Raadsinformatiebrief Bezoekadres:
Markt 1
De leden van de raad en de raadscommissies
Ambtenaar Doorkiesnummer Telefax Zaaknummer Uw brief van
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Datum
30 oktober 2012 Onderwerp
Informatie onderwijsaanbod Holz. Bijlage(n)
Geachte raadsleden en commissieleden, Bij deze informeer ik u door middel van bijgevoegd rapport en de gezamenlijke brief van de SVO|PL, de SVOK en de gemeente Kerkrade over de uitkomsten en gevolgen van het onderzoek naar de haalbaarheid van volwaardig havo- en vwo-onderwijs in de gemeente Kerkrade. BMC advies en management heeft op verzoek van het Ministerie van OCW en in opdracht van de Provincie Limburg de afgelopen maanden in samenspraak met de betrokken besturen en gemeenten onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. Helaas is de uitkomst en gezamenlijke conclusie, dat het niet verantwoord is het onderwijsaanbod op de locatie Holz na 1 augustus 2013 nog langer in stand te houden. Voor nadere details verwijs ik u naar de bijlagen. Tijdens de vergadering van de commissie burgers en samenleving op 13 november a.s. zullen de SVO|PL, de SVOK en ik nadere tekst en uitleg geven. Het Presidium zal daarom worden verzocht dit onderwerp te agenderen voor de desbetreffende vergadering. L. Jongen Plv portefeuillehouder onderwijs.
Postbus 600 6460 AP Kerkrade Telefoon 045 – 567 67 67 Telefax 045 – 567 63 95
ING Bank Kerkrade 67.31.10.672 Postbank 1031755 BNG 28.50.04.484
Onderzoek naar de haalbaarheid van havo- en vwo-eindonderwijs in Kerkrade
Rapport Provincie Limburg
BMC oktober 2012 K. Pit G.F. Mulder M.H.C. Riddering MSc A. Nelissen Projectnummer: 261103 Correspondentienummer: ON-1710-59631
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
INHOUD HOOFDSTUK 1 INLEIDING
3
1.1 Startsituatie
3
1.2 Onderzoeksvragen
3
1.3 Begeleidingsgroep
4
1.4 Onderzoeksaanpak
4
HOOFDSTUK 2 SAMENVATTING
6
2.1 Onderzoeksvragen betreffende scenario 1 (hoofdvraag 1)
6
2.2 Onderzoeksvragen betreffende scenario 2 (hoofdvraag 2)
7
HOOFDSTUK 3 EERDERE ONDERZOEKEN 3.1 Onderzoek 1: Voortgezet Onderwijs Parkstad (2007)
9 9
3.2 Onderzoek 2: Masterplan VO Parkstad Limburg (ongedateerd; 2008)
11
3.3 Onderzoek 3: Rolduc, de cijfers (22 maart 2011)
12
3.4 Onderzoek 4: analyse Kansen Voortgezet Onderwijs Kerkrade (2011-2012) 14 3.5 Een beknopte reflectie op de onderzoeken HOOFDSTUK 4 DE SITUATIE VAN HET VO IN PARKSTAD LIMBURG
15 16
4.1 Scholensituatie en leerlingenstromen
16
4.2 Prognoses en theoretisch potentieel havo en vwo
20
4.3 Benodigd potentieel voor een havo-vwo-school
21
HOOFDSTUK 5 WETTELIJK KADER EN MOGELIJKHEDEN
23
5.1 Stichting van scholen
23
5.2 Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen
24
5.3 Conclusie ten aanzien van het wettelijk kader
24
HOOFDSTUK 6 SCENARIO’S VOOR DE TOEKOMST
25
6.1 Een extra vestiging voor voortgezet onderwijs (havo vwo) in Kerkrade
25
6.2 Verplaatsing van een bestaande school naar (de grens van) Kerkrade
28
HOOFDSTUK 7 WEGING VAN DE SCENARIO’S
29
7.1 Scenario 1
31
7.2 Scenario 2
31
HOOFDSTUK 8 CONCLUSIE EN ADVIES
1/45
33
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
BIJLAGE 1
GESPREKSVERSLAGEN
35
BIJLAGE 2
GERAADPLEEGDE BRONNEN
43
2/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 1 Inleiding BMC heeft in mei 2012 van de provincie Limburg de opdracht gekregen om aan de hand van enkele gerichte vragen onderzoek te doen naar de positie van het voortgezet onderwijs in Parkstad Limburg, in het bijzonder in de gemeente Kerkrade. Het gaat hier deels om aanvullend onderzoek, aangezien vanaf 2006 met enige regelmaat door de betrokken partijen onderzoek is gedaan naar de levensvatbaarheid van het voortgezet onderwijs in met name de gemeente Kerkrade. 1.1
Startsituatie De onderzoeksopdracht is de uitkomst van gesprekken die in de regio zijn gevoerd over de situatie van het voortgezet onderwijs in de gemeente Kerkrade. Deze gesprekken waren het gevolg van de afwijzing van het Ministerie van OCW van een aanvraag voor het stichten van een nieuwe school voor havo en vwo in Kerkrade. Mede hierdoor dreigen in de gemeente Kerkrade deze beide schoolsoorten op termijn te verdwijnen, aangezien de kans bestaat dat ook de huidige onderbouwlocatie in Kerkrade op korte termijn wordt gesloten. Er is tijdens deze gesprekken een onderzoeksagenda opgesteld, die moet bijdragen aan het zo mogelijk vinden van een haalbare en toekomstbestendige oplossing voor de gemeente Kerkrade, zonder daarbij het voortgezet onderwijs in de andere van Parkstad Limburg in de problemen te brengen.
1.2
Onderzoeksvragen Tijdens een ronde tafel conferentie hebben de betrokken partijen twee hoofdvragen geformuleerd en enkele deelvragen. De volgende twee hoofdvragen zijn: 1. a) Is er naast het bestaande onderwijsaanbod in Landgraaf en Heerlen plaats voor een extra vestiging voor voortgezet onderwijs in Kerkrade, waar havo en vwo (onderbouw en bovenbouw) worden aangeboden? b) Welke consequenties heeft een dergelijk extra aanbod voor de bestaande vestigingen in Parkstad? 2. a) Is het alternatief van verplaatsing van de bestaande school in Landgraaf naar de grens van Landgraaf en Kerkrade haalbaar en duurzaam? b) Welke consequenties zou een dergelijke verplaatsing voor de bestaande vestigingen in Parkstad kunnen hebben? Binnen de hoofdvragen worden de volgende deelvragen onderscheiden: • Hoe groot is het potentieel aan havo- en vwo-leerlingen, inclusief de leerlingen vmbo-tl en -gl, dat in Kerkrade (1) of Parkstad-Zuidoost (2) naar verwachting voortgezet onderwijs zal bezoeken in de periode 2015-2030? • Welke mogelijke gevolgen heeft het openen van een extra vestiging (1) op de bestaande vestigingen in Landgraaf en Heerlen?
3/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
• • • •
Is een school op de grens van Landgraaf en Kerkrade (2) haalbaar en biedt dit reële mogelijkheden om leerlingen uit beide gemeenten te bedienen? Wat zijn de financiële consequenties en de gevolgen voor het vastgoed (1 en 2)? Hoe duurzaam en toekomstbestendig is dit scenario (1 en 2)? Welke randvoorwaarden zijn relevant (1 en 2)?
De uitwerking van de onderzoeksvragen moet leiden tot duidelijke en zoveel mogelijk eenduidige antwoorden, die het maken van verantwoorde keuzes ondersteunen. Het onderzoek heeft een hoofdzakelijk kwantitatief karakter, waarin ook de effecten van het investeringsjaar 2012-2013 op de onderbouwlocatie in Kerkrade worden betrokken bij het bepalen van het leerlingenpotentieel voor het voortgezet onderwijs in Kerkrade. 1.3
Begeleidingsgroep Gedurende het onderzoek is een door de provincie ingestelde begeleidingsgroep actief geweest. Alle betrokken partijen, dat wil zeggen provincie, gemeenten, besturen voortgezet onderwijs en besturen van het vervolgonderwijs waren in deze stuurgroep vertegenwoordigd. Een vertegenwoordiger van het Ministerie van OCW is ook in het onderzoek betrokken.
1.4
Onderzoeksaanpak De beide hoofdvragen en de daarbij behorende deelvragen zijn eerst door middel van deskresearch nader uitgewerkt. Hiervoor hebben we gebruikgemaakt van de bestanden van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de herkomst van leerlingen die de afgelopen vijf jaar het voortgezet onderwijs op de scholen in de regio bezochten. Tevens zijn alle relevante rapporten, onderzoeken, correspondentie en verslagen van vergaderingen door ons onderzocht. Er is in de afgelopen jaren opvallend veel onderzoek verricht, waarbij vooral veel cijfers in beeld zijn gebracht. Binnen de kaders van ons onderzoek was het onmogelijk en ook niet nodig om al dit onderzoek over te doen. Wij hebben ons beperkt tot de belangrijkste onderzoeken en deze in hoofdstuk 3 samengevat en becommentarieerd in het licht van de beide hoofdvragen. Daarbij gaan we ook in op de verschillen tussen de onderzoeken. We hebben op deze manier in deze eerste fase een goed beeld gekregen van de problematiek, van de scholen en schoolsoorten die een rol spelen en van de posities van de betrokken gemeenten en schoolbesturen. Een lijst van de door ons gebruikte bronnen is te vinden in bijlage 2. In een gezamenlijke startbijeenkomst met de begeleidingsgroep (5 juli 2012) zijn de aandachtspunten voor het onderzoek geïnventariseerd en besproken, alsmede de onderzoeksaanpak. Hierbij is zowel de inhoud als het proces besproken en vastgesteld. Volgens afspraak is aan de onderzoeksopdracht zelf niets meer gewijzigd. Op basis van de in de startbijeenkomst gepresenteerde voorlopige cijfers over leerlingenstromen is besloten om ons in het verdere onderzoek te concentreren op de schoolsoorten havo en vwo en op de scholen die onderwijs verzorgen aan het overgrote deel van de in Kerkrade woonachtige havo- en vwo-leerlingen.
4/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Ook is toen besloten om afzonderlijk gesprekken te voeren met de meest betrokken gemeenten (Kerkrade, Heerlen en Landgraaf) en de schoolbesturen uit de regio (LVO, SVO|PL en SVOK). Deze gesprekken hebben plaatsgevonden op 31 augustus en 7 september 2012. In bijlage 1 zijn de geaccordeerde samenvattingen van deze gesprekken opgenomen. In hoofdstuk 4 zijn de opbrengsten verwerkt van het aanvullende onderzoek. Aan de hand van de meest recente cijfers betreffende de prognoses en de leerlingenstromen op postcodeniveau hebben we de regio opnieuw in beeld gebracht. We schetsen in dit hoofdstuk eerst een beeld van de huidige scholensituatie in Kerkrade, Heerlen en Landgraaf en beschrijven de door ons waargenomen leerlingenstromen in de afgelopen drie jaar. Aan de hand van de ons ter beschikking staande gegevens kunnen we dit vrij exact bepalen. Dat geldt niet voor het tweede deel van hoofdstuk 4, waarin we vooruitkijken naar mogelijke ontwikkelingen. We beschrijven daar ook de onzekerheden waar we bij dit vooruitkijken mee te maken hebben. Er is maar beperkte zekerheid over de prognose van het aantal leerlingen in Kerkrade de komende jaren. Hoe groot het aandeel havo- en vwo-leerlingen daarin zal zijn, hangt mede af van te veel onzekere factoren. Nog onzekerder is hoe leerlingenstromen zich gaan ontwikkelen, zeker indien omstandigheden zich wijzigen (het aantal scholen, de kwaliteit van scholen en de voorkeur van leerlingen). Dit alles maakt dat we niet meer dan modelmatig kunnen kijken naar deze toekomstige ontwikkelingen. In hoofdstuk 5 hebben we de mogelijkheden vanuit het wettelijk kader betreffende de planning van onderwijsvoorzieningen beschreven. Op basis van de eerste hoofdstukken beschrijven we drie (wettelijk mogelijke) scenario’s en de door ons mogelijk geachte gevolgen ervan. De uiteindelijke antwoorden op de hoofd- en deelvragen staan nader uitgewerkt in hoofdstuk 6 (scenario’s voor de toekomst) en 7 (de weging van de scenario’s) en samengevat in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 8, ten slotte, staan onze conclusies en aanbevelingen. Het uiteindelijke rapport is in concept besproken met de begeleidingsgroep, op 26 september 2012. Tijdens deze bijeenkomst is de feitelijke inhoud van de hoofdstukken 3 tot en met 7 vastgesteld. Betreffende de twee mogelijkheden binnen scenario 1 (hoofdvraag 1) is gevraagd meer inzicht te geven in de kosten die de beide mogelijkheden binnen dit scenario met zich meebrengen. Hierover heeft op 2 oktober 2012 overleg plaatsgevonden met de besturen van LVO en SVO|PL. De opbrengsten van dit overleg zijn toegevoegd aan de gespreksverslagen in bijlage 1 en verwerkt in het rapport. Gedurende het onderzoekstraject is ook overleg gevoerd met de heer H.T.G. Kaspersen van het Ministerie van OCW (28 juni en 13 september 2012) over met name de planningtechnische mogelijkheden van de scenario’s. Ten slotte: de deelvraag betreffende de gevolgen voor het vastgoed hebben wij alleen beantwoord voor de vestigingen die direct betrokken zijn bij een van beide scenario’s.
5/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 2 Samenvatting In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de onderzoeksvragen (hoofd- en deelvragen) een samenvatting gegeven van de opbrengsten van het onderzoek. In hoofdstuk 8 staan de conclusies geformuleerd. 2.1
Onderzoeksvragen betreffende scenario 1 (hoofdvraag 1) Scenario 1 betreft de vraag of er naast het bestaande onderwijsaanbod in Landgraaf en Heerlen plaats is voor een extra vestiging voor voortgezet onderwijs in Kerkrade, waar havo en vwo wordt aangeboden in de onderbouw en de bovenbouw. Vanuit de wettelijke kaders geredeneerd is scenario 1 te realiseren: SVO|PL kan besluiten alsnog een volledige havo- en vwo-vestiging in Kerkrade open te houden (scenario 1a) of er vindt bestuursoverdracht plaats (scenario 1b). Gaan we uit van de meest recente prognoses en van de huidige keuze voor havo en vwo dan is er in de gemeente Kerkrade een theoretisch potentieel van 890 havo- en vwo-leerlingen in 2012. Dit potentieel loopt in de periode tot 2030 in enkele lichte schommelingen terug met een honderdtal leerlingen. Indien deze leerlingen allen zouden kiezen voor de havo- en vwo-vestiging in Kerkrade, dan zijn de consequenties voor de meest betrokken scholen in de regio als volgt: het Bernardinuscollege loopt dan terug met 165 leerlingen, het Grotiuscollege met 202 en het Charlemagne College Eijkhagen met 327; de gevolgen voor het Sintermeertencollege zijn in dit opzicht beperkt: 21 leerlingen minder. In de afgelopen jaren hebben met name het Grotiuscollege en het Charlemagne College Eijkhagen veel geïnvesteerd in de gebouwen, deels om de extra leerlingen goed op te kunnen vangen. LVO en SVO|PL hebben aangegeven dat dit een voor hen niet te verantwoorden leerlingverlies is, gelet op de investeringen die de afgelopen jaren zijn gedaan in enerzijds een verantwoorde vertaling van de groei in huisvesting en onderwijs en anderzijds de profilering en kwaliteit van de scholen. Concreet betekent dit dat de havo- en vwo-vestiging in Kerkrade niet ten koste mag gaan van het Grotiuscollege, het Bernardinus en Eijkhagen. We spreken in dit geval over bijna 700 leerlingen, dat is driekwart van het theoretische potentieel voor de havo- en vwo-locatie in Kerkrade. In de gesprekken met zowel de gemeente Heerlen en Landgraaf als de besturen van LVO en SVO|PL is door de gesprekspartners uitgesproken dat het overigens niet reëel is om te veronderstellen dat de leerlingen uit Kerkrade er in zo groten getale voor zullen kiezen daar naar school te gaan: • Binnen de regio Parkstad Limburg ligt Kerkrade decentraal en voor een deel van de leerlingen is het aantrekkelijker om naar Landgraaf of Heerlen te fietsen; het kan in dit geval gaan om ruim 400 leerlingen.
6/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
Door de ontwikkelingen in de afgelopen jaren in Kerkrade hebben veel leerlingen gekozen voor voortgezet onderwijs in Landgraaf en Heerlen; het ligt voor de hand dat deze leerlingen het onderwijs daar gaan afmaken, hetgeen de komende vijf jaar het theoretisch potentieel naar beneden zal brengen.
SVO|PL hanteert een minimaal normenkader, dat uitgaat van 180 leerlingen per leerjaar, hetgeen neerkomt op 990 leerlingen voor een havo- en vwo-vestiging. Dit normenkader is, gelet op het voorafgaande, niet te realiseren. Weliswaar is het havo- en vwo-potentieel de afgelopen jaren met 30% toegenomen en ook verrekend met het theoretisch potentieel, maar er mag niet vanzelfsprekend van worden uitgegaan dat deze stijging zich voortzet. In het gunstigste geval stabiliseert het, maar het is niet uit te sluiten dat dit potentieel weer enigszins terugloopt. In eerdere onderzoeken uit 2006-2007, 2011 en 2011-2012 wordt de kanttekening gemaakt dat voor de levensvatbaarheid van een volwaardig havo- en vwo-aanbod in Kerkrade voorwaardelijk is dat de leerlingen uit Kerkrade ook daadwerkelijk in Kerkrade naar school gaan en dat, in een enkel geval, het voedingsgebied zich zelfs zal moeten uitbreiden. Of een havo- en vwo-vestiging wel of niet toekomstbestendig is hangt ook af van het schoolkeuzegedrag van de leerlingen. Dit aspect is tijdens dit onderzoek enkele keren aan de orde geweest in de gesprekken, maar niet nader onderzocht. Dit houdt in dat we over een mogelijke trek van leerlingen naar Kerkrade vanuit de omliggende gemeenten of vanuit Kerkrade naar die gemeenten op basis van het schoolkeuzegedrag van leerlingen geen uitspraken doen. Ten slotte: door LVO en SVO|PL en met name door de gemeente Heerlen is erop gewezen dat een daadwerkelijke duurzame en toekomstbestendige oplossing alleen gevonden kan worden door naar het onderwijsvraagstuk te kijken vanuit de hele regio. Deze kan niet gevonden worden door het vraagstuk vanuit één enkele gemeente te beoordelen en eventueel op te lossen. 2.2
Onderzoeksvragen betreffende scenario 2 (hoofdvraag 2) Scenario 2 betreft de vraag of het verplaatsen van de bestaande school in Landgraaf naar de grens van Landgraaf en Kerkrade haalbaar en duurzaam is. Vanuit de wettelijke kaders geredeneerd is een verplaatsing van een vestiging geen enkel probleem. Wordt er over meer dan 3 km verplaatst, dan is er een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen nodig. Met deze optie wordt het voedingsgebied en daarmee het potentieel havo- en vwoleerlingen groter en aangezien er geen extra aanbod komt, is er voldoende potentieel voor een levensvatbare school. De huidige school in Landgraaf telt nu reeds bijna 1.400 leerlingen, met een sterke vertegenwoordiging uit de gemeente Kerkrade. De vastgoedconsequenties van dit scenario zijn omvangrijk: er moet nieuw gebouwd of ingericht worden en de investeringen van de afgelopen jaren in het bestaande gebouw (ruim € 3 miljoen) gaan verloren. In een regio waar sprake is van krimp, is het aantrekkelijke van dit scenario ten opzichte van het eerste scenario dat er geen aanbod toegevoegd wordt aan het reeds bestaande.
7/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Ook is een school in het grensgebied voor zowel de leerlingen uit Landgraaf als uit Kerkrade goed te bereiken, al is de winst wat betreft reistijd voor veel leerlingen minimaal. Voor de andere scholen in de regio zal deze verplaatsing nauwelijks of zelfs geen consequenties hebben. De gemeente Landgraaf heeft aangegeven op geen enkele manier te willen meewerken aan het realiseren van dit scenario en er alles aan te zullen doen om realisatie ervan te voorkomen.
8/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 3 Eerdere onderzoeken In de afgelopen zes jaar is met enige regelmaat onderzoek gedaan naar de onderwijsvoorzieningen in Parkstad Limburg, mede in relatie tot het thema krimp. Aan de hand van de twee hoofdvragen en de daarbij behorende deelvragen uit onze onderzoeksopdracht, hebben we de onderzoeken geselecteerd en geanalyseerd. Hierbij hebben we ons beperkt tot het mavo-, havo- en vwo-onderwijs in de gemeenten Kerkrade, Heerlen en Landgraaf. Waar in de volgende paragrafen conclusies staan vermeld, gaat het om conclusies die de onderzoekers in het kader van hun onderzoek destijds hebben getrokken. In paragraaf 3.5 volgt een beknopte reflectie op deze onderzoeken uitgevoerd door BMC. Het gaat hierbij om de volgende onderzoeken: 1. Voortgezet Onderwijs Parkstad. Een blik op 2015. Een onderzoek naar kansen en bedreigingen voor het voortgezet onderwijs in Parkstad Limburg (februari 2007). Dit onderzoek is uitgevoerd door Van Beekveld & Terpstra in opdracht van LVO en OSB (het huidige SVO|PL). We hebben dit onderzoek opgenomen, omdat het richtinggevend is geweest voor het beleid dat vervolgens door SVO|PL nader is uitgewerkt. Bovendien werd op de startconferentie door de aanwezigen erg veel waarde gehecht aan dit onderzoek. 2. Masterplan Voortgezet Onderwijs Parkstad Limburg. Plan van SVO|PL om in de gemeenten Heerlen, Kerkrade en Landgraaf een hoogwaardig en gevarieerd aanbod van voortgezet onderwijs in stand te houden en waar mogelijk te versterken (niet gedateerd, maar verschenen in 2008). Dit masterplan is de concrete uitwerking van het vorige onderzoek 3. Rolduc, de cijfers (22 maart 2011). Dit onderzoek is uitgevoerd door ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. In opdracht van de gemeente Kerkrade. 4. Rapport Voortgezet Onderwijs Kerkrade. Analyse leerlingprognoses (20112012). Dit onderzoek is uitgevoerd door Zo Concreet! In opdracht van de gemeente Kerkrade. 3.1
Onderzoek 1: Voortgezet Onderwijs Parkstad (2007) Dit onderzoek wil een schets (geen blauwdruk!) geven van de situatie in 2015 en voorspelt in de jaren daar naartoe een daling van het aantal leerlingen met ruim 20%1. De daling is met 25% het sterkst in de gemeente Landgraaf; de gemeenten Heerlen (-18%) en Kerkrade (-19%) houden elkaar aardig in evenwicht. Naast deze voorspelde krimp geeft het rapport nog drie ontwikkelingen waarmee rekening moet worden gehouden bij het formuleren van toekomstig beleid: • dreiging van een neerwaartse economische spiraal; • behoefte aan versterkende impulsen voor de regio; • noodzaak (wenselijkheid) om te komen tot een gezamenlijke aanpak. 1
Deze prognose is gebaseerd op de gegevens van 1 oktober 2005, zoals deze zijn aangeleverd door de KBVO en het primair onderwijs.
9/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
In het schooljaar 2006-2007 week de deelname aan het vbo en het avo enigszins af van het landelijke gemiddelde: beide trokken circa 50% van de leerlingen, terwijl toen landelijk nog 60% het vbo en 40% het avo bezocht. Inmiddels is dat ook 50 : 50 geworden. Net als nu was ook toen de leerlingenstroom naar scholen buiten Parkstad te verwaarlozen2. Op basis van a) destijds actuele ontwikkelingen (regionalisering en verticalisering), b) uiteenlopende criteria (aanbod, kwaliteit en betaalbaarheid) en c) opties (nieuwe ontwikkelingen) komt het onderzoek met een prognose voor 2015 voor heel Parkstad Limburg: • vwo – 4-6 vestigingen – samen 3.000 leerlingen • havo – 4-5 vestigingen – samen 2.400 leerlingen • mavo – 4-5 vestigingen – samen 2.000 leerlingen Het rapport rondt af met de volgende conclusies en aanbevelingen (we beperken ons tot mavo, havo en vwo): Conclusies3 De daling van het leerlingenaantal met ongeveer 20% tussen 2006 en 2015 is onafwendbaar en vormt als zodanig een realiteit waar het voorgezet onderwijs mee zal worden geconfronteerd. Zonder ingrepen zullen veel (zo niet alle) scholen in toenemende mate te maken krijgen met afwegingen tussen kwaliteit en betaalbaarheid. De onderlinge concurrentie zal verhevigen. Dit moet iedereen willen vermijden. Het voortgezet onderwijs in Parkstad heeft voldoende potentieel, zowel kwalitatief als kwantitatief, om de regio te kunnen bedienen, ook na een krimp van 20%. Een herschikking is nodig om een breed en hoogwaardig aanbod betaalbaar te houden. De naderende problematiek moet zodanig worden aangepakt dat de onderwijskwaliteit en de diversiteit behouden blijven. Dit kan alleen wanneer de regie op dit proces in één hand is. Per subregio is een scenario vastgesteld waarover de besturen het onderling eens zijn4: • Centrum (Heerlen): - een scholengemeenschap voor havo/vwo; - een scholengemeenschap voor havo/vwo met een instroom voor tl-leerlingen, die havo-potentieel hebben; - een scholengemeenschap voor breed vmbo met het tl-aanbod in een aparte locatie.
2
Parkstad Limburg is een vrij gesloten regio: weinig leerlingen trekken naar buiten of komen van buiten. We hebben de conclusies en aanbevelingen letterlijk overgenomen uit het rapport. 4 Het onderzoek verdeelt Parkstad Limburg in drie subregio’s, te weten: Noord (Brunssum en Hoensbroek), Centrum (Heerlen) en Zuidoost (Kerkrade en Landgraaf); wij laten hier de subregio Noord verder buiten beschouwing. Het onderzoek hanteert, los van deze regio-indeling wel de volgende twee uitgangspunten: • een integrale visie op de benodigde aanpak; • oplossingen blijven in de nabije woonomgeving van de toekomstige leerlingen. 3
10/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
• -
Zuidoost (Kerkrade en Landgraaf): een volwaardig aanbod voor vmbo tot en met vwo in zowel Landgraaf als Kerkrade. Daarbij zal evenwel omwille van de betaalbaarheid reductie van het aantal onderwijslocaties alsmede herschikking van het onderwijsaanbod op de locaties noodzakelijk zijn; hierbij is de volgende kanttekening geplaatst: in Zuidoost is de gekozen oplossing getalsmatig niet voor de hand liggend. Het behoud van een volwaardige voorziening voor voortgezet onderwijs is hier een factor van doorslaggevend belang vanuit sociaal-economisch perspectief.
Aanbevelingen Wij beperken ons hier tot de eerste aanbeveling, waarin staat dat de besturen van LVO en OSB na het verschijnen van dit onderzoeksrapport een principebesluit nemen met betrekking tot de inrichting van het voortgezet onderwijs in Parkstad. Deze aanbeveling vraagt van de besturen om zo snel mogelijk een besluit te nemen met betrekking tot de bestuurlijke regie over het gehele voortgezet onderwijs in Parkstad. Na vaststelling van het rapport dient vervolgens zo snel mogelijk een implementatieplan te worden ingericht. Dit implementatieplan houdt zich ten minste bezig met de onderstaande aandachtsgebieden: • onderwijs en zorgstructuur; • personeel en werkgelegenheid; • huisvesting; • bestuur, organisatie en management; • financiën; • ondersteunende diensten. In een implementatieplan blijft ruimte om in te spelen op ontwikkelingen. Met andere woorden: het implementatieplan vormt geen blauwdruk om een voorkeursscenario tot stand te brengen, maar wordt vooral gehanteerd om naar een gewenste situatie toe te groeien. Daarom moet het implementatieplan ook een uitvoerig toegelicht tijdpad bevatten. 3.2
Onderzoek 2: Masterplan VO Parkstad Limburg (ongedateerd; 2008) Het Masterplan is de nadere uitwerking van het vorige onderzoek, waarbij voor het opstellen van het Masterplan door SVO|PL ook aanvullend onderzoek is gedaan. Wij beperken ons ook hier weer tot de eerste aanbeveling voor zover deze het havo en vwo betreft. Was het onderzoek uit 2006-2007 nog een gezamenlijk initiatief van LVO en SVO|PL (OSB), het Masterplan is opgesteld door SVO|PL alleen: ‘een gezamenlijke aanpak voor de oplossing van de problematiek is niet haalbaar gebleken. Vandaar dat (…) de gezamenlijke aanpak van dit dossier is stopgezet.’ In feite wordt in dit Masterplan het plaatje zoals het nu is geworden geschetst, toegelicht en verantwoord: • het verdwijnen van College Rolduc uit Kerkrade (fusie Rolduc Eijkhagencollege met ingang van 1 augustus 2009); • eindonderwijs mavo en een havo-vwo onderbouw in Kerkrade-centrum (met ingang van 1 augustus 2009).
11/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Financiële en onderwijskundige overwegingen hebben in het streven om ook op termijn in de regio levensvatbaar, kwalitatief hoogwaardig, onderwijskundig verantwoord en gevarieerd voortgezet onderwijs te kunnen garanderen uiteindelijk de keuze bepaald van SVO|PL. Hierbij heeft SVO|PL nadrukkelijk geredeneerd vanuit een breed regionaal perspectief, waarbij op redelijke afstand voortgezet onderwijs is. Bij het inschatten van de levensvatbaarheid heeft SVO|PL een normenkader gehanteerd van 90 leerlingen per leerjaar voor havo en vwo: ‘Bij een lager aantal komt de school in financiële problemen’, waardoor ook ‘kwaliteit en het innovatief vermogen van het onderwijs in het gedrang’ komt. Het Masterplan bevat ook nog een omschrijving van de projectorganisatie, die de besluiten nader moet uitwerken. In antwoord op vragen van de fractie Lokaal Alternatief, bevestigt de voorzitter van de raad van toezicht (RvT) van SVO|PL, de heer L.J.A. Heijenrath, in 2011 nogmaals de inhoudelijke overwegen van het bestuur van SVO|PL, die ten grondslag liggen van het Masterplan: ‘De SVO|PL stelt zich ten doel om in de regio Parkstad aansprekend en goed bereikbaar kwaliteitsonderwijs voor alle jonge mensen tussen 12 en 18 jaar in stand te houden’ en ‘het nog langer openhouden van de Holz brengt het voortbestaan van andere scholen in gevaar’ (brief van 5 oktober 2011). In bijlage 2, die aan deze brief is toegevoegd, wordt gesteld dat het ‘aantal leerlingen dat de locatie Holz vanaf 1 augustus 2012 naar verwachting zal bezoeken (…) zo gering (is), dat de kwaliteit van het onderwijs in het geding komt.’ Op basis van het aantal leerlingen dat in het schooljaar 2011-2012 de locatie Holz bezoekt (423), komt SVO|PL uit op een tekort van 117 leerlingen (= € 431.262,—). Hierin is het tekort op de materiële kosten nog niet meegenomen: de capaciteit van het gebouw Holz bedraagt 650 leerlingen. Wat betreft de prognoses in deze bijlage, voorspelt SVO|PL voor de schooljaren 2012-2013 en 2013-2014 een verdere daling van de instroom voor de locatie Holz: van 72 in 2011-2012, naar 55 en 45 in achtereenvolgens 2012-2013 en 2013-2014, met uiteraard grote gevolgen voor de totale bezetting van deze locatie: 288 in 20122013 en 196 in 2013-2014. 3.3
Onderzoek 3: Rolduc, de cijfers (22 maart 2011) Het gaat in dit onderzoek om een cijfermatige verkenning van de haalbaarheid om onderwijsvoorziening op Rolduc te handhaven dan wel te creëren. Uit de conclusies van dit onderzoek valt op te maken dat het bij deze onderwijsvoorziening vooral gaat om het gymnasium. De cijfers zijn ontleend aan OCW/DUO en CBS (aantal leerlingen, leerlingenstromen en verdeling naar onderwijssoort) en ABF en Etil (prognoses). De verkenning vindt plaats op vier onderdelen over de periode 20042005 tot 2009-2010. We vatten de opbrengsten hierna kort samen. Omdat de schoolsoorten mavo, vbo en praktijkonderwijs samen zijn genomen, betrekken we de gegevens van deze groep ook bij deze samenvatting.
12/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
a) Ontwikkeling aantal leerlingen voortgezet onderwijs De daling van het aantal vo-leerlingen in heel Limburg is in deze periode 5% (ruim 3.000 leerlingen). In de gemeente Kerkrade is deze daling 40% (ruim 900 leerlingen). Deze daling wordt uiteraard veroorzaakt door het gewijzigde onderwijsaanbod in deze gemeente (de daling van de leerlingen in de gemeente Kerkrade is 10%). b) Deelname aan onderwijssoorten op vo-scholen in Kerkrade • Kijken we naar de totale schoolpopulatie, dan zien we dat de daling geldt voor alle schoolsoorten; opvallend daarbij is de daling in het vwo en dan met name het gymnasium (67% = 175 leerlingen; op de totale schoolpopulatie is de daling 38%). Ruim drie kwart (77%) van de leerlingen komt ook daadwerkelijk uit Kerkrade; Heerlen levert 11% (vooral voor het praktijkonderwijs en het vmbo) en Landgraaf 5% (met een bijzondere belangstelling voor het gymnasium). • Kijken we enkel naar leerjaar 3 (geen vertekening vanwege de brugklassen), dan zien we opnieuw een daling, maar minder groot: voor het vwo gaat het om een daling van 17% naar 12%. Wel opvallend is de sterke daling bij het gymnasium: van 11% naar 4%, of van bovengemiddeld in Limburg naar benedengemiddeld). c) Deelname voortgezet onderwijs vanuit Kerkrade We zien een (lichte) verschuiving in de verdeling van het aantal leerlingen vanuit Kerkrade naar de verschillende onderwijssoorten. Binnen het vwo zien we dat iets meer leerlingen naar het atheneum gaan (+ 6), en een behoorlijk minder aantal leerlingen naar het gymnasium (- 107). In dezelfde periode zien we een duidelijke verschuiving in de leerlingenstromen: aan het eind van deze periode volgen circa 1.000 leerlingen het voortgezet onderwijs in de omliggende gemeenten, waarbij in Heerlen alle vo-soorten worden bezocht en in Landgraaf vooral het atheneum. d) Het te verwachten aantal leerlingen in Parkstad Limburg en Kerkrade Het gaat hierbij om de leeftijdsgroep 0-14-jarigen. Zowel in Parkstad Limburg als in Kerkrade wordt in de periode tot 2030 een daling verwacht van circa 20% (ABF is iets optimistischer dan Etil). Dit houdt voor Parkstad Limburg een daling in van circa 1.550 en voor Kerkrade een daling van circa 460. Wordt er voor Kerkrade naar de leeftijdsgroep 10-14-jarigen gekeken, dan komt men uit op een daling in aantal van 17%. Opvallend nog is dat de daling in relatief korte tijd versneld inzet (2015-2020). Al kent ook deze prognose veel onzekere factoren, er is een duidelijke trend zichtbaar. Tot zover de vier onderdelen. Op basis hiervan komt ITS met de volgende conclusies: • Een categoraal gymnasium kan uitkomen op 150 leerlingen en een categoraal vwo (atheneum en gymnasium) op 475 leerlingen. In beide gevallen is de stichtingsnorm 390 = 6 x 65). ITS spreekt in dit verband van een prognose die ‘aan de optimistische kant’ (16) is.
13/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
•
•
3.4
Voorwaarde is wel dat alle leerlingen uit Kerkrade ook daadwerkelijk in Kerkrade naar school gaan (tot op heden is er altijd een zekere weglek naar vooral Heerlen en Landgraaf geweest). Daar staat tegenover dat een dergelijke nieuwe vwo-school ook aantrekkelijk kan zijn voor leerlingen uit andere gemeenten (in het verleden is deze van beperkte betekenis geweest). Met andere woorden, ITS citerend: ‘Wil er in Kerkrade sprake kunnen zijn van een levensvatbaar gymnasium, dan kan dat alleen als het voedingsgebied zeer sterk wordt vergroot, en het aanbod in Kerkrade zo aantrekkelijk is dat ouders andere, reeds bestaande voorzieningen die dichter bij huis zijn, massaal voorbij (laten) rijden.’
Onderzoek 4: analyse Kansen Voortgezet Onderwijs Kerkrade (2011-2012) Het gaat hierbij om een onderzoek naar de haalbaarheid van de mogelijkheid om in Kerkrade een, ook op de langere termijn, zelfstandig functionerende voorziening voor volledig voortgezet onderwijs te exploiteren. In dit onderzoek gaat het om een kwantitatieve en kwalitatieve verantwoording van het aantal leerlingen op deze voorziening gedurende de periode 2012-2030. De kwantitatieve analyse en bewerking is gemaakt op basis van de gegevens uit het onderzoek van ITS, waarbij gebruikgemaakt is van de prognoses van Etil, ABF (Primos) en CBS, aanvullende cijfers van de gemeente Kerkrade en recente basisgegevens ten aanzien van de verwachte bevolkingsontwikkeling van Etil uit 2009. Op basis van deze kwantitatieve analyse en bewerking komt Zo Concreet! tot de volgende conclusies (er is alleen gekeken naar de gemeente Kerkrade, conform de opdracht): • Er is sprake van een daling van het aantal leerlingen tot 2030, waardoor de instroom in Kerkrade daalt van 350 in 2012 naar 277 in 2030 (vmbo tot en met vwo); het instroom-percentage wordt via extrapolatie van de gegevens uit 20072008 ingeschat op: - 57% vmbo; - 20% havo; - 23% vwo. • De gemiddelde jaarlijkse instroom wordt tussen 2015 en 2030 berekend op een gemiddelde van 60 leerlingen voor de havo en 70 leerlingen voor het vwo, hetgeen neerkomt op een totaal van circa 720 leerlingen (exclusief mavo). De kwalitatieve analyse is gemaakt aan de hand van een afwegingsmodel, waarin relevante schoolkeuzemotieven, zoals kwaliteit en afstand, een wegingsfactor krijgen (deze wegingsfactor kan variabel zijn: uitmuntende kwaliteit maakt de afstand minder belangrijk). Op basis van deze benadering komt Zo Concreet! tot en met 2030 op het volgende aantal leerlingen: een gemiddelde van 175 leerlingen voor het havo en een gemiddelde van 225 leerlingen voor het vwo, hetgeen neerkomt op een totaal van circa 400 leerlingen (exclusief mavo). Dit aantal kan (aanmerkelijk) hoger worden als de school erin slaagt zich sterk te profileren en te positioneren in de regio: een totaal van circa 600 leerlingen.
14/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
3.5
Een beknopte reflectie op de onderzoeken In het volgende hoofdstuk komen we met ons onderzoek terug op enkele onderdelen die ook in de hiervoor samengevatte onderzoeken aandacht krijgen. Hier volstaan wij met enkele korte reflecties. 1. De drie onderzoeken en het Masterplan zijn alle uiterst zorgvuldig uitgevoerd, maar zijn moeilijk met elkaar te vergelijken. Tussen het eerste en de laatste twee onderzoeken zit bijna vijf jaar tijdverschil en de vraagstelling verschilt per onderzoek. Dat geldt ook voor de aannames die ten grondslag liggen aan de uitwerking. 2. Het onderzoek uit 2006-2007 heeft geleid tot het opstellen van scenario’s die een antwoord kunnen geven op de te verwachten krimp in de regio. Bij het opstellen van deze scenario’s hebben de onderzoekers de volgende criteria gebuikt om de scenario’s te wegen: een breed aanbod garanderen met voldoende keuze en doorstroommogelijkheden, keuze voor openbaar en bijzonder onderwijs, spreiding van het onderwijs over de regio, hoge onderwijskwaliteit, adequate huisvesting en betaalbaarheid. Ook al is de krimp enigszins vertraagd, de dalende trend is nog wel steeds evident. Ook heeft de keuze voor havo en vwo zich anders ontwikkeld dan destijds werd aangenomen: de afgelopen vijf jaar is er landelijk een opmerkelijke groei zichtbaar in de belangstelling voor havo en vwo en dat zien we ook in deze regio (zie verder hoofdstuk 3). 3. Het Masterplan is een vrij nauwgezette uitwerking van het onderzoek uit 20062007 en hanteert dezelfde criteria. Bij de levensvatbaarheid van een havo- en vwo-school hanteert SVO|PL een normenkader van 90 leerlingen per leerjaar (= 990 leerlingen). Wij hebben geen algemene richtlijnen kunnen vinden die dit normenkader rechtvaardigen. In ieder geval hebben wij niet terug kunnen vinden of er ook onderzoek is gedaan naar een alternatieve inrichting van een school voor havo en vwo, die kan leiden tot een ander normenkader (ook hier komen we in hoofdstuk 3 nog op terug). Uit de daadwerkelijke aanmelding voor de Holz in dit schooljaar blijkt dat SVO|PL wat somber is geweest in zijn voorspellingen, ook al komt de aanmelding van 84 leerlingen niet in de buurt van de door SVO|PL gehanteerde 180. Dit geldt des te sterker omdat binnen deze groep van 84 leerlingen circa 45 mavo-havo leerlingen zitten. 4. De onderzoeken, ook het derde en vierde onderzoek, zijn vooral kwantitatief van aard en gaan alle over de vraag: Wat zeggen ons de cijfers? Er is betrekkelijk weinig aandacht voor vragen die bijvoorbeeld betrekking hebben op het beïnvloeden van schoolkeuzegedrag (en daarmee op leerlingenstromen), de aantrekkelijkheid of onaantrekkelijkheid van de gemeente en op alternatieve vormen van voortgezet onderwijs. Wellicht zeggen de cijfers genoeg (?) 5. Het derde onderzoek geeft een cijferbeeld, dat niet in de buurt komt van het normenkader van SVO|PL. De voorwaarden die ITS echter aan dit cijferbeeld verbindt, maken de gepresenteerde cijfers er niet overtuigender op. 6. Het vierde onderzoek wijst wel op het belang van kwalitatief onderzoek, vooral naar de schoolkeuzemotieven en de invloed die daarop uitgeoefend kan worden. Maar als je de cijfers wilt laten spreken, dan geeft ook dit onderzoek te weinig houvast.
15/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 4 De situatie van het vo in Parkstad Limburg 4.1
Scholensituatie en leerlingenstromen Wij hebben in de eerste fase van ons onderzoek uitgezocht welke scholen en leerlingenstromen van belang zijn in het licht van de onderzoeksvragen. Aan de hand van de cijfers van DUO hebben we onderzocht waar de leerlingen uit de gemeente Kerkrade op dit moment onderwijs volgen en welke onderwijssoort dit betreft. Hiermee kregen we ook een beeld van het daadwerkelijke potentieel aan leerlingen uit Kerkrade in het schooljaar 2011-2012. Het gaat om ruim 1.800 leerlingen. Het overgrote deel ervan bezoekt de scholen in Kerkrade, Heerlen en Landgraaf. Dit resultaat is terug te vinden in tabel 4.1. Een te verwaarlozen deel volgt onderwijs buiten deze drie gemeenten. Tabel 4.1 Aantal leerlingen met woonplaats Kerkrade per school en schoolsoort Brugkla s PrO !""#$ "%
E"#5#(6"
HAVO
VWO
Tota a l
0
3
0
0
0
&''()*$ $ "+"-$ *)3-4#*"5$ (%6-,-./012.
0
0
0
1
0
0
1
78"%9(#"-:);**$ -<**#-=#(5>? @5*%6"#A? @B ,-CDEF22
0
42
0
0
0
0
42
:>3-1(%B )*$ $ "+",-.D:G22
0
0
0
0
1
0
1
H? >(<"#6"-H*$ $ "+",-C.H:2I
6
0
41
0
0
0
47
10
2
47
0
0
0
0
47
!"#$ ")*$ $ "+",-.DJK22
21
0
51
1
0
0
73
!"#$ ")*$ $ "+",-.DJK2L
35
0
0
0
0
0
35
M#*>? NB )*$ $ "+",-2CO022
57
0
0
42
95
75
269
MP'%(B ? N'-<**#-;">-4"#%(6? %NB )*$ $ "+",-2CFH22
0
0
0
0
0
27
27
Q>;"%"N'-<**#-;">-4"#%(6? %NB )*$ $ "+",-.R!J22
0
0
0
0
0
69
69
4"#%(6? %NB )*$ $ "+",-.RSH22
0
0
0
14
69
0
83
:? %>"#'""#>"%)*$ $ "+",-.RT:22
7
0
0
7
13
3
30
H;(#$ "'(+%"-H*$ $ "+"-&? @5;(+"%,-.V1422
29
0
0
29
113
119
290
H;(#$ "'(+%"-H*$ $ "+"-4#(%6"%9"#+,-.V142.
68
0
45
13
0
0
126
H;(#$ "'(+%"-H*$ $ "+"-!*$ W,-.V142I
89
0
0
82
153
64
388
134
0
136
0
0
0
270
453
89
276
189
444
357
1808
H;(#$ "'(+%"-H*$ $ "+"-H('8NB ,-.V142C X*>(($
MAVO
7
E(>;*$ ? "5"-:);**$ -<**#-=#(5>? @5*%6"#A? @B ,-.I0422
G(%6+#((U
VBO
&''()*$ $ "+",-./0122
De tabel laat duidelijk zien dat een overgroot deel van de mavo-, havo- en vwoleerlingen de volgende scholen bezoeken: a. Grotiuscollege, 02DF00 b. Gymnasium voor het Bernardinuscollege, 02ZC00 c. Atheneum voor het Bernardinuscollege, 19HV00 d. Bernardinuscollege, 19QC00 e. Sintermeertencollege, 19XS00 f. Charlemagne College Eijkhagen, 17JB00 g. Charlemagne College Holz, 17JB03 Tijdens de startbijeenkomst van de begeleidingsgroep is afgesproken dat we het onderzoek vooral zullen richten op de schoolsoorten havo en vwo en op de gemeenten Heerlen, Kerkrade en Landgraaf en daarmee dus op de scholen zoals hiervoor aangegeven onder a tot en met g. De eerstgenoemde school staat onder het bestuur van LVO. Alle andere vallen onder SVO|PL.
16/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Om een getalsmatig beeld van de relevante scholen rondom Kerkrade te schetsen, is in figuur 4.1 het verloop van het totale aantal leerlingen afgebeeld over de afgelopen vijf jaar van het op deze scholen aangeboden onderwijs, dus inclusief de theoretische leerweg (17JB00, 19XS00 en 02DF00).
Figuur 4.1 Leerlingenverloop bij de onderzochte scholen.
In de afgelopen vijf jaar is het leerlingenaantal bij bijna alle scholen (licht) gestegen, waarbij het Grotiuscollege en vooral het Charlemagne College Eijkhagen de grootste stijging hebben doorgemaakt. De drie scholen die het Bernardinuscollege vormen zijn wat betreft leerlingenaantallen samen iets gedaald. Op bladzijde 19 worden onder punt b enkele mogelijke oorzaken genoemd van de veranderingen die in figuur 4.1 zijn te zien. Vervolgens zijn de leerlingenstromen vanuit Kerkrade nogmaals onderzocht, maar nu over drie schooljaren (2009-2010 tot en met 2011-2012) en met de herkomstgegevens op postcodeniveau. Dit is gedaan om daarmee in beeld te krijgen welke bewegingen er in die drie jaar hebben plaatsgevonden en vanuit welke gebieden van Kerkrade dat gebeurde.
17/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Figuur 4.2 laat de postcodegebieden en de onderzochte scholen zien:
Figuur 4.2 Onderzochte postcodegebieden en scholen
In onderstaande tabel staan de resultaten van dit postcodeonderzoek. Tabel 4.2 Leerlingenstromen havo en vwo uit Kerkrade op postcodeniveau, per school van bestemming. !""#$!"%"
6461
6462
6463
6464
6465
6466
6467
6468
6469
12
21
7
4
13
36
40
2
0
9
144
Atheneum voor het Bernardinuscollege, 19HV00
9
3
1
0
4
15
17
0
0
2
51
Gymnasium voor het Bernardinuscollege, 02ZC00
4
2
3
2
0
7
7
0
0
1
26
Bernardinuscollege, 19QC00
5
1
3
3
1
19
18
1
0
1
52
Sintermeertencollege, 19XS00
3
0
0
1
1
6
4
1
0
0
16
28
12
11
33
0
9
13
2
1
78
187
Grotiuscollege, 02DF00
Charlemagne College Eijkhagen, 17JB00 Charlemagne College Holz, 17JB03
6471 Tota a l
70
62
26
29
10
27
15
3
3
17
262
131
101
51
72
29
119
114
9
4
108
738
6461
6462
6463
6464
6465
6466
6467
6468
6469
15
18
8
6
18
48
46
2
0
9
170
Atheneum voor het Bernardinuscollege, 19HV00
8
5
2
1
4
18
22
0
0
2
62
Gymnasium voor het Bernardinuscollege, 02ZC00
4
1
4
1
0
7
7
0
0
3
27
5
2
2
3
1
21
17
1
0
3
55
5
1
0
0
0
3
3
1
0
0
13
30
12
16
30
0
12
13
5
2
91
211
Le e rlinge ntota a l pe r postcode
!"%"$!"%% Grotiuscollege, 02DF00
Bernardinuscollege, 19QC00 Sintermeertencollege, 19XS00 Charlemagne College Eijkhagen, 17JB00
6471 Tota a l
71
59
35
21
7
27
13
4
2
10
249
138
98
67
62
30
136
121
13
4
118
787
6461
6462
6463
6464
6465
6466
6467
6468
6469
20
17
8
9
22
64
49
3
0
10
202
Atheneum voor het Bernardinuscollege, 19HV00
6
5
3
2
6
19
24
1
0
3
69
Gymnasium voor het Bernardinuscollege, 02ZC00
4
2
3
0
1
9
6
0
0
2
27
14
3
3
7
1
19
18
1
0
3
69
6
2
1
1
0
5
4
1
0
1
21
62
35
31
39
3
19
20
8
0
110
327
69
71
43
25
7
20
11
1
1
7
255
181
135
92
83
40
155
132
15
1
136
970
Charlemagne College Holz, 17JB03 Le e rlinge ntota a l pe r postcode
!"%%$!"%! Grotiuscollege, 02DF00
Bernardinuscollege, 19QC00 Sintermeertencollege, 19XS00 Charlemagne College Eijkhagen, 17JB00 Charlemagne College Holz, 17JB03 Le e rlinge ntota a l pe r postcode
18/45
6471 Tota a l
!"# $%# !# $$# $ '%# ($# $
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Wat betreft de aantallen in tabel 4.2 maken wij twee kanttekeningen: 1. Van de leerlingen die als brugklasser staan geregistreerd hebben we een inschatting gemaakt van het aandeel havo-vwo-leerlingen; hierbij is uitgegaan van de verdeling mavo-havo-vwo in de bovenbouw. 2. Er gaan ook leerlingen naar andere dan de in de tabel opgenomen scholen. Gezien de geringe aantallen (< 10) zijn die hier buiten beschouwing gelaten. Naar aanleiding van tabel 4.2 kunnen we de volgende conclusies trekken. a. Het aantal leerlingen havo en vwo dat op bovengenoemde scholen zit is in de drie onderzochte schooljaren gestegen van 738 naar 970 (31%!). Een stijging van het aantal havo- en vwo-leerlingen hebben wij de afgelopen jaren in veel regio’s gezien. Vaak gaat deze stijging gepaard met een evenredige daling van het aantal vmbo-leerlingen, met name in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen. Overigens is in enkele grootstedelijke regio’s deze stijging op dit moment aan het afvlakken en in een enkele regio zelfs omgeslagen in een lichte daling. b. Het Grotiuscollege en het Charlemagne College Eijkhagen vertonen een stijging van het aantal havo- en vwo-leerlingen die boven het gemiddelde ligt: met respectievelijk 40% en 75%. De meeste andere scholen zitten (net) iets boven het gemiddelde van 31%. Uitzonderingen zijn het gymnasium voor het Bernardinus College (stijging 4%) en het Charlemagne Holz dat met 3% is gedaald. In de gesprekken met de bestuurders van de scholen worden onder andere de volgende oorzaken genoemd voor deze verschillen: • de (toenemende) kwaliteit van de betreffende scholen; • de aantrekkelijke ligging ten opzichte van Kerkrade; • de onzekerheid over de continuïteit van havo en vwo in Kerkrade; • de onaantrekkelijkheid van het alleen maar onderbouw aanbieden; • de ingrepen die de afgelopen jaren zijn gedaan op grond van gemaakte bestuurlijke keuzes. c. De leerlingenstromen vertonen een te verwachten beeld: • Het Grotiuscollege trekt vooral leerlingen uit de zuidkant van Kerkrade en dan met name uit de zuidwestkant. • De drie scholen die samen het Bernardinuscollege vormen trekken vooral leerlingen uit de zuidwestkant van Kerkrade. • Het Sintermeertencollege heeft slechts een twintigtal leerlingen uit Kerkrade en die komen vooral uit de zuidkant. • Het Charlemagne College Eijkhagen trekt uit alle gebieden van Kerkrade leerlingen, maar vooral de oost- en noordkant van de stad zijn in trek. • Het Charlemagne College Holz trekt uit alle gebieden van Kerkrade leerlingen, maar vooral uit de oost- en noordkant van de stad. Het aantal leerlingen is in drie jaar met 3% teruggelopen.
19/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
d. In dit plaatje zijn ook de fietsafstanden en -tijden nog interessant: vanaf het centrum van Kerkrade geeft dat het volgende beeld naar de onderzochte scholen5: • Charlemagne Eijkhagen: 6,6 km 22 minuten • Grotius en Bernardinus: 7,1 km 23 minuten • Sintermeertencollege: 10,1 km 33 minuten Naar aanleiding van deze afstanden en minuten kan gesteld worden dat voor de leerlingen uit de gemeente Kerkrade op redelijke afstand voortgezet onderwijs aanwezig is. 4.2
Prognoses en theoretisch potentieel havo en vwo Er zijn de afgelopen jaren verschillende prognoses gemaakt over de regio. Wij hebben Etil recente prognoses laten maken voor de leeftijdscategorie 12-18 jaar over de jaren 2012-2050. De gegenereerde prognoses zijn gedateerd 13 september 2012. Uit de prognoses blijkt dat het aantal 12-18-jarigen in Kerkrade in 2011 3.031 bedroeg. Volgens tabel 4.1 gingen daarvan op 1 oktober 2011 1.808 leerlingen naar scholen in Heerlen, Landgraaf en Kerkrade. Daarvan volgden er volgens tabel 4.2 970 havo- of vwo-onderwijs. We gaan er voor dit onderzoek van uit dat deze verhoudingen ook voor de jaren tot 2030 gelden. Zo kunnen we in tabel 4.3 een indicatie geven van het potentieel havoen vwo-leerlingen in de jaren tot 2030. Tabel 4.3 bepaling theoretisch potentieel havo- en vwo-leerlingen jaar 12-18 afn/toen. cum schoolgaand havo of vwo 2011 3031 0 0 1808 970 2012 2986 -1,5% -1,5% 1781 956 2013 2948 -1,3% -2,8% 1758 943 2014 2889 -2,0% -4,8% 1722 924 2015 2851 -1,3% -6,1% 1698 911 2016 2850 0,0% -6,1% 1697 911 2017 2795 -1,9% -8,1% 1662 892 2018 2757 -1,3% -9,4% 1638 879 2019 2726 -1,1% -10,5% 1617 868 2020 2667 -2,2% -12,7% 1578 847 2021 2670 0,1% -12,6% 1580 848 2022 2643 -1,0% -13,6% 1562 838 2023 2680 1,4% -12,2% 1588 852 2024 2728 1,8% -10,4% 1620 869 2025 2751 0,8% -9,6% 1635 877 2026 2779 1,0% -8,5% 1654 887 2027 2808 1,0% -7,5% 1672 897 2028 2818 0,4% -7,1% 1679 901 2029 2825 0,2% -6,9% 1683 903 2030 2790 -1,2% -8,1% 1661 891 !"#$ 980 %"#$ 802
5
Bron: Garmin Mapscource.
20/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Voor het jaar 2030 komen wij zo dus uit op een theoretisch potentieel van 891 havo- en vwo-leerlingen. Hierbij moeten wel de volgende kanttekeningen worden gemaakt: • De prognoses voor dit gebied zijn de afgelopen jaren een aantal malen bijgesteld. Zo weten we inmiddels dat de krimp in de regio Parkstad enigszins is vertraagd. • Het is, zoals eerder opgemerkt, onzeker of de stijging van het aantal havo- en vwo-leerlingen zich zal doorzetten, zal dalen of zal stabiliseren. Zo is bijvoorbeeld op dit moment nog onduidelijk wat de verscherpte exameneisen in havo en vwo de komende jaren gaan betekenen. • Wij gaan vooralsnog uit van stabilisatie. Een marge van 10% betekent dat er mogelijk tussen 802 en 980 havo- en vwo-leerlingen zullen zijn in 2030. • Uiteraard gaat het hier enkel om de absolute cijfers. Er is geen rekening gehouden met de schoolkeuze van de leerlingen. Evenmin met het gebied in de gemeente Kerkrade waar de leerlingen wonen. Zo liggen de postcodes 6471, 6467, 6466 en 6468 op zeer aantrekkelijke afstand van de onderwijsvoorzieningen in Landgraaf en Heerlen en daarbij gaat het voor het schooljaar 2011-2012 om 438 leerlingen. 4.3
Benodigd potentieel voor een havo-vwo-school Over het aantal leerlingen dat nodig is om een havo-vwo-school bedrijfsmatig en onderwijskundig voor de langere termijn gezond te kunnen houden, lopen de meningen nogal uiteen. Besturen hanteren hiervoor verschillende normen. Zo hanteert SVOK een lagere norm dan SVO|PL. Het eerstgenoemde bestuur gaat uit van aantallen die zijn gebaseerd op de stichtingsnorm (536 leerlingen), terwijl het andere bestuur, op basis van eigen berekeningen, een norm van 90 leerlingen per leerjaar per schoolsoort hanteert (990 leerlingen): een verschil van 454 leerlingen. Wij hebben zowel bij de VO-raad als bij het Ministerie van OCW gevraagd of er onderzoek is gedaan naar het benodigde aantal leerlingen of, nog mooier, dat er rekenmodellen zijn gemaakt die ‘in het algemeen gebruikt kunnen worden’. Uit de reacties is ons duidelijk geworden dat dergelijk onderzoek in het verleden wel is gedaan, maar dat de uitkomsten vrijwel meteen ter discussie stonden. Zo hanteren bijvoorbeeld scholen met een van de gemiddelde school afwijkend onderwijsconcept over het algemeen lagere normen, omdat ze, bijvoorbeeld opnieuw, niet werken met een leerstofjaarklassensysteem. Mogelijk zijn er aanwijzingen te vinden in de wet- en regelgeving. De wetgeving die relevant is betreft de WVO (Wet op het voortgezet onderwijs) en dan met name de artikelen 10, 65 en 107. Deze gaan over stichtings- en opheffingsnormen.
21/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Toepassing van deze normen geeft het volgende beeld: • Stichtingsnorm havo-vwo-school: 536 leerlingen (244 + 292); voor een categoriaal vwo is dat: 390 en voor een categoriaal havo: 325. • Opheffingsnorm havo-vwo-school: 357 leerlingen (162 + 195). Navraag bij het Ministerie van OCW leert ons dat deze normen nooit getoetst zijn aan de hand van economische of onderwijskundige criteria. Ze zijn ‘historisch ontstaan’ en in de loop der jaren aangepast of geharmoniseerd.
22/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 5 Wettelijk kader en mogelijkheden Het wettelijk kader dat van belang is voor dit onderzoek staat in de WVO en daarvan afgeleide beleidsregels. Het onderwijs in een regio als Parkstad Limburg bestaat uit scholen en scholengemeenschappen, soms met één en soms met meerdere vestigingen. Er bestaan in de WVO twee mogelijkheden om onderwijsvoorzieningen uit te breiden of te wijzigen6: • Stichting van scholen volgens art. 65 en 66 WVO; • Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO) volgens art. 72 WVO. Omdat beide mogelijkheden van belang zijn of zijn geweest in het kader van de vraagstelling in dit onderzoek, bespreken we beide. 5.1
Stichting van scholen Van de eerste mogelijkheid is gebruikgemaakt door SVOK bij de door het Ministerie van OCW afgewezen aanvraag voor het stichten van een nieuwe school in Kerkrade. Het stichten van scholen is gebaseerd op de grondwettelijke mogelijkheid voor een rechtspersoon om een school te beginnen indien voldoende potentieel is aangetoond van leerlingen met een bepaalde denominatieve achtergrond. SVOK heeft een algemeen bijzondere school aangevraagd. Hoe dit precies wordt berekend staat in een ministeriële beleidsregel.7 Een en ander betekent dat het Ministerie van OCW bij de behandeling van de aanvraag op grond van de wet heeft gekeken naar het potentieel van deze richting. De aanvraag is afgewezen omdat niet aan de in de wet en de beleidsregel vastgestelde norm is voldaan. Het aanvragende schoolbestuur heeft bezwaar tegen het toepassen van de regeling en de wijze waarop dat door de minister is gedaan. Dezelfde wet geeft de minister sinds 2008 echter geen mogelijkheden om van de procedure en de normen af te wijken. De zogenoemde discretionaire bevoegdheid die hiervoor nodig is is uit de wet verdwenen. Er is alleen afwijking van de stichtingsnormen mogelijk als het gaat om het voorzien in voldoende openbaar onderwijs in een regio (zie onder andere WVO art. 65 lid 4). Voor zover wij weten is er sinds 2008 geen situatie geweest waar van dit artikel gebruik is gemaakt. In de gemeente Kerkrade is het stichten van een openbare school voor havo en vwo niet aan de orde: door de aanwezigheid van het Grotiuscollege in Heerlen is het potentieel gelijk aan 0.8 6
Daarnaast is het goed hier te vermelden dat een schoolbestuur te allen tijde zelfstandig kan beslissen een school of een vestiging van een school op te heffen. Dit is natuurlijk ook een wijziging in het aanbod van onderwijsvoorzieningen. Hiervoor zijn wel zorgvuldige interne procedures (medezeggenschap) noodzakelijk, maar hoeven geen externen te worden geraadpleegd.
7 8
Regeling voorzieningenplanning VO van 18 juli 2008, CFI/DUO. Mededeling DUO 22 november 2011.
23/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Ook de zogenoemde Experimenteerruimte biedt naar het oordeel van OCW geen enkele opening, omdat deze ruimte enkel bedoeld is voor ontwikkelingen die mogelijk op afzienbare tijd in een wetswijziging worden geregeld. Bij een stichting is dat niet aan de orde. 5.2
Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen In een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO) maken schoolbesturen afspraken over het onderwijsaanbod in een regio. Voor dit onderzoek is relevant dat een RPO nodig is bij het starten of verplaatsen over meer dan 3 km van nevenvestigingen van een al bestaande school en van schoolsoorten. Binnen 3 km kan een schoolbestuur zelfstandig over verplaatsingen van zowel nevenvestigingen als schoolsoorten besluiten. In tegenstelling tot bij een stichting is het bij een RPO niet nodig om met prognoses aantallen leerlingen aan te tonen. Het is aan de besturen zelf om in samenspraak te bepalen wat zij verantwoord vinden in het kader van de doelmatigheid van onderwijsvoorzieningen. Wel vereist het beginnen van een geheel nieuwe nevenvestiging een overlap van 20% van het aantal leerlingen van een al bestaande vestiging. Er is een vigerend RPO voor de regio Maastricht, Heuvelland en Parkstad Limburg met een looptijd van 1 augustus 2010 tot 31 juli 2015.
5.3
Conclusie ten aanzien van het wettelijk kader Wij komen tot de conclusie dat het nader onderzoeken van het stichten van een nieuwe school in het kader van dit onderzoek niet relevant is. Er ligt een afwijzing van de vorig jaar gedane aanvraag voor stichting. Vanuit de kaders van de wet zijn we van mening dat deze afwijzing terecht is geweest. Ook de zogenoemde Experimenteerruimte biedt geen openingen: deze is enkel bedoeld voor ontwikkelingen die mogelijk op afzienbare tijd in een wetswijziging worden geregeld en bij stichting is dat niet aan de orde. Deze zienswijze is in de gesprekken met OCW bevestigd. Eventuele oplossingen zullen derhalve in goed overleg tussen schoolbesturen voor vo en gemeentelijke overheden moeten worden gezocht. Als over een oplossing overeenstemming mocht komen, dan is waarschijnlijk een RPO het instrument om deze te formaliseren. We werken dit in het volgende hoofdstuk verder uit.
24/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 6 Scenario’s voor de toekomst 6.1
Een extra vestiging voor voortgezet onderwijs (havo vwo) in Kerkrade Uitwerking van dit scenario Wij zien op basis van ons onderzoek twee mogelijkheden vanuit de wettelijke kaders: a. SVO|PL besluit alsnog een volledige havo- en vwo-vestiging in Kerkrade open te houden. b. Een ander bestuur (SVOK en/of LVO) besluit met een nieuwe havo- en vwovestiging in Kerkrade te beginnen. Ad a. Voor dit scenario zijn geen bijzondere maatregelen nodig. SVO|PL heeft in Kerkrade nog steeds de beschikking over de havo- en vwo-licentie op respectievelijk vestiging 17JB03 (Richterstraat 35) en 17JB04 (Graaf Saffenbergweg 15).9 Deze kunnen beide binnen 3 km door het schoolbestuur zelf worden ingezet op een van de twee genoemde vestigingen of een andere vestigingsplaats binnen die afstand. Ad b. Omdat het bestuur van LVO in het gesprek met ons te kennen heeft gegeven zichzelf niet te zien als primair belanghebbende, gaan we er in eerste instantie vanuit dat het bestuur van SVOK voor deze mogelijkheid opteert. De mogelijkheid om te stichten sluiten wij onder de huidige wetgeving uit. Nagegaan is of het stichten van een nieuwe school op openbare grondslag wel kans zou maken. Zoals eerder aangegeven is dit is niet het geval (paragraaf 5.1). Blijft over de mogelijkheid van overdracht. Indien het bestuur van SVO|PL hiertoe bereid is, moet een slimme oplossing voor die overdracht worden gevonden, omdat de wetgeving het onmogelijk maakt een school (BRIN) te splitsen indien op de te splitsen school tweemaal dezelfde schoolsoort achterblijft. Daarmee kunnen vestigingen 17JB03 (Holtz; havo (en mavo)) en 17JB04 (voormalig Rolduc; vwo) niet apart worden overgedragen. Immers, dat zou splitsing van het Charlemagne College betekenen, waarbij op beide te splitsen scholen zowel (mavo) havo als vwo achterblijft. De oplossing kan gevonden worden in een technische operatie, die echter wel enkele voorwaarden kent en gevolgen heeft. Het Sintermeertencollege, een school (BRIN 19XS) met één vestiging en de mavo-, havo- en vwo-licentie, kan naar het adres van de huidige locatie Holz worden verhuisd over een afstand van 7,71 km. Vervolgens (of tegelijk) wordt dit BRIN overgedragen aan SVOK. Vervolgens kan de naam worden gewijzigd in Nova Rolduc. 9
DUO, overzichten toegestaan onderwijs van 30 mei 2012.
25/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Tegelijkertijd worden de vestigingen 17JB03 (Holtz; mavo en havo; Richterstraat 35 in Kerkrade) en 17JB04 (voormalig Rolduc; vwo; Graaf Saffenbergweg 15 in Kerkrade) over ongeveer dezelfde afstand verplaatst naar het gebouw van het Sintermeertencollege (Valkenburgerweg 219 in Heerlen). Consequenties: • Op het adres van het voormalig Sintermeertencollege gaan de twee nevenvestigingen van het Charlemagne College, na te zijn samengevoegd, verder, bijvoorbeeld onder de naam Charlemagne College, vestiging Sintermeerten. • SVO|PL verliest structureel één vaste voet (jaarlijks € 375.000,—) . Voorwaarde: • Er is een nieuw RPO nodig om dit te realiseren, omdat het gaat om verplaatsingen over een afstand van meer dan 3 km. Waarschijnlijk lukt dat pas per 1 augustus 2014. Bij dit scenario moeten de partijen de fusietoets ondergaan in verband met de bestuursoverdracht. De kans dat een dergelijke bestuursoverdracht wordt goedgekeurd, is, volgens de voorlopige inschatting van OCW, groot, omdat er sprake is van schaalverkleining (feitelijk betreft het een zogenoemde defusie). Mogelijke consequenties voor andere scholen De gevolgen voor de andere scholen van volwaardig havo- en vwo-onderwijs zijn niet exact te voorspellen. Veel hangt er van af of een nieuwe vestiging in staat zal zijn de leerlingen die nu op de scholen buiten Kerkrade onderwijs volgen naar Kerkrade terug te halen. Onze inschatting is dat dit niet of nauwelijks zal lukken voor de leerlingen die nu al buiten Kerkrade op school zitten: jongeren veranderen niet zo gemakkelijk van middelbare school. Bovendien hebben we te maken met een historisch gegroeide situatie, waarbij in het verleden een gedeelte van de leerlingen uit het noorden en het zuidwesten van Kerkrade naar scholen in respectievelijk Landgraaf en Heerlen gingen. Het betreft hier vooral de postcodes 6471, 6467, 6466 en 6468, samen goed voor 438 leerlingen (zie ook paragraaf 4.2). Een nieuwe school met een voor ouders en leerlingen aantrekkelijk concept zal mogelijk in de toekomst wel in staat zijn (meer) leerlingen in Kerkrade te houden. Om de gedachten te bepalen hebben we de leerlingen van de onderzochte scholen buiten Kerkrade op 1 oktober 2011 verminderd met 50%, respectievelijk 100% van de leerlingen uit Kerkrade.
26/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
In tabel 6.1 is te zien wat deze redenering oplevert: Tabel 6.1 Bepaling leerlingverlies bij scenario 1
school Grotiuscollege, 02DF00 Gymnasium voor het Bernardinuscollege, 02ZC00 Atheneum voor het Bernardinuscollege, 19HV00 Bernardinuscollege, 19QC00 Sintermeertencollege, 19XS00 Charlemagne College Eijkhagen, 17JB00
2011 1121 343 581 738 1416 1309 5508
ll.Krkr 202 69 27 69 21 327 715
50% 1020 309 568 704 1406 1146 5151
100% 919 274 554 669 1395 982 4793
Vervolgens geldt: als 100% van de leerlingen uit Kerkrade die nu op genoemde scholen onderwijs volgen, zouden besluiten in Kerkrade te blijven, dan zouden er 715 + 255 (Holtz) = 970 leerlingen op de school uit scenario 1 kunnen zitten. Bij 50% zouden dat er 357 + 255 = 612 kunnen zijn. Al deze cijfers zijn gebaseerd op de leerlingenaantallen van het schooljaar 2011-2012 uit tabel 4.2. Consequenties Indien alle leerlingen uit Kerkrade er inderdaad ook voor kiezen om in Kerkrade havo- en vwo-onderwijs te volgen, dan heeft dit vooral gevolgen voor het Grotiuscollege, het Bernardinuscollege en het Charlemagne College Eijkhagen. Bij een leerlingenverlies van 100% betekent dit voor de beide scholen van SVO|PL het volgende. Het Bernardinuscollege loopt terug met 165 leerlingen; hiermee lijdt de school een materieel verlies van 165 x € 600,— = € 99.000,— (€ 600,— is de gemiddelde materiële vergoeding per leerling); daarnaast lijdt de school, omgerekend in fte's, een verlies van 165 : 20 = 8 x € 76.000 = € 608.000,— (1 fte wordt bekostigd uit gemiddeld 20 leerlingen en op basis van de GPL komt dit neer op € 76.000,—). Daarnaast genereert het leerlingenverlies leegstand in het gebouw, waaraan ook de nodige kosten zijn verbonden. Het Charlemagne College Eijkhagen loopt terug met 327 leerlingen; hiermee lijdt de school een materieel verlies van 327 x € 600,— = € 196.000,—; daarnaast lijdt de school, omgerekend in fte's, een verlies van 327 : 20 = 16 x € 76.000,— = € 1.216.000,—. Uiteraard genereert het leerlingenverlies ook hier leegstand in het gebouw, waaraan ook de nodige kosten zijn verbonden. Wat betreft het Charlemagne College Eijkhagen komt daar nog bij dat er de afgelopen jaren voor € 3.200.000,— is geïnvesteerd in het gebouw, deels om de groei van het aantal leerlingen op een verantwoorde manier op te vangen. Het LVO geeft aan dat het mogelijke leerlingenverlies voor het Grotiuscollege grote gevolgen heeft. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een kwaliteitsslag om alle groepen leerlingen die de school bezoeken zo goed mogelijk te kunnen bedienen. Als het leerlingenaantal omlaaggaat loopt dit maatwerk gevaar. De gemaakte kwaliteitsslag betrof niet alleen het onderwijs, maar ook de huisvesting. Uit eigen middelen is € 2.000.000,— geïnvesteerd in verbeteringen aan het gebouw. Ook heeft een terugloop van het aantal leerlingen personele gevolgen. Hoewel LVO een groot schoolbestuur is, is herplaatsing van boventallig personeel een groter probleem aan het worden, omdat in veel gebieden waar LVO-scholen staan sprake is van krimp.
27/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
6.2
Verplaatsing van een bestaande school naar (de grens van) Kerkrade Uitwerking van dit scenario Dit scenario zou betekenen dat een bestaande vestiging in haar geheel wordt verplaatst. Technisch gezien zijn daar allerlei mogelijkheden voor. Een verplaatsing over minder dan 3 km kan door een schoolbestuur eigenstandig worden gerealiseerd. Het beschikbaar zijn van huisvesting en/of overleg daarover met de gemeente is dan wel een voorwaarde. Buiten 3 km is een RPO noodzakelijk. Dit laatste betekent instemming van de andere schoolbesturen en op overeenstemming gericht overleg met de betrokken gemeente(n). De mogelijkheid voor een verplaatsing binnen 3 km betreft het Charlemagne College Eijkhagen. Deze school ligt al dicht bij de grens van Landgraaf met Kerkrade. Mogelijke consequenties voor andere scholen In dit scenario ontstaat geen extra vestiging. Toch kan ook dit scenario leiden tot een wijziging in de leerlingenstromen. Hiervan is het echter nog moeilijker te voorspellen hoe deze verlopen. De wet- en regelgeving rond scholenplanning is gebaseerd op de veronderstelling dat verplaatsingen over minder dan 3 km geen gevolgen hebben voor de leerlingenstromen en die over meer dan 3 km wel. Onze ervaring in diverse regio’s is dat het op gang komen van leerlingenstromen van veel meer afhangt dan deze theoretische afstand; zo spelen bijvoorbeeld de volgende aspecten een minstens even belangrijke rol: • imago; • kwaliteit; • huisvesting; • bereikbaarheid; • voorkeur van vriendjes en vriendinnetjes. Consequenties Dit scenario heeft zo goed als zeker grote financiële consequenties. Er wordt immers in het algemeen een gebouw achtergelaten waarin de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd (€ 3.200.000,—) en er komt op enige afstand een nieuw gebouw. Deze consequenties zijn mogelijk te verzachten door een al bestaand gebouw te betrekken (als dat er is), dan wel het achter te laten gebouw te verkopen (in overleg met de gemeente, die immers meestal economisch eigenaar is).
28/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 7 Weging van de scenario’s Wettelijke mogelijkheden Uit hoofdstuk 6 wordt duidelijk dat voor de geschetste scenario’s geen wettelijke belemmeringen bestaan. Daarmee is niet gezegd dat beide gemakkelijk te realiseren zijn. Integendeel. Bestuurlijke haalbaarheid Alvorens de scenario’s te wegen, formuleren we eerst onze conclusies op basis van de gespreksverslagen. De geaccordeerde gespreksverslagen waarop wij onze conclusies baseren zijn ondergebracht in bijlage 1. De conclusies zelf zijn uiteraard voor onze rekening. In de gesprekken met drie gemeenten en drie schoolbesturen hebben we, naast enkele informatieve vragen, vooral verkend waar de grenzen liggen ten aanzien van het realiseren van de beide scenario’s. Hierbij hebben we onderscheid gemaakt tussen kunnen en willen: • Onder welke voorwaarden kan er gewerkt worden aan het realiseren van een van beide scenario’s? • Waarvoor wil men zich inzetten om een van beide scenario’s te realiseren? Uiteraard liggen kunnen en willen nogal eens dicht bij elkaar en dat is ook duidelijk geworden in de gesprekken. Conclusies uit de gesprekken met de drie gemeenten: • De drie gemeenten onderstrepen het belang van volwaardig voortgezet onderwijs voor de leefbaarheid van de gemeente en werken dan ook van harte mee aan het realiseren van voortgezet onderwijs in de gemeente Kerkrade, indien dit verantwoord is voor langere termijn. • Met name de gemeente Heerlen pleit voor een regiobrede aanpak van het vraagstuk rondom het voortgezet onderwijs, alleen al omdat je anders het risico loopt om van het ene in het andere vraagstuk te vallen in de regio. De gemeente Heerlen mist dit regiobrede perspectief in de gesprekken tot nu toe als daadwerkelijke oplossingsrichting. Vanuit dit regiobrede perspectief zou je weleens tot heel andere scenario’s kunnen komen. Het accent ligt nu te zeer op het probleem in de gemeente Kerkrade: het is niet uitgesloten dat vanuit het regiobrede perspectief toch blijkt dat de strijd voor voortgezet onderwijs in Kerkrade een ‘achterhoedegevecht’ is. • Voor de gemeente Landgraaf is het tweede scenario volstrekt onbespreekbaar: de gemeente zal er alles aan doen om te voorkomen dat dit scenario een mogelijke optie wordt.
29/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
•
De gemeente Kerkrade vecht vanuit een ander belang dan de twee andere gemeenten voor het behoud van voortgezet onderwijs in de gemeente en doet dit met name vanuit het perspectief van de (toekomstige) leefbaarheid en financiële positie van de gemeente Kerkrade. De gemeente is dan ook bereid om een ondernemende aanpak voor het behoud van voortgezet onderwijs in de gemeente Kerkrade te steunen. Voorts wil de gemeente graag met de gemeenten Heerlen en Landgraaf komen tot volumeafspraken om op die manier de levensvatbaarheid van het voortgezet onderwijs in Kerkrade te versterken. Ten slotte: terwijl er bij de gemeenten Heerlen en Landgraaf volop begrip is voor de negatieve gevolgen van het verdwijnen van het voortgezet onderwijs in de gemeente Kerkrade en er ook de bereidheid is om mee te denken en mee te werken aan een mogelijke oplossing, zien beide gemeenten deze mogelijke oplossing vooralsnog niet in de beide scenario’s: te veel ouders en kinderen uit Kerkrade zullen (blijven) kiezen voor voortgezet onderwijs in Heerlen of Landgraaf.
Conclusies uit de gesprekken met de drie schoolbesturen. • LVO stelt zich op het standpunt dat SVO|PL en de gemeente Kerkrade de primair belanghebbenden zijn. LVO wil betrokken zijn bij het onderzoek en de besluitvorming, ook om te waken over de belangen van het Grotiuscollege: deze school mag geen nadeel ondervinden van een mogelijk scenario voor Kerkrade. Verder wijst LVO er vooral ook op dat een mogelijk scenario op de lange termijn betaalbaar en houdbaar moet zijn. • SVO|PL wil alleen over (een van) beide scenario’s het gesprek aangaan indien dit onderzoek nieuwe feitelijke gegevens aanlevert, die aantonen dat de berekeningen van SVO|PL onjuist zijn geweest als het gaat om prognoses en de financiële en onderwijskundige haalbaarheid van een school voor voortgezet onderwijs in Kerkrade en dus een ander normenkader ook mogelijk is. Voorts geldt voor SVO|PL dat de andere scholen geen noemenswaardige last mogen ondervinden van een scenario voor voortgezet onderwijs in Kerkrade. • SVOK kiest voor een ondernemende aanpak, die het mogelijk moet maken om te komen tot levensvatbaar voortgezet onderwijs in Kerkrade. Deze ondernemende aanpak gaat onder andere uit van het zoeken naar nieuwe onderwijskundige uitdagingen, het op alternatieve wijzen vormgeven van dit onderwijs en een actief wervingsbeleid. SVOK gaat hiermee dan ook door, mocht blijken dat de beide scenario’s geen uitkomst bieden.
30/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Samen met de opbrengsten van het kwantitatieve onderzoek uit hoofdstuk 4 en 6 leidt dit alles tot de volgende weging van de geschetste scenario’s: 7.1
Scenario 1 Scenario 1 creëert, in tegenstelling tot scenario 2, een extra onderwijsvoorziening in een regio die de komende jaren met verdergaande krimp te maken krijgt. Wat de realisatie van dit scenario vooral moeilijk maakt, is het ‘gekoppeld’ samengaan van de volgende aspecten: • Het normenkader van SVO|PL: zelfs in de meest gunstige prognoses kom je niet uit op het door SVO|PL gehanteerde normenkader van 90 leerlingen per schoolsoort en per leerjaar. • Het standpunt van LVO en SVO|PL dat een havo- en vwo-vestiging in Kerkrade niet ten koste mag gaan van de bestaande vestigingen in Kerkrade en Heerlen (zie tabel 6.1), terwijl dat een voorwaarde is om tot een stevige basis te komen voor de levensvatbaarheid van de havo- en vwo-vestiging in Kerkrade (ook als je uitgaat van een lager normenkader). • Het overbruggen van de komende vijf jaar: veel leerlingen uit Kerkrade volgen nu onderwijs in Heerlen en Landgraaf. • Het verdwijnen van een vaste voet voor SVO|PL (geldt alleen voor 1b). • Alle onderzoeken wijzen op de moeilijk te voorspellen factoren om een garantie te krijgen voor voldoende leerlingen voor de langere termijn; Landgraaf en Heerlen blijven sterk concurrerende alternatieven (ook de gemeenten Heerlen en Landgraaf wijzen op deze moeilijk te beïnvloeden situatie). Dit scenario biedt ook mogelijkheden en/of kent enkele voordelen: • Binnen de bestaande wetgeving is het mogelijk om een nieuwe vestiging in Kerkrade te openen, buiten de stichting om. • Er is geen herschikking van schoolgebouwen nodig (wel financiële, onderwijskundige en personele gevolgen). • Het is een scenario waarbinnen volumeafspraken gemaakt kunnen worden om onzekere factoren enigszins te beperken. • De gemeente Kerkrade krijgt (weer) volwaardig voortgezet onderwijs.
7.2
Scenario 2 Wat de realisatie van dit scenario moeilijk maakt, is het samengaan van de volgende aspecten: • Het komt (mogelijk) niet tegemoet aan de wens om in Kerkrade zelf volwaardig voortgezet onderwijs te realiseren (het moet met Landgraaf gedeeld worden); • Voor de gemeente Landgraaf is dit scenario ‘volstrekt onbespreekbaar’; de gemeente zal er alles aan doen om de realisatie van dit scenario te voorkomen. • Het is een kostbare operatie: de investeringen in Eijkhagen worden (grotendeels) vernietigd (circa € 3,2 miljoen) en er moet geïnvesteerd worden in een nieuwe locatie voor circa 1.200 leerlingen.
31/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Binnen de bestaande wetgeving is dit scenario wel mogelijk, of het nu een verplaatsing binnen 3 km of over meer dan 3 km betreft. Verder heeft dit scenario het voordeel dat het, zoals gezegd, geen voorziening toevoegt aan het bestaande aanbod.
32/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Hoofdstuk 8 Conclusie en advies In hoofdstuk 2 hebben we per scenario de hoofd- en deelvragen beantwoord en in hoofdstuk 1 onze onderzoeksaanpak verantwoord. In dit hoofdstuk werken we onze conclusies stap voor stap uit naar een eindconclusie. 1. Verder onderzoek doen naar de mogelijkheden om een nieuwe school in de gemeente Kerkrade te stichten is niet aan de orde. Vanuit de kaders van de wet zijn we van mening dat de eerdere aanvraag terecht is afgewezen. 2. Ook de zogenoemde Experimenteerruimte biedt geen openingen: deze is enkel bedoeld voor ontwikkelingen die mogelijk op afzienbare tijd in een wetswijziging worden geregeld en bij stichting is dat niet aan de orde. 3. De oplossing zal daarom gezocht moeten worden met de drie schoolbesturen en de gemeentelijke overheden: voor welke oplossing kunnen en willen deze partijen zich in goed onderling overleg inzetten en onder welke voorwaarden? 4. Indien deze oplossing een andere is dan het continueren van de huidige situatie, dan is naar alle waarschijnlijkheid een RPO het instrument om deze te realiseren en te formaliseren. Het RPO biedt immers ook de mogelijkheid om andere afspraken dan planningtechnische vast te leggen en van een juridische basis te voorzien (voor een periode van vijf jaar). 5. De berekeningen voor het leerlingenpotentieel in de gemeente Kerkrade lopen nogal uiteen. De meest gunstige is de berekening die is gemaakt op basis van de meest recente Etil-prognose (890 havo- en vwo-leerlingen in 2030 paragraaf 4.2). Hierbij is echter op geen enkele manier rekening gehouden met andere factoren die de uiteindelijke schoolkeuze (mede) bepalen. 6. Deze andere factoren zijn op basis van dit onderzoek moeilijk precies in beeld te brengen en op waarde te schatten. Ze spelen echter wel een belangrijke rol in het bepalen van de levensvatbaarheid van een havo-vwo-voorziening in Kerkrade. 7. Onderzoek naar deze andere factoren, bijvoorbeeld schoolkeuzemotieven, is mogelijk. Er zijn voorbeelden van omvangrijke kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeken naar de schoolkeuzemotieven van ouders en kinderen die ook de nodige inzichten opleveren, maar die ook met de nodige voorzichtigheid worden gepresenteerd; onderzoek naar schoolkeuzemotieven geeft vooral een duidelijk beeld van de actuele situatie en kent z’n beperkingen voor de langere termijn. 8. Op basis van ons onderzoek komen we tot drie mogelijke scenario’s: • SVO|PL besluit alsnog een volledige havo- en vwo-vestiging in Kerkrade open te houden (scenario 1a). • Een ander bestuur (SVOK) begint via overdracht een nieuwe havo- en vwovestiging in Kerkrade (scenario 1b). • Het verplaatsen van een bestaande vestiging naar (de grens van) Kerkrade (scenario 2). 9. In het kader van kunnen komen wij tot de conclusie dat dit de enige drie scenario’s zijn die wetstechnisch te realiseren zijn. De voor- en nadelen van deze scenario’s staan in hoofdstuk 7.
33/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
10. Over de vraag of deze drie scenario’s financieel en onderwijskundig haalbaar zijn, kunnen wij geen harde uitspraak doen. De cijfers op zich bieden wel enig perspectief om een van de scenario’s verder te verkennen, maar de onzekere factoren rondom deze cijfers (bijvoorbeeld een ruime en gevarieerde keuze in de nabijheid, de ligging van de gemeente Kerkrade, het weer opnieuw moeten beginnen, de schoolkeuze van ouders en leerlingen en onvoorziene ontwikkelingen op één van de scholen) maken de cijfers kwetsbaar. Dit wordt nog eens versterkt door de uiteenlopende visies op het normenkader voor een levensvatbare school. 11. In het kader van kunnen en willen kan op basis van de gesprekken gesteld worden dat elke partij wil gaan voor scenario 1, mits wordt aangetoond dat a) dit een verantwoord scenario is (financieel en onderwijskundig haalbaar voor de lange termijn) voor de vestiging in Kerkrade en b) geen nadelige gevolgen heeft voor het overig onderwijsaanbod in de (directe) omgeving. Aan deze beide voorwaarden kan niet worden voldaan als het gaat om scenario 1; het realiseren van dit scenario heeft vrijwel zeker consequenties voor enkele scholen in Landgraaf en Heerlen. Deze consequenties moeten de partijen kunnen en willen accepteren. Op grond van de gevoerde gesprekken is dit niet het geval, omdat de gevolgen te groot zijn. 12. Komt eventueel scenario 2 in beeld, dan moeten de partijen bereid zijn om een, mogelijk omvangrijke, kapitaalvernietiging te accepteren en nieuwe investeringen te willen doen. De gemeente Landgraaf moet bereid zijn haar blokkade tegen dit scenario op te ruimen, maar deze laat weten dat niet te kunnen en niet te willen. 13. Leggen we de verschillende standpunten, de uiteenlopende visies op levensvatbaarheid en de grenzen aan de gevolgen van het realiseren van een van de scenario’s naast elkaar, dan is er te weinig ruimte om binnen de drie scenario’s tot een passende oplossing te komen voor het voortgezet onderwijs in Kerkrade. 14. Vanuit de kaders van dit onderzoek zien wij dan ook geen andere mogelijkheden om tot een dergelijke oplossing te komen en ondersteunen wij de gedachte dat de regio Parkstad Limburg vooral gebaat is bij het verder werken aan toekomstbestendig voortgezet onderwijs vanuit een breder regionaal perspectief.
34/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Bijlage 1 Gespreksverslagen Gespreksverslag gemeente Kerkrade 7 september 2012 Namens de gemeente: de heren R. Steijns (directeur) en J. Schillings (beleidsmedewerker) Vooraf: het gesprek vindt, door het ontbreken van de wethouder, plaats vanuit ambtelijk perspectief. De wethouder heeft van tevoren laten weten dat zij vanwege haar vakantie niet kon deelnemen aan deze gespreksronde. Samenvatting • Het verdwijnen van havo en vwo uit Kerkrade zit heel diep in de stad en heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid van de stad en de financiële positie van de gemeente: De sluiting van Rolduc wordt gezien als het begin van het einde van het havo- en vwo-onderwijs in de gemeente. De gemeente heeft ‘als financier van schoolgebouwen’ geen zeggenschap over de onderwijskundige en financiële overwegingen die een bestuur heeft bij de keuzes die het maakt. Daarbij werkt de in de wet- en regelgeving opgenomen systematiek voor de voorzieningenplanning krimpbevestigend. • De gemeente wijst erop dat de demografische ontwikkelingen minder somber zijn dan aanvankelijk gedacht. Het aantal geboorten in de gemeente stijgt zelfs. • De gemeente zet (grote) vraagtekens bij de veronderstelling dat er in Kerkrade onvoldoende potentieel en belangstelling is voor goed havo- en vwo-onderwijs in de gemeente. Sterker nog: de gemeente is ervan overtuigd, dat de gemeente Kerkrade in principe voldoende jongeren heeft voor volwaardig voortgezet onderwijs. Kwalitatief onderzoek naar de schoolkeuze van de kinderen uit Kerkrade is echter nooit gedaan. In het kader van het onderhavig onderzoek (en de daarvan deel uitmakende beoordeling van het potentieel) is het van essentieel belang te achterhalen waarom Kerkraadse jongeren in groten getale niet kiezen voor voortgezet onderwijs in Kerkrade. Daarom dringt de gemeente met klem op een dergelijk onderzoek aan. De gemeente wijst hierbij op de hoge aanmelding dit schooljaar voor het eerste leerjaar op de locatie Holz: ‘Het kan wel als het bestuur maar wil!’ • De bevolking van Kerkrade heeft de afgelopen paar jaar laten zien dat ze veel over heeft voor het behoud van havo en vwo in Kerkrade. Het burgerinitiatief van de Stichting voortgezet onderwijs Kerkrade is hier een goed voorbeeld van. Het is in het belang van het onderzoek, dat de effecten/opbrengsten van het ‘investeringsjaar 2012-2013 op de locatie Holz’ herkenbaar worden betrokken bij het bepalen van het leerlingenpotentieel van het voortgezet onderwijs in de gemeente Kerkrade. Deze effecten/opbrengsten kunnen van uiteenlopende aard zijn (leerlingenaantallen, onderwijsinhoud en kwaliteit, ouderbetrokkenheid, interne en externe beeldvorming). De gemeente vraagt daarom nadrukkelijk aandacht voor dit aspect. Uiteraard kunnen deze effecten alleen goed worden gemeten over een substantiële periode van het huidig schooljaar (dus hiervoor meer tijd gebruiken dan nu wordt voorzien).
35/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
•
•
Tot nu toe zijn de onderzoeken, waarop SVO|PL zich beroept, vooral kwantitatieve onderzoeken die hebben geleid tot een ‘boekhoudkundige benadering van het vraagstuk’. Onderwijs gaat over meer dan cijfers alleen. De gemeente is teleurgesteld in de benadering en houding van SVO|PL: het eigenbelang van SVO|PL ‘is allesbepalend’ geweest in dezen. De gemeente ziet voldoende mogelijkheden om het havo- en vwo-onderwijs in Kerkrade een nieuwe impuls te geven en volwaardig vo in de gemeente te waarborgen: de gemeente heeft een ‘fantastische merknaam’ met Rolduc (eventueel opknappen), maar de locatie Holz biedt ook veel perspectieven. De gemeente steunt SVOK dan ook in het streven om havo en vwo in Kerkrade te behouden. Alles staat of valt met de bereidheid van de partijen om tot (alternatieve) oplossingen te komen. Deze bereidheid en deze alternatieven moeten dan ook in de volle breedte worden onderzocht (bijvoorbeeld de haalbaarheid van een RPO). Eén van de mogelijke oplossingen ziet de gemeente in het maken van volumeafspraken tussen Heerlen, Kerkrade en Landgraaf.
Gespreksverslag gemeente Heerlen 7 september 2012 Namens de gemeente: wethouder, mevrouw R. de Wit Samenvatting • De gemeente Heerlen begrijpt de gevolgen van het verdwijnen van havoen vwo-onderwijs uit de gemeente Kerkrade maar al te goed en gunt deze gemeente dan ook van harte een volwaardig vo en heeft daartegen dan ook geen bezwaren. De manier, echter waarop nu naar oplossingen wordt gezocht, is niet de juiste en leidt ook niet tot de beste resultaten voor de regio. • De gemeente Heerlen vindt dat in de gesprekken over de toekomstige onderwijsvoorzieningen er teveel gedacht wordt vanuit de gemeentegrenzen en daarmee te weinig vanuit de kwaliteit van het onderwijs. Hierbij moet de vraag Hoe kun je van extra betekenis zijn in de regio Parkstad Limburg? richtinggevend zijn. Het probleem spitst zich nu toe op Kerkrade, maar morgen op bijvoorbeeld Hoensbroek en overmorgen op… • Vanuit de gemeente Heerlen bezien, heeft de wethouder wel enkele aandachtspunten waar je in deze discussie niet omheen kunt. Heerlen ligt centraal in Parkstad en is goed bereikbaar vanuit alle richtingen. De stad heeft een centrumfunctie in de regio. Mede daardoor zal Heerlen aantrekkelijker zijn. Kerkrade, ligt decentraal in de regio en zal, op onderwijsgebied, alleen daarom al moeilijker kunnen concurreren met Heerlen en Landgraaf. Ook heeft Kerkrade, nog sterker dan Heerlen, te maken met een imagovraagstuk (bijvoorbeeld: hoger opgeleiden kiezen dan eerder voor Heerlen en Landgraaf), waaraan overigens het verdwijnen van havo en vwo in negatieve zin nog verder zal bijdragen. Kerkrade zal niet of nauwelijks leerlingen trekken uit de omliggende gemeenten en zal het dus echt van de eigen gemeente moeten hebben. Met andere woorden: het vraagstuk laat zich niet alleen langs de kant van de cijfers oplossen.
36/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
• •
Het overleg over een regio-brede aanpak van het onderwijsvraagstuk verdient veel meer aandacht en kan ook beter dan tot nu toe is gevoerd en dat geldt voor alle betrokken partijen. Inmiddels is wel duidelijk geworden dat de krimp niet zo hard gaat als destijds is voorspeld, maar de verschillen per regio zijn nog wel aanzienlijk. Wat betreft de oplossingsrichting geeft de wethouder aan, dat het wenselijk zou zijn om uit te gaan van één vo-school per gemeente, maar of dat ook inderdaad reëel is, is maar zeer de vraag. Ouders willen iets te kiezen hebben en laten zich uiteindelijk niet leiden door gemeentegrenzen en in dat opzicht staat de gemeente Kerkrade op achterstand.
Commentaar Wat ik nog mis is het punt over de keuzemogelijkheden in Heerlen als het om vo gaat. Juist omdat Heerlen centraal ligt in de regio en zich ontwikkeld heeft tot centrumstad is er op vo-gebied wat te kiezen. Bernardinus, Grotius en Sintermeerten zijn alle drie net anders en hebben ieder een eigen profiel. Overigens heeft de wens dat er wat te kiezen moet zijn ook geleid tot de tweetaligheid in Landgraaf. Het hoeft dus niet van gemeentegrenzen af te hangen of er iets te kiezen valt. Het betekent wel dat de kans op afstroom vanuit Heerlen beperkt wordt door de keuzen in de stad zelf. Gespreksverslag Gemeente Landgraaf 31 augustus 2012 Wethouder: de heer H.E.J. Erkens Sectorhoofd: ir. J.M.C. Rijvers Samenvatting • Vooral de vestiging Eijkhagen van het Charlemagne College is de afgelopen jaren flink (bovengemiddeld) gegroeid. De gemeente Landgraaf heeft dan ook flink geïnvesteerd in deze vestiging en daarbij de keuze gemaakt voor semi-permanente nieuwbouw. Om te anticiperen op mogelijke keuzes van SVO|PL is er vooralsnog niet voor gekozen om het volledig benodigde aantal lokalen te realiseren. Mocht dit in een later stadium alsnog aan de orde zijn, zal een voorstel tot uitbreiding aan de gemeenteraad worden voorgelegd. • Voor het realiseren van semi-permanente nieuwbouw en de noodzakelijke interne verbouwing, heeft de gemeente € 2.400.000,— geïnvesteerd in Eijkhagen en voelt er mede daarom niets voor om te praten over het verplaatsen van deze vestiging (scenario 2 uit de onderzoeksvraag). Los van kapitaalvernietiging (‘Niet uit te leggen!’) is de gemeente van mening, dat Landgraaf en Kerkrade beide volwaardig vo moeten hebben en Eijkhagen een begrip is in de gemeente Landgraaf, waarop de gemeente trots is. Daarnaast is de centrale ligging uitstekend. • Het onbespreekbaar zijn van scenario 2 heeft de gemeente van begin af aan duidelijk laten weten. Tijdens de rondetafelconferentie in het Provinciehuis is het idee van een tweeledig onderzoek op tafel gekomen. Landgraaf was als stakeholder daarvoor niet uitgenodigd en heeft daardoor geen invloed op de opdrachtformulering gehad.
37/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
•
•
De verhouding en de samenwerking tussen de gemeente Landgraaf en SVO|PL is goed. Wel heeft de gemeente zich ‘overvallen’ gevoeld door het besluit van SVO|PL om in Kerkrade de vestiging Holz te sluiten. De gemeente heeft dan ook alle regie in handen genomen betreffende de huisvesting, mede ingegeven door een brief van SVO|PL waarin zij aangeeft dat Eijkhagen toekomstbestendig is. De gemeente Landgraaf staat erop dat er een convenant voor de langere termijn wordt gesloten met SVO|PL indien de vestiging Holz inderdaad (definitief) wordt gesloten. In dit convenant moeten dan duidelijke afspraken worden gemaakt over het vo in de gemeente Landgraaf. De gemeente Landgraaf onderschrijft het belang van scenario 1 uit de onderzoeksopdracht, maar realiseert zich dat ‘de sleutel voor de oplossing bij SVO|PL ligt’. Voor zover binnen de mogelijkheden werkt de gemeente Landgraaf graag mee aan het realiseren van dit scenario, mits dit de levensvatbaarheid van de locatie Eijkhagenlaan niet in gevaar brengt. Ten slotte: de gemeente Landgraaf pleit voor een gesprek over het vo in breder verband binnen Parkstad Limburg, waarbij ook de kleinere gemeentes worden betrokken, omdat ook deze geconfronteerd worden met de uiteindelijke besluitvorming.
Gespreksverslag LVO 31 augustus 2012 CvB: de heren H.A.L. van Hoof en R. Bonekamp Samenvatting • Op het rapport Voortgezet Onderwijs Parkstad. Een blik op 2015 (2007) is, in ieder geval vanuit LVO, geen vervolg gekomen, hetgeen betekent dat de voorgestelde principebesluiten ten aanzien van de genoemde aandachtsgebieden ook niet zijn genomen. • LVO is niet bekend met de inhoud van de onderzoeken uit 2011 en 2012 naar de haalbaarheid van vo in Kerkrade. De informatie die LVO daarover heeft, komt uit de krant. • Ten aanzien van de uitwerking van de twee scenario’s uit de onderzoeksopdracht, geeft LVO aan betrokken te willen zijn bij studie en besluitvorming. LVO tekent daarbij aan, dat een oplossing betaalbaar en voor de langere termijn houdbaar moet zijn. Bovendien mag het Grotiuscollege geen nadeel ondervinden van de mogelijke oplossing, vooral ook omdat LVO fors geïnvesteerd heeft in deze vestiging (circa € 2.000.000,—). • LVO onderschrijft de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de schoolbesturen voor de regio en de betekenis van onderwijsvoorzieningen. Deze verantwoordelijkheid kent echter, naast een maatschappelijk aspect ook een onderwijskundig en financieel aspect. Daarbij komt nog de bijzondere zorg en verantwoordelijkheid voor de eigen vestigingen. • LVO is van mening dat SVO|PL en de gemeente Kerkrade de primair belanghebbenden in dezen zijn.
38/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Vervolgoverleg 2 oktober 2012 Op 2 oktober is via telefonisch overleg aanvullende informatie verkregen van LVO. Samengevat heeft dit overleg het volgende opgeleverd: Hoewel LVO telkens het standpunt heeft ingenomen dat het vo-vraagstuk in Kerkrade vooral een aangelegenheid is van de gemeente Kerkrade en de schoolbesturen die daar belangen hebben, benadrukt LVO nogmaals dat dit in geen geval ten koste mag gaan van het Grotiuscollege. Het Grotiuscollege is de enige openbare school in de regio. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in een kwaliteitsslag om alle groepen leerlingen die de school bezoeken zo goed mogelijk te kunnen bedienen. Als het leerlingenaantal omlaag gaat loopt dit maatwerk gevaar. De gemaakte kwaliteitsslag betrof niet alleen het onderwijs, maar ook de huisvesting. Uit eigen middelen is € 2.000.000,— geïnvesteerd in verbeteringen aan het gebouw. Tot slot zou een teruglopen van het aantal leerlingen ook personele gevolgen hebben. Hoewel LVO een groot schoolbestuur is, is herplaatsing van boventallig personeel een groter probleem aan het worden, omdat in veel gebieden waar LVO-scholen staan sprake is van Krimp. Gespreksverslag SVO|PL 7 september 2012 Namens het CvB: de heren J.H.M. Monsjewije en J.M. Meens Als lid van de begeleidingsgroep: de heer L.P.F. Niessen Samenvatting • Aan de hand van een korte schets van de ontstaansgeschiedenis van het probleem rondom de vestiging in Kerkrade, laat het bestuur zien dat al vanaf de jaren ’90 zichtbaar was dat er vanaf 2005 in Kerkrade een tekort aan leerlingen zou ontstaan. Vanaf 2005 is er gesproken over allerlei mogelijke oplossingsrichtingen en zijn in dezen tal van stappen gezet casu quo zaken gerealiseerd. Deze gesprekken en acties hebben echter niet geleid tot een duidelijke oplossingsrichting waarvan het behoud van volwaardig vo in Kerkrade onderdeel was. Vooral vanaf 2005-2006 werd voor het bestuur van SVO|PL duidelijk, dat als er niet werd gehandeld ‘een op termijn onhoudbare situatie voor de stichting dreigde’. Ondanks alle inspanningen van SVO|PL en zijn bereidheid om tot een oplossing te komen waarvan ook vo in Kerkrade deel zou uitmaken, werd vrij snel duidelijk dat dit niet zou lukken. Los daarvan zag het bestuur zich ook nog eens geconfronteerd met de lastige financiële positie van de Campus in Kerkrade: SVO|PL is (door middel van een btw-constructie van de gemeente Kerkrade) economisch en juridisch eigenaar van betreffend gebouw, dat qua exploitatie als een molensteen om de nek van de stichting hangt (er zijn voor een gezonde exploitatie 1.200 leerlingen noodzakelijk, maar het gebouw kan niet meer dan 650 leerlingen huisvesten). Dit gegeven staat volgens SVO|PL echter los van het uiteindelijke besluit om de vestiging Holz te sluiten.
39/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
•
•
• -
-
40/45
SVO|PL verwijst verder naar een uitgebreide versie van het onderzoek van B&T uit 2006, dat wij ter plekke ontvangen. Voorts wijst het bestuur op het Convenant betreffende het Junior College met het gemeentebestuur van Kerkrade (dat een gevolg was van hierna genoemde Masterplan). Een en ander heeft (in 2008) geleid tot het Masterplan SVO|PL. LVO heeft uiteindelijk niet meegewerkt aan de uitwerking van het B&T-onderzoek, omdat LVO op het laatste moment niet wilde instemmen met de daarin opgenomen herschikking van het vo in de gemeente Heerlen. In gesprek met SVOK heeft SVO|PL duidelijk aangegeven dat de onderbouwing van SVOK voor zijn standpunt dat volledig vo in Kerkrade mogelijk is, zwak en onvolledig is; dit zowel vanuit financieel als onderwijskundig oogpunt. De berekeningen die SVO|PL heeft gemaakt, tonen aan dat het onmogelijk is om binnen de vigerende bekostiging en zonder dat zulks grote gevolgen heeft voor de exploitatie van de overige scholen in Parkstad Limburg in Kerkrade een volwaardige havo-vwo-locatie te exploiteren. Ten aanzien van het open houden van het Junior College in Holz geeft het bestuur van SVO|PL aan, dat dit in 2009 een afspraak is geweest voor drie jaar, waarin SVO|PL en de gemeente Kerkrade de krachten zouden bundelen om er een succes van te maken, dat wil zeggen er voldoende leerlingen voor te interesseren. Naar het inzicht van SVO|PL heeft SVO|PL zowel in materiële als in immateriële zin al het mogelijke gedaan om er een succes van te maken en dat kan – volgens deze stichting – niet gezegd worden van de gemeente. Feit is, dat het benodigde en overeengekomen aantal leerlingen (een continue aanmelding van 90 leerlingen alvorens een bovenbouw havo/vwo te overwegen), niet gehaald is. Ten aanzien van de beide scenario’s die thans worden onderzocht geldt voor SVO|PL dat het graag bereid is om mee te denken als duidelijk wordt aangetoond dat dit financieel en onderwijskundig voor de lange termijn haalbaar is (waaronder SVO|PL – als regiobestuur – verstaat, dat ook de gevolgen voor alle overige scholen in de regio Parkstad Limburg ten minste op middellange termijn acceptabel en beheersbaar/verantwoord zijn). Eigen onderzoek heeft tot nu toe aangetoond dat dit niet mogelijk is. Het aantal leerlingen in Kerkrade neemt niet toe en bovendien opteren ouders van leerlingen woonachtig aan de randen van de gemeente Kerkrade al sinds jaar en dag voor een van de scholen in Heerlen dan wel in Landgraaf. Naar het inzicht van SVO|PL is er in de regio mogelijk een havo-vwo-school te veel, en ook tegen deze achtergrond zou het op z’n zachts gezegd vreemd zijn, als zou worden besloten om in Kerkrade een nieuwe school te vestigen of een locatie in de lucht te houden. SVO|PL verbindt zich aan de uitkomsten van het onderzoek: indien daaruit ook duidelijk blijkt dat de andere scholen binnen de regio geen hinder ondervinden van de uitwerking van het advies casu quo van een van de adviezen; indien wordt aangetoond dat er levensvatbaar havo en vwo in Kerkrade mogelijk is, dat wil zeggen financieel en onderwijskundig verantwoord.
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Vervolgoverleg 2 oktober 2012 Op 2 oktober is via telefonisch overleg aanvullende informatie verkregen van SVO|PL. Samengevat heeft dit overleg het volgende opgeleverd: Ten aanzien van de uitwerking van de twee mogelijkheden binnen scenario 1 (p. 23) gaat het voor SVO|PL om een verlies, dat op basis van tabel 5.1 (Bepaling leerlingenverlies bij scenario en uitgaande van 100% (nodig om in Kerkrade aan het benodigde aantal leerlingen te komen), op het volgende neerkomt: 1. Het Bernardinuscollege loopt terug met 165 leerlingen; hiermee lijdt de school een materieel verlies van 165 x € 600,— = € 99.000,—; daarnaast lijdt de school, omgerekend in fte’s, een verlies van 165 : 20 = 8 x € 76.000,— = € 608.000,—. Toelichting: € 600,— is de gemiddelde materiële vergoeding per leerling; 1 fte wordt bekostigd uit gemiddeld twintig leerlingen en op basis van de GPL komt dit neer op € 76.000,— per fte. Daarnaast genereert het leerlingenverlies leegstand in het gebouw, waaraan ook de nodige kosten zijn verbonden. 2. Charlemagne College Eijkhagen loopt terug met 327 leerlingen; hiermee lijdt de school een materieel verlies van 327 x € 600,— = € 196.000,—; daarnaast lijdt de school, omgerekend in fte’s, een verlies van 327 : 20 = 16 x € 76.000,— = € 1.216.000,—. Zie voor de toelichting punt 1. Daarnaast genereert het leerlingverlies leegstand in het gebouw, waaraan ook de nodige kosten zijn verbonden. Bovendien is er de afgelopen jaren voor ruim € 3.000.000,— geïnvesteerd in het gebouw, deels om de groei van het aantal leerlingen op een verantwoorde manier op te vangen. Het verlies van de vaste voet in scenario 1b bedraagt: € 375.000,—. Gespreksverslag SVOK 31 augustus 2012 Bestuur: de heren J. Bemelen, H. Schroeder en H. Wiertz. Samenvatting • De bestuursleden benadrukken, dat zij ouders zijn die volop willen gaan voor het behoud van vo in de gemeente Kerkrade en daarin ondernemend en ook zoekend naar nieuwe mogelijkheden, dit willen realiseren. Bij voorkeur samen met de andere betrokkenen, maar als dat niet lukt zonder hen. De leidende vraag hierbij is niet in de eerste plaats Wat kost het? maar Wat kan het opleveren? • Volgens SVOK is volwaardig vo in Kerkrade essentieel voor de gemeente en de haar inwoners: ‘45.000 inwoners hebben eigen vo nodig!’. Een belangrijk argument hiervoor is het behoud van de leefbaarheid van de gemeente. Ook als woongemeente is Kerkrade een stuk minder aantrekkelijk als er geen volwaardig vo is. • SVOK betreurt dan ook de keuze van SVO|PL dat in de ogen van SVOK uiteindelijk heeft gekozen voor de financieel en markt-strategisch meest voordelige oplossing door de school te sluiten. SVO|PL heeft dit vertaald als een keuze voor de regio: ‘voor SVO|PL is Kerkrade een gesloten boek!’
41/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
•
•
• •
Volgens SVOK komt dit vooral door de campus in Kerkrade: ‘De campus is een strop om de nek van SVO|PL’. Volgens SVOK ziet de andere partij, LVO, voor zichzelf alleen een positie als SVO|PL dat toestaat. LVO ziet zich daarom nu niet als partij. Pas als in een regionaal overleg door SVO|PL Kerkrade wordt ‘vrij’ gegeven, zal LVO een standpunt bepalen. SVOK ziet voldoende mogelijkheden en perspectieven om in Kerkrade volwaardig vo overeind te houden (zie voor de uitgebreide argumentaties de beide onderzoeken uit 2011 en 2012). Mocht het samen met SVO|PL en/of LVO niet lukken, dan gaat SVOK nieuwe initiatieven nemen om tot een oplossing te komen. SVOK wijst op een huisvestingsonderzoek in de regio Parkstad Limburg uit 2010 (BMC) – (Wij hebben dit onderzoek niet kunnen achterhalen!). SVOK geeft aan dat het a) een sterk verhaal heeft, dat b) is te realiseren, c) bij voorkeur met SVO|PL en (eventueel) LVO en d) als dat niet lukt het kiest voor een eigen traject, waarbij het de grenzen opzoekt van de Experimenteerruimte. Het huidige ‘investeringsjaar’ van Holz laat tot nu toe zien dat er voldoende belangstelling is.
Commentaar Op 5 september 2012 heeft SVOK nog de volgende aanvullingen gegeven op het gesprek van 31 augustus 2012. We hebben tijdens ons onderzoek naar de kansen op een ‘eigen’ school ook gekeken naar de mogelijkheid om de NMA in te schakelen. We ervoeren dat het voor nieuwe partijen op de ‘markt’ voor voortgezet onderwijs eigenlijk onmogelijk is om toe te treden. Daarbij geldt enerzijds dat aan de bestaande aanbieders de wettelijke mogelijkheid wordt gegeven de ‘eigen’ positie af te schermen door ze een stem te geven bij het verdelen van de markt (ze moeten aangeven hoe ze tegen een nieuwe toetreder aankijken). Anderzijds geldt dat de wettelijke rekenregels ten aanzien van de bepaling van de vraag uitgaan van de status quo op de markt, namelijk van de aanbieders, die al aanwezig zijn (immers, wordt er gekeken naar de grondslag van reeds aanwezige scholen). We hebben dit traject uiteindelijk niet ingeslagen omdat we daar de tijd niet voor hadden (een onderzoek en besluit zou te lang duren en dit zou dan ook nog moeten leiden tot andere besluitvorming door de minister). In essentie is onze vraag echter daarmee onbeantwoord gebleven. En intussen zijn wij dus nog steeds van mening dat het monopoliseren van de positie van bestaande schoolbesturen door hun een positie te geven in de beoordeling van nieuwe toetreders, niet alleen indruist tegen de beginselen van vrijheid van onderwijs maar daarnaast ook afbreuk doet aan de zo geprezen vrije marktwerking. Onze stelling: een uitstekend aanbod wordt onwettelijk van de markt gehouden.
42/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Relevante vraag is nog: hoe gaat BMC in dit kader om met losse eindjes? Er liggen nu een aantal relatief nieuwe vragen op tafel: de kwestie van het vastgoed, onze vraag met betrekking tot de NMA en de vraag met betrekking tot de stichtingsnormen (veel minder dan zestig brugklassers bij gecombineerde scholen) in relatie tot de feitelijke uitvoeringsvoorwaarden (minimaal 90). Ik kan me voorstellen dat deze gecompliceerder en uitgebreider zijn dan in de opdracht geformuleerd. Het is relevant om te weten wat daar de consequentie van zal zijn. Wij zouden het op prijs stellen indien alle vragen een volwaardig antwoord hebben of belegd worden in een vervolgtraject. Daarbij mogen de school zelf en/of Nova Rolduc daar in onze ogen niet het slachtoffer van worden (lees: vervolgonderzoek en tussentijds een besluit voor sluiting van de locatie nemen).
43/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
Bijlage 2 Geraadpleegde bronnen De geraadpleegde bronnen staan in chronologische volgorde. Schriftelijke bronnen • Herweijer, L. en Vogels, R. (2004), Ouders over opvoeding en onderwijs. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. • Hoppenbrouwers, C. (2007) Onderzoek naar het besluitvormingsproces van ouders van basisschoolleerlingen. Tilburg. • Voortgezet Onderwijs Parkstad. Een blik op 2015. Een onderzoek naar kansen en bedreigingen voor het voortgezet onderwijs in Parkstad-Limburg (februari 2007). Dit onderzoek is uitgevoerd door Van Beekveld & Terpstra in opdracht van LVO en OSB (het huidige SVO|PL). • Masterplan Voortgezet Onderwijs Parkstad Limburg. Plan van SVO|PL om in de gemeenten Heerlen, Kerkrade en Landgraaf een hoogwaardig en gevarieerd aanbod van voortgezet onderwijs in stand te houden en waar mogelijk te versterken (niet gedateerd, maar verschenen in 2008). • Limburg Onderneemt (juli 2008) – School in de buurt niet meer vanzelfsprekend (interview voorzitters CvB SVO|PL & Movare). • Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling Themagoep Krimp en Onderwijs – Positionpaper Krimp en Onderwijs (2009). • Rapportage Topteam Krimp voor Parkstad Limburg – Krimp als structureel probleem (september 2009). • Jungbluth, P (2009) Moelejaan: VVE-pilot Zuid Limburg: De regiobrede ‘nulmeting’ als start van de evaluatie. Sjoans, centrum onderwijskansen UM. • Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt – Notitie Krimpregio’s in Nederland, de gevolgen voor het onderwijs (17 juni 2010). • Gezamenlijk initiatief van Provincie Zeeland, Groningen en Limburg – Knelpunten wet- en regelgeving onderwijs en krimp (15 september 2010). • Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt – Krimp als kans, leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs (september 2010). • APE in opdracht van Provincie Limburg en NEIMED – Handboek krimp en onderwijs; Vijf case studies (september 2010). • Eindrapportage Adviescommissie Deetman, Bevolkingskrimp Limburg - Ruimte voor waardevermeerdering (18 februari 2011) • Research voor beleid – De tering naar de nering, financiële gevolgen van demografische krimp in het voortgezet onderwijs (15 juni 2011). • Etil – Prognose voor de provincie Limburg (20 juni 2011). • Rolduc, de cijfers (22 maart 2011). Dit onderzoek is uitgevoerd door ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. • Kamervragen over aanvraag stichten College Nova Rolduc en door regering geven antwoorden (23 december 2011).
44/45
ONDERZOEK NAAR DE HAALBAARHEID VAN HAVO- EN VWO-EINDONDERWIJS IN KERKRADE
• • • •
• • •
•
• • •
Website Parkstad Limburg – Krimp doet nodige stof opwaaien (2012). Dagblad de Limburger – Bevolkingskrimp minder snel (4 januari 2012). Rapportage CDA Onderbanken (2012) (gebaseerd op rapportage Topteam en woonmonitor 2010). Brief van Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gericht aan burgemeester en wethouders van Kerkrade (10 februari 2012). Schoolplan Nova Rolduc 2012-2013 (15 februari 2012). Brief bezwaar tegen de beschikking van Voorzitter Stichting Voortgezet Onderwijs Kerkrade aan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (18 februari 2012). Verslag van Algemeen Overleg van de Tweede Kamer (12 maart 2012). Parkstad Actueel – Landgraaf woedend over bouwplannen nieuwe middelbare school (13 maart 2012). Provincie Limburg- Persbericht, Alternatieven voor voortgezet onderwijs Kerkrade (16 maart 12). Parkstad Actueel – Inspectie ontevreden over vwo-onderwijs Eijkhagen Landgraaf (23 april 2012). Briefwisseling tussen drs. Th.J.F.M. Bovens, Commissaris van de Koningin en Hans Bosch en Peter van Dijk (beiden PvdA in Provinciale Staten) (13/17 april 2012). Rapport Voortgezet Onderwijs Kerkrade. Analyse leerlingprognoses (2011-2012). Websites van de betreffende scholen. DUO-CFI - Overzichten Toegestaan Onderwijs. DUO- Specifieke cijfers over leerlingenaantallen per school.
Gesprekken (zie ook bijlage 1) • Het college van bestuur van LVO. • Het college van bestuur van SVO|PL. • Het bestuur van SVOK. • De wethouder van de gemeente Landgraaf. • De wethouder van de gemeente Heerlen. • De directeur sector Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Kerkrade. • De heer H.T.G. Kaspersen, beleidsmedewerker Ministerie van OCW. • De heer H.J. Waterborg, strategisch adviseur van de Commissaris van de Koningin. • De heer H. Sandtke, partner en senior adviseur bij Beekveld & Terpstra.
45/45