Raadsmededeling - Openbaar
Nummer Datum B&W datum Beh. ambtenaar Portefeuillehouder Onderwerp
: : : : : :
85/2015 2 juni 2015 19 mei 2015 Dhr. A.S. Fukkink H. Rijks Onderzoek naar Eenzaamheid onder jong volwassenen en ouderen.
Aanleiding In 2014 is een onderzoek gehouden door de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) naar de ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen en ouderen. Vervolgens hebben de leden van de begeleidende werkgroep een aantal aanbevelingen in het rapport geprioriteerd om uit te voeren. De uitvoering is inmiddels gestart en wordt hieronder weergegeven. In de bijlage is tevens informatie opgenomen over Dementie. Deze informatie is reeds gedeeld met de Werkgroep 3D, waarin tevens is verzocht dit raadsbreed te delen. Inhoud mededeling De HAN heeft in 2014 in opdracht van de gemeente Aalten (in het kader van artikel 9 van de Wmo om een klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren) een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen en ouderen. Ter begeleiding, en om als klankbordgroep te fungeren, is er destijds een werkgroep ingesteld. In deze werkgroep waren vertegenwoordigd de HAN de Wmo-raad, de VIT hulp bij mantelzorg, Careaz, Figulus Welzijn en de gemeente Aalten. Het onderzoek is uitgevoerd door studenten van de HAN die daarmee konden afstuderen. Het onderzoek was in de vorm van persoonlijke interviews (aan de hand van een viertal vraagpatronen) bij de deelnemers thuis, zowel jong als oud en gehouden in Aalten, Dinxperlo en Lintelo (aansluitend bij de Buurt aan Zet wijken). Voor de acties en het gewenst vervolg verwijzen wij u graag naar de: Bijlage: Rapport Ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen en ouderen. Bijlage: Resultaat Eenzaamheidsonderzoek
De volgende stukken zijn voor u bijgevoegd: - Bijlage: Rapport Ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen en ouderen. - Bijlage: Resultaat Eenzaamheidsonderzoek
De volgende stukken zijn voor u ter inzage gelegd: --
BIJLAGE Resultaat Eenzaamheidsonderzoek. Resultaten en prioritering naar aanleiding van het onderzoek door de HAN naar ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen en ouderen. In de interviews is gebruik gemaakt van een viertal zogenaamde vraagpatronen. Hieronder is een aantal highlights vermeld van de resultaten. Daarnaast is het volledig onderzoek toegevoegd. Vraagpatroon 1: Je thuis voelen in je eigen woonomgeving: Hierin is aangegeven dat mensen eigen initiatief tonen door actief deel te nemen aan verenigingen en vrijwilligerswerk. Men wil bestaande activiteiten graag behouden en doorontwikkelen. Actie: aansluiten bij bestaande initiatieven omdat er al veel aanbod is. Wie doet hierin al wat: Figulus – met Repaircafé; Careaz – Koffie met een oortje. Lintelo – Schoef es an, eetcafé. Vraagpatroon 2: Deel je dagelijkse beslommeringen. Er is behoefte aan laagdrempelig contact. Er is al veel in de gemeente om dit te realiseren. Meer contact tussen jong en oud is blijkbaar een wens. Actie: zie daarvoor de uitgebreide beschrijving in de rapportage bij dit vraagpatroon in het blok afspraken actiebijeenkomst 27/10/ 2014. O.a. signalering is belangrijk. N.a.v. het onderzoek hebben 5 professionals een scholingsaanbod gekregen van de HAN waarin o.a. het herkennen van eenzaamheid aan bod kwam. Aan deze workshop hebben 2 medewerkers van Figulus en 3 consulenten van het Zorgloket Aalten deel genomen (5-tal regionale bijeenkomsten) Vraagpatroon 3: Kom ermee voor de dag. Deel je probleem, doorbreek het taboe op eenzaamheid. Geldt zowel voor jongeren als voor ouderen. Actie: Het speciaal, naar aanleiding van dit onderzoek, ontwikkelde spel “Hoe is ‘t” is aangeschaft door de gemeente (10x) en wordt vervolgens door meerdere organisaties gebruikt. (De gemeente gaat het spel introduceren bij meerdere initiatieven) Vraagpatroon 4: Zelf doen goed, vragen moet. Meer van toepassing op ouderen. Ouderen willen graag een hoge mate van zelfredzaamheid en hebben daar een ideaalbeeld van. Maar hebben tevens schroom om om hulp te vragen. Actie: Careaz en Gemeente willen stimuleren om jongeren (werkloos) mee te laten draaien als vrijwilliger. Initiatief kan o.a. worden uitgebreid naar Figulus en VIT. Goede opdracht om op te pakken voor de nieuwe beleidsmedewerker Participatie. De eerste contacten hierover zijn gelegd. In de uitwerking van de Vraagpatronen zijn nog meer acties genoemd. Door de werkgroep is een prioritering aangebracht van voorlopig twee acties. Deze twee acties zijn: 1. Maak gebruik van het spel dat ontwikkeld is door de HAN en promoot dit spel Het spel is inmiddels uitgezet bij de Alzheimervereniging, Figulus Welzijn, Careaz Dinxperlo, Veur Mekare Team Bredevoort/Kulturhus, De kerkelijke IKA-vakantieweken, en is uitgeprobeerd bij een paar groepen in Winterswijk..Het komende halfjaar wordt het spel nog verder uitgezet bij (bestaande) groepen. 2. Ga naar de genoemde verenigingen/organisaties die in het rapport worden genoemd. Met name om onderlinge verbindingen te leggen. Hierin is een eerste initiatief genomen tijdens de informatiebijeenkomst in de Pol op 23 maart 2015. De komende periode worden meer initiatieven in beeld gebracht maar ook contact opgenomen met bijvoorbeeld de Kerken, Alzheimervereniging, VIThulpbijmantelzorg, Careaz en Marga Klompé. Met dit laatste is tevens verbinding gezocht op het thema Dementie Dementie. Er zijn meerdere raakvlakken tussen Eenzaamheid en Dementie maar uiteraard hoeft het één niet het andere te betekenen.
Op het gebied van Dementie is er momenteel bredere aandacht. Uiteraard niet voor niets want door o.a. de vergrijzing wordt toename van dementie verwacht in de komende jaren. Van het Zorgloket: De Wmo-consulenten hebben periodiek overleg met de zogenaamde trajectbegeleiders van het Netwerk Dementie Oost Achterhoek. Met name wanneer men bij het keukentafelgesprek een zogenaamd “niet pluisgevoel” heeft dat mogelijk zou kunnen duiden op vormen van dementie, dan kan men de trajectbegeleider inschakelen om hierover duidelijkheid te krijgen. Netwerk Dementie Oost Achterhoek. Het Netwerk Dementie Oost Achterhoek heeft als doel de zorg en dienstverlening aan mensen met dementie en hun mantelzorgers te optimaliseren. Het Netwerk maakt deel uit van het Transmuraal Samenwerkingsverband Oost Achterhoek. In het Netwerk nemen deel: Alzheimer Nederland (afdeling Achterhoek), Careaz, GGNet, Livio, Sensire, SKB Ziekenhuis, SZMK, VIT-hulp bij mantelzorg en de huisartsen. De missie van het Netwerk Dementie Oost Achterhoek is: ‘door samenwerking en afstemming tussen organisaties de kwetsbare oudere met dementie en zijn systeem ondersteuning op maat bieden van verdenking op dementie tot en met de laatste fase’. Eenzelfde netwerk is er ook in West-Achterhoek. Eén van de pijlers van de dementiezorg, de trajectbegeleiding, staat onder druk omdat de financiering wordt veranderd. Naast trajectbegeleiding wordt ook case-management uitgevoerd. Bij specialistische ondersteuning is er sprake van trajectbegeleiding terwijl case-management wordt ingezet om samenhangende begeleiding te bieden wegens de complexiteit en progressiviteit van de ziekte en de (soms) grote mate van belasting bij de naasten. Case-management wordt in eerste instantie uitgevoerd door generalisten, in het bijzonder de wijkverpleegkundige. Door de gewijzigde financiële toedeling is het aantal trajectbegeleiders inmiddels teruggebracht tot de helft naar 4 begeleiders voor in totaal 2,2 fte. Een deel van de kennis cq uitvoering, met name het casemanagement is nu gekoppeld aan de wijkverpleegkundigen. Zij ontvangen hiervoor ook special scholing. Projectgroep Netwerk Dementie Oost Achterhoek. Door genoemde veranderingen is een projectgroep gestart waarin concrete plannen voor vernieuwing cq verbetering worden uitgewerkt. Namens de 4 Achterhoekse gemeenten (Aalten, Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk) hebben Oost Gelre en Berkelland zitting in de projectgroep. Overkoepelend overleg Kwetsbare ouderen Oost Achterhoek. Doel: te komen tot een vraaggericht samenhangend zorgconcept voor kwetsbare ouderen in de regio Oost Achterhoek om ouderen langer zelfredzaam te laten zijn met een betere kwaliteit van leven door het opzetten van een platform ouderenzorg Oost Achterhoek. Dit platform geeft uitwerking aan de ambitie van betrokken stakeholders. Vanuit deze ambitie wordt een werkagenda geformuleerd. Het platform ouderenzorg Oost Achterhoek heeft afstemming met palliatieven zorg en dementie zorg netwerken in de regio. Namens de Achterhoekse gemeenten (Oost) is Winterswijk vertegenwoordigd. Aaltens initiatief. Zoals hiervoor al is aangegeven bij het Eenzaamheidsonderzoek, zijn er contacten gelegd met de Alzheimervereniging, de VIT, Careaz en Marga Klompé met betrekking tot het gebruiken van het spel “Hoe is t”. Daar is toen ook de verbinding gelegd naar het thema Dementie. In het najaar 2015 is er landelijk speciale aandacht voor dit thema. Daarop willen wij aansluiten. Binnenkort (27 mei) is er overleg met genoemde partijen om gezamenlijk te overleggen op welke wijze we in Aalten de informatie (en ontmoetingsfunctie) rond dementie kunnen versterken. En daarmee tevens het voorkomen van sociaal isolement..
Concept Rapportage 30/09/2014
Ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen en ouderen Onderzoek naar de behoeften, wensen en bijdragen van inwoners in Aalten, Dinxperlo en Lintelo
Colofon Nijmegen, 28 oktober 2014 Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Kenniscentrum HAN SOCIAAL Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Wmo Werkplaats Nijmegen, Doorbreek Eenzaamheid en Sociaal Isolement Auteurs: Dr. Meike Heessels Drs. Maria van Erp Opdrachtgever: Gemeente Aalten Met dank aan: Onze grote dank gaat uit naar de 87 mensen uit Aalten, Lintelo en Dinxperlo die hun verhalen met ons hebben gedeeld. Daarnaast willen we André Fukkink van de gemeente Aalten, Johannes Goossen, Steffan Rexwinkel en Frank Sikkink van Figulus Welzijn en Antoinette te Walvaart en Inge te Winkel van Careaz bedan‐ ken voor hun medewerking en enthousiasme tijdens de opstart, het werven van de respondenten en de bijeenkomst in Dinxperlo. Tot slot gaat onze dank uit naar alle studentonderzoekers die vol enthousiasme in dit project geparti‐ cipeerd hebben: Zizi van der Voort ‐ van Kaam, Pepijn Kersten, Inez Buijsman, Evi Borsboom, Domini‐ que Carpaij, Sophie Alferdinck, Zaphira van Leeuwen, Mariska Willemsen, Risanne Vullings, Erna Lankhorst, Lotte Penterman, Sohaila Roya, Valerie Bastiaanse, Vera Jansen, Wiebke Kalemba, Maur‐ een Klein Gunnewiek, Mariëlle Küppers, Manon Peters en Rachel Somsen. Fotografie: Goedele Monnens Figuur 1: Kaart van de gemeente Aalten, te vinden op Aalten Vitaal: http://www.aaltenvitaal.nl/wp‐content/uploads/2012/11/BAG_woonplaatsen_‐_Gemeente_Aal‐ ten.png
2
Inhoudsopgave
1.
Samenvatting
4
2.
Inleiding
9
3.
Methoden van onderzoek
12
4.
Resultaten
15
Resultaten ouderen
16
Resultaten jongvolwassenen
29
5.
Conclusies
37
6.
Vraagpatronen: overstijgende inzichten en acties
41
7.
Referenties
46
Bijlage 1. Onderzoeksgroep
47
Bijlage 2. Interviewguide
48
Bijlage 3. Codeerformat
53
Bijlage 4. Categorieën van het wie, wat en hoe
54
Bijlage 5. Analysesets
57
Bijlage 6. Verslag transdisciplinaire bijeenkomst
59
3
Samenvatting Deelconclusie 1: Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid? Ouderen Ouderen zoeken creatieve oplossingen om zo lang mogelijk zelfredzaam te zijn. Echter, problemen met zicht en horen zijn minder goed ‘op te vangen’ en kunnen ook bij ouderen voor een gevoel van een‐ zaamheid zorgen. Hulp wordt pas ingeschakeld als het echt nodig is. Het leven wordt als zinvol ervaren wanneer men (buiten) activiteiten kan ondernemen voor en met anderen, in het kader van de kerk, vrijwilligersverenigingen of voor familie en buren. Wat bij verschillende ouderen een rol speelt wat betreft psychisch welbevinden is de drempel om zorgen met elkaar te delen. Men wil elkaar wel steu‐ nen, maar begrijpt elkaar niet altijd. Dit kan blijvende gevoelens van eenzaamheid veroorzaken. Uit de verhalen komt indirect naar voren dat ouderen zichzelf verantwoordelijk stellen om er op uit te gaan om eenzaamheid tegen te gaan. Echter, de vraag is of men wanneer men eigen gevoelens niet deelt, zich daadwerkelijk minder eenzaam zal voelen. Jongvolwassenen Jongvolwassenen vinden het belangrijk om aandacht te schenken aan familie en vrienden. Het belang van sporten, gezond en fit zijn komt duidelijk naar voren. Wanneer jongvolwassen om een of andere reden niet kunnen voldoen aan maatschappelijk ideaal van zelfstandig, zelfredzaam, werkzaam en fit zijn, kan dit gevoelens van eenzaamheid veroorzaken. Op het toegeven van eenzaamheid rust een taboe. Tegelijkertijd geven jongvolwassenen aan dat ze graag tijd vrij maken om te luisteren naar an‐ deren, wanneer ze ergens mee zitten.
Deelconclusie 2: Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaringen van eenzaamheid? Ouderen De rol van een sociaal netwerk is cruciaal in fysiek en psychisch welbevinden. Een netwerk waarvoor je van nut bent en niet alleen ‘afneemt’, maar ook bijdraagt is belangrijk voor een gevoel van zingeving en eigenwaarde. Veel ouderen schromen echter om hulp te vragen. De grote nadruk op het geven van steun en tegelijkertijd de schroom om hulp te vragen is een risico tot het ontwikkelen van eenzaam‐ heid. Jongvolwassenen Voor jongvolwassenen, net als voor ouderen, is het van belang om van nut te zijn voor de omgeving via onderlinge steun en vrijwilligerswerk. Bij ingrijpende gebeurtenissen ontdekt men wie ‘echte’ vrien‐ den zijn. In een periode van werkloosheid, jonge kinderen, ziekte raken jongvolwassenen soms teleur‐ gesteld in de contacten met oude vrienden. Dit kan mogelijk eenzaamheid veroorzaken. Ook ervarin‐ gen met pesten kunnen ertoe leiden ertoe dat men terughoudend is geworden in het leggen van con‐ tacten. Jongvolwassenen die als nieuwkomer in de gemeente gaan wonen vinden soms moeilijk aan‐ sluiting bij bestaande groepen.
Deelconclusie 3: Wat is de invloed van de lokale context op de ervaring van eenzaamheid in de verschillende kernen? Ouderen Een gedeelte van de ouderen doet samen met buren, wijk, buurtschap moeite om zo lang mogelijk in de huidige woning te blijven. Anderen kiezen voor een aangepaste woning. Ook dan blijven contacten in de buurt van groot belang voor fysiek, psychisch welbevinden en een gevoel van zingeving. Er is geen 4
duidelijk verschil per kern wat betreft de mate van eenzaamheid te duiden. In Lintelo speelt naober‐ schap een grote rol in de sociale steun. Er ontstaan soms misverstanden tussen zelfbenoemde import en ‘oude’ bewoners, omdat het buurtmaken en bepaalde gewoontes niet worden begrepen. Dit lijkt echter niet direct tot eenzaamheid te leiden. Nieuwkomers roemen de kracht van het buurtmaken juist. Wel noemen alle drie de gebieden de wens tot meer contact tussen oudere en jongere bewoners. Over het algemeen zijn er volgens de ouderen voldoende gemeenschappelijke activiteiten mogelijk in de gemeente. ‘Schoef es an’ komt in vele verhalen terug. Wat betreft het aanbod, lijkt de eenzaam‐ heidsproblematiek dus ‘afgedekt’. Uit de eerdere twee deelvragen weten we echter eenzaamheid een veel complexer probleem is, waarbij het durven delen van gevoelens, schroom om hulp te vragen en het vinden van aansluiting cruciaal zijn. Jongvolwassenen Jongvolwassenen benoemen dat de gemeente Aalten en diens voorzieningen meer op ouderen gericht is. Een van hen benoemt zelfs het fenomeen ‘hangouderen’ in Aalten, in plaats van hangjongeren. Hoewel jongvolwassenen aangeven dat er geen feest of café in de buurt is voor hen en dat ze voor studie naar elders moeten trekken, lijkt in eerste instantie de invloed van lokale context geen belem‐ mering te veroorzaken voor participatie. Mogelijke verklaring hiervoor is de grote mate van mobiliteit, ervaren gezondheid en focus op persoonlijke ontwikkeling onder jongvolwassenen. Ze organiseren dit zelf door in een hok of een keet samen te komen of door samen naar andere steden of dorpen te gaan. Dat wil echter niet zeggen dat ze niet willen investeren in de mensen (ouderen) om hen heen, want vrijwilligerswerk, iets bijdragen en van nut zijn voor de samenleving, wordt als heel belangrijk en zinvol ervaren.
Conclusie: Hoe ervaren jongvolwassenen en ouderen uit Aalten, Dinxperlo en Lintelo eenzaamheid? Zowel ouderen als jongvolwassenen geven aan niet gemakkelijk hun zorgen, laat staan gevoelens van eenzaamheid, met anderen te delen. Er rust volgens de jongvolwassenen een taboe op om jong en eenzaam te zijn. In hun verhalen leggen ze nadruk op het moeten voldoen aan sociale verwachtings‐ patronen van gezond, actief, werkzaam en zelfredzaam zijn. Dit kan voor jongvolwassenen die om uit‐ eenlopende redenen kwetsbaar zijn eenzaamheid tot gevolg hebben. Het verlies van werk is een van de meest genoemde belemmeringen voor participatie onder jongvolwassenen. Ook ouderen geven niet graag toe eenzaam te zijn. Doordat eenzaamheid wordt gezien als eigen verantwoordelijkheid, hebben ouderen het gevoel dat ze hierin zelf initiatief moeten nemen, maar vinden moeilijk hoe. Vraagverlegenheid speelt voor zowel ouderen als jongvolwassenen. De eerste stap om om hulp te vra‐ gen is niet gemakkelijk. Het stigma ‘hulpbehoevend’, ‘zielig’ en ‘eenzaam’ kan mensen er van weer‐ houden dit te delen. De schroom om om hulp te vragen heeft tevens te maken met maatschappelijk verwachtingen waar mensen aan willen voldoen: van zelfstandig zijn en wederkerigheid: je vraagt niet meer dan je geeft (Linders, 2010: 136‐152). Wat blijkt is dat mensen liever niet afhankelijk zijn, gelijk‐ waardigheid in de relatie belangrijk vinden, maar ook de hulpbereidheid van anderen onderschatten (Ibid.). Zowel ouderen als jongvolwassenen benoemen het belang van mee kunnen doen en je nuttig voelen. Sociale contacten worden als zeer belangrijk ervaren. Jongvolwassenen hebben over het algemeen vanzelfsprekend veel contacten door school, sport of werk. Wanneer onderzoekers doorvragen op de betekenis van deze contacten, zeggen jongvolwassenen dat het er niet zozeer om draait hoeveel men‐ sen je kent, maar of je èchte vrienden hebt. Ze vertellen hoe ze als gevolg van ingrijpende gebeurte‐ nissen, zoals bijvoorbeeld baanverlies, ziekte of pesten, erachter kwamen wie hun echte vrienden zijn. Echte vrienden zijn dan; mensen, waar je niet alleen een praatje mee maakt of “een feestje mee bouwt”, maar met wie je je gevoelens durft te delen als het niet goed gaat. Wanneer je kijkt naar de
5
definitie van eenzaamheid (Van Tilburg & De Jong‐Gierveld, 2007). Dan betekent dit dat jongvolwas‐ senen zich over het algemeen niet sociaal eenzaam voelen (missen van sociale inbedding), maar wel mogelijk emotionele eenzaamheid kunnen ontwikkelen (het missen van diepgaand contact). Wanneer de omgeving niet (goed) reageert, kunnen (tijdelijke) participatiebelemmeringen zich ontwikkelen tot zwaardere problematiek en eenzaamheid. Ouderen brengen de mogelijkheid tot het onderhouden van contacten veelal in verband met hun ge‐ zondheid en mobiliteit en die van hun partner. In tegenstelling tot het vragen van hulp aan anderen waarin ouderen schromen tot het echt niet anders kan, ervaren ouderen het geven van hulp bijna als een vanzelfsprekendheid. Er zijn vele gelegenheden en activiteiten in de gemeente Aalten waar 65‐ plussers zich bij kunnen aansluiten. Naoberschap, burenhulp, speelt een belangrijke rol. Lokale vereni‐ gingen en initiatieven zoals ‘Schoef es an’, sjoelen, het koor, vrijwilligerswerk en de kerk spelen een belangrijke rol in het leven van ouderen. Deze worden door vrijwel alle geïnterviewden ook genoemd. De keerzijde hier van is dat er wel veel aanbod is, maar dat dit niet perse een oplossing is. Mensen kunnen zich ook in grote gezelschappen eenzaam voelen doordat ze geen aansluiting (meer) vinden, het durven delen van je zorgen of dagelijkse beslommeringen is een eerste voorwaarde. Ontmoeting alleen is niet de oplossing. Een mogelijke belemmering voor participatie voor zowel ouderen als jongvolwassenen, naast vraag‐ verlegenheid en het taboe op eenzaamheid, is mantelzorg. Doordat mensen vraagverlegen zijn en schromen hun zorgen te delen, blijft de problematiek veelal voor de omgeving verborgen. In het geval van mantelzorg, betekent dit een extra belasting. Uit landelijk onderzoek door de GGD blijkt namelijk dat mantelzorg een risico tot het ontwikkelen eenzaamheid en mogelijk zelfs sociaal isolement (Brink & Savelkoul, 2012; Van de Maat, Vermaas & Kruijswijk, 2013).
Vraagpatroon 1: Je thuis voelen in je woonomgeving. Zowel ouderen als jongvolwassenen tonen hierin eigen initiatief door actief deel te nemen in vereni‐ gingen en vrijwilligerswerk. voor jongvolwassenen zijn de zelfgeorganiseerde hokken voor ontmoe‐ ting met vrienden van belang. Voor met name ouderen, maar ook jongvolwassenen, is buurtmaken (nog steeds) een belangrijk onderdeel van het leven. Dit patroon vraagt dan ook vooral om het be‐ houden en door‐ontwikkelen van bestaande initiatieven. Behoeftelogica Eisen Als individu gezien te worden Wensen Erbij horen en thuis voelen in buurt, wijk en vriendengroep Nodig hebben Steun vrijblijvend individueel of in groepsverband, je onderdeel voe‐ len van je woonomgeving. Plekken om elkaar te ontmoeten. Bijdragen individueel ‐ Als nieuwkomer buurt maken en kennismaken ‐ Aansluiten bij verenigingen, sportgroep en hobbyclubs Bijdragen collectief ‐ Laagdrempelige ontmoetingsplaatsen zoals Kulturhus en Schoef es an behouden, meer vraag naar activiteiten voor kinderen en jonge‐ ren ‐ Lokale uitgaansgelegenheden met latere sluitingstijden ‐ Platform (evt. digitaal) om in gesprek te komen, ideeën uit te wis‐ selen of activiteiten te organiseren
6
Vraagpatroon 2: Deel je dagelijkse beslommeringen. Er is een algemene behoefte aan laagdrempelig contact met elkaar. Er is al veel te doen in de ge‐ meente Aalten voor en door ouderen. Jongvolwassenen zoeken hun eigen weg en zijn daar over het algemeen tevreden mee. Voor beiden geldt wel een wens om meer contact tussen ouderen en jong‐ volwassenen. Behoeftelogica Eisen Contact met anderen: jong en oud Wensen Mijn dagelijkse doen en laten delen, iets voor elkaar kunnen beteke‐ nen: wederkerigheid Nodig hebben Aanspraak en gezelligheid, leren van elkaar Bijdragen individueel ‐ Face to face persoonlijk contact en via social media ‐ Oud en jong in wijk of buurt uitnodigen ‐ Samen eten met een buurman of wijkbewoner ‐ Een spontaan bezoekje of bloemetje Bijdragen collectief ‐ Inzet vrijwilligers ‐ Laagdrempelige inloopplek ‐ Aandacht van clubs en verenigingen voor reden van stoppen deelname aan activiteiten van kwetsbare mensen ‐ Breng oud en jong met elkaar in contact ‐ Onderzoek Buurt aan zet
Vraagpatroon 3: Kom ermee voor de dag Blijf er niet alleen mee rondlopen. Deel je probleem. Doorbreek het taboe op eenzaamheid. Dit vraagpatroon geldt voor jongvolwassenen en ouderen. Het gaat hier om inzicht in en houding ten op‐ zichte van eenzaamheid, zowel jongvolwassenen als ouderen hebben de wens om meer te delen en aan elkaar te durven vragen hoe het écht gaat. Behoeftelogica Eisen Herkenning en erkenning Wensen Begrip krijgen, mensen om je heen die je vertrouwt Nodig hebben Openheid Bijdragen individueel ‐ Wees eerlijk, stel je open, laat je gevoel spreken. Geef eerlijk ant‐ woord op de vraag hoe het met je gaat. ‐ Zelf initiatief nemen om contact te maken, aan de ander durven doorvragen wanneer je vermoedt dat die het moeilijk heeft ‐ Blijf meedoen en sluit je aan bij sportclub of verenigingen en doe mee aan fietstochtjes en wandelingen
7
Bijdragen collectief
‐ Vorm gespreksgroepen op basis van bijv. thema’s uit het onderzoek: Bijv. jongvolwassenen en ouderen: mantelzorg, beperkingen Bijv. jongvolwassenen: werkloosheid, pesten ‐ Voor jongeren, start met voorlichting op scholen over eenzaamheid ‐ Anoniem aanspreekpunt, voor jongvolwassenen bij voorkeur ook online ‐ Betrek verenigingen en kerk bij opsporen van eenzaamheid, sigges‐ tie: maak gebruik van werkboek Doorbreek Eenzaamheid en Sociaal Isolement ‐ Verspreid en initieer het spel Hoe ist?! op centrale plekken in de ge‐ meente Aalten
Vraagpatroon 4: Zelf doen goed, vragen moet. Dit patroon geldt met name voor ouderen. Er is een sprake van een hoge mate en ideaal van zelfred‐ zaamheid in combinatie met een schroom om om hulp te vragen. Ouderen zijn het liefst zo lang mo‐ gelijk, actief, mobiel en zelfstandig, soms is hier hulp bij nodig. Wanneer ouderen hier keuzemogelijk‐ heid en wederkerigheid in ervaren zeggen ze eerder om hulp te zullen vragen. Behoeftelogica Eisen Autonomie en privacy Wensen Zelfredzaamheid, keuzemogelijkheid en wederkerigheid Nodig hebben Zekerheid en steun van elkaar Bijdragen individueel ‐ Vraag anderen en laat weten waar hulp bij nodig is ‐ Ga in je nabije omgeving na wie welke kwaliteiten heeft en vraag mensen die tijd en gelegenheid hebben te helpen ‐ Doe waar mogelijk ook zelf een aanbod als wederdienst Bijdragen collectief ‐ Ontwikkel een laagdrempelig systeem voor de wederkerige uitwis‐ seling van diensten ‐ Zorg voor een flexibele buurttaxi/ rijdende winkel ‐ Ontwerp een buurtschrift waarin men kan aangeven wie wanneer welke hulp nodig heeft en wil bieden ‐ Zorg voor levensloopbestendige en betaalbare gelijkvloerse woningen voor de mensen met lagere inkomens ‐ Zorgzekerheid en betaalbare professionele hulp
8
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Uit eerder onderzoek door SGBO Benchmarking (2013) naar participatie en individueel welzijn in de gemeente Aalten bleek dat inwoners van de gemeente Aalten over het algemeen een hogere partici‐ patiescore hebben dan de referentiegroep. Toch zijn bij de gemeente naar aanleiding van dit onder‐ zoek enkele vragen opgekomen, zoals blijkt uit de intern verspreide samenvatting van het onderzoek (Auteur onbekend, 2013). De gemeente merkt op dat de participatiescore van inwoners tussen de 18 en 54 jaar hoger is dan de referentiegroep (Auteur onbekend, 2013). Tegelijkertijd wordt genoemd dat de participatiescore van inwoners van 65 jaar en ouder duidelijk lager is. Ook geeft 37% van de inwo‐ ners aan dat zij een of meerdere belemmeringen ervaren die participatie in de weg zitten (ibid.). Dit is iets hoger dan de referentiegroep, waar dit voor 33% geldt. Daarnaast is er een verschil opgemerkt tussen de kernen, met name in Dinxperlo is men iets eenzamer dan in de andere drie kernen (Brede‐ voort, Aalten en het buitengebied) (SGBO, 2013). Naar aanleiding van deze uitkomsten heeft de gemeente Aalten het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen benaderd om te onderzoeken wat deze uitkomsten voor de inwoners betekenen. In het onderzoek van SGBO wordt genoemd dat de aanname is dat iemand die participeert het ook op andere fronten goed doet: dat wil zeggen dat die ook minder eenzaam is en een sterk sociaal vangnet heeft (SGBO, 2013). De vraag is dan wat zegt de lagere participatiescore van 65‐plussers (in vergelijking met de referentiegroep) over ervaringen van eenzaamheid? Daarnaast was zowel de gemeente Aalten als Figulus Welzijn erg benieuwd naar de beleving van jongvolwassenen, aangezien ze dit naar eigen zeggen in de gemeente nog onvoldoende in beeld hebben. Daarom zullen we in dit onderzoek het perspectief van jongvolwassenen (18‐35) ver‐ gelijken met dat van 65‐plussers. Tevens zullen we rol van de lokale context onderzoeken door Aalten, Dinxperlo en Lintelo te vergelijken, hiermee hopen we een verklaring voor de afwijkende uitslagen voor Dinxperlo uit het participatie‐onderzoek te vinden.
1.2 Vraag- en doelstelling Op basis van het vooronderzoek en gesprekken met de gemeente en betrokken professionals van Figulus Welzijn en Careaz zijn de volgende centrale vraag en deelvragen opgesteld: Centrale vraag: Hoe ervaren jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+) uit Aalten, Dinxperlo en Lintelo eenzaamheid? Deelvragen 1. Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid van jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+)? 2. Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaringen van eenzaamheid jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+)? 3. Wat is de invloed van de lokale context van de verschillende kernen in de gemeente op de ervaringen van eenzaamheid van jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+)?
Doelstelling Inzicht geven in de factoren die van invloed zijn op de ervaring van eenzaamheid onder jongvolwasse‐ nen (18‐35) en ouderen (65+) in de gemeente Aalten (Aalten, Dinxperlo, Lintelo) ten einde aanbeve‐ lingen te kunnen doen aan de gemeente Aalten om eenzaamheid te kunnen signaleren en trachten op te pakken op een wijze die aansluit bij de wensen, behoeften en competenties van bewoners.
9
Tevens zal het inzicht in de ervaringen van eenzaamheid onder jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+) in Aalten gebruikt worden om de landelijke werkwijze Doorbreek Eenzaamheid en Sociaal Isole‐ ment, ontwikkeld door de Wmo Werkplaatsen, te verbeteren. De pilot van deze training wordt tevens aangeboden aan de gemeente Aalten. Vijf professionals, afkomstig van Figulus Welzijn en het Wmo‐ loket zullen deelnemen.
1.3
Perspectief van jongvolwassenen en ouderen
Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de wensen, behoeften en competenties van inwoners van de gemeente Aalten ten aanzien van de ervaring van eenzaamheid en de betekenis van sociale contacten in de drie verschillende kernen Aalten, Lintelo en Dinxperlo. Om dit te meten wordt als vervolg op het eerdere vragenlijsten onderzoek door SGBO (2013), nu gebruik gemaakt van narra‐ tieve onderzoeksmethoden door middel van 87 diepte‐interviews met jongvolwassenen en ouderen.
1.4 Aalten, Lintelo en Dinxperlo De onderzoekers hebben in overleg met de gemeente Aalten en Figulus Welzijn en Careaz gekozen voor een vergelijking van Aalten, Dinxperlo en Lintelo. Aalten, Dinxperlo en Lintelo (als deel van het buitengebied) zijn tevens onderzocht in het eerdere participatieonderzoek (SGBO, 2013), omdat Dinxperlo op bepaalde punten afweek is er voor gekozen om deze kern weer op te nemen. Daarnaast is gekozen voor het buurt‐ schap Lintelo als deel van het buitengebied. De keuze voor deze drie ker‐ nen sluit tevens aan bij het lopende onderzoek Buurt aan Zet door Figu‐ lus Welzijn en Careaz. Figuur 1. Gemeente Aalten.
1.5 Over eenzaamheid Uit onderzoek van de afgelopen veertig jaar blijkt dat ongeveer 30% van de Nederlanders eenzaam is, waarvan ongeveer 20% matig eenzaam en ongeveer 10% sterk eenzaam (Van Tilburg & De Jong Gier‐ veld, 2007). Uit recentelijk onderzoek is gebleken dat zelfs 38% van de Nederlanders, ouder dan 19 jaar, zich eenzaam voelt, waarvan 8% sterk eenzaam (RIVM, 2013). Eenzaamheid treft mensen van alle leeftijden en uit alle lagen van de samenleving. Eenzaamheid is: ‘Het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Het kan zijn dat het aantal contacten dat men heeft met anderen geringer is dan gewenst. Het kan ook zijn dat de kwaliteit van de gerealiseerde relaties achterblijft bij de wensen (De Jong Gierveld, 1984). Verschillende kenmerken van mensen, maar ook negatieve levensgebeurtenissen beïnvloeden de kans op eenzaamheid: bijvoorbeeld het verlies van een dierbare, echtscheiding, gezondheidspro‐ blemen of grote veranderingen zoals een verhuizing of ontslag. Actief signaleren en bespreekbaar ma‐ ken is belangrijk, omdat eenzaamheid en sociaal isolement kunnen leiden tot sociale, psychische en medische problemen (De Jong Gierveld, 1998; Hawkley & Cacciopo, 2010). Eenzaamheid wordt in onderzoek vaak onderverdeeld naar emotionele en sociale eenzaamheid (Fok‐ kema & van Tilburg, 2006; Van Tilburg & De Jong Gierveld, 2007). a. Sociale eenzaamheid: is gekoppeld aan een tekort aan sociale integratie, het ontbreken van contac‐ ten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden, ken‐ nissen of collega’s. b. Emotionele eenzaamheid: treedt op als iemand een hechte, intieme band mist, bijv. levenspartner.
10
1.6 Narratieve analyse leidt tot vraagpatronen Door het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief is een vraaganalyse‐instrument ont‐ wikkeld waarmee de wensen, behoeften en competenties van mensen in beeld gebracht worden. De samenhangen in wensen, behoeften en competenties worden aangeduid met de term vraagpatronen (van Biene, et al, 2008). Meer specifiek is een vraagpatroon: een samenhangende, gereconstrueerde set van wensen, behoeften en mogelijke bijdragen van leden van een groep of inwoners van een wijk of buurt. Inzicht in vraagpatronen is een belangrijke stap in de ontwikkeling van vraaggericht werken, omdat het achterliggende waarden en betekenissen bloot legt, die fundamentele behoeften van men‐ sen in hun context weergeven. Deze vraagpatronen vormen daarmee een ijkpunt voor de inrichting van verschillende soorten dienstverlening. De kern van de vraagpatronenanalyse wordt gevormd door een open interviewmethode en een code‐ ringsinstrument. Een narratieve analyse gaat verder dan een reguliere kwalitatieve analyse van open interviews in, omdat niet alleen wordt gekeken naar de inhoudelijke thema’s die aan de orde komen, maar dat ook met behulp van analyses van de taal wordt gekeken vanuit welk perspectief mensen iets zeggen en op welke manier ze dat doen. Een dergelijke analyse geeft inzicht in het onderliggende per‐ spectief van de geïnterviewden waaronder hun levenshouding en identiteit (Culler, 2001; Holstein & Gubrium, 2000).
1.7 Onderzoeksaanpak De aanpak voor dit onderzoek is kwalitatief: gegevens worden verzameld met behulp van open inter‐ views. Deze interviews zijn letterlijk uitgeschreven en met een vooraf ontworpen categorieënsysteem gecodeerd. De analyses leveren uiteindelijk interpretaties in de vorm van (voorlopers van) vraagpatro‐ nen. Naast kennis en inzicht levert het onderzoek handelingsperspectieven op. Deze perspectieven komen tot uitdrukking in de transdisciplinaire bijeenkomst waarin de gevonden vraagpatronen aan betrokken respondenten en professionals worden voorgelegd met de vraag of zij de patronen herken‐ nen en erkennen. In deze bijeenkomst vindt vervolgens gezamenlijke betekenisgeving plaats en wordt met behulp van co‐creatieve werkwijzen gezocht naar breed gedragen oplossingen. De conclusies wor‐ den alleen als vraagpatronen benoemd als dit proces voltooid is. Deze verwerkingsslag met en door betrokkenen kenmerkt het praktijkgerichte aspect van het onderzoek en vormt een opmaat voor daad‐ werkelijke implementatie van praktijkverbetering. Narratief: een op zichzelf staand verhaal met een kop, romp, staart en een plot. In dit onder‐ zoek zijn dit de interviewfragmenten van een hanteerbare, maar voldoende elementaire om‐ vang. De narratieven vormen de onderzoekseenheden. Vraagpatroon: overkoepelende thema’s uit de individuele interviewgesprekken, de samenhang in wensen, behoeften en competenties. Transdisciplinaire bijeenkomst: partijen met verschillende kennis, ervaring en vaardigheden werken samen om zo nieuwe kennis, kunde en voldoende draagvlak te ontwikkelen. In dit on‐ derzoek worden ideeën en acties geformuleerd door groepen met burgers, vrijwilligers, beleids‐ makers, professionals en onderzoekers. Alle betrokken studenten zijn door het lectoraat geschoold in narratief onderzoek. Allen hebben een‐ zelfde interviewguide gebruikt. Elke student die betrokken was bij het onderzoek is gestart vanuit de‐ zelfde centrale onderzoeksvraag en de daarbij behorende deelvragen.
11
2.
Methoden van onderzoek
2.1 Respondenten De onderzoekspopulatie bestaat uit inwoners van de gemeente Aalten die: a) tussen 18 en 35 jaar of 65 jaar en ouder zijn; b) woonachtig in Aalten, Dinxperlo of Lintelo. De gemeente streefde naar 60 interviews, gelijk verdeeld over verschillende leeftijdscategorieën en locaties om zo een doorsnee te krijgen van de gemeente. Er hebben 87 gesprekken plaatsgevonden. Er zijn meer ouderen dan jong‐ volwassenen geïnterviewd. Studenten van Gerontologie & Geriatrie hebben 27 extra interviews met ouderen uitgevoerd. Er hebben 21 studenten en onderzoekers aan dit project gewerkt (zie bijlage 1). Interviews Aalten Dinxperlo Lintelo Totaal Jongvolwassenen (18‐35) 10 10 10 30 Ouderen (65+) 18 22 17 57 Totaal 28 32 27 87
2.2 Dataverzameling De voorliggende studie betreft een narratief onderzoek. Het narratieve aspect heeft betrekking op het type interviewgegevens dat is verzameld en de analysemethode die is gehanteerd. Met behulp van een open interviewmethode werden zogeheten narratieve gegevens verzameld. Narratieven gaan over biografische bijzonderheden zoals ze verteld worden door degenen die ze hebben meegemaakt. Bij narratieve interviews is het van belang mensen uit te nodigen om te vertellen over een of enkele globale onderwerpen die de interviewer aan de orde wil stellen. In dit onderzoek ging het om ervarin‐ gen van eenzaamheid vanuit het perspectief van jongvolwassenen en ouderen. Interviewguide Het is van belang dat de interviewer open vragen stelt en aan de hand van de antwoorden van de respondent doorvraagt. Hierbij probeert de interviewer zo weinig mogelijk te sturen, met als uitzon‐ dering de startvraag. Een dergelijke startvraag wordt ook wel SQUIN genoemd, een zogeheten Single QUestion Inducing Narratives (Wengraf, 2001). De startvraag in dit onderzoek luidde: “Vertel eens, wat doet u zoal op een dag of in een week?” De interviewguide bevatte naast de startvraag suggesties voor doorvragen ten aanzien van de hoofdthema’s wonen, sociale relaties, zingeving, persoonlijke ont‐ wikkeling en welbevinden. De topics dienden als geheugensteun voor de interviewer en niet om te sturen in het gesprek, aangezien de regie over de inhoud bij de respondent ligt. Narratieven In de narratieve analyse worden de onderzoekseenheden gevormd door de narratieven: interview‐ fragmenten van een hanteerbare, maar voldoende elementaire omvang. Criterium voor de segmente‐ ring (het plaatsen van scheidingen tussen fragmenten) is dat de resulterende narratieven inhoudelijk coherente stukken vormen. Elk narratief werd gecodeerd. De verzameling van de 5266 narratieven uit de 87 interviews vormde de totale dataset. Vraaggesprek Om de benodigde gegevens te kunnen verzamelen zijn de volgende stappen gevolgd: 1. Respondenten zijn geselecteerd aan de hand van leeftijdscriteria en woonplaats door de gemeente Aalten, Figulus Welzijn en Careaz. 2. De geselecteerde respondenten zijn benaderd voor deelname via een uitnodigingsbrief en daaropvolgend telefonisch contact door een interviewer; 3. De groep interviewers heeft voorafgaande aan het interviewen een training in de toepas‐ sing van de narratieve onderzoeksmethode Vraagpatronen gevolgd op de HAN; 4. De interviews werden bij de respondenten thuis gehouden waarbij de respondent door‐
12
5.
6.
gaans alleen werd geïnterviewd maar waarbij op verzoek van de respondent ook een an‐ dere (vertrouwens)persoon deel kon nemen aan het gesprek. Daarbij hebben interviewers gebruik gemaakt van een interviewguide (zie bijlage 2). De verklaring van toestemming is opgenomen; De gesprekken zijn letterlijk uitgeschreven, waarbij ook tekst van de interviewer is opgeno‐ men, weergegeven tussen vierkante haken ([…]) zodat het onderscheid tussen respondent en interviewer zichtbaar is. Hierna is de interviewtekst gesplitst in op zichzelf staande frag‐ menten; de zogeheten narratieven; De narratieven werden vervolgens ingevoegd in een Excel‐format met het axiaal codeer‐ systeem voor de verdere narratieve analyse (zie bijlage 3).
2.3
Vraaganalyse-instrument
Het instrument bevat drie categorieën (zie bijlage 4). Categorieën van het WAT Deze categorieën zijn gebaseerd op de levensdomeinen van Schalock en Begab (1990), de classificatie van het menselijk functioneren ICF (WHO, 2001). In feite geeft deze categorie weer waarover de res‐ pondent spreekt. Categorieën van het WIE Deze categorieën betreffen het perspectief van de spreker of andere actoren in de narratieven. Hierbij wordt onderscheiden vanuit welk perspectief het WAT moet worden geïnterpreteerd. De eerste drie categorieën gaan over het ruimtelijk perspectief. ‘Woning’, ‘straat/dorp’ en ‘omgeving’ en kunnen ge‐ zien worden als schaalniveaus. De laatste categorieën gaan over de verteller en het vertelniveau. De verteller haalt immers anderen aan, die op hun beurt weer een ander kunnen citeren. Daarnaast is de identiteit van degene die spreekt van belang. Dit onderscheid wordt aangegeven met de categorieën ‘eigen’, ‘naasten’ en ‘veraf’. Categorieën van het HOE Tenslotte categorieën van het HOE: is de respondent ergens bijvoorbeeld positief over of negatief
13
over? Met deze indeling geven we aan of de onderwerpen keuzes, zorgen of discussiepunten weer‐ spiegelen. Daarnaast wordt ook het gebruik van stijlfiguren geanalyseerd. Dit laatste aspect biedt meerwaarde omdat juist in de wijze waarop iemand zijn taal kiest informatie besloten kan zitten die niet in de woorden zelf tot uitdrukking komt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van clichéma‐ tige uitdrukkingen om commentaar te geven op pijnlijke zaken of taboes (bijvoorbeeld: “je hebt het er maar mee te doen” of “dood gaan we allemaal”).
2.4
Voorbereiding van de narratieve analyse
De verbatim transcriptie staat toe dat de letterlijke uitspraken van respondenten in de analyse zicht‐ baar blijven. In deze fase is dan ook geen datareductie uitgevoerd. Ook zijn codes voor respondenten en regelnummers toegevoegd zodat de context van de narratieven terug te halen is. Uitgangspunt is dat pas achteraf blijkt welke betekenis bepaalde narratieven hebben. Tenslotte stelt deze wijze van registratie de onderzoekers in staat de kwaliteit van de gehouden interviews te beoordelen. De narratieven zijn door de onderzoeksgroep gecodeerd in het codeerformat van het vraaganalyse‐ instrument. In de analyse werden drie fasen onderscheiden (Wester en Peters, 2004): a) exploreren van de onderzoeksvragen; b) specificeren en reduceren van de gegevens: identificeren van thema’s; c) integreren: verbanden tussen de thema’s uitwerken in patronen. Deze fasering resulteert in een iteratief interpretatieproces: telkens staat dezelfde inhoud centraal maar op verschillende niveaus van abstractie. De analyseprocedure vormt daarmee de eigenlijke pa‐ troonherkenningsactiviteit: door telkens sets van narratieven in overweging te nemen en te interpre‐ teren krijgt de onderzoeker steeds meer grip op de meest betekenisvolle aspecten van de totale set. Deze aspecten leiden tot de vraagpatronen. Hierbij helpen vragen als: Welke zorgen, keuzes, onder‐ werpen, discussiepunten worden in deze narratieven genoemd? Wat valt er op? Wat zijn de belang‐ rijkste thema’s? En zijn er verbanden tussen de thema’s? Deze interpretatiefase start met het zogehe‐ ten vragen stellen aan de data, waarbij de onderzoeksvragen beantwoord worden, waarna overstij‐ gend wordt gezocht naar vraagpatronen.
2.5 Analyse in 3 fases Op basis van de gekozen code‐combinaties zijn telkens sets van narratieven geconstrueerd die betrek‐ king hebben op elk van de onderzoeksvragen uit de inleiding (zie bijlage 5). Op iteratieve wijze zijn de narratieven geïnterpreteerd en werden de gegevens gespecificeerd, gereduceerd en geïntegreerd tot een niveau is bereikt waarop de formulering van een meer algemeen patroon mogelijk werd. In dit onderzoek hebben we de analyse in drie fases uitgevoerd. Fase 1: Analyse door 12 studenten en 2 onderzoekers van de eerste 60 interviews Fase 2: Analyse door 7 studenten en 2 onderzoekers van de 27 extra interviews met ouderen. Fase 3: Tot slot, is er een derde kwalitatieve inhoudsanalyse gedaan op alle 87 volledig uitgeschreven interviews door de auteurs. Op basis van deze analyse en de eerste 2 is dit rapport tot stand gekomen.
14
3 Resultaten Inleiding Eenzaamheid is iets wat je niet zomaar aan iemand kunt zien. Mensen zijn bovendien niet in te delen in eenzaam en niet eenzaam. Iedereen maakt in zijn of haar leven (perioden van) eenzaamheid mee. Daarom hebben we eenzaamheid in dit onderzoek vanuit een brede visie benaderd. We hebben men‐ sen naar hun dagelijkse leven gevraagd met als startvraag: Wat doet u zoals op een dag of in een week? (zie bijlage 2). Vervolgens hebben we doorgevraagd op het persoonlijke verhaal. Deze verhalen over het dagelijkse leven en de strubbelingen die mensen mogelijk tegenkomen hebben we onderzocht op mogelijke dimensies van eenzaamheid. Hierbij hebben we 3 niveaus onderscheiden: het individu en zijn of haar mogelijke ervaringen van eenzaamheid; het individu als deel van een sociaal netwerk en de lokale context waarin iemand woont, werkt, en de dagelijkse dingen doet. 1. Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid? a. Hierbij kijken we naar de rol van zelfredzaamheid, fysiek welbevinden, psychisch wel‐ bevinden, persoonlijke ontwikkeling en zingeving 2. Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaring van eenzaamheid? a. Hierbij kijken we naar de rol van zelfredzaamheid, fysiek welbevinden, psychisch wel‐ bevinden, sociale relaties, persoonlijke ontwikkeling en zingeving 3. Wat is de invloed van de lokale context op de ervaring van eenzaamheid in de verschillende kernen (Aalten, Dinxperlo, Lintelo)? a. Hierbij staan centraal de rol van de wijk, gemeenschapsactiviteiten, lokale culturele voorzieningen, zorg‐ en dienstverlening en commerciële voorzieningen. Hierbij zijn de resultaten voor jongvolwassenen en ouderen in eerste instantie apart van elkaar geana‐ lyseerd. In hoofdstuk 4 komen we vervolgens terug op de centrale vraag en laten we de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen jongvolwassen en ouderen zien.
15
Resultaten ouderen
Deelvraag 1. Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid van ouderen? 1.1 Zelfredzaamheid en fysiek welbevinden Gezondheid is een groot goed. De fysieke problemen waarmee ouderen kampen zijn van verschillende aard. Vaak doen zich meerdere problemen tegelijk voor. Opvallend is dat ouderen zich door de fysieke problemen niet uit het veld laten slaan. Ouderen ondernemen van alles om in beweging te blijven; fietsen, wandelen, schaatsen, sjoelen, tennis. Men blijft het huishouden doen, doet een boodschapje en gaat naar therapie in het verpleeghuis. Niet alleen uit preventief oogpunt, maar ook voor de gezel‐ ligheid, nemen ouderen deel aan verschillende activiteiten. Voor de ontspanning en een praatje on‐ derweg fietst men soms van de een naar de ander. Andere vitale ouderen trekken er een weekend op uit naar familie in het Westen. Zolang mogelijk zelfredzaam en zelfstandig zijn is het motto. Professionele hulp van buitenaf wordt pas ingeschakeld alleen als het echt nodig is. Voor veel ouderen is het motto ‘as sas was, sas was kas’ ofwel doe wat je kunt. Sommige ouderen nemen voorzorgsmaatregelen om in de toekomst zo zelfred‐ zaamheid mogelijk te blijven. Hoe het verder in de toekomst moet, daar denkt men verschillend over. Sommige ouderen vinden het goed zolang zij zelf hulp kunnen inkopen en kunnen blijven wonen waar men woont. Woningen worden gelijkvloers gemaakt, badkamers aangepast en trappen voorzien van leuningen. Andere ouderen kiezen ervoor om te verhuizen naar een seniorenwoning. De dagbesteding bij dokter Jenny is voor veel ouderen in Dinxperlo een uitkomst met name wanneer een aandoening veel fysieke beperkingen met zich meebrengt. Doordat de zorgkosten oplopen hebben sommigen ou‐ deren het gevoel dat er in financieel opzicht van alle kanten aan hen geplukt wordt.
16
Ouderdom komt nou eenmaal met gebreken. Als XXX in het weekend komt, dan ga ik douchen. Door de week kan ik me heel goed van top tot teen wassen en verzorgen. Ik hoef niet iemand die mij komt helpen te douchen. Ik ga naar buiten zolang ik nog de paraplu op kan laten en uhm niet onderste boven waai. Bij het ramen wassen willen de kinderen niet dat ik op een trapje ga staan, dus dat doet mijn schoondochter. Die andere doe ik wel zelf, maar wat een beetje hoger is, dat doet zij. Wij vinden het heel belangrijk dat wij zelfstandig zijn en dat proberen we zo lang mogelijk vol te houden. We hebben inmiddels een traplift naar boven. Dat is nog niet perse nodig, maar al wel vast geïnstalleerd, dus daarmee kun je langer thuis blijven wonen. Als anderen beginnen te praten, kan ik net zo goed op huis aan gaan, want ik hoor niks! Als er een stuk of 5, 6 man zijn, is het voorbij. Wij hadden vroeger een grote vriendenkring, heel groot. Maar toen mijn man doof werd, dan raak je vrienden kwijt. Zij kunnen niet meer met hem praten en dan wordt de kenniskring erg klein, heel erg klein. Veel ouderen zoeken creatieve oplossingen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Om met een scootmobiel en rollator als stel samen aan te komen op een verjaardag vertrekt de een bijvoor‐ beeld wat eerder dan de ander. Fysieke beperkingen brengt echtparen ertoe lichte en zwaardere huis‐ houdelijke taken onderling anders te verdelen. Zintuiglijke stoornissen zijn lastiger te ‘overbruggen’ met creatieve oplossingen, zoals blijkt uit de verhalen. Slecht zien of horen weerhoudt ouderen alleen op stap te gaan of ’s avonds de deur uit te gaan. Vanwege visus of stemproblemen zegt men het lid‐ maatschap van het zangkoor op. Deze beperkingen kunnen bovendien kan leiden tot sociale beperkin‐ gen, ouderen kunnen niet meer met alles meedoen en daarmee zelfs vrienden kwijtraken. Mobiliteit wordt als zeer belangrijk ervaren. De zelfredzaamheid wordt ernstig beperkt, wanneer au‐ torijden, fietsen of een ander vervoersmiddel van voorkeur niet (meer) mogelijk is. Ouderen houden hun rijvaardigheid bij door regelmatig een rondje te rijden. Sommigen rijden auto omdat men zich als fietser niet veilig voelt, anderen pakken tot op hoge leeftijd de fiets. De scootmobiel is een favoriet vervoermiddel voor kortere afstanden. Ouderen die een rollator gebruiken zeggen over een drempel heen te moeten stappen wanneer zij er voor het eerst mee naar buiten gaan. Ouderen van niet‐Nederlandse oorsprong ervaren hun afkomst als een barrière voor het leggen van contacten. De Nederlandse taal die zij hebben geleerd te spreken om zich te kunnen redden wordt in hun ogen niet gewaardeerd, omdat het ‘hoog’ Nederlands is en geen dialect. 1.2 Psychisch welbevinden Veel ouderen hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Het overlijden van een partner of dier‐ baar persoon komt in vele verhalen naar voren. Men herinnert zich vaak niet alleen plaats, maar ook tijdstip en omstandigheden van overlijden. Soms zijn ouderen ontroostbaar en is het overlijden van een partner voor hen een blijvend gemis. Soms voelen ouderen zich eenzaam na het overlijden van partner omdat degene die je het beste begreep en aan wie je altijd raad kon vragen, er niet meer is. 17
Ook de definitieve scheiding van je partner door opname op een afdeling voor dementie brengt ver‐ driet. Een geïnterviewde vertelt over het leven na twee zelfdodingen in een gezin. Een ander legt uit hoe de relatie op de proef is gesteld door het verongelukken van een zoon. Ondanks deze droeve gebeurtenissen probeert men niet bij de pakken neerzitten, ‘want het leven gaat wel verder.’ Dat ziet men niet. Maar ik zeg het ook niet. Ik wil niet zielig gevonden worden. Snap je? Jij ging de mensen uit de weg. Als hij iemand zag aankomen, maakte hij een omweg. Praten… Dat zou ik makkelijker doen met jullie bijvoorbeeld of met een vreemde, dan met ie‐ mand die mij heel goed kent want… Dat is wel zo, mensen praten ook heel veel over elkaar. Eerder was het altijd van wat vind je ervan? Wat zullen we doen? Dat mis ik nu. Ik kan goed alleen zijn. Dat uh, dat uh, echt eenzaam ben ik nooit. Soms is, de zondagen wel‐ eens, dan denk ik van, oh dan ga ik naar buiten en dan ga ik ergens een eindje fietsen en een kopje koffie drinken ja, dat breekt de dag. De hele zondag thuiszitten, dat vind ik niet leuk. Eenzaamheid, daar loop je niet mee te koop. Eenzaamheid dat zit ‘m in jezelf, dat zit ‘m niet in aan hoeveel activiteiten je deelneemt. Iedereen die wil mag komen, maar degenen die dat niet doen, is hun eigen schuld eigenlijk. Ik ben ook al bij iemand aan de deur geweest, maar die krijg ik er niet uit. Als je het drie of vier keer vraagt dan is het wel afgelopen. Wat bij verschillende ouderen een rol speelt wat betreft psychisch welbevinden is de drempel om zor‐ gen met elkaar te delen. Men wil elkaar wel steunen, maar begrijpt elkaar niet altijd. Dit kan gevoelens van eenzaamheid veroorzaken binnen relaties. Ouderen die zorgen hebben over de gezondheid van hun partner durven daar in eigen kring niet goed over te praten. Soms omdat men zelf geen gemakke‐ lijke prater is of omdat men het gevoel heeft dat mensen elkaar dingen gemakkelijk doorvertellen. Onzichtbare gebreken kunnen een drempel opwerpen ten opzichte van anderen. Bijvoorbeeld niet meer kunnen proeven en steeds weer ‘lekker hè’ moeten horen, maakt dat een geïnterviewde zich alleen en onbegrepen voelt. Ouderen vertellen hoe moeilijk ze het vinden om persoonlijke gevoelens te delen met anderen, hier gaan soms jaren overheen. Problemen kunnen zo zwaar op hun schouders drukken dat men de problemen van een ander er niet altijd bij kan hebben. Mensen kunnen reageren door contact met anderen te vermijden. Uit de verhalen komt indirect naar voren dat ouderen zichzelf verantwoordelijk stellen om er op uit te gaan om eenzaamheid tegen te gaan. Echter, de vraag is of men wanneer men eigen gevoelens niet deelt, zich daadwerkelijk minder eenzaam zal voelen. 1.3 Persoonlijke ontwikkeling en zingeving Familie, kinderen en kleinkinderen komen bij ouderen als eerste in beeld wanneer zij stilstaan bij de zin van het leven. Zijn de familiebanden goed en leven kinderen en kleinkinderen onbezorgd en geluk‐ kig, dan voelt men zich rijk. Ouderen spannen zich in om met familieleden in contact te blijven. Zij blijven graag steun en toeverlaat voor partner, kinderen en kleinkinderen. Ouderen voelen zich nuttig
18
wanneer ze gevraagd worden om in de vakantie bij te springen voor druk werkende kinderen. Huis‐ houdelijke activiteiten binnenshuis en werk in de tuin worden beschouwd als nuttige werkzaamheden. Men doet het graag, ook voor de ander. Het ervaren van zingeving zit in kleine dingen als een kleinzoon die door jou gebreide sokken aan doet. De zin van het leven wordt overigens niet uitsluitend ontleend aan het uitvoeren van concrete activiteiten. Een goed gesprek en warm contact met een ander, het geloof, maar ook de groei en bloei van bomen en planten en mooie muziek kunnen een rijk gevoel geven. [man hertrouwd met weduwe] Dat je daar ook gewaardeerd wordt, dat je daar ook gezien wordt eigenlijk als vader of opa, dat is natuurlijk heel, heel belangrijk. Dat doet beseffen, dat je iemand begript hoe je vuult, dan kom je in een heel ander contact. Als ik deze knapen zie dan ben ik het gelukkigste. Vind je het gek? Het is mijn eigen vlees en bloed he. Dat is een gevoel dat je nooit vergeten zal. Dan voel je je happy. De kerk en het geloof nemen voor velen in Lintelo, Dinxperlo en Aalten een centrale plaats in. Ouderen praktiseren hun geloof door bijvoorbeeld te collecteren. Men geniet ervan om in iedere straat te ko‐ men en een praatje te maken met mensen. Jarenlang is men als ouderling bij de kerk betrokken, ver‐ richt men werk voor het secretariaat van de kerk of bezorgt men de kerkkrant. Een goed contact met de medemens staat hoog in het vaandel. Ouderen nemen deel aan lokaal geor‐ ganiseerde bijeenkomsten en activiteiten om met elkaar in contact te komen en met leeftijdsgenoten ervaringen uit te wisselen. Menigeen ervaart plezier in activiteiten in groepsverband. De interesses variëren van korfbal tot (volks)dansen, tekenen, schilderen, bloemsierkunst tot mondorgel en kleppe‐ ren. In Dinxperlo treft men elkaar graag bij Figulus. Het hervatten van oude bezigheden en hobby’s geeft nieuwe energie. Het leven wordt als zinvol ervaren wanneer men buiten activiteiten kan onder‐ nemen. Wanneer dat wegvalt voelen veel ouderen een soort onmacht en eenzaamheid. Al deze vrij‐ willige inspanningen geven aan hoe belangrijk ouderen het vinden. Meerdere ouderen geven aan dat vrijwilligerswerk het leven heeft verrijkt. Als vrijwilliger verrichten ouderen graag administratieve en bestuurlijke activiteiten in het verlengde van het werk dat men vroeger deed. Veel inspanningen zijn verricht om het Kulturhus in Lintelo op te richten. Ouderen zijn er trots op dat er veel vrijwilligers bij betrokken zijn en er is een actieve programmacommissie. Ouderen hebben er moeite mee, wanneer ze genoodzaakt zijn door gezondheidsproblemen te stoppen. Deelconclusie 1 ouderen: Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid? Opvallend is dat ouderen zich door hun fysieke problemen niet uit het veld laten slaan. Zij willen zo lang mogelijk zelfredzaam zijn en gaan ondanks beperking of ongemak de uitdaging aan om een fiets‐ tocht of wandeltocht te ondernemen. Professionele hulp van buitenaf wordt pas ingeschakeld als het echt nodig is. Ouderen zoeken creatieve oplossingen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Het leven wordt als zinvol ervaren wanneer men (buiten) activiteiten kan ondernemen voor en met anderen, in het kader van de kerk, vrijwilligersverenigingen of voor familie en buren. Wat bij verschil‐ lende ouderen een rol speelt wat betreft psychisch welbevinden is de drempel om zorgen met elkaar te delen. Men wil elkaar wel steunen, maar begrijpt elkaar niet altijd. Dit kan blijvende gevoelens van eenzaamheid veroorzaken. Uit de verhalen komt indirect naar voren dat ouderen zichzelf verantwoor‐ delijk stellen om er op uit te gaan om eenzaamheid tegen te gaan. Echter, de vraag is of men wanneer men eigen gevoelens niet deelt, zich daadwerkelijk minder eenzaam zal voelen.
19
Deelvraag 2: Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaring van eenzaamheid van ouderen in de verschillende kernen van de gemeente Aalten? 2.1 Zelfredzaamheid en fysiek welbevinden Ouderen voelen zich over het algemeen gesteund door de sociale omgeving. Praktische ondersteuning van buren en kinderen in de nabije omgeving maken dat ouderen langer zelfstandig kunnen wonen. Ouderen met fysieke klachten zijn blij met de ondersteuning van partner, kinderen en kleinkinderen. Zij worden gehaald en gebracht naar het ziekenhuis indien nodig en kinderen bellen regelmatig om te vragen hoe het is. Vaak worden ouderen ook door vrienden in de gaten gehouden.
De buren zeggen ook, als er wat is trek aan de bel. Ze houden in de gaten of ik ‘s morgens uhm uit bed kom. Als het negen uur is geweest dan staan ze achter op het raam te tikken. De buurvrouw hiernaast, dat is een heel lief mens, die wordt al 88, dus daar kan ik niks van ver‐ wachten. Nou en die jongeren hier ook niet. Daar heb je verder weinig contact mee, want die werken allemaal. Ik ga weleens naar weduwe die buitenaf woont, die vindt dat prachtig als je komt. Alleen de aandacht al, die je geeft. Ene telefoontje na de ander. Hoe is het? Van vrienden en broers en zussen en de kinderen. We hoeven ook nooit alleen naar het ziekenhuis, er was er altijd wel eentje die klaar stond. Als iemand mij hier zou moeten helpen, dat je dan wel het gevoel hebt dat je baas in eigen huis blijft. Ik vind belangrijk dat mensen hoe oud ze ook zijn en wat er ook aan mankeert dat ze hun eigen leven mogen leven zoals ze dat zelf willen. Voor buren is het vaak een vanzelfsprekendheid een oogje in het zeil te houden. Als je het maar vraagt kun je altijd een beroep doen op de buurvrouw ook al heb je elkaar een tijdje niet gezien. Over buren die in oorlogsjaren onderdak hebben geboden wordt liefdevol gesproken. Buren houden elkaar graag op de hoogte van nieuwtjes en helpen elkaar met praktische zaken. In een straat waarin men iedereen kent voelt men zich prettig. Elke ochtend even de krant van gisteren in de bus doen is een mooie gele‐ genheid om even je hand op te steken en te kijken of alles goed is. Ouderen die naar een seniorenwo‐ ning zijn verhuisd vinden het prettig daar weer met hun oude buren te wonen. Het wegtrekken van een goede buur naar een andere woonplaats voelt soms als een gemis. Sommige ouderen die zijn verhuisd hebben geen behoefte aan nieuwe contacten, zij hebben hun eigen kennissen, bijvoorbeeld via de kerk. In Aalten noemen ouderen dat het sociale contact tussen jongere buurtbewoners en ou‐ deren vaak oppervlakkig is. Het ligt volgens hen minder voor de hand dat jongere wijkbewoners in‐ springen. Anderen zeggen juist de gesprekjes met jongeren op straat of in Dinxperlo bij het blauwe meer, zeer te waarderen. Nieuwkomers in seniorenwoningen in Aalten (uit Dinxperlo en Lintelo of omstreken) nemen doorgaans de moeite om kennis te maken met medebewoners, maar reserveren de term buren liever voor de buren uit het voormalige dorp want daar had je vanzelfsprekend contact mee en hielp je elkaar over en weer. Kerkburen hebben een vaste plaats in de kerk, maar door sluiting van de kerk in 2000 of doordat men kerkdiensten in omliggende plaatsen bezoekt, ontbreekt het soms aan bekende gezichten. 20
Tegelijkertijd benoemen veel ouderen dat ze moeite hebben een beroep op anderen te doen. Kinderen wonen vaak ver weg, hebben een eigen leven opgebouwd en volgens de geïnterviewden al genoeg aan het hoofd. Ouderen doen er alles aan om te voorkomen dat zij teveel beroep doen op de kinderen. Sommige ouderen ergeren zich eraan dat er vanuit overheidswege gezegd wordt dat de kinderen de mensen moeten verzorgen, omdat dat in veel gezinnen gewoon niet gaat. Ouderen vinden het belang‐ rijk om hun zelfstandigheid te behouden in de steun van hun sociaal netwerk. Als ik me niet lekker voel, ja dan zou ik een van mijn kinderen bellen als het echt iets is dat ik zeg van dat moeten ze ook echt weten hè, maar dat zou dan wel lang duren voordat ik dat doe. Maar als ik iets heb dan zitten de kinderen ermee en dat kan natuurlijk niet. Ja als het enigszins kan wil ik het wel allemaal zelf doen. Ik heb een hele goeie band met de kinderen, maar overloop hen niet. Nou zegt ze, dan kom ik toch gewoon even en eten we een bolletje en dan kan ik weer met een gerust hart weg. Maar dat moet je toch aangeven dat je dat wil.
2.2. Psychisch welbevinden De band met familieleden en sociale contacten in de buurt bepalen in belangrijke mate het psychisch welbevinden van ouderen. Een intieme en hechte band maakt blij, verstoorde contacten leiden tot zorgen. De woorden ‘Nou dan hoor je nu gewoon bij ons groepje’ na het overlijden van een zeer ge‐ waardeerde (stief)moeder doen goed en maken duidelijk hoe belangrijk het ook voor ouderen is om tot een familiekring te behoren. Veel grootouders zijn betrokken bij de zorg voor de kleinkinderen. Men geniet ervan om met kleinkinderen in het buitenland te mailen en is blij hulp van hen te krijgen met het computeren.
Dit is de eerste zomer dat ze er niet meer is, ik had nergens zin in. De gezelligheid, heerlijk. Ze zat bij me met de televisie en als er wat te doen was. Ik had een heel lief vrouwtje. Ja. Waren al 60 jaar bij mekaar. Met je buren. We gaan op vakantie, we doen dit, we doen dat. Maar als je er alleen voor komt te staan is er geen “we” meer. Je moet zelf je eigen invulling gaan geven. Hè waar leef je dan voor als je alleen bent. Ik bedoel ik kan me best voorstellen dat mensen op een gegeven moment zeggen van ik kap er mee. Ik heb na het overlijden van mijn man ook een periode gehad hoor, dat ik dacht welke boom zal ik eens pakken? Al zit je in een kamer vol mensen. Maar die hebben het dan over compleet andere dingen. Dan denk ik wel eens, jullie slaan de plank volledig mis. Dan kun je je eenzaam voelen. Als er nie‐ mand om je heen is die net zo denkt als jij. Op zondag was er kerkdienst. Dan ben je met elkaar en dan voelde het weleens alsof we er niet bij hoorden. Dat was allemaal zo’n kringetje.
21
Door lid te zijn van een vereniging wordt de kennissenkring uitgebreid. Deelname aan wandelgroepen met mensen met eenzelfde interesse is niet alleen gezellig, maar geeft ook een klik. Het delen van interesses is belangrijk om met meer regelmaat gezamenlijk activiteiten te ondernemen. Mensen heb‐ ben het gevoel erbij te horen wanneer ze door de buurman worden uitgenodigd voor een feest, een verjaardag of jubileum. Veel ouderen kunnen een hele optelsom maken van overleden familieleden en kennissen. Het overlij‐ den van partner of een vriendin uit het koor waarmee men optrok als eigen kinderen met vakantie zijn voelt als een groot gemis. Sommige ouderen lukt het niet het verlies van een partner te verwerken. Zij voelen zich eenzaam en alleen achtergelaten. Ouderen kunnen zich in een kamer vol mensen eenzaam voelen als er over compleet andere dingen wordt gesproken dan die hen bezighouden. Het impact van het overlijden van je partner wordt vaak pas begrepen door anderen wanneer ook zij alleen zijn komen staan. In gesprekken regelmatig de naam noemen van de overleden partner van vriend of vriendin of oude herinneringen ophalen doet opbloeien. Ja dat is heftig. Maar als je alles bij elkaar telt wat ik zo dagelijks doe en waar je dan op letten moet. Ik kan er heel goed met mensen over praten. Ja ik heb niet dat ik dat ga opslikken. Weet je, ik ben blij, want als ik dat (rijbewijs, auto) niet had wordt het kringetje wel erg klein. En daarom gaan we ook nog wel zoveel mogelijk naar vrienden en dan gaat hij daar rusten. Want die contacten wil ik nog wel blijven houden. Het laatste jaar ging dat eigenlijk niet, even langsgaan ergens, want dan was mijn man alleen thuis. Ouderen hebben vaak niet alleen de zorg voor zichzelf, maar ook de zorg voor een zieke partner (ge‐ had). Mantelzorgers zijn blij met de steun die zij krijgen van buren en buurtzorg. Midden in de nacht kan men bellen voor hulp. Toch, ook als men buurtzorg heeft ingeschakeld doet men de persoonlijke verzorging graag zoveel mogelijk zelf. Trots is men op de complimenten die men krijgt. Ouderen die zorgen hebben over de gezondheidstoestand van hun partner en dit niet met anderen kunnen delen voelen zich eenzaam. Mantelzorgers die wel goed kunnen praten over hun problemen zeggen te voor‐ komen dat eigen emoties opstapelen. De huwelijkse belofte dat men elkaar ten allen steunt in voor en tegenspoed houdt mantelzorgers op de been, maar dan wel met de steun van kinderen en kleinkin‐ deren. Opgeven kan niet in hun ogen, want voor hen ben je er ook. Mantelzorgers die aan huis gekluis‐ terd waren voelen zich ook na overlijden van partner soms bezwaard samen met een ander op een terras gezellig een kopje koffie te drinken. 2.3 Zingeving en persoonlijke ontwikkeling Samen koffie drinken, een praatje maken of een bezoekje brengen aan een oudere geeft voldoening. Anderen ontlenen plezier aan het koor of delen hun interesses in een hobby via verenigingen. De Dinx‐ perlose site wordt in dit verband regelmatig door ouderen bezocht door ouderen in Dinxperlo. Oude‐ ren zetten zich op meerdere terreinen in als vrijwilliger, zijn actief in de peuterspeelzaal, de soosruimte of de bibliotheek. Mensen die zeggen ‘We zijn blij dat je d’r weer bent’ doet goed. Ook hulpbehoe‐ vende ouderen benadrukken dat het belangrijk is om niet steeds op een en dezelfde persoon terug te vallen voor hulp. Zij geven aan dat ook anderen een beroep op hen mogen doen en dat zij ook (op incidentele basis) kunnen helpen.
22
Ik kan daar weer lachen, ik kan daar weer kletsen, ik heb weer een doel wat voor mij heel be‐ langrijk is. Heee oma! En dat voor die grote jongens. Ga eens bij me zitten met jou kan ik goed praten. En dan zegt de ander, ja maar ik wil er ook zo nog een poosje mee praten. Jij hebt je deel gehad, nu wil ik. Dat doe je toch gewoon. Als die mensen het fijn vinden als je komt, heb ik ook een goed gevoel. Dat geeft mij voldoening. Gewoon dat je je nuttig hebt gemaakt, dat vind ik mooi en fijn. Gewoon bezig zijn in huis of de kinderen werk uit handen nemen in het huishouden of met de klein‐ kinderen geeft het gevoel dat je nuttig bent. Ouderen met beschikking over een tuin of deel van een (familie)bedrijf laten graag buurtgenoten en familieleden meegenieten van de oogst. Ook de kleinkin‐ deren die terugkomen van vakantie en je schreeuwend begroeten met ‘Hee oma’ geven het gevoel gewaardeerd te worden als persoon. Deelconclusie 2 ouderen: Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaring van eenzaamheid? De rol van een sociaal netwerk van familie, vrienden en buren is cruciaal in fysiek en psychisch welbe‐ vinden van ouderen, bij eventueel wegvallen hiervan ontstaat dan ook de kans op het ontwikkelen van eenzaamheid. Een netwerk waarvoor je van nut bent en niet alleen ‘afneemt’, maar ook bijdraagt is belangrijk voor een gevoel van zingeving en eigenwaarde. Veel ouderen die vrijwilligerswerk doen zijn daar blij mee. Ook hulpbehoevende ouderen benadrukken dat het belangrijk is om niet steeds op een en dezelfde persoon terug te vallen voor hulp. Zij geven aan dat ook anderen een beroep op hen mogen doen en dat zij ook (op incidentele basis) kunnen helpen. Van nut zijn voor anderen doet een mens goed. Veel ouderen schromen echter om hulp te vragen: vraagverlegenheid (Linders, 2010). De schroom om hulp te vragen is een risico tot het ontwikkelen van eenzaamheid, maar ook andere ver‐ borgen problematiek, zeker bij kwetsbare ouderen die bijvoorbeeld ook nog mantelzorger zijn.
23
Deelvraag 3: Wat is de invloed van de lokale context op de ervaring van eenzaamheid van ouderen in de verschillende kernen van de gemeente Aalten? 3.1 Wijk Dinxperlo Ik ben me wel kapot geschrokken toen iemand in het donker op de vuilniscontainer zat en ga nu nooit meer daar binnendoor. Maar we zitten hier veilig. Waar we woonden, dan ging je ’s morgens even van de keuken naar buiten en dan ging je aard‐ appels halen. Dan wist je al wat voor weer het was. In het centrum, daar zitten de bankjes vol met hang ouderen. Maar die komen daar wel om per‐ soonlijk contact. Dan zitten die bankjes daar op de markt vol met ouderen. Ken het hele dorp, kleine kans op inbraak. Zou er nou niet meer durven wonen [in het buitengebied], dan moet je echt een hond hebben. Bijna iedereen zegt goeiendag in Dinxperlo. Sommigen zijn blij met een verhuizing naar Dinxperlo, om‐ dat het rustig wonen is en men niet meer het geschreeuw hoort van jongeren uit de sporthal. Ouderen trekken graag naar het centrum van Dinxperlo om elkaar daar te ontmoeten. In Dinxperlo noemen enkele geïnterviewden dat gehuisvest zijn met andere ouderen met zich meebrengt dat ervaringen over het oorlogsverleden worden uitgewisseld. De overgang naar een seniorenwoning valt sommigen tegen omdat men het buitenleven mist. Over het algemeen voelen ouderen zich veilig in Dinxperlo. De kans op inbraak wordt ervaren als nihil omdat iedereen elkaar kent. Onveiligheidsgevoel op de oude woonstek in het buitengebied is voor sommigen een reden geweest om te verhuizen. Soms treft men extra beveiligingsmaatregelen. Over‐ dag is er weleens een fiets gestolen en met de Oranjefeesten is het oppassen dat je auto niet wordt bekrast. Ouderen die wat meer afgelegen wonen zetten bijvoorbeeld ’s avonds voordat zij naar bed gaan het alarm aan. Overdag houdt ook de buurman in de gaten of alles veilig is. Tot slot wordt het blauwe meer als een mooiste plek om naar het vissen van je kleinzoon te kijken, maar ook om te wan‐ delen en anderen, ouderen maar ook jongeren, te ontmoeten. Lintelo In de buurtschappen doet men aan naoberschap. Buren versieren met elkaar een boog bij een trouw‐ feest of jubileum of om nieuwe buren te verwelkomen. Nieuwkomers in een buurtschap worden aan‐ geduid met de term import. Ouderen stappen op nieuwkomers af om kennis te maken, maar zijn te‐ leurgesteld als er niet omgekeerd een bezoek wordt gebracht. De nieuwkomers begrijpen de bood‐ schap niet altijd die er met het zetten van de boog uitgaat. Sommige Ouderen willen niet verhuizen omdat zij ervan uitgaan dat de mensen die zij nu kennen zullen helpen. In het buurtschap regelt men bij overlijden veel onderling. Stadmensen die in het buurschap zijn gaan wonen verbazen zich erover dat ook mensen die verderop wonen eens komen vragen hoe
24
het met je is als ze je een tijdje niet gezien hebben. Ouderen die zelf niet in Lintelo geboren zijn om‐ schrijven de mensen in het buurschap als zeer sociaal. Midden in de nacht kun je gerust voor hulp bellen, de telefoon staat naast het bed. Je moet het zelf doen. Als je thuis blijft zitten en je doet niks kom je er in zo’n buurtschap niet in. Wat is hier nu eigenlijk de bedoeling van? We willen je welkom heten. Oh hoeveel moet ik er gaan vragen, een kilometer? Nee dat is niet gebruikelijk, om je heen een beetje. Daar heeft ie ge‐ hoor aan gegeven, dat vindt ‘ie leuk. Dat is echt prettig eigenlijk buitenaf wonen. Ja. Mensen denken dat het eenzaam is, maar in het dorp ben je eenzamer dan hier, dat weet ik wel zeker. Wij weten niet anders. En zolang het nog kan, kan het dus. Ouderen in Lintelo geven aan met veel plezier te rijden, maar bang te zijn straks niet meer de stad in te durven gaan. Men zoekt vooral rustige en bekende wegen op. Met het vertrek van de kleinkinderen is het contact tussen jong en oud sterk verminderd. Dit wordt wel gemist. Aalten Ik heb een ketting op de deur. Ik trek wel de deur open, alleen als het donker is durf ik het niet. Een zus heeft een sleutel en de ander zegt ik kom ongeveer acht uur. Dan staan ze daar voor het raam. Buren zeggen dan ik kom er even aan. En anders door de brievenbus: Wie is daar? Want ik heb van hun tweeën de sleutels. En van hierachter. Ik heb ik weet niet hoeveel sleutels. Maar even zo goed hebben ze die van mij ook. Daarom is dat buurtje zo fijn. Blij met jongeren in de buurt en tegenover kleine kinderen. Dan heb je niet zo het idee dat je in een bejaardenbuurt zit. Ja eigenlijk met geen twintig paarden, halen ze me hier weg. Je loopt…uhm de buurvrouw daar kom ik elke morgen even met de hond. Gewoon een beetje van is er wat bijzonders? De rest van de buurt, daar heb je zo nu en dan contact mee. Ouderen in Aalten waarderen het contact in de wijk. Met een goede overbuurman die gevraagd en ongevraagd de tuin doet, een buurvrouw die toezicht houdt en met fijne buurjongens lukt het ouderen in Aalten naar eigen zeggen prima om na het overlijden van hun partner zelfstandig te blijven wonen. Sommigen geven aan dat het een vanzelfsprekendheid is om elke dag te checken of het met de buren goed gaat. Een mix van wijkbewoners van jong en oud wordt door sommige ouderen zeer gewaardeerd en gemist wanneer dit er niet is. Ouderen die tijdens de opvoeding van de kinderen lief en leed hebben gedeeld met wijkbewoners willen koste wat kost in de wijk blijven wonen. Ouderen die zichzelf als ‘import ’ omschrijven benadrukken dat het belangrijk is om je aan te sluiten bij plaatselijke verenigin‐ gen en kerk.
25
Sommige ouderen die alleen achterblijven na overlijden van partner en afgelegen woonden in het bui‐ tengebied of in een van de omliggende kernen kiezen er voor om naar Aalten te verhuizen. Ouderen beseffen dat zij kwetsbaar zijn en geven aan dat aanpassingen zoals een traplift de veiligheid in huis aanmerkelijk hebben vergroot. Hoewel men zich in de buurt doorgaans veilig voelt, nemen sommige ouderen extra voorzorgsmaatregelen. Onderling bewaken ouderen elkaars veiligheid door met buren sleutels uit te wisselen. Sommigen geven aan dat zij vanwege gezondheidsklachten zich niet meer veilig voelen in het verkeer. Autorijden wordt moeilijker, men vermijdt drukke snelwegen en rijdt bij voorkeur op een tijdstip dat het rustig is op de weg. Om de rijvaardigheid te behouden gaat men er met de auto regelmatig op uit naar bekende plaatsen in de omgeving. 3.2 Gemeenschapsactiviteiten en lokale culturele voorzieningen Dinxperlo Dat is nou bijna drie jaar, het zangkoor is het beste wat mij overkomen is. Ouderen vinden dat er genoeg te doen is in Dinxperlo. Onder andere bingo, triominos, kerkkoor, zwem‐ men, sjoelen en gymnastiek worden genoemd. Deze activiteiten kunnen voor individuele ouderen veel betekenis hebben. Men loopt graag naar de grote tent op Koninginnedag met dans en muziek. Vrou‐ wen die in Dinxperlo gaan wonen sluiten zich veelal meteen aan bij de ouderenmiddag en de gymnas‐ tiek. In de wintermaanden worden er plattelandsfeesten georganiseerd. Af en toe is er een optreden bij dokter Jenny. Sommige ouderen zijn voornemens weer eens aan een spelletjesmiddag ‘Kom over de brug’ of Molka mee te doen. Lintelo Dat is zo knoepes gezellig. Ik vind wel dat er genoeg te doen is. Elkaar meenemen is het belangrijkste. Heel lekker eten, allemaal vrijwilligers. We komen een keer per maand bijeen, met een vaste groep van 35 mensen, 2 koks. Het Kulturhus met z’n allen aan alle kanten levend houden, dat is voor de gemeenschap heel be‐ langrijk. In Lintelo speelt men muziek, zit in een koor, doet mee met de Oranjefeesten, zit op een fiets‐ of sjoel‐ club en is positief over het Kulturhus. Voor het opdoen en behouden van sociale contacten worden vooral het Kulturhus en Schoef ’s an geroemd. Aalten En dan met een hele groep mensen. Ik vind ja, wat ik al zei, het mooiste dat je niet weet wat je te eten krijgt en het is altijd hartstikke goed. 26
Ook in Aalten is er een veelheid aan activiteiten, zoals sjoelen en rummikub. Vele ouderen zijn als vrijwilliger in de organisatie bij een of meer verenigingen betrokken en hebben de agenda gevuld met activiteiten die hiervan uitgaan. Sommige ouderen zijn actief lid van een politieke partij, anderen heb‐ ben zich verbonden aan Wmo‐raad of zijn betrokken bij kerkelijke activiteiten. Als pastoraal mede‐ werkster legt men huisbezoeken af, men is voorzitter Christelijke Vrouwen Unie, lid van het koor, doet vakbondswerk en is actief voor ouderenbonden, de Zonnebloem of het Rode Kruis, collecteert voor goede doelen en/of brengt de kerkkrant rond. Velen schuiven met veel plezier een keer per maand aan tafel bij ‘Schoef ’s an’ om lekker te eten en bekenden te ontmoeten. Ook het Praothuuske is po‐ pulair of de inloop van ‘Kom over de Brug’. 3.3 Zorg en dienstverlening en commerciële voorzieningen Dinxperlo Boodschappen doen, dat doe ik niet in één keer maar in kleine beetjes. Daar kun je de dag ook een beetje mee vullen, dan kom je met mensen in aanraking en zo.
Ouderen in Dinxperlo noemen de regiotaxi. De ervaringen zijn verschillend. Het wachten duurt soms erg lang en in geval van pech wordt men vergeten. Om te voorkomen dat het regiopasje wordt inge‐ trokken moeten ouderen iets ‘verzinnen’ om naar toe te gaan. Van de buurtbus maken ouderen ge‐ bruik om in Varsseveld en of Aalten te komen, met de bus kan men naar Doetinchem. In het dokter Jennyhuis kan men voor dagopvang terecht. Sommige ouderen kiezen ervoor om de boodschappen in kleine beetjes te halen, omdat dit minder zwaar is, maar ook vanwege het sociale contact in en om de winkel. Anderen laten de boodschappen bezorgen door de boodschappendienst. Het uitpakken van de boodschappen doet men liever zelf zo‐ dat alles op de juiste plek in de kast komt te staan. De oplopende kosten van zorg en dienstverlening baren sommige ouderen zorgen. De servicekosten tuinman en vuilnis vindt men hoog. Het advies om naar de huisartsenpost in Doetinchem te gaan is gauw gegeven, maar er wordt onvoldoende bij stilgestaan dat dit reiskosten met zich meebrengt. Over thuiszorg is men tevreden, maar wel wordt gezegd: ‘Het blijft wennen de privacy kwijt te zijn’. Lintelo Alles is in Aalten, in Lintelo niks, geen ene winkel. Het Kulturhus en de school is enigste. Hier in de buurt zijn geen winkels dat kan weleens lastig zijn. Als ik dan een keertje een middagje wil winkelen, dat ze dan komen eh, en jou [de partner] in de gaten houden. Ik maak me druk om de mantelzorgers, dan gaat er een hoop geld van af, die worden gestraft. Zogenaamd krijgen ze minder geld en met meer mensen in 1 huis. Buurtzorg wordt zeer gewaardeerd. Ouderen in Lintelo maken zich net als in Dinxperlo zorgen over de oplopende kosten van de zorg en dienstverlening.
27
Aalten Naast burenhulp schakelen zelfstandig wonende ouderen professionele hulp in. Door ook aan hulpver‐ leners een huissleutel te verstrekken is men ervan verzekerd dat ze altijd binnen kunnen. Met de huis‐ arts dichtbij kunnen ouderen met een gerust hart zelfstandig blijven wonen. Ouderen die de super‐ markten op loopafstand kunnen bereiken zijn daar erg over te spreken. Deelconclusie 3 ouderen: Wat is de invloed van de lokale context op de ervaring van eenzaamheid in de verschillende kernen? Ouderen in alle drie de gebieden zijn creatief om de door hun zo gewaardeerde mobiliteit zo lang mogelijk te behouden. Een gedeelte van de ouderen doet samen met buren, wijk, buurtschap moeite om zo lang mogelijk in de huidige, zelfstandige woning te blijven. Anderen kiezen voor een aangepaste woning, maar ook dan blijven contacten in de buurt van groot belang voor fysiek, psychisch welbevin‐ den en een gevoel van zingeving. In alle drie de gebieden voelt men zich over het algemeen zeer veilig. Er is geen duidelijk verschil per kern te duiden wat betreft de mate van eenzaamheid. In Lintelo speelt naoberschap een grote rol in de sociale steun. Er ontstaan soms misverstanden tussen zelfbenoemde import en ‘oude’ bewoners, omdat het buurtmaken en bepaalde gewoontes niet worden begrepen. Dit lijkt echter niet direct tot eenzaamheid te leiden. Nieuwkomers roemen de kracht van het buurt‐ maken juist. Wel noemen alle drie de gebieden de wens tot meer contact tussen oudere en jongere bewoners. In gezelschap van anderen eten met ‘Schoef es an’ komt in vele verhalen van ouderen terug. In Lintelo, Dinxperlo en Aalten gaat men graag naar de maandelijkse eettafel. Het zetten van die eerste stap om erheen te gaan ervaren sommigen als moeilijk. In sommige gevallen stimuleren de kinderen deelname met een cadeaubon. Over het algemeen zijn er volgens de ouderen voldoende gemeenschappelijke activiteiten mogelijk in de gemeente. Veel ouderen organiseren mee of nemen deel aan deze activitei‐ ten. Wat betreft het aanbod aan activiteiten, lijkt de eenzaamheidsproblematiek dus ‘afgedekt’. Uit de eerdere twee deelvragen weten we echter dat de aan‐ of afwezigheid van eenzaamheid ‘m niet alleen in aanbod van activiteiten zit. Dit is een veel complexer probleem, waarbij het durven delen van je gevoelens met anderen, de schroom om te vragen en het vinden van aansluiting cruciaal zijn.
28
Resultaten jongvolwassenen
Deelvraag 1. Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid van jongvolwassenen? 1.1
Zelfredzaamheid en fysiek welbevinden
Uit de verhalen van jongvolwassenen komt naar voren dat de standaard is om gezond, fit en werkzaam te zijn. Sommige jongvolwassenen kiezen ervoor om tijdens de zomerstop van het voetbal hun conditie op peil te houden door naar het fitnesscentrum te gaan of te gaan hardlopen. Wekelijks sporten biedt ontspanning en is een must, maar door de hoge werkdruk heeft men hier soms de energie niet voor en schiet het er bij in. Jongvolwassenen vinden het belangrijk om zelfredzaam te zijn, maar raadplegen voor lastige beslissingen graag hun ouders. Veelal worden ouders genoemd als vraagbaak bij financiële onzekerheid, ontslag of stappen richting het kopen of huren van een woning. Wanneer jongvolwassenen door een onverwachte ziekenhuisopname of andere ingrijpende gebeur‐ tenissen als bijvoorbeeld pesten even niet zelfredzaam zijn, veroorzaakt dat een buitengesloten ge‐ voel. Steeds moeten uitleggen dat men vanwege spierproblemen bepaalde dingen wel kan en andere niet kan leiden tot onbegrip. Door een knieblessure voor langere tijd uitgeschakeld te zijn bij het voet‐ balteam is vervelend, vooral omdat het risico bestaat dat je dan niet langer als volwaardig teamgenoot wordt gezien. Jonge moeders die na de bevalling in een slechte conditie verkeren voelen zich aange‐ sproken wanneer buren opmerkingen maken over het huilgedrag van de baby. Zij voelen zich als moe‐ der tekortschieten. 29
Als je mensen nog niet kent dan voel ik me er echt nog niet bij horen. Dat vind ik altijd wel rot, heb ik ook buikpijn van. Oh wat huilt dat kind toch veel zeggen ze dan. Ja. Kan ik ook niks aan doen. Dat was best zwaar. Dan wil je toch voldoen aan andermans verwachtingen, maar dat ging niet. Dan vraag ik, goh, wat vinden jullie er van? Of ik zoek wat op op internet, zulke dingen. Maar de meeste beslissingen dat maak ik gewoon zelf. Omdat ik bijna twee weken niet naar mijn werk ben geweest en ook niet mijn vrijwilligers‐ werk doe, merk ik wel dat ik dat heel erg mis. Ja dan heb ik ook zoiets van uhm of je er niet bij hoort. Dan maak je ook niet meer mee wat er in de buitenwereld gebeurt. En dan moet je elke keer maar zeggen dat je niet kunt. En als je dan meegaat kun je binnen nu en anderhalf uur naar huis. Vier jaar geleden, MS. Steun van familie uiteraard. Daar het meeste denk ik. Vrienden denk ik het minst. Oh, daar is enorm onbegrip. MS is niet tastbaar, je kunt het niet zien. Het zijn de oudjes die begrijpen dat je iets wel wil, maar niet kan omdat je te moe bent. Mensen van mijn leeftijd, die snappen dat niet, maar aan de ene kant neem ik ze dat ook niet kwalijk.
Uit de interviews blijkt dat veel jongvolwassenen die (tijdelijk) niet geheel zelfredzaam zijn de lat hoog leggen voor zichzelf, op verschillende vlakken in het leven tegelijk en dat ze daardoor druk vanuit hun omgeving ervaren (al dan niet door henzelf opgelegd). Niet kunnen voldoen aan maatschappelijk ide‐ aal van zelfstandig, zelfredzaam, werkzaam en fit zijn, kan een gevoel van eenzaamheid veroorzaken. 1.2 Psychisch welbevinden
Ja.. want eenzaam vind ik weer zo’n woord wat ik helemaal niet wil zijn. Dan voel je je gelijk zo’n zielig jongetje. En zo wil ik niet zijn. Ja ik praatte wel maar niet over de punten waarover ik zou moeten hebben. [Waar zou je het dan over moeten hebben?] Uhm over mijn problemen. Of wat er in mijn omgaat bij wijze van. Jongvolwassenen benoemen verschillende ingrijpende gebeurtenissen; pesten, een dierbare vriend die suïcide pleegt, het boerenbedrijf overnemen van een familielid met gezondheidsproblemen of voor zieke familieleden zorgen. Leren dealen met situaties en tegelijkertijd bouwen aan je eigen toekomst vraagt veel van sommige jongvolwassenen. Problemen bespreekbaar maken met anderen doet men liever niet. De verantwoordelijkheid is groot en overeind willen blijven onder deze moeilijkheden vraagt uiteindelijk zijn tol. Het bespreekbaar maken van eigen problemen wordt door verschillende geïnterviewden als lastig er‐ varen. De geïnterviewde jongvolwassenen zeggen niet snel emoties met elkaar te delen. Dit wordt door verschillende geïnterviewden benoemd als: ‘Ik ben niet zo’n prater.’ Men praat er liever niet over of verdoezelt het voor anderen door sterk te zijn op momenten dat men zich goed voelt. 30
Op het toegeven van eenzaamheid rust een taboe. De term eenzaamheid vermijdt men liever. Tegelij‐ kertijd geven jongvolwassenen aan dat ze graag tijd vrij maken om te luisteren naar anderen, wanneer ze ergens mee zitten. Ze zeggen dus wel open te staan voor vragen van anderen, maar zijn zelf vraag‐ verlegen (Linders, 2010). 1.3 Persoonlijke ontwikkeling en zingeving Geluk zit volgens veel geïnterviewde jongvolwassenen besloten in de simpelste dingen; een fijne fami‐ lieband, spelen met de kinderen en met plezier naar het werk gaan. Voor de een is een mooi huis en auto een groot bezit, een ander hecht er minder waarde aan. Ambities op sportgebied maakt men graag waar door aan competitiewedstrijden mee te doen. Daaraan ontleent men zin. Zelf voetballen of een voetbalwedsstrijd volgen op tv geeft ontspanning, maar ook uitgaan met vrienden naar café of in eigen kring. Samen optrekken met vrienden is belangrijk. In Lintelo noemen geïnterviewden dat ze van jongs af aan geleerd hebben elkaar te groeten en komt men in een buurtschap te wonen dan ‘maakt men buurt’. Ook al is men zelf niet actief, men hecht eraan lid te blijven van kerk. Men heeft als het gaat om de zin van het leven, meer belangstelling voor immateriële dan voor materiële dingen, een goed gesprek, gezellige contacten met leeftijdsgenoten tijdens sport en spel en uitgaan. Jongvolwassenen vinden het belangrijk om aandacht te schenken aan familie en vrienden en maken daar graag tijd voor vrij. Bij familie en je allerbeste vrienden kun je terecht om plezier te maken en over je problemen te praten. Vrijwilligerswerk geeft het gevoel dat je erbij hoort en wordt als zinvol ervaren. Met vrijwilligerswerk maak je immers niet alleen jezelf maar ook een ander gelukkig. Jongvolwassenen hechten er veel waarde aan om jong en oud bij elkaar te brengen en willen graag kinderen helpen. Ik denk dat ik nu omdat ik nog steeds vrijgezel ben, wel een beetje van dat mag op zich wel ko‐ men. Als ik kinderen wil dan samen met iemand en niet uh..alleen. Daar ben je dan wel mee be‐ zig. Ik probeer elke maand wat opzij te zetten voor als ik een keer een eigen huis wil. De leukste tijd was vooral de tijd dat je met familie bent. Veel plezier gehad met vrienden, kat‐ tenkwaad uithalen en feestjes met je vrienden als je ouders niet thuis zijn. Een goede opleiding is belangrijk om aan de toekomst te bouwen. Sommige jongvolwassenen hebben de voorkeur voor een stageplaats in de vertrouwde regio. Diegenen die er behoefte aan hebben hun horizon te verbreden zoeken het verderop in ‘westenland’ of buitenland. Afsluiting van een beroeps‐ opleiding waarmee je van alles een beetje kunt is niet genoeg voor de meeste geïnterviewden. Thuis zijn in meerdere vakgebieden of juist specialisatie in een vak geeft meer kansen een goede toekomst op te bouwen of een eigen bedrijf op te zetten. Werk en inkomen geven zekerheden, een baan biedt de mogelijkheid om een huis te kopen, een gezin te onderhouden of op vakantie te gaan. De afnemende werkgelegenheid vanwege de economische crisis leidt bij sommige jongvolwassenen tot bezorgdheid. De wens een eigen onderneming te starten wordt ingeruild voor een betrekking in vast dienstverband omdat dat meer zekerheid biedt. Het ontbreken van een baan, maar ook het wer‐ ken als flexwerker leidt tot onzekerheid. Om financieel rond te kunnen komen kiezen jongvolwassenen ervoor om bij te beunen.
31
Deelconclusie 1 jongvolwassenen: Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid? Jongvolwassenen vinden het belangrijk om aandacht te schenken aan familie en vrienden en maken daar graag tijd voor vrij. Het belang van sporten, gezond en fit zijn komt duidelijk naar voren. Wan‐ neer jongvolwassenen door een onverwachte ziekenhuisopname of andere ingrijpende gebeurtenis‐ sen even niet zelfredzaam zijn, vinden ze dat moeilijk. Niet kunnen voldoen aan maatschappelijk ide‐ aal van zelfstandig, zelfredzaam, werkzaam en fit zijn, kan een gevoel van eenzaamheid veroorzaken. De verantwoordelijkheid is groot en overeind willen blijven onder deze moeilijkheden vraagt uitein‐ delijk zijn tol. Op het toegeven van eenzaamheid rust een taboe. De term eenzaamheid vermijdt men liever. Tege‐ lijkertijd geven jongvolwassenen aan dat ze graag tijd vrij maken om te luisteren naar anderen, wan‐ neer ze ergens mee zitten. Ze zeggen dus wel open te staan voor vragen van anderen, maar zijn zelf vraagverlegen (Linders, 2010).
32
Deelvraag 2. Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaringen van eenzaamheid van jongvolwassenen? 2.1 Zelfredzaamheid en fysiek welbevinden Vooral in Lintelo noemen jongvolwassenen de perikelen rondom het hebben van een eigen bedrijf. Een bedrijf opbouwen of in stand houden kan soms alleen wanneer je als familieleden samenwerkt. Men waardeert de inspanningen van ieder familielid om een verbouwing te realiseren en voelt zich niet alleen als familie onderling, maar ook als naaste buur met elkaar verbonden. Jong en oud zijn betrokken, met raad en daad wordt men bijgestaan, ook door gezinsleden die een ander beroep heb‐ ben gekozen of verder weg zijn gaan wonen. De band die men met familieleden heeft is vertrouwd, men weet dat men op elkaar kan rekenen. Wanneer men na een bevalling maar niet op krachten komt en niet ondersteund wordt door een partner voelt men zich alleen staan. Jonge moeders zijn blij met de ondersteuning van ouders die altijd klaarstaan en waarderen dat zij hun pasgeboren kind kunnen onderbrengen bij zussen die zelf al druk zijn met de zorg voor hun eigen kinderen. 2.2 Psychisch welbevinden Ik durf wel te zeggen dat wij een soort van soulmates zijn. En uh ja, dan heb je een keer een zaterdagavond vrij en denk je ‘ach laten we eens wat doen’ en als dan helemaal niemand kan, dat zijn wel momenten dat ik me eenzaam heb ge‐ voeld. Daardoor word je wel hechter met je familie en herken je wie je echte vrienden zijn. Je merkt dan wel dat je echte vrienden bent, dat je niet zomaar op een zaterdagavond een biertje zit te drinken, maar dat er meer is dan dat, ja...daar merk je dan ook wel veel van. Diegene die hier kwam wonen heeft wel geluk gehad dat hij die vriend van mij heeft getrof‐ fen, want die komt nu ook wel eens bij ons, anders was hij er niet zo snel tussen gekomen. Ze waren met dingen bezig dat kon eigenlijk niet, trammelant gemaakt of noem maar op, we hebben wel eens ruzie gehad bij de Achterhoekarena dat ik zoiets had van wegwezen. Sommige [vrienden] die gaan weg als je in een moeilijke tijd zit en andere die helpen juist. Degene die helpen zijn echte vrienden. Maar dat is ook niet helemaal waar, waar ik nu in geloof. Eerder was dat wel maar nu is dat niet meer. Ik ben veranderd. Vriendschappen worden veelal opgebouwd tijdens de schoolperiode en zijn vaak van lange duur. Jong‐ volwassenen in de buurtschappen richten vriendengroepen op en ontmoeten elkaar regelmatig in hok‐ ken of keten om er te drinken, plezier te maken en spelletjes te doen. Men vindt het vervelend dat er een negatief beeld bestaat over deze hokken. Studerende jongvolwassenen willen graag de band met vroegere vrienden behouden en hebben er veel reistijd voor over om elk weekend af te reizen. Bij vaste vrienden uit de sportvereniging of van school voelen jongvolwassenen zich het beste thuis, ook al heeft men niet altijd het gevoel door anderen begrepen te worden. Aansluiting zoeken met
33
onbekenden is niet voor iedereen gemakkelijk. Enkele jongvolwassenen die op latere leeftijd aanslui‐ ten bij een vriendenkring hebben het gevoel niet tot de echte kring te behoren. Men wordt geaccep‐ teerd, maar blijft min of meer een buitenstaander. Ervaringen met pesten kunnen ertoe leiden ertoe dat men terughoudend is geworden en men zich ongemakkelijk voelt in nieuwe gezelschappen. Men ziet op tegen contact met nieuwe collega’s, ook wanneer men van baan verandert. Wanneer de band met ouders, broers of zussen goed is, zoekt men hen op en onderneemt men veel samen. Jongvolwassenen die zeggen dat vader en moeder altijd klaarstaan kunnen niet altijd met hun ouders de problemen waarmee zij werkelijk zitten bespreken. Ze lijken over het algemeen gevoelens eerder met vrienden te delen. Sommige jongvolwassenen maken de balans op en maken het verschil tussen vrienden en ‘echte’ vrienden. Jongvolwassenen, die terugkeren na opname in een psychiatri‐ sche instelling, een periode van ziekte of de geboorte van een kind, zijn soms teleurgesteld in de con‐ tacten met oude vrienden. Vrienden en vriendinnen die men voor opname zelf door dik en dun steunde laten het afweten. Men voelt zich gekwetst, verdrietig en in de steek gelaten en besluit soms om definitief een punt te zetten achter de vriendschapsrelatie. Andere redenen voor het ontwikkelen van eenzaamheid als jongvolwassene kunnen zijn; weinig contact met anderen wanneer men door de komst van een kind aan huis gebonden is, werkloosheid, vrienden die elders gaan studeren en werken. Op sommige momenten kan men zich weleens eenzaam voelen doordat een spontaan bezoekje aan vrienden die gesetteld zijn en verder weg wonen niet meer mogelijk is. 2.3 Zingeving en persoonlijke ontwikkeling Je bent toch altijd bezig met je broertje. In je achterhoofd van uh ja wat zou ik voor hem kunnen betekenen. Voor jongvolwassenen, net als ouderen, is het van belang om van nut te zijn voor de omgeving. On‐ dersteuning bieden aan een oudere buur, helpen bij een verhuizing, een wandeling met gehandicapten worden ervaren zinvolle activiteiten. Eerdere betrokkenheid met het vrijwilligerswerk is aanleiding om activiteiten te blijven uitvoeren al dan niet in combinatie met een baan. Een stimulans vanuit de kerk leidt ertoe dat men zich als vrijwilliger naar het buitenland gaat om bij te dragen aan een project. De boodschappendienst voor ouderen en ondersteunen als vrijwilliger in de speeltuin wordt gezien als zinvolle activiteiten. Ook het oppassen op kleine kinderen doet men graag. Wanneer men door ziekte niet in staat is om te werken mist men dat enorm. Werken in de zorg geeft voldoening maar betekent ook dat men steeds nieuwe dingen moet leren. In een nieuw team en met nieuwe cliënten is veel te leren. Een compliment van buitenaf, een stagebegeleider, kan jongvolwas‐ senen het gevoel geven dat “je goed bezig bent”. Deelconclusie 2 jongvolwassenen: Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaringen van eenzaamheid? Voor jongvolwassenen, net als voor ouderen, is het van belang om van nut te zijn voor de omgeving via onderlinge steun en vrijwilligerswerk. In moeilijke tijden is het fijn extra aandacht te krijgen van familie en vrienden en wanneer de banden hechter worden ontdekt men ook wie ‘echte’ vrienden zijn. In een periode van werkloosheid, jonge kinderen, ziekte raken jongvolwassenen soms teleurgesteld in de contacten met oude vrienden. Vrienden en vriendinnen die men zelf door dik en dun steunde laten het afweten. Deze ingrijpende gebeurtenissen in het leven van jongvolwassenen kunnen grote gevol‐ gen hebben voor een gevoel van psychisch welbevinden en mogelijk eenzaamheid veroorzaken. Erva‐ ringen met pesten kunnen ertoe leiden ertoe dat men terughoudend is geworden en men zich onge‐ makkelijk voelt in nieuwe gezelschappen.
34
Deelvraag 3. Wat is de invloed van de lokale context van de verschillende kernen op de ervaringen van eenzaamheid van jongvolwassenen? 3.1
Wijk
Maar dat is denk ik ook wel weer het idee dat je weet dat je hier niet toch niet altijd blijft wonen, wel in Aalten maar niet hier op deze plek. Lintelo Jongvolwassenen ervaren Lintelo als een rustige, ruime en prettige omgeving en een ideale opvoed‐ plek. Op de halteweg na is het veilig voor kinderen om er te spelen. Het dorpsplein heeft een speeltuin. Men kent elkaar veelal van de basisschool. Het wordt als een gemis ervaren dat veel jongvolwassenen wegtrekken. Enkele jongvolwassenen gaan expliciet op zoek naar een stageplek in de omgeving. Som‐ migen willen graag in Lintelo blijven wonen, als hun (toekomstige) relatie hier ook mee instemt. Dinxperlo Jongvolwassenen die geboren en getogen zijn in Dinxperlo voelen zich met het dorp verbonden. Met leeftijdsgenoten in de buurt en familieleden in het dorp of in een dorp verderop voelt men zich thuis. Doordat er niet veel te doen is wordt het door sommige jongvolwassenen als saai ervaren. Tijdens de Oranjefeesten echter bruist het dorp van de activiteiten en wordt het gevoel een echte Dinxperlo‐er te zijn aangewakkerd. Net als ouderen, waarderen jongvolwassenen een mix van jong en oud in de wijk. Nieuwkomers in het dorp missen voorzieningen en de vertrouwde geluiden van een stad. Aalten Jongvolwassenen vinden de wijk of woonomgeving veilig en prettig, maar hebben er niet altijd be‐ hoefte aan om contact op te bouwen met medewijkbewoners omdat men er toch maar tijdelijk woont. Veel jongvolwassenen vinden het prettig dat de hele familie in Aalten woont. Snel even een boodschap doen bij Albert Heijn terwijl de baby slaapt is gemakkelijk. 3.2 Gemeenschapsactiviteiten en lokale culturele voorzieningen Het wordt allemaal meer georiënteerd naar ouderen toe en jongeren die moeten maar zien. Lintelo Jongvolwassenen in Lintelo willen geen gevange zijn van eigen bedrijf en gaan er op uit. Men fietst, wandelt en tennist met vrienden of sport in een vereniging. Omdat er niet veel aan georganiseerde activiteiten is, richt men zelf hokken op, waar men elkaar treft. Er wordt veel waarde gehecht aan regionale evenementen als Trek de Trekker en Zeskamp. Over het Kulturhus is men tevreden. Er wordt veel georganiseerd en men doet sociale contacten op, bijvoorbeeld via peutergym. De combinatie van de school en het Kulturhus wordt gewaardeerd. Het kerkkamp voor kinderen wil men graag behouden. Lintelo’s belang zou zich volgens enkelen meer kunnen inspannen voor kinder‐activiteiten. Dinxperlo Jongvolwassenen zijn soms van jongs af aan als vrijwilliger betrokken bij gemeenschapsactiviteiten. Het is prettig om betrokken te worden bij activiteiten waar ook de eigen interesse naar uitgaat en in contact te komen met ouderen, omdat spontane ontmoetingen op straat niet vanzelf plaatsvinden. Men is in voor vrijwilligerswerk dat gecombineerd kan worden met een deeltijdbaan. Niet iedereen is bekend met de mogelijkheden van vrijwilligerswerk. De associatie van het Kulturhus met ouderen 35
weerhoudt jongvolwassenen om er eens een kijkje te nemen. Deelname aan extra gemeenschapsacti‐ viteiten vinden de meeste jongvolwassenen niet nodig, wanneer men al is aangesloten bij sportvere‐ nigingen zoals voetbal, volley en gymnastiek en zelf activiteiten met anderen onderneemt. Men vindt het jammer dat spelletjes onvoldoende afgestemd zijn op de belangstelling van jongvolwassenen. Aalten Werkloze jongvolwassenen hebben behoefte aan een ontmoetingsplek waar men met leeftijdsgeno‐ ten bijeen kan komen. Sollicitatiebrieven wil men met elkaar bespreken. Jongvolwassenen zouden het leuk vinden als er eens wat meer georganiseerd zou worden in Aalten. Een laagdrempelige activiteit zoals muziek op de markt, waar men gewoon eens langs kan lopen wordt als idee geopperd. 3.3 Zorg en dienstverlening en commerciële voorzieningen Nu is er niks voor de jongeren en die die lopen dan maar doelloos een beetje op straat te hangen ’s avonds na feestjes bijvoorbeeld en ik noem maar een kermis. Lintelo Voor de jongvolwassenen zijn uitgaansgelegenheden belangrijk. Teruglopende bezoekersaantallen of een te jong publiek leiden ertoe dat ze hun vertier elders zoeken, bijvoorbeeld Lichtenvoorde, Varsse‐ veld, Markelo of Duitsland. Men is blij met een nieuwe uitgaansgelegenheid in Aalten, maar vindt de sluitingstijd te vroeg. Fietsen is voor de jongvolwassenen geen probleem, ze zijn het gewend. Wil men verder weg dan is men op bus en trein aangewezen en dan komt men soms voor problemen te staan, te beginnen bij de buurtbus, die niet altijd goed aansluit op ander openbaar vervoer. Jongvolwassenen gebruiken daarom vaak een eigen auto of lenen die. Jongvolwassenen met kinderen missen, net als de ouderen, een supermarkt in de buurt. Dinxperlo Twee sportverenigingen en een accommodatie voor badminton en tennis stellen jongvolwassenen in de gelegenheid sportieve activiteiten te ontplooien. In een laatste overgebleven café zit men af en toe met vrienden. Jongvolwassenen zoeken nieuwe gelegenheden om uit te gaan. De disco die men in de puberteitsjaren bezocht maakt plaats voor bezoeken aan uitgaansgelegenheden elders in de omge‐ ving. De reisafstand is een probleem, ook om overdag van woonplaats naar school te kunnen. Sinds wijziging van reistijden van NS is men ontevreden over de aansluiting met de buurtbus. Aalten Jongvolwassenen spreken positief over de zorg en dienstverlening. Jongvolwassenen die ervaring heb‐ ben met hulpverlening bij psychische problemen zeggen daar veel baat bij te hebben gehad. Hun beeld over specialistische hulp is veranderd, zij adviseren andere jongvolwassenen hulpverleners in te scha‐ kelen indien nodig. Over de sluitingstijd van uitgaansgelegenheden in Aalten zijn sommige jongvolwas‐ senen minder tevreden. Omdat de sluitingstijd erg vroeg is, zoeken jongvolwassenen uitgaansgelegen‐ heden op in andere dorpen. In het weekend ontmoeten studerende vrienden elkaar en drinken zij graag samen gezellig wat in een Aaltens café. Deelconclusie 3 jongvolwassenen: Wat is de invloed van de lokale context van de verschillende kernen op de ervaringen van eenzaamheid? Voor jongvolwassenen die veelal mobiel en fit zijn en meestal vanzelfsprekend actief zijn in (vrijwil‐ ligers)werk, opleiding en gezin, speelt de lokale context een minder cruciale rol. Waardoor hier ook in de narratieven minder over gezegd wordt. Dat wil echter niet zeggen dat ze niet willen investeren in de mensen (ouderen) om hen heen, want vrijwilligerswerk, iets bijdragen en van nut zijn voor de sa‐ menleving, wordt als heel belangrijk en zinvol ervaren. 36
Conclusies
Hoe ervaren jongvolwassenen en ouderen uit Aalten, Dinxperlo en Lintelo eenzaamheid? 1. Overeenkomsten en verschillen tussen jongvolwassenen wat betreft persoonlijke ervaringen van eenzaamheid Zowel ouderen als jongvolwassenen benoemen het belang van mee kunnen doen en je nuttig voelen. Veel ouderen, maar ook jongvolwassenen in de gemeente Aalten zijn als vrijwilliger actief. De zorg voor (klein)kinderen, het hebben van een baan, stage of vrijwilligerswerk geeft erkenning en het gevoel dat je gewaardeerd wordt en erbij hoort. Er rust volgens de jongvolwassenen een taboe op om jong en eenzaam te zijn. De meeste jongvolwas‐ senen benoemen eenzaamheid dan ook niet direct. In hun verhalen leggen de geïnterviewden meer nadruk op het willen (en/of moeten) voldoen aan sociale verwachtingspatronen van gezond, actief, werkzaam en (financieel) zelfredzaam zijn. Meedoen is de regel. Hierdoor ervaren veel jongvolwasse‐ nen sociale druk. Dit kan voor jongvolwassenen die om uiteenlopende redenen kwetsbaar zijn, doordat ze mensen om zich heen verloren hebben, gepest zijn of anders, als te zwaar worden ervaren en een‐ zaamheid als gevolg hebben. Wanneer jongvolwassenen (tijdelijk) niet kunnen voldoen aan de door hen ervaren maatschappelijke verwachtingen benoemen ze dat ze het gevoel hebben er niet bij te horen. Het verlies van werk is een van de meest genoemde belemmeringen voor participatie onder jongvolwassenen.
37
Fysieke klachten worden in de set van 30 interviews met jongvolwassenen over het algemeen weinig genoemd. Wanneer je echter kijkt naar de uitzonderingen, komen de gevolgen des te harder naar vo‐ ren. Onder jongvolwassenen die wel fysieke gezondheidsproblemen hebben (gehad) zorgde dit voor gevoelens van eenzaamheid doordat ze zich uitgesloten voelen (belemmerd in participatie). Fysieke beperkingen zijn voor jongvolwassenen een extra uitsluitende ervaring doordat de meeste jongvolwassenen om hen heen dit niet herkennen. Voor ouderen is dit anders. Vrijwel alle geïnter‐ viewde ouderen (totaal van 57) noemen fysieke ongemakken, van henzelf of hun partner. Ze benoe‐ men deze klachten als deel van het leven en zoeken naar creatieve oplossingen om hier mee om te gaan. Echter, problemen met zicht en horen zijn minder goed ‘op te vangen’ en kunnen ook bij ouderen voor een gevoel van eenzaamheid zorgen. Wanneer jongvolwassenen spreken over persoonlijke ontwikkeling en zingeving zijn ze vooral gericht op het bouwen aan een toekomst. Waar ouderen meer terugkijken op hun leven, kijken jongvolwas‐ senen vooruit en om zich heen. Ouders, echte vrienden en partners worden beschouwd als grootste steunpunt voor het bespreken van emotionele problemen. Jongvolwassenen willen graag eigen keuzes maken en zijn sterk gericht op hun persoonlijke ontwikkeling en de toekomst. Deze keuzes kunnen grote gevolgen hebben voor hun sociale contacten. Een studie brengt verhuizing naar een andere stad met zich mee, waardoor contacten met vrienden uit het dorp dreigen te verwateren. Jongvolwassenen die als nieuwkomer in de gemeente gaan wonen vinden soms moeilijk aansluiting bij bestaande groe‐ pen. Hoewel de levensfase verschilt, benoemen ouderen dezelfde dillema’s. Ook oudere bewoners van de gemeente Aalten benoemen zelfstandigheid, wederkerigheid en zelfredzaamheid als een groot goed. Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Gezond en mobiel blijven zijn voor hen van cruciaal belang. Ouderen benoemen dat ze anderen niet tot last willen zijn. Pas als het voor hun gevoel nood is, doen ouderen een beroep op kinderen of buurtbewoners. Ouderen geven bovendien aan dat als ze hulp of steun ontvangen dat het voor hen belangrijk is dat het past bij wie ze zijn en bij hoe ze zijn. Ook ouderen geven dus niet graag toe eenzaam te zijn. Doordat eenzaamheid wordt gezien als eigen ver‐ antwoordelijkheid, hebben ouderen het gevoel dat ze hierin zelf initiatief moeten nemen, maar vinden moeilijk hoe. Zowel ouderen als jongvolwassenen geven aan niet gemakkelijk hun zorgen, laat staan gevoelens van eenzaamheid, met anderen te delen. Vraagverlegenheid speelt voor zowel ouderen als jongvolwasse‐ nen. De eerste stap om om hulp te vragen is niet gemakkelijk. Het stigma ‘hulpbehoevend’, ‘zielig’ en ‘eenzaam’ kan mensen er van weerhouden dit te delen. De schroom om om hulp te vragen heeft te‐ vens te maken met maatschappelijk verwachtingen waar mensen aan willen voldoen: van zelfstandig zijn en wederkerigheid: je vraagt niet meer dan je geeft (Linders, 2010: 136‐152). Wat blijkt is dat men‐ sen liever niet afhankelijk zijn, gelijkwaardigheid in de relatie belangrijk vinden, maar ook de hulpbe‐ reidheid van anderen onderschatten (Ibid.). 2. Overeenkomsten en verschillen tussen jongvolwassenen en ouderen wat betreft de invloed sociale relaties op ervaringen van eenzaamheid Jongvolwassenen hebben over het algemeen vanzelfsprekend veel contacten door school, sport of werk. Wanneer onderzoekers doorvragen op de betekenis van deze veelheid aan sociale contacten, zeggen jongvolwassenen dat het er niet zozeer om draait hoeveel mensen je kent, maar om de kwali‐ teit van de contacten. Wanneer je kijkt naar de definitie van eenzaamheid: de subjectieve beleving van gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties (Van Tilburg & De Jong‐Gierveld, 2007). Dan bete‐ kent dit dat jongvolwassenen zich over het algemeen niet sociaal eenzaam voelen (het missen van kwantiteit aan contacten), maar wel mogelijk emotionele eenzaamheid kunnen ontwikkelen (het mis‐ sen van betekenisvol contact met anderen). 38
De hamvraag volgens jongvolwassenen is of je èchte vrienden hebt. Ze vertellen tijdens de interviews hoe ze als gevolg van ingrijpende gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld een verhuizing, baanverlies, het krijgen van kinderen, ziekte of pesten, erachter kwamen wie hun echte vrienden zijn. Echte vrienden zijn mensen, waar je niet alleen een praatje mee maakt of “een feestje mee bouwt”, maar met wie je ook echt je gevoelens durft te delen. wanneer de omgeving niet (goed) reageert, kunnen (tijdelijke) participatiebelemmeringen zich ontwikkelen tot zwaardere problematieken en eenzaamheid. Hieraan voegen enkele jongvolwassenen toe dat je bij echte vrienden niet alleen vraagt hoe het gaat, maar ook doorvraagt, hoe het met de ander is en die aan jou, omdat je wil weten hoe de ander zich voelt. Het wordt belangrijk gevonden om energie te stoppen in echte vrienden die er in goede en slechte tijden zijn. Bij hen voel je je thuis en gehoord wanneer er wat is. De meeste 65‐plussers in de gemeente Aalten zijn sociaal betrokken, zitten bij verschillende verenigin‐ gen, hebben bestuurlijke functies of doen vrijwilligerswerk. Sociale contacten worden als zeer belang‐ rijk ervaren. Ouderen brengen de mogelijkheid tot het onderhouden van contacten veelal in verband met hun gezondheid en mobiliteit en die van hun partner. Wanneer mensen fysieke beperkingen heb‐ ben of ontwikkelen is het onderhouden van contacten niet of niet meer vanzelfsprekend. Ouderen zijn bovendien veelal terughoudend in het vragen van hulp aan anderen, ze proberen de dingen eerst zelf op te lossen of laten de situatie zoals die is. In tegenstelling tot het vragen van hulp aan anderen waarin ouderen schromen tot het echt niet anders kan, ervaren ouderen het geven van hulp bijna een vanzelfsprekendheid. Ouderen zeggen graag klaar te staan voor anderen, ook voor mensen die niet tot de eigen vriendenkring of netwerk behoren door middel van vrijwilligerswerk. Er zijn vele gelegenheden en activiteiten in de gemeente Aalten waar 65‐ plussers zich bij kunnen aansluiten of een rol in kunnen spelen. Deze worden door vrijwel alle geïnter‐ viewden ook genoemd. De keerzijde hier van is dat er wel veel aanbod is, maar dat ze niet perse een oplossing is. Mensen kunnen zich ook in grote gezelschappen eenzaam voelen doordat ze geen aan‐ sluiting (meer) vinden. Sommige geïnterviewden noemen dat ze geen aansluiting voelen, omdat ze hun partner verloren hebben. Een mogelijke belemmering voor participatie, naast vraagverlegenheid, taboe op eenzaamheid en schroom om te delen, is mantelzorg. Doordat mensen vraagverlegen zijn en schromen hun zorgen te delen, blijft de problematiek veelal voor de omgeving verborgen. In het geval van mantelzorg, wat we vrij veel in de set zijn tegengekomen onder ouderen en jongvolwassenen, betekent dit een extra be‐ lasting. Uit landelijk onderzoek door de GGD blijkt namelijk dat mantelzorg een risico tot het ontwik‐ kelen eenzaamheid en mogelijk zelfs sociaal isolement (Brink & Savelkoul, 2012; Van de Maat, Vermaas & Kruijswijk, 2013). 3. Overeenkomsten en verschillen tussen jongvolwassenen en ouderen wat betreft de invloed van de lokale context op ervaringen van eenzaamheid Jongvolwassenen benoemen dat de gemeente Aalten en diens voorzieningen meer op ouderen gericht is. Een van hen benoemt zelfs het fenomeen ‘hangouderen’ in Aalten, in plaats van hangjongeren. Hoewel jongvolwassenen aangeven dat er geen feest of café in de buurt is voor hen en dat ze voor studie naar elders moeten trekken, lijkt in eerste instantie de invloed van lokale context geen belem‐ mering te veroorzaken voor participatie. Mogelijke verklaring hiervoor is de grote mate van mobiliteit, ervaren gezondheid en focus op persoonlijke ontwikkeling onder jongvolwassenen. De oplossing ligt volgens jongvolwassenen niet direct in het organiseren van activiteiten voor hen. Ze zeggen hun weg ook wel te vinden al is in de directe omgeving weinig voor hen te doen. Ze organiseren
39
dit zelf door in een hok of een keet samen te komen of door samen naar Bocholt, Varsseveld, Nijmegen of Doetinchem te gaan. Naoberschap, burenhulp, speelt een belangrijke rol. Lokale verenigingen en initiatieven zoals ‘Schoef es an’, sjoelen, het koor, vrijwilligerswerk en de kerk spelen een belangrijke rol in het leven van oude‐ ren. Dit geeft tijdsindeling in de week en het zijn belangrijke bronnen van sociale contacten. 4. Terugkomend op het eerder onderzoek door SGBO Benchmarking (2013) naar participatie en individueel welzijn: Uit dit onderzoek (SGBO, 2013) bleek dat inwoners van de gemeente Aalten over het algemeen een hogere participatiescore hebben dan de referentiegroep. De hoge mate van participatie komt duidelijk naar voren in het vraagpatronenonderzoek waarbij de rol van familie, vrienden, buren, buurtschappen, verenigingen en vrijwilligerswerk alomtegenwoordig is. Toch zijn bij de gemeente naar aanleiding van dit onderzoek enkele vragen opgekomen, zoals blijkt uit de intern verspreide samenvatting van het onderzoek (Auteur onbekend, 2013). Ook geeft 37% van de inwoners aan dat zij een of meerdere belemmeringen ervaren die participatie in de weg zitten (ibid.). Dit is iets hoger dan de referentiegroep, waar dit voor 33% geldt. Enkele van deze participatiebelem‐ meringen hebben we in de conclusie reeds benoemd: mantelzorg, werkloosheid, fysieke beperkingen, taboe op eenzaamheid en schroom om al deze zorgen te delen. Daarnaast is er in het onderzoek door SGBO (2013) een verschil opgemerkt tussen de kernen, met name in Dinxperlo is men volgens dit onderzoek iets eenzamer dan in de andere drie kernen (Brede‐ voort, Aalten en het buitengebied). Deze conclusie wordt niet ondersteund door dit onderzoek.
40
4 Vraagpatronen: overstijgende inzichten en acties De resultaten en conclusies leiden tot een aantal overstijgende thema’s. In dit hoofdstuk worden de overstijgende patronen weergegeven in de vorm van behoeftelogica’s; wat inwoners van de gemeente Aalten eisen, willen, nodig hebben, en kunnen bijdragen. In feite vormen ze de weergave van de beel‐ den zoals die door de respondenten worden opgeroepen in de interviews. Inzicht in vraagpatronen is een belangrijke stap in de ontwikkeling van vraaggericht werken, omdat het achterliggende waarden en betekenissen bloot legt, die fundamentele behoeften van mensen in hun context weergeven. Deze vraagpatronen vormen daarmee een ijkpunt voor de inrichting van zorg‐ en dienstverlening. Bij con‐ ventie noemen we in de vraagpatronenmethodiek de onderzoeksresultaten formeel pas vraagpatro‐ nen als deze gevalideerd zijn in een transdisciplinair gesprek waarbij in ieder geval ook (vertegenwoor‐ digers) van de respondenten hun mening over de conclusies hebben kunnen geven. De functie van dit transdisciplinaire gesprek is tweeledig. Enerzijds zorgt het samen bespreken van de resultaten voor member checking en gedeelde betekenisgeving omtrent de gevonden patronen (Regeer en Bunders, 2007). Door de patronen samen te duiden hebben betrokkenen de gelegenheid om onduidelijkheden toe te lichten of om toelichting te vragen en wordt een extra check op de validiteit van de resultaten uitgevoerd. Anderzijds zorgt de aanwezigheid van zoveel mogelijk (typen) betrokkenen ervoor dat de in de bijeenkomst geconstateerde zaken al meteen uitzicht bieden op concrete actiepunten met draag‐ vlak onder belanghebbenden (Jansen & Van Biene, 2010; 2011). Onderzoekers en studenten hebben op basis van de interviews en de resultaten vier vraagpatronen gedestilleerd. In deze vraagpatronen zijn de eisen, wensen, behoeften en mogelijke eigen bijdragen van jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+) om het eenzaamheidsvraagstuk terug te dringen uit‐ gewerkt. Ongeveer 90 mensen, waaronder respondenten, vertegenwoordigers van gemeente, wel‐ zijnsinstellingen en de Wmo‐raad, hebben zich op 20 mei 2014 in een transdisciplinaire bijeenkomst over deze vraagpatronen gebogen. De transdisciplinaire bijeenkomst in Aalten resulteerde in herken‐ ning en erkenning van de vier vraagpatronen en de gesignaleerde behoeften en bijdragen (zie bijlage 6). Dit is uitgewerkt in bijdragen van bewoners in de gemeente Aalten als individu en er zijn ook en‐ kele collectieve bijdragen geformuleerd tijdens de bijeenkomst op 20 mei 2014. Deze zogenaamde behoeftelogica’s, zoals gezamenlijk geformuleerd gedurende de bijeenkomst, hebben we nog enigs‐ zins aangepast naar aanleiding van de 27 extra interviews met ouderen en de derde analyse. Vervolgens hebben de auteurs op 27 oktober 2014 met enkele vertegenwoordigers van de verschil‐ lende centrale groepen: burgers, professionals en de gemeente Aalten overlegd. Hierbij waren aanwe‐ zig: André Fukkink (Gemeente Aalten), Lotte Vorwerg (Gemeente Aalten), Anneke Visser (Figulus Wel‐ zijn), Gerdien Heerink (Careaz), Anita Delsing (VIT) en Meike Heessels (HAN) waren aanwezig. Marten Jan Kooistra (Wmo raad) en Maria van Erp (HAN) waren helaas verhinderd. We hebben samen de vraagpatronen bekeken en vanuit die inhoud besloten welke concrete vervolgacties er aan het onder‐ zoek gegeven zullen worden: zie onderstaande behoeftelogica’s en gemaakte afspraken.
41
Vraagpatroon 1: Je thuis voelen in je woonomgeving. Zowel ouderen als jongvolwassenen tonen hierin eigen initiatief door actief deel te nemen in verenigingen en vrijwilligerswerk. Voor jongvolwassenen zijn de zelfgeorganiseerde hokken voor ontmoeting van belang. Voor met name ouderen, maar ook jongvolwassenen, is buurtmaken (nog steeds) een belangrijk onderdeel van het leven. Dit patroon vraagt dan ook vooral om het behouden en door-ontwikkelen van bestaande initiatieven. Behoeftelogica Eisen Als individu gezien te worden Wensen
Erbij horen en je thuis voelen in buurt, wijk en vriendengroep
Nodig hebben
Steun vrijblijvend individueel of in groepsverband, je onderdeel voelen van je woonomgeving. Plekken om elkaar te ontmoeten.
Bijdragen individueel
‐ Als nieuwkomer buurt maken en kennismaken ‐ Aansluiten bij verenigingen, sportgroep en hobbyclubs
Bijdragen collectief
‐ Laagdrempelige ontmoetingsplaatsen zoals Kulturhus en Schoef es an behouden, er is wel meer vraag naar activiteiten voor kinderen en jongeren ‐ Lokale uitgaansgelegenheden met latere sluitingstijden ‐ Platform (evt. digitaal) om in gesprek te komen, ideeën uit te wisse‐ len of activiteiten te organiseren
Afspraken actiebijeen‐ komst 27/10/2014: Wat pakken we op? Wie doet wat? Professionals Vrijwilligers Gemeente Anders, namelijk…
Wat betreft dit vraagpatroon hebben we afgesproken: ‐ We gaan in de concretisering van deze patronen vooral uit van aansluiting bij bestaande initiatieven: juist ook omdat uit de in‐ terviews komt dat er al veel aanbod is voor ouderen en dat jongvolwassenen aangeven zelf hun weg te vinden. Deelnemende partijen in gesprek faciliteren ontmoetingsplekken en het gevoel erbij te horen door: Repair Cafe vanuit Figulus Welzijn, Koffie met een oortje door Careaz, mogelijkheid om Schoef es an uit te breiden naar Aal‐ ten wordt lokaal verkend.
42
Vraagpatroon 2: Deel je dagelijkse beslommeringen. Er is een algemene behoefte aan laagdrempelig contact met elkaar. Er is al veel te doen in de gemeente Aalten voor en door ouderen. Jongvolwassenen zoeken hun eigen weg en zijn daar over het algemeen tevreden mee. Voor beiden geldt wel een wens om meer contact tussen ouderen en jongvolwassenen. Behoeftelogica Eisen Contact met anderen: jong en oud Wensen Mijn dagelijkse doen en laten delen, iets voor elkaar kunnen betekenen: wederkerigheid Nodig hebben Aanspraak en gezelligheid, leren van elkaar Bijdragen individueel ‐ Face to face persoonlijk contact en via social media ‐ Oud en jong in wijk of buurt uitnodigen ‐ Samen eten met een buurman of wijkbewoner ‐ Een spontaan bezoekje of bloemetje Bijdragen collectief ‐ Inzet vrijwilligers ‐ Laagdrempelige inloopplek ‐ Aandacht van clubs en verenigingen voor reden van stoppen deelname aan activiteiten van kwetsbare mensen ‐ Breng oud en jong met elkaar in contact ‐ Onderzoek Buurt aan zet We hebben dit vraagpatroon besproken en besloten tot de volgende ac‐ Afspraken actiebijeen‐ ties: komst 27/10/2014: ‐ Signaleren van eenzaamheid/kwetsbare mensen: Careaz, Buurt‐ Wat pakken we op? zorg en Figulus Welzijn zijn hier al mee bezig. Ze vinden het een goed idee om hier ook verenigingen, kerken en andere vrijwil‐ lige organisaties bij te betrekken. Mantelzorg VIT heeft al rela‐ ties met verenigingen: mogelijk is hier link te leggen, geeft VIT aan. Wie doet wat? ‐ Suggestie HAN: maak gebruik van werkboek Doorbreek Een‐ zaamheid en Sociaal Isolement wat betreft thema en wat be‐ Professionals treft lokale samenwerking zie bv. partnerschapskaart op de blog Wmo werkplaats Nijmegen. Vrijwilligers ‐ Signaleren van eenzaamheid/kwetsbare mensen: Careaz is voornemens haar thuiszorgmedewerkers hier meer op aan te Gemeente sturen. Mogelijk kan de training Doorbreek Eenzaamheid en So‐ ciaal Isolement, door de Wmo Werk hier in ondersteunen. Anders, namelijk… ‐ Buurt aan Zet boekt al ‘kleine winstjes’ volgens Figulus Welzijn: er zijn nu 5 vrijwilligers, er zijn onderling ondersteunende con‐ tacten in de buurt gelegd en onderzoeksgebied uitgebreid naar Aalten Zuid. ‐ Anneke Visser (Figulus Welzijn) zal de resultaten van het onder‐ zoek in overleg Buurt aan Zet overdragen. Vooral het aansluiten bij de vraag van de persoon neemt ze hierin mee. ‐ Anneke Visser zal ook de behoefte aan contact tussen jong en oud bespreken met collega Frank Sikkink.
43
Vraagpatroon 3: Kom ermee voor de dag Blijf er niet mee rondlopen. Deel je probleem. Doorbreek het taboe op eenzaamheid. Dit vraagpatroon geldt voor jongvolwassenen en ouderen. Het gaat hier om inzicht in en houding ten opzichte van eenzaamheid, zowel jongvolwassenen als ouderen hebben de wens om meer te delen en aan elkaar te durven vragen hoe het écht gaat. Behoeftelogica Eisen Herkenning en erkenning Wensen Begrip krijgen, mensen om je heen die je vertrouwt Nodig hebben Openheid Bijdragen individueel ‐ Wees eerlijk, stel je open, laat je gevoel spreken. Geef eerlijk antwoord op de vraag hoe het met je gaat. ‐ Zelf initiatief nemen om contact te maken, aan de ander durven doorvra‐ gen wanneer je vermoedt dat die het moeilijk heeft ‐ Blijf meedoen en sluit je aan bij sportclub of verenigingen en doe mee aan fietstochtjes en wandelingen Bijdragen collectief ‐ Vorm gespreksgroepen op basis van bijv. thema’s uit het onderzoek: Bijv. jongvolwassenen en ouderen: mantelzorg, werkloosheid, pesten ‐ Voor jongeren, start met voorlichting op scholen over eenzaamheid ‐ Anoniem aanspreekpunt, bij voorkeur ook online ‐ Betrek verenigingen en kerk bij opsporen van eenzaamheid ‐ Verspreid en initieer het spel Hoe ist?! in de gemeente Aalten We hebben dit vraagpatroon besproken en besloten tot de volgende acties, Afspraken actiebijeen‐ waarbij we ons richten op de vanuit dit patroon gewenste verdieping van komst 27/10/2014: contact: Wat pakken we op? ‐ Idee gespreksgroepen koppelen aan Family Factor: zij zijn hier al mee bezig en kunnen input uit onderzoek mogelijk gebruiken. An‐ neke Visser (Figulus Welzijn) zal dit overdragen en rapport doorstu‐ ren. ‐ Anoniem aanspreekpunt is er al bij CJG: Anneke Visser zal dit rap‐ Wie doet wat? port aan hen doorsturen. ‐ De gemeente schaft 10 exemplaren van het spel Hoe ist?! aan dat Professionals n.a.v. dit onderzoek door de HAN is ontwikkeld. ‐ Deze zullen in de gemeente gebruikt worden door: Vrijwilligers Careaz: o.a. koffie met een oortje, voor ouderen in zorgcentrum; ac‐ tiviteiten medewerkers ivm kennismaken en open gesprek Gemeente Figulus Welzijn: o.a. hobby dames groep, vrouwengroep, spellen‐ avond en jongeren inloop avond Anders, namelijk… VIT: o.a. mantelzorgbijeenkomsten lotgenoten, Ouders helpen ou‐ ders in 3 gemeenten en bij vrijwilligers VIT Via gemeente: aanbieden bij o.a Schoef es an, Praothuuske, inloop kerk/huiskatechese.
44
Vraagpatroon 4: Zelf doen goed, vragen moet. Dit patroon geldt met name voor ouderen. Er is een sprake van een hoge mate en ideaal van zelfredzaamheid in combinatie met een schroom om om hulp te vragen. Ouderen zijn het liefst zo lang mogelijk, actief, mobiel en zelfstandig, soms is hier hulp bij nodig. Wanneer ouderen hier keuzemogelijkheid en wederkerigheid in ervaren zeggen ze eerder om hulp te zullen vragen. Behoeftelogica Eisen Autonomie en privacy Wensen Zelfredzaamheid, keuzemogelijkheid en wederkerigheid Nodig hebben Zekerheid en steun van elkaar Bijdragen individueel ‐ Vraag anderen en laat weten waar hulp bij nodig is ‐ Ga in je nabije omgeving na wie welke kwaliteiten heeft en vraag mensen die tijd en gelegenheid hebben te helpen ‐ Doe waar mogelijk ook zelf een aanbod als wederdienst Bijdragen collectief ‐ Ontwikkel een laagdrempelig systeem voor de wederkerige uitwis‐ seling van diensten ‐ Zorg voor een flexibele buurttaxi/ rijdende winkel ‐ Ontwerp een buurtschrift waarin men kan aangeven wie wanneer welke hulp nodig heeft en wil bieden ‐ Zorg voor levensloopbestendige en betaalbare gelijkvloerse woningen voor de mensen met lagere inkomens ‐ Zorgzekerheid en betaalbare professionele hulp Vanuit aanstaande veranderingen participatiewet idee vanuit de ge‐ Afspraken actiebijeen‐ meente (Andre Fukkink) en Careaz ( Gerdien Heerink) om werkloze komst 27/10/2014: jongeren te laten meedraaien als vrijwilliger. Dit geeft een gevoel Wat pakken we op? van erbij horen, zoals uit de interviews blijkt. ‐ De gemeente kan werkloze jongeren die zich bij hen melden koppelen aan Figulus Welzijn, Careaz en VIT: daarmee wordt tevens meteen contact jong en oud op een andere manier mogelijk. Wie doet wat? ‐ Andre Fukkink (gemeente) geeft dit idee door aan collega met als thema participatie. Professionals ‐ Concreet binnen Careaz is er bijvoorbeeld altijd behoefte aan vervoer. Ook VIT en Figulus Welzijn zijn geïnteresseerd. Vrijwilligers ‐ Gemeente Anders, namelijk…
45
Referenties Auteur onbekend. (2013). Samenvatting uitkomsten rapport Wmo “Belevingsonderzoek Wmo onder inwoners”, samenvatting toegestuurd door Dhr. Fukkink op 6 januari 2014. Culler, J. (2001). The pursuit of signs: semiotics, literature, deconstruction. London: Routledge. Biene, M. van, Basten, F., Erp, M. van, Hoof, P. van, Meesters, J., Satink, T., Joosten, H., Hulst, H. van der, Lenkhoff, M., & Lips, K. (2008). De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN: LDVK. Brink, C.L. van den, & Savelkoul, M. (2013). Gezondheidsmonitor GGD'en, CBS en RIVM. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. De Jong Gierveld, J. (1984). Eenzaamheid: een meersporig onderzoek. Deventer: Van Loghum Slaterus. De Jong Gierveld, J. (1998). A review of loneliness: concepts and definitions, determinants and consequences. Reviews in Clinical Gerontology, 8, 73‐80. Fokkema, T.,& Tilburg, T. van (2006). Aanpak van eenzaamheid: Helpt het? Een vergelijkend effect‐ en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaam‐ heid onder ouderen. Den Haag: NIDI. Fokkema, C.M., & Tilburg, T.G. van (2007). Zin en onzin van eenzaamheidsinterventies bij ou‐ deren. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 38, 185‐203. Hawkley, L.C., & Cacioppo, J.T. (2010). Loneliness matters: A theoretical and empirical review of consequences and mechanisms. Annals of Behavioral Medicine, 40, 218‐227. Heessels, M., Braun, M., Kroes, J., Dankers, T., Roozendaal, K., & Van Biene, M. (2014). Door‐ breek eenzaamheid en sociaal isolement. Werkboek voor professionals en vrijwilligers in wonen, wel‐ zijn en zorg. Intern rapport. Nijmegen: Landelijke Wmo Werkplaatsen & Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Holstein, J. A., & Gubrium, J. F. (2000). The self we live by: narrative identity in a postmodern world. Oxford University Press. Maat, J.W. van de., Vermaas, M., & Kruijswijk, W. (2012). Omgaan met eenzaamheid onder mantelzorgers. Herkennen, bespreken en aanpakken. Utrecht: Expertisecentrum mantelzorg. Linders, L. (2010). De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volks‐ buurt. Den Haag: Sdu. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2013). Bijna veertig procent van de volwassen Nederlanders voelt zich eenzaam [nieuwsbericht RIVM]. ( 2013, 30 september). Geraadpleegd op http://www.rivm.nl. Geraadpleegd op 19 april 2014 van: http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberich‐ ten/2013/Bijna_veertig_procent_van_de_volwassen_Nederlanders_voelt_zich_eenzaam Schalock, R., & Begab, M. (1990). Quality of life: perspective and issues. Washington DC: Ame‐ rican Association on Mental Retardation. SGBO. (2013). Participatie en individueel welzijn binnen de Wmo. In de gemeente Aalten. Rapport augustus 2013. Tilburg, T. van. & De Jong – Gierveld, J. (2007). Zicht op eenzaamheid. Achtergronden, oorza‐ ken en aanpak. Assen: Van Gorcum. Wengraf, T. (2001). Qualitative research interviewing: biographic narrative and semi‐struc tured method. London: Sage Publications. Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Bussum: Coutinho. World Health Organisation (2001). ICF, Nederlandse vertaling van de “International Classification of Functioning Disability and Health”. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
46
Bijlage 1 Onderzoeksgroep 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Meike Heessels Maria van Erp Zizi van der Voort ‐ van Kaam Pepijn Kersten Inez Buijsman Evi Borsboom Dominique Carpaij Sophie Alferdinck Zaphira van Leeuwen Mariska Willemsen Risanne Vullings Erna Lankhorst Lotte Penterman Sohaila Roya Valerie Bastiaanse Vera Jansen Wiebke Kalemba Maureen Klein Gunnewiek Mariëlle Küppers Manon Peters Rachel Somsen
47
Bijlage 2
Interviewguide
Introduceer het onderzoek met de onderdelen 1 t/m 6 voordat je de SQUIN vraag stelt! 1. Introductie Goedemiddag, ik ben ….., student van de HAN. Ik heb begrepen dat u mee wilt doen met het onderzoek over welzijn, participatie en sociale contacten in de gemeente Aalten, klopt dat? Zo ja, hartelijk dank daarvoor. Het onderzoek wordt gehouden in Aalten, Dinxperlo en Lintelo. Het is een initiatief van de gemeente Aalten, de organisaties Careaz Thuiszorg en Figulus Welzijn, en de Hoge‐ school van Arnhem en Nijmegen (HAN). Wij zijn als studenten van de HAN bij het onderzoek betrokken Er worden verhalen verzameld van inwoners van verschillende leeftijden, van jong en oud. Ook uw verhaal willen we graag horen. Heeft u nog vragen over de brief die hierover is gestuurd? 2. Verheldering onder‐ U hebt gelezen dat het onderzoek gaat over welzijn, participatie en sociale contacten. zoeksvraag en topics Ook staat eenzaamheid in de breedste zin van het woord centraal. We zijn benieuwd wat mensen als plezierige en zinvolle bezigheden ervaren, met wie ze zich verbonden voelen en wat mensen het gevoel geeft er al dan niet alleen voor te staan. Gaandeweg het gesprek komen verschillende onderwerpen aan de orde. 3. Uitleg over het doel De informatie uit alle verhalen wordt gebruikt om van het onderzoek: ‐ na te gaan of inwoners van ADL het gevoel hebben gewaardeerd te worden door de gemeenschap, het gevoel hebben erbij te horen en ‐ op lokaal niveau initiatieven te ontplooien om eenzaamheid op te sporen en waar nodig terug te dringen. 4. Uitleg over het inter‐ Er is geen goed of fout verhaal. Het mag om grote of kleinedingen gaan en voorbeelden view, het verhaal zijn welkom. Het mag gaan over het verleden, heden of over de toekomst. Het mag gaan over meevallers en tegenvallers, vrolijke of droevige kwesties. Spreek vrijuit! Het interview duurt ongeveer een uur. Ik zal starten met een open vraag. 5. Vertellen dat het ge‐ We hebben een bandrecorder bij ons om het gesprek op te nemen. Dan hoeven wij nu sprek op band wordt op‐ niet veel op te schrijven. Alles wat gezegd is, wordt later uitgetypt. genomen Vanuit de wet is voorgeschreven dat we u om toestemming moeten vragen als we ge‐ bruikmaken van een bandrecorder. Wilt u zodra de recorder loopt eerst uw naam zeg‐ gen en aangeven dat u toestemming geeft voor opname van het gesprek? 6. Aangeven dat de ge‐ Bij het uittypen van het gesprek worden namen veranderd in cijfercodes. Zo kan nie‐ gevens anoniem en ver‐ mand achterhalen wie wat gezegd heeft en over wie gesproken is. Wat u ons vertelt, trouwelijk worden ver‐ wordt alleen voor dit onderzoek gebruikt. De informatie wordt vertrouwelijk verwerkt werkt en opgeslagen. Tijdens het interview kunt u ook altijd stoppen.
48
Is zo de bedoeling van het gesprek voor u duidelijk? Zo ja, dan gaan we starten en zet ik nu de bandrecorder aan. Wat is uw naam en wat is uw leeftijd? Vindt u het goed dat dit gesprek wordt opgenomen op band? Start van het gesprek SQUIN (open vraag, uit‐ nodigende toon ) Suggesties voor aanslui‐ tende vragen
Vragen per topic Open vragen
Wonen en leefomgeving
Sociale relaties
Vertel eens… Wat doet u zoal op een dag of in een week? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven: Wat bedoelt u daarmee ? Wat zijn uw ervaringen daarbij? Wat voor gevoel geeft u dat? Wie betrekt u graag bij uw activiteiten en bezigheden? Hoe zien andere dagen/weken er uit?
Graag wil ik de eerder genoemde onderwerpen verder met u bespreken. Voor de interviewers: Let er op dat alle topics aan de orde komen, de volgorde maakt niet uit. Iedereen stelt de hoofdvraag per topic, de andere vragen zijn suggesties. Hoe ervaart u het wonen op deze plek? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven/aanvullingen: ‐ Wat is of was een veilige, fijne plek in uw leven? ‐ Welke mensen horen bij deze plek? ‐ Voelt u zich verbonden met de wijk/kern waarin u woont? Zo ja, op welke manier of op welke momenten? ‐ Welke plekken in de wijk of in deze kern zijn belangrijk voor u? ‐ Waar ontmoet u anderen uit de omgeving? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp, ...? Vat ik het goed samen als ik zeg …? Wat kunt u vertellen over uw sociale netwerk, familie, vrienden‐ of kennissenkring? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ?
49
Zingeving
Lichamelijke/ psychische gezondheid
Alternatieven/aanvullingen: ‐ Met wie voelt u zich verbonden? ‐ Hoe houdt u contact met anderen? ‐ Hoe zou u uw contact met deze mensen beschrijven? ‐ Hoe intensief is uw contact met anderen? ‐ Welke specifieke momenten of situaties kunt u noemen wanneer u echt behoefte heeft of heeft gehad aan contact? ‐ Welke voorbeelden kunt u noemen, waarin u zich eenzaam of alleen voelde tussen uw familie en vrienden? ‐ Welke steun (bijvoorbeeld praktisch of emotioneel) verwacht u van uw directe naasten of vrienden nu en in de toekomst? ‐ Wat onderneemt u om aansluiting te zoeken bij anderen? ‐ Wat doet u voor of met anderen? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp, ...? Vat ik het goed samen als ik zeg…? Op welke momenten voelt of voelde u zich gelukkig? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven/aanvullingen: ‐ Welke levensvragen houden u bezig? ‐ Welke zorgen zijn op uw levenspad gekomen? ‐ Deelt u deze zorgen met anderen? ‐ Zoja, met wie deelt u dit? Wat betekenen deze mensen voor u? ‐ Zo niet, hoe komt het dat u dit niet met anderen deelt? Met wie of met wat voor per‐ soon zou u dit wel willen delen? ‐ Wie steunt u te allen tijde of onvoorwaardelijk? ‐ Wat zou u over willen doen als u terug kijkt op uw leven? ‐ Wat staat er bovenaan uw bucketlist? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp, ...? Vat ik het goed samen als ik zeg…? Hoe beïnvloedt uw psychische of lichamelijke gezondheid uw dagelijks leven? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven/aanvullingen: ‐ Wat onderneemt u om gezond en fit te blijven? ‐ Als er iets is met uw gezondheid, wie vraagt u dan om raad of hulp? ‐ Hoe ervaart u uw psychische gesteldheid? ‐ Welke momenten kunt u benoemen waarin u zich eenzaam heeft gevoeld of niet begrepen door anderen door uw lichamelijke of psychische gezond‐ heid? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp, ...? Vat ik het goed samen als ik zeg…?
50
Zelfbepaling
Wat betekent eigen keuzes kunnen maken voor u? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven/aanvullingen: ‐Wat betekent zelfstandig zijn of blijven voor u? ‐Wat zijn uw persoonlijke doelen? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp, ...? Vat ik het goed samen als ik zeg…? Sociale inclusie Op welke momenten in uw leven voelt of voelde u dat u erbij hoort? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven/aanvullingen: ‐ Welke steun ervaart u van mensen in uw omgeving? ‐ Welke zorg of ondersteuning biedt uzelf aan anderen? ‐ Hoe ervaart u het om anderen te ondersteunen? ‐ Welke personen of instanties ervaart u als gelijkgestemd? ‐ Wanneer voelt u zich begrepen door anderen? ‐ Wanneer had u het gevoel dat u er niet bij hoorde? ‐ Hoe ervaarde u deze situatie? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp, ...? Vat ik het goed samen als ik zeg…? Persoonlijke ontwikkeling Welke waarde hecht u aan opleiding, werk of andere bezigheden? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? Alternatieven/aanvullingen: ‐ Waar wordt u enthousiast van? ‐ Wat betekent uw werk/ opleiding/ vrijwilligerswerk/ hobby voor u? ‐ Welke mensen zijn belangrijk voor u bij deze activiteiten? ‐ Wat zou u graag willen doen of willen leren? ‐ Wat betekent het voor u om geen werk/dagbesteding te hebben? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp ...? Vat ik het goed samen als ik zeg…? Materieel welbevinden
Welke waarde hecht u aan materieel bezit? Dat is interessant, kunt u daar iets meer over vertellen? Heb ik goed begrepen dat…. ? 51
Aanvullingen/alternatieven: ‐ Kunt u wat betreft financiële mogelijkheden de dingen doen die u wilt doen? ‐ Wat zou een wijziging in uw financiële situatie betekenen voor deelname aan activiteiten buitenshuis? ‐ Wat is uw grootste bezit? ‐ Stel dat u 5000 euro wint, wat zou u hier mee doen? ‐ Wat vindt u van de uitdrukking: “Geld maakt niet gelukkig”? Afsluitende vraag Als ik het goed begrijp ... Vat ik het goed samen als ik zeg…? Afsluiting interview Een laatste afsluitende vraag: ‐ Als u de burgermeester van de gemeente Aalten zou mogen adviseren, welke sug‐ gesties zou u dan doen om eenzaamheid tegen te gaan? Wilt u nog iets toevoegen aan dit gesprek? Ik kijk even of alle thema’s besproken zijn. Hoe heeft u het interview ervaren? Uitleggen wat het vervolg Dit interview zal letterlijk uitgetypt worden. Graag bespreken wij de resultaten met zal zijn alle respondenten in het bijzijn van opdrachtgevers (gemeente Aalten, Figulus Welzijn en Careaz Thuiszorg) (datum) ..... om (tijdstip)......uur in ....(lokatie). Samen met andere studenten organiseer ik deze bijeenkomst. Ik nodig u hiervoor graag uit. U ontvangt hiervoor ook nog een officiële uitnodiging. Bedanken voor het inter‐ Ik wil u graag bedanken voor uw tijd en uw deelname aan het interview. Ik hoop dat u view het gevoel hebt dat u uw verhaal hebt kunnen vertellen en dat er naar uw verhaal is geluisterd. Ter afsluiting Geef de respondent je naam en telefoonnummer, mocht hij/zij op een later moment meer informatie willen of vragen hebben.
.
52
Bijlage 3 Codeerformat
53
Bijlage 4
Categorieën van het wie, wat en hoe
Categorieën van het WAT. De categorieën geven aan binnen welk domein van de kwaliteit van leven het onderwerp van het narratief valt. In feite geeft deze categorie weer waarover de respondent spreekt. WAT 1
Categorielabel Fysieke omgeving
2
Toegankelijkheid
3
Bereikbaarheid
4
Sociale relaties
5
Welbevinden: somatisch
6
Welbevinden: psychisch
7
Zelfredzaamheid
8
Financieel en materieel
9
Zingeving
10
Gemeenschapsactivit eiten
11
Culturele voorzieningen
Omschrijving Fysieke omgeving betreft alle fysieke aspecten in de omgeving van een geïnterviewde, bijvoorbeeld voorzieningen of obstakels IN een woning, huisvesting of gebouw (fysieke toegankelijkheid, grote van een woning, aanwezigheid badkamer, drempels, etc.), staat van de woning, obstakels in een straat of bijvoorbeeld het groen of riolering in een wijk. Toegankelijkheid van voorzieningen gaat over de vraag in hoeverre ieder‐ een recht heeft op of van een product of vorm van dienstverlening ge‐ bruik kan maken. Bv. over de wijze waarop klanten worden ontvangen door baliepersoneel, of ze worden bijgestaan bij het invullen van formu‐ lieren aan de hand van een duidelijke handleiding, enzovoort. Het gaat hier om figuurlijke bereikbaarheid. Bereikbaarheid betreft de geografische ligging of afstand tot gebouwen, voorzieningen of activiteiten, evenals de vervoersmogelijkheden om hier te komen. Het gaat hier om letterlijke (fysieke) bereikbaarheid. Sociale relaties betreft de sociale samenhang, controle, contacten, of mensen iets voor elkaar over hebben en vertrouwen tussen mensen bin‐ nen één huis (familie en vrienden), in een straat (buren) of een wijk (alle mensen met wie men een sociale relatie kan hebben). Tevens valt hieron‐ der het ‘gevoel’ van mensen ‘er bij te horen’ of de aan‐ of afwezigheid van een sociaal netwerk. Alles wat tussen mensen gebeurt en als beteke‐ nisvol wordt gezien kan hier onder vallen. Onder somatisch welbevinden wordt verstaan de uitingen ten aanzien van de fysieke gezondheid en de lichamelijke situatie van de geïnterview‐ den. Onder psychisch welbevinden wordt verstaan de uitingen ten aanzien van de psychische en emotionele (stemmings‐)gesteldheid van de geïn‐ terviewden. Zelfredzaamheid betreft de mate van (on‐)afhankelijkheid van zorg, ser‐ vice, ondersteuning, begeleiding, of voorzieningen ten behoeve van be‐ perkingen in het persoonlijke welbevinden. Bijvoorbeeld ondersteuning door mantelzorg, professionele zorg, een boodschappenservice, buurt‐ taxi, strijkwasservice of een aanpassing van een woning of een rolstoel. Concrete of gevoelsmatige uitingen over de financiële en materiële situa‐ tie van de geïnterviewde of zijn/haar omgeving. Hieronder kunnen vallen inkomen, uitkeringen, subsidies, persoonsgebonden budget en materiële bezittingen. Zingeving betekent het zoeken naar of toewijzen van zin, bedoeling of doel van of aan het leven, grote gebeurtenissen of activiteiten in het le‐ ven. Hieronder vallen ook uitspraken over levenshouding. Bijvoorbeeld praktiseren van een religie, lidmaatschap van een vrijwilligersorganisatie, coping van life events, levensmotto’s. Gemeenschapsactiviteiten zijn alle (georganiseerde) activiteiten welke in een gemeenschap worden georganiseerd en waar mensen elkaar kunnen ontmoeten (Bingo, Kaarten, Fanfare, Volkstuin, activiteiten in een buurt‐ huis, wandeltochten, etc.). Culturele activiteiten of deelname aan cultuur. (zoals bibliotheek, film‐ huis, museum, galerie, et cetera)
54
12
Commerciële voorzieningen
13
Zorg‐ en dienstverlening
14
Veiligheid
15
Persoonlijke Ontwikkeling
16
Autonomie
17
Biografische informatie
18
Overig
Commerciële voorzieningen zijn dagelijkse voorzieningen in het maat‐ schappelijk verkeer die commerciële diensten of producten aanbieden zo‐ als winkels en banken. Zorg‐ en dienstverlening gaan over diensten of producten die ingrijpen in aspecten van gezondheid en ziekte. Hieronder wordt verstaan lichame‐ lijke zowel als geestelijke gezondheidszorg alsook aanverwante paramedi‐ sche of alternatieve diensten (zoals bijv. homeopathie) Veiligheid betekent zowel algemene gevoelens van veiligheid en/of angst als ook specifieke aspecten van veiligheid zoals verkeersveiligheid, crimi‐ naliteit, (in)stabiele, (on)voorspelbare omgeving of (on)veilig fysieke in‐ richting van de woonomgeving. Onderwijs, cursussen, vrijwilligerswerk, beroeps‐ en vrijetijdsactiviteiten, omgaan met technologie welke de geïnterviewde onderneemt of doet in het kader van de persoonlijke ontwikkeling. Autonomie heeft betrekking op de ervaren mogelijkheden van mensen om eigen beslissingen in vrijheid te kunnen nemen (keuzevrijheid, zelfbe‐ schikking). De respondent gaat in op biografische en persoonlijke informatie zoals leeftijd, aantal kinderen, achtergrondinformatie over het verleden, hoe lang in X woonachtig. Alles wat door de geïnterviewde gezegd wordt, wat niet geplaatst kan worden in de hierboven genoemde categorieën
Categorieën van het WIE. Hierbij wordt onderscheiden vanuit welk perspectief het WAT moet worden geïnterpreteerd. De eerste drie rijen gaan over het ruimtelijk perspectief. ‘Woning’, ‘straat’ en ‘wijk’ en kunnen gezien worden als schaalniveaus, de nabijheid van waar de respondenten het over hebben. De laatste drie rijen gaan over de verteller en het vertelniveau. Door de inbedding van taaluitingen in narratieve teksten ontstaan verschillende vertelniveaus. De verteller haalt immers anderen aan, die op hun beurt weer een ander kunnen citeren. Daarnaast is de identiteit van degene die spreekt van belang. Er zijn vertellers die niet alleen als verteller optreden, maar tevens zelf deel uitmaken van het verhaal; dat is zeker bij narratieve interviews het geval. Dit onderscheid wordt aangegeven met de categorieën ‘eigen’,‘naasten’ en ‘veraf’. De auteur van de tekst is altijd de respondent zelf, deze vertelt immers. De respondent kan echter fungeren als verteller van zijn eigen of andermans verhaal. Ten aanzien van de categorieën 1, 2 en 3: het gaat hier om het perspectief, vanuit welke positie spreekt de verteller. Ten aanzien van de categorieën 4, 5 en 6: het gaat hier om de relationele aspecten, presenteert de verteller zichzelf als de centrale figuur (primaire verteller), of een naaste of een derde (secundaire verteller). Ten aanzien van de categorieën 7 t/m 12: deze labels geven de rolinvulling van de verteller weer, welke kenmerken worden het centrale personage toegedicht. WIE 1 2
Categorielabel Woning Straat
3 4 5
Wijk Eigen Naasten
6
Derden
7
Machthebber
8
Onderdaan
Omschrijving Eigen woning, wooneenheid Straat, omvat verscheidene wooneenheden ook op te vatten als gang of galerij in een flat/complex Wijk, omvat verscheidene straten ook op te vatten als buurt of complex De geïnterviewde spreekt over/namens zichzelf De geïnterviewde spreekt over/namens directe familie en buren, goede vrienden De geïnterviewde spreekt over/namens een abstracte ander, zoals ‘jongeren’, ‘ouderen’ of ‘allochtonen’, niet‐bewoners, of een concrete ander zoals een professional, een buurtbewoner, vrijwilliger De persoon vanwaaruit gesproken wordt heeft invloed over (zaken in) de eigen situatie De persoon vanwaaruit gesproken wordt heeft geen of weinig invloed over (zaken in) de eigen situatie 55
9 10 11
Helper Tegenstander Actief
12
Passief
De persoon vanwaaruit gesproken wordt helpt of ondersteunt een ander De persoon vanwaaruit gesproken wordt werkt een ander tegen De persoon vanwaaruit gesproken wordt neemt initiatief, komt in beweging of handelt De persoon vanwaaruit gesproken wordt laat het initiatief bij anderen, staat stil of staat buiten de handeling
Categorieën van het HOE. Voor de analyse van het HOE is van belang op welke wijze iemand een uitspraak doet. Het gaat hierbij om wat ook wel genoemd wordt de focalisatie van het narratief, of: hoe wordt de inhoud in beeld gebracht door de verteller? Dit kan zowel gaan over de mening van de respondent over het WAT, maar ook over de wijze waarop de taal vorm gegeven wordt in termen van stijlfiguren en idioom. Bij de eerste twee categorieën gaat het om positieve danwel negatieve geladenheid of emoties, opgevat als positieve danwel negatieve kwalificaties van het ‘wat’. Bij de categorieën vraag vs aanbod , probleem vs oplossing, betrokken vs neutraal en conflict vs harmonie is bepalend hoe iemand het ‘wat’ ziet. Dit zijn zogeheten dichotome paren, maar dit sluit evenwel niet uit dat beide termen van een paar tegelijk van toepassing zijn op een narratief. De laatste vijf categorieën gaan in op de diverse stijlfiguren die mensen hanteren om hun verhaal kracht bij te zetten, en geven inzicht in het gebruik van de taal (dit is voornamelijk van belang omdat hier letterlijk iets anders wordt gezegd dan eigenlijk wordt bedoeld, zoals bij spot, bijv. “nou dat is lekker!”). HOE 1
Categorielabel Positief
2
Negatief
3 4
Aanbod Vraag
5
Probleem
6
Oplossing
7
Betrokken
8
Neutraal
9
Conflict
10
Harmonie
11
Beeldspraak
12
Overdrijving
13 14
Cliché Cynisme
15
Ironie
Omschrijving de geïnterviewde geeft een positieve kwalificatie over het ‘wat’, of is tevreden over de kwaliteit van het ‘wat’, vindt het ‘wat’ waardevol, is trots op het ‘wat’, heeft sympathie voor het ‘wat’ de geïnterviewde geeft een negatieve kwalificatie over het ‘wat’, of is niet tevreden over de kwaliteit van het ‘wat’, hecht geen waarde aan het ‘wat’, schaamt zich voor het ‘wat’, heeft een afkeer voor het ‘wat’ de geïnterviewde biedt zelf het ‘wat’ aan, heeft iets bij te dragen de geïnterviewde heeft behoefte aan het ‘wat’ vraagt ernaar of ervaart het ‘wat’ als een gemis de geïnterviewde beschouwt het ‘wat’ als een probleem, of problematiseert een situatie de geïnterviewde ziet het ‘wat’ als een oplossing, of oppert een oplossingsrichting de geïnterviewde geeft blijk van persoonlijke of emotionele binding met het ‘wat’ (zowel positief als negatief) de geïnterviewde geeft geen blijk van betrokkenheid danwel emotionele binding met het ‘wat’, spreekt op zakelijke wijze over het ‘wat’ de geïnterviewde spreekt over sterk tegengestelde standpunten of frictie tussen betrokken personen of gebeurtenissen de geïnterviewde spreekt over met elkaar overeenstemmende standpunten of kwalificaties van personen of gebeurtenissen of is het met anderen eens De geïnterviewde probeert zijn verhaal te verduidelijken door een vergelijking te maken met iets anders Om het verhaal kracht bij te zetten maakt de geïnterviewde gebruik van overdrijving De geïnterviewde gebruikt afgezaagde uitdrukkingen De geïnterviewde gebruikt een verbitterde vorm van spot om wat duidelijk te maken De geïnterviewde gebruikt een milde vorm van spot, niet kwetsend bedoeld
56
Bijlage 5
Analysesets
Centrale vraag: Hoe ervaren jongvolwassenen (18‐35) en ouderen (65+) eenzaamheid in de gemeente Aalten? Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn narratievensets geconstrueerd op basis van catego‐ rieëncombinaties zoals vermeld bij elke onderzoeksvraag. Deelvraag 1: Wat is kenmerkend voor de persoonlijke ervaringen van eenzaamheid van jongvol‐ wassenen en ouderen in de verschillende kernen van Aalten?
Wat is de rol van zelfredzaamheid in de persoonlijke ervaring van eenzaamheid in ADL? Zelfredzaam x eigen x positief Zelfredzaam x eigen x negatief Wat is de rol van fysiek welbevinden in de persoonlijke ervaring van eenzaamheid in ADL ? Fysiek welbevinden x eigen x positief Fysiek welbevinden x eigen x negatief Wat is de rol van psychisch welbevinden in de persoonlijke ervaring van eenzaamheid in ADL? Psychisch welbevinden x eigen x positief Psychisch welbevinden x eigen x negatief Wat is de rol van persoonlijke ontwikkeling in de persoonlijke ervaring van eenzaamheid in ADL? Persoonlijke ontwikkeling x eigen x positief Persoonlijke ontwikkeling x eigen x negatief Wat is de rol van zingeving in de persoonlijke ervaring van eenzaamheid in ADL? Zingeving x eigen x positief Zingeving x eigen x negatief Wat is de rol van veiligheid in de persoonlijke ervaring van eenzaamheid in ADL? Psychisch welbevinden x veiligheid x eigen x positief Psychisch welbevinden x veiligheid x eigen x negatief Deelvraag 2: Wat is de invloed van sociale relaties op de ervaring van eenzaamheid van jongvol‐ wassenen en ouderen in de verschillende kernen in de gemeente Aalten? Wat is de rol van sociale relaties in de ervaring van zelfredzaamheid? Sociale relaties x zelfredzaamheid x eigen x positief Sociale relaties x zelfredzaamheid x eigen x negatief Wat is de rol van sociale relaties in de ervaring van fysiek welbevinden? Sociale relaties x fysiek welbevinden x positief Sociale relaties x fysiek welbevinden x negatief Wat is de rol van sociale relaties in de ervaring van psychisch welbevinden? Sociale relaties x psychisch welbevinden x positief Sociale relaties x psychisch welbevinden x negatief Wat is de rol van sociale relaties in de ervaring van zingeving? Sociale relaties x zingeving x positief Sociale relaties x zingeving x negatief 57
Wat is de rol van sociale relaties in de ervaring van persoonlijke ontwikkeling? Sociale relaties x pers. Ontw x positief Sociale relaties x pers. Ontw x negatief Wat is de rol van sociale relaties in de persoonlijke ervaring van veiligheid? Sociale relaties x psychisch welbevinden x veiligheid x positief Sociale relaties x psychisch welbevinden x veiligheid x negatief Deelvraag 3: Wat is de invloed van de lokale context van de verschillende kernen in de gemeente op de ervaring van eenzaamheid van jongvolwassenen en ouderen? Wat zeggen mensen over de invloed van hun wijk op de ervaring van welbevinden (tegenhanger eenzaamheid) van henzelf versus derden? Wijk x eigen x psychisch welbevinden x positief Wijk x eigen x psychisch welbevinden x negatief Wijk x derden x psychisch welbevinden x positief Wijk x derden x psychisch welbevinden x negatief Wat zeggen mensen over de invloed van gemeenschapsactiviteiten op de ervaring van welbevin‐ den (tegenhanger eenzaamheid) van henzelf vs. derden? Gemeenschapsactiviteiten x psychisch welbevinden x eigen x positief Gemeenschapsactiviteiten x psychisch welbevinden x eigen x negatief Gemeenschapsactiviteiten x psychisch welbevinden x derden x positief Gemeenschapsactiviteiten x psychisch welbevinden x derden x negatief Wat zeggen mensen over de invloed van zorg en dienstverlening op de ervaring van welbevinden (tegenhanger eenzaamheid) van henzelf vs derden? Zorg en dienstverl x eigen x psychisch welbevinden x positief Zorg en dienstverl. x eigen x psychisch welbevinden x negatief Zorg en dienstverl x derden x psychisch welbevinden x positief Zorg en dienstverl. x derden x psychisch welbevinden x negatief Wat is de invloed van lokale culturele voorzieningen op de ervaring van welbevinden (tegenhanger eenzaamheid) van henzelf versus derden? Culturele voorzieningen x wijk x eigen x psych welbevinden x pos Culturele voorzieningen x wijk x eigen x psychisch welbevinden x neg Culturele voorzieningen x wijk x derden x psychisch welbevinden x pos Culturele voorzieningen x wijk x derden x psychisch welbevinden x neg Wat zeggen mensen over rol van lokale commerciële voorzieningen en de ervaring van welbevin‐ den (tegenhanger eenzaamheid) van henzelf versus derden? Commerciële voorzieningen x wijk x eigen x psychisch welbevinden x pos Commerciële voorzieningen x wijk x eigen x psychisch welbevinden x neg Commerciële voorzieningen x wijk x derden x psychisch welbevinden x pos Commerciële voorzieningen x wijk x derden x psychisch welbevinden x neg
58
Bijlage 6
Verslag transdisciplinaire bijeenkomst
Aalten, 20 mei 2014 om 19:00 uur in activiteitencentrum de Pol, Polstraat 7 te Aalten. Deze bijeen‐ komst duurde tot ca 21.00 uur. Aanwezig: ongeveer 90 personen (respondenten, andere inwoners van de gemeente Aalten, Wmo‐ consulenten, mensen van de gemeente Aalten, studenten van de HAN). Het programma: ‐ 18:45 Ontvangst met koffie, thee, fris ‐ 19:00 welkomstwoord door Dr. Meike Heessels, onderzoeker aan de HAN ‐ 19:05 Presentatie vraagpatronen ‐ 19:30 In gesprek: hoe kunnen we hier in Aalten mee verder ? ‐ 20:15 Spel over ontmoeten in de gemeente Aalten ‐ 21:00 Plenaire terugkoppeling en afsluiting In maart, april en mei hebben 60 inwoners meegewerkt aan een narratief interview. Deze interviews zijn verwerkt, geanalyseerd en resulteerden in concept vraagpatronen. De laatste stap in de methode (de narratieve vraagpatronen) van het onderzoek bestaat uit het voorleggen van de gevonden vraag‐ patronen aan de betrokken respondenten, professionals, beleidsmakers en eventuele anderen. Tij‐ dens deze interactieve bijeenkomst in Aalten hebben studenten de voorlopige resultaten van het on‐ derzoek gepresenteerd om de respondenten te vragen of zij zich herkennen in de conclusies en of zij deze ook erkennen. De aanwezigen herkenden de resultaten van het onderzoek en de concept vraagpatronen. Het was een geëngageerde bijeenkomst, met relatief grote opkomst. In subgroepen zijn de vraagpatronen be‐ handeld: wat kunnen inwoners, professionals, beleidsmakers en/of anderen eraan bijdragen. Hier volgt een samenvatting per subgroep. In de gemeente Aalten hebben we vanuit de interviews de volgende 4 vraagpatronen geformuleerd: 1. Vrienden en “echte Vrienden” 2. Onzichtbare eenzaamheid 3. Koste wat kost zelfredzaam 4. Niet alleen, toch eenzaam De aanwezigen herkenden de concept vraagpatronen. En konden dus als definitief vraagpatroon worden uitgewerkt waarbij de eigen bijdrage en die van andere zoals sociaal netwerk of professio‐ nals zijn uitgeschreven om zo tot aanbevelingen te komen. De uitgewerkte vraagpatronen met de bij‐ drage zijn hieronder in het formulier vraagpatronen/ thema’s te lezen. Vraagpatroon Vrienden en “echte vrienden” Het gaat niet zozeer om de hoeveelheid contacten, want “we kennen genoeg mensen”; het gaat erom wie je “echte vrienden” zijn. Formuleer het initiatief (in een of twee zinnen) Emoties delen over betekenisvolle / ingrijpende ge‐ beurtenissen, mensen kunnen vertrouwen en gelijkge‐ stemde in je omgeving hebben. Het gevoel hebben er‐ bij te horen.
59
Wat zou uw bijdrage kunnen zijn?
Wat kan de bijdrage van professionals zijn?
Wat kan de bijdrage van gemeente/beleidma‐ kers
Openheid tonen, eerlijk zijn met beantwoorden van de vraag: “hoe gaat het?” Daarbij ook zelf initiatief ne‐ men om contacten te maken en onderhouden. Zelf ac‐ tief bijdrage en deelnemen aan bijvoorbeeld activitei‐ ten. Bewustwording wat jezelf kunt doen. Anoniem aanspreekpunt realiseren. Bespreekbaar ma‐ ken van eenzaamheid. Hiermee openheid creëren. Bij‐ eenkomsten organiseren voor gelijkgestemden zoals jongvolwassenen die onverwachts (langdurig) werk‐ loos zijn geworden. Sociale betrokkenheid stimuleren. Ontmoetingsplekken creëren die laagdrempelig zijn. Inzicht krijgen in de beleving van jongvolwassenen. Meer uitgaansmogelijkheden aanbieden die passen bij de behoefte van de jongvolwassenen. Taboe over een‐ zaamheid
Onzichtbare eenzaamheid Jongvolwassenen ervaren wel degelijk eenzaamheid, maar dit is niet zichtbaar. Formuleer het initiatief (in een of twee zinnen) Begrip voor eenzaamheid, erbij willen horen, iemand om mee te kunnen praten ruimte krijgen om te praten over gevoelens. Wat zou uw bijdrage kunnen zijn? Mensen niet buitensluiten en dit signaleren bij een an‐ der, doorvragen hoe het met iemand gaat, deelnemen aan activiteiten, actief contacten bijhouden en zoeken. Durven vragen te stellen of hulp. Zelf hulp aanbieden, een belangstellende houding hebben Wat kan de bijdrage van professionals zijn? Mensen bij elkaar en tot elkaar brengen. Sociale be‐ trokkenheid inzetten,stimuleren en onderhouden. Ou‐ deren en jongvolwassenen samen brengen om met en van elkaar te leren. Wat kan de bijdrage van gemeente/beleidma‐ Ontmoetingsplekken creëren, Voorzien van middelen kers zijn? i.p.v. hulpverlening. De omgeving is sterk en behulp‐ zaam als men dat van elkaar weet. Wat kan de bijdrage van anderen zijn? (sociale Open staan voor contact. Klaar staan voor elkaar. Op‐ netwerk) recht luisteren en ruimte geven om gevoelens be‐ spreekbaar te maken Koste wat kost zelfredzaam. Ouderen willen zo lang mogelijk zelfredzaam zijn. Formuleer het initiatief (in een of twee zinnen) Zolang mogelijk zelfstandig, actief en mobiel zijn. An‐ deren niet tot last willen zijn, en ondersteuning vragen als het nodig is hierbij kunnen rekenen op anderen. Wat zou uw bijdrage kunnen zijn? Wederkerig mogen zijn, als ik zelf om hulp vraag wil ik ook iets terug kunnen doen binnen mijn mogelijkhe‐ den. Hierdoor is hulp vragen makkelijker, en durf ik het beter te ontvangen en aanvaarden. Mijn ervarin‐ gen delen.
60
Wat kan de bijdrage van professionals zijn?
Vragen naar behoefte en wensen i.p.v. invullen. Soci‐ ale kaart meer in beeld brengen om deze te kunnen in‐ zetten waar mogelijk. Mensen verbinden in straat of buurt, sociale betrokkenheid inzetten,stimuleren en onderhouden samen met de ouderen. Wat kan de bijdrage van gemeente/beleidma‐ Meer kijken naar behoefte en wensen, sociale betrok‐ kers zijn? kenheid stimuleren, aanpassingen om zo lang mogelijk zelfredzaam te kunnen blijven wonen faciliteren ook voor lagere inkomens, laagdrempeligheid creëren voor het aanvragen van hulp en beter inzichtelijk maken van de bestaande hulpverlening. Verbinding maken tussen mensen en gebruik maken van het sociale net‐ werk daarbij in de eigen kracht zetten van de desbe‐ treffende persoon. Wat kan de bijdrage van anderen zijn? (sociaal Over en weer hulp aanbieden en ontvangen, luisteren netwerk) en betrouwbaar kunnen zijn voor bijvoorbeeld vragen van hulp. Dat er op het sociale netwerk gerekend kan worden. Niet alleen, toch eenzaam. We hebben veel contacten, maar we voelen ons soms toch alleen. Formuleer het initiatief (in een of twee zinnen) Begrepen en gehoord willen worden in het alleen zijn. Erkenning en een luisterend oor. Wat zou uw bijdrage kunnen zijn? Eenzaamheid hoort bij het leven, als je er last ven hebt bespreekbaar maken. Zelf durven praten over bijvoor‐ beeld verlies van levenspartner. Eerlijk zijn in het ge‐ ven van antwoord op de vraag “hoe gaat het?” Aan‐ vaarden van de situatie. Wat kan de bijdrage van professionals zijn? Bespreekbaarheid van eenzaamheid creëren. Mensen verbinden om gevoelens en ervaringen te kunnen de‐ len. Mensen de ruimte te geven om zich eenzaam te voelen. Eenzaamheid is niet altijd een probleem. Al‐ leen zijn hoeft eenzaamheid te betekenen dit herken‐ nen en erkennen. Sociale betrokkenheid creëren Wat kan de bijdrage van gemeente/beleidma‐ Mensen de ruimte geven om met gelijkgestemde in kers zijn? contact te kunnen komen. Betekenisvolle activiteiten kunnen aanbieden die passen bij de behoefte van de persoon. Met een hulpvraag direct op de goede plek terecht kunnen. Wat kan de bijdrage van anderen zijn? (sociaal Luisteren oprecht, ruimte geven om alleen te mogen netwerk) zijn. Samen activiteiten kunnen ondernemen.
61