagenda van de NSG Begeleiding van LIO- onderzoek en docentenonderzoek (vanaf aug.2012) binnen de NSG Overleg met van ABO’s van partnerscholen, binnen de Academische Opleidingsschool ‘Passie voor Leren’ Verantwoordelijke voor de kwaliteit van de onderzoeksbegeleiding en onderzoeken binnen de school Deelnemer aan de ILS-RU-pilot ‘Onderzoeksbegeleiding (20112012) Deelnemer aan de ILS-HAN-overleg ‘Samen opleiden in onderzoek’ (vanaf 2010) Lid van het kernteam van het Afdelingsteam HAVO en hierbinnen het onderzoek naar ‘Het gekozen mentoraat op de NSG’ begeleid en er aan deelgenomen, met andere mentoren (2011-2012) Het onderzoeken in hoeverre de leeromgeving van Codename Future bruikbaar was voor het profielwerkstuk in het schooljaar 2004-2005 Het driemaal deelnemen aan de beoordeling van genomineerde profielwerkstukken op de NSG Activiteiten op het gebied van ‘Zorg’: Het verzorgen van de BOF-training (Beter Omgaan met Faalangst) Onderzoeken van leerlingen via de SSAT (Situatie Specifieke Angst Test) Het onderzoeksmatig evalueren van de resultaten van de BOFtraining In schooljaar 2008/2009 deelgenomen aan de visitatiecommissie Zorg, waarbij een conrector VWO, de zorgcoördinator en ik de zorg op een andere school hebben geanalyseerd en een advies hebben uitgebracht Het ondersteunen van de ILS-RU bij het geven van bijscholing aan docenten wat betreft het profielwerkstuk, vanaf jan. 2013
o
o o o o
o
CV – Bas van Lanen – Januari 2013
Curriculum Vitae Personalia Naam:
(Drs.) Bas van lanen
Adres:
Tooropstraat 140 6521 NV Nijmegen
Nationaliteit:
Nederlands
Telefoon:
024-3227449
Mobiel:
06-24974756
E-mail:
[email protected] /
[email protected]
Geboortedatum:
05-04-1977
Burgerlijke staat:
Ongehuwd
Websites:
www.praktijkonderzoek.com Op deze website is informatie te vinden over de drie boeken die ik heb geschreven. http://nl.linkedin.com/pub/bas-van-lanen/18/5b1/546 Mijn persoonlijk Linkedin-profiel
Opleidingen 1999- 2004
Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente te Enschede (cum laude)
1997-1998
Modulen Jenaplan aan de PABO Groenewoud te Nijmegen
1995-1999
PABO Groenewoud te Nijmegen
1989-1995
VWO aan de Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen
Werkervaring (beknopt) November 2011 - nu
Zelfstandig ondernemer (Kvk nr.: 53914686) Onderwijskundig auteur, ontwikkelaar en adviseur
Oktober 2011 – December 2011
Interim-directeur op basisschool Sam-Sam
September 2009 - nu
Auteur van studieboeken voor studenten in het hbo
november 2008 – nu
Adjunct-directeur / groepsleraar bovenbouw Basisschool Sam-Sam (Stichting Stisamo)
maart 2007 – december 2008
Onderwijskundige bij het Lectoraat van de Faculteit Educatie (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen)
juni 2004 - april 2007
Opleidingsdocent op de Pabo in Arnhem (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen)
augustus 2003 - juli 2004
Projectleider van een innovatietraject gericht op de integratie van ICT in het basisonderwijs op basisschool 'De Drie Vijvers' te Milsbeek (Stichting Skomen) 1/4
CV – Bas van Lanen – Januari 2013
augustus 2001 – december 2008
Leraar groepen 6, 7 en 8 op basisschool 'De Drie Vijvers' te Milsbeek (Stichting Skomen)
augustus 2000 - juli 2001
Leraar groep 7/8 op basisschool 'Willem Christiaans' te Ledeacker (Stichting Goser)
augustus 1995 - juli 1999
− − −
Diverse stages in onder-, midden- en bovenbouw van verschillende basisscholen Buitenlandstage te Eskilstrup (Denemarken) Lio-stage in groep 7/8 van basisschool 'Sionsheuvel' te Groesbeek
Belangrijkste publicaties (op volgorde van verschijningsdatum) Schoolboek
Lanen, B. van & Donk, C. van der (2012). Onderzoekend leren. Een stappenplan voor het werken aan onderzoeksopdrachten. Nijmegen
Studieboek
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2011). Praktijkonderzoek in zorg en welzijn. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Studieboek
Donk, C. van der & Lanen, B. van (2009). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Artikel in een vakblad
Timmermans, M., Lanen, B. van, Klarus, R. (2009). Kwaliteit van de opleidingsschool maak je samen! Naar een instrument voor kwaliteitsontwikkeling. In: Themanummer Opleiden in de School, Tijdschrift voor Lerarenopleiders.
Paper
Timmermans, M., Klarus, R., Lanen, B. van (2008). “Scholen in Opleiding”. Het in kaart brengen van kenmerken van de leerwerkplek die het leren van LIO bevorderen. Paper. Onderwijs Research Dagen, Eindhoven.
Paper
Timmermans, M., Lanen, B. van & Klarus, R. (2008). “Scholen in Opleiding”, Over de kwaliteit van de opleidingsschool in ontwikkeling. Paper VELON conferentie, 2008, Veldhoven.
Artikel in een vakblad
Timmermans, M., Lanen, B. van (2008). Werkplekleren: het hangt er maar vanaf. Basisschool Management, 22(2), 20-25.
Onderzoekspublicatie
M. Kral, Woude, J. van der, Coetsier, N. & Lanen, B. van (2007). De leraar in opleiding als ict-expert. Een praktijkonderzoek. Zoetermeer: Kennisnet.
Vaardigheden en hobby’s ICT-vaardigheden
Talenkennis
Hobby’s
Ik beschik over goede computervaardigheden en heb veel ervaring met de volgende softwareprogramma’s: - MS Word - MS PowerPoint - MS Excel - SPSS Mondeling Schriftelijk Nederlands Uitstekend Uitstekend Engels Goed Goed Duits Goed Goed Frans Redelijk Redelijk Reizen, fietsen, wandelen, zaalvoetbal, lezen, schrijven, vrienden, gitaar en klussen
2/4
CV – Bas van Lanen – Januari 2013
Studie- en werkervaring (uitgebreid overzicht op volgorde van startdatum) Auteur, ontwikkelaar, adviseur
−
Zelfstandig ondernemer 2013
−
− − − Auteur, ontwikkelaar, adviseur
−
Zelfstandig ondernemer
−
2012
− − −
−
− −
− − Interim-directeur Stichting Stisamo oktober 2011 – december 2011
Onderwijskundige
− − − −
Faculteit Educatie (HAN) maart 2007 – december 2008
−
− −
Ontwikkelaar van een HBO-module gericht op de afstudeeropdracht voor de lerarenopleiding basisonderwijs LOI en de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands en Engels LOI (opdrachtgever: LOI). Ontwikkelaar van HBO-module internationalisering voor de lerarenopleiding basisonderwijs LOI en de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands en Engels LOI (opdrachtgever: LOI). Programmaleider van de lerarenopleiding basisonderwijs van de Leidse Onderwijs Instelling (opdrachtgever: LOI). Lid van het werkverband onderwijs ter ondersteuning van het regieorgaan onderzoek (opdrachtgever: PO-Raad). Lid van de gebruikersgroep praktijkgericht onderzoek (opdrachtgever: PO-Raad). Programmaleider van de lerarenopleiding basisonderwijs van de Leidse Onderwijs Instelling (opdrachtgever: LOI). Lid van het werkverband onderwijs ter ondersteuning van het regieorgaan onderzoek (opdrachtgever: PO-Raad). Lid van de programmaraad van de Onderwijssummit die plaatsvond op 13 november 2012 (opdrachtgever: EDventure). Lid van de gebruikersgroep praktijkgericht onderzoek (opdrachtgever: PO-Raad). Ontwikkelaar van het beroeps- en opleidingsprofiel van de lerarenopleiding basisonderwijs van de Leidse Onderwijs Instelling (opdrachtgever: LOI). Ontwikkelaar van HBO-modules over praktijkonderzoek voor de lerarenopleiding basisonderwijs LOI en de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands en Engels LOI (opdrachtgever: LOI). Schrijver van een schoolboek over onderzoekend leren voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Schrijver van twee studieboeken over praktijkonderzoek, waarbij intensief is samengewerkt met vele deskundigen in het werkveld en hoger beroepsonderwijs (opdrachtgever: Coutinho). Adviseren van opleiders en professionals in de onderwijssector en het werkterrein van zorg en welzijn over praktijkonderzoek. Het verzorgen van presentaties over praktijkonderzoek op studiedagen en conferenties/congressen. Voorbereiding van het inspectiebezoek. Leiden van teamvergaderingen. Uitvoering geven aan het onderwijskundig- en personeelsbeleid. Leidinggeven aan meerdere begeleidings- en professionaliseringstrajecten voor docenten in het PO en VO gericht op het doen van onderzoek in de onderwijspraktijk. Plannen en uitvoeren van een onderzoek naar de kwaliteit van de opleidingsschool en personeelsbeleid bij drie schoolbesturen voor het PO en het VO (gedeeld projectleiderschap). Uitvoeren van een onderzoek naar kennisdeling rondom ict in het basisonderwijs tussen Pabo, werkveld en toekomstige leerkrachten. Organiseren en leiden van studiedagen voor PO en VO in het kader van opleiden in de school.
3/4
CV – Bas van Lanen – Januari 2013
Studie- en werkervaring (uitgebreid overzicht op volgorde van startdatum) - vervolg Opleidingsdocent
−
Pabo Arnhem (HAN) juni 2004 - april 2007
−
− −
− − Leraar basisonderwijs / Adjunct directeur Stichting Stisamo Stichting Skomen Stichting Goser augustus 2000 – nu
− − − − − −
− − − − − Student Toegepaste onderwijskunde (Universiteit Twente) augustus 1999 - mei 2004
− −
Deelname aan de toetscommissie t.b.v. de summatieve e competentiebeoordelingen in het 2 studiejaar. Leider van een project gericht op het ontwerpen en implementeren van opleidingsmodulen waarmee Pabo-studenten hun educatieve ictcompetenties kunnen verwerven. Begeleiden en coachen van toekomstige leerkrachten op de opleiding en in de onderwijspraktijk. Leidinggeven aan teams van docenten met als doel het ontwerpen en implementeren van competentiegericht onderwijs in de hoofdfase van de lerarenopleiding basisonderwijs. Het construeren van een doorgaande opleidingslijn, voor het beroep van leerkracht basisonderwijs. Leidinggeven aan een coachingstraject voor Pabo-docenten op het gebied van onderwijs en ict. Het verzorgen van onderwijs aan verschillende groepen van de basisschool. Aansturen van een team van leraren in de bovenbouw. Onderhouden van contacten met aan school gerelateerde organisaties. Schrijven van schoolplannen, schoolgidsen en ict-beleidsplannen. Aansturen van een keuzetraject m.b.t. de aanschaf van een nieuwe rekenmethode. Aansturen van schoolontwikkelingsprojecten gericht op de ontwikkeling van een nieuw schoolrapport, een leerlingvolg- en administratiesysteem, . Implementatie van het ict-onderwijs op school. Opstellen en uitvoeren van het ict-beleidsplan. Deelname werkgroep ‘Techniekonderwijs’. Deelname werkgroep ‘Zelfstandigheidsbevordering’. Opzetten van een schoolverbeteringstraject gericht op het zichtbaar maken en vergroten van kernkwaliteiten. Onderzoek naar het gebruik van realistische contexten binnen het wiskundeonderwijs in de basisvorming (VO). Praktijkonderzoek naar de integratie van ict in het basisonderwijs.
4/4
Curriculum Vitae Personalia: Naam: Adres: Mobiel: E-mail: Geboortedatum: Geboorteplaats: Burgerlijke staat: Nationaliteit:
Judith Noorlandt Wilsondreef 34 6716 DP EDE 06 27532932
[email protected] 28-06-1988 Rheden, Gelderland Ongehuwd Nederlander
Diploma’s: 2006
VWO Economie & Maatschappij. Vrije ruimte: internationaliseringsproject (Comenius)
2010
Pabo, Christelijke Hogeschool Ede. afstudeerrichting: Vroeg-Engels & Internationalisering.
Overige studies: 2010-2011
HBO Fotografische Vormgeving, Fotovakschool Apeldoorn.
Vaardigheden: Computervaardigheid:
MsOffice (Word, Exel, Outlook, Publisher) Adobe Photoshop
Taalvaardigheid
Nederlands en Engels: vloeiend
Ervaring: Christelijke Hogeschool Ede 2007-heden
Taalcoach CHE Talencentrum. - Individuele coachingstrajecten; - Verzorging hogeschoolbrede taaltrainingen; - Zomercursussen Nederlands.
2010-heden
Academie Educatie CHE: - Docent Nederlands: remedieertraject pabo taaltoets. - loketuur: inloopspreekuur studenten met taalvragen.
2010
- Colleges ‘leesontwikkeling voor het jonge kind.’
2011
- werkgroep integrale leerlijn: coaching studenten. & summatieve toetsing.
2012
2012 2011-heden
- Vak ‘presenteren’ MBO-studenten. (gericht op ontwikkeling professionele schrijfvaardigheid.) - minor TalenT: Studieloopbaanbegeleiding internationale studenten & praktisch Nederlands voor buitenlanders. - ontwikkelen & uitvoeren van coachingstrajecten Nederlandse taal voor NT2-studenten.) Academie Gezondheidszorg CHE: - Colleges ‘verslaglegging’ Gezondheidszorg. Secretariaat CHE Talencentrum, Platform Taal. - administratieve werkzaamheden; - betrokken bij ontwikkeling Talencentrum binnen CHE. - Uitvoerende rol bij hogeschoolbrede taaltoetsing. - PR Talencentrum intern & extern.
JCNfotografie 2010- heden
- Eigenaresse & fotografe. - specialisatie bruidsfotografie. - bedrijfs- en portretfotografie. - workshops: (portretfotografie, beeldbewerking.) www.jcnfotografie.nl www.facebook.com/JCNfotografie
Referenties: Naam: Functie: E-mail:
Drs. Susan van der Ree Docent Nederlands, hoofd Talencentrum Christelijke Hogeschool Ede
[email protected]
CURRICULUM VITAE Mw. dr. M.C.L. (Miranda) Timmermans Moortgatstrasse 15a 47559 KRANENBURG (BRD) Telefoon: 0049 2826 916915 E-mail:
[email protected] Geboortedatum: 21 februari 1968
PROFIEL Enthousiaste onderzoeker, trainer en opleider, die de praktijk van de lerarenopleiding van binnenuit kent en die op basis van persoonlijkheid en competenties in staat is (toekomstige) professionals uit te dagen tot leren.
RECENTE WERKERVARING 2007 Senior Onderzoeker Faculteit Educatie, Kenniscentrum Kwaliteit van Leren, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Nijmegen (sinds november 2011 fulltime) Onderzoek met name rond opleiden in de school en leren op de werkplek, de academische opleidingsschool en kwaliteit van de opleidingsschool, zowel binnen primair en voortgezet onderwijs als middelbaar beroepsonderwijs. Sinds november 2011 fulltime.
2006 - 2011 Senior Onderzoeker/Promovendus Kwaliteit van de Opleidingsschool. Over affordance, agency en competentieontwikkeling. Universiteit van Tilburg en Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Promotiedatum: 14 maart 2012 Promotores: Prof. dr. Rob Poell (Universiteit van Tilburg), Prof. dr. Loek Nieuwenhuis (IVA Tilburg en Open Universiteit Heerlen) en Dr. Ruud Klarus (Faculteit Educatie, HAN Nijmegen). Parttime, en van september 2010 tot oktober 2011 fulltime.
2005 - 2010 Coördinator ‘Opleiden in de school’ Pabo Groenewoud en Pabo Arnhem, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (vanaf 2006 parttime) - Stuurgroeplid en projectgroepvoorzitter Academische Opleidingsschool Primair Onderwijs Delta en Opleidingsschool De Basis - Verzorgen trainingen ‘begeleiden’ en ‘coachen’ voor schoolopleiders en mentoren, - Adviseur en medeontwikkelaar professionaliseringstraject ‘ Excelleren in excellentie’, project Krachtig Meesterschap - Referent/beoordelaar toetsingdossiers Opleidingsschool, NVAO - Onderzoeker Kenniskring ‘Het ontwikkelen van competenties op de werkplek’ (2003-2006).
Curriculum Vitae MCL Timmermans
1
September 2012
WERKERVARING Hoger Beroepsonderwijs: 2000 - 2005 Trainer/Adviseur NDO, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Nijmegen. - Ontwikkelaar, mentor en docent in vernieuwde opleiding RT en IB - Verzorgen van maatwerktrajecten op scholen voor primair onderwijs - Ontwikkelen en uitvoeren experimenteel traject ‘Leraarondersteuner’ in primair onderwijs - Uitvoeren experimenteel professionaliseringtraject ‘Lerend Leiderschap’ voor leidinggevenden in het voortgezet onderwijs - Coördinatie en nascholingsactiviteiten in kader van ‘herintredende leerkrachten primair onderwijs’ - onderzoeker Kenniskring ‘Het ontwikkelen van competenties op de werkplek’ (2003-2006)
1995 – 2000 Opleidingsdocent PABO Thomas More, Rotterdam (later: Hogeschool Leiden). - Opleidingsdocent pabo 3 en pabo 4 - Ontwikkelen en verzorgen van projectonderwijs in opleidingsjaar 3 rondom de thema’s Jonge Kind, WSNS, Grotestadsproblematiek, Speciaal Onderwijs - Coördinator Project Jonge Kind - Coördinator Opleidingsjaar 4 - Ontwikkelen van Duaal Leren (Leraar in Opleiding) in opleidingsjaar 4 - Verzorgen van begeleidingstrainingen voor mentoren primair onderwijs - Docent nascholingscursus ‘Zorgbreedte’ voor leerkrachten primair onderwijs, PABO Thomas More, Hogeschool Leiden, Rotterdam (sinds 1993).
1995 – 1996 Docent Seminarium voor Orthopedagogiek, Hogeschool Utrecht.
Bedrijfsleven: 1994 – 1995 Onderwijskundig adviseur fa. Janssen Techniek, afdeling Onderwijs, Weert - Adviseren van scholen en lerarenopleidingen op het gebied van techniek in het basisonderwijs - Verzorgen van professionaliseringstrajecten - Inrichten technieklokalen
Universitair: 1992-1993 Toegevoegd docent Vakgroep Ontwikkelingspsychologie, Universiteit Utrecht. - Verzorgen onderwijs (Russische psychologie, cognitieve ontwikkeling) - Begeleiding afstudeerprojecten - Organisatie van conferentie “Developmental Tasks”, maart 1993 te Utrecht in kader van “Samenwerkingsverband Ontwikkelingspsychologie Utrecht - Moskou”. Curriculum Vitae MCL Timmermans
2
September 2012
1988 – 1991 Student-assistent Vakgroep Ontwikkelingspsychologie, Universiteit Utrecht.
Nevenactiviteiten: 1998-2000
Ontwikkelen van lesmateriaal voor constructiemateriaal K’NEX, HASBRO bv., Utrecht
1997-2002
Trainer/Adviseur ‘Lego’ Firma Heutink bv., Rijssen
OPLEIDINGEN 1986-1992
Psychologie , afstudeerrichting Ontwikkelingspsychologie. Universiteit Utrecht, Utrecht Onderwerpen: Handelingspsychologie, metacognitie, leren leren en reflecteren bij leerlingen in de basisschoolleeftijd 1991-1992 Onderzoeksstage, vakgroep Ontwikkelingspsychologie, Universiteit Moskou.
1994-1997
Beroepsopleiding tot psychologisch-astrologisch therapeut. Academie voor Astrologie en Innerlijke groei, Chiron, te Amsterdam.
CURSUSSEN 2007-2008
Certificate in Advanced English, cursus Cambridge English
1998-1999
‘Coaching, ‘n hulp apart’, coachingscursus door CPS, Amersfoort
1993-1994
Vakbekwaamheid voor het Cafébedrijf, Onderwijscentrum Horeca.
1992-1993
Opleiding tot Tolk/Vertaler Russisch, Talenservice Bandoera te Groningen: tweede jaar succesvol afgerond.
1989-1991
Bijvakken Russisch (Lees- en Spreekvaardigheid) aan de faculteit Letteren, Universiteit Utrecht.
BESTUURLIJK 2009 -
Bestuurslid VOR (Vereniging voor Onderwijs Research) Divisie Lerarenopleiding en Leraarsgedrag.
2006 -
Voorzitter (2006 – 2009) en lid van de Werkgroep Opleiden in de School, VELON.
Curriculum Vitae MCL Timmermans
3
September 2012
EEN SELECTIE VAN PUBLICATIES 2005 tot heden Publicaties Timmermans, M. (2012). Kwaliteit van de Opleidingsschool. Over competentieontwikkeling. Proefschrift. Tilburg: Universiteit Tilburg.
affordance,
agency
en
Timmermans, M. (2005). Erkennen van werkplekleren voor onderwijzend personeel. In: Ruud Duvekot, Jacqueline Brouwer (Eds.), Het brede perspectief van EVC. Jaarboek 2004. Kenniscentrum EVC – studiereeks 5, Uitgeverij LEMMA BV., Utrecht. Timmermans, M., & Derks, M. (2008). De Opleidingsschool, verlengstuk van de opleiding? Basisschoolmanagement, 22(2), 38-42. Timmermans, M., & Klarus, R. (2008). Werkplekleren. De kwaliteit van de werkplek als opleidingsplek. Maatwerk, 3, 24-26. Timmermans, M., & Van Lanen, B. (2008). Werkplekleren: het hangt er maar vanaf. Een onderzoek naar de kwaliteit van de opleidingsschool. Basisschoolmanagement, 22(3), 16-21. Timmermans, M. (2009). De kracht van een driehoeksverbinding: naar echt samen opleiden. In G. Geerdink (Ed.), ‘Het kind, de leerkracht en het onderwijs.' Terugblikken en vooruitzien. Arnhem: Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Timmermans, M. (2009). Kwaliteit in beweging! Opleidingsscholen werken aan ontwikkeling. In T. Bergen, K. Melief, D. Beijaard, J. Buitink, P. Meijer & K. Veen, van (Eds.), Perspectieven op samen leraren opleiden (pp. 151-178). Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Timmermans, M., Van Lanen, B., & Klarus, R. (2009). Kwaliteit van de opleidingsschool maak je samen! Naar een instrument voor kwaliteitsontwikkeling. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 30(4).
PRODUCTONTWIKKELING Timmermans, M. (2009). KOOS, KwaliteitsOntwikkeling OpleidingsSchool. Een instrument om de ontwikkeling van de kwaliteit van de opleidingsschool in kaart te brengen. Cd-rom.
PRIJZEN 2010 KOOS en het onderzoek naar de kwaliteit van de opleidingsschool heeft een nominatie gehad voor het beste praktijkgerichte onderzoek vanuit lectoraten ‘Kennisproduct van het jaar 2010’. Aan KOOS is de tweede plek toebedeeld. Zie: HBO kennisproduct 2010, Juryrapport praktijk gerichtonderzoek (PGO), Forum voor praktijkgericht onderzoek. 2012 Het onderzoek en proefschrift Kwaliteit van de Opleidingsschool. Over affordance, agency en competentieontwikkeling is genomoneer voor het beste praktijkgerichte onderzoek vanuit lectoraten ‘Kennisproduct van het jaar 2012’ en heeft uiteindelijk de tweede prijs ontvangen. Zie: HBO kennisproduct 2012, Juryrapport praktijk gerichtonderzoek (PGO), Forum voor praktijkgericht onderzoek.
Curriculum Vitae MCL Timmermans
4
September 2012
PUBLICATIES tot 2005 Pijning, H., Timmermans, M., Westra, E. (1996). Dezelfde aanpak bij verschillende leertaken?, in: Tijdschrift voor Remedial Teaching, september. Timmermans, M. (1993). Task attitude of pre-schoolers: developmental diagnosis, In: J.J.F. ter Laak et al. (Eds.), Developmental Tasks, 167-172 , Kluwer Academic Publishers, Dordrecht. Timmermans, M., Sourov, B. (1994). “Verhalen navertellen” Een thema voor een ouderavond. in: De Wereld van het Jonge Kind, jrg 21, nummer 5, januari. Timmermans, M. (2001). “Op ontdekkingstocht”: techniekactiviteiten voor de onderbouw, in: De Wereld van het Jonge Kind, 28 (5). Timmermans, M., (2001). “Op ontdekkingstocht”: techniekactiviteiten voor de onderbouw, In: Natuur en Techniek. Serie In de klas. Kluwer, Alphen aan den Rijn. Timmermans, M. (2002). “We bouwen… een huis!”: techniekactiviteiten (constructie) voor de onderbouw, in: De Wereld van het Jonge Kind, 29(9). Timmermans, M. (2001). “Een feestje met alles erop en eraan!”: techniekactiviteiten (productie) voor de onderbouw, in: De Wereld van het Jonge Kind, 30(3). Timmermans, M. (2003). “Kom in beweging” : techniekactiviteiten (transport) voor de onderbouw, in: De Wereld van het Jonge Kind, 30(6). Timmermans, M. (2003). “We gaan op vakantie en…”: techniekactiviteiten (communicatie) voor de onderbouw, in: De Wereld van het Jonge Kind, 30(9). Timmermans, M. (2005). ”Transport. Techniekonderwijs”, in: Beter Buiten Spelen. Het speelleerklimaat op de speelplaats. Pedagogische Reeks, De Wereld van het Jonge Kind, Uitgeverij Bekadidact, Baarn. Wolters, M., Timmermans, M., Buiting, M. (1994). “Zo nu ga ik toch nog een toren bouwen”: constructieactiviteiten van kleuters, in: De wereld van het Jonge Kind, 21(6). Wolters, M., Timmermans, M., J. Smits, J. (1989). “Dat weten we al lang!”: noties van kinderen over het “=” – teken, in: Willem Bartjens, 9(1).
Lesmateriaal: “Wereld op Wielen. Op Ontdekkingstocht met de DUPLO Toolo wereldreizigers”, Lerarenhandleiding en activiteitenkaarten bij de Lego DUPO Toolo sets 9120, 9121 en 9122. K’nexperimenteren met techniek 1, De Speeltuin. Lerarenhandleiding en activiteitenkaarten (voor onder- en middenbouw) bij K’nex constructiemateriaal K’nexperimenteren met techniek 2, De Kermis. Lerarenhandleiding en activiteitenkaarten (voor bovenbouw) bij K’nex constructiemateriaal
Curriculum Vitae MCL Timmermans
5
September 2012
CURRICULUM VITAE VAN RICHARD WASSENBURG Personalia Naam: Adres: Telefoon: Geboorteplaats: Geboortedatum: Nationaliteit: Burgerlijke staat: e-mailadres:
Richard Woendrik Wassenburg Grevenbergstraat 31, 2545 NW Den Haag 06 4600 2982 Leiden 23-04-1969 Nederlandse Ongehuwd
[email protected]
Biografie Wat is er mooier dan een beroep te mogen uitoefenen waar je grootste passies samenkomen? Als groot taalliefhebber én onderwijsmens in hart en nieren verkeer ik nu bijna 15 jaar in deze gelukkige omstandigheid. Toen ik in 1995 de lerarenopleiding Nederlands ging volgen, had ik niet kunnen denken dat er zo ontzettend veel over taal en taalonderwijs te ontdekken viel. Inmiddels ben ik bij vrijwel alle vormen van onderwijs in de Nederlandse taal direct of indirect betrokken geweest. Zo heb ik de eerste jaren van mijn carrière met veel plezier onderwijs verzorgd voor vrijwel alle onderwijstypen binnen het voortgezet onderwijs. Vervolgens kreeg ik de gelegenheid te werken met studenten die zelf als leerkracht aan de slag wilden. Dat betekende niet alleen dat ik mijn kennis over taalonderwijs mocht doorgeven aan aspirant-leerkrachten, maar bovendien raakte ik langs die weg ook betrokken bij het basisonderwijs. Tegenwoordig vind ik het tevens erg interessant om buiten klaslokaal of collegezaal met taalonderwijs bezig te zijn. Zo gebruik ik mijn kennis over taal en de onderwijspraktijk sinds enige tijd ook voor het ontwikkelen van taalbeleid en bij het adviseren van organisaties ten aanzien van hun curriculum. Op grond van de ontwikkeling die ik in de afgelopen jaren heb doorgemaakt, is er in positief opzicht veel veranderd, maar één ding is gelukkig ongewijzigd gebleven: ik heb mijn grootste passies binnen het werk dat ik verricht tot op heden nog altijd moeiteloos met elkaar kunnen combineren!
Opleidingen 1995-1999
Lerarenopleiding Nederlands, EFA te Amsterdam;
2003-2008
Masteropleiding leraar Nederlands, HVA / UVA. Specialisatie: Taalbeheersing.
Relevante werkervaring 1998-1999
Bernard Nieuwentijt College te Amsterdam. Docent Nederlands vmbo; Aard van de aanstelling: jaarcontract;
1999-2003
Jac. P. Thijsse College te Castricum. Docent Nederlands onderbouw havo en vwo; Aard van de aanstelling: vast dienstverband;
2003-2004
Bibliotheek Zaanstad te Zaanstad. Beleidsontwikkelaar, portefeuille jongeren; Aard van de aanstelling: vast dienstverband;
2004-2006
Jac. P. Thijsse College te Castricum. Docent Nederlands bovenbouw havo en vwo; Aard van de aanstelling: vast dienstverband;
2006-2010
Hogeschool Leiden, standplaats Rotterdam. Docent taalonderwijs & opleidingsdocent pabo; Aard van de aanstelling: vast dienstverband;
2010-heden
Hogeschool Inholland te Den Haag. Docent taalonderwijs & opleidingsdocent pabo, standplaats Den Haag: 0,5 fte; Projectleider & ontwikkelaar taalbeleid, domein Onderwijs Leren en Levensbeschouwing, Inholland-breed: 0,3 fte; Aard van de aanstelling: op basis van jaarcontracten;
2012-heden
LOI te Leiderdorp. Programmaleider tweedegraads lerarenopleiding Nederlands; Aard van de aanstelling: op freelance basis voor circa 8 uur per maand;
2000-2005
Spelenderwijs V.O.F. Ontwikkeling van het educatieve bordspel Speeljewijs voor het basisonderwijs.
Publicaties 1999
Wassenburg, R. (1999), Spelenderwijs leren in de basisvorming, MOER, Tijdschrift voor het onderwijs in Nederland, 6, 313-319. Amsterdam.
2008
Wassenburg, R. (2008), Als je bedoelt wat ik begrijp, Een onderzoek naar de invloed van spel- en markeerfouten op de leestijd, tekstwaardering, overtuigingskracht en imago van persuasieve teksten. Den Haag.
Overig PC-kennis
Alle belangrijke Microsoft applicaties. Maken van weblectures.
Portfolio
Ik beschik over een digitaal portfolio waarin ik door mij ontwikkeld lesmateriaal, getuigschriften en beoordelingen van leidinggevenden, collega’s, leerlingen en studenten heb opgenomen. Belangstellenden wil ik met alle plezier toegang geven om mijn digitaal portfolio via google sites in te zien. Dit werkt heel eenvoudig. U stuurt een e-mail naar
[email protected]. In deze e-mail geeft u aan welk emailadres van uw school ik kan toevoegen om u toegang te geven tot mijn porfolio. U krijgt dan van mij een inlogcode toegestuurd. Vanaf dat moment kunt u via google sites mijn portfolio bekijken.
Hobby’s
Lezen, schrijven, fitness, voetbal, surfen, schaken, muziek luisteren.
Curriculum Vitae
Persoonlijke gegevens Naam: Geboren: Burgerlijke staat: Adres: Telefoon: E-mail adres: Profiel
Jacqueline Irene van Werkhoven 14 juni 1961 te Leiden gehuwd met H.J. Boerma, drie kinderen in de leeftijd van 19,16,13 jaar Marelaan 41, 2341 LB, Oegstgeest (thuis) 071 5152573 (werk/ privé) 06 24452060 (privé)
[email protected] (werk)
[email protected]
Een ervaren, integere en ambitieuze leidinggevende /manager/ bestuurder/ adviseur met passie voor professionalisering van onderwijs. Ruim 25 jaar werkervaring in het werkveld onderwijs/zorg, zowel lokaal, regionaal, nationaal als internationaal. Heeft recent een stevige managementfunctie in het Hoger Beroeps Onderwijs vervuld en heeft uiteenlopende bestuurservaring vanaf 1996. In 2010 toegetreden als lid Raad van Toezicht van een groot schoolbestuur in Den Haag. Momenteel als senior organisatie- adviseur/ interim manager werkzaam in de commerciële dienstverlening. Een teamspeler die ontwikkel-, mens- en resultaatgericht werkt en tegen een stootje kan. Geeft effectief leiding en beschikt over een breed scala aan communicatieve vaardigheden, humor en lef. Is goed in staat om vanuit helder strategisch overzicht, de vertaalslag te maken naar operationele uitvoering. Heeft haar sporen verdient in het bewerkstelligen van verbindingen tussen organisaties, disciplines en personen, met oog voor: inhoud, proces en emotie. Denkt in kansen en pleegt, waar nodig, interventies om ontwikkeling en professionaliteit te borgen en/of te ontwikkelen. Werkervaring 1 feb. 2011 Inspirezzo Senior organisatie adviseur onderwijs Specialisaties: HR en Kwaliteitszorg in alle sectoren van onderwijs. Gericht op de docenten, directies, bestuurders, individueel en als groep. Opdrachtgevers: Pabo Hogeschool Leiden, Fontys Opleiding Speciaal Onderwijs, Kwink/ SKAR kinderopvang, brede school het DOK en Fiorettie College. 2005–2011
CV JvW mrt 2012
Hogeschool Leiden Vervangend directeur cluster Educatie en Onderwijsmanager opleiding voor leerkracht basisonderwijs (Pabo) Integraal verantwoordelijk voor aansturing professionals (25 docenten) / curriculuminhoud eindfase. Behaalde resultaten: ontwikkeling en implementatie academische Pabo Leiden, samenwerking HBO/Universiteit; Master programma Special Educational Needs in samenwerking met Fontys Hogeschool inhoudelijke en operationele implementatie; accreditatie Pabo 2008/2009 vanuit accreditatiekader NVAO. Extra portefeuilles: gerealiseerd eindniveau; minoren aanbod;
1
internationalisering; kwaliteit; externe contacten; HR; stuurgroeplid projecten met werkveld; opleiden in de school; start Academische Pabo i.s.m. Universiteit Leiden; financiën; onderwijsvernieuwing deeltijd; examencommissie; alumni beleid; Docent (orthopedagogiek) Master Opleiding Speciaal Onderwijs remedial teacher i.s.m. Fontys Hogeschool 2000-2004
Hogeschool Leiden Docent pedagogiek, Studieloopbaan begeleider/ stagebegeleider voltijd en deeltijd opleiding voor leerkracht basisonderwijs (Pabo)
2003-2005
Seminarium voor Orthopedagogiek, Utrecht Docent (ortho)pedagogiek,nascholing Opleiding Speciaal Onderwijs
1993 -2004
De Vlier, gespecialiseerde academische unit kinder -en jeugd psychiatrie Curium/ Effatha, voor doven en slechthorenden, Oegstgeest Teamleider onderwijsteam (7 professionals). Inhoudelijke afstemming onderwijsaanbod en behandeling multidisciplinair; financiën; personele zaken; externe contacten.Trainer begeleider van cursus: kinder -en jeugdpsychiatrie ”leren signaleren in de klas”. Begeleiden van leerkrachten in opleiding op de werkvloer, overdracht van (ortho)pedagogiek en (ortho)didactiek en handelingsgericht werken. Remedial teacher: afnemen van didactisch onderzoek bij nieuwe opname; individuele begeleiding van leerlingen.
1990 -1992
Suva School, Suva, Fiji Remedial teacher lokale school (via VSO) en Nederlandse kinderen. In-service trainer schoolteam
1989 -1990
Morikao Secondary School, Abaiang, Republic of Kiribati Docent Engels en gezondheidskunde via de Britse organisatie Voluntary Service Overseas (VSO).
1983 -1989
Driestromenschool, Middelburg Groepsleerkracht voor kinderen met leer- en opvoedingsproblemen (L.O.M.)
1982 -1983
Kibbutz Negba, Israël Groepsleidster/ klassen assistent
Internationale activiteiten/ lezingen, gerelateerd aan (speciaal) onderwijs - International Congress on Education of the Deaf Sydney (2000) / Maastricht (2005) - European Society for Mental Health and Deafness Oostenrijk (2003) - European Teacher Education Network Special Needs Portugal (2007), U.K. (2008), Turkije (2009) - Onderwijs projecten HL/ Educatie Internationalisering Ghana (2009) en Suriname (2010) Nevenactiviteiten 2010 -heden
Lucas Onderwijs Den Haag
1996 – 2008
Bestuur Katholiek Onderwijs Bestuurslid/ voorzitter bestuur Oegstgeest Jenaplanschool Procesbegeleiding besturen op de Kring afstand, implementatie nieuwe directiestructuur en directiestatuut. Werving en selectie personeel
CV JvW mrt 2012
Lid Raad van Toezicht
2
Zorgstructuur; IPB; Directieondersteuning; Professionalisering; Financiën. 1998 – 2007
Weer Samen Naar School Regio Leiden
Bestuurslid samenwerkingsverband 70 (speciale) basisscholen
2002 – 2004
Nederlandse Vereniging voor Psychische Hulpverlening aan doven
Bestuurslid
1993 – 1996
Greenwich University of Londen, U.K.
MA Masters of Arts in Education, Special Educational Needs Afstudeeronderwerp: “Inter-school teacher collaboration”
1979 – 1982
Chr. Pedagogische Academie, Middelburg
Akte volledig bevoegd onderwijzeres
2009-2010
Hogeschool Leiden
Management cursus
2002
Effatha Zoetermeer
Effectief leiding geven
1998
Post Academisch Onderwijs, Psychopathologie van kinderen en Universiteit Leiden jeugdigen
1998
Management Partners Education, Harderwijk
Effectieve coach van zorgbreedte
1993 - 1995
Seminarium voor Orthopedagogiek, Utrecht
Auditief gehandicapten en leerlingen met ernstige spraak- taal moeilijkheden
1988 - 1989
Nutsacademie, Rotterdam/ Middelburg
M.O. pedagogiek jaar 1 en 2
1983 -1985
Seminarium voor Orthopedagogiek, Utrecht/ Middelburg
Kinderen met leer -en gedragsproblemen
Schriftelijk goed voldoende voldoende niveau III
Gesproken vloeiend goed voldoende
Studie
Scholing/ training
Talenkennis Engels Duits Frans Nederlands gebarentaal
CV JvW mrt 2012
3
Jessica Suzanna Emmeline Verkerk-Schneider
Geerbron 28 2641 LL Pijnacker
[email protected] (015) 76 101 60 (06) 49 822 336
CURRICULUM VITAE Persoonlijke gegevens 28 november 1979
geboren te Delft
15 september 2005
getrouwd
6 juli 2008
een zoon: Maarten Verkerk, geboren te Delft
Opleiding 1983 – 1991
Basisschool “De Bron” te Delft
1991 – 1998
“Christelijk Lyceum Delft” VWO met de vakken: Nederlands, Duits, Frans, wiskunde A, scheikunde, biologie, tekenen, kunstgeschiedenis
1998 – 2004
Opleiding Duitse taal en cultuur aan de Universiteit Leiden
2002 – 2004
Lerarenopleiding ICLON 1e graads te Leiden
Werkervaring zomer 1999
Ponyhof-Terrassencamping Gutshof Familie Fülling in Zwergen (Dld): paardrij-instructrice en recreatiemedewerkster: geven van paardrijlessen aan kinderen en volwassenen, begeleiden buitenritten; organiseren van activiteiten voor kinderen en volwassenen
september 1999 september 2001
Hotel Leeuwenbrug te Delft: lerares Duits: cursus Duits voor receptionistes en receptionisten
zomer 2000
WoonZorgcentrum Delfshove te Delft: personeelsmedewerker
oktober 2000 - juli 2002
Christelijk Lyceum Delft, afdeling vmbo: lerares Duits in de klassen 2 t/m 4, Kader en Gemengd
september 2001 – september 2002
Lid van het Dagelijks Bestuur van de opleiding Duitse taal en cultuur te Leiden
augustus 2002 - juli 2006
Scholengemeenschap Spieringshoek (havo/vwo) te Schiedam: lerares Duits in de klassen 2 t/m 6, havo en vwo; mentor van 3 vwo, organisator Duitsland(dag)reizen voor 4 havo, organisator taaldorp voor 4h/v
september 2002 - 2003
Lid van de opleidingscommissie ICLON te Leiden
maart 2003 – juni 2003
Group4Falck te Rijswijk: lerares Duits: cursus Duits voor receptionistes/ontwikkelen van lesmateriaal
juni 2003 – januari 2009
Uitgeverij Nijgh Versluys: medeauteur methode Duits “Mach’s gut” voor vmbo onderbouw en auteur internetopdrachten, webquests voor vmbo/havo/vwo onder- en bovenbouw en vakoverstijgend taalproject “Qual und Quelle” voor havo/vwo onderbouw
november 2004 - juli 2006
Leidse Onderwijsinstellingen (LOI): auteur/redacteur voor de opleidingen Duits voortgezet onderwijs vmbo, havo en vwo, Duits MBO, Nederlands en Duits praktijk toeristisch taalgebruik HBO toeristisch management
september 2005 - maart 2006
Leidse Onderwijsinstellingen (LOI): docent en begeleider cursussen Duits voor beginners en gevorderden
april 2006 – mei 2008
Cursussen Duits ontwikkeld en gegeven bij diverse bedrijven/instellingen: Sion Orchids De Lier, EVD Den Haag, Greenex Roelofarendsveen, Click Eyewear Alphen a/d Rijn, Today IT Delft
april 2006 – april 2009
Uitgeverij Noordhoff: medeauteur en eindredacteur methode Duits bovenbouw havo/vwo “Neue Kontakte” delen 4h/v, 5h/v en 6v
juni 2006 – heden
Leidse Onderwijsinstellingen (LOI): Externe projectuitvoerder HBO Lerarenopleidingen Basisonderwijs, Nederlands, Duits, Engels, Frans, Gezondheidszorg en Welzijn i.s.m. Hogeschool Windesheim te Zwolle
augustus 2009 – mei 2010
Leidse Onderwijsinstellingen (LOI): Interim projectleider HBO Lerarenopleidingen en HBO Personeel en Arbeid i.s.m. Hogeschool Windesheim te Zwolle
juni 2010 – oktober 2010
Leidse Onderwijsinstellingen (LOI): Projectleider accreditatieproject Toelating, vrijstelling en EVC van alle LOI Hogeschoolopleidingen
augustus 2010 – heden
Scholengemeenschap Spieringshoek (havo/vwo) te Schiedam: lerares Duits in de klassen 2 t/m 6, havo en vwo.