Raadsavond 15 november 2012 Gemeenteraad Raadzaal donderdag 15 november 2012 19:00 uur
Orgaan: Locatie: Datum: Aanvang: 1.
19:00 - 19:15 uur , Karel Loohuis
Besluiten (Raadzaal) 1.
Opening
2.
Vaststelling agenda
3.
Mondelinge vragen
4.
Benoemen H. van der Weg tot deelnemer aan de informerende en meningvormende blokken Samenvatting Het presidium stelt op verzoek van de fractie van de PvdA voor H. van der Weg te benoemen tot deelnemer aan de informerende en meningvormende blokken. Nadere info: Jan-Pieter Wind,tel. (0528)291201,
[email protected] Van wie komt de info: Presidium Behandelen in besluiten
Stukken 1. Raadsvoorstel benoeming 15-11-2012
2.
5.
Vaststelling besluitenlijst van 1 november 2012
6.
Schorsing besluitvormend gedeelte
19:15 - 20:15 uur , Jan Ballast
Informeren (Raadzaal) 1.
Opening
2.
Spreekrecht
3.
Milieujaarverslag 2011 Samenvatting Op verzoek van enkele fracties staat het milieujaarverslag over 2011 ter informatie op de agenda. Elk jaar wordt met het milieujaarverslag een overzicht gegeven van de voortgang en bereikte resultaten op het gebied van milieu en duurzaamheid, zoals vastgelegd in de Milieuvisie. Nadere info: Rene van der Kooij, (0528) 291671,
[email protected] Van wie komt de info: college, wethouder Eerenstein Voorstel: Behandelen in informeren
Stukken
1. Milieujaarverslag 2011
4.
Jaarverslag Area 2012 Samenvatting Op verzoek van enkele fracties staat het jaarverslag Area over 2011 ter informatie op de agenda. Van belang is in hoeverre Area heeft bijdragen aan het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen. Nadere info: Rene van der Kooij, (0528) 291671,
[email protected] Van wie komt de info: college, wethouder Eerenstein Voorstel: Behandelen in informeren
Stukken 1. Jaarverslag AREA 2011
5.
Quick scan vrijwilligersbeleid Samenvatting De rekenkamercommissie heeft een quick scan uitgevoerd naar het beleid ten aanzien van vrijwilligers en mantelzorgers in de gemeente Hoogeveen. De resultaten van deze verkennende studie zijn in een rapport aan de gemeenteraad aangeboden. Het college heeft een reactie geformuleerd die is bijgevoegd. Nadere info: Jeen Everaarts, (0528) 291342,
[email protected] Van wie komt de info: rekenkamercommissie Voorstel: Behandelen in informeren
Stukken 1. Quick scan rapport vrijwilligersbeleid
2. Brief college RKC rapport
6.
3.
Sluiting informerend blok
20:15 - 20:30 uur
Pauze 4.
20:30 - 22:00 uur , Ellen van Heugen - Steenbergen
Meningvormen (Raadzaal) 1.
Opening
2.
Spreekrecht
3.
Initiatiefvoorstel Instelling vrijwilligersfonds Samenvatting De fractie van de ChristenUnie heeft een initiatief raadsvoorstel ingediend, waarin de gemeenteraad wordt voorgesteld een lokaal vrijwilligersfonds in te stellen, het Hoogeveens Bijenfonds. Ze biedt daarbij de notitie 'Vrijwilligerswerk meer kracht geven' aan. Het vrijwilligersfonds dient ertoe om het vrijwilligerswerk een impuls te geven. Nadere info: Wim Warrink, (0528) 263274,
[email protected] Van wie komt de info: fractie van de ChristenUnie Voorstel: Behandelen in meningvormen en besluiten
Stukken 1. Raadsvoorstel vrijwilligersfonds CU
2. Vrijwilligersfonds - brief college aan de raad
4.
Algemene subsidieverordening Hoogeveen Samenvatting Een nieuwe Algemene subsidieverordening Hoogeveen ligt ter vaststelling voor. De verordening beoogt minder regels te stellen aan burgers. Dat gebeurt in het kader van de administratieve lastenverlichting. Nadere info: Hetty de Munter, (0528) 291419,
[email protected] Van wie komt de info: college, burgemeester Loohuis Voorstel: Behandelen in meningvormen en besluiten
Stukken 1. BBV00458 Raadsvoorstel algemene subsidieverordening
2. Toelichting op algemene subsidieverordening
3. Vergelijking indeling subsidieverordeningen
5.
Vaststelling regionale nota bodembeheer Drenthe Samenvatting De regionale nota bodembeheer ligt ter vaststelling voor. Langs deze weg wordt uitvoering gegeven aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit. De voorgestelde delegatie van een tweetal bevoegdheden speelt in op vraag en behoefte van hergebruik van grond in Hoogeveen en omliggende gemeenten. Nadere info: Jannetje Kolijn, (0528) 291689,
[email protected] Van wie komt de info: college, wethouder Eerenstein Voorstel: Behandelen in meningvormen en besluiten
Stukken 1. BBV00489 raadsvoorstel nota bodembeheer
2. Nota bodembeheer
6.
5.
Sluiting meningvormend blok
22:00 - 22:15 uur , Karel Loohuis
Besluiten (Raadzaal) 1.
Heropening besluitvormend gedeelte
2.
Vaststelling regionale nota bodembeheer Drenthe Samenvatting Zie meningvormen
3.
Initiatiefvoorstel Instelling vrijwilligersfonds Samenvatting
3.
Zie meningvormen 4.
Algemene subsidieverordening Hoogeveen Samenvatting Zie meningvormen
5.
Sluiting
BIJLAGE: Raadsvoorstel benoeming 15-11-2012
Documentsoort: Raadsvoorstel
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51678#
Raadsvoorstel Datum raadsavond 15 november 2012 Programma Hoogeveen bestuurt Onderwerp Benoeming H. van der Weg Samenvatting H. van der Weg wordt benoemd als deelnemer aan de informerende en meningvormende blokken van de raadsavond. Voorgesteld besluit De raad benoemt H. van der Weg als deelnemer aan de informerende en meningvormende blokken van de raadsavond Aanleiding Na het vertrek van J. Bruins Slot uit de raad is W. Dekker geïnstalleerd als raadslid. De fractie van de PvdA stelt thans voor H. van der Weg te benoemen als deelnemer aan de informerend en meningvormende blokken. Beoogd resultaat Ondersteuning van het fractiewerk van de PvdA. Argumentatie Elke fractie mag een deelnemer in de informerende en meningvormende blokken voordragen. Tijdpad De benoeming gaat terstond in. Communicatie Het besluit wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website en in Het Torentje. Financiële gevolgen Geen. Hoogeveen, Het presidium van de raad, de griffier,
de voorzitter,
J.P. Wind
K.B. LOOHUIS
Pagina 1 van 1
EINDE BIJLAGE: Raadsvoorstel benoeming 15-11-2012
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Milieujaarverslag 2011
Documentsoort: Verslag
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51372#
Milieujaarverslag 2011 Op weg naar een duurzaam evenwicht
Afdeling Advies 09 mei 2012
Milieujaarverslag 2011
Inhoud 1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 2 2. Klimaatbeleid............................................................................................................................................. 3 3. Milieucommunicatie ................................................................................................................................. 8 4. Waterbeheer en –kwaliteit .....................................................................................................................10 5. Afval(verwijdering) .................................................................................................................................. 13 6. Geluid ......................................................................................................................................................17 7. Bodem .....................................................................................................................................................20 8. Luchtkwaliteit ..........................................................................................................................................22 9. Externe veiligheid ....................................................................................................................................23 10. Vergunningverlening (Milieu) ...............................................................................................................26 11. Milieukwaliteit van de leefomgeving ....................................................................................................28
1
Milieujaarverslag 2011
1. Inleiding De aansturing van het gemeentelijk beleid vindt plaats via acht programma’s. Een van deze programma’s is het programma Duurzaamheid en mobiliteit. Als het gaat om milieu en duurzaamheid, blijven we inzetten op de realisatie van de speerpunten die in de Milieuvisie zijn vastgelegd. Elk jaar wordt met het milieujaarverslag een overzicht gegeven van de voortgang en bereikte resultaten op het gebied van milieu en duurzaamheid In het milieuprogramma 2011 zijn voor een tiental milieuthema’s de activiteiten benoemd die de afdeling Advies zal uitvoeren. In het Milieujaarverslag wordt de stand van zaken voor deze thema’s weergegeven, welke activiteiten zijn uitgevoerd en welke activiteiten zijn gestart, maar gezien de doorlooptijd nog niet zijn afgerond. De afdeling Advies bestaat uit de volgende werkgebieden: Milieu; Ruimtelijke ordening; Beleidskader Beheer weg- en waterbouw; Beleidskader Beheer openbaar groen; Beleidskader Begraven en speelvoorzieningen. In dit milieujaarverslag worden alleen de activiteiten benoemd die binnen het werkveld Milieu zijn uitgevoerd, namelijk: Klimaatbeleid Milieucommunicatie Waterbeheer en -kwaliteit Afval(verwijdering) Geluid Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Milieuvergunningen Milieukwaliteit van de leefomgeving
Leeswijzer Bij het opstellen van het Milieujaarverslag is de lay-out van het Milieuprogramma 2011 gevolgd. De tien thema’s die in het milieuprogramma de indeling bepalen vormen ook de basis voor dit jaarverslag. Per thema wordt de doelstelling weergegeven. De activiteiten worden vervolgens bij elk onderdeel afzonderlijk beschreven.
Capaciteit
2
Milieujaarverslag 2011
In 2011 heeft de afdeling advies 12,39 fte beschikbaar om invulling te kunnen geven aan de milieutaak voor de gemeente Hoogeveen. Daarnaast is 0,6 fte capaciteit ingehuurd ter uitvoering van het klimaatbeleid en de oprichting van een lokaal duurzaam energiedienstenbedrijf (LDEB).
2. Klimaatbeleid Doel Het realiseren van een CO2-neutrale gemeentelijke organisatie in 2020 en de gehele gemeente in 2040 CO2-neutraal inrichten. Dit kan worden bereikt door energiebesparingen en het opwekken van duurzame energie, het zogenaamde ‘realisatieprincipe’.
Activiteiten • Energiebeheer en – besparing bij gemeentelijke gebouwen In de gemeentelijke organisatie zijn de grootste energieverbruikers: de openbare verlichting, de gemeentelijke gebouwen, het zwembad en de scholen. De onderstaande projecten en maatregelen zijn in 2011 uitgevoerd of opgestart om tot een beter energiebeheer en energiebesparing te komen. De gemeentelijke gebouwen aan het Raadhuisplein en de Tamboer zijn aangesloten op het WarmteKoude-Opslagsysteem (WKO). De bron van het WKO-systeem vult tevens de vijver van het Tjalmapark. Voorheen werd deze vijver met leidingwater gevuld. Het WKO-systeem levert een CO2-reductie op van 135 ton. In de Tamboer zijn aanvullende isolerende maatregelen getroffen en zijn zowel op het Compagnieshuis als op de Tamboer zonnepanelen geplaatst. Dit levert een CO2-reductie op van 17 ton. Een display in de bezoekersruimte zal burgers informeren over de energieopbrengst met als doel het gebruik van zonnepanelen onder de aandacht te brengen van de burgers. In 2011 is het beleidsplan openbare verlichting opgesteld en door het college vrijgegeven voor inspraak. Dit plan zal er toe leiden dat stapsgewijs de traditionele verlichting zal verdwijnen en worden overgeschakeld op zeer energiezuinige verlichting. Als het openbare verlichtingsplan is geïmplementeerd in de gehele gemeente dan zal dit een CO2-reductie opleveren van 500 ton. Voor drie scholen, De Palm in Elim, De Hoeksteen in Nieuweroord en de Eben Haezerschool in Hollandscheveld, zijn zonnepanelen besteld. De panelen worden in 2012 geïnstalleerd waardoor deze scholen een A-label krijgen. Er zullen de komende jaren nog 3 scholen volgen. Als de 6 scholen een A-label hebben dan levert dit een CO2-reductie op van 87 ton. Voor de nieuwe sportvoorzieningen van de voetbalverenigingen Hoogeveen en HZVV zijn voorzieningen aangebracht, waardoor deze gebouwen op de (nog te realiseren) Bio Energie Centrale op het WMDterrein aan de Vos van Steenwijklaan, kunnen worden aangesloten. Realisatie van de Bio Energie Centrale zal leiden tot een CO2-reductie van 4208 ton. De voorbereidingen zijn getroffen om het huidige zwembad aan te sluiten op de te realiseren Bio Energie Centrale op het WMD-terrein aan de Vos van Steenwijklaan. Op deze manier wordt het zwembad klimaatneutraal verwarmd. Dit zal leiden tot een CO2-reductie van 600 ton. Voor de MFC’s in Nieuwlande en Tiendeveen zijn de energiemaatregelen gedimensioneerd, zodat de MFC’s klimaatneutraal verwarmd gaan worden. Dit levert een CO2-reductie op van 102 ton. In 2011 is een start gemaakt met het opzetten van een MeerJarenOnderhoudsPlan (MJOP) voor de gemeentelijke gebouwen in relatie tot CO2-reductie. In 2012 zal dit plan ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.
3
Milieujaarverslag 2011
• Realiseren waterkrachtproject In 2011 is de studie naar de realisatie van een waterkrachtcentrale in de Hoogeveense Vaart afgerond. Uit de studie is gebleken dat realisatie van een waterkrachtcentrale mogelijk is en rendabel. Het project ligt ter besluitvorming bij de provincie Drenthe. De provincie onderzoekt of hier financiële middelen voor beschikbaar kunnen worden gesteld. Met de uitvoering van dit project kan een CO2-reductie van 216 ton behaald worden en zal leiden tot een energielevering van 365 MWh per jaar. • Bouw Bio Energie Centrale en deelname project biovergisting Buitenvaart II In 2011 is een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen de gemeente, Rendo, Zuidema en BeGreenEnergie ter realisatie van de Bio Energie Centrale op het WMD-terrein. De definitieve go/no go en de start van de bouw van de biomassacentrale op het WMD-terrein zal in 2012 plaatsvinden. Er zijn ook plannen opgesteld voor het realiseren van een Bhoutcentrale op het industrieterrein De Wieken. In 2011 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een vergistinginstallatie op bedrijventerrein Buitenvaart II. De daadwerkelijke realisatie is afhankelijk van de financiering en de aanleg van het bedrijventerrein. Deze projecten leiden tot de volgende energiebesparing:
Biomassacentrale WMD-terrein B-houtcentrale de Wieken Biovergistingsinstallatie Buitenvaart II
•
Gas (m3)
Elektriciteit (MWh)
1.300.000 2.000.000 8.000.000
3.200 18.000
Inkoop duurzame energie gemeentelijke gebouwen
De komende jaren wordt het besparingspotentieel van de gemeentelijke organisatie inzichtelijker. Dit is mede afhankelijk van de uitwerking van diverse plannen en de besluitvorming op dat gebied. Wat uiteindelijk niet bespaard kan worden, zal duurzaam opgewekt moeten worden (wind, water, zon, etc.) om uiteindelijk in 2020 volgens het realisatieprincipe klimaatneutraal te zijn.
4
Milieujaarverslag 2011
•
Opzetten van een Energiedienstenbedrijf
In 2011 zijn de voorbereidingen voor het oprichten van een lokaal duurzame energiedienstenbedrijf (LDEB) afgerond. Het LDEB zal in 2012 worden opgericht. Het LDEB stimuleert de productie van duurzame energie op lokaal niveau. Partijen in het samenwerkingsverband kunnen hierin investeren of participeren. Naast de productie van duurzame energie kan het LEDB ook kennis leveren over energiebesparingsmaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer na-isolatie van panden, energieneutraal bouwen bij nieuwbouw of installeren van energiebesparende technieken. •
Opstellen van beleid duurzaam bouwen
In 2011 is niet gestart met het opstellen van beleid op het gebied van duurzaam bouwen. De nadruk heeft gelegen op de afronding van het Openbaar verlichtingsplan. Het beleid op het gebied van duurzaam bouwen zal in 2012 worden opgepakt. •
Actualiseren van het Klimaatcontract
In 2011 is het klimaatcontract geactualiseerd en zijn de projecten die gefinancierd worden in het kader van Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven, de zogenaamde SLOK-gelden, afgerond. •
Overige activiteiten
Elektrische vervoersmiddelen Naast bovengenoemde projecten is een eerste aanzet tot verduurzaming van het wagenpark van de gemeentelijke organisatie in gang gezet. De eerste elektrische auto is aangeschaft en er zijn laadpalen in de gemeente geplaatst. Naast elektrische laadpalen voor auto’s zijn ook palen geplaatst voor het opladen van de accu’s van elektrische fietsen. Windenergie en geothermie Om de gehele gemeente in 2040 klimaatneutraal te laten functioneren, zijn ook de inzet van wind en geothermie belangrijke bronnen voor het duurzaam opwekken van energie. Zo levert de inzet van windenergie ca. 60.000 MWh per jaar op aan energie en geothermie levert ca. 96.000 MWh op aan energie en wordt er ca. 10 miljoen m3 gas bespaart. Het toepassen van windenergie wordt op dit moment echter nog steeds geblokkeerd door het provinciaal beleid. Geothermie kan een belangrijke bron van duurzame energieopwekking zijn. De risico’s en investeringen zijn echter erg hoog. In 2011 is een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden van geothermie voor de gemeente Hoogeveen. De uitkomsten van de vervolgstudie worden in 2012 verwacht.
5
Milieujaarverslag 2011
Duurzaam bouwen De nieuwe woningbouwlocatie in Pesse is aangewezen als een van de twintig koplopergebieden van Nederland. Het bouwen van energie neutrale dan wel zeer energiezuinige woningen is in Nederland nog geen standaard werk. Voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de provincie Drenthe is dat de reden geweest om een twintigtal zogenaamde koplopergebieden financieel te ondersteunen met als doel de komende jaren kennis en ervaring op te doen met energiezuinig bouwen. Daarnaast is er een kennis en leertraject opgezet die begeleid wordt door het Agentschap NL. Doel van dit leertraject is dat er uiterlijk in 2020 uitsluitend nog energieneutrale dan wel energieleverende woningen worden gebouwd. Warmtescan Om de besparingsmogelijkheden van gebouwen visueel zichtbaar te maken is in 2011 een warmtescan uitgevoerd van alle daken van woningen en bedrijven in Hoogeveen. Een plan om burgers te faciliteren om bestaande bebouwing energiezuinig te maken is tot op heden niet opgesteld. Gezien de huidige financiële situatie wordt in 2012 besloten hoe hier verder mee om te gaan. Het beschikbaar stellen van de warmtescan als communicatiemiddel maakt hier onderdeel van uit.
Duurzame initiatieven De Wieken Tot slot hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met ondernemers op De Wieken over energiebesparingmogelijkheden en toepassingsmogelijkheden van duurzame energie. Zo behoort de realisatie van een biomassacentrale ten behoeve van het ziekenhuis en de penitentiaire inrichting ook tot de mogelijkheden.
6
Milieujaarverslag 2011
Waar staan we nu in het bereiken van onze ambitieus geformuleerde doelstellingen.
Energieneutraal Huidige plannen Percentage
Gemeentelijke organisatie 5,1 Kton CO2 besparing 1,4 Kton CO2 besparing 27%
Gehele gemeente 491 Kton CO2 besparing 107,5 Kton CO2 besparing 22%
(Inlichtingen bij: Harrie Kiers)
7
Milieujaarverslag 2011
3. Milieucommunicatie De gemeente streeft naar een actief communicatiebeleid voor verschillende milieuonderwerpen. Dit hulpmiddel moet ervoor zorgen dat de burgers van de gemeente Hoogeveen beter bekend raken met de toestand van het milieu in Hoogeveen. Ook worden burgers via deze weg geïnformeerd over de beleidsinspanningen op het gebied van de verschillende milieuthema’s Vanwege het niet beschikbaar stellen van financiële en personele middelen ten behoeve van een milieucommunicatieplan wordt milieucommunicatie binnen de bestaande middelen opgepakt.
Doel Streven naar een actieve en heldere communicatie naar de burger.
Activiteiten •
Actueel houden van de website www.nieuwhoogeveenspeil.nl, het zogenaamde waterloket.
Het waterloket is nu 1,5 jaar in gebruik. Steeds meer mensen maken gebruik van de informatie die de site bevat. Vooral de onderdelen grondwater en regenwater worden regelmatig bezocht. De hoeveelheid regenwater wordt met behulp van een digitale regenmeter op het dak van het Compagnieshuis geregistreerd. Deze informatie over de hoeveelheid neerslag wordt direct weergegeven op de site. Parallel hieraan werkt de gemeente in 2011 ook met een neerslagradar. Hiermee wordt de neerslag per vierkante kilometer inzichtelijk gemaakt. De burgers kunnen op de site de locatie waar hij of zij woont aanvinken, waarna de daarbij behorende neerslag wordt getoond op de site. Ook is het mogelijk om neerslaggegevens uit het verleden te bekijken. De neerslagmeter op het Compagnieshuis wordt dan ook teven gebruikt als kalibratiemiddel voor de neerslagradar. •
Maandelijkse berichtgeving in de Krant van Hoogeveen over het Waterloket
Elke eerste week van de maand verschijnt op het waterloket een neerslagmaandoverzicht. Het overzicht is te vinden bij de nieuwsberichten en wordt bekend gemaakt via Twitter. Er is veel belangstelling voor dit overzicht. In het verleden moest de burger nog bellen naar de gemeente om de grondwaterstand in de buurt op te vragen. In 2011 is gewerkt om ook dit digitaal inzichtelijk te maken. Er is gewerkt aan een product dat de peilbuizen van ons meetnet weergeeft met de bijbehorende grafiek. (Inlichtingen bij: Thomas Klomp)
•
Actueel houden van de risicokaartgegevens
Ook in 2011 zijn de risicokaartgegevens geactualiseerd in samenwerking met de Regiegroep externe veiligheid Drenthe.
8
Milieujaarverslag 2011
•
Actualiteiten omtrent externe veiligheid op de website van Hoogeveen plaatsen
Binnen de gemeente Hoogeveen vindt geen actieve risicocommunicatie plaats. Wel is er een communicatiemiddel voor externe veiligheid digitaal beschikbaar. Via de risicokaart kan de inwoner van Hoogeveen kennis nemen van de risicosituatie in zijn of haar omgeving. Op de risicokaart zijn de risicobronnen, zoals LPG-tankstations, locaties met de opslag van gevaarlijke stoffen, aardgasbuisleidingen etc. vermeld, waar calamiteiten kunnen plaatsvinden in verband met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. De risicokaart is via de website: www.risicokaart.nl te raadplegen. De provincie Drenthe beheert de risicokaart voor de Drentse risicosituatie. De Drentse kaart is te openen via: www.provincie.drenthe.nl/thema/openbare-orde/risicokaart. Naast de risicolocaties zijn ook de kwetsbare objecten op de kaart vermeld. Het gaat om kwetsbare objecten waar zich grote hoeveelheden personen kunnen bevinden, zoals verzorgingshuizen, ziekenhuizen, scholen, kerken, hotels, etc. De brandweer voert de gegevens omtrent de kwetsbare objecten in via het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR). Naast de risico’s met betrekking tot gevaarlijke stoffen zijn ook andere mogelijke rampscenario’s via de risicokaart te raadplegen. Zo zijn bijvoorbeeld de overstromingsgebieden en mogelijke bosbrandgebieden visueel op de kaart weergegeven. (Inlichtingen bij: Henk Zwiers)
•
Overige activiteiten
In 2011 heeft de gemeente een bijdrage geleverd aan het NME-scholennetwerk. Na 2012 wordt dit project niet meer door de gemeente gefinancierd. (Inlichtingen bij: Jannetje Kolijn)
9
Milieujaarverslag 2011
4. Waterbeheer en –kwaliteit De gemeente heeft de volgende taken op het gebied van waterbeheer en –kwaliteit: - de zorg voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater; - de zorg om het afvloeiend hemelwater doelmatig in te zamelen en te verwerken; - het openbaar gebied zodanig inrichten dat nadelige gevolgen van een te hoge grondwaterstand zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt. De beleidskeuzes ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen zijn vastgelegd in een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) voor de planperiode van 2010-2014.
Doel Gemeente Hoogeveen gaat voor schoon en veilig water.
Activiteiten •
Ten behoeve van de uitvoering van het vGRP wordt jaarlijks een operationeel jaarprogramma (O.P.) opgesteld. Het O.P. beschrijft de voortgang en de voor dat jaar uit te voeren acties en de bijbehorende financiële middelen.
Om de ambities en doelstellingen uit het vGRP te kunnen realiseren zijn in 2011 o.a. de volgende acties/maatregelen uitgevoerd:
Opstellen operationeel programma Ten behoeve van de uitvoering van het vGRP is een operationeel jaarprogramma (OP) opgesteld. Het OP beschrijft de in 2011 uit te voeren acties/maatregelen en de daarbij behorende financiële middelen. Inventarisatie verhard oppervlak In 2011 is het afvoerend verhard oppervlak van de kern Hoogeveen geïnventariseerd. Deze inventarisatie maakt onderdeel uit van de actualisatie van de basisrioleringsplannen. Uitwerking stedelijke wateropgave In 2011 is in het kader van de stedelijke wateropgave een beslisboom voor de wateropgave oppervlaktewater en riolering bij ontwikkelingen in bestaand stedelijk gebied uitgewerkt. Monitoring helofytenfilter Met de aanleg van het helofytenfilter is de basisinspanning voor de kern Hoogeveen gerealiseerd. In 2011 is in samenwerking met het waterschap Reest en Wieden het helofytenfilter gemonitord om de werking, het zuiveringsrendement van het filter en de waterkwaliteit te toetsen. Monitoren overstorten In 2011 zijn de overstortmeters geplaatst waarmee bepaalde riooloverstorten worden gemonitord en
10
Milieujaarverslag 2011
waarmee inzicht wordt verkregen hoe het riool werkelijk functioneert. •
Opstellen van een Grondwaterbeheerplan
In 2011 is het grondwaterbeleidsplan 2012 t/m 2014 opgesteld. Het plan is begin 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In het grondwaterbeleidsplan is uitgewerkt wat structureel grondwateroverlast is en wanneer de gemeente aan zet is om maatregelen uit te voeren. Door de verantwoordelijkheden voor alle partijen (particulier, gemeente, waterschap en provincie) goed te beschrijven, zijn de daaruit voortvloeiende taken ook voor een ieder duidelijk. De gemeente wil aanwezige structurele grondwateroverlast verminderen en voorkomen dat toekomstige overlast gaat ontstaan. Het gemeentelijk waterloket www.nieuwhoogeveenspeil.nl krijgt steeds meer bezoekers voor grondwater. Het afgelopen jaar zijn hier steeds meer punten over grondwater bijgekomen. Zie ook het onderwerp: ‘waterloket’. •
Opstellen van een Hemel- en grondwaterverordening
In 2011 is deze verordening opgesteld en begin 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Met deze verordening kunnen perceelseigenaren verplicht worden om af te koppelen, als zij dit bij de aanleg van een afkoppelvoorziening nog niet hebben gedaan. De verordening zal als ‘stok achter de deur’ worden gebruikt bij afkoppelprojecten of projecten waar gescheiden riolering is aangelegd. De bijbehorende gebiedsaanwijzing, waarin wordt beschreven welke gebieden wanneer verplicht worden gesteld, wordt in het voorjaar van 2012 ter besluitvorming voorgelegd. •
Basisinspanning Noordscheschut en Eursinge-Oost
In het kader van de basisinspanning Noordscheschut (verminderen van de uitstoot van vuil vanuit gemengde rioolstelsels naar het oppervlaktewater met 50%) zijn de voorbereidingen afgerond. De werkzaamheden bestaande uit het afkoppelen van verhard oppervlak in openbaar en particulier gebied zijn eind 2010 aanbesteed. •
Overige activiteiten
Inspectie en reiniging vrijverval riolering In het kader van de zorgplicht stedelijk afvalwater is het riool geïnspecteerd (kern Hollandscheveld en Elim, BlankenslaanWest). Door het (planmatig) inspecteren van riolering is een goed beeld van de (onderhouds)toestand verkregen. Door het reinigen van de riolering blijft de afvoercapaciteit gegarandeerd. Reparatie en vervanging riolering In het kader van zorgplicht stedelijk afvalwater zijn riolen (o.a. Centrum-Zuid, Wolfsbos, Pesserdijk, Schoonvelde-West) gerepareerd danwel vervangen. Waar mogelijk zijn deze werkzaamheden gecombineerd met reconstructiewerkzaamheden.
11
Milieujaarverslag 2011
Optimalisatie overstort Hollandscheveld Aan de riooloverstort in Hollandscheveld zijn optimalisatiemaatregelen uitgevoerd. Afkoppelen diverse locaties In het kader van de ambitie voor hemelwater wordt ernaar gestreefd dat vermenging van schoon hemelwater met afvalwater zoveel mogelijk wordt teruggedrongen, waarbij de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” de voorkeursvolgorde is. In 2011 zijn afkoppelprojecten uitgevoerd in o.a. Noordscheschut, Hollandscheveld en Hoogeveen.
Baggeren In het kader van de zorgplicht hemelwater zijn watergangen van groot belang voor de aan- en afvoer van hemelwater. Diverse watergangen zijn in 2011 gebaggerd om deze op diepte te houden en daarmee te zorgen voor voldoende afvoercapaciteit.
(Inlichtingen bij: Maaike Hamstra)
12
Milieujaarverslag 2011
5. Afval(verwijdering) De gemeente heeft de volgende taken op het gebied van afvalinzameling en –verwijdering: - gescheiden inzamelen huishoudelijk afval; - inzamelpunt grof huisvuil; - verwijderen zwerfafval. In het kader van beleidsvoorbereiding en de uitvoering wordt nauw samengewerkt met Area en de gemeente Emmen en Coevorden.
Doel Het verbeteren van de resultaten van afvalscheiding ten opzichte van 2008. Kwantitatief wordt ingezet op 65% afvalscheiding bij de bron; Het verbeteren van de kwaliteit en service van de dienstverlening; Hanteren van maatschappelijk verantwoorde tarieven.
Activiteiten •
Vaststellen van het werkplan kaderplan afvalstoffen en uitvoering van de daarin opgenomen maatregelen.
In december 2010 is het gemeentelijk kaderplan afvalstoffen 2010-2015 door de gemeenteraad vastgesteld. In het plan is de volgende beleidsdoelstelling vastgelegd: het zodanig bevorderen van afvalscheiding en hergebruik dat daarmee ten opzichte van de totale hoeveelheid restafval 65% bronscheiding wordt gerealiseerd. Dit wordt naar verwachting bereikt met toereikende voorzieningen en in eerste instantie zonder financiële prikkel in de vorm van tariefsdifferentiatie. Het inzamelsysteem dient veranderd te worden om de doelstelling zonder financiële prikkels te kunnen halen. Met behulp van aanpassingen in de inzamelvoorzieningen en inzamelfrequentie is het mogelijk om bronscheiding te bevorderen en het aanbieden van restafval te ontmoedigen. Meerdere gemeenten testen op dit moment dergelijke alternatieve inzamelsystemen uit of hebben deze in voorbereiding. Om de beleidsdoelstelling te kunnen realiseren is in samenspraak met Area en de gemeenten Emmen en Coevorden een werkplan ontwikkeld. Op 25 oktober 2011 heeft het college van B&W dit werkplan vastgesteld. Het werkplan voorziet in een proef om bij een zeer beperkt aantal huisaansluitingen met aangepaste inzamelmiddelen en een aangepaste inzamelfrequentie huisvuil in te zamelen. Dit alles zal in nauw overleg besproken worden met de betrokken bewoners en de inzamelaars van oud papier. De ontwikkelingen rond de onderhandelingen tussen de VNG en het bedrijfsleven over verpakkingen (zowel statiegeld als de gemeentelijke inzamelvergoeding) maken het nodig op de uitkomsten daarvan te wachten. Dit met de bedoeling om aan de hand van de meest actuele gegevens een (aangepaste) systeemkeuze op nog betere gronden te kunnen maken en de financiering daar op te baseren. In de eerst helft van 2012 zal het werkplan hier op worden aangepast.
13
Milieujaarverslag 2011
•
In samenwerking met doelgroepen acties uitvoeren ter vermindering van zwerfvuil
In 2011 is met ondersteuning van Agentschap NL een Maatwerkplan winkelgebieden samengesteld. In dit plan is een aanpak opgesteld om zwerfafval in de openbare ruimte tegen te gaan. Een maatwerkplan is in concept voorbereid voor het Stadscentrum en De Weide. Beide plannen bevatten voorstellen voor maatregelen die in samenspraak met de middenstand en andere betrokkenen uitgevoerd worden. Vaststelling van het Maatwerkplan zal in 2012 plaatsvinden. Het maatwerkplan De Weide richt zich specifiek op de problematiek rond jongeren en zwerfafval. Besluitvorming met betrekking tot beide plannen door het college moet nog plaatsvinden. Winkeliers zijn in de gelegenheid gesteld om zich aan te melden voor een gratis prullenbak, model Nederland Schoon. In totaal zijn er ca. 50 bakken verstrekt. Er vindt een nadere behoeftepeiling plaats onder winkeliers voor nog meer uit te zetten bakken. •
Evaluatie Area
De formele aanleiding om telkens na 5 jaar het functioneren en presteren van Area te evalueren is vastgelegd in de aandeelhoudersovereenkomst en de raamovereenkomst die is afgesloten met Emmen en Coevorden. Ook het opnieuw bepalen van de aandeelhouderswaarde maakt hiervan deel uit. In 2011 heeft bureau KplusV een evaluatieonderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeente Hoogeveen, Emmen en Coevorden en Area. In dit onderzoek wordt niet alleen een terugblik gegeven over de afgelopen tijd, maar wordt ook op hoofdlijnen het toekomstperspectief weergegeven. In februari 2012 is het eindrapport opgeleverd. Het rapport zal op basis van een met de gemeenten Emmen en Coevorden afgestemd ambtelijk advies bestuurlijk worden voorgelegd. •
Realisatie ondergrondse containers (fase 2)
In het kader van de laatste fase van het project ‘Ondergrondse containers’ heeft Area Reiniging in 2011 opdracht gekregen om ondergrondse containers aan te brengen bij ca. 55 hoogbouwlocaties. Het betreft voornamelijk locaties waar de bovengrondse containers zich op eigen terrein bevinden. Een betere vandalisme bestendigheid en verhoging van het gebruiksgemak vormen de aanleiding om deze voorziening te realiseren. Nadat alle kabel- en leidingsituaties in beeld zijn gebracht en waar nodig afstemming met bewoners heeft plaatsgevonden over de specifieke locatie zullen de containers in de loop van 2012 door Area worden geplaatst.
14
Milieujaarverslag 2011
•
Overige activiteiten
Resultaten gescheiden inzameling huishoudelijk afval. Gemeenten hebben op grond van de Wet milieubeheer (Wm) een wettelijke zorgplicht voor het (gescheiden) inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Daarbij is ook voorgeschreven dat rekening moet worden gehouden met het rijksbeleid , zoals vastgelegd in het Landelijk Afvalbeheerplan-2 (LAP2). Daarnaast moet rekening worden gehouden met het eigen gemeentelijk milieubeleid, vastgelegd in de gemeentelijke Milieuvisie 2008-2012 en nader uitgewerkt in het gemeentelijk kaderplan afvalstoffen 2010-2015. Vanaf 2010 hebben gemeenten op grond van het LAP de vrijheid om naar eigen inzicht invulling te geven aan de taakverplichting vanuit het LAP om 60% van het ingezamelde huisvuil gescheiden te houden ten behoeve van materiaalhergebruik of daarmee te vergelijken nuttige toepassingen. Anders dan in het LAP-1 is nu niet meer per afzonderlijke deelstroom voorgeschreven hoeveel er via bronscheiding moet worden ingezameld. Voor de prioritaire afvalstromen zijn de ingezamelde hoeveelheden afval vermeld in onderstaande tabellen voor het jaar 2010 en 2011. De gegevens zijn weergegeven in de eenheden ton en kg/inwoner. Zo is in 2011 bijvoorbeeld 12.068 ton restafval ingezameld, wat overeenkomt met 218 kg restafval/ inwoner. 2010: Restafval (ton) 11.940 218
Gft-afval
Papier
Glas
Textiel
kca
Bronscheiding (%)
6.604 119
4.020 73
1174 21
277 5
82 1
59,33
Gft-afval
Papier
Glas
Textiel
kca
Bronscheiding (%)
6.735 123
3.839 70
272 5
81 1
59,03
Grofvuil Bronscheiding (%) 82,72
2011: Restafval (ton) 12.068 220
1.034 19
Grofvuil Bronscheiding (%) 83,14
Over de gehele linie genomen gaat het ten opzichte van 2010 niet om substantiële verschillen. Alleen de afname van de hoeveelheid oud papier met ca. 200 ton valt op, die niet direct kan worden verklaard. Mogelijk dat het te voeren nader overleg met de papierinzamelaars hierover meer duidelijkheid verschaft.
15
Milieujaarverslag 2011
In januari 2010 is gestart met het gescheiden inzamelen van kunststofverpakkingen bij huishoudens. Dit is een maatregel die is afgesproken tussen de minister van Infrastructuur en Milieu en het bedrijfsleven. Het inzamelsysteem is gekoppeld aan de activiteiten van de Restgoedwagen van Kringloopbedrijf Het Goed. Deze haalt maandelijks huis-aan-huis meerdere componenten herbruikbaar afval gescheiden op. De prognose voor het startjaar was gesteld op ongeveer 10 kilo per huisaansluiting. In 2010 is in totaal 274 ton plastic verpakkingsafval gescheiden ingezameld. Omgerekend is dit een hoeveelheid van ongeveer 12 kg per huisaansluiting. In 2011 is in totaal 343 ton ingezameld, oftewel 15 kg per huisaansluiting. Daarmee wordt voldaan aan de in het afvalkaderplan vastgelegde ambitie. Mogelijk heeft de in 2011 gehouden prijzenactie aan dit positieve resultaat bijgedragen. (Inlichtingen bij: René van der Kooij)
16
Milieujaarverslag 2011
6. Geluid De gemeentelijke geluidtaken bestaan uit: - geluidsadvisering bij vergunningverlening; - handhaving in het kader van de Wet milieubeheer; - de beoordeling van akoestische onderzoeken in het kader van de omgevingsvergunning en de evenementenvergunningen; - begeleiden van saneringsprojecten voor weg- en railverkeerslawaai; - beheren, actualiseren en bewaking van de geluidszones industrielawaai; - advisering en controles van evenementen en horecalawaai; - Advisering over geluidszonering vliegveld Hoogeveen. Secretariaat Commissie Milieuhygiëne Luchtvaartterrein Hoogeveen.
Doel - Meer inzicht krijgen in de geluidssituatie in de gemeente Hoogeveen; - Opstellen actueel uitvoeringsplan voor sanering van woningen met een gevelbelasting hoger dan 63 dB; - De burger inzicht geven in de geluidskwaliteit van de verschillende gebieden in de gemeente; - Afronden van de geluidssanering van woningen aan de centrumruit en binnenring; - Waar mogelijk toepassen van stille wegdekken, bij reconstructies en vervanging van wegdekken.
Activiteiten •
Uitvoeren actief zonebeheer industrielawaai;
Naar aanleiding van nieuwvestiging/uitbreiding/verandering bij bedrijven op gezoneerde industrieterreinen in de gemeente Hoogeveen zijn bij vergunningaanvragen of meldingen Activiteitenbesluit in totaal 22 maatwerktoetsen uitgevoerd in het kader van het zonebeheer industrielawaai. •
Uitvoeren geluidmetingen;
In 2011 zijn 20 geluidmetingen uitgevoerd. De metingen werden verricht naar aanleiding van klachten of het inregelen van geluidbegrenzers in de horeca. Er was sprake van geluidklachten als gevolg van de afzuiging in cafés en restaurants, wegverkeerslawaai afkomstig van de A28 en de A37, overlast van muziekgeluid en laagfrequent geluid. In het kader van handhaving is 10 keer gemeten of geadviseerd op het gebied van geluid ter ondersteuning van de afdeling Veiligheid. Tot slot is nog een geluidmeting (lucht- en contactgeluid) uitgevoerd om de gebruiksmogelijkheden van de zolder van het Raadhuis te onderzoeken.
17
Milieujaarverslag 2011
•
Opstellen gemeentelijk geluidbeleid
In 2011 is gestart met het project Geluidbeleid. Door wijzigingen in de Wet geluidhinder heeft de gemeente een zware motiveringsplicht gekregen als bij ruimtelijke plannen niet aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder wordt voldaan. Met het opstellen van een Nota hogere grenswaarden wordt invulling gegeven aan het geluidbeleid. In deze Nota worden naast geluidreducerende maatregelen ook locatiespecifieke criteria opgesteld in welke gevallen medewerking wordt verleend aan een hogere grenswaarde voor geluid. Met een Nota Hogere grenswaarden wordt indirect invulling gegeven aan het doel om het aantal geluidgehinderden te beperken. Naar verwachting zal deze Nota in 2012 worden vrijgegeven voor inspraak en worden vastgesteld door de Raad. •
Opstellen en implementeren 12-dagenregeling
Voor het opstellen van een 12-dagenregeling is in 2011 de APV aangepast door de Raad. Vervolgens is een 12-dagenregeling opgesteld en inmiddels ook vastgesteld door het college van B&W. Deze regeling zorgt ervoor dat horecagelegenheden maximaal 12 dagen per jaar niet hoeven te voldoen aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Er worden in de regeling een aantal collectieve dagen vastgesteld, naast individuele dagen. De horeca dient vooraf te melden op welke dagen zij gebruik willen maken van deze regeling. •
Advisering omgevingsvergunningen, meldingen Activiteitenbesluit, APV-vergunningen
In 2011 zijn 36 omgevingsvergunningaanvragen en meldingen getoetst, waarbij ook diverse akoestische rapportages zijn beoordeeld (industrielawaai). Er zijn 4 bouwakoestische onderzoeken beoordeeld. In deze onderzoeken wordt getoetst of in het bouwplan voldoende geluidwering is opgenomen om een binnenniveau van 33dB te kunnen waarborgen. In 2011 is tijdens de Cascaderun een test uitgevoerd met het monitoringssysteem Munisense. De resultaten van het continu meten van de geluidbelasting met meerdere geluidmeters tijdens het evenement waren veelbelovend. Geluidmeting tijdens het jaarlijkse sportevenement “De Cascaderun” in het centrum van Hoogeveen.
Het systeem van Munisense heeft laten zien tijdens een dergelijk evenement een goed instrument te zijn om het geluid te monitoren. De niveaus die in de evenementenvergunning zijn vastgelegd, kunnen afzonderlijk per geluidmeter worden ingesteld. Bij overschrijding wordt een signaal afgegeven naar de handhaver en de organisator, zodat kan worden bijgestuurd. Het monitoringssysteem met meerdere geluidmeters die gelijktijdig in werking zijn, heeft een groot voordeel ten opzichte van het meten met de ‘standaard’ geluidmeter van de gemeente, omdat in het laatste geval maar op één positie kan worden gemeten en dit veel arbeidsintensiever is.
18
Milieujaarverslag 2011
Na afloop van de Cascaderun is het systeem geëvalueerd. Ondanks alle positieve bevindingen is besloten om geen budget beschikbaar te stellen voor de aanschaf van het systeem. Dit vanwege het feit dat dit systeem niet veelvuldig in Hoogeveen zal worden toegepast (te weinig activiteiten). •
Afronden geluidsanering wegverkeerslawaai: Wilhelminastraat en omgeving
Het Saneringsproject Wilhelminastraat en omgeving is technisch afgerond. •
Afronden geluidsanering wegverkeerslawaai: Brinkstraat en Industrieweg
Het Saneringsproject Brinkstraat/Industrieweg is afgerond. •
Afronden geluidsanering wegverkeerslawaai: Carstenstraat/Zuiderweg
Na reconstructie is een geluidreducerend wegdek toegepast. Na deze maatregel zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen bij de woningen om het wettelijk vastgestelde geluidniveau in de woningen te bereiken. Het onderzoek naar deze maatregelen bij de betreffende woningen is afgerond. Gebleken is dat nog geluidreducerende gevelmaatregelen getroffen moeten worden bij 6 appartementen aan de Pottingastraat. •
Advisering geluidzonering vliegveld
In 2011 heeft de gemeente Hoogeveen een bijdrage geleverd aan het opstellen van het Luchthavenbesluit Luchtsportcentrum Hoogeveen. Het Luchthavenbesluit is op 21 december 2011 vastgesteld. In dit Luchthavenbesluit zijn onder andere nieuwe geluidcontouren opgenomen voor het luchtvaartgeluid. Deze geluidcontouren zijn kleiner dan de vervallen geluidcontouren op basis van het Besluit geluidbelasting kleine luchtvaart (bkl). Dit biedt ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden op bepaalde plaatsen binnen de kern Hoogeveen, die voorheen binnen de oude geluidcontouren van het Bkl lagen. •
Advisering voor ruimtelijke plannen
Geluidadvisering ten behoeve van het nog vast te stellen bestemmingsplan en geluidsplan Industrieterrein De Wieken, waarbij de grens van het gezoneerde industrieterrein en de geluidcontour van 50 dB(A) voor industrielawaai wordt gewijzigd. Verder is 22 keer advies uitgebracht in het kader van het project Herziening bestemmingsplannen, het project Woningbouw Dorpen, ontwikkelingen in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling en ten behoeve van diverse locatiepaspoorten. (Inlichtingen bij: Raymond Tap)
19
Milieujaarverslag 2011
7. Bodem De bodemtaken vloeien voor uit de wettelijke taken die grotendeels zijn verwoord in de Bodemnota en het grondstromenplan.
Doel Het doel van de uit te voeren activiteiten in 2011 is het krijgen van een volledig beeld van de bodemkwaliteit in de gemeente Hoogeveen, het duurzaam gebruik van de ondergrond, het stimuleren van bodemenergie en hergebruik van de vrijkomende grond binnen de gemeente.
Activiteiten In onderstaande tabel wordt een opsomming gegeven van de activiteiten die zijn uitgevoerd op het gebied van bodem. Overzicht bodemactiviteiten Uitgevoerde bodemsaneringen (herontwikkeling/reconstructie/calamiteiten) Bodem- en asfaltonderzoek t.b.v. reconstructies Interne bodemadvisering bouwaanvragen Interne bodemadvisering sloopvergunningen Interne bodemadvisering instemmingbesluiten kabels en leidingen Interne bodemadvisering ruimtelijke plannen Uitgevoerde Partijkeuringen Bodemadvisering t.b.v. gemeentelijke grondtransacties Makelaarsvragen Meldingen grondstromen Historische informatie onderzoeksbureaus Calamiteiten •
6 12 100 24 97 24 14 24 41 74 49 4
Start actualisatie bodemkwaliteitskaart en beheerplan
De gemeente Hoogeveen heeft in 2011 een leidende rol gespeeld bij de totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart en het beheerplan van bijna alle Drentse gemeenten. De stukken zijn in 2011 in concept opgeleverd. Verwacht wordt dat de definitieve kaart en beheerplan in het tweede kwartaal van 2012 door het college van B & W kan worden vastgesteld. Door vaststelling zijn binnen nagenoeg de gehele provincie dezelfde praktische spelregels over grondverzet, ontgraving en toepassing, vastgesteld. Grond hoeft bovendien minder vaak gekeurd te worden, wat een aanzienlijke besparing op de kosten gaat opleveren. (Inlichtingen bij: Jannetje Kolijn)
•
Stimulering Warmte-Koude-Opslag (WKO)
In 2011 zijn de gemeentelijke gebouwen (Raadhuis/Werkplein en Compagniehuis) aangesloten op een warmtekoudeopslagsysteem (WKO). In de bodem zijn op circa 65 meter diepte zowel een haalbron (Tjalmapark) als een retourbron (naast Werkplein) in de bodem aangebracht.
20
Milieujaarverslag 2011
Met het water dat wordt opgepompt in het Tjalmapark worden de gemeentelijke gebouwen in de zomer gekoeld en in de winter met behulp van warmtepompen verwarmd. Vlak na realisatie van het gemeentelijke WKOsysteem werd bekend dat in Theater de Tamboer grootscheeps onderhoud uitgevoerd moest worden. De bestaande verwarmingsvoorzieningen stonden hier op de nominatie vervangen te worden. Dit was een uitgelezen kans ook Theater de Tamboer op het gemeentelijke WKO-systeem aan te sluiten. Aanvullend op de reeds uitgevoerde werkzaamheden werden vervolgens ook ondergronds leidingen richting het theater gelegd. Omdat er met de Tamboer meer water onttrokken moest worden om alle aangesloten gebouwen van koeling en verwarming te voorzien was de provinciale grondwateronttrekkingvergunning echter niet meer toereikend. Vervolgens is met alle betrokkenen hard gewerkt om snel een nieuwe vergunningsaanvraag in te kunnen dienen. De benodigde waterwet- Het boren van de bron bij het werkplein vergunning is uiteindelijk enkele weken voor het nieuwe theaterseizoen ontvangen. (inlichtingen bij: Erik Dusseljee)
•
Hergebruik vrijkomende grond stimuleren
Certificering gronddepot In 2011 is er geïnventariseerd of het voor de gemeente haalbaar is als organisatie gecertificeerd te worden op basis van de SIKBBRL9335. Met deze certificering is het onder strikte voorwaarden toegestaan partijen grond van dezelfde kwaliteit samen te voegen. Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie is geconcludeerd dat de voordelen van de certificering opwegen tegen de certificeringkosten. In 2012 zal daarom het certificeringtraject worden gestart. Volgens de huidige planning wordt nog in hetzelfde jaar het certificaat verkregen. (Inlichtingen bij: Maarten van Rijssen)
21
Milieujaarverslag 2011
8. Luchtkwaliteit De gemeentelijke taken bestaan het voorkomen dat grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit worden overschreden, zodat een acceptabele luchtkwaliteit in de gemeente gehandhaafd blijft. Daarnaast moet de gemeente erop toezien dat bedrijven voldoen aan de vergunningvoorschriften op het gebied van luchtkwaliteit.
Doel Streven naar het behoud van een goede luchtkwaliteit en voorkomen dat knelpuntsituaties ontstaan.
Activiteiten •
Bestemmingsplannen toetsen aan de luchtkwaliteitseisen
Ook in 2011 zijn de ruimtelijke plannen getoetst aan de Wet luchtkwaliteit. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. De projecten die in 2011 zijn uitgevoerd, droegen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Dat wil zeggen er trad geen verslechtering op van de luchtkwaliteit. De gemeente Hoogeveen behoort dan ook niet tot de zogenaamde NSL-gemeenten en hoeven hun projecten niet aan te melden in het kader van het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Dit betekent ook dat wij niet jaarlijks een rapportage hoeven op te stellen in het kader van het NSL. Overigens worden in de provincie Drenthe nergens de grenswaarden voor de stoffen die bijdragen aan de luchtverontreiniging overschreden. Bij herziening van bestemmingsplannen werd in de meeste gevallen wel een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd, om de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken. Bij ieder plan dient opnieuw gemotiveerd te worden of er sprake is van een significante bijdrage aan de luchtkwaliteit als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in het plan. Uit de diverse luchtkwaliteitsonderzoeken is gebleken dat de grenswaarden voor de stoffen die bijdragen aan luchtverontreiniging niet werden overschreden. In de gemeente Hoogeveen komen geen knelpunten voor met betrekking tot de luchtkwaliteit. •
In de milieuvergunningen BBT toepassen voor de luchtkwaliteit
In 2011 zijn geen knelpuntsituaties met betrekking tot het aspect geur ontstaan. Geurhinder vanuit industriële bedrijven wordt beperkt tot een acceptabel niveau door toepassing van de Nederlandse emissierichtlijn (NER) in de milieuvergunning. Geurhinder afkomstig van veehouderijen wordt gereguleerd door het hanteren van vaste afstanden voor bedrijven die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen. Vergunningsplichtige veehouderijen worden getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij (vaste afstanden en geuremissiefactoren). (Inlichtingen bij: Peter van Dam en Henk Zwiers)
22
Milieujaarverslag 2011
9. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico’s voor de omgeving als gevolg van het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente dient in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en de milieuvergunningverlening rekening te houden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd voor een aantal bedrijven dat in dit Besluit met name zijn genoemd die overlijdensrisico’s kunnen veroorzaken voor personen die zich buiten de bedrijven bevinden. Het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is vanaf 1 januari 2011 nu definitief geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit Besluit heeft in vergelijking met de hiervoor geldende Circulaire Zonering langs hogedruk aardgasleidingen van 1984, een verbetering in de beoordeling van de externe veiligheidaspecten opgeleverd. Voor de berekening van de hoogte van het groepsrisico wordt het programma Carola gebruikt. Afdeling advies beschikt over dit programma en voert de kwantitatieve risicoanalyses (QRA) hiermee zelf uit.
Doel Het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico’s.
Activiteiten • • • •
Uitvoering geven aan het Bevi bij omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen Uitvoering geven aan het Bevb bij bestemmingsplannen Uitvoeren 5 QRA’s ten behoeve van Ruimtelijke Ordening in relatie tot buisleidingen Uitvoeren 2 QRA’s ten behoeve van Ruimtelijke Ordening in relatie tot transport via het spoor en over de weg
Omdat externe veiligheid een belangrijk onderdeel vormt van een bestemmingsplan zijn in 2011 externe veiligheidsadviezen uitgebracht voor de volgende bestemmingsplannen. Voor het merendeel van de adviezen zijn kwantitatieve risicoanalyses (QRA) gemaakt. De QRA’s zijn met behulp van de rekenprogramma’s RBM-II en Carola uitgevoerd.
23
Milieujaarverslag 2011
De belangrijkste adviezen zijn: Bestemmingsplan Industrieterrein De Wieken
Herziening Bestemmingsplan Buitenvaart-I
Bestemmingsplan Riegshoogtendijk 87 Bestemmingsplan Hoogeveensche vaart 185 Nieuweroord Bestemmingsplan woningbouw Zuideropgaande Bestemmingsplan Hollandscheveld Bestemmingsplan Oost Oranjebuurt Bestemmingsplan Noordscheschut
Bestemmingsplan Tiendeveen Camping Bestemmingsplan woningbouw Fluitenberg Locatiepaspoorten
Binnen deze bestemming liggen twee LPG-tankstations, een bedrijf die onder het BRZO valt, drie grote opslagvoorzieningen (>10.000 kg) voor gevaarlijke stoffen en een ammoniakkoelinstallatie. Naast deze Bevi-bedrijven zijn er nog twee vuurwerkbedrijven gevestigd en vindt er transport van gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Binnen deze bestemming liggen geen risicobronnen. Daarentegen ligt het bestemmingsplan wel binnen de invloedsfeer van een hoge druk aardgasleiding, transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg en een LPG-tankstation. Hierdoor is een EV-advies noodzakelijk voor de verantwoording van het groepsrisico. In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van twee hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd. In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van vier hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd.
In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van zes hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd. In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van negen hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd. In verband met een zienswijze van de Inspectie leefomgeving en transport is de paragraaf externe veiligheid opnieuw geschreven. In verband met de ligging van een hoge druk aardgasleiding is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd. Door de ligging van een aantal kwetsbare objecten binnen de PR-contour van de gasleiding is een knelpunt aanwezig die voor 1 januari 2014 moet worden opgelost door de Gasunie. Binnen de bestemming ligt tevens een LPG-tankstation waarvoor EV-advies noodzakelijk was voor de verantwoording van het groepsrisico. In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van drie hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd. In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van twee hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd. In verband met de ligging van de bestemming binnen de invloedsfeer van hoge druk aardgasleidingen is een QRA m.b.v. Carola uitgevoerd.
24
Milieujaarverslag 2011
•
Overige activiteiten
Routering gevaarlijke stoffen In 2011 heeft de gemeenteraad de routering voor gevaarlijke stoffen voor de gemeente Hoogeveen opgeheven. De daadwerkelijke uitvoering, namelijk het verwijderen van de bebording zal in 2012 plaatsvinden. Door opheffing van de routering en door het opstellen van een convenant met een aantal vervoerders voor enkele LPG-tankstations wordt de veiligheidsituatie positief beïnvloed. Daarnaast wordt door de opheffing een bijdrage geleverd aan een administratieve lastenverlichting zowel voor gemeente als de transporteurs. Door de opheffing wordt jaarlijks circa € 5000,= per jaar bespaard. De eenmalige kosten voor verwijdering van de bebording voor routering bedraagt ruim € 10.000,=. De kosten voor de verwijdering van de bebording worden ten laste gebracht aan het budget van het Meerjarenprogramma externe veiligheid 2011-2014. Knelpunten buisleidingen Het Bevb stelt dat er geen kwetsbare objecten mogen voorkomen binnen de plaatsgebonden risico (PR10-6) contouren van leidingen waarin gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Als dat toch het geval is dan is er sprake van een zogenaamd PR knelpunt. De leidingbeheerder is verplicht zodanige maatregelen te treffen dat zulke knelpunten vóór 1 januari 2014 worden opgeheven. Van een PR knelpunt is sprake als zich kwetsbare objecten (volgens de definitie van artikel 1 lid 1 van het Bevb) binnen een PR (10-6)-contour van een aardgasleiding bevinden. Wanneer het gaat om beperkt kwetsbare objecten levert dit geen knelpunt op.
In 2011 is de Hoogeveense situatie geïnventariseerd aan de hand van de gegevens van de signaleringskaart van Hoogeveen en de PR-contouren van de buisleidingen, die met het rekenprogramma Carola zijn berekend. In Hoogeveen leverde dit voor de bestaande situatie 11 knelpunten op. De knelpunten zijn inmiddels met de Nederlandse Gasunie NV besproken. De leidingexploitant dient door het treffen van veiligheidsmaatregelen de knelpunten voor 2014 op te lossen. Daarnaast zijn 10 knelpunten gesignaleerd bij buisleidingen die eigendom zijn van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Het aantal knelpunten kan kleiner worden als in de praktijk blijkt dat het niet om kwetsbare objecten gaat. De NAM bespreekt de knelpunten intern en zal ook hier met maatregelen komen, waardoor de knelpunten voor 2014 worden opgelost. Naast het plaatsgebonden risico kan ook de hoogte van het groepsrisico tot een knelpunt leiden. Echter, in de gemeente Hoogeveen zijn geen situaties waarbij de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden. (Inlichtingen bij: Henk Zwiers)
25
Milieujaarverslag 2011
10. Vergunningverlening (Milieu) De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) is op 1 oktober 2010 van kracht geworden. Deze nieuwe Wet heeft een ingrijpende verandering van de werkwijze binnen de gemeentelijke organisatie tot gevolg gehad. De vergunningverleners leveren een belangrijke bijdrage aan het onderdeel milieu wanneer sprake is van een omgevingsvergunningaanvraag voor een bedrijf. Naast de omgevingsvergunning valt het grootste deel van de bedrijven onder het Activiteitenbesluit. Het doen van een melding is met de komst van de Wabo een indieningvereiste geworden om een omgevingsvergunning af te kunnen geven, indien meer aspecten dan alleen milieu een rol spelen.
Doel Vergunningverlening op een adequaat niveau.
Activiteiten • • • • •
60 meldingen Activiteitenbesluit 150 maatwerkvoorschriften 10 meldingen art. 2.14 Wabo (milieuneutrale wijziging) 10 meldingen Besluit landbouw milieubeheer en mestbassins 10 omgevingsvergunningen
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) is op 1 oktober 2010 van kracht geworden. Het jaar 2011 was dus het eerste volledige jaar dat omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu op grond van de Wabo werden verleend. In 2011 zijn de volgende vergunningen en meldingen behandeld. Omgevingsvergunningen Milieu
Meldingen ex artikel 8.40 Wet milieubeheer Maatwerkvoorschriften Overig
Oprichting, verandering en revisie IPPC milieuvergunningen Actualisatie (definitief besluit in 2011) Milieuneutrale wijziging Meldingen Activiteitenbesluit Meldingen Besluit landbouw Meldingen Besluit mestbassins Maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit MER-rapportage
10 2 24 4 58 14 1 116 1
26
Milieujaarverslag 2011
Wijziging Activiteitenbesluit Het Activiteitenbesluit is na de wijziging van 1 oktober 2010 opnieuw vanaf 1 januari 2011 gewijzigd. Dit had te maken met een verandering van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De verandering in het Bor heeft vooral te maken met de wijziging van het bevoegd gezag voor bedrijven die afval inzamelen en bewerken. Deze bedrijven moeten naast het indienen van een melding tevens een omgevingsvergunning met beperkte milieutoets aanvragen. Het merendeel van deze inrichtingen valt onder het bevoegd gezag van de provincie Drenthe. (Inlichtingen bij: Henk Zwiers)
Milieueffectrapport (MER) In 2011 heeft een varkensbedrijf een m.e.r.procedure doorlopen op grond van het Besluit milieueffectrapportage 1994. Het bedrijf overschreed de drempelwaarde van ten minste 3000 vleesvarkens uit het Besluit m.e.r. 1994, waardoor er sprake was van een m.e.r.-plicht. Dit is het eerste milieueffectrapport, sinds het in werking treden van het Besluit m.e.r. 1994, dat is opgesteld in het kader van een vergunningprocedure bij agrarische bedrijven in de gemeente Hoogeveen. Na het doorlopen van de m.e.r.-procedure is voor de activiteit milieu een (gefaseerde) aanvraag omgevingsvergunning aangevraagd. De vergunning is begin 2012 verleend. (Inlichtingen bij: Peter van Dam)
27
Milieujaarverslag 2011
11. Milieukwaliteit van de leefomgeving Voor de kwaliteit van de leefomgeving in de gemeente Hoogeveen heeft de afdeling Advies een belangrijke taak bij de toetsing van bestemmingsplannen. In 2011 hebben wij verschillende milieuonderzoeken uitgevoerd en adviezen opgesteld ten behoeve van bestemmingsplannen, ruimtevoor-ruimteregeling en civiele projecten (o.a. asfalteringswerkzaamheden en baggeren). Hierna wordt beknopt de stand van zaken gegeven voor de belangrijkste bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan Industrieterrein De Wieken Voor het op te stellen bestemmingsplan De Wieken is in 2010 reeds een milieu-inventarisatie uitgevoerd op De Wieken. De gegevens hiervan zijn als input gebruikt voor de milieuonderzoeken en milieuafwegingen in het kader van de bestemmingsplanprocedure. Het industrieterrein De Wieken is op basis van keuzes die zijn vastgelegd in het Revitaliseringsplan ingedeeld in een aantal milieucategorieën. De milieucategorieën met de lichtste milieubelasting zijn aan de randen van het industrieterrein gesitueerd, daar waar het industrieterrein grenst aan de woonwijken van Hoogeveen. De zwaardere milieucategorieën liggen in het centrum van het industrieterreinen en aan de rand met het buitengebied. In het kader van het nog vast te stellen bestemmingsplan De Wieken wordt ook de geluidcontour van 50 dB(A) voor industrielawaai gewijzigd. Het geluidsplan ter vaststelling van de nieuwe geluidcontour is in het eerste kwartaal 2012 voor vooroverleg naar de adviserende instanties gestuurd.
Bestemmingsplan Oost-Oranjebuurt De milieuonderzoeken en de milieuparagraaf zijn afgerond in 2011.
Bestemmingsplan Buitenvaart I De milieuonderzoeken en de milieuparagraaf zijn grotendeels afgerond. Er moet nog een keuze gemaakt worden of de ‘knip’ in de Trekgatenweg gerealiseerd wordt of niet. Dit heeft consequenties voor de verkeersintensiteiten op de Hollandscheveldse Opgaande. De geluidbelasting wordt in 2012 nog nader onderzocht.
Bestemmingsplan Toldijk De milieuonderzoeken en de milieuparagraaf zijn afgerond. De geluidcontour 50 dB(A) rond het bedrijf Enexis aan Toldijk is opgeheven. Aan de zuidkant van het bedrijventerrein is een ecologische zone opgenomen om met name de beschermde flora, die daar aanwezig is en de overige natuurwaarden te beschermen.
28
Milieujaarverslag 2011
Project Woningbouw Dorpen In het kader van het project Woningbouw dorpen zijn een aantal uitbreidingslocaties in de dorpen van de gemeente Hoogeveen onderzocht op de verschillende milieuaspecten, zoals bodem, geluid, externe veiligheid, archeologie en ecologie. In 2011 is de bestemmingsplanprocedure gestart voor Pesse, Fluitenberg en Stuifzand. De uitbreidingslocatie(s) in Hollandseveld en Zuideropgaande/Nieuw Moscou zijn meegenomen in de herziening van de bestemmingsplannen Hollandscheveld en Zuideropgaande. De milieuonderzoeken en de milieuparagraaf voor deze bestemmingsplannen zijn afgerond.
Bestemmingsplan Noordscheschut Het bestemmingsplan Noordscheschut is voor de milieuaspecten externe veiligheid en geluid aangepast in 2011. Het aspect externe veiligheid speelde bij een LPG-tankstation in Noordscheschut. Verder is de locatie van de nieuwe begraafplaats aan de Coevorderstaatweg verwerkt in de milieuparagraaf.
Bestemmingsplan Hollandscheveld De milieuonderzoeken en de milieuparagraaf zijn afgerond.
Bestemmingsplan West Dit plan is niet opgepakt in 2011. De bestemmingsplanprocedure is begin 2012 gestart. De milieuonderzoeken zijn in uitvoering. Overige ruimtelijke ontwikkelingen Er is milieuadvisering geleverd bij het project locatiepaspoorten, aanvragen voor de ruimte-voorruimeregeling, partiële herzieningen en overige adhoc vragen. (Inlichtingen bij: Johanna de Vries)
29
EINDE BIJLAGE: Milieujaarverslag 2011
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Jaarverslag AREA 2011
Documentsoort: Verslag
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51373#
Van afval naar grondstof
De wending in afval
JAARVERSLAG AREA REINIGING NV Juli 2012
Van afval naar grondstof
De wending in afval
Inhoudsopgave
Tijd voor de toekomst | van de directie
5
Samen kiezen voor flinke toename van grondstoffen | directiejaarverslag 2011
7
Profiel
13
Inzetten op flinke toename van grondstoffen
15
Extra accent op oud papier, karton en glas loont
19
Kerncijfers AREA Reiniging NV
25
Waarde toevoegen aan de kennis over afval voor gemeenten
27
Door vitaliteit volop presenteren | gezondheidsmanagement
31
Personeel in cijfers
35
Inspraak en medezeggenschap | ondernemingsraad
37
Vooruitzichten | focus op 2012
39
Evaluatie 5 jaar AREA Reiniging | bericht van Raad van Commissarissen
41
Stabiel jaar en financiële positie verbeterd
45
Financieel verslag 2011
47
Jaarrekening
48
Winst-en-verliesrekening over 2011
51
Kasstroomoverzicht over 2011
52
Toelichting op de balans en winst-en-verliesrekening
54
Overige gegevens
69
Controleverklaring
70
Colofon
72
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Van de directie
Tijd voor de toekomst
Terwijl ons jaarverslag 2011 verschijnt, bevinden we ons midden in de grote omwenteling in het denken over afval. Waar veel professionals en bedrijven in 2002 bijna schouderophalend kennisnamen van het boek ‘Cradle to cradle, afval = voedsel’ geschreven door Braungart & McDonough, zien we vandaag de dag dat elke gemeente en elk afvalbedrijf deze filosofie omarmt. Afval bestaat uit kostbare grondstoffen. Deze grondstoffen kunnen keer op keer worden hergebruikt. De rijksoverheid heeft de spelregels in het scheiden van afval aan de bron aangescherpt. Op dit moment wordt zelfs nagedacht over een strenger toezicht en een bonus/malussysteem om het behalen van scherpere doelstellingen te bevorderen. Want er is nog enorme winst te boeken. De recycling van het huishoudelijk afval ligt al jaren gemiddeld op 50 procent. De rijksoverheid wil dit verhogen tot 65 procent in 2015. Voor uw beeld: in het huishoudelijk afval van Drenthe (circa 116.000 ton per jaar) bevond zich in 2011 maar liefst 65 procent aan herbruikbare grondstoffen. De gemeenten en hun afvalbedrijven staan voor het oppakken van die kansen; een uitdaging die ook wij met een enorme passie voor afvalreductie aangaan. Wij beschouwen 2012 dan ook als een betekenisvol moment. Wij willen de verbinding aangaan met burgers, wethouders, bestuurders, gemeenteraadsleden, ondernemingen, scholen en kennisinstellingen om te komen tot een samenleving waarin we afval maximaal scheiden. Dat kunnen wij in gezamenlijkheid, door proactief in te zetten op hergebruik van waardevolle grondstoffen. In het belang van onze generatie en van de generaties na ons. De toekomst van hergebruik start vandaag. drs. Alfride Groenewold, algemeen directeur AREA Reiniging NV
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Directiejaarverslag 2011
Samen kiezen voor flinke toename van grondstoffen Drenthe is een van de prachtigste provincies van Nederland. De regio is rijk aan bos, natuur en landbouw en verdeeld in twaalf gemeenten. Hier wonen, werken en leren bijna een half miljoen mensen die allemaal dagelijks grondstoffen gebruiken. En nog te vaak restanten daarvan weer weggooien in de grijze container. Dat is precies wat AREA Reiniging effectief wil helpen verminderen. Want afval gooi je niet weg! AREA heeft de ambitie om de hoeveelheid restafval aanzienlijk te verkleinen. We staan voor duurzaamheid: meer groen en minder kosten in Drenthe. Uiteraard zijn we specifiek gericht op het afvalbeheer in de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen. Voor deze aandeelhouders willen wij als professionele inzamel- en kennisorganisatie van grote meerwaarde zijn en blijven. Maar we kijken nadrukkelijk verder. Want lokaal afvalbeleid en afspraken die in de regio zijn gemaakt, gaan hand in hand. Waarmee we willen zeggen dat één of enkele gemeenten afzonderlijk nooit zo effectief kunnen zijn als twaalf gemeenten samen. Daarom pleiten we zo sterk voor de ontwikkeling van één visie op afvalbeheer in Drenthe, gedragen door alle Drentse gemeenten, de provincie en de regionale (overheidsgedomineerde) afvalorganisaties. Afvalbeheer is een term die aan het verouderen is. Want afval is allang geen afval meer. Afvalbeheer is veel beter te typeren als grondstoffenmanagement. Daarbij wordt, in de visie van AREA, het restafval optimaal gescheiden, in de eerste plaats door burgers en bedrijven. Het managen van die grondstoffen in Drenthe is waar we gezamenlijk voor willen gaan. Alleen dan zullen in onze visie de beste resultaten worden behaald, in het belang van gemeenten, burgers en bedrijven. Veel resultaten uit 2011 bewijzen dat het gezamenlijk optrekken in grondstoffenmanagement niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer kansrijk is. Dat kan in allerlei samenwerkingsvormen. >>>
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
BOVENGEM I DDELDE OMVANG RESTAFVAL In 2011 werd in Coevorden 272 kilo restafval per persoon ingezameld, in Emmen 271 kilo en in Hoogeveen 220 kilo. Deze prestaties liggen respectievelijk 19,8, 9,3 en 11,7 procent hoger dan de streefvolumes die in het afvalbeheerbeleid van de drie afzonderlijke gemeenten zijn geformuleerd. Figuur 1, ingezamelde volumes restafval per inwoner in het AREA gebied Kilo’s per inwoner
Restafval per inwoner in
Restafval per inwoner in
Doel / vastgesteld in de kaderplannen:
Totaal restafval in
Coevorden
272
258
227
9.799.000
Emmen
271
255
248
29.604.000
Hoogeveen
220
218
197
12.068.000
Ook uit de benchmark afvalinzameling van de NVRD blijkt dat de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen op het volume van restafval bovengemiddeld scoren binnen de stedelijkheidsklassen 4 en 5. Figuur 2, enkele gegevens uit Benchmark afvalinzameling NVRD, 2011
Gemeente / publieke NV
Restafval per inwoners
Barneveld
202
Hof van Twente
206
Losser
216
AVRI
219
Cyclus NV
220
Soest
221
Oldenzaal
223
Area (gem)
244
Westvoorne
264
Veendam
279
RESTAFVA L B I EDT KANSEN De blijvend te hoge volumes restafval bieden enorme kansen in duurzaamheid en kostenbesparing, juist in tijden dat gemeenten fors moeten bezuinigen. Immers, hoe minder restafval wordt verwerkt door de gecontracteerde afvalverwerker, hoe lager de kosten. Dat geeft gemeenten de mogelijkheid om de afvalstoffenheffing te verlagen. In 2011 hebben wij namens de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen ruim 51 miljoen kilo huishoudelijk afval laten be- en verwerken door Attero in
Wijster, tegen een tarief van 112,56 euro per 1000 kilo restafval. Daarmee was een bedrag gemoeid van ruim 5,7 miljoen euro. In onze visie kunnen we het restafval verder terugdringen, door burgers te stimuleren en te faciliteren in het scheiden van grondstoffen. Op dit moment gebeurt dat in Coevorden, Emmen en Hoogeveen blijkbaar nog onvoldoende effectief; gemiddeld is hier een nuttige toepassing van 54 procent bereikt. In de kaderrichtlijn afvalstoffen wordt gesproken van 60 procent. 70 PROCENT H ERB RUI KBAAR Ook in andere Drentse gemeenten bestaat het restafval nog uit teveel waardevolle grondstoffen. Dit blijkt onder meer uit de afvalsorteeranalyses die in geheel Drenthe op dezelfde wijze zijn uitgevoerd. Elke 100 kilo restafval bevatte nog 70 procent herbruikbare grondstoffen. Dit resultaat laat onverkort zien dat er méér nodig is in Drenthe om grotere sprongen voorwaarts te maken naar minder restafval, minder kosten en meer groen. Wij denken dat dit kan door als twaalf gemeenten en hun (overheidsgedomineerde) afvalorganisaties gezamenlijk op te trekken. KU NSTSTOFVERPAKKI NGEN Dat het scheiden van afvalsoorten uit het restafval onmiskenbaar lonend is, bewijzen de prestaties van de inzameling kunststofverpakkingen in Coevorden, Emmen en Hoogeveen. In 2011 is opnieuw fors ingezet op separate inzameling. Met als resultaat dat in Coevorden 212.000 kilo is ingezameld, in Emmen 638.400 kilo en in Hoogeveen 343.050 kilo. Per 1000 kilo kunststofverpakkingsafval hebben de gemeenten een netto vergoeding van 475 euro ontvangen. Daarmee is een grondstoffenopbrengst van ruim 566 duizend euro gegenereerd. Dat is aanzienlijk. Toch weten we door de Drentse afvalsorteeranalyses dat deze opbrengst nog veel hoger kan: in het Drentse restafval blijkt nog 12,3 procent kunststofverpakkingen te zitten. Dat betekent, ook voor de AREA-gemeenten, dat nog 12,3 procent herbruikbare kunststoffen uit het restafval gescheiden kan worden. Dit betreft 6331 ton. De opbrengst hiervan legitimeert eveneens een inhoudelijke dialoog in geheel Drenthe over het hergebruik van grondstoffen in de afvalketen. KANSEN DOOR VERN I EUWI NGEN Een rondgang langs een aantal niet-Drentse partijen in afvalland, eind 2011 in gang gezet door AREA, leert dat diverse vernieuwingen in de inzameling en be- en verwerking van afval kunnen leiden tot goede resultaten. Diftar, ondergrondse containers voor restafval, extra inzamelmethodieken voor deelstromen en voorlichting en educatie kunnen effectief bijdragen aan de gewenste, forse reductie van het restafval. Nog sterker dan in 2011 zullen wij in 2012 inzetten op het verder onderzoeken en spiegelen van deze nieuwe kansen aan de Drentse gemeenten, >>> om zo de gewenste dialoog te voeden.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
B REDE EVALUATI E Terug naar AREA. Het jaar 2011 stond in het teken van een brede evaluatie. De prestaties van AREA en de samenwerking tussen de organisatie en onze aandeelhouders en opdrachtgevers zijn onder de loep genomen door organisatieadviesbureau KplusV. Met trots kunnen we constateren we een belangrijk deel van de in 2006 gestelde doelen hebben gerealiseerd. In de afgelopen zes jaren van ons bestaan zijn we actief geweest op vele fronten en hebben we belangrijke stappen voorwaarts gezet in het optimaliseren van de uitvoering en de invulling van onze groeistrategie. KplusV concludeert dat het AREA is gelukt om een professionele inzamel- en kennisorganisatie neer te zetten. Het besturingsmodel functioneert in grote lijnen zoals het bij aanvang was bedoeld. Ook de beoogde kostenreductie is over het algemeen gerealiseerd. Daarnaast heeft het kenniscentrum, AREA Kennis & Regie, zijn meerwaarde bewezen op de terreinen contractmanagement, educatie en communicatie. We zijn een kennispartner gebleken voor meer gemeenten dan Coevorden, Emmen en Hoogeveen en hebben wederom intensief samengewerkt met het ambtelijke afvalkennisplatvorm MarkeRein. In 2011 hebben we tevens een nieuwe, informatieve website geïmplementeerd, die ook zeer goed is beoordeeld door burgers. Verder hebben ruim vierduizend leerlingen en volwassenen een educatief bezoek gebracht aan ons kenniscentrum en de nabijgelegen milieustraat in Emmen. Wij zijn trots op deze prestaties en verheugd met het vertrouwen dat in de afgelopen jaren is gegroeid tussen en met onze opdrachtgevers en de samenleving. FI NANCI EEL RESULTAAT Ook in financieel opzicht hebben we prima prestaties geleverd. In 2011 is een netto winst gerealiseerd van bijna 1,3 miljoen euro. Dat is fors hoger dan de verwachte winst van 810 duizend euro. De omzet bedroeg in 2011 bijna 26,4 miljoen euro, ruim 300 duizend euro lager ten opzichte van 2010. Omdat AREA in staat is gebleken de bedrijfskosten met eveneens 300 duizend euro te verlagen, heeft deze omzetafname geen gevolgen gehad. De afvalverwerkingskosten in 2011 zijn gelijk aan 2010. Vermeldenswaardig is dat hierin de toenames van de afvalvolumes in ons werkgebied al zijn opgenomen. Het omzetaandeel voor AREA Zakelijk is gelijk gebleven met 2,5 miljoen euro. Door het aangaan van nieuwe eindverwerkingscontracten voor ons niet publieke afval hebben we een kostenreductie van maar liefst 23 procent gerealiseerd. Daarnaast hebben we een extra accent gelegd op het terugdringen van de operationele inzamelkosten voor onze gemeenten. Zo hebben we intensief gestuurd op efficiëntieverbeteringen in de productiviteit, de reductie van schades en een verder afnemend ziekteverzuim. Niet zonder resultaat: het verzuim is voor het zesde jaar op rij gedaald, van 4,99 procent in 2010 naar 4,72 procent in 2011 en de inzet van
flexibel personeel is stevig teruggedrongen. In totaliteit bleven de directe kosten hierdoor beheersbaar en konden we een teruggave aan onze gemeenten realiseren van vier euro per aansluiting. De brandstofkosten waren in 2011 juist beduidend hoger. De geraamde brandstofvolumes bleken correct. B LIJVEN STUREN OP KO STPRIJSVERLAGI NG Onze deelname aan de NVRD benchmark inzamelkosten is een belangrijk meetinstrument geweest bij het streven naar verlaging van de inzamelkosten. Uit de benchmark blijkt dat de AREA-gemeenten goed scoren op de inzamelkosten van het restafval en het gft-afval. Deze kosten zijn lager dan het gemiddelde in de benchmarkgroep, bestaand uit elf referentiegemeenten en hun inzamelorganisaties. In 2012 zullen wij wederom veel aandacht besteden aan een optimale inzet van mens en machines en het verder terugbrengen van de uitvoeringskosten voor onze opdrachtgevers. BURGER- EN M EDEWERKERTEVREDEN H EI D In 2011 zijn twee onderzoeken uitgevoerd om de tevredenheid onder burgers en medewerkers te meten. Het tevredenheidsonderzoek onder burgers was met 1176 respondenten representatief en leverde AREA het cijfer 7,5 op in de gemeenten Emmen en Hoogeveen en een 7 in Coevorden. Vooral de bereikbaarheid en de faciliteiten en diensten op de milieustraten zijn sterke punten gebleken. Verbeterpunt is de informatievoorziening in Coevorden. Ook het tarief van de milieustraten wordt in Emmen en Coevorden als aandachtspunt genoemd; in alle drie gemeenten wenst men hier verder een kortere wachttijd. In de visie van AREA nemen medewerkers een belangrijke plek in deze tevredenheid in. Het zijn onze mensen die AREA maken en die het beeld van een betrouwbare, klantgerichte en kostenbewuste organisatie wederom hebben waargemaakt. Het onderzoek naar de tevredenheid van medewerkers is uitgevoerd in samenwerking met de ondernemingsraad. Uit het onderzoek blijkt dat medewerkers tevreden zijn over hun werkzaamheden, arbeidsomstandigheden en over AREA als werkgever. Deze tevredenheid vertaalt zich in een gemiddeld cijfer van 7,7. Zowel de ondernemingsraad als de directie en het management zijn trots op deze resultaten. De samenwerking met de ondernemingsraad wordt sowieso als prettig ervaren. In 2011 hebben raad en directie zes keer vergaderd, waarvan één keer in het bijzijn van een lid van de Raad van Commissarissen. Enkele onderwerpen waren de groeistrategie van AREA, de hoofddoelen in 2011, de geplande bezuinigingen en de >>> verbeteringen in de uitvoeringsprocessen.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
OP TI MALISEREN OPERATION ELE PERFO RMANCE In 2011 hebben we eveneens een (diepgaand) onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden om onze operationele performance verder te verbeteren. Het verlagen van de operationele kosten en het verder verhogen van onze dienstverlening staan hoog in het vaandel. Vooruitlopend op de procesverbeteringen die we beogen, hebben we in 2011 een aantal projecten opgepakt en afgerond. Zo hebben we de afvalkalender gedigitaliseerd en de ontwikkeling van een app (een applicatie voor toepassing door smartphones en tablets) opgestart. Burgers kunnen daardoor online gemakkelijk en snel inzien welke afvalsoorten op welk moment in de eigen straat worden opgehaald. Hiermee kunnen we in de toekomst ook de drukkosten (van de papieren afvalkalender) van circa 30 duizend euro laten vervallen. Daarnaast is gestart met het project containermanagementregistratie. Gefaseerd worden alle containers in Coevorden, Emmen en Hoogeveen voorzien van een chip. Dit leidt in de eerste plaats tot optimalisatie van de gemeentelijke administratie: het adressenbestand van de gemeenten en het adressenbestand van de 168 duizend containers worden aan elkaar gekoppeld. In 2011 is ons volledige ICT platform al vervangen. Ook zijn we gestart met de invoering van een zogenaamd track & trace systeem. Dit eveneens in het kader van verhoging van onze operationele kwaliteiten: onze prestaties en bewegingen kunnen we straks eenvoudig en goed monitoren. Voor opdrachtgevers betekent dit dat zij onze dienstverlening beter kunnen volgen. Ook de historie van onze activiteiten is dan geborgd. Daarnaast zijn alle gegevens van onze strooiers en veegmachines snel inzichtelijk voor opdrachtgevers. De invoering van het complete systeem wordt in 2012 afgerond. DUURZAAM H EI D Als het om duurzaamheid gaat, geven we graag het goede voorbeeld. Zo zijn in 2011 56 zonnepanelen geplaatst op het dak van het brengstation klein chemisch afval in Emmen. Daarnaast is op deze locatie een (kleinere) windmolen geplaatst. GEZAM EN LIJKE VISI E Onze drive voor meer groen en minder kosten in Drenthe gaat in 2012 onverminderd voort. Wij blijven met veel passie voor ons vak en een grote betrokkenheid voor de kwaliteit van leven in onze regio investeren in de binding die in politiek en bestuurlijk Drenthe is ontstaan. Dat het gezamenlijk bouwen aan een collectieve visie op grondstoffenmanagement niet eenvoudig is, begrijpen wij. Maar wij zien het als onze taak om de dialoog in Drenthe te blijven voeden, ondersteunen en waar gewenst helpen leiden. Mevrouw drs. A.F.A.F. Groenewold, directeur AREA Reiniging NV
Profiel
AREA is opgericht in 2006 en verleent vanuit drie bedrijfsonderdelen verschillende diensten op het gebied van inzameling, be- en verwerking en preventie van afval alsook in strategisch en tactisch afvalbeheer. AREA Reiniging is verantwoordelijk voor de dagelijkse organisatie van de inzameling van het huishoudelijk afval in Coevorden, Emmen en Hoogeveen. Ook verzorgen we hier aanvullende diensten zoals het beheer van de openbare ruimte, het reinigen van wegen, het kolken van straatputten, het bestrijden van ongedierte en het bestrijden van gladheid. Elke gemeente kiest daarin zijn eigen dienstenpakket. AREA Zakelijk regelt de inzameling van bedrijfsafval voor circa 3.500 zakelijke klanten in de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen. AREA Kennis & Regie is de kennisorganisatie in afvalbeheer en verleent en coördineert kennisintensieve diensten die afgenomen kunnen worden door alle twaalf gemeenten. Zoals strategisch en beleidsmatig advies en ondersteuning, contracten facilitymanagement en preventie en voorlichting. AREA Kennis & Regie werkt intensief samen met MarkeRein, het afvalkennisplatform in Drenthe.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Inzetten op flinke toename van grondstoffen
In hebben burgers in Coevorden, Emmen en Hoogeveen meer restafval aangeleverd dan de gemeenten lief is. De trend ten opzichte van is zelfs stijgende. Jaarlijks zetten de gemeenten de inzamelprestaties af tegen de gewenste norm, die zij zelf hebben beschreven in hun afvalbeleidsplannen. Voor de gemeenten en AREA betekent het stijgen van de hoeveelheid afval dat ander uitvoeringsbeleid nodig is. Coevorden wil in 2015 nog maar 227 kilo restafval per inwoner per jaar inzamelen. In Emmen ligt dit aantal op 248 kilo en in Hoogeveen op 197 kilo. Belangrijker nog is dat de gemeenten aanzienlijk meer grondstoffen gaan inzamelen, zoals gft, glas, papier, textiel en kunststofverpakkingen. Al deze grondstoffen zijn te vermarkten (lees: verkopen) op de grondstoffenmarkt. Gezien de huidige inzamelprestaties zijn dit mooie uitdagingen. Maar met ander uitvoeringsbeleid moet het haalbaar zijn om de doelen in 2015 te hebben bereikt. AREA ziet het als haar taak gemeenten hierbij adequaat te ondersteunen. RESTAFVAL FORS VERM I N DEREN Een van de maatregelen van het afvalbeleid van de drie gemeenten is het regelmatig uitvoeren van sorteeranalyses. Hieruit blijkt dat het restafval uit nog steeds 70 procent herbruikbare grondstoffen bestaat (zie figuur 4). Dit betekent dat 70 procent van de ingezamelde kilo’s restafval gescheiden had kunnen worden tot monostromen, die als grondstoffen vermarkt hadden kunnen worden op de grondstoffenmarkt. Uit vergelijkingen met andere gemeenten weten we dat de hoeveelheid restafval fors omlaag kan. Zo wordt in Apeldoorn bijvoorbeeld 160 kilo restafval ingezameld en is in Druten sprake van slechts 67 kilo restafval. In Boxmeer ligt dit aantal zelfs op 57 kilo, al is dit uitzonderlijk laag. Maar het is de toekomst: in de branche leeft een heilig geloof dat afval straks niet meer bestaat. De vergelijking met andere gemeenten leert ook dat de betere prestaties zijn behaald door gebruikmaking van andere inzamelstructuren, zoals diftar, omgekeerd inzamelen of schoon en herbruikbaar inzamelen. RECYCLI NG VERDER VERGROTEN Uit het boek dat AREA in 2012 publiceert over trends en visies in afval blijkt dat in andere regio’s, zoals in Vlaanderen, verregaande recycling mogelijk is, tot ver boven de 70 procent. De drie Drentse gemeenten zitten hier nog niet op. Het lijkt erop dat een andere inzamelstructuur nodig is om meer grondstoffen te winnen in de gemeenten. In Vlaanderen ligt bijvoorbeeld de dichtheid van afvalbrengstations veel hoger: binnen een bepaald gebied zijn relatief veel meer afvalbrengstations gevestigd dan binnen eenzelfde gebiedsomvang in de drie Drentse gemeenten. Voor Coevorden, Emmen en Hoogeveen kunnen deze inzichten helpen bij het moge>>> lijk veranderen van de huidige inzamelstructuur.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Figuur 3, totale hoeveelheid restafval per inwoner in de drie gemeenten Coevorden
Totaal ingezamelde restafval in kg
Emmen
Hoogeveen
9.799.000
9.283.000
29.604.000
27.858.000
12.068.000
11.943.000
272
258
271
255
220
218
Totaal ingezamelde restafval in kg per inwoner Doelstelling inzameling per inwoner in 2015 Doelstelling CO2 reductie in kg in 2015
227
248
197
1.701.000
3.894.000
1.909.000
33,28 30,63 30,86 31,87
Figuur 4, waaruit bestaat het restafval in 2011? 35
25
22,49 22,08 23,95 22,86
30
20
11,36 10,74 7,24 8,5
15
4 3,98 4,81 3,82
3,19 4,25 4,95 4,4
Hout
Steenachtig
1,04 0,54 1,22 0,62
2,1 2,48 1,93 2,4
0,43 0,14 0,63 0,37
5
4,34 5,16 4,39 4,61
3,56 3,07 3,97 3,55
2,83 4,14 4,15 3,82
10
AREA 2011
AREA 2010
Provincie Drenthe 2011
Restafval
Bruin- en witgoed
Kunststof verpakkingen
Plastic
Glas
Textiel
Papier
Drankenkartons
Klein chemisch afval
Groente-, fruit- en tuinafval
0
Provincie Drenthe 2010
Figuur 5, verhouding totale hoeveelheid afval ten opzichte van het LAP 2 en Europese normen 800 700 600 500 400 300 200 100 0 2011
2010
2011
2010
Coevorden
Totaal ingezameld in kg per inwoner
2011
Emmen
Landelijke norm
2010 Hoogeveen
Europese norm
Figuur 6, totale hoeveelheid afval per inwoner in de drie gemeenten
Coevorden Totaal ingezameld in kg
Emmen
28.525.017 28.149.060 66.896.779
Hoogeveen
64.717.35 33.459.285 32.862.571
Totaal ingezameld in kg per inwoner
791
779
613
591
610
599
Landelijke norm
597
597
565
565
560
560
Europese norm
520
520
520
520
520
520
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Extra accent op oud papier, karton en glas loont
In heeft AREA in de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen minder oud papier en karton ingezameld dan in . Niet alleen is het gemiddelde aantal ingezamelde kilo’s lager, ook in het restafval is minder oud papier en karton aangetroffen. Eenzelfde trend is te zien bij glas. In is iets minder glas ingezameld en ook het restafval bevatte minder glas. Hoewel de vermindering van oud papier, karton en glas in het restafval positief is, kan en moet het nog steeds veel beter. In 2011 is per inwoner namelijk toch nog 25 kilo oud papier en karton en 11 kilo glas in het restafval terecht gekomen. Dat is zonde. Want een groot deel van deze kilo’s is verbrand, wat aanzienlijk duurder is dan recycling. Dat merken gemeenten in de tarieven die zij moeten betalen voor de verwerking van het afval. En hogere kosten voor gemeenten betekent vaak een hogere afvalstoffenheffing voor burgers. Dat is ongewenst. M I N DER KOSTEN Het loont ook om een andere reden om grondstoffen als oud papier, karton en glas apart te houden van het restafval: grondstoffen zijn geld waard! Gemeenten kunnen het ingezamelde oud papier, karton en glas vermarkten (lees: verkopen) aan producenten. Dat levert gemeenten meer geld op, waarmee zij de kosten voor de inzameling (deels) kunnen betalen. Ook producenten kopen liever gebruikte grondstoffen dan nieuwe grondstoffen. Nieuwe grondstoffen zoals bijvoorbeeld zand, kalk en soda -waar glas van wordt gemaakt- zijn schaarser en daardoor duurder dan gebruikte glasscherven. M EER M I LI EUWI NST Door afvalstromen te scheiden ontstaat bovendien milieuwinst. Bomen hoeven niet meer nutteloos te worden gekapt en zand, kalk en soda hoeven niet onnodig uit de aarde te worden gehaald. Er is minder verspilling. Bovendien wordt met elke tien procent aan gebruikte glasscherven een energiebesparing van 2,5 procent gereali>>> seerd. Ook dat spaart kosten én milieu.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Figuur 7, papier in getallen Coevorden
Emmen
Hoogeveen
Totaal ingezameld in kg
2.283.000
2.356.000
7.069.000
7.745.000
3.839.000
4.031.000
Totaal ingezameld in kg per inwoner
63
65
65
71
70
74
Totaal niet ingezameld in kg per inwoner (in restafval)
30
27
26
27
25
25
Doelstelling inzameling per inwoner in 2015
86
86
82
82
90
90
1.301.826
1.301.826
2.632.698
2.632.698
1.212.985
1.212.985
Doelstelling CO2 reductie in kg in 2015 Figuur 8, glas in getallen
Coevorden
Emmen
Hoogeveen
Totaal ingezameld in kg
688.000
712.000
1.543.000
1.649.000
1.034.000
1.097.000
Totaal ingezameld in kg per inwoner
19
20
14
15
19
20
Totaal niet ingezameld in kg per inwoner (in restafval)
14
14
12
17
10
8
Doelstelling inzameling per inwoner in 2015
22
22
17
17
20
20
17.487
17.487
60.120
60.120
28.241
28.241
Doelstelling CO2 reductie in kg in 2015
Wat kan in de papierbak? • • • • •
Kranten, folders, brochures, tijdschriften, brieven, (venster)enveloppen, kleur- en leesboeken, pockets en agenda’s Kartonnen dozen van spelletjes Verpakkingskarton van etenswaren Cadeaupapier Papier om voedsel warm te houden
Wat kan NIET in de papierbak? • •
Kunststof verpakkingshoesjes waarin (reclame)drukwerk zit Pizzadozen en andere dozen met een (vet geworden) folielaag
Wat kan in de glasbak? • • •
Glazen flessen, potten en potjes Gebroken glazen drinkglazen Gebroken glazen vazen
Wat kan NIET in de glasbak? • • •
Glazen deksels van pannen Glazen deuren van magnetrons en ovens Deksels, kroonkurken en andere afsluitmaterialen
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Van oud naar nieuw papier en karton STAP 1: TRANSPORT NAAR VERWERKI NGSB EDRIJVEN • Oud papier en karton worden huis aan huis ingezameld in de woonwijken in Coevorden, Emmen en Hoogeveen. • Oud papier en karton worden naar de milieustraten van AREA gebracht. • Oud papier en karton worden verzameld in containers. • Volle containers worden verkocht aan verwerkingsbedrijven. • Vrachtwagens brengen de containers naar de verwerkingsbedrijven. STAP 2: SORTEREN, REI N IGEN EN PERSEN • Verwerkingsbedrijven sorteren de verschillende papier- en kartonsoorten. • Materialen die niet van papier of karton zijn, worden zoveel mogelijk verwijderd. STAP 3: TRANSPORT NAAR PAPI ERFAB R I EKEN • De papier- en kartonsoorten zijn gereed voor transport naar de papierfabrieken. STAP 4: PRODUCTI E VAN N I EUW PAPI ER EN KARTON • De papier- en kartonsoorten worden voor de tweede keer gesorteerd. • De papier- en kartonsoorten worden met water vermengd; er ontstaat pulp. • De nog aanwezige fijne verontreinigingen worden uit de papiervezelbrij gezeefd. • De papiervezelbrij wordt met zeepachtige stoffen gewassen, zodat de brij ontinkt. • De gereinigde pulp wordt eventueel vermengd met verse houtvezels. • De brij wordt in een grote papiermachine gedaan. • Afhankelijk van de gewenste kwaliteit worden vulstoffen en hulpstoffen als klei en hars toegevoegd. • De papiermachine verdeelt de pulp gelijkmatig over een snel ronddraaiend zeefdoek. • Het water uit de pulp wordt weggezogen met behulp van zwaartekracht. • De dunne pulplaag wordt geperst en gedroogd. • Eventueel wordt het oppervlak voorzien van een strijklaag of coating van latex. STAP 5: SN IJDEN • De grote, brede rollen uit de papiermachines worden op de gewenste breedte gesneden.
Van oud naar nieuw glas STAP 1: TRANSPORT NAAR VERWERKI NGSB EDRIJVEN • Glas wordt in glasbakken in de woonwijken en op de milieustraten in Coevorden, Emmen en Hoogeveen verzameld. • Glas wordt in containers naar glasverwerkingsbedrijven gebracht. STAP 2: CO M P OSTEREN, SORTEREN, PLET TEN EN VERDER SCH EI DEN • Op het composteerterrein van de glasverwerkingsbedrijven worden de organische resten, die nog aan het glas zitten, in zes tot acht weken gecomposteerd. • Handmatig en per kleursoort worden grote verontreinigingen van het glas ontdaan. • Het glas wordt per kleursoort met een breker tot kleine scherven gebroken. • De kleine scherven worden door een automatische sorteermachine gevoerd. • Alle ferro en non-ferro metalen worden uit de glasstroom verwijderd. • De ferro en non-ferro metalen worden gescheiden afgevoerd naar de metaalrecyclage en verder verwerkt tot nieuwe grondstoffen voor de metaalindustrie. • De glasscherven worden per scherfgrootte verdeeld in verschillende stromen. • Een dubbele batterijscheider haalt kleinere delen keramiek, steen en porselein uit de glasstroom. • Andere overgebleven afvalsoorten worden met behulp van luchttechnieken van de glasscherven gescheiden. • Tijdens de eindcontrole, waarbij ook camera’s worden gebruikt, worden eventueel afwijkende kleuren glas nog uit de stroom gehaald. STAP 3: TRANSPORT NAAR GLASPRODUCTI EB EDRIJVEN • De verwerkingsbedrijven brengen het glas naar glasproductiebedrijven. STAP 4: PRODUCTI E VA N N I EUW GLAS • De glasscherven worden per kleursoort in een oven gestopt. • Het glas wordt verhit tot een temperatuur van ongeveer 2300 graden. • Het glas kan worden geblazen tot elke gewenste vorm.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Producten en diensten Coevorden
Emmen
Hoogeveen
Inzameling restafval en GFT
X
X
X
Inzameling grof huishoudelijk afval (grof vuil) aan huis
X
X
X
Inzameling papier en karton
X
X
X
Inzameling glas in glascontainers
X
X
X
Inzameling KCA (aan huis)
X
X
X
Afvalbrengstation (milieustraat)
X
X
X
Afvaltransport van huishoudelijk afval
X
X
X
Beheer en onderhoud van containers
X
X
X
Kolkenreiniging
X
X
X
Straatvegen
X
X
X
Plaagdierbestrijding
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Gladheidbestrijding Inzameling kadavers kleine (huis)dieren
X
Inzameling clandestien afval Calamiteitendienst
X
X
X
Meldpunt (klachten en grofvuil-lijn)
X
X
X
Afvalkenniscentrum
X
X
X
Communicatie
X
X
X
AREA Reiniging NV zet zich dagelijks in voor een beter milieu, een prettige leefomgeving en zo laag mogelijke kosten. Dat doet AREA voor drie gemeenten in Zuid- en Oost-Drenthe. Daarbij wil het ambitieuze bedrijf een trouwe bondgenoot voor gemeenten, burgers en andere relaties zijn. AREA wil hen van de beschikbare kennis en mogelijkheden laten profiteren.
AREA Reiniging NV
Kerncijfers
Coevorden
Aantal inwoners
36.049
36.146
36.086
35.982
35.983
36.500
Aantal aansluitingen
14.656
14.656
14.620
14.846
14.919
14.707
Bezoekers Milieustraat
26.305
28.596
30.965
31.344
32.008
30.552
791
770
807,90
807,88
784,20
700,40
28.525
27.764
29.155
29.069
28.218
25.565
108.000 109.256
108.833 109.510
109.150 109.472
109.472 109.150
109.510 108.833
108.000 109.256
Aantal aansluitingen
46.876 46.463
45.101 46.003
45.396 45.812
45.812 45.396
46.003 45.101
46.876 46.463
Bezoekers Milieustraat
80.582 96.607
84.407 90829
82.957 80.968
80.968 82.957
84.407 90829
80.582 96.607
681 612
652,25 595
660,26 624,90
624,90 660,26
652,25 595
681 104
73.585 66.897
70.986 65.133
72.067 68.407
68.407 72.067
65.133 70.986
73.585 66.897
Aantal inwoners
54.826
54.800
54.785
54.477
54.311
54.000
Aantal aansluitingen
23.061
22.761
22.605
22.354
22.271
22.271
Bezoekers Milieustraat
51.286
52.551
52.867
54.941
55.448
52.775
610
599
613,70
685,41
651,76
639,70
33.459
32.860
33.620
37.339
35.398
34.543
200.131
200.456
200.343
199.609
199.127
198.500
84.180
83.420
83.037
82.596
82.291
84.329
174.198
171.976
164.800
169.242
171.863
163.909
644
627
682,17
717,85
696,07
673,70
128.881
125.757
131.183
138.475
134.602
133.693
Afval per inwoner (kilo) Totaal afval per gemeente (ton) Emmen
Aantal inwoners
Afval per inwoner (kilo) Totaal afval per gemeente (ton) Hoogeveen
Afval per inwoner (kilo) Totaal afval per gemeente (ton) Totaal AREA Reiniging
Aantal inwoners Aantal aansluitingen Bezoekers Milieustraat Afval per inwoner (kilo) Totaal afval (ton)
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
AREA Kennis & Regie
Waarde toevoegen aan de kennis over afval voor gemeenten Bij de oprichting van AREA is door de gemeenten besloten dat AREA ook het kenniscentrum zal zijn voor de gemeenten. Vanaf bestaat AREA Kennis & Regie. Met het woord regie bedoelt AREA dat zij namens en voor de gemeenten de regie voert in het vermarkten van afval afkomstig van de afvalbrengstations. Ook voert zij namens de gemeenten de regie op voorlichtingsprogramma’s aan scholen en burgers en eveneens namens de gemeenten regie op de uitwerking van afvalbeheerprogramma’s. Het mooie van AREA Kennis & Regie is dat het een bundeling van een aantal functies betreft. Functies die bij de start van AREA al vertegenwoordigd waren in AREA. Vanuit AREA Kennis & Regie kennen wij de volgende diensten: contractmanagement van afvalcontracten, facilitymanagement (bouwen van milieustraten), voorlichting en preventie alsmede afvalbeleid en kwaliteit, arbo en milieu. DE PRAKTIJK I N 2011 In het afgelopen jaar heeft het kenniscentrum van AREA voor verschillende gemeenten nieuwe afvalsorteeranalyses uitgevoerd, milieustraten gemoderniseerd, afvalstromen gebundeld, contracten afgesloten, nieuwe beleidsplannen ontwikkeld, campagnes gehouden en educatie aan meer dan 4000 jeugdige en volwassen mensen verzorgd. AREA Kennis & Regie kijkt positief terug, maar ook vooruit. Naar de ontwikkeling van nieuwe kennis, in het belang van gemeenten. WI N WI N Als instrument van de gemeenten wil het kenniscentrum van grote toegevoegde waarde zijn in afvalbeheer. Door kennis te ontwikkelen, te delen en specialistische taken (deels) te verzorgen, kunnen gemeenten kosten besparen, beter voldoen aan duurzaamheidsdoelen en de kwaliteit van dienstverlening aan de burger vergroten. De kosten van het kenniscentrum zijn beheersbaar (0,55 ct per aansluiting) en ook heeft de oprichting van AREA Kennis & Regie niet tot uitbreiding van de personele formatie geleid. Dat noemen wij win win streven! KEN N IS EN I N FORMATI E Duurzaamheidsdenken en prijsdenken gaat bij afval hand in hand. Het recyclen van het grijze afval (het huishoudelijke afval in de grijze container) krijgt meer en meer prioriteit vanuit duurzaamheid en kostendruk! In de rest van Nederland worden veel innovaties in de inzamellogistiek voorbereid dan wel doorgevoerd, om zo de transitie van afval naar grondstoffen te realiseren. Doel van de nieuwe inzamelmethodieken is het winnen van zoveel mogelijk waardevolle grondstoffen uit het restafval. AREA Kennis & Regie volgt samen met en voor haar gemeenten de ontwikkelingen op de voet en doet mede op basis daarvan verbetervoorstellen aan de aandeelhoudende gemeenten. Ook andere gemeenten maken al gebruik van de kennis >>> van het kenniscentrum. Dat gebeurde ook in 2011.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
REGI E EN BUN DELI NG Een belangrijke rol van het kenniscentrum is het bundelen van volumes in grondstoffen en restafval. Area Kennis & Regie werkt hierin samen met andere Drentse gemeenten in het brede afvalkennisplatform MarkeRein. Door deze samenwerking wordt getracht in geheel Drenthe zoveel mogelijk afvalstromen te bundelen. AREA Kennis & Regie kan daardoor lagere tarieven bedwingen bij afvalverwerkingsbedrijven, alsmede regie voeren op de aard en omvang van de bewerking van het afval. Elke afzonderlijke gemeente profiteert daarvan. Het kenniscentrum heeft de expertise om deze contracten (Europees) aan te besteden en zo gemeenten te adviseren tot het afsluiten van de meest aantrekkelijke contracten.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Gezondheidsmanagement
Door vitaliteit volop presteren
Volop presteren lukt alleen als je fit bent. Daarom vinden we de vitaliteit van onze medewerkers belangrijk. Dat begint bij fit en gezond leven. Om hen daarbij te ondersteunen, is gezondheidsmanagement een structureel onderdeel binnen AREA. Zo kunnen we ook als organisatie efficiënt blijven werken en voldoen aan de eisen van onze klanten.
B EWEG EN HARDLOPEN Vorig jaar hebben we verschillende bewegingsactiviteiten georganiseerd, waaronder hardlopen. Medewerkers konden in samenwerking met de Emmer Atletiek Club ‘De Sperwers’ deelnemen aan verschillende clinics. Acht medewerkers zijn hiermee in 2011 gestart. Met succes! Na veel trainen hebben ze vorig jaar deelgenomen aan de Rietplasloop. FI ETSEN In 2011 heeft een medewerker meegedaan aan het wielerevenement de Alpe d’HuZes. Dit is een initiatief om te omarmen. Daarom hebben we ons ingeschreven om in 2012 met een eigen team te starten. Helaas zijn we hiervoor uitgeloot. Wel kunnen we meedoen aan het wielerevenement van Stichting Mont Ventoux. Ter voorbereiding daarop kunnen medewerkers aan verschillende clinics meedoen. Deze worden verzorgd door ex-profwielrenner Erwin Nijboer. SPORTABON N EM ENTEN Bewegen is alleen leuk als je er plezier aan beleeft. Daarom hebben we contracten afgesloten met verschillende sportscholen. Zodat medewerkers kunnen kiezen welke sport(en) ze willen uitoefenen. Tegen gereduceerd tarief kunnen zij sporten in de omgeving van Emmen en Hoogeveen. Deze sporten lopen uiteen van fitness en volleybal tot aquajogging en schaatsen. Medewerkers kunnen zich voor deze activiteiten opgeven. Vorig jaar hebben vijftien medewerkers gebruik gemaakt van dit aanbod. Dit zijn meer medewerkers ten opzichte van 2010. Vanwege dit succes, >>> bieden we de sportabonnementen ook in 2012 aan.
‘Samen met collega’s trainen voor een bepaald doel versterkt ook de onderlinge band’
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
M ET EN FIT TESTEN Beweging zorgt ervoor dat je fit wordt én blijft. Zowel lichamelijk als geestelijk. Maar welk effect heeft dat op je totale gezondheid? Om dat inzichtelijk te maken, heeft AREA ook vorig jaar fittesten aangeboden. Een fittest bestaat uit verschillende onderdelen. Zo wordt onder meer de bloeddruk, het cholesterol- en glucosegehalte, het gewicht en de lengte gemeten. Andere onderdelen zijn een lenigheidstest, krachttest en conditietest. In 2011 hebben 57 medewerkers deelgenomen aan de fittesten. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2010. 28 van deze deelnemers namen hier ook al in 2010 deel aan. Bij hen is daardoor het effect van de activiteiten goed meetbaar. Alle 28 hebben hun gezondheid verbeterd, zo blijkt uit de fittesten. De BMI’s, de Body Mass Index, zijn gedaald en de fitheid is gestegen. Dat is een positief resultaat.
‘Door de tweede fittest weet je welk effect beweging en voeding op de gezondheid hebben’
LEEFSTIJL STOPPEN M ET RO KEN Ook leefstijlgewoontes zijn van invloed op de gezondheid. Een van die gewoontes kan roken zijn. Net als in 2010 heeft AREA vorig jaar de cursus ‘Stoppen met roken’ aangeboden. Negen deelnemers zijn enthousiast aan de cursus begonnen, maar niet gestopt. Dat is jammer. Omdat we medewerkers graag willen blijven stimuleren en ondersteunen, wordt de cursus ook in 2012 aangeboden. VOEDI NG EN KA NTI N E Door gezonde voeding voel je je fitter. Daarom heeft AREA hier vorig jaar meer aandacht aan besteed. Zo kunnen medewerkers dagelijks gratis een stuk vers fruit nuttigen en elke eerste dinsdag van de maand een gezonde snack proeven. Dit varieert van een quiche tot kwark met aardbeien. De mogelijkheid om eens een vette hap te eten, blijft. Maar we proberen die keuze te ontmoedigen. Om de kantine sfeervoller te maken, is deze vorig jaar gerestyled. De kantine is opnieuw geverfd en de wanden zijn aangekleed. Daarnaast is een schuifwand volledig gepaintbrusht. Hierdoor oogt de kantine als een bedrijfsrestaurant.
B EDRIJFSZORGPA KKET AREA vindt het belangrijk dat medewerkers bij gezondheidsklachten snel worden geholpen. Daarom hebben we met zorgverzekeraar IZA een bedrijfszorgpakket afgesloten. Hierdoor kunnen medewerkers bij gezondheidsklachten eenvoudig terecht bij bijvoorbeeld een fysiotherapeut, bedrijfsmaatschappelijk werker of psycholoog. Een ander onderdeel van het pakket is wachtlijstbemiddeling. Dit betekent dat als een medewerker lang moet wachten op een behandeling, hij of zij de mogelijkheid heeft om elders sneller terecht te kunnen.
‘Onbewust kijken we toch wel elke eerste dinsdag van de maand uit naar die gezonde snack’
Effecten 2011
12 11 10
Netto percentages
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Cumulatief tot en met maand
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
10,66
9,38
7,74
6,16
5,47
5,14
6,63
6,91
6,17
5,76
5,81
5,85
6,13
6,99
5,76
5,22
4,72
4,52
jul 4,9 5,37 4,38
aug 4,9 4,95 4,31
sep 5,05 4,8 4,47
okt 5,3 4,87 4,39
nov 5,49 4,86 4,67
dec 5,73 4,99 4,72
Vergelijking verzuimpercentages
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
• Aantal deelnemers aan gezondheidsactiviteiten is toegenomen. • Medewerkers zijn gezonder en fitter. • Sporten werkt aanstekelijk; deelnemers doen aan regionale evenementen mee. • Sporten leidt tot teambuilding. • Medewerkers hebben meer aandacht voor gezonde voeding. • Ziekteverzuim is verder gedaald naar 4,72 procent.
Activiteiten 2012 • • • • •
Fittesten. Preventief Medisch Onderzoek. Sportclinics. Sportabonnementen. Deelname aan verschillende hardloop- en fietsevenementen. • Cursus ‘stoppen met roken’. • Aandacht voor gezonde voeding. • Bedrijfszorgpakket.
A R E A
R E I N I G I N G
Mensen maken AREA
Personeel in cijfers
Personeelsbezetting (in aantallen)
Gemiddeld aantal werknemers (exclusief inhuur personeel)
135
137,5
139
133,5
Waarvan mannen
123
127,5
130
125
Waarvan vrouwen
12
10
9
8,5
121,68
124,35
125,7
120,1
1
2
0
1
26 – 35 jaar
11
14
20
19
36 – 45 jaar
32
34
39
38
46 – 55 jaar
27
26
24
28
56 jaar of ouder
29
24
17
14
46,13
45,7
45,7
45,5
Totaal verzuim
4,72
4,99
5,73
7,45
Zeer kort verzuim 1 t/m 7 dagen
3,26
3,21
3,72
4,25
Kort verzuim 8 t/m 14 dagen
0,78
0,80
1,22
1,40
Middellang verzuim 15 t/m 42 dagen
0,46
0,52
0,54
0,90
Lang verzuim 43 dagen of meer
0,25
0,46
0,25
0,90
Meldingsfrequentie per medewerker per jaar
1,77 keer
1,42 keer
1,78 keer
1,65 keer
13,05 dagen
16,56 dagen
13,77 dagen
23,73 dagen
Totaal studiekosten
79.415
106.778
100.988
81.152
Besteding per medewerker
588,26
790
716
597
1,15
1,50
1,42
1,24
Gemiddeld aantal fte’s (40 uur per week) Leeftijdsopbouw (in procenten)
25 jaar of jonger
Gemiddelde leeftijd Ziekteverzuim (in procenten)
Gemiddelde ziekteverzuimduur Studiekosten (in euro’s)
Percentage van de loonsom
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Ondernemingsraad
Inspraak en medezeggenschap
De ondernemingsraad van AREA bestaat uit zeven betrokken leden. Minimaal zes keer per jaar komt de raad bijeen om uiteenlopende onderwerpen te bespreken. In heeft de ondernemingsraad drie omvangrijke onderwerpen besproken. RUI M ERE OPEN I NGSTIJDEN AREA Reiniging heeft vier milieustraten, namelijk in Coevorden, Emmen, Hoogeveen en Zweeloo. De gemeenteraden hebben de wens uitgesproken om de openingstijden voor burgers te verruimen. Dit betekende ook andere werktijden voor medewerkers en dienstroosters van tien uur per dag. De ondernemingsraad heeft dit onderwerp besproken en een voorstel gedaan aan de directie. Dit voorstel is omarmd door directie en MT, waarna is besloten dat de nieuwe openingstijden per 2012 van start gaan. In Coevorden en Emmen en Hoogeveen en Zweeloo gelden daardoor vanaf 2012 gelijke openingstijden. VASTSTELLEN RAU Net als voorgaande jaren is in 2011 het target vastgesteld van de Resultaat Afhankelijke Uitkering (RAU). De maximum RAU voor 2012 is gesteld op 5,0 procent. EVALUATI ERAPPORT TER I N ZAGE De ondernemingsraad heeft vorig jaar het eindrapport evaluatie AREA ontvangen. Tijdens enkele bijeenkomsten met de directie is over de bevindingen gesproken.
V E R H U I Z I NG Een andere ontwikkeling is de verhuizing van de locatie van de ondernemingsraad. De locatie van het afvalkenniscentrum is sinds vorig jaar het nieuwe onderkomen van de ondernemingsraad. Hierdoor heeft de raad meer ruimte gekregen.
Onderwerpen 2011 • Openingstijden milieustraten • Resultaat Afhankelijke Uitkering • Evaluatierapport AREA
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
Voorlopige agendapunten 2012 • Evaluatierapport AREA • Bezuinigingen • Resultaat Afhankelijke Uitkering • Kilometervergoeding voor medewerkers
R E I N I G I N G
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Focus op 2012
Vooruitzichten
In blijkt vanuit welke provinciale visie Drenthe wil sturen op afvalbeheer en de uitwerking hiervan. Mogelijk komt al in zicht op de be- en verwerking van huishoudelijk restafval vanaf , het moment dat het contract met Attero afloopt. Er zijn volop kansen om recycling, duurzaamheid en kostenbesparingen in en verder concreet vorm te geven. Als overheidsgedomineerde organisatie wachten wij die visievorming af. Intussen bereiden wij ons gedegen voor op nieuwe uitdagingen. Daarom investeren wij volop in kennisontwikkeling. B US I N ES S PLAN Samen met de aandeelhouders hebben we geconstateerd dat het ontwikkelen van een nieuw strategisch meerjarenplan de nodige tijd vergt. Het jaar 2012 wordt benut voor de vorming van een nieuwe visie. Het businessplan van AREA krijgt op basis daarvan vorm. AFVALB ELEI DSPLAN N EN UITWERKEN De uitwerking van de meerjaren afvalbeleidsplannen van Coevorden, Emmen en Hoogeveen vindt plaats in 2012. Dit doen we in nauwe samenwerking met de beleidsmedewerkers van de gemeenten. Gestreefd wordt om de eerste afval(mini)rotondes te plaatsen in de drie gemeenten. I N ZAM ELI NG OP TI MALISEREN In 2012 gaan we verder op de ingeslagen weg om de inzameling van de afvalstromen in Coevorden, Emmen en Hoogeveen te optimaliseren. Onze doelen zijn helder: we willen nog meer efficiëntie en nog meer kostenreductie. Dit denken we (mede) te kunnen realiseren door de aanpassing van de werkroosters van medewerkers op de milieustraten en het verder verbeteren van inzamelroutes. In de uitvoeringsbegroting van 2012 is ingezet op een reductie van tien procent van de uitvoeringsuren. In Hoogeveen worden verder vijftig ondergrondse containers geplaatst. DUURZAAM H EI D VERGROTEN In 2012 plaatsen we zestig extra zonnepanelen op het dak van onze locatie in Emmen. Het totaal aan zonnepanelen komt daarmee uit op honderd. Ook vervangen we een vijftal inzamelvoertuigen voor nieuwe, duurzame vrachtwagens.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Bericht van de Raad van Commissarissen over het boekjaar 2011
Evaluatie 5 jaar AREA Reiniging
Bij de oprichting van AREA Reiniging NV in is door de deelnemende gemeenten afgesproken na vijf jaar het bedrijf te toetsen aan de oorspronkelijke uitgangspunten en doelstellingen. Eind is het rapport “Evaluatie AREA ” opgeleverd door het onafhankelijk adviesbureau KplusV. Naast bovenvermelde toetsing gaat dit rapport in op de verdere ontwikkeling van AREA in de komende jaren. De Raad van Commissarissen bracht over het rapport advies uit aan de aandeelhoudende gemeenten waarin zij zich achter de bevindingen van het rapport “Evaluatie AREA -” opstelt. TOETSI NG AAN LAN DELIJKE B ENCHMARKS LEI DT TOT B ETERE OPERATION ELE PRESTATI ES De Raad van Commissarissen stelt vast dat het toetsen van de eigen prestatieindicatoren van AREA aan die van vergelijkbare collegabedrijven niet alleen hebben geleid tot een beter inzicht in de eigen prestaties maar tevens tot een behoorlijke verbetering daarvan. Dit proces zal zich, zoals hierboven reeds aangegeven, naar verwachting ook in 2012 voortzetten en tot een verdere verbetering van het operationele resultaat leiden. Dit proces wordt gedragen door het gehele personeel. CORPORATE GOVERNANCE De Raad van Commissarissen heeft over het jaar 2011 haar jaarlijkse zelfevaluatie uitgevoerd met de hulp van een extern deskundige. Als uitvloeisel van deze zelfevaluatie heeft de Raad van Commissarissen besloten het profiel van de leden van de RvC te actualiseren met het oog op het verstrijken van de zittingstermijn van één van de leden in 2014 en de nieuwe uitdaging waarvoor AREA zich gesteld ziet: schaalvergroting en samenwerking in de noordelijke regio. TOEZICHT 2011 De Raad van Commissarissen heeft zich over het verslagjaar 2011 gekweten van haar taak als toezichthouder. Naast vele informele contactmomenten vergaderde zij in 2011 drie keer formeel met de directie. Daarnaast werd op 22 maart en 24 oktober een Algemene Vergadering van Aandeelhouders gehouden. Op 27 september heeft overleg over het algemene beleid van AREA met de Ondernemings>>> raad plaatsgevonden.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
PREADVI ES JAARREKEN I NG 2011 EN JAARVERSLAG 2011 De Raad van Commissarissen heeft het jaarverslag 2011 en de jaarrekening 2011, vergezeld van de goedkeurende verklaring van PriceWaterhouseCoopers, in haar vergadering van 16 maart 2012 vastgesteld. De Raad van Commissarissen adviseert de Algemene Vergadering van Aandeelhouders, overeenkomstig de statuten, de hierbij aangeboden jaarrekening 2011 goed te keuren en akkoord te gaan met het voorstel van de directie en de Raad van Commissarissen omtrent de winstbestemming. Tevens adviseert zij de Algemene Vergadering van Aandeelhouders de Directie te dechargeren voor het in 2011 gevoerde bestuur en de Raad van Commissarissen te dechargeren voor het in 2011 gehouden toezicht. TOT SLOT De Raad van Commissarissen wenst uiting te geven aan haar waardering voor directie en medewerkers van AREA Reiniging NV voor de geleverde inzet en betrokkenheid gedurende het jaar 2011. Raad van Commissarissen, AREA Reiniging NV ir. H. Ledeboer, voorzitter
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Algemene toelichting
Stabiel jaar en financiële positie verbeterd AREA Reiniging heeft ondanks de economische teruggang het operationele resultaat in 2011 op het niveau van een jaar eerder weten te houden. Het resultaat is mede tot stand gekomen door te anticiperen via onderdelen als de flexibele schil en inhuur van materieel. De omzet is ruim 300 duizend euro lager ten opzichte van 2010, maar aangezien de bedrijfskosten ook 300 duizend euro lager zijn is het operationeel resultaat nagenoeg hetzelfde als in 2010. De geldmiddelen zijn met 450 duizend euro gestegen tot 2.2 miljoen euro en de positie van het eigen vermogen laat een stijging zien van 300 duizend euro tot een totaal van 5.2 miljoen euro. Deze cijfers zijn mede tot stand gekomen door focus op het werkkapitaal en operationele efficiencymaatregelen bij de bestaande business en hebben geleid tot een resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting van 1.3 miljoen euro. Met het oog op de toekomst heeft AREA gemeend om dit jaar 500 duizend euro beschikbaar te stellen voor dividend en het overige toe te voegen aan het eigen vermogen.
Bedrijfsresultaat
€1.421.038
€1.424.460
€574.055
€877.600
€565.488
€781.028
Netto resultaat
€1.276.879
€1.275.343
€395.514
€714.461
€399.697
€539.085
€500.000
€1.000.000
€300.000
€300.000
€300.000
€400.000
Dividend uitkering aan gemeenten
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Financieel verslag 2011
AREA Reiniging NV
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Jaarrekening (voor resultaatbestemming)
-dec- €
-dec-
Ref.
€
€
Bedrijfsgebouwen- en terreinen
4
7.571.489
8.022.412
Andere vaste bedrijfsmiddelen
4
5.482.537
5.074.785
€
Activa Vaste activa
13.054.026
13.097.197
25.000
25.000
Vlottende activa Voorraden
Vorderingen Debiteuren
5
Vordering op participanten Overige vorderingen en overlopende activa
Liquide middelen
5
6
496.885
374.968
346.404
548.797
738.765
808.040 1.582.054
1.731.805
2.210.123
1.755.410
. .
. .
-dec- Ref.
€
€
-dec- €
€
Passiva Eigen vermogen
Aandelenkapitaal
8
2.913.503
2.913.503
Overige reserve
8
1.024.100
748.757
Resultaat boekjaar
9
1.276.879
1.275.343 5.214.482
4.937.603
Voorzieningen
.
.
Langlopende schulden
..
..
Kortlopende schulden
Schulden aan kredietinstellingen
900.000
900.000
Crediteuren
1.465.687
2.134.532
Schulden aan participanten
3.391.795
2.357.290
1.117.156
757.653
1.416.281
1.258.648
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Pensioenen Overige schulden en overlopende activa
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
8.290.919
7.408.123
. .
. .
R E I N I G I N G
Winst-en-verliesrekening over 2011
Ref.
€
€
€
Som der bedrijfsopbrengsten
..
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten
15
11.200.800
11.583.058
Lonen, salarissen, sociale lasten en pensioenen
16
7.087.196
7.067.096
Afschrijvingen
17
1.726.872
1.657.530
Overige bedrijfskosten
18
4.934.238
4.957.790
Som der bedrijfslasten
Bedrijfsresultaat
Financiële baten en lasten
19
Resultaat uit gewone bedrijfsoefening voor belasting
Belastingen
Resultaat na belastingen
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
€
. .
-..
-. .
..
..
-144.159
-149.117
. .
..
0
0
. .
..
R E I N I G I N G
Kasstroomoverzicht over 2011
Ref.
€
€
€
€
Kasstroom uit operationele activiteiten Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening
1.421.038
1.424.460
Aanpassingen voor: Afschrijvingen
17
1.726.872
1.657.530
Mutatie voorzieningen
10
2.116
-8.157
1.728.988
1.649.373
Verandering in werkkapitaal: Mutatie voorraden
0
0
Mutatie vorderingen
5
149.751
-922.066
Mutatie kortlopende schulden
12
882.796
-1.727.883
Kasstroom uit bedrijfsoperaties
Financiële baten en lasten
Kasstroom uit operationele activiteiten (transport)
19
1.032.547
-2.649.949
4.182.573
423.884
-144.159
-149.117
4.038.414
274.767
Ref.
€
(Transport)
€
€
. .
€
.
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa
4
-1.683.701
-1.485.359
Desinvesteringen in materiële vaste activa
4
-
-
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
-1.683.701
-1.485.359
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Aflossing langlopende schulden
12
-900.000
-900.000
-
1.500.000
-1.000.000
-300.000
Nieuwe lening Betaald dividend
7
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
-1.900.000
300.000
Toe-/afname geldmiddelen
.
-.
Het verloop van de geldmiddelen is als volgt:
Stand per 1 januari
€
€
1.755.410
2.666.002
454.713
-910.592
..
..
Mutatie boekjaar Stand per december
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Toelichting op de balans en winst-en-verliesrekening 1. ALGEM EN E TOELICHTI NG 1.1. Activiteiten Area Reiniging draagt zorg voor een effectieve uitvoering van de inzameling en het (doen) be- en verwerken van afval en aanverwante reinigingsactiviteiten, waaronder gladheidbestrijding, in opdracht van de drie gemeenten Emmen, Hoogeveen en Coevorden. Hiermee wordt adequaat ingespeeld op integraal beheer van de openbare ruimte. Naast deze publieke taken in opdracht van de gemeenten, verricht Area Reiniging ook activiteiten (inzameling en reiniging) voor bedrijven en instellingen. Area Reiniging is eveneens een kritische leverancier van afval- en reinigingskennis, waarmee zij haar klanten kan ondersteunen in het maken van afvalbeleid. 1.2. Vestigingsadres N.V. Area Reiniging is feitelijk gevestigd op Columbusstraat 25 in Emmen. 1.3. Stelselwijzigingen In 2011 hebben zich geen stelselwijzigingen voorgedaan. 1.4. Verbonden partijen Als verbonden partij worden aangemerkt alle rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij. Ook de statutaire directieleden, andere sleutelfunctionarissen in het management van N.V. Area Reiniging en nauwe verwanten zijn verbonden partijen. Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht. 1.5. Toelichting op het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. Betaalde dividenden zijn opgenomen onder de kasstroom uit financieringsactiviteiten. 1.6. Schattingen Om de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening te kunnen toepassen, is het nodig dat de directie van N.V. Area Reiniging zich over verschillende zaken een oordeel vormt, en dat de directie schattingen maakt die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in art. 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten.
2. GRON DSLAG EN VOOR WAARDERI NG VAN ACTIVA EN PASSIVA 2.1. Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die uitgegeven zijn door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Activa en verplichtingen worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of de actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de winst-en-verliesrekening en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting. 2.2. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. 2.3. Materiële vaste activa Bedrijfsgebouwen en -terreinen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs plus bijkomende kosten of vervaardigingsprijs onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de geschatte toekomstige gebruiksduur. Op terreinen wordt niet afgeschreven. Er wordt rekening gehouden met de bijzondere waardeverminderingen die op balansdatum worden verwacht. Voor de vaststelling of voor een materieel vast actief sprake is van een bijzondere waardevermindering wordt verwezen naar paragraaf 2.4. Overige vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs inclusief direct toerekenbare kosten, onder aftrek van lineaire afschrijvingen gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur en bijzondere waardeverminderingen. De vervaardigingsprijs bestaat uit de aanschaffingskosten van grond- en hulpstoffen en kosten die rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de vervaardiging inclusief installatiekosten. Indien voor te vervaardigen materiële vaste activa noodzakelijkerwijs een aanmerkelijke hoeveelheid tijd nodig is om deze gebruiksklaar te maken, worden de rentekosten opgenomen in de vervaardigingsprijs. Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud aan de bedrijfsgebouwen is geen voorziening voor groot onderhoud gevormd. De kosten worden rechtstreeks in het resultaat verantwoord. 2.4. Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa De vennootschap beoordeelt op iedere balansdatum of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief vastgesteld. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroomgenererende eenheid waartoe het actief behoort. Van een bijzondere waardevermindering
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
is sprake als de boekwaarde van een actief hoger is dan de realiseerbare waarde; de realiseerbare waarde is de hoogste van de opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde. De opbrengstwaarde is bepaald met behulp van de actieve markt. Voor de bepaling van de bedrijfswaarde wordt bij het contant maken van de kasstromen een marktconforme disconteringsvoet gehanteerd. Een bijzonder waardeverminderingsverlies wordt direct als een last verwerkt in de winst-en-verliesrekening. Indien wordt vastgesteld dat een bijzondere waardevermindering die in het verleden verantwoord is, niet meer bestaat of is afgenomen, dan wordt de toegenomen boekwaarde van de desbetreffende activa niet hoger gesteld dan de boekwaarde die bepaald zou zijn indien geen bijzondere waardevermindering voor het actief zou zijn verantwoord. 2.5. Voorraden De voorraden grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd op verkrijgingsprijzen onder toepassing van de FIFO-methode (first in, first out) of lagere opbrengstwaarde. 2.6. Vorderingen Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Handelsvorderingen worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. Als de ontvangst van de vordering is uitgesteld op grond van een verlengde overeengekomen betalingstermijn wordt de reële waarde bepaald aan de hand van de contante waarde van de verwachte ontvangsten en worden er op basis van de effectieve rente rente-inkomsten ten gunste van de winst-en-verliesrekening gebracht. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering. 2.7. Liquide middelen Liquide middelen bestaan uit kas- en banktegoeden met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. 2.8. Eigen vermogen Indien N.V. Area Reiniging eigen aandelen inkoopt, wordt de verkrijgingsprijs van de ingekochte aandelen in mindering gebracht op de overige reserves, of op andere reserves mits de statuten dit toestaan, totdat deze aandelen worden ingetrokken of worden verkocht. Indien ingekochte aandelen worden verkocht, komt de opbrengst uit verkoop ten gunste van de overige reserves, of andere reserves in het eigen vermogen. De opbrengst komt ten gunste van de reserve waarop eerder de inkoop van deze aandelen in mindering is gebracht.
2.9. Voorzieningen 2.9.1. Algemeen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen, tenzij anders vermeld. Wanneer de verwachting is dat een derde de verplichtingen vergoedt, en wanneer het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting, dan wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen. 2.9.2. Voorziening jubilea De voorziening jubilea wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband. Bij de berekening van de voorziening wordt onder meer rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen en de blijfkans. Bij het contant maken is de marktrente 4% (2010: 4%) als disconteringsvoet gehanteerd. 2.10. Langlopende schulden Langlopende schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving van de schulden worden in de waardering bij eerste verwerking opgenomen. Schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. 2.11. Leasing 2.11.1. Operationele leasing Bij de vennootschap kunnen er leasecontracten bestaan waarbij een groot deel van de voor- en nadelen die aan de eigendom verbonden zijn, niet bij de vennootschap ligt. Deze leasecontracten worden verantwoord als operationele leasing. Verplichtingen uit hoofde van operationele leasing worden, rekening houdend met ontvangen vergoedingen van de lessor, op lineaire basis verwerkt in de winst-en-verliesrekening over de looptijd van het contract.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
3. GRON DSLAG EN VOOR B EPALI NG VAN H ET RESULTAAT 3.1. Algemeen Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de opbrengstwaarde van de geleverde prestaties en de kosten en andere lasten over het jaar. De opbrengsten op transacties worden verantwoord in het jaar waarin zij zijn gerealiseerd. 3.2. Opbrengstverantwoording 3.2.1. Verkoop van goederen Opbrengsten uit de verkoop van goederen worden verwerkt zodra alle belangrijke rechten en risico’s met betrekking tot de eigendom van de goederen zijn overgedragen aan de koper. 3.2.2. Verlenen van diensten Opbrengsten uit het verlenen van diensten geschieden naar rato van de geleverde prestaties, gebaseerd op de verrichte diensten tot aan de balansdatum in verhouding tot de in totaal te verrichten diensten. 3.3. Netto-omzet Netto-omzet omvat de opbrengsten uit levering van goederen en diensten onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen. 3.4. Uitbesteed werk en externe kosten Onder uitbesteed werk en externe kosten wordt verstaan de inhuur personeel en materieel van derden en verwerkingskosten. 3.5. Personeelskosten 3.5.1. Periodiek betaalbare beloningen Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de winst-en-verliesrekening voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers. 3.5.2. Pensioenen N.V. Area Reiniging heeft een pensioenregeling bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De belangrijkste kenmerken van deze regeling zijn: • middelloon als pensioengrondslag • indexatie wordt jaarlijks bepaald door ABP • dekkingsgraad van de pensioenuitvoerder is 95% Op de pensioenregelingen zijn de bepalingen van de Nederlandse Pensioenwet van toepassing en worden op verplichte, contractuele of vrijwillige basis premies aan het bedrijfstakpensioenfonds betaald door de rechtspersoon. De vennootschap heeft de
toegezegd-pensioenregeling bij het bedrijfstakpensioenfonds in de jaarrekening verwerkt volgens de verplichtingenbenadering. De premies worden verantwoord als personeelskosten zodra deze verschuldigd zijn. Vooruitbetaalde premies worden opgenomen als overlopende activa indien dit tot een terugstorting leidt of tot een vermindering van toekomstige betalingen. Nog niet betaalde premies worden als verplichting op de balans opgenomen. De rechtspersoon heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bedragen in het geval van tekorten bij het bedrijfstakpensioenfonds, anders dan het voldoen van hogere toekomstige premies. 3.6. Afschrijvingen materiële vaste activa Materiële vaste activa worden vanaf het moment van ingebruikneming afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur van het actief. Over terreinen wordt niet afgeschreven. Indien een schattingswijziging plaatsvindt van de toekomstige gebruiksduur, dan worden de toekomstige afschrijvingen aangepast. Boekwinsten en -verliezen bij verkoop van materiële vaste activa zijn begrepen onder de afschrijvingen. 3.7. Financiële baten en lasten 3.7.1. Rentebaten en rentelasten Rentebaten en rentelasten worden tijdsevenredig verwerkt, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de betreffende activa en passiva. Bij de verwerking van de rentelasten wordt rekening gehouden met de verantwoorde transactiekosten op de ontvangen leningen die als onderdeel van de berekening van de effectieve rente worden meegenomen. 3.8. Belastingen De vennootschap is vrijgesteld van vennootschapsbelasting onder de conditie dat de commerciële activiteiten maximaal 15 % van de totale omzet bedragen. In zowel 2011 als 2010 is ruimschoots aan deze voorwaarde voldaan.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
4. MATERI ËLE VASTE ACTIVA De mutaties in de materiële vaste activa worden als volgt weergegeven: VooruitInventaris, betalingen installaties op materiële en ICT vaste activa
Bedrijfsgebouwen en -terreinen
Transportmiddelen
Containers
€
€
€
€
€
€
Aanschafwaarde
10.186.125
6.438.018
3.302.612
1.030.379
146.375
21.103.509
Cumulatieve waardeverminderingen en afschrijvingen
-2.163.713
-3.546.610
-1.779.836
-516.153
-
-8.006.312
Boekwaarden
..
. .
..
.
.
..
Investeringen
45.831
1.407.723
218.635
11.512
-
1.683.701
Overboeking
-
146.375
-
-
-146.375
-
Afschrijvingen
-496.754
-696.659
-411.908
-121.551
-
-1.726.872
Saldo
-.
.
- .
-.
- .
-.
Aanschafwaarde
10.231.956
7.992.116
3.521.247
1.041.891
-
22.787.210
Cumulatieve waardeverminderingen en afschrijvingen
-2.660.467
-4.243.269
-2.191.744
-637.704
-
-9.733.184
Boekwaarden
..
. .
..
.
-
..
Totaal
Stand per januari
Mutaties
Stand per december
5. VORDERI NGEN Tenzij anders is vermeld hebben de uitstaande vorderingen een resterende looptijd die korter is dan één jaar. De reële waarde van de vorderingen benadert de boekwaarde ervan, gegeven het kortlopende karakter ervan en het feit dat waar nodig voorzieningen voor oninbaarheid zijn gevormd. Handelsdebiteuren Op het saldo handelsdebiteuren is ultimo 2011 een voorziening van € 45.000 voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht (2010: € 30.000). Vorderingen op participanten --
--
€
€
Gemeente Coevorden
96.236
Gemeente Hoogeveen
250.168
548.797
.
.
--
--
€
€
494.295
708.196
71.264
50.602
173.206
49.242
.
.
Overige vorderingen en overlopende activa
Nog te factureren Nog te ontvangen bedragen Vooruitbetaalde bedragen
6. LIQUI D E M I DDELEN De post geldmiddelen in het kasstroomoverzicht is als volgt samengesteld: --
--
€
€
1.804
4.153
2.208.319
1.751.257
..
..
Kas Rekening courant ING Bank N.V.
De liquide middelen staan ter vrije beschikking.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
7. EIGEN VERMOGEN
Stand per januari
Geplaatst kapitaal
Overige reserve
Resultaat boekjaar
Totaal
€
€
€
€
..
.
..
..
275.343
-275.343
Mutaties Winstbestemming 2010 Dividend uitkering 2010
-1.000.000
-1.000.000
Resultaat 2011
1.276.879
1.276.879
. .
..
Stand per december
..
..
Van de winst 2010 is een dividenduitkering ad € 1.000.000 gedaan. De rest van het resultaat 2010 is toegevoegd aan de algemene reserve. 8. AAN DELEN KAPITAAL Het maatschappelijk kapitaal van NV Area Reiniging bedraagt € 14.000.000, verdeeld in 14.000.000 gewone aandelen van € 1. Hiervan zijn geplaatst en volgestort 2.913.503 aandelen. De storting op de in 2006 uitgegeven aandelen vond plaats in natura. De kosten samenhangend met de uitgifte zijn in mindering gebracht op het agio. 9. RESULTAAT BOEKJAAR Betreft het nettoresultaat over het boekjaar 2011. 10. VOORZI EN I NGEN Overeenkomstig Richtlijn 271 (personeelsbeloningen) is een voorziening opgenomen voor in de toekomst te betalen jubileumuitkeringen aan de medewerkers. De mutatie in deze voorziening is als last in de winst- en verliesrekening verwerkt. Het bedrag zal overwegend na meer dan vijf jaar worden afgewikkeld. Het verloop van de overige voorzieningen is als volgt: Jubilea € Stand per 1 januari 2011 Toevoeging boekjaar Stand per december
163.686 2.116 .
11. LANGLOPEN DE SCHULDEN
Leningen o/g
Stand per --
Aflossingsverplichting
Resterende looptijd > jaar
Resterende looptijd > jaar
€
€
€
€
4.100.000
900.000
3.200.000
-
..
.
..
-
Aflossingsverplichtingen binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar zoals hierboven toegelicht zijn opgenomen onder de schulden op korte termijn. Alle leningen zijn afgesloten in euro’s en verstrekt door ING Bank NV. Het betreft: • Een twee-tal Roll-over leningen met een oorspronkelijke hoofdsom van € 4 miljoen. Ultimo 2011 was het openstaande saldo op deze leningen € 1.500.000 met een resterende looptijd van 3 jaar. • Een rentevastlening met oorspronkelijke hoofdsom ad € 5.000.000 tegen 3,85%. Ultimo 2011 was het openstaande saldo op deze lening € 2.600.000 met een resterende looptijd van 4 jaren; Daarnaast is door de ING Bank NV een kredietfaciliteit op de rekening-courant afgegeven van € 3.000.000. Hier gelden dezelfde rentevoorwaarden als bij de Roll-over leningen. Ten behoeve van deze leningen en kredietfaciliteit is een negative pledge/pari passu verklaring afgegeven.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
12. KORTLOPEN DE SCHULDEN De kortlopende schulden kunnen als volgt worden onderverdeelt: Schulden aan kredietinstellingen --
--
€
€
900.000
900.000
.
.
--
--
€
€
3.391.795
2.337.847
Gemeente Hoogeveen
-
-
Gemeente Coevorden
-
19.443
..
..
--
--
€
€
Pensioenen & loonheffing
274.608
300.572
Omzetbelasting
842.548
457.081
..
.
--
--
€
€
546.434
417.347
-
6.360
Uitgegeven milieupassen
124.984
117.742
Overige schulden en overlopende passiva
744.863
717.197
. .
. .
Aflossingsverplichting langlopende schulden o/g
Schulden aan participanten
Gemeente Emmen
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Overige schulden en overlopende passiva
Verlofstuwmeer Meegenomen verlofdagen
De kortlopende schulden hebben allen een resterende looptijd van korter dan een jaar. De reële waarde van de kortlopende schulden benadert de boekwaarde vanwege het kortlopende karakter ervan.
13. N I ET I N DE BALANS OPGENOM EN ACTIVA EN VERPLICHTI NGEN 13.1. (Meerjarige) financiële verplichtingen Ultimo 2011 zijn er een zevental (operationele) leasecontracten voor personenauto’s. De gemiddelde resterende looptijd van deze contracten is 22 maanden, de verplichting uit hoofde van deze contracten is in totaal ca. € 108.000 (jaarlast 2012 ca. € 57.000). 14. B EDRIJFSOPB RENGSTEN De bedrijfsopbrengsten zijn naar de belangrijkste categorieën te onderscheiden als volgt:
Omzet gemeenten Omzet commerciële activiteiten
€
€
23.432.939
23.852.966
2.517.734
2.517.049
419.471
319.919
..
. .
Overig omzet
15. KOST EN UITB ESTEED WERK EN EXTERN E KOSTEN De kosten kunnen als volgt onderverdeeld worden:
€
€
Verwerkingskosten
9.154.170
8.951.540
Inhuur personeel en individueel derden
2.046.630
2.631.518
..
. .
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
16. LON EN EN SALARISSEN
€
€
5.653.698
5.710.438
Sociale lasten
855.736
750.484
Pensioenlasten
577.762
606.174
. .
. .
Lonen en salarissen
Gedurende het boekjaar waren er gemiddeld 135 werknemers in dienst (121,6 fte). (2010: gemiddeld 137.5 werknemers (124.4 fte)). De beloning voor de Raad van Commissarissen bedroeg in 2011 € 27.000 (2010: € 21.000). Conform de geldende wetgeving wordt van de beloning van de directie, die uit één statutair directeur bestaat, geen melding gemaakt. 17. AFSCH RIJVI NGEN
Afschrijvingen materiële vaste activa
€
€
1.726.872
1.657.530
. .
. .
18. OVERIGE B EDRIJFSKOSTEN
€
€
2.533.873
2.580.167
Overige personeelskosten
659.675
682.265
Kantoorkosten
876.960
873.579
Huisvestingskosten
410.880
428.554
Verkoopkosten
127.769
96.801
80.118
79.349
244.961
217.075
..
..
Materieelkosten
Kosten vervoermiddelen Algemene kosten
Materieelkosten omvat kosten van onderhoud en reparatie (eigen materieel en materieel van derden), brandstofkosten, belastingen en verzekeringen. Overige personeelskosten omvat met name kosten opleiding, onkostenvergoedingen, arbo, werkkleding en kantinevoorziening.
Kantoorkosten omvat kosten automatisering, advies/accountant, telefonie, drukwerk en porti. Huisvestingskosten bestaan in hoofdzaak uit energie, schoonmaak, huur, belastingen en verzekeringen 19. FI NANCI ËLE BATEN EN LASTEN
Rentebaten en soortgelijke opbrengsten Rentelasten en soortgelijke kosten
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
€
€
-
-
144.159
149.117
.
.
Overige gegevens
STATUTAI RE REGELI NG WI NSTB ESTEMM I NG In de statuten is omtrent de winstbestemming het volgende bepaald: Artikel 33: Winst. Uitkeringen. 1. De winst staat ter beschikking van de algemene vergadering. Indien en voor zover tot uitkering van winst wordt overgegaan, dient dat te geschieden naar rato van het aantal door de aandeelhouders gehouden aandelen. 2. Uitkeringen kunnen slechts plaats hebben tot ten hoogste het uitkeerbare deel van het eigen vermogen. 3. Uitkering van winst geschiedt na de vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is. 4. De algemene vergadering kan besluiten tot uitkering van interim-dividend mits aan het vereiste van het tweede lid is voldaan blijkens een tussentijdse vermogensopstelling overeenkomstig het in de wet bepaalde. 5. De algemene vergadering kan met inachtneming van het dienaangaande in lid 2 bepaalde besluiten tot uitkeringen ten laste van een reserve die niet krachtens de wet moet worden aangehouden. VOORST EL RESULTAATB ESTEMM I NG Volgens artikel 31 van de statuten staat het resultaat ter beschikking van de algemene vergadering van aandeelhouders. Voorstel van de directie is om van het positieve resultaat over 2011 ad € 1.276.879 een bedrag groot € 500.000 uit te keren als dividend. En het restant ad € 776.879 aan te wenden voor versterking van het eigen vermogen. GEB EURTEN ISSEN NA BALANSDATUM Na balansdatum, 31 december 2011, hebben zich geen gebeurtenissen voorgedaan van materiële betekenis op de jaarrekening van N.V. Area Reiniging.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Controleverklaring
Controlever
klaring van
Aan: de Algem
ene Vergader
Verklaring
de onafhan
ing van Aand
kelijke acco
betreffende
untant
eelhouders va
n N.V. Area Re iniging
het financiee
l verslag
Wij hebben de in dit verslag op pagina 47 Reiniging te Em tot en men gecontro leerd. Dit finan met 67 opgenomen financi de winst-en-ve eel verslag 20 cieel verslag be rliesrekening 11 van N.V. Ar over 2011 en staat uit de ba gehanteerde gr ea de toelichting, lans per 31 de ondslagen vo w cember 2011 aarin zijn opge or financiële ve en nomen een ov rslaggeving en erzicht van de andere toelicht ingen. Veran
twoordelijkhe
id
van de direct De directie va ie n de vennoots chap is verant vermogen en woordelijk vo het resultaat or het opmak getrouw dien slag, beide in en van het fin t weer te geve overeenstemm ancieel versla n, alsmede vo ing met Titel (BW). De dire g die het or het opstelle 9 Boek 2 van ctie is tevens n van het dire het in Nederla verantwoordel zakelijk acht ctievernd geldende Bu ijk voor een zo om het opmak rgerlijk Wetbo danige intern en van het fin belang als gevo ek e beheersing ancieel mogel lg van fraude als de directie ijk te maken zo of fouten. noodnder afwijkin gen van mater ieel Ver antwoordelijk
heid
van de accoun Onze verantw tant oordelijkheid is het geven van controle. Wij een oordeel ov hebben onze controle verric er het financi Nederlandse eel verslag op ht in overeens controlestanda basis van onze temming met arden. Dit vere schriften en da Nederlands re ist dat wij vold t wij onze cont cht, waarond oe n aan de voor role zodanig pl wordt verkrege er de ons geldende annen en uitv n dat het finan ethische voor oeren dat een cieel verslag ge redelijke mat en afwijkinge e van zekerhei n van materie d Een controle el belang beva omvat het uitv t. oeren van wer bedragen en de kzaamheden toelichtingen ter verkrijging in het financi van de door de van controle-in eel verslag. D accountant to formatie over e geselecteerd egepaste oord dat het financi de e werkzaamhe eelsvorming, eel verslag ee den zijn afhank met inbegrip n afwijking va elijk van het inscha n materieel be tten van de ris lang bevat als ico’s gevolg van frau Bij het maken van deze risic de of fouten. o-inschatting relevant is vo en neemt de ac or het opmak countant de in en van het fin opzetten van terne beheersin ancieel versla controlewerkz g en voor het g in aanmerki aamheden die hebben echter getrouwe beel ng die passend zijn in niet tot doel ee d daarvan, ge de omstandigh n oordeel tot beheersing va richt op het eden. Deze ris uitdrukking te n de vennoots ico-inschatting brengen over chap. Een cont gebruikte gron en de effectiviteit role omvat te dslagen voor van de intern vens het evalue financiële vers de vennootsch e re n la van de geschi ggeving en va ap gemaakte ktheid van de n de redelijkh schattingen, al verslag. eid van de do smede een ev or de directie aluatie van he van t algehele beel d van het finan cieel Wij zijn van m ening dat de do or ons verkre onderbouwin gen controle-in g voor ons oo rdeel te bieden formatie vold oende en gesc . hikt is om een
Oordeel Naar ons oord eel geeft het fin ancieel versla vermogen van g een getrouw N.V. Area Rein beeld van de iging per 31 de ming met Tite grootte en de cember 2011 l 9 Boek 2 van samenstelling en van het resu het in Nederla van het ltaat over 2011 nd geldende Bu in overeenste rgerlijk Wetbo mek (BW). Verklarin
g betreffende
overige bij of Ingevolge artik krachtens de w el 2:393 lid 5 et gestelde eis onder e en f BW naar aanleidi en ng van het on vermelden wij derzoek of he da overeenkomst t ons geen teko t directievers ig Titel 9 Boek rtkomingen zi la g, vo or zover wij da jn gebleken 2 BW is opgest vereiste gegeve t kunnen beoo eld, en of de in ns zijn toegev rdelen, artikel 2:392 oegd. Tevens beoordelen, ve lid 1 onder b to vermelden wij renigbaar is m t en met h BW dat het direct et het financi ieverslag, voor eel verslag zo zover wij dat als vereist in kunnen artikel 2:391 lid 4 BW. Hengelo, 26 ju li 2012 Pricewaterho useCoopers Ac countants N.V . origineel is ge tekend door A. H.J.M. Töniss en RA
Pagina 2 van
2
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Colofon
HOE DIT VERSLAG IS GEPRODUCEERD Productie Redactie Vormgeving Fotografie Drukwerk
| | | | |
AREA Kennis & Regie drs. A.F.A.F. Groenewold, Character Communicatie Jan Menninga Design Theo Berends & stockfotografie Drukkerij Banda
Emmen, juli 2012 © AREA Reiniging NV
OVER H ET PAPI ER Dit jaarverslag is gedrukt op FCS Arctic Volume White 115 grams papier. Voor de omslag is gebruik gemaakt van dezelfde papiersoort met een dikte van 300 gram. FSC is de internationale afkorting van Forest Stewardship Council en staat voor het stimuleren van ecologisch verantwoord, sociaal ondersteunend en economisch levensvatbaar bosbeheer. In 1993 is FSC opgericht door internationale milieu- en mensenrechtenorganisaties, enkele inheemse bevolkingsgroepen en bedrijven uit de bos- en houtsector. De papiersoort van dit jaarverslag garandeert dat minimaal zeventig procent van al het hout of van de houten vezels afkomstig is van FSC gecertificeerd bos. Het overige deel bestaat uit gerecycled materiaal en/of uit hout of houten vezels uit door FSC gecontroleerde bronnen.
J A A R V E R S L A G
2 0 1 1
A R E A
R E I N I G I N G
Postadres: Postbus 2297 7801 CG Emmen Bezoekadres: Columbusstraat 25 7825 VP Emmen Telefoon particulier: 0900 - 234 55 55 (lokaal tarief) Zakelijk: (0591) 57 10 80 • Fax (0591) 57 10 95 Website: www.areareiniging.nl • Email:
[email protected]
EINDE BIJLAGE: Jaarverslag AREA 2011
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Quick scan rapport vrijwilligersbeleid
Documentsoort: Rapport
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51370#
Rekenkamercommissie Hoogeveen
vrijwilligerswerk en mantelzorg
Quick scan naar
in Hoogeveen
Rekenkamercommissie Hoogeveen Menno Visser 5 oktober 2012
Rekenkamercommissie Hoogeveen
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 2. Afbakening en definities ...................................................................................................................... 3 3. Doel ..................................................................................................................................................... 3 4. Aanpak ................................................................................................................................................. 3 5. Verzamelde informatie ........................................................................................................................ 4 6. Resultaten............................................................................................................................................ 4 7. Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................................ 13
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
2
Rekenkamercommissie Hoogeveen
1. Inleiding Het vastleggen van mantelzorg- en vrijwilligersbeleid is noodzakelijk om helderheid te creëren over de beleidsdoelen en sturingsmogelijkheden van de gemeente. Daarnaast vereist vrijwilligers- en mantelzorgbeleid ook onderhoud: voor het verbeteren van werk en zorg is het nodig dat het betreffende beleid regelmatig geëvalueerd en bijgesteld kan worden. Wanneer (eenduidigheid over) het beleid ontbreekt, wordt het moeilijk om verbetering te realiseren. Het vastleggen, ofwel borgen, van vrijwilligers- en mantelzorgbeleid is daarom een belangrijke voorwaarde voor een effectieve en efficiënte uitvoering. Met deze quick scan maakt de Rekenkamercommissie voor de gemeenteraad van Hoogeveen een eerste inventarisatie van beleid , doelen en middelen.
2. Afbakening en definities Het betreft een inventariserend onderzoek (quick scan) naar het beleid t.a.v. vrijwilligers en mantelzorgers waar de gemeente Hoogeveen invloed op uit kan oefenen. Vrijwilligerswerk is het geheel van activiteiten uitgevoerd door een vrijwilliger, zonder vergoeding, en met een maatschappelijk doel en voor anderen, hetzij individuen, groepen of de samenleving in haar geheel (maar zonder familieband), binnen een organisatie, met of zonder rechtspersoonlijkheid. Mantelzorg is de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten: familieleden, vrienden, kennissen en buren. Kenmerkend is de reeds bestaande persoonlijke band tussen de mantelzorger en zijn of haar naaste. Daarnaast gaat het om langdurige zorg die onbetaald is.
3. Doel Het doel het inventariserend onderzoek is een globaal beeld te vormen van • het geformuleerde beleid t.a.v. vrijwilligers en mantelzorgers; • de mate waarin het beleid wordt uitgevoerd; • hoeveel vrijwilligers en mantelzorgers er actief zijn in de gemeente en welke activiteiten zij verrichten; • welke voorzieningen voor de doelgroepen door de gemeente gefaciliteerd worden en welke door de betrokkenen gewenst worden. Op basis van de verzamelde informatie kan bepaald worden of het zinvol is een meer compleet en gedetailleerd onderzoek te doen.
4. Aanpak Omdat het een inventariserend onderzoek betreft is hoofdzakelijk documentenonderzoek verricht. Daarbij horen o.a. college- en raadsvoorstellen en informatie die beschikbaar is via internet. Om de compleetheid van het beeld te toetsen, worden de betrokken ambtenaren gevraagd commentaar te geven op de verzamelde informatie en deze zo nodig aan te vullen.
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
3
Rekenkamercommissie Hoogeveen
Vanwege het globale karakter is het inventariserend onderzoek uitgevoerd door een lid van de rekenkamercommissie (Menno Visser) met hulp van de secretaris (Jeen Everaarts).
5. Verzamelde informatie De verzamelde informatie laat zich als volgt samenvatten: College- en raadsstukken: • Collegebesluit m.b.t. ontwikkeling flankerend vrijwilligersbeleid in relatie tot integraal accommodatiebeleid (3 december 2008) • Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2009 – 2012 (22 januari 2009) • Uitwerkingsnotitie Mantelzorgondersteuning en Vrijwillige Thuishulp (12 december 2009) • Subsidieaanvragen en –beschikkingen m.b.t. mantelzorg en vrijwilligers in de periode 2010 – 2012 (Stichting Welzijns Werk) • Subsidiebeleidsregels Cultuur, Sport, Onderwijs, Participatie en Zorg en Welzijn 2010 • Jaarverslag en jaarrekening 2011 Overige informatie: • Jaarverslag Stichting Welzijns Werk 2010 en halfjaarverslag 2011. • Diverse interne notities, verslagen en voortgangsrapportages over vrijwilligerswerk en mantelzorg waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden in het college. • Verenigingsmonitor 2011, gemeente Hoogeveen. • Informatie op internet m.b.t. mantelzorgondersteuning, vrijwilligersbeleid en het vrijwilligerssteunpunt in Hoogeveen • Informatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
6. Resultaten 6.1. Inleiding De resultaten worden weergegeven in de volgende onderdelen: o Algemene informatie (paragraaf 6.2) o Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2009 – 2012 (paragraaf 6.3) o Schriftelijk vastgelegde afspraken met de Stichting Welzijnswerk (paragraaf 6.4) o Inhoud van de subsidiebeleidsregels (paragraaf 6.5) 6.2. Algemeen Uit de verzamelde informatie kan het volgende worden afgeleid: • Eind 2008 heeft het college opdracht verleend tot het ontwikkelen van flankerend vrijwilligersbeleid in relatie tot integraal accommodatiebeleid. Bij de voorjaarsnota 2009 is door het college toegezegd dat er een nota over het vrijwilligersbeleid inclusief mantelzorgbeleid komt. Deze nota is nog niet verschenen. • In 2009 is het Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2009 – 2012 vastgesteld. Daarin wordt aandacht besteedt aan vrijwilligers en mantelzorgers. • Het college heeft de volgende relevante besluiten genomen: o Opdracht geven tot het ontwikkelen van flankerend vrijwilligersbeleid in relatie tot accommodatiebeleid (2008) o Vaststellen uitwerkingsnotitie mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp ‘De eerste en belangrijkste schakel in de zorg’(2009). Deze notitie is ter kennisgeving Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
4
Rekenkamercommissie Hoogeveen
• •
•
•
•
•
• •
• • •
• •
voorgelegd aan de gemeenteraad. In het gemeentelijk jaarverslag 2010 is de raad geïnformeerd over de voortgang. Uit diverse stukken kan worden afgeleid dat het college een beleidsdocument in voorbereiding heeft over vrijwilligerswerk. Op www.hoogeveen.nl staat: “In Hoogeveen zijn ongeveer 12.000 vrijwilligers actief in zowel georganiseerd als ongeorganiseerd verband. Denk daarbij aan klaar-overs, voorleesouders, maaltijdbezorgers en alle anderen die belangeloos op enige wijze hun kennis, arbeid en tijd ter beschikking stellen van de samenleving zonder dat daar enige vergoeding tegenover staat. De gemeente probeert hen zoveel mogelijk te ondersteunen, onder meer met subsidies aan vrijwilligersorganisaties die werkzaam zijn in projecten die de gemeente subsidieert.” De gemeente Hoogeveen heeft met ingang van 2009 verzekeringen afgesloten die de risico’s van vrijwilligerswerk zo goed mogelijk afdekken tijdens het vrijwilligerswerk. Hiermee worden vrijwilligers beschermd. De kosten bedragen ongeveer € 11.000 per jaar. Het Vrijwilligerssteunpunt Hoogeveen is in 2003 gestart. Daar wordt gewerkt aan twee aan twee doelstellingen: • het onderhouden van een vrijwilligersvacaturebank; doel is het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van vrijwilligerswerk. • het samenstellen en aanbieden van een scholingsaanbod voor vrijwilligers in samenwerking met het Drenthe College. Naast de vrijwilligersvacaturebank en het scholingsaanbod, werkt het Vrijwilligerssteunpunt mee aan projecten die direct of indirect ten doel hebben om de vrijwillige inzet van inwoners van de gemeente Hoogeveen te vergroten. Bijvoorbeeld de Maatschappelijke Stage door leerlingen van het voortgezet onderwijs en Maatschappelijk Betrokken Ondernemen door het bedrijfsleven. Ook verzorgt het Vrijwilligerssteunpunt voorlichtingen en presentaties voor groepen met een allochtone afkomst. Het doel dat beoogd wordt, is het bespoedigen en vergemakkelijken van de integratie van deze inwoners. Aan de geregistreerde mantelzorgers is in 2010 als blijk van waardering een VVV Irischeque van €15,-- verstrekt. In 2011 is een vrijwilligersmarkt georganiseerd, waarbij iedereen boven de 55 is aangeschreven. Er deden ongeveer 30 organisaties mee. Over de resultaten is geen informatie gevonden. De gemeente heeft voor bijzondere Hoogeveners een speciale blijk van waardering: het Hoogeveense Bezige Bijtje. Deze wordt sinds 2004 jaarlijks toegekend. In 2003, 2005 en 2007 is een “vrijwilliger van het jaar” gekozen. Voor de jaren daarna ontbreekt informatie. Mantelzorgondersteuning wordt georganiseerd door de Stichting Welzijnswerk (SWW). Het steunpunt mantelzorg is op alle werkdagen bereikbaar op het Centraal Bureau van SWW. In het Zorgloket van ziekenhuis Bethesda vinden inloopspreekuren van mantelzorgondersteuning plaats. Van de volwassenen in Drenthe verleent 7% mantelzorg (langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week) (Sociaal Rapport Drenthe, 2008). In het gemeentelijk jaarverslag 2011 staat het volgende (citaten): o Het aanbod van informele zorg (mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp) is versterkt met de introductie van vrijwillige ouderenadviseurs, een impuls aan het maatjesproject en het bevorderen van de totstandkoming van buurthulpcentrales. o Beoogd doel en realisatie: In de periode 2011-2013 neemt het percentage inwoners dat vrijwilligerswerk verricht niet af. Het percentage inwoners dat vrijwilligerswerk verricht bedroeg in 2011 38%. o De herijking is gestart maar nog niet afgerond. We hebben de ondersteuningsbehoefte geïnventariseerd van organisaties die werken met
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
5
Rekenkamercommissie Hoogeveen
•
•
•
vrijwilligers. Ook is onderzocht in welke sectoren vrijwilligers het hardst nodig zijn om de gemeentelijke programmadoelen te halen. De eerste resultaten van de herijking zijn verwerkt in de opdracht aan de SWW. In 2012 volgt een korte notitie aan de raad. o Eind 2013 doet 25% van de WWB-cliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt vrijwilligerswerk, werk met behoud van uitkering of neemt deel aan een doorstroomtraject naar regulier werk. In de beleidsnota re-integratie en participatie is deze doelstelling aangescherpt. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen doorstroomtraject naar regulier werk (programma Ondernemen en Werken) en maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk e.d.). In de nota hebben we ons ten doel gesteld dat de laatstgenoemde groep in 2011 minimaal 15% bedraagt van het aantal WWB-cliënten. Daadwerkelijk gerealiseerd is 21%. We hebben ons doel voor 2011 dus gehaald. De productenraming geeft voor het jaar 2012 de volgende begrote bedragen te zien: o Impuls vrijwillige inzet (= vrijwilligersverzekering) € 11.044 o Maatschappelijke stage, vrijwilligerswerk € 67.250 o Coördinatie vrijwillige thuis- en mantelzorg € 237.030 o Totaal € 315.324 Binnen de post maatschappelijke dienstverlening is € 91.249 beschikbaar voor het vrijwilligerssteunpunt. Het totale budget in 2012 voor vrijwilligers en mantelzorgers komt daarmee op € 406.573. In de Verenigingsmonitor 2011 Hoogeveen staan cijfers over aantallen vrijwilligers. Deze hebben alleen betrekking op sportverenigingen. In totaal waren er 1.653 vrijwilligers bij de sportverenigingen actief in 2011. Het gaat om de volgende aantallen per functie (dubbeltelling mogelijk):
Bestuur Commissies Trainer/coach, teambegeleider Administratief Kantine Onderhoud Overig •
•
Totaal 211 425 566 49 396 105 485
Op de vraag of de sportvereniging voldoende vrijwilligers heeft, gaven twee verenigingen aan dat ze veel te weinig vrijwilligers hebben, negen verenigingen dat ze te weinig vrijwilligers hebben, vijftien verenigingen dat ze net wel/niet genoeg vrijwilligers hebben en elf verenigingen dat ze voldoende vrijwilligers hebben. Geen enkele vereniging heeft ruim voldoende vrijwilligers. Voldoende vrijwilligers heeft 31% van de verenigingen. In 2007 deden 5,6 miljoen Nederlanders van 18 jaar en ouder vrijwilligerswerk volgens het CBS. Dat komt overeen met 44% van de volwassenen. Daarnaast geeft 28% informele hulp (waaronder mantelzorg). Totaal doet 58% aan vrijwilligerswerk en/of informele hulp (het kan beiden tegelijk).
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
6
Rekenkamercommissie Hoogeveen
•
Via de omnibusenquête wordt sinds 2000 jaarlijks gevraagd hoeveel inwoners van Hoogeveen regelmatig vrijwilligerswerk verrichten. In 2003 was dat het laagst (28%) en in 2009 het hoogst (41%). Zie onderstaande grafiek.
•
De vraagstelling van de omnibusenquête verschilt van die van CBS en ook de onderzoeksgroep kan verschillen. Dat maakt vergelijking moeilijk. Ook het verschil tussen 2003 en 2009 heeft waarschijnlijk te maken met verschillen in definities. De meeste vrijwilligers zetten zich in voor een sportvereniging. Mannen en vrouwen doen vrijwel even vaak vrijwilligerswerk, maar voor andere soorten organisaties. Zo doen mannen vooral vrijwilligerswerk voor een sportvereniging of voor de kerk of moskee, terwijl vrouwen eerder kiezen voor vrijwilligerswerk op school of in de verzorging. Zie de grafiek. Het grootste aandeel vrijwilligers is te vinden onder 35-44-jarigen. Verder zijn bewoners van het platteland vaker actief als vrijwilliger dan stedelingen. Ook zijn er meer vrijwilligers te vinden onder de hogeropgeleiden dan onder de lageropgeleiden.
•
•
lp
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
7
Rekenkamercommissie Hoogeveen
6.3. Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2009 - 2012 In dit plan staat: “Prestatieveld 4 Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers De Wmo is er ondermeer op gericht dat door uit te gaan van de kracht van sociale netwerken er pas in tweede instantie een beroep hoeft te worden gedaan op betaalde ondersteuning. Doel is onder meer het aantal mensen dat zich vrijwillig inzet voor anderen te vergroten. Vrijwilligers en mantelzorgers dienen voldoende ondersteuning te krijgen om overbelasting te voorkomen. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn niet meer weg te denken uit de samenleving. Vrijwilligers en mantelzorgers vervullen een belangrijke rol in de samenleving. Daarom ondersteunt de gemeente vrijwilligers en mantelzorgers (Sociale structuurvisie 2008) Doelstelling Kempunt van het beleid is het bevorderen van een volwaardige deelname aan de maatschappij van alle mensen. Voor mensen die niet op eigen kracht kunnen participeren en hulp en ondersteuning nodig hebben kan een belangrijk deel van deze ondersteuning worden geboden door mensen uit de omgeving (mantelzorg door vrienden of familie), sociale verbanden (buurt, werk of kerk) en/of door organisaties (zoals bijv. sportverenigingen). Een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente is of er een goed beroep gedaan worden op het maatschappelijk middenveld bij de totstandkoming en handhaving van een lokaal ondersteuningsnetwerk en welke ondersteuning kan door de gemeente geboden worden om de draagkracht en draaglast van mantelzorg en vrijwillige inzet in evenwicht te houden of te verbeteren). De gemeente Hoogeveen maakt beleidsmatig een onderscheid tussen mantelzorg, vrijwillige inzet die aan zorg en maatschappelijke ondersteuning verbonden is en overig vrijwilligerswerk. Op basis van de CVTM subsidieregeling die aan de gemeenten is overgedragen zal regionaal en lokaal beleid ontwikkeld worden t.b.v. vrijwillige thuiszorg en mantelzorgondersteuning. Uitwerking prestatieveld 4 voor Hoogeveen Hoogeveense mantelzorgers hebben op een bijeenkomst een lijst van 94 knelpunten/wensen opgesteld. STAMM heeft op grond van bovenstaande gemeentelijke doelen, de 94-puntenlijst, gesprekken met de Werkgroep mantelzorg van de Wmo-raad en interviews met professionele mantelzorgondersteuners een plan van aanpak voor mantelzorgondersteuning opgesteld. In het plan van aanpak worden de volgende doelen geformuleerd: • Het vergroten van de bekendheid en betekenis van mantelzorg en de mogelijkheden voor ondersteuning met bijzondere aandacht voor respijtzorg, praktische hulp, lotgenotencontact en het combineren van zorg en arbeid. • Emancipatie van de mantelzorger. • Emancipatie van de zorgvrager (bewustwording op gang te brengen bij de zorgvrager over respijtzorg en betekenis ervan). • Het realiseren van een effectieve en efficiënte organisatie van de ondersteuningsfuncties. Wat doen we al: De belangrijkste maatregelen die voor het realiseren van deze doelen worden voorgesteld zijn: 16. Het ondersteuningsaanbod makkelijk toegankelijk maken via de digitale sociale kaart die de Drentse gemeenten thans in het kader van de WMO ontwikkelen. 17. Professionalisering sportverenigingen gericht op behoud en versterken van vrijwilligers.
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
8
Rekenkamercommissie Hoogeveen
Wat gaan we doen: 18. Er voor zorgen dat front-Office en eerstelijns professionals sneller (signalering) en meer/beter inspelen op de behoefte van mantelzorgers. 19. Het uitbreiden van het ondersteuningsaanbod waaronder ontwikkelen van respijtzorg, casemanagement voor mantelzorgers, vergroten mogelijkheden lotgenotencontact en coaching van mantelzorgers. 20. Het aanbod voor mantelzorgers aan voorlichting, informatie, advies, respijtzorg en praktische hulp bundelen, inhoudelijk afstemmen en centraal toegankelijk maken. 21. Het inrichten van een werkgroep mantelzorg en vrijwillige thuishulp ten behoeve van de verdere uitwerking van bovenstaande aanbevelingen. 22. Het beleid m.b.t. vrijwilligerswerk ontwikkelen 23. Impuls geven aan vernieuwende initiatieven op terrein vrijwilligerswerk en mantelzorg.” 6.4. Stichting Welzijnswerk (SWW) Jaarlijks stuurt het college een beschikking aan de Stichting Welzijnswerk (SWW) met afspraken over vrijwilligerswerk en mantelzorg. In de beschikking van 13 januari 2012 die betrekking heeft op het jaar 2012 staat m.b.t. vrijwilligerswerk (citaten tussen aanhalingstekens): “In de periode 2011-2013 neemt het percentage inwoners dat vrijwilligerswerk verricht niet af. Opgave SWW: Het realiseren van een herkenbaar en makkelijk toegankelijk steunpunt voor vrijwilligerswerk met minimaal de volgende taken: 1. Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van en naar vrijwilligers op de gebieden: zorg, sport, buurtwerk etc.; 2. Vrijwilligersorganisaties ondersteunen op basis van inzicht in de behoefte; 3. Deskundigheidsbevordering van vrijwilligers organiseren op basis van de vraag van vrijwilligersorganisaties.” Over maatschappelijke stages is gevonden: “Binnen het voortgezet onderwijs is het verplicht dat jongeren gedurende hun schoolloopbaan 30 uur aan maatschappelijke stages uitvoeren. Er moet een goede infrastructuur zijn om te zorgen dat er ook voldoende maatschappelijke stages beschikbaar zijn.” Over mantelzorg staat er: “De eerste schakel in de zorgketen voor mensen met een beperking is mantelzorg en vrijwillige thuishulp. Onderzoek heeft aangetoond dat deze schakel kan worden versterkt waardoor een beroep op dure professionele WMO-zorg kan worden voorkomen of uitgesteld. De volgende verbeterpunten zijn gesignaleerd: 1. De bestaande diensten op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp zijn nog onvoldoende bekend bij hulpbehoevenden, mantelzorgers en bij zorgvrijwilligers. 2. Er zijn te weinig verschillende en flexibele vormen van kortdurende respijtzorg aan/in huis (interne respijtzorg, zoals oppasdiensten) en te weinig laagdrempelige en betaalbare gemaksdiensten. 3. Mantelzorgers hebben onvoldoende mogelijkheden om het hulppakket samen te stellen dat aansluit bij de persoonlijke situatie (maatwerk).
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
9
Rekenkamercommissie Hoogeveen
4. Mantelzorgers moeten meer ondersteuning krijgen bij het zelf regelen van zorg en hulp (coaching). 5. Er is onvoldoende samenwerking tussen organisaties die mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp bieden en tussen hen en professionele zorginstellingen. 6. Het aanbod aan mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp is niet efficiënt georganiseerd; er is veel overlap met name in de overhead. Opgave SWW 1. Het aanbieden van koelvers-maaltijden aan kwetsbare inwoners voor een inkomensafhankelijke prijs. 2. Het inbrengen van deskundigheid op het gebied van welzijn, wonen en zorg in het gemeentelijke Zorgloket. 3. Het realiseren van een herkenbaar en makkelijk toegankelijk centraal steunpunt voor informele zorg (mantelzorg en vrijwillige thuishulp) onder regie van de gemeente. Het steunpunt heeft de volgende taken: a) het aanbieden van voorlichting, informatie en advies over het aanbod aan informele zorg; b) tegemoet komen aan de ondersteuningsbehoefte; c) ondersteunen van vrijwilligersorganisaties op het gebied van informele zorg; d) het makkelijk toegankelijk maken van het aanbod aan informele zorg via de digitale sociale kaart; e) stimuleren dat er voldoende diversiteit, flexibiliteit en maatwerk (arrangementen) tot stand komt in het aanbod om tegemoet te komen aan de vraag van de mantelzorgers en de zorgvragers; f) gesignaleerde hiaten in het bestaande ondersteuningsaanbod dichten, dat wil zeggen het realiseren van: • coaching voor mantelzorgers bij het regelen van de hulp en zorg; • diverse en flexibele vormen van kortdurende en interne respijtzorg (oppasdienst) en gemaksdiensten op maat (arrangementen).” In de subsidiebeschikking 2012 worden de volgende bedragen toegekend: • Maatschappelijke stages: € 79.517 • Mantelzorgondersteuning en vrijwillige Thuiszorg: € 150.312 • Steunpunt vrijwilligerswerk: € 65.388 • Totaal € 295.217. Deze bedragen zijn exclusief overhead. Aan alle onderdelen wordt inclusief overhead 28% meer uitgegeven. In het jaarverslag SWW van 2010 staat: “Centrum voor Vrijwillige Inzet (CVI) Vrijwilligerssteunpunt In 2010 diende zich een doelgroep aan die de aanbodkant van vrijwilligerswerk nieuw inkleurt. De landelijke en plaatselijke overheid vinden ieders deelname aan de samenleving van belang. Als iemand dan ook moeilijk meer via betaald werk kan meedoen, wordt deze tot vrijwillige inzet gestimuleerd. Voor het Vrijwilligerssteunpunt betekent dit dat de werkwijze moet worden aangepast. Veel nieuwe aanmeldingen komen dan binnen via het UWV en zullen daadwerkelijk bemiddeld moeten worden, liefst met een vorm van begeleiding tot op de vrijwilligerswerkplek. De totale instroom in 2010 was 175 mensen. Daarvan werd 44 procent met succes naar vrijwilligerswerk geleid. Anderen vonden betaald werk, begonnen aan een opleiding of vonden zelf een plekje. Voor 28 procent was er om uiteenlopende redenen geen positief resultaat. Onder de aanmeldingen was een opvallend grote vraag naar scholing op de computer. Veel werk is gestoken in een succesvolle tweedaagse vrijwilligersinzet in maart, onder de landelijke actietitel NL Doet.
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
10
Rekenkamercommissie Hoogeveen
MaS-punt Onder deze naam werken SWW en de plaatselijke afdeling van de stichting Present aan zaken rond maatschappelijke stages. Leerlingen van het voortgezet onderwijs moeten gedurende hun schoolloopbaan een bepaald aantal uren vrijwilligerswerk doen. Zo ervaren ze hoe belangrijk vrijwillige inzet is voor de samenleving. De medewerkers in het MaS-punt werven vrijwilligersplaatsen bij talloze maatschappelijke organisaties en bieden die de leerlingen aan via een vacaturebank. Daaronder zijn ook verschillende grote activiteiten waarvoor heel veel medewerkers nodig zijn, zoals de Cascaderun of ‘het klooster van Sinterklaas’. Door SWW werden in 2010 ruim 450 leerlingen aan een stageplek geholpen. De medewerkers verzorgen ook een groot deel van de voorlichting over maatschappelijke stages. Niet alleen aan leerlingen, maar eveneens aan ouders, schoolpersoneel en medewerkers van stagebiedende instellingen. Maatwerk Voor mensen die al lang buiten het proces van betaalde arbeid staan, is het doen van vrijwilligerswerk een beproefde manier gebleken om weer voorzichtig stappen richting arbeidsmarkt te zetten. Onze methode Maatwerk is daar specifiek voor opgezet. Van het Werkplein Hoogeveen krijgen de trajectcoaches van Maatwerk klanten toegewezen. Die moeten met individuele coaching of via groepswerk weer meer zelfredzaamheid en motivatie opbouwen. Zo wordt gewerkt aan grotere deelname aan de maatschappij. Het aantal klanten voor Maatwerk steeg in 2010 met meer dan 10 procent tot 79. Daarom was zelfs kort een wachtlijst noodzakelijk. Bijna alle deelnemers hebben zich in het verslagjaar duidelijk ontwikkeld. Ze doen meer mee in de maatschappij of komen zelfs in de buurt van de arbeidsmarkt. Ze zijn dan ook tevreden over hun Maatwerktraject. Uit de individuele trajecten stroomden 28 mensen uit, waarvan een drietal helaas niet bemiddelbaar was. Een duidelijke trend is echter, dat bij de naar Maatwerk verwezen klanten in toenemende mate sprake is van complexe problematiek, waaronder psychiatrische en verslavingsproblemen. Bij hen is vaak eerst een zogenaamd ‘rusttraject’ nodig; daarin wordt onder begeleiding van derden aan psychisch of mentaal herstel gewerkt, vóór er aan maatschappelijke of arbeidsparticipatie kan worden gedacht. In het groepswerk namen 39 mensen deel aan één of meer van de vijf verschillende activiteitengroepen. Juist in groepswerk worden tussen deelnemers onderling stimulansen gegeven om grenzen te verleggen. Via deelname aan een groep zie je mensen meer zelfvertrouwen krijgen in hun acties naar anderen. Bij het groepswerk werd soms gebruik gemaakt van vrijwillige begeleiders met specifieke kennis of vaardigheden. Vrijwilligersplekken voor deelnemers in Maatwerk werden vaak gevonden in de vacaturebank van het Vrijwilligerssteunpunt. Mantelzorgondersteuning en Vrijwillige Thuiszorg Deze activiteiten werden tot 2010 uitgevoerd door een grote thuiszorgorganisatie. De gemeentelijke opdrachtgever kiest echter voor inbedding in de lokale structuur en droeg het werk op aan SWW. Lokale inbedding leidde al direct tot grotere bekendheid en nabijheid. Met als gevolg een stijging van de vraag en grotere werkdruk. De vraag naar Vrijwillige Thuiszorg steeg met 27 procent naar 165, die naar Mantelzorgondersteuning met bijna 60 procent naar 175. Tegelijk zagen we de hulpvragen ingewikkelder worden. Wachtlijsten doemen dus op. De opdracht van de gemeente houdt tevens in dat de vraag naar kortdurende ondersteuning in beeld moet worden gebracht. Daarop moet vervolgens een effectieve plaatselijke structuur van vraag en aanbod voor mantelzorgers worden gezet. Gekozen is voor een projectaanpak, het project Informele Zorg. Organisaties die professionele zorg bieden moeten daar echter uitdrukkelijk bij worden betrokken. Ook in het Zorgloket komen vragen naar Vrijwillige Thuishulp binnen. Onze medewerkers daar bemiddelden in 2010 ruim in honderd vragen naar diverse organisaties die vrijwilligers daarvoor inzetten. Deze organisaties zijn verenigd onder de naam SamSam. Met steun van de Ladies’ Circle Hoogeveen kreeg SamSam dit jaar een eigen website en werd een vrijwilligerswerfactie gehouden met als motto ‘SamSam zoekt
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
11
Rekenkamercommissie Hoogeveen
sterren’. Na de beëindiging van de financiering van onze professionele ouderenadviseur is een plan ontwikkeld voor de inzet van vrijwillige ouderenadviseurs. Werving en training van de vrijwilligers zijn in de tweede helft van het jaar voorbereid.” Navraag leert dat het Werkplein van de gemeente Hoogeveen het project Maatwerk inkoopt bij de SWW ten laste van het participatiebudget. Kosten per jaar bedragen ongeveer €150.000. Voor de trajecten heeft Maatwerk 46 werkplekken in de samenleving waarvan 27 afkomstig van het Steunpunt Vrijwilligerswerk. In 2010 stroomden 28 klanten uit waarvan 6 naar vrijwilligerswerk/mantelzorg. 6.5. Subsidiebeleidsregels Cultuur, Sport, Onderwijs, Participatie en Zorg en Welzijn In 2010 zijn de beleidsregels vastgesteld. Over vrijwilligers en mantelzorg staat er: “Inleiding Onder het prestatieveld 'Vrijwilligers en Mantelzorg" zijn de volgende beleidsregels ondergebracht: a. informele hulp; b. maatschappelijke stages; d. ontwikkelingssamenwerking. a. Beleidsregels ondersteuning informele hulp Artikel 1 Doelgroep De doelgroepen van deze beleidsregels zijn: a. alle mantelzorgers in de gemeente; b. alle inwoners die in de gemeente vanuit een vrijwilligersorganisatie die individuele hulp bieden aan andere inwoners; c. vrijwilligersorganisaties die zich richten op hulp aan individuen. Artikel 2 Doelstelling De doelstellingen van deze beleidsregels zijn: 1. Hoofddoelstelling: a. het bevorderen en ondersteunen van de informele hulp gericht op versterking van de zelfredzaamheid van hulpvragers en mantelzorgers en niet op het overnemen van (een deel van) de eigen regie. 2. Subdoelstelling: a. het vergroten van de bekendheid (met de betekenis) van mantelzorg; b. het vergroten van de bekendheid van de mogelijkheden van mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuishulp; c. overbelaste mantelzorgers vroegtijdig signaleren; d. mantelzorgers hulp en ondersteuning op maat bieden door professionals, vrijwilligers en lotgenoten gericht op zelfredzaamheid; e. hulpvragers, hulp en ondersteuning op maat bieden door vrijwilligers en lotgenoten gericht op zelfredzaamheid; f. het realiseren van een effectieve en efficiënte organisatie van het aanbod aan mantelzorgondersteuning en vrijwillige hulp.”
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
12
Rekenkamercommissie Hoogeveen
7. Conclusies en aanbevelingen Op basis van de ons beschikbare informatie hebben wij de volgende conclusies getrokken: 1. De raad heeft de hoofdlijnen van het beleid op het gebied van informele zorg (mantelzorg en vrijwillige thuishulp) vastgesteld met het ‘Wmo-beleidsplan 2009-2012’ onder ‘Prestatieveld 4 Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers’. 2. Ten aanzien van vrijwilligerswerk in het algemeen geldt dat al geruime tijd specifiek beleid in het vooruitzicht wordt gesteld, maar dat beleid nog niet is ontwikkeld. Wel is beleid in voorbereiding. Dit reeds is besproken met partners als de Wmo-raad en zal worden voorgelegd aan de gemeenteraad. 3. Over de activiteiten die worden uitgevoerd op het gebied van vrijwilligers en mantelzorgers wordt de gemeenteraad beperkt geïnformeerd. De beschikbare informatie voor de raad is versnipperd en incompleet. 4. Er is maar beperkte informatie gevonden over aantallen vrijwilligers en mantelzorgers en de aantallen organisaties die op dit terrein actief zijn. Ook is niet goed bekend welke activiteiten de vrijwilligers verrichten. De gevonden gegevens zijn vrij algemeen en geven geen compleet beeld. 5. Het terrein van vrijwilligerswerk en informele zorg is veel breder dan de onderdelen waarop de gemeente zich richt. De gemeente heeft nauwelijks zicht op de vele activiteiten op het gebied van de informele zorg die niet door de gemeente worden gesubsidieerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de informele zorg die vanuit de vele kerken wordt geboden of informele zorg die wordt geboden binnen, of gelieerd aan, professionele zorginstellingen. Zicht op mantelzorg is nog veel moeilijker omdat niet wordt geregistreerd wie mantelzorger is en wat hij of zij precies doet. 6. Over de activiteiten van de Stichting Welzijnwerk is voldoende kwalitatieve informatie gevonden. Over de behaalde resultaten zijn echter weinig kwantitatieve gegevens beschikbaar. Ook is slechts algemene informatie gevonden over de wensen van vrijwilligers en mantelzorgers. 7. De voorzieningen die door de gemeente gefaciliteerd worden, zijn samengevat (geschatte kosten in 2012 tussen haakjes): • Vrijwilligersverzekering (€ 11.000); • Vrijwilligerssteunpunt met vacaturebank, scholingsaanbod en voorlichting (€ 91.000); • Ondersteuning voor maatschappelijke stages (€ 67.000); • Mantelzorgondersteuning en vrijwillige thuiszorg: beantwoorden van vragen, coaching, inzet ouderenadviseurs, oppasdienst, arrangementen en bemiddeling (€ 208.000). • Subsidiebudget vrijwilligersactiviteiten voor mantelzorgers en zorgbehoevenden (€ 29.000). • Project Maatwerk, met als doel maatschappelijke activering (€ 150.000) • Subsidiëring instellingen waar een groot deel personeel bestaat uit vrijwilligers en incidentele subsidies voor activiteiten waarbij vrijwilligers zijn betrokken (kosten onbekend). • Waarderingsacties en -prijzen (kosten onbekend).
Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen
13
EINDE BIJLAGE: Quick scan rapport vrijwilligersbeleid
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Brief college RKC rapport
Documentsoort: Brief
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51585#
Aan de leden van de Gemeenteraad
DATUM ONDERWERP
1 november 2012 Reactie op quickscan rkc vrijwilligerswerk
ONS NUMMER
Geachte heer, mevrouw, Wij hebben de ‘Quick scan naar vrijwilligerswerk en mantelzorg in Hoogeveen' van uw Rekenkamercommissie in goede orde ontvangen. Graag informeren wij u hierbij over onze reactie op het rapport. Wij onderschrijven in grote lijnen de conclusies van uw Rekenkamercommissie. We investeren fors in vrijwilligerswerk en de ondersteuning van mantelzorgers. Zonder vrijwilligers staat de samenleving stil en zonder mantelzorgers is de zorg onbetaalbaar en onhoudbaar. Uw Rekenkamercommissie geeft aan, dat uw Raad weinig wordt geïnformeerd over de uitvoering van het vrijwilligersbeleid. Uw Raad geeft op hoofdlijnen sturing aan het beleid. Het College werkt die hoofdlijnen van beleid uit in programma's. Het werkveld van vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning is erg breed waardoor gedetailleerd informeren lastig is. Vrijwilligers zijn overal. Niet alleen in de door de gemeente gesubsidieerde sectoren, maar ook binnen de kerken, in de zorg e.d. De beschikbare informatie over activiteiten op het gebied van vrijwilligers is daarom altijd versnipperd en incompleet. De Rekenkamercommissie wijst er terecht op, dat zicht op mantelzorg nog veel moeilijker is omdat niet wordt geregistreerd wie mantelzorger is en wat hij of zij precies doet. Daar komt bij dat veel mensen die hulp geven aan familie en bekenden zich niet beschouwen als mantelzorger. De breedte en diversiteit van het vrijwilligerswerk is ook de reden dat we nauwelijks specifiek vrijwilligersbeleid kennen. Dit neemt niet weg dat uw Raad altijd kan aangeven bij welke onderwerpen u extra betrokken wilt worden. De gemeente probeert zoveel mogelijk in contact te zijn met mantelzorgers en vrijwilligers om hun wensen in beeld te krijgen en ondersteuning op maat te organiseren. Via het Contactpunt Mantelzorg Hoogeveen houden we de vinger aan de pols van de mantelzorger. De behoeften van de vrijwilligers die thuishulp verlenen houden we in beeld via het Bestuurlijk Overleg Informele Zorg. Aan dat overleg nemen alle grote vrijwillige thuishulporganisaties deel, zoals Humanitas, het Rode Kruis, St. One, Contactpunt Mantelzorg etc. Sinds kort neemt ook het
PAGINA 1 VAN 2
PAGINA 2 VAN 2 12.0083634
Diaconaal Platform deel waarin alle levensbeschouwelijke organisaties zijn vertegenwoordigd die informele zorg leveren. Hiermee krijgen we zicht op de mogelijkheden en wensen van de naastenhulp van de kerken. We verwachten dat door de aanstaande decentralisaties in de zorg ook de wereld van het vrijwilligerswerk in de commerciële zorg voor ons open gaat. We stimuleren en ondersteunen vrijwilligerswerk en mantelzorg zowel direct als indirect. Alle vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties kunnen gebruik maken van de door de gemeente afgesloten vrijwilligersverzekering en het door de gemeente gesubsidieerde vrijwilligerssteunpunt. Alle mantelzorgers kunnen gebruik maken van mantelzorgconsulenten. Daarnaast financieren we projecten die mensen toeleiden naar vrijwilligerswerk als opstapje naar betaald werk of naar een betere positie in de samenleving. Tot slot subsidiëren we direct en indirect een groot aantal verenigingen en activiteiten die draaien op vrijwilligers. Het gaat dan om activiteiten, verenigingen en instellingen op het gebied van sport, buurtwerk, kunst & cultuur en informele zorg. Deze subsidies komen ook ten goede aan de vrijwilligers. Kortom, er gebeurt veel op het brede terrein van vrijwilligerswerk, vrijwillige thuishulp en mantelzorgondersteuning. We hebben geen compleet zicht en greep op dit brede terrein. Indien uw Raad extra betrokken wil worden op bepaalde terreinen en bij bepaalde thema’s dan vernemen wij dat graag. Wij gaan ervan uit dat wij u hiermee voldoende hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet, Burgemeester en Wethouders van Hoogeveen,
Henk de Vries Secretaris
Karel Loohuis Burgemeester
EINDE BIJLAGE: Brief college RKC rapport
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Raadsvoorstel vrijwilligersfonds CU
Documentsoort: Raadsvoorstel
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51442#
GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel Datum raadsavond
:
Programma
: meedoen
Onderwerp
: Instellen vrijwilligersfonds, Hoogeveens Bijenfonds
Samenvatting De fractie van de ChristenUnie biedt de notitie ‘Vrijwilligerswerk meer kracht geven’ aan en stelt aan de gemeenteraad van Hoogeveen de instelling van een lokaal vrijwilligersfonds voor. Dit vrijwilligersfonds dient het vrijwilligerswerk een impuls te geven en in deze notitie wordt het nader toegelicht. Voorgesteld besluit 1. Het instellen van een vrijwilligersfonds op. 2. We noemen het Hoogeveens Bijenfonds. Aanleiding Vanuit vrijwilligersorganisaties worden steeds meer klachten gehoord dat het moeilijk is om nieuwe vrijwilligers te krijgen. Een van de redenen is dat mensen het steeds drukker hebben. Men is druk met gezin, werk, moet ontspannen, voldoende bewegen/sporten enz. Vaak blijft er dan geen tijd en/of energie over om ook nog vrijwilligers te verrichten.
Daarnaast worden steeds meer regelingen overgeheveld naar de gemeente, vaak met een taakstelling (financiële korting). Denk aan de transities die gaande zijn voor de Jeugdzorg, AWBZ en Wet Werken naar Vermogen. De gemeente is daarin afhankelijk van de wetgeving vanuit het Rijk. Als gevolg van de kabinetscrisis zullen er vertragingen optreden in de overheveling, maar de transities zullen (misschien in een iets andere vorm) doorgaan. Door deze overheveling van taken vanuit het Rijk komt de gemeente voor nieuwe vragen te staan. En dus ook voor andere en nieuwe antwoorden. In de afgelopen jaren heeft de overheid veel naar zich toegehaald in de zorg voor de burger. Ook veel (welzijns)organisaties hebben hun strategie hierop aangesloten. Door de bezuinigingen komt er meer verantwoordelijkheid bij de burger te liggen. Het is waardevol dat eigen verantwoordelijkheid wordt teruggegeven aan de burger. De overheid moet wel initiatieven ontplooien om dit proces te ondersteunen. Dat is de uitdaging waar de gemeente Hoogeveen voor staat. Dit raadsvoorstel wil hier een bijdrage aanleveren. Beoogd resultaat De gemeentelijke overheid zorgt dat de verschillende functies en taken in zorg, onderwijs, sport, educatie blijven bestaan en kunnen blijven functioneren. Ze heeft hier een publieke taak in. Maar zij kan dit niet alleen, vrijwilligers zijn hierbij erg belangrijk. De overheid is hierin faciliterend. Het doel is een bloeiende samenleving, waarbij aandacht is voor mensen, ‘Eigen Kracht’ geen hol begrip is, maar daadwerkelijk wordt opgepakt door de samenleving, en mensen
GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel geholpen worden. Maar dit geldt evenzeer voor verenigingen en andere verbanden. Waar mensen hun gaven en talenten vrijwillig (nog meer) inzetten voor andere mensen en organisaties, cq. verenigingen.
Oplossingen Om het vrijwilligerswerk een impuls te geven zijn er verschillende mogelijkheden. Waardering is daarbij heel belangrijk. Een mogelijkheid is om elk jaar een vrijwilliger van het jaar te kiezen. Een andere mogelijkheid is de collectieve vrijwilligersverzekering, maar deze is al ingevoerd in Hoogeveen. Een andere mogelijkheid is het instellen van een vrijwilligersfonds. Het vrijwilligersfonds levert een bijdrage aan de investering in de kracht van de samenleving door het vrijwilligerswerk te ondersteunen in de verschillende maatschappelijke organisaties. Met een dergelijk lokaal vrijwilligersfonds kan men meer (financiële) kracht genereren en het stimuleert nieuwe initiatieven. Dit is een goede mogelijkheid om ook begrip ´Naoberschap´ inhoud en invulling te geven. Het fonds komt los te staan van de (lokale) overheid. Ontvangt subsidie van de gemeente en probeert deze gelden te vermeerderen door gebruik te maken van andere (bestaande) fondsen. Tevens zal, in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, het bedrijfsleven benadert worden voor ondersteuning, maar ook particulieren kunnen hun financiële bijdrage leveren. Vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties kunnen verzoeken voor ondersteuning bij dit fonds indienen. Voorgesteld wordt om voor het vrijwilligersfonds de naam “Hoogeveens Bijenfonds” te hanteren. Het symbool bijen en bijenkorf is opgenomen in het wapen van Hoogeveen. Het symboliseert het druk bezig zijn met een gezamenlijk doel, nl. het kleur en smaak geven aan de maatschappij Het college zal hieraan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 juli 2013 vorm geven. In deze vormgeving zullen o.a. de criteria duidelijk moeten worden waaronder vrijwilligers, organisaties en verenigingen gebruik kunnen maken van dit lokale vrijwilligersfonds. Op dit moment worden onderstaande, bestaande ontwikkelingen en initiatieven, buitenbeschouwing gelaten: • • •
•
Mantelzorgondersteuning De Smederijen. Gezien de ontwikkelingsfase waar men in verkeert, is het beter de Smederijen geheel buiten dit onderzoek te laten. Het zelfde geldt ook voor de sportstimulering. Dit beleidspunt heeft een eigen positie verworven in de Hoogeveensche sportwereld en is meer gericht op de professionalisering van de sport. Het vrijwilligerssteunpunt geeft algemene stimulansen aan het vrijwilligerswerk en richt zich grotendeels op de inzet van mensen in de WWB als vrijwilliger. Dit is een doelgroep met specifieke kenmerken. En vereist ook speciale vaardigheden voor bemiddeling.
Pagina 2 van 4
GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel
Argumentatie 1. In organisaties, verenigingen en kerken is de kracht van vrijwilligers voortdurend nodig. Ook voor gemeentelijke organisaties zijn vrijwilligers van onschatbare waarde en worden ze soms erg gemist. Die kracht in organisaties en in de maatschappij staat onder druk (door allerlei interne of externe oorzaken). 2. Door het creëren van een fonds wordt de kern geraakt van wat de ontwikkeling van de “civil society” nodig heeft, namelijk de totstandkoming van een duidelijke verhouding tussen publieke en private middelen voor het algemeen belang. De beste manier om het vrijwilligerswerk te ondersteunen is door een regeling in het leven te roepen, waarmee de overheid beloont dat mensen c.q. maatschappelijke organisaties zich inspannen om private middelen (in tijd, geld, faciliteiten, relaties e.d.) bijeen te brengen om de samenleving een dienst te bewijzen. Zeker als we vinden dat deze ontwikkeling nog veel groter moet worden om de kwaliteit van onze samenleving op peil te houden, is zo’n aanmoedigingsregeling hard nodig. 3. De gemeente neemt met de instelling van een dergelijk fonds een proactieve houding aan vanuit haar publieke taak. En faciliteert bestaande en nieuwe initiatieven van vrijwilligerswerk. 4. In Hoogeveen is dit een unieke kans om ook het bedrijfsleven en anderen in de samenleving te betrekken bij een dergelijke fonds. Hiermee tonen ze hun maatschappelijke betrokkenheid. 5. De ondersteuning van vrijwilligerswerk is van grote economische en
maatschappelijke waarde. 6. Uit het eindrapport “samenwerking met lokale fondsen” blijkt dat de oprichting van een vrijwilligersfonds, zal bijdragen aan een bloeiende samenleving. 7. Het oprichten van het vrijwilligersfonds is van een groot belang voor van een bloeiend verenigingsleven. Ook zullen bestaande en nieuwe initiatieven van vrijwilligers een positieve impuls krijgen. Dit zal een bijdrage leveren aan een samenleving waar het normaal is om te zien naar de ander. En voldoet daarmee aan artikel 160 lid 2 van de Gemeentewet.
Tijdpad In het najaar van 2012 worden criteria voor dit fonds nader uitgewerkt, in her voorjaar 2013zal het college en de gemeenteraad hier een besluit over nemen. Het fonds treed in werking met ingang van 1 juli 2013. Communicatie Bij het opstellen van de criteria zal een communicatieplan worden meegenomen. Financiële gevolgen
Pagina 3 van 4
GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel Geen. De subsidie die nu beschikbaar is voor ondersteuning van het vrijwilligerswerk per jaar gaat naar het lokale vrijwilligersfonds. Maatschappelijke organisaties, verenigingen en vrijwilligersorganisaties dienen dan verzoeken in voor ondersteuning bij het fonds. Monitoring en evaluatie In het najaar van 2014 zal evaluatie plaatsvinden. Daarna komt dit regulier terug in het kader van de P&C cyclus, via de jaarrekening. Hoogeveen, De gemeenteraad van Hoogeveen, raadslid,
Wim Warrink
Pagina 4 van 4
EINDE BIJLAGE: Raadsvoorstel vrijwilligersfonds CU
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Vrijwilligersfonds - brief college aan de raad
Documentsoort: Brief
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51443#
Raad van Hoogeveen
DATUM ONDERWERP
21 september 2012 Raadsvoorstel vrijwilligersfonds
ONS NUMMER
Geachte leden van de Raad, Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de notitie ‘Vrijwilligerswerk meer kracht geven’ en het raadsvoostel voor het instellen van een vrijwilligersfonds van de raadsfractie van de ChristenUnie. Graag informeren we u over de mening van ons College over het voorgestelde vrijwilligersfonds. Wij juichen het toe als betrokken burgers, bedrijven en instellingen gelden bijeenbrengen die ten goede komen aan de lokale samenleving. Het instellen van een vrijwilligersfonds vinden wij dan ook een goed initiatief. Navraag bij de CU leert, dat men denkt aan voeding van het fonds met bestaande gemeentelijke budgetten voor informele zorg, ontspannings- en ontmoetingsactiviteiten, maatschappelijke stages e.d. Deze subsidiebudgetten zijn allemaal gericht op het waarderen, faciliteren en stimuleren van vrijwilligerswerk. De budgetten worden thans verdeeld over subsidieaanvragers op basis van onze subsidiebeleidsregels. Uitgangspunten bij het opstellen van deze beleidsregels waren: 1. de subsidie moet bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente op het betreffende terrein; 2. de hoogte van de subsidie is afhankelijk van de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de gemeentelijke doelen; 3. aanvraag en verantwoording van subsidie is zo eenvoudig mogelijk; 4. de subsidieverlening is zo objectief en transparant mogelijk. In veel gevallen zijn de subsidiebeleidsregels tot stand gekomen in goed overleg met de betrokken vrijwilligersorganisaties. Zij hebben aangegeven wat een eerlijke verdeling is van het budget gezien het doel wat de gemeente ermee nastreeft. Een goed voorbeeld is het subsidiebudget voor informele zorg (mantelzorgondersteuning, vrijwillige thuishulp en lotgenotenhulp). Dit wordt verdeeld onder de aanvragers naar rato van het aantal hulpcontacten en bijeenkomsten met en zonder inhuur van externen (sprekers e.d.). Hoe meer
PAGINA 1 VAN 2
PAGINA 2 VAN 2
hulpcontacten en bijeenkomsten men organiseert, hoe groter het deel van het subsidiebudget dat men ontvangt. Bij het aanvragen van de subsidie hoeven organisaties niet veel meer aan te geven dan de aard en hoeveelheid hulpcontacten en bijeenkomsten die men in het subsidiejaar wil organiseren. Voor de subsidieverantwoording hoeven organisaties alleen maar aan te geven hoeveel hulpcontacten en bijeenkomsten men uiteindelijk daadwerkelijk georganiseerd heeft. Vrijwilligersorganisaties worden zo gestimuleerd om zoveel mogelijk contacten en bijeenkomsten te organiseren voor zo laag mogelijke kosten. Sinds kort vindt periodiek overleg plaats met de besturen van de vrijwilligersorganisaties op het gebied van informele zorg. Daarin wordt besproken hoe de facilitering en ondersteuning van deze organisaties en hun vrijwilligers verder kan worden verbeterd. Het gaat dan vooral over de inzet van de subsidie die de SWW ontvangt voor de professionele ondersteuning van de vrijwilligersorganisaties op het gebied van informele zorg. Ook de verhouding tussen het subsidiebudget voor vrijwilligersactiviteiten en het budget voor professionele ondersteuning is onderwerp van gesprek. De gesprekken verlopen bijzonder constructief. Deze wijze van werken vergroot het inzicht bij de gemeente in de behoeften van vrijwilligers(organisaties) en laat vrijwilligersorgansaties ervaren hoe veel belang de gemeente aan hen hecht. We concluderen dat de bestaande subsidiesystematiek goed werkt. De subsidieverdeling is simpel, niet bureaucratisch, objectief en controleerbaar. Ze is tot stand gekomen in goed overleg met betrokken instellingen en wordt ook met de betrokken instellingen gemonitord en indien nodig aangepast. Bestaande lokale fondsen zoals het leefbaarheidsfonds en het fonds van de Stichting One laten zien, dat een gemeentelijk storting in een fonds niet nodig is om private middelen bijeen te brengen voor (het stimuleren van) actief burgerschap. Kortom, wij juichen de inrichting van een lokaal vrijwilligersfonds toe. We zijn van mening dat de instelling en voeding daarvan moet worden overgelaten aan het particulier initiatief. De ervaring leert dat Hoogeveense burgers en bedrijven bereid zijn een bijdrage te leveren aan zulke initiatieven. Met de bestaande subidiesystematiek drukken we onze waardering uit voor vrijwilligerswerk en investeren we nadrukkelijk in de kracht van de samenleving. Met vriendelijke groet, Burgemeester en Wethouders van Hoogeveen,
Henk de Vries Secretaris
Karel Loohuis Burgemeester
EINDE BIJLAGE: Vrijwilligersfonds - brief college aan de raad
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: BBV00458 Raadsvoorstel algemene subsidieverordening
Documentsoort: Raadsvoorstel
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51589#
Raadsvoorstel Datum raadsavond Wordt later ingevuld Programma Bestuurt Onderwerp Algemene subsidieverordening Hoogeveen
Samenvatting In het kader van de administratieve lastenverlichting willen we minder regels stellen aan de burger. Deze vernieuwde Algemene Subsidieverordening is daar een resultaat van. Voorgesteld Besluit 1. Vaststellen Algemene Subsidieverordening Hoogeveen Aanleiding De overheid wil de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger verbeteren. Eén van de speerpunten daarbij is de administratieve lastenverlichting, met name op lokaal niveau (minder regels, meer service). In het bijzonder op het terrein van subsidies is winst te behalen. Dit is te bereiken door de lasten van verantwoording terug te dringen. Eén van de uitgangspunten is dat we moeten uitgaan van vertrouwen in plaats van wantrouwen, zonder eventuele risico's uit het oog te verliezen. Dit betekent dat meer nadruk komt te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger (meldingsplicht). Het is mogelijk om steekproefsgewijs controle uit te oefenen. Beoogd resultaat De Algemene Subsidieverordening wordt vastgesteld. Oplossingen In de praktijk blijkt het gros van de subsidieaanvragen om relatief kleine bedragen te gaan. Maar vaak zijn de verantwoordingseisen dezelfde als voor grote subsidiebedragen. Dezelfde manier van verantwoorden bij grote en kleine subsidiebedragen leidt tot onevenredig grote lasten voor subsidieontvangers van kleine bedragen en de gemeente als subsidieverstrekker. Door de ondergrens voor de verantwoording van subsidies bij € 5.000 te leggen, behoeft een groot aantal subsidieontvangers geen verantwoording meer af te leggen.Bij deze kleine subsidiebedragen gaat het veelal om vrijwilligersorganisaties. Het mes van de lastenverlichting snijdt hierbij aan twee kanten: de subsidieontvanger hoeft minder verantwoording af te leggen en de subsidieverstrekker hoeft minder te controleren. Bij subsidiebedragen tussen € 5.000 en € 100.000 geldt een minder zware verantwoordingsplicht. Hier is vaker sprake van professionele organisaties. Ook hier lastenverlichting voor subsidieontvanger en subsidieverstrekker: een inhoudelijk en financieel verslag van de activiteiten volstaat. In de huidige Verordening ligt de grens van het zware regime (volledige verantwoording) bij € 25.000. Pagina 1 van 2
Voor de grote gesubsidieerde instellingen die jaarlijks meer dan € 100.000 subsidie ontvangen blijft het traditionele verantwoordingsregime van toepassing. Dat wil zeggen dat zij een volledige jaarrekening (jaarverslag) voorzien van een accountantsverklaring moeten indienen. Met de grens van € 100.000 is aansluiting gezocht bij het Besluit Mandaat, Volmacht en Machtiging, waarbij de bevoegdheid tot ondermandaat beperkt is tot verplichtingen tot € 100.000. Bij deze instellingen gaat het om Bibliotheek, Scala, De Tamboer, Het Podium, Stichting Welzijnswerk, Stichting Peuterspeelzalen Hoogeveen en Icare. Samen zijn zij in 2012 goed voor negen miljoen euro subsidie. Argumentatie In het kader van de administratieve en bestuurlijke lastenverlichting is het noodzakelijk geworden om de huidige subsidieverordening aan te passen. Gezien het aantal wijzigingen is ervoor gekozen om een geheel nieuwe Verordening op te stellen. In Hoogeveen is in 2007 al een eerste stap in de lastenverlichting gezet met de vaststelling van de huidige Verordening. Deze nieuwe Verordening gaat hierin verder door de ondergrens voor de verantwoording van subsidies te leggen bij € 5.000 (was € 2.000). Tot dit bedrag worden subsidies direct vastgesteld, maar door middel van het invullen een formulier kan worden verantwoord of activiteiten al dan niet zijn uitgevoerd. Boven dit bedrag wordt voor de verantwoording om een inhoudelijk en financieel verslag gevraagd. Naar aanleiding van de publicatie door het ministerie van Financiën van het 'Kader financieel beheer rijkssubsidies' heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten(VNG) een model algemene subsidie verordening ontwikkeld. Gemeente Hoogeveen heeft ervoor gekozen om, uitgaande van de huidige Verordening, een eigen invulling te geven aan de subsidieverordening. Wel heeft de modelverordening hierbij als leidraad gediend. Tijdpad Subsidieaanvragen voor jaarlijkse subsidies moeten in het jaar voorafgaand aan het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden ingediend. Om van toepassing te zijn voor subsidies vanaf het jaar 2014, moet deze Verordening uiterlijk 31 december 2012 zijn vastgesteld en gepubliceerd. Communicatie Bekendmaking via publicatie op www.overheid.nl, in Het Torentje en plaatsing op de website van de gemeente Financiële gevolgen n.v.t. Monitoring en evaluatie n.v.t. Hoogeveen, Burgemeester en Wethouders van Hoogeveen, de secretaris, de burgemeester,
G.H. DE VRIES Pagina 2 van 2
K.B. LOOHUIS
EINDE BIJLAGE: BBV00458 Raadsvoorstel algemene subsidieverordening
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Toelichting op algemene subsidieverordening
Documentsoort: Nota
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51590#
Algemene Subsidieverordening Hoogeveen Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. college: college van burgemeesters en wethouders van Hoogeveen; b. eenmalige subsidie: subsidie die wordt verstrekt voor een activiteit met een eenmalig of incidenteel karakter die voor een niet langere periode dan maximaal vier jaar wordt verstrekt; c. jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt; d. wet: Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2 Reikwijdte verordening Deze verordening is van toepassing op alle door of vanwege het gemeentebestuur te verstrekken subsidies op de volgende beleidsterreinen: a. algemeen bestuur; b. openbare orde en veiligheid; c. verkeer, vervoer en waterstaat; d. economische zaken; e. onderwijs; f. cultuur en recreatie; g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening; h. volksgezondheid en milieu; i. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening. 2. Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies, indien en voor zover de voor de subsidie benodigde gelden in de gemeentelijke begroting zijn gereserveerd. 3. Voor zover bij wettelijk voorschrift of bij gemeentebegroting niet is voorzien in de verdeling van de beschikbare gelden, stelt het college omtrent die verdeling beleidsregels vast.
Paragraaf 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 1. Het college kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen voor bepaalde subsidies, dan wel categorieën van subsidies. 2. Het college maakt tijdig bekend op welke wijze de per activiteit beschikbare subsidie wordt verdeeld ingeval van overschrijding van het subsidieplafond. 3. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen. 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.
Paragraaf 3 Aanvraag van de subsidie Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens
1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. 2. Bij een subsidieaanvraag overlegt de aanvrager de volgende gegevens: a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd; b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen; c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan. 3. Indien de aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier. 4. Het college kan ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn. Artikel 6 Aanvraagtermijn 1. Indien een aanvraag voor een eenmalige subsidie niet uiterlijk 8 weken voorafgaand aan de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, wordt ingediend, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Van deze termijn van 8 weken kan in beleidsregels worden afgeweken. 2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. 3. Het college kan in beleidsregels andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.
Artikel 7 Beslistermijn 1. Het college beslist op een aanvraag om verlening van een eenmalige subsidie uiterlijk 6 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Het college kan deze termijn met ten hoogste 6 weken verlengen. De verdaging wordt schriftelijk aan de aanvrager bekendgemaakt. 2. Het college beslist op een aanvraag voor verlening van een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
Paragraaf 4 Weigering van de subsidie Artikel 8 Weigeringgronden Het college kan, naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde weigeringgronden, een subsidieverlening weigeren indien de activiteiten niet gericht zijn op de gemeente Hoogeveen of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede komen aan haar ingezetenen.
Paragraaf 5 Verlening van de subsidie Artikel 9 Verlening subsidie 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.
2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie. Artikel 10 Betaling en bevoorschotting 1. Indien een beschikking tot vaststelling van een subsidie tot € 5.000 wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats. 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de bevoorschotting bepaald.
Paragraaf 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger Artikel 11 Reserves en voorzieningen 1. Het is gesubsidieerde instellingen toegestaan een egalisatiereserve van maximaal 20 % van de goedgekeurde jaarlijkse lasten op te bouwen. 2. Indien het eigen vermogen, de reserves en/of voorzieningen van de subsidieontvanger meer bedragen dan redelijkerwijs voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten noodzakelijk is, kan het college de subsidie tot een lager bedrag verlenen dan wel vaststellen. Artikel 12 Vermogensvorming 1. Indien het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger daarvoor in de in artikel 4:41 tweede lid van de wet genoemde gevallen een vergoeding verschuldigd. 2. De subsidieontvanger is vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan vermogensvorming heeft bijgedragen. 3. Het college kan vrijstelling verlenen van de vergoedingsplicht als bedoeld in het eerste lid. Artikel 13 Overige verplichtingen 1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan. 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.
Paragraaf 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 5.000 1. Subsidies tot € 5.000 worden door het college: a. direct vastgesteld of, b. ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend. 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid onderdeel b kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:
a. bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend; b. bij een jaarlijkse subsidie binnen 6 maanden na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend. 2. De aanvraag tot vaststelling bevat: a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht; b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening) en c. voor subsidies vanaf € 100.000 een accountantsverklaring. 3. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd. Artikel 16 Vaststelling subsidie 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast. 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling. 4. Ambtshalve vaststelling vindt plaats op maximaal 80 % van het bedrag waarop de subsidie zou zijn vastgesteld bij tijdige indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Paragraaf 8 Slotbepalingen Artikel 17 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 18 Inwerkingtreding; citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 en is van toepassing vanaf het subsidiejaar 2014. 2. De Algemene subsidieverordening Hoogeveen, vastgesteld door de raad op 30 september 2004 en laatstelijk gewijzigd op 5 april 2007, wordt ingetrokken. 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidieverordening Hoogeveen". Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 29 november 2012 De griffier, de voorzitter J.P. Wind, K.B. Loohuis
Toelichting op de algemene subsidieverordening Hoogeveen 1. ALGEMEEN Omdat zowel de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als de Algemene subsidieverordening van toepassing zullen zijn op de subsidiebeschikkingen wordt in deze toelichting zowel de wettekst als de verordening besproken. Het subsidiebegrip in de Awb In artikel 4:21 van de Awb wordt het begrip subsidie gedefinieerd. Dat is dwingend recht en geldt dus ook voor de gemeente Hoogeveen. In de verordening is dan ook geen definitie opgenomen. Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Het subsidiebegrip is een materieel begrip. Dat wil zeggen dat bepalend is of voldaan is aan de elementen van het begrip, ongeacht de benaming. Begrippen als bijdrage, financiering of uitkering kunnen dus ook subsidie zijn. De 'aanspraak op financiële middelen' wil zeggen dat die middelen in rechte afdwingbaar zijn. Dit betekent ook dat geldstromen tussen bestuursorganen of onderdelen van één organisatie of rechtspersoon geen subsidie zijn, want die middelen kunnen niet in rechte worden afgedwongen. De toevoeging van 'financiële' geeft aan dat het niet gaat om subsidies in natura, zoals bijvoorbeeld een lagere prijs voor een museumkaartje, vrijstelling van precario e.d. Het element 'verstrekt door een bestuursorgaan' is voor de gemeente een duidelijke zaak. Bestuursorganen van de gemeente zijn de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad, maar kan ook een commissie zijn met bepaalde bevoegdheden. Met het element 'met het oog op bepaalde activiteiten' wordt bedoeld dat voorafgaand aan de activiteiten de bestedingsrichting van de gelden is vastgelegd. De aard van de activiteiten kan zeer uiteenlopen. Het kan gaan om eenmalige of voortdurende activiteiten en een activiteit kan soms ook het nalaten van iets zijn. Door deze omschrijving vallen de sociale uitkeringen, huursubsidie, schadevergoeding en studiefinanciering niet onder het subsidiebegrip. In die gevallen gaat het dan niet om een bepaalde activiteit, maar om een bepaalde inkomensvoorziening. Bijzondere bijstand valt, gelet op de verwevenheid met de 'gewone' bijstand volgens de Memorie van Toelichting ook niet onder het subsidiebegrip, hoewel die wel voor een bepaalde activiteit wordt verstrekt. De toevoeging 'anders dan als betaling voor verleende goederen of diensten' geeft aan dat als een economische tegenprestatie wordt geleverd er geen sprake is van subsidie, maar van een gewone overeenkomst. Dat wil niet zeggen dat elke betaling van de gemeente die aan de hoge kant is, als een subsidie moet worden aangemerkt. De waarde in het economisch verkeer is niet altijd exact vast te stellen, zodat ook de overheid een zekere vrijheid heeft bij het bepalen van de prijs die zij wil betalen. Indien de prijs die de gemeente betaalt een onmiskenbare hogere waarde heeft, kan niet meer worden gesproken van een betaling, maar is er sprake van een subsidie, indien ook aan de overige elementen van het begrip is voldaan.
In artikel 4:21 Awb wordt verder bepaald dat belastingen en volksverzekeringen niet onder de subsidieregels vallen en dat de subsidieregels van overeenkomstige toepassing zijn op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Het subsidieproces Het subsidieproces in de Awb wordt aangeduid met de term subsidieverstrekking. Binnen dit proces worden drie rechtsmomenten onderscheiden, te weten: 1. de subsidieverlening 2. de subsidievaststelling en 3. de subsidiebetaling Ad 1. Het proces van subsidieverlening (afdeling 4.2.3 Awb) a. Het besluit tot subsidieverlening kent in ieder geval de volgende inhoud: • activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend; • het subsidiebedrag; • het subsidietijdvak bij duursubsidies. b. Bij de subsidieverlening kan een begrotingsvoorbehoud worden gemaakt. Om rechtsverwerking te voorkomen moet binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting op dit voorbehoud een beroep worden gedaan. c. De in artikel 4:35 Awb (niet-limitatief) opgesomde weigeringgronden hebben een aanvullend karakter en kunnen gehanteerd worden naast de weigeringgronden die zijn vermeld in de subsidieregeling zelf. d. Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden. e. Ter uitvoering van een beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten. Ad2. Het proces van subsidievaststelling (afdeling 4.2.5 Awb) a. De hoogte van het vastgestelde subsidiebedrag is in principe gelijk aan de hoogte die vermeld is in de beschikking tot subsidieverlening. Een lagere vaststelling kan op basis van de gronden genoemd in artikel 4:46 Awb. b. De beschikking tot (definitieve) vaststelling van de subsidie geeft aanspraak op betaling, eventueel na verrekening met reeds verleende voorschotten. Deze beschikking dient de termijn te vermelden waarbinnen de betaling plaatsvindt. Deze termijn bedraagt in principe vier weken. c. De beschikking wordt gegeven op aanvraag of ambtshalve. Ad3. Het proces van betaling en terugvordering (afdeling 4.2.7 Awb) a. Uitgangspunt is, dat het subsidiebedrag wordt betaald overeenkomstig de subsidievaststelling en onder verrekening van eventuele voorschotten. b. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. c. De betaling kan eventueel in termijnen plaatsvinden. Bij wettelijke subsidies dient deze termijnbetaling te zijn geregeld in de wet en bij buitenwettelijke subsidies in de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling. d. Voor zover bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger voorschotten verlenen. e. Een voorschot wordt in beginsel binnen vier weken overeenkomstig de voorschotverlening betaald. f. Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten kunnen door het bestuursorgaan worden teruggevorderd. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van vijf jaren.
g.
Het bestuursorgaan is op grond van artikel 4:56 Awb bevoegd de betaling van het subsidiebedrag op te schorten vooruitlopend op de toepassing van artikel 4:48 of 4:49 Awb (intrekkings- of wijzigingsbeschikking).
Intrekken of wijzigen van subsidies (afdeling 4.2.6 Awb) Afdeling 4.2.6 Awb regelt drie situaties: 1. De artikelen 4:48 en 4:49 regelen de intrekking en wijziging met terugwerkende kracht ("ex tunc") van de subsidieverlening respectievelijk de subsidievaststelling. Meestal zal het gaan om een sanctie in reactie op verwijtbaar gedrag van de subsidieontvanger, soms om herstel van onjuistheden die niet alleen voor rekening van de subsidieverstrekker behoren te komen. Uit het oogpunt van rechtszekerheid geldt er voor intrekking of wijziging van de subsidievaststelling een verjaringstermijn van vijf jaren. 2. Artikel 4:50 gaat over de opzegging, dat wil zeggen over de situatie dat de subsidieverstrekker voor de toekomst ("ex nunc") een bestaande subsidieverhouding wil beëindigen of wijzigen, bijvoorbeeld omdat er een beleidswijziging is of omdat er een subsidieverlening onjuist is. In die gevallen is het bestuursorgaan schadeplichtig, indien de subsidieontvanger schade lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan. Van belang is voorts dat het bestuursorgaan bij de beëindiging of wijziging van een subsidierelatie een redelijke termijn in acht neemt. 3. Artikel 4:51, ten slotte, heeft betrekking op de situatie dat een subsidie niet opnieuw wordt verleend voor een aansluitende periode. Het gaat hier strikt genomen niet om een intrekking of wijziging, maar om het niet geven van een nieuwe beschikking voor de toekomst. Toch is deze regel in afdeling 4.2.6 opgenomen, omdat een subsidieontvanger - net als bij intrekking van beschikkingen voor de toekomst - soms aan een reeks opeenvolgende subsidieverleningen vertrouwen op hernieuwde subsidiëring mag ontlenen. In de praktijk zal de subsidieontvanger overigens geen verschil voelen tussen intrekking of geen hernieuwde subsidieverlening. Evenals bij artikel 4:50 Awb dient bij de toepassing van dit artikel een redelijke termijn in acht te worden genomen. Anders dan bij artikel 4:50 Awb is het bestuursorgaan bij toepassing van dit artikel niet schadeplichtig. Subsidieverplichtingen (afdeling 4.2.4 Awb) Afdeling 4.2.4 Awb geeft aan welke verplichtingen aan de subsidieontvanger (kunnen) worden opgelegd. Zo noemt artikel 4:37 Awb (niet-limitatief) zeven standaardverplichtingen, die aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. Naast deze verplichtingen kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die ‘strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie’. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden deze doelgebonden verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen verplichtingen worden opgelegd bij subsidieverlening. Niet-doelgebonden verplichtingen kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Hoorplicht Artikel 4:12 Awb bepaalt dat een bestuursorgaan de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 Awb (hoorplicht) achterwege kan laten bij een beschikking die strekt tot het vaststellen van een financiële verplichting of aanspraak (dus in principe ook bij subsidies) indien: a. tegen die beschikking bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld en b. de nadelige gevolgen na bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.
Echter het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 Awb niet achterwege kan worden gelaten bij een beschikking die strekt tot: a. de weigering van een subsidie op grond van artikel 4:35 Awb (weigeringgronden) of 4:51 Awb (weigering voortzetting subsidies); b. het op grond van artikel 4:46, tweede lid, Awb lager vaststellen van de subsidie; of c. het ten nadele van de ontvanger intrekken of wijzigen van een subsidieverlening of subsidievaststelling. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen(Afdeling 4.2.8 Awb) Aparte vermelding behoeft ook de regeling van Afdeling 4.2.8 Awb. Deze is alleen van toepassing wanneer een wettelijk voorschrift dat bepaalt of het bestuursorgaan daartoe uitdrukkelijk besloten heeft. Deze afdeling is van toepassing op subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten. Afdeling 4.2.8 Awb geeft voorschriften over de aanvraag, de subsidieverlening, verplichtingen van de subsidieontvanger en de subsidievaststelling. Deze afdeling is in de verordening niet van toepassing verklaard. 2. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Begripsomschrijvingen Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 2 Reikwijdte verordening Op grond van artikel 4:23 Awb kan slechts subsidie worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. De verordening is het bedoelde ‘wettelijk voorschrift’. In artikel 2 is omschreven voor welke beleidsterreinen op grond van de verordening subsidie kan worden verstrekt. De Algemene subsidieverordening geldt niet voor subsidies op de genoemde beleidsterreinen voor zover in een bijzondere subsidieverordening of ander wettelijke voorschrift wordt afgeweken van de Algemene subsidieverordening. Subsidie kan ook verstrekt worden op andere beleidsterreinen dan genoemd, maar dan moet die verstrekking een zelfstandige wettelijke basis (lees: verordening) hebben. Voor die subsidies geldt de Algemene subsidieverordening in beginsel niet, tenzij in de bijzondere regeling deze Algemene subsidieverordening geheel of gedeeltelijk van toepassing wordt verklaard. De verplichting genoemd in artikel 4:23 Awb kent uitzonderingen, onder andere voor incidentele subsidies, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt, en subsidies waarbij subsidieontvanger en het subsidiebedrag zijn vermeld in de begroting. Indien de gemeente Hoogeveen een subsidieregel van een andere overheid dient uit te voeren en derhalve als doorgeefluik optreedt worden ook zoveel mogelijk de regels van deze verordening toegepast, tenzij de betreffende regeling zich daartegen verzet. Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling Door het vaststellen van de verordening geeft de raad het juridische kader aan voor de verlening van de subsidiebeschikkingen. Daarnaast is de raad het bestuursorgaan dat de omvang en de verdeling van de subsidiegelden bepaalt bij de jaarlijkse begrotingsvaststelling. De (dagelijkse) uitvoering van de subsidieregels van de Awb en de verordening worden opgedragen aan burgemeester en wethouders. Het college regelt de verdeling van de beschikbare gelden, voor zover al niet geregeld bij wettelijk voorschrift of bij gemeentelijke begroting, in beleidsregels.
Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud Soms biedt de begroting geen ruimte voor subsidiëring, terwijl de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur weigering of intrekking van de subsidie niet zonder meer toelaten. Daar zijn in hoofdzaak twee oorzaken voor aan te wijzen: a. er bestaat onzekerheid over de omvang van het beroep dat op een subsidieregeling zal worden gedaan; b. pas gedurende het begrotingsjaar komt vast te staan, welk subsidiebedrag voor subsidiëring beschikbaar is. Ad a. Deze situatie doet zich met name voor bij openeinderegelingen, waarbij het aantal aanvragen niet vooraf bekend is. Bij een onverwacht hoog aantal voor toewijzing vatbare subsidieaanvragen kan dan blijken dat het beschikbaar gestelde bedrag onvoldoende is. Het enkele ontbreken van een toereikende begrotingspost ontslaat de overheid nog niet van haar plicht om financiële verplichtingen jegens burgers na te komen (HR 4 november 1849, W. 1058 (De Bourbon/Naundorff)). De Awb biedt nu met het subsidieplafond een instrument om de uitgaven te kunnen beheersen. Ad b. Deze situatie doet zich met name bij het Rijk voor, doordat diverse hoofdstukken van de Rijksbegroting pas in de loop van het jaar worden vastgesteld. Indien vaststaat dat voor het betreffende begrotingsjaar geen verdere aanvragen meer kunnen worden ingediend, kan volstaan worden met het stellen van een begrotingsvoorbehoud en is het instellen van een subsidieplafond niet nodig. Indien er een subsidieplafond is ingesteld en conform de vastgestelde inhoudelijke of financiële verdeelmaatstaven subsidies volledig zijn verdeeld (dat wil zeggen het plafond is bereikt), geldt het principe 'op is op'. Het facultatieve karakter van de regeling geeft het college de ruimte per subsidiesoort te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond bestaat. In afdeling 4.2.2 Awb zijn dwingende bepalingen opgenomen over de instelling van het subsidieplafond. De belangrijkste bepalingen zijn: • een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4:25, tweede lid); • bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld (artikel 4:26, tweede lid); • het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld (artikel 4:27, eerste lid). In artikel 4 vierde lid is bepaald dat het college verplicht is om het zogenaamde begrotingsvoorbehoud te maken als subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld. Dit is aan de orde bij meerjarige subsidies. In dat geval verleent het college de subsidie onder de voorwaarde dat de nodige gelden beschikbaar worden gesteld in de gemeentebegroting. Deze voorwaarde moet volgens de Awb in de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld. Het beroep op de voorwaarde dient binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de gemeentebegroting aan de subsidieontvanger bekend worden gemaakt (artikel 4:34 Awb). In dat artikel zijn ook nadere regels opgenomen over het beroep op de voorwaarde. Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden aangevraagd. Met 'schriftelijk' is meer bedoeld dan 'op papier geschreven'. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden ingediend, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.
Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 Awb. In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager moet overleggen bij zijn subsidieaanvraag. In het vierde lid is bepaald dat het college per geval kan regelen welke gegevens moeten worden verstrekt. Uitgangspunt hierbij is om de administratieve en bestuurlijke lastendruk zo beperkt mogelijk te houden. Artikel 6 Aanvraagtermijn In afdeling 4.2.3 Awb zijn dwingende bepalingen opgenomen over de subsidieverlening, bijvoorbeeld waaraan een beschikking tot subsidieverlening moet voldoen. In dit artikel is bepaald dat de aanvraag om subsidieverlening altijd voorafgaand aan de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd wordt ingediend. Indien dat niet gebeurt, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen. Artikel 7 Beslistermijn Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 8 Weigeringgronden In dit artikel is een weigeringgrond opgenomen die geldt voor alle subsidiesoorten. Deze weigeringgrond is een aanvulling op de weigeringgronden van artikel 4:35 Awb. Artikel 4:35 AWB stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden; b. de aanvraag niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. Tevens kan worden geweigerd indien de aanvrager: a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend. Artikel 9 Verlening subsidie Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot subsidieverlening aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidie moet plaatsvinden. Hiermee wordt bereikt dat het de subsidieontvanger van meet af aan duidelijk aan welke voorwaarden en administratieve eisen moet voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen. Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij de toekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvan eenvoudig afzien. In gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen moeten worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. In artikel 4.37 Awb staan de standaard verplichtingen vermeld die het college bij de beschikking tot subsidieverlening kan opleggen. Aanvullend is in het tweede lid van dit artikel geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen met betrekking tot beheer en gebruik van de subsidie.
Artikel 10 Betaling en bevoorschotting Het eerste lid van dit artikel spreekt voor zich. Ingevolge het tweede lid kan bij de subsidieverlening worden bepaald dat het laatste gedeelte van de subsidie niet eerder dan bij de vaststelling wordt uitbetaald aan de subsidieontvanger. Artikel 11 Reserves en voorzieningen Voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van de grote gesubsidieerde instellingen is het noodzakelijk om ter zake van in enig jaar niet-ingezette subsidies (voordelig exploitatieresultaat) een reserve te vormen. De omvang van deze (egalisatie)reserve bedraagt maximaal 20 % van de door de gemeente verleende jaarlijkse subsidie. De voordelige exploitatieresultaten worden aan deze egalisatiereserve toegevoegd. Een eventueel nadelig exploitatieresultaat wordt ten laste van deze reserve gebracht. Artikel 12 Vermogensvorming Het komt nogal eens voor dat een subsidie leidt tot een vermogensgroei bij de subsidieontvanger. Dergelijke “winsten” behoren terug te vloeien in de openbare kas. Daarom bevat de Awb een bepaling over vergoedingsplicht bij vermogensvorming (4:41). Deze bepaling geldt alleen voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Dit artikel bevat hiervoor de basis. Het college kan op grond van het derde lid vrijstelling verlenen, bijvoorbeeld voor vermogensgroei onder een bepaald bedrag. Artikel 13 Overige verplichtingen De meldingsplicht is een tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in deze verordening. De subsidieontvanger is verplicht tijdig bij de gemeente te melden als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Artikel 4:71 Awb betreft rechtshandelingen zoals het wijzigen van statuten, het in eigendom verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening, het oprichten of deelnemen in een rechtspersoon of het ontbinden van de rechtspersoon. Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 5.000 Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is dat een vast bedrag wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. Omdat de subsidieontvanger geen aanvraag tot subsidievaststelling hoeft in te dienen, worden de lasten voor zowel de subsidieverstrekker als de subsidieontvanger verminderd. In het geval van verlening en ambtshalve vaststelling (lid 1 onderdeel b) wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt binnen dertien weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld. Hierbij kan de subsidieontvanger gevraagd worden om op een door de gemeente aan te geven wijze aan te tonen dat de activiteiten hebben plaatsgevonden. Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 Bij de verantwoording van subsidies vanaf € 5.000 dient de aanvraag tot vaststelling bij een eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na afloop van de activiteit of het tijdvak te worden ingediend. Bij jaarlijkse subsidies dient de verantwoording uiterlijk 1 vóór juli in het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, te worden ingediend.
Voor beide soorten subsidies moet een inhoudelijk en financieel verslag worden ingediend. De vaststelling vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. De grote gesubsidieerde instellingen zijn verplicht een volledige jaarrekening inclusief balans en accountantsverklaring in te dienen. Volgens het derde lid kan het college andere regels stellen over de in te dienen stukken. Zo kan van instellingen die minder subsidie dan € 100.000 ontvangen in plaats van een volledige accountantsverklaring een samenstellings- of beoordelingsverklaring verlangd worden. Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen. Zo kan uit een algemeen jaarverslag genoegzaam blijken, dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voor kleinere subsidies (denk aan een speeltoestel) is in het derde lid voor het college de mogelijkheid geopend om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets soortgelijks. Artikel 16 Vaststelling subsidie De hoofdregel is dat de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld, aldus artikel 4:46 eerste lid Awb. Volgens het tweede lid van artikel 4:46 Awb kan de subsidie lager worden vastgesteld indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de subsidieontvanger onjuist of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en die subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten. Als een subsidieontvanger niet op tijd de aanvraag tot vaststelling indient, kan hem eenmaal uitstel met zes weken worden verleend. Heeft de subsidieontvanger dan nog niet gereageerd, dan wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld. Volgens het vierde lid bedraagt de hoogte van de ambtshalve vaststelling maximaal 80 % van het bedrag waarop de subsidie bij tijdige indiening van de verantwoording zou zijn vastgesteld. Artikel 17 Hardheidclausule Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 18 Inwerkingtreding; citeertitel Volgens artikel 6 tweede lid moet een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, worden ingediend. Dat is de reden dat de verordening in werking treedt op 1 januari 2013, zodat hij van toepassing is op subsidieaanvragen die het jaar 2014 betreffen. De verordening geldt echter nog niet voor het subsidietijdvak 2013.
EINDE BIJLAGE: Toelichting op algemene subsidieverordening
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Vergelijking indeling subsidieverordeningen
Documentsoort: Nota
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51593#
Vergelijking indeling huidige Subsidieverordening, nieuwe Subsidieverordening en Modelverordening VNG Huidig
Nieuw
Model
Paragraaf 1.1 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Reikwijdte Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling
Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Reikwijdte Artikel 3 Bevoegdheidsverdeling
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Reikwijdte verordening Artikel 3 Bevoegdheid college
Paragraaf 1.2 Subsidieplafond
Paragraaf 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Paragraaf 3 Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens Artikel 6 Aanvraagtermijn Artikel 7 Beslistermijn
Hoofdstuk 3 Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens Artikel 6 Aanvraagtermijn Artikel 7 Beslistermijn
Paragraaf 4 Weigering van de subsidie Artikel 8 Weigeringgronden
Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie Artikel 8 Weigeringgronden Artikel 9 Wet BIBOB
Paragraaf 5 Verlening van de subsidie Artikel 9 Verlening subsidie Artikel 10 Betaling en bevoorschotting
Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie Artikel 10 Verlening subsidie Artikel 11 Betaling en bevoorschotting
Paragraaf 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger Artikel 11 Reserves en voorzieningen Artikel 12 Vermogensvorming
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 4 Het subsidieplafond
Paragraaf 1.3 Artikel 5 De aanvraag Artikel 6 Beslistermijn Artikel 7 Begrotingsvoorbehoud
Artikel 8 Weigeringsgronden
Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger Artikel 9 Vermogensvorming
Artikel 12 Tussentijdse rapportage
Paragraaf 1.5 Subsidievaststelling Artikel 10 De aanvraag Artikel 11 Beslistermijn Artikel 12 Bevoorschotting Artikel 13 Directe subsidievaststelling
Artikel 13 Overige verplichtingen
Artikel 13 Meldingsplicht Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
Paragraaf 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 14 Verantwoording subsidies tot € 5.000
Artikel 15 Verantwoording subsidies tot 5.000 euro Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro Artikel 18 Vaststelling subsidie
Artikel 15 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 Artikel 16 Vaststelling subsidie Paragraaf 1.6 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen Artikel 14 Subsidieverlening Artikel 15 Subsidievaststelling Artikel 16 Subsidies van meer dan € 25.000 Paragraaf 1.7 Slotbepalingen
Paragraaf 8 Slotbepalingen
Artikel 17 Hardheidsclausule
Artikel 17 Hardheidsclausule
Artikel 18 Inwerkingtreding, intrekking, citeertitel
Artikel 18 Inwerkingtreding, citeertitel
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen Artikel 19 Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen Artikel 20 Hardheidsclausule Artikel 21 Intrekking Artikel 22 Overgangsbepalingen Artikel 23 Inwerkingtreding Artikel 24 Citeertitel
EINDE BIJLAGE: Vergelijking indeling subsidieverordeningen
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: BBV00489 raadsvoorstel nota bodembeheer
Documentsoort: Raadsvoorstel
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51369#
Raadsvoorstel Datum raadsavond Wordt later ingevuld Programma Duurzaamheid en Mobiliteit Onderwerp Vaststellen regionale Nota bodembeheer Drenthe
Samenvatting Met het vaststellen van de Nota bodembeheer voldoet de gemeente Hoogeveen aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Met het opgenomen gebiedsspecifieke beleid wordt maatwerk verkregen voor hergebruik van grond binnen de gemeente Hoogeveen. Met het delegeren van een tweetal bevoegdheden kan eenvoudig worden ingespeeld op vraag en behoefte van hergebruiksgrond in Hoogeveen en omliggende gemeenten. Voorgesteld Besluit 1. Instemmen met de Nota bodembeheer van 16 april 2012; 2. Aan het college van B&W de bevoegdheid te delegeren om de in de bodemfunctiekaart vastgelegde functies te wijzigen en de toepassingskaart uit de eerder genoemde nota hierop aan te laten sluiten. 3. Aan het college van B&W de bevoegdheid te delegeren in te stemmen met bodembeheernota’s van andere regio’s of gemeenten zodat uitwisseling van grond met deze regio/gemeente volgens de procedures van de bovenliggende Nota Bodembeheer mogelijk is.
Aanleiding Aanleiding voor het opstellen van de regionale Nota bodembeheer (NBB) en Bodemkwaliteitskaart (BKK) was de overgang van het Bouwstoffenbesluit naar het Besluit Bodemkwaliteit in 2008. De afgelopen jaren heeft de gemeente gebruik kunnen maken van het zogenaamde overgangsbeleid. Dit houdt in dat de huidige Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart (d.d. juli 2007) binnen 5 jaar na in werkingtreding van het besluit dient te worden geactualiseerd. Daarnaast was rondom bermonderhoud een knelpunt met betrekking tot hergebruik van vrijkomende grond. In het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit zijn algemene regels opgenomen voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie in water en op land. Met dit Besluit krijgen lokale overheden meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor het bodembeleid in hun gemeenten. Binnen de regels van het besluit kunnen de lokale overheden kiezen om het generieke landelijke beleid te volgen of om eigen, gebiedsspecifiek beleid vast te stellen. Algemeen uitgangspunt hierbij is dat de gemaakte keuzen niet mogen leiden tot achteruitgang van de bodemkwaliteit binnen het beheersgebied (stand-still beginsel).
Pagina 1 van 4
Voor de gemeente Hoogeveen is voor een aantal onderwerpen gebiedsspecifieke keuzes gemaakt, waardoor de nota dient te worden vastgesteld door de raad. De gemeente Hoogeveen heeft in het kader van de nieuwe regelgeving samen met de gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld en de provincie Drenthe, afdeling Wegen en Kanalen een Nota bodembeheer inclusief een regionale bodemkwaliteitskaart opgesteld. Dit is een regionale nota met lokale accenten om rekening te houden met de specifieke situaties per gemeente. De gemeente Hoogeveen was trekker van dit project. Beoogd resultaat Met het vaststellen van de gezamelijke Nota bodembeheer worden de regels voor grondverzet binnen de regio uniformer qua uitgangspunten. Daarnaast wordt het aantal toepassingsmogelijkheden voor vrijkomende grond binnen de gemeente Hoogeveen met het vastellen van de gebiedspecifieke beleidregels verruimd volgens het principe ‘Kwaliteit volgt Functie’ waarbij de kwaliteit binnen de gemeente netto niet verslechterd (Stand-still beginsel blijft gehandhaafd). Het resultaat is dat meer grond binnen Hoogeveen en in de regio zal worden hergebruikt en de kosten voor bodemonderzoek (partijkeuringen) en afvoer van grond zullen verminderen. Daarnaast zal de druk op het gebruik van primaire grondstoffen (aanzienlijk) afnemen. Particulieren zijn vrijgesteld van deze regeling. Besluitvorming Het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat de bestuurlijke vaststelling voor gebiedsgericht beleid, onderbouwd in een Nota bodembeheer, moet worden vastgesteld door de gemeenteraad. De Raad stelt minimaal de genoemde Lokale Maximale Waarden en het afwijkende gewichtspercentage bodemvreemd materiaal vast. De Nota bodembeheer is in mei 2012 in ontwerp door het college van B&W vastgesteld en vervolgens ter inzage gelegd van 6 juni tot 18 juli 2012. Op het ontwerp zijn geen zienswijzen ontvangen waardoor het definitief ontwerp niet afwijkt van de huidige Nota bodembeheer. Oplossingen N.v.t. Argumentatie Met de Nota bodembeheer en de reeds door het college vastgestelde bodemkwaliteitskaart (d.d. 12 juni 2012) voldoet de gemeente Hoogeveen aan de regels van het nieuwe Besluit Bodemkwaliteit. Het vaststellen van de kaart en de nota leidt tot uniformiteit in de regelgeving tussen de drentse gemeenten en zorgt voor meer hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond in de regio. Daarnaast worden kosten bespaard omdat minder bodemonderzoek en partijkeuringen noodzakelijk zijn. Voor hergebruik van vrijkomende grond binnen de gemeente is daarnaast gebiedsspecifiek beleid opgesteld om een betere afstemming tot stand te brengen tussen de plaatselijke bodemkwaliteit en de functie van bodem, zie onder punt 2. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit binnen Hoogeveen niet mag verslechteren (stand-still beginsel). Met het vaststellen van dit beleid zal met name meer grond met de kwaliteit wonen en industrie worden hergebruikt in plaats van het afvoeren van grond (kostenbesparend en duurzamer). De wegbermen zijn op de bodemkwaliteitskaart als aparte zone opgenomen. Binnen deze zone is het mogelijk vrijkomende grond te hergebruiken zonder dat partijkeuringen nodig zijn. Dit is Pagina 2 van 4
kostenbesparend. Daarnaast kan binnen het bermonderhoud meer grond worden hergebruikt in plaats van het afvoeren van grond naar acceptant (kostenbesparend). Toelichting 1. In de nota wordt voor de gemeente Hoogeveen als gebiedsspecifiek beleid het volgende voorgesteld: A vaststellen van lokaal maximale waarden voor toepassen van grond afkomstig van binnen de gemeente Hoogeveen; B kiezen voor een lager percentage aan bodemvreemd materiaal in grond (maximaal 10%); C mengen van bodemlagen bij werkzaamheden bij kabels en leidingen is toegestaan. 1.A. De Lokaal Maximale Waarden voor het toepassen van grond afkomstig binnen Hoogeveen Voor grond afkomstig vanuit de eigen gemeente volgt de gemeente de beleidslijn ‘Bodemkwaliteit volgt functie’. Daar waar een gebiedszone de functie wonen heeft, mag grond worden toegepast met een maximale concentratie stoffen zoals die zijn aangegeven in de eerder benoemde tabel met Lokaal Maximale Waarden (LMW). Ook al is de bodemkwaliteit ter plaatse van een betere kwaliteit. Dit geldt ook voor de functies overig en industie. Met het vaststellen van de LMW, uitsluitend van toepassing op grond en/of baggerspecie die afkomstig is van een ontgraving binnen de gemeentegrenzen van Hoogeveen, worden de toepassingsmogelijkheden voor grond met de kwaliteit wonen of industrie verruimd zonder dat het stand-still beginsel binnen de gemeentegrenzen wordt verlaten. 1.B. Lager percentage bodemvreemd materiaal in toe te passen grond en baggerspecie. Volgens het Besluit Bodemkwaliteit mag toe te passen grond maximaal 20% bodemvreemd materiaal bevatten. Omdat dit in de praktijk erg veel blijkt te zijn en niet standaard is voor de relatief schone bodem van Drenthe is binnen de regio gekozen om maximaal 10% bodemvreemd materiaal toe te staan. 1.C. Toestaan van menging van bodemlagen bij werkzaamheden kabels en leidingen Voor kabels en leidingen wordt het mogelijk gemaakt om tijdens de werkzaamheden de grond (boven- en ondergrond) niet te hoeven scheiden vanwege de verschillende kwaliteiten. Gevolg is dat de grond ‘geroerd’ mag worden teruggeplaatst danwel toegepast. In deze situaties wordt geaccepteerd dat de plaatselijke kwaliteit wijzigt. Instemmen met het delegeren van een tweetal bevoegdheden 2. Door het overdragen van de bevoegdheid van uw Raad aan het college van B&W om de in de bodemfunctiekaart vastgelegde functies te wijzigen en toepassingskaart uit de nota hierop aan te laten sluiten kan meer worden ingespeeld op de dynamiek van het gebruik van de bodem. 3. Het vaststellen van een Nota bodembeheer van andere regio of gemeente is een bevoegdheid van de Raad. Door het overdragen van deze bevoegdheid aan het college van B&W kan een Nota bodembeheer van een andere regio of gemeente eenvoudig worden vastgesteld zonder dat een een uitgebreide procedure richting Raad noodzakelijk is. De regelgeving ten aanzien van het grondverzet wijzigt hierdoor niet. Het gebied waar grond kan worden toegepast en grond afkomstig van kan zijn wordt groter (verruimen van het beheersgebied).Voorwaarde hierbij is dat de LMW en het percentage bodemvreemd materiaal van een ander gebied niet hoger zijn dan waarden zoals opgenomen in onze nota. Tijdpad Na instemming van de raad zal de definitieve Nota bodembeheer worden gepubliceerd. Vanaf dat moment is de regelgeving van kracht en komt de oude bodembeheernota te vervallen.
Pagina 3 van 4
Communicatie Zodra de nota in alle gemeenten van het samenwerkingsverband zijn vastgesteld zal een regiovoorlichtingsbijeenkomst worden georganiseerd (planning eind 2012). Daarnaast is een flyer in ontwikkeling die naar adviesbureaus en grond/loonwerkbedrijven zal worden gestuurd. Interne afdelingen zijn reeds geïnformeerd. Financiële gevolgen Dit voorstel heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Met de beoogde effecten, die hier voor zijn genoemd, kunnen besparingen worden gerealiseerd bij: - Onderzoekskosten toe te passen grond en baggerspecie; - Transport-, reinigings- en/of stortkosten van vrijkomende grond; - Aanschafkosten voor de toe te passen primaire bouwstoffen (zand uit zandwinputten); - Reducering verbruik civiele brandstoffen door meer afzet binnen de regio.
Monitoring en evaluatie Alle meldingen grondverzet lopen via het landelijke meldpunt Bodemkwaliteit van het Agentschap NL. Onze interne grondstromencoördinator krijgt automatisch een melding van de toepassingen en heeft daarmee zicht op de toepassingen van grond binnen de gemeente Hoogeveen.
Hoogeveen, Burgemeester en Wethouders van Hoogeveen, de secretaris, de burgemeester,
G.H. DE VRIES
Pagina 4 van 4
K.B. LOOHUIS
EINDE BIJLAGE: BBV00489 raadsvoorstel nota bodembeheer
Terug naar agendapunt
BIJLAGE: Nota bodembeheer
Documentsoort: Nota
De inhoud van deze bijlage is te vinden op de volgende pagina's.
Terug naar het agendapunt #####PDFINCLUDE#####hgvninternet:51367#
Nota bodembeheer Definitief
Gemeente Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo en Westerveld en de provincie Drenthe.
16 april 2012
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 2 van 24
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Aanleiding en doelstelling Reikwijdte van de Nota bodembeheer Aansprakelijkheid Vaststellingsprocedure Geldigheidsduur van de Nota bodembeheer (inclusief bodemkwaliteitskaart) Leeswijzer
5 5 5 5 5 6 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Het wettelijke kader Algemeen Bevoegd gezag Generiek toetsingskader grondverzet Bodemkwaliteitskaart Bodemfunctiekaarten Gebiedsspecifiek toetsingskader grondverzet
7 7 7 7 8 9 10
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Generieke toetsingskader voor het regionale grondverzet Algemeen Grondverzet op basis van bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart De bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring Verspreiding van baggerspecie op de kant Grootschalige toepassing Tijdelijke uitname van grond Tijdelijke opslag van grond
11 11 11 11 12 12 13 13
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Gebiedsspecifieke aanvullingen op het generieke bodembeleid Verantwoording gemaakte keuzes voor het te volgen beleid Keuze percentage bodemvreemd materiaal Waterwin en -grondwaterbeschermingsgebieden Kabels en leidingen Gebiedsspecifiek beleid gemeente Hoogeveen
15 15 15 15 16 17
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Gebruik bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel Algemeen Zorgplichtbeginsel Grondverzet bij verdachte locaties Grond afkomstig van een locatie waar een bodemonderzoek is verricht Zintuiglijk afwijkende grond Hergebruik van grond afkomstig van grotere diepte dan 2,0 m -mv Hergebruik van grond uit wegbermen
19 19 19 19 20 21 21 21
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 3 van 24
5.8
Onverwachte situaties
22
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Melding, toezicht en handhaving Meldingsplicht voor de toepasser Behandeling van de melding door de gemeente Registratie Toezicht en handhaving
23 23 23 24 24
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Beheersgebied BKK Drenthe Grondstromenmatrix behorende bij BKK Drenthe (CSO 2012) Overzicht geaccepteerde Nota's Bodembeheer Handvat implementatie Besluit Bodemkwaliteit, reikwijdte verspreiden baggerspecie, Senternovem juni, 2008 Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie, Agentschap NL, juli 2010 Rapportage Sanscrit
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 4 van 24
Inleiding
1.1
Aanleiding en doelstelling
De gemeenten Noordenveld, Tynaarlo, Midden-Drenthe, Hoogeveen, Westerveld, BorgerOdoorn, Meppel, De Wolden, Coevorden en de provincie Drenthe werken samen om te komen tot één identiek beleid voor hergebruik van grond. Daarmee wordt de toepassing van grond tussen gemeenten eenvoudiger en de handhaving eenduidiger. Een en ander zal op termijn zorgen voor een daling van de maatschappelijke kosten die samenhangen met de uitvoering van grondverzet. Het beleid is zodanig afgewogen dat binnen de samenwerkende gemeenten milieuhygiënisch verantwoord met grondstromen wordt omgegaan. Tegelijk worden de randvoorwaarden geschapen om hergebruik van grond en baggerspecie optimaal mogelijk te maken. Het beleid zoals beschreven in de Nota bodembeheer is uitsluitend van toepassing binnen de in de volgende paragraaf beschreven gemeenten en situaties.
1.2
Reikwijdte van de Nota bodembeheer
De Nota bodembeheer is van toepassing op het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem binnen het grondgebied van de gemeenten Noordenveld, Tynaarlo, MiddenDrenthe, Hoogeveen, Westerveld, Borger-Odoorn, Meppel, De Wolden en Coevorden. De Nota bodembeheer is niet van toepassing op het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewateren. Deze toepassingen vallen, afhankelijk van hun ligging, onder het bevoegd gezag van de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa's, Reest en Wieden, Velt en Vecht (regionale wateren) en Rijkswaterstaat (Rijkswateren). In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van het bodembeheergebied waarop deze Nota betrekking heeft.
1.3
Aansprakelijkheid
De Nota bodembeheer is een instrument voor de samenwerkende gemeenten om duurzaam, milieuhygiënisch en kostenefficiënt hergebruik van grond- en baggerspecie op land mogelijk te maken. De eigenaar van het perceel waar de grond wordt toegepast, blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bodem van zijn perceel. De gemeente is, als toetser van de meldingen in het kader van deze Nota bodembeheer, niet aansprakelijk voor eventuele schade die voortvloeit uit de toepassing van grond of baggerspecie.
1.4
Vaststellingsprocedure
De Nota bodembeheer wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Hiervoor wordt een 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' gevolgd. Dit betekent dat iedere belanghebbende bij de besluitvorming wordt betrokken via een inspraakprocedure.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 5 van 24
Ter inzagelegging De Nota bodembeheer heeft op grond van het Besluit bodemkwaliteit voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. De daarbij ingediende zienswijzen zijn gebruikt bij de vaststelling van het definitieve beleid. Datum van kracht worden Deze Nota bodembeheer met de daarbij behorende kaarten, is van kracht vanaf het moment van vaststelling door de Raad van de betreffende gemeente. Voor exacte vaststellingsdatum wordt verwezen naar de gemeentelijke websites (Raadsbesluiten).
1.5
Geldigheidsduur van de Nota bodembeheer (inclusief bodemkwaliteitskaart)
Eén jaar voor het aflopen van de geldigheidsduur van de bodemkwaliteitskaarten wordt door de samenwerkende gemeenten bezien of (en zo ja) hoe aanpassing van de bodemkwaliteitskaart noodzakelijk is. De Nota bodembeheer heeft een geldigheidsduur van maximaal 10 jaar. Indien wijzigingen in de wet- en regelgeving eerdere aanpassingen noodzakelijk maken, dan zal dit worden gedaan.
1.6
Leeswijzer
In deze Nota bodembeheer is in hoofdstuk 2 een korte omschrijving gegeven van het wettelijke kader. In hoofdstuk 3 wordt het generieke toetsingskader beschreven voor de uitvoering van grondverzet binnen de samenwerkende gemeenten. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten op het landelijke (generieke) toetsingskader. In hoofdstuk 4 zijn de gebiedsspecifieke aanvullingen op het generieke beleid beschreven. Hoofdstuk 5 bevat een korte toelichting op het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. In hoofdstuk 6 is tot slot beschreven hoe de meldingsprocedure in elkaar zit en op welke wijze invulling wordt gegeven aan toezicht en handhaving.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 6 van 24
Het wettelijke kader
2.1
Algemeen
Het Besluit Bodemkwaliteit heeft o.a. als doel grond en baggerspecie her te gebruiken, zodat minder primaire grondstoffen nodig zijn. Hergebruik is verantwoord als het schone of licht verontreinigde grond of baggerspecie betreft en de milieuhygiënische kwaliteit aansluit bij de plaats gebruiksfunctie. Gemeenten zijn bevoegd gezag voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de landbodem binnen het eigen beheergebied. Het Besluit bodemkwaliteit omvat een landelijk geldend generiek kader dat direct door gemeenten kan worden toegepast. Indien het generieke kader niet volstaat, kunnen gemeenten (voor een deel van hun beheergebied) binnen de regels van het Besluit bodemkwaliteit gebiedsspecifiek beleid ontwikkelen. Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten daarmee de mogelijkheid verantwoord hergebruik van grond en baggerspecie maximaal af te stemmen op de situatie binnen het beheergebied. Hierbij vormen bodemgebruik, bodemambities en ruimtelijke ontwikkelingen de randvoorwaarden.
2.2
Bevoegd gezag
Ten aanzien van het bevoegd gezag voor grond en baggerspecie is onderscheid te maken tussen de (landelijke) ketenhandhaving door de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT) en het lokale bevoegd gezag ten aanzien van de toepassing zelf. De ketenhandhaving door de Inspectie Leefomgeving & Transport heeft betrekking op de keten van bouwstoffen, grond en baggerspecie voorafgaand aan de aannemer, voor zover het gaat om activiteiten die onder Kwalibo vallen. De taakverdeling van het lokale bevoegd gezag voor grond en baggerspecie is als volgt: • gemeente: het toepassen van grond en baggerspecie binnen het eigen beheergebied; • waterschap: het toepassen en verspreiden van grond en baggerspecie in niet-rijkswateren • Rijkswaterstaat: het toepassen en verspreiden van grond en baggerspecie in rijkswateren; • provincie: het toepassen van grond en baggerspecie binnen categorieën van inrichtingen waarvoor de provincie als bevoegd gezag is aangewezen. Het lokale bevoegd gezag houdt toezicht op toepassingen binnen het eigen beheergebied en kan bestuurlijk handhaven op: • de wijze van toepassing (overeenkomstig het generieke of gebiedsspecifieke beleid); • de tijdige en correcte melding van de toepassing; • de kwaliteitsverklaringen.
2.3
Generiek toetsingskader grondverzet
Voor de uitvoering van grondverzet kan gebruik worden gemaakt van een generiek en/of een gebiedsspecifiek toetsingskader. In het generieke toepassingskader wordt voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem gebruik gemaakt van een dubbele toetsing bij het vaststellen van de toepassingseisen voor grond en baggerspecie. Deze toetsing gaat als volgt:
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 7 van 24
•
Kwaliteit bodem: Stel vast welke kwaliteitsklasse de ontvangende bodem heeft. De kwaliteit valt in één van de drie bodemkwaliteitsklassen 'overig', 'wonen' of 'industrie'. Door de betrokken gemeenten is een bodemkwaliteitskaart opgesteld om in onverdachte gebieden inzicht te geven in deze bodemkwaliteit; Functieklasse: Stel vast welke bodemfunctieklasse ('overig', 'wonen' of 'industrie') geldt volgens de bodemfunctiekaart voor de locatie van toepassing. Door alle betrokken gemeenten is inmiddels een bodemfunctiekaart opgesteld: Strengste telt: Uiteindelijk bepaalt de strengste (dus de schoonste) van deze klassen, welke kwaliteit grond of bagger op de locatie mag worden toegepast.
•
•
Deze wijze van generieke toetsing heet 'de dubbele toets'. In figuur 2.1 is weergegeven hoe via de dubbele toetsing wordt gekomen tot de toepassingseisen. bodemkwaliteitsklasse
ai
_ra
Achtergrondwaarde
Wonen
Industrie
Landbouw/Natuur
AW
AW
AW
Wonen
AW
MW wonen
MW wonen
Industrie
AW
MW wonen
MW industrie
ai u
E ai o X!
AW= Achtergrondwaarde MW wonen = Maximale Waarde Wonen MW industrie = Maximale Waarde Industrie Figuur 2.1 Afleiden toepassingseisen in het generieke kader
2.4
Bodemkwaliteitskaart
Door de betrokken gemeenten is een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart opgesteld . Deze bodemkwaliteitskaart geeft de diffuse milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem weer en vormt een integraal onderdeel van deze Nota. Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan ter plaatse van onverdachte gebieden, zonder extra milieuhygiënisch bodemonderzoek, de kwaliteit van de vrijkomende partijen grond worden bepaald. Ook kan voor de toepassing van grond en/of bagger worden bepaald wat de ontvangende bodemkwaliteit is. Om deze functies te vervullen, bestaat de bodemkwaliteitskaart uit de volgende twee kaarten: • Ontgravingskaart: deze kaart geeft een indicatie van de milieuhygiënische kwaliteit van de aanwezige grond die vrijkomt bij een eventuele ontgraving; • Toepassingskaart: deze kaart geeft aan, aan welke kwaliteitseisen een toe te passen partij grond of baggerspecie in de verschillende deelgebieden dient te voldoen. De toepassingskaart geeft in het generieke toetsingskader een visualisatie van de "dubbele toetsing" (zie paragraaf 2.3). Uitgesloten locaties De gezamenlijke bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem. Indien er sprake is van een verdachte situatie, dan kan de bodemkwaliteitskaart niet worden gebruikt als bewijsmiddel. Informatie over de verdachte locaties is aan-
Bodemkwaliteitskaart Drenthe met projectcode 11J061, CSO Adviesbureau, Deventer, 2012
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 8 van 24
wezig bij de individuele gemeente. In de onderstaande situaties kan in ieder geval geen gebruik worden gemaakt van de gezamenlijke bodemkwaliteitskaart als geldig bewijsmiddel: • locaties die worden gesaneerd of gesaneerd zijn (Wbb-locaties). Aan de hand van de eindsituatie (eventuele restverontreinigingen) wordt door de gemeente bepaald in hoeverre de bodemkwaliteitskaart een representatief beeld geeft van de bodemkwaliteit op de locatie; • onderzochte locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is geconstateerd, maar waarvoor nog geen beschikking is afgegeven op ernst en spoedeisendheid dan wel op het saneringsplan; • locaties waar sprake is van een niet-ernstige bodemverontreiniging door een puntbron; • locaties waar mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (o.a. niet onderzochte locaties uit het historisch bodembestand); • dichtgeslibde of gedempte wijken en sloten; • de toepassing van grond afkomstig van boerenerven en de toepassing van grond afkomstig van percelen waarop de voorgaande drie jaren bollenteelt heeft plaatsgevonden; • bij grondverzet vanuit de bodemkwaliteitszone gemeentelijke wegbermen naar een van de andere bodemkwaliteitszones (niet zijnde gemeentelijke wegbermen). De toepassing van grond binnen de bodemkwaliteitszone wegbermen zelf wordt hierbij niet uitgesloten (zie paragraaf 5.8); • de toepassing van grond ter plaatse van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld kinderspeelplaatsen, begraafplaatsen en volkstuinen). Voor bovengenoemde uitgesloten locaties is een ander erkend bewijsmiddel noodzakelijk (zie ook paragraaf 5.4). Bij ontgraving- en toepassing van grond op deze locaties, kan de gemeente per geval bepalen welke partij grond en/of baggerspecie kan worden toegepast. Tevens kan de gemeente bepalen welke bewijsmiddelen hiervoor noodzakelijk zijn.
2.5
Bodemfunctiekaarten
In de bodemfunctiekaarten zijn door de betrokken gemeenten gebieden met de bodemfunctieklasse overig, wonen en industrie aangewezen. Uitgangspunt bij de indeling van deze gebieden is, dat de klasse die wordt toegekend aan een gebied overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het betreffende gebied. Bovendien is er rekening gehouden met de mate van blootstelling van de mens en de mate van bescherming van het ecosysteem. Voor de gebieden, die niet in een bodemfunctieklasse zijn ingedeeld (de witte vlekken), moet de kwaliteit van toe te passen grond en baggerspecie altijd voldoen aan de Achtergrondwaarden. De bodemfunctiekaart heeft de volgende generieke doelstellingen: • het aangeven van de bodemfunctie ten behoeve van het toetsen van de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie aan de functie-eis (zie vorige paragraaf); • het bepalen van de terugsaneerwaarden bij een sanering en de kwaliteitseis voor leeflagen en aanvulgrond. De bodemfunctiekaart is richtinggevend voor het bepalen van de terugsaneerwaarden voor de bovengrond bij saneringen in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb). De terugsaneerwaarden zijn gelijk aan de maximale waarde van de betreffende functieklasse.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 9 van 24
2.6
Gebiedsspecifiek toetsingskader grondverzet
In de gemeente Hoogeveen biedt het generieke toetsingskader onvoldoende mogelijkheden voor de toepassing van grond en baggerspecie uit bebouwd gebied. De gemeente Hoogeveen maakt dan ook van de mogelijkheid gebruik om gebiedsspecifiek beleid vast te stellen. Gebiedsspecifiek beleid gaat uit van stand-still op niveau van het beheergebied en is toegespitst op het gewenste hergebruik van grond binnen het eigen beheergebied. Het aanvullende gebiedsspecifieke beleid is uitsluitend van toepassing op het grondverzet binnen de gemeente Hoogeveen. Voor de toepassing van grond van buiten de gemeente Hoogeveen naar deze gemeente blijft het reguliere generieke beleidskader van toepassing.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 10 van 24
Generieke toetsingskader voor het regionale grondverzet
3.1
Algemeen
Binnen de betrokken gemeenten wordt voor de uitvoering van het grondverzet gebruik gemaakt van het generieke toetsingskader. De gemeente Hoogeveen vormt voor het grondverzet binnen de eigen gemeentegrenzen hierop een uitzondering. In dit hoofdstuk is een uitwerking gegeven van het generieke toetsingskader. Ook is een beschrijving opgenomen van de generieke kaders voor de verspreiding van baggerspecie, de toepassing in een grootschalige toepassing en de tijdelijke uitname en opslag van grond of baggerspecie.
3.2
Grondverzet op basis van bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart
De betrokken gemeenten hebben besloten om bij de uitvoering van het grondverzet zoveel mogelijk gebruik te maken van het generieke toetsingskader. Op enkele aspecten wordt afgeweken van de generieke toetsingskaders. Deze gebiedsspecifieke aspecten zijn beschreven in hoofdstuk 4 van de Nota bodembeheer. De gebiedsspecifieke bepalingen in de Nota bodembeheer gaan hierbij vóór op de bepalingen van het landelijke generieke toetsingskader.
3.3
De bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring
De ontgravings- en de toepassingskaart2 dienen als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van de toe te passen grond en de ontvangende bodem. Deze kaarten zijn opgenomen in de bodemkwaliteitskaart, die onderdeel uitmaakt van deze Nota. In bijlage 2 van deze Nota is voor de betrokken gemeenten een grondstromenmatrix opgesteld. Op basis van deze matrix kan eenvoudig vastgesteld worden tussen welke bodemkwaliteitzones grondverzet mogelijk is, met de bodemkwaliteitskaart als milieuhygiënische verklaring. Dit betekent dat, binnen het beheergebied van de betrokken gemeenten vaak geen partijkeuringen of andere milieuhygiënische verklaringen noodzakelijk meer zijn, voor de uitvoering van grondverzet. Een uitzondering hierop vormen de uitgesloten locaties (zie paragraaf 2.4 en paragraaf 5.4). In aanvulling op de bodemkwaliteitskaart van de bij deze Nota betrokken gemeenten, kunnen ook bodemkwaliteitskaarten van andere gemeenten als bewijsmiddel gebruikt worden voor de milieuhygiënische kwaliteitsverklaring voor toe te passen grond en/of baggerspecie. De erkenning van een bodemkwaliteitkaart van een andere gemeente moet plaatsvinden door middel van een raadsbesluit. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van gemeenten waarvan de bodemkwaliteitskaarten erkend zijn als milieuhygiënische verklaring in de zin van het Besluit bodemkwaliteit. Op het grondverzet vanuit deze gebieden is het generieke toetsingskader van toepassing.
Bodemkwaliteitskaart Drenthe met projectcode 11J061, CSO Adviesbureau, Deventer, 2012.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 11 van 24
3.4
Verspreiding van baggerspecie op de kant
Het op de kant verspreiden van baggerspecie is een activiteit waarvoor landelijk een generiek beleidskader is vastgesteld. Gemeenten hebben hiervoor geen beleidsmatige vrijheid om aanvullende regels te stellen. Omdat het verspreiden van baggerspecie in de regio kan voorkomen, is in deze Nota bodembeheer een korte toelichting op dit toetsingskader opgenomen. Het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen is vastgelegd in artikel 35, lid f van het Besluit bodemkwaliteit. Verspreiding van baggerspecie is uitsluitend mogelijk voor zover er sprake is van "verspreidbare baggerspecie". Bij de beoordeling of er sprake is van verspreidbare of niet-verspreidbare baggerspecie, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde msPAF-toets. Bij het verspreiden van baggerspecie gelden de volgende voorwaarden: • De baggerspecie mag tot aan de perceelsgrens worden verspreid van het aan de watergang grenzende perceel; • Er wordt niet getoetst aan de kwaliteit- of functieklasse van de ontvangende bodem; • Het verspreiden van baggerspecie hoeft niet te worden gemeld (zie hoofdstuk 6). Landelijk bestaat de nodige discussie rond de reikwijdte van het verspreidingsbeleid. Bij de uitleg van het verspreidingsbeleid wordt door de betrokken gemeenten gebruik gemaakt van het "Handvat implementatie Besluit bodemkwaliteit, reikwijdte verspreiden van baggerspecie" van Bodem+. Dit document is opgenomen in bijlage 4 bij deze Nota bodembeheer.
3.5
Grootschalige toepassing
Bij grootschalige toepassing is de kwaliteit en de functie van de ontvangende bodem niet van belang. De optie grootschalige toepassing maakt het mogelijk om grond of baggerspecie toe te passen op een ontvangende bodem die schoner is dan de toe te passen grond of baggerspecie. Opgemerkt wordt dat niet alle toepassingen in aanmerking komen voor grootschalige toepassingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het ophogen van industrieterreinen niet onder grootschalige toepassingen valt. Gemeenten hebben geen beleidsmatige vrijheden ten aanzien van grootschalige bodemtoepassingen. Hier worden dus de landelijk geldende wettelijke regels gevolgd. Bij een grootschalige bodemtoepassing gelden de volgende generieke eisen: • de partij toe te passen grond mag de maximale waarden voor de klasse industrie niet overschrijden; • de kwaliteit van de toe te passen grond moet voldoen aan de emissietoetswaarden. • als de kwaliteit niet voldoet aan de emissietoetswaarden, dan moet een uitloogonderzoek worden uit gevoerd om te toetsen of voldaan wordt aan de maximale emissiewaarden. Naast eisen met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit geldt nog een aantal aanvullende wettelijke toepassingsvoorwaarden (onderstaand overzicht is niet uitputtend): • Minimaal 5.000 m3 aaneengesloten toepassing: de toepassing moet namelijk blijvend herkenbaar zijn als een grootschalige bodemtoepassing • Toepassingshoogte: minimaal 2 m nominaal. De achtergrond hiervan is hetzelfde, • Leeflaag van minimaal 0,5 m van gebiedseigen kwaliteit: de functie die op en rond de grootschalige bodemtoepassing wordt uitgeoefend mag namelijk niet lijden onder de toepassing.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 12 van 24
•
De toepassing moet blijvend worden beheerd. Dit betekent dat er een aanwijsbare beheerder moet zijn die de toepassing in stand houdt in de vorm en hoeveelheid waarin deze is toegepast en staat geregistreerd.
Ter plaatse van bouw- en wegconstructies (artikel 35 onder a Besluit bodemkwaliteit) is sprake van afwijkende bepalingen ten aanzien van de toepassingshoogte en de dikte van de leeflaag. Voor een verder overzicht van de eisen en randvoorwaarden die aanvullend worden gesteld aan een grootschalige toepassing wordt verwezen naar artikel 63 Besluit bodemkwaliteit.
3.6
Tijdelijke uitname van grond
Het Besluit bodemkwaliteit stelt geen extra verplichtingen aan de tijdelijke uitname van grond en baggerspecie. Dit is dus toegestaan zonder kwaliteitsbepaling, toetsing aan de functie en melding. De voorwaarde hierbij is dat de grond of baggerspecie niet wordt bewerkt en op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in dezelfde toepassing wordt teruggebracht. Hierbij kan gedacht worden aan grondverzet ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen of de aanleg van een fietspad, waarbij de vrijkomende grond wordt gebruikt in de naastliggende berm. Op de tijdelijke uitname van grond is de zorgplicht altijd van toepassing. Bij de vaststelling of sprake is van tijdelijke uitname wordt gebruik gemaakt van het "Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie". Dit handvat is opgenomen in bijlage 5.
3.7
Tijdelijke opslag van grond
Het Besluit bodemkwaliteit maakt onderscheid tussen verschillende vormen van tijdelijke opslag. In de tabel is een samenvatting gegeven van de randvoorwaarden die bij de verschillende vormen van tijdelijke opslag horen. Wanneer niet aan de randvoorwaarden wordt voldaan, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit niet voldoet of de maximale duur van de opslag wordt overschreden, is alsnog een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Waterwet noodzakelijk. Vormen van tijdelijke opslag en bijbehorende voorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit VOORWAARDEN VAN HET BESLUIT Vormen van tijdelijke opslag Kwaliteitseisen Meldingsplicht Maximale duur van Kortdurende opslag Tijdelijke opslag op landbodem
Weilanddepot. Opslag van baggerspecie over aangrenzend perceel. Opslag bij tijdelijke uitname
de opslag 6 maanden 3 jaar
3 jaar
Looptijd van de werkzaamheden
Kwaliteitsklasse moet voldoen aan de kwaliteitsklasse ontvangende bodem Alleen baggerspecie die voldoet aan de normen voor verspreiding over aangrenzende percelen. -
Ja Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming
Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming.
Nee
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 13 van 24
Uit bovenstaande tabel blijkt dat tijdelijke opslag tot 6 maanden altijd mogelijk is, zonder bepaling van de kwaliteit. Indien langere opslag noodzakelijk is, dan is dit mogelijk tot drie jaar mits de kwaliteit overeenkomt met de kwaliteit van de onderliggende bodem en de eindbestemming bekend is. Hierbij wordt opgemerkt dat vanuit andere wet- en regelgeving aanvullende eisen en randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan opslag van grond en/of baggerspecie.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 14 van 24
4
Gebiedsspecifieke aanvullingen op het generieke bodembeleid
4.1
Verantwoording gemaakte keuzes voor het te volgen beleid
Bij de betrokken gemeenten doet zich de gelukkige omstandigheid voor dat de diffuse bodemkwaliteit over het algemeen als "schoon" kan worden gekarakteriseerd. Daarom is er geen reden om in de volle breedte lokaal verhoogde maximale waarden vast te stellen om "wonen" en "industrie" grond toe te passen. Het generieke beleid biedt hier over het algemeen voldoende ruimte voor en is tevens het meest eenduidige wettelijke kader. Door gebruik te maken van de generieke normen wordt voldaan aan de doelstellingen van eenduidigheid, eenvoud en duurzaamheid. Op enkele punten wordt er afgeweken van het generieke beleidskader. Onderwerpen die in regionaal verband zijn uitgewerkt zijn: • Keuze percentage bodemvreemd materiaal; • Grondverzet in waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden; • Kabels en leidingen. Daarnaast is door de gemeente Hoogeveen gebiedsspecifiek beleid vastgesteld voor grondverzet binnen de eigen gemeentegrenzen. Het aanvullende gebiedsspecifieke beleid heeft voorrang op de generieke bepalingen in hoofdstuk 3. In de volgende paragrafen is een beschrijving opgenomen van het aanvullende (gebiedsspecifieke) beleid.
4.2
Keuze percentage bodemvreemd materiaal
In het generieke toetsingskader in het Besluit bodemkwaliteit mogen toepasbare grond en baggerspecie maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal bevatten. De gemeenten maken van de mogelijkheid gebruik om via gebiedsspecifiek beleid een lager percentage vast te stellen. Binnen de samenwerkende gemeenten is besloten om bij de toepassing van grond en baggerspecie een maximum van 10% (gewichtspercentage) te hanteren. Het bijmengen van bodemvreemd materiaal in grond of baggerspecie tot het maximale 10% gewichtspercentage is niet toegestaan. Het is hierbij voor een toepasser (= eigenaar of opdrachtgever) altijd mogelijk om via privaatrechterlijke weg strengere eisen te stellen dan deze grens van 10%.
4.3
Waterwin en -grondwaterbeschermingsgebieden
Binnen het beheergebied van de gemeenten zijn enkele waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelegen. Deze gebieden zijn aangegeven in de (provinciale) Omgevingsvisie Drenthe. Omdat de Omgevingsvisie aan wijzigingen onderhevig is, dient altijd de meest recente versie geraadpleegd te worden via de internetsite van de provincie Drenthe.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 15 van 24
Op grond van de Provinciale Omgevingsverordening (POV) is het niet toegestaan om in een waterwingebied grond of baggerspecie toe te passen waarvan de kwaliteit de achtergrondwaarde overschrijdt. De verspreiding van baggerspecie die vrijkomt bij regulier onderhoud van watergangen binnen het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit (zie paragraaf 3.4) is binnen deze gebieden wel mogelijk. Ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden is het eveneens niet toegestaan grond of baggerspecie toe te passen behalve wanneer: a. de kwaliteit van de grond of baggerspecie - de achtergrondwaarde (AW2000) niet overschrijdt, dan wel; - de maximale waarden van de kwaliteitsklasse wonen niet overschrijdt en de kwaliteit van de ontvangende bodem gelijk is aan of slechter is dan de kwaliteitsklasse wonen en de grond of baggerspecie uit het grondwaterbeschermingsgebied afkomstig is; b. het baggerspecie betreft die vrijkomt bij regulier onderhoud van watergangen en op het aangrenzend perceel wordt verspreid, met het oog op het herstellen of verbeteren van deze percelen; c. het een toepassing met een omvang van meer dan 5.000 m3 betreft, waarvan door middel van onderzoek is aangetoond dat door de toepassing de risico's op verontreiniging van het grondwater voor de betreffende drinkwaterwinning niet toenemen, de grond of baggerspecie uit het grondwaterbeschermingsgebied afkomstig is en de kwaliteit van de grond of baggerspecie de maximale waarden van de kwaliteitsklasse wonen niet overschrijdt. Voor de toepassing van meer dan 5.000 m3 grond en/of baggerspecie binnen grondwaterbeschermingsgebieden is een aanvullende meldingsprocedure van toepassing op grond van artikel 7.20 POV. Binnen het kader van deze melding zal de waterleidingmaatschappij een oordeel geven over de gewenste toepassing.
4.4
Kabels en leidingen
In hoofdstuk 3 is beschreven dat het tijdelijk verplaatsen of uit een toepassing wegnemen van grond is toegestaan indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht. Dit betekent dat de vrijgekomen grond in dezelfde laag moet worden teruggebracht. Ook de afstand ten opzichte van bijvoorbeeld het grondwater moet voor en na de tijdelijke uitname vergelijkbaar zijn. Reden hiervoor is dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond over het algemeen slechter is dan die van de ondergrond. Door het niet gescheiden houden van beide lagen, worden verschillende kwaliteitsklassen gemengd. Het gescheiden ontgraven en houden van de boven- en ondergrond is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar. Vooral bij werkzaamheden aan kabels en leidingen (inclusief riolering). De grond die bij dit soort werkzaamheden wordt ontgraven, wordt namelijk vanwege een beperkte werkruimte vaak in één depot geplaatst. Daarbij wordt over het algemeen geen onderscheid gemaakt in grond afkomstig uit de bovengrond of uit de ondergrond, met als consequentie dat de grond geroerd in de sleuf wordt teruggebracht. Gezien de ervaringen uit de praktijk, maar ook om de praktische werkbaarheid te vergroten, is door de gemeenten besloten om bij de tijdelijke uitname van grond, specifiek bij werkzaamheden aan kabels en leidingen, het gescheiden ontgraven en terugplaatsen van de boven- en ondergrond niet strikt te handhaven. Dit betekent dat binnen een traject van 0,0 - 3,0 m maaiveld, de boven- en de ondergrond geroerd mag worden teruggeplaatst. In de onderstaande figuur is één en ander schematisch weergegeven.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 16 van 24
maaiveld 0,5 m -mv.
3,0 m -mv.
-
V
/
\ \
.
/
i
maaiveld Wonen
0,5 m -mv
AW2000
3,0 m -mv
Voorwaarde hierbij is wel dat de maximale kwaliteitsklasse van de grond die wordt teruggeplaatst, voldoet aan de kwaliteitsklasse die voor de betreffende locatie uit het generieke en/of gebiedsspecifieke toepassingskaart blijkt. De uitzondering geldt tot een maximale diepte van 3,0 m -maaiveld en is alleen van toepassing binnen de gebieden met de functieklasse wonen of industrie zoals blijkt uit de functiekaart. Ook dient bij het terugplaatsen van de grond de generieke zorgplicht in acht te worden genomen.
4.5
Gebiedsspecifiek beleid gemeente Hoogeveen
Binnen de gemeente Hoogeveen wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het Besluit bodemkwaliteit biedt om een betere afstemming tot stand te brengen tussen de plaatselijke bodemkwaliteit en de functie van de bodem. Hierbij volgt de gemeente Hoogeveen voor grond afkomstig vanuit de eigen gemeente de beleidslijn "bodemkwaliteit volgt functie". Afhankelijk van de functie die staat aangegeven op de bodemfunctiekaart van de gemeente Hoogeveen, zijn voor de bovengrond de onderstaande Lokale Maximale Waarden (LMW) van toepassing. Lokale maximale waarden (in mg/kg ds) LMW LMW Parameter (functie overig) (functie wonen) Cadmium 0,60 1,2 Kobalt 15 35 Koper 40 54 Kwik 0,15 0,83 Lood 50 210 Molybdeen 88 1,5 Nikkel 35 39 Zink 140 200 PAK(IOVROM) 6,8 1,5 PCB (som 7) 0,020 0,020 Minerale olie 190 190 Lokale Maximale Waarden(voor standaardbodem in mg/kg ds).
LMW (functie industrie) 4,3 190 190 4,8 530 190 100 720 40 0,5 500
De LMW zijn uitsluitend van toepassing op grond en/of baggerspecie die direct of indirect (via een vorm van tijdelijke opslag) afkomstig is van een ontgraving binnen de gemeentegrenzen van Hoogeveen. Voor de toepassing van grond en/of baggerspecie die van buiten de gemeente Hoogeveen afkomstig zijn, blijft de dubbele toetsing (generiek beleid) uit paragraaf 2.3 van deze Nota van kracht. Gebruiksrisico's Lokale Maximale Waarden Het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat bij het opstellen van gebiedsspecifiek beleid een risicobeoordeling moet worden uitgevoerd. Dit om uit te sluiten dat de gekozen LMW en de bijbehorende toegestane (lokale) verslechtering van de bodemkwaliteit geen belemmering
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 17 van 24
oplevert voor het specifieke gebruik van de bodem. Deze risicobeoordeling moet worden uitgevoerd met de applicatie Risicotoolbox. Deze applicatie berekent voor de LMW de eventuele risico's voor de verschillende vormen van bodemgebruik. Door de gemeente Hoogeveen is bij de vaststelling van de LMW aangesloten bij de functieklassen op de functiekaart. Daarnaast is bij de LMW aangesloten bij de bovengrens van de generieke maximale waarden die horen bij deze functie. Bij de vaststelling van deze generieke bovengrens is landelijk rekening gehouden met de meest gevoelige bodemfunctie. Door aan te sluiten bij deze landelijke normen, worden derhalve geen gebruiksrisico's verwacht. Er is bij de vaststelling van de LMW dan ook geen aparte risicobeoordeling verricht.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 18 van 24
Gebruik bod e mkwa lite its ka art als bewijsmiddel
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de regels toegelicht voor het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem.
5.2
Zorgplichtbeginsel
Onder alle omstandigheden moet bij het toepassen van grond en baggerspecie de wettelijke zorgplicht conform artikel 13 van de Wet bodembescherming acht worden genomen. Deze zorgplicht betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van een toepassing, maatregelen moet nemen om verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
5.3
Grondverzet bij verdachte locaties
Voor verdachte locaties3 kan de bodemkwaliteitskaart niet als milieuhygiënische verklaring worden gebruikt omdat de kwaliteit van de locatie kan afwijken van de kwaliteit die op de bodemkwaliteitskaart staat aangegeven. Verdachte locaties dienen eerst te worden onderzocht conform de daarvoor bestemde strategieën uit de NEN5740. Als is aangetoond dat de locatie niet meer als verdacht hoeft te worden aangemerkt, kan de bodemkwaliteitskaart alsnog als milieuhygiënische verklaring worden gebruikt. Voorwaarde hierbij is wel dat uit het bodemonderzoek een vergelijkbare bodemkwaliteit naar voren komt als de bodemkwaliteitszone waarbinnen het bodemonderzoek heeft plaatsgevonden Als uit het bodemonderzoek blijkt dat de grond afwijkt van de bodemkwaliteitsklasse op de bodemkwaliteitskaart, dan dient de kwaliteit van de te ontgraven grond te worden bepaald door middel van de uitvoering van een partijkeuring. In het navolgende stappenschema is bovengenoemde procedure in beeld gebracht.
Dit zijn locaties waar een bodembedreigende activiteit in het heden of verleden mogelijk invloed heeft gehad op de kwaliteit van de bodem
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 19 van 24
Stappenschema grondverzet verdachte locaties
Vooronderzoek (NEN5725)
▼
Ja
Verdachte locatie?
j
W
Verkennend bodemonderzoek (NEN5740/5720/5707)
Nee V Ja
BKK geldt als bewijs middel
%
Kwaliteit komt overeen met bodemkwaliteitszone?
. .
Nee
Partijkeuring uitvoeren
Hierbij wordt opgemerkt dat boerenerven niet als aparte locaties op de bodemkwaliteitskaart staan aangegeven, terwijl de kwaliteit van de grond (sterk) kan afwijken van de diffuse bodem kwaliteit van de betreffende bodemkwaliteitszone. Veelal zijn boerenerven verhard met puin, waardoor deze in principe als verdacht dienen te worden beschouwd. Voor het grondverzet bij boerenerven kan dan ook van het voorgaande stappenschema gebruik worden gemaakt. Voorafgaand aan het ontgraven van grond bij verdachte locaties dient na te worden gegaan of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging of een zorgplichtgeval (voor ver ontreinigingen na 1987). Indien het een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft, geldt een saneringsplicht in het kader van de Wet bodembescherming. De betreffende grond (gehal ten boven de interventiewaarde) is dan niet geschikt voor hergebruik.
5.4
Grond afkomstig van een locatie waar een bodemonderzoek is verricht
Ook bij locaties waar in het verleden een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd, kan het voorkomen dat lokaal de bodemkwaliteitsklasse (bijv. wonen) afwijkt van de bodemkwaliteits klasse die op de bodemkwaliteitskaart staat aangegeven (bijv. achtergrondwaarde). Om meer zekerheid te krijgen omtrent de werkelijke kwaliteit van de grond kan de gemeente in dergelij ke situaties er voor kiezen geen gebruik te maken van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmid del en een partijkeuring voor te schrijven. De uitkomsten van een partijkeuring "overrulen" de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel omdat deze een directere uitspraak doen over een par tij grond.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 20 van 24
5.5
Zintuiglijk afwijkende grond
Als tijdens grondverzet zintuiglijk duidelijk waarneembare verontreinigingen (zoals puin, koolas, asbest, afwijkende geur, verkleuringen, afval) worden aangetroffen betreft het grond waarvoor de bodemkwaliteitskaart niet als milieuhygiënische verklaring mag worden gebruikt. De kwaliteit van de betreffende grond dient dan middels een ander geldig bewijsmiddel te worden bepaald. Een uitzondering hierop vormen resten van drainagemateriaal, die in het landelijk gebied veelvuldig worden aangetroffen. De aanwezigheid hiervan in de bodem w o r d t niet als verdacht aangemerkt.
5.6
Hergebruik van grond afkomstig van grotere diepte dan 2,0 m -mv
De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor de dieptetrajecten 0 - 0,5 m -mv en 0,5 - 2,0 m -mv. Over het algemeen kan worden aangenomen dat de diepere ongeroerde ondergrond een vergelijkbare kwaliteit heeft dan de ondergrond van 0,5 - 2,0 m -mv. Bij de uitvoering van grondverzet in de dieper gelegen ongeroerde ondergrond (> 2,0 meter) kan binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. Voor de ontgraving van geroerde grond uit de ondergrond (> 2,0 meter) blijft een partijkeuring noodzakelijk.
5.7
Hergebruik van grond uit wegbermen
Binnen de gemeenten valt het hergebruik van grond uit wegbermen geheel onder het generieke toepassingskader. In bebouwd gebied (deze gebieden zijn op de bodemfunctiekaart herkenbaar aan de functies wonen en industrie), maakt de wegberm deel uit van de desbetreffende bodemkwaliteitszone. Voor het grondverzet binnen de gemeentelijke- en provinciale wegen buiten de bebouwde kom zijn twee zones in de bodemkwaliteitskaart opgenomen. Het grondverzet binnen en tussen deze bodemkwaliteitszones kan plaatsvinden volgens het generieke kader. Zodra grond afkomstig vanuit de gemeentelijke en provinciale wegbermen wordt toegepast, is de huidige bodemkwaliteitskaart niet toegestaan als milieuhygiënische verklaring. In de onderstaande afbeeldingen is de begrenzing van de wegbermen schematisch weergegeven.
Wegconstructie
Wegconstructie
Begrenzing wegberm
+
Wegconstructie Begrenzing wegberm
IN OPHOGING
Begrenzing wegberm *
Begrenzing wegberm
Weiland/akker Wegconstructie
Eigendomsgrens MAAIVELDLIGGING MET EN ZONDER SLOOT
VERDIEPTE LIGGING
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 21 van 24
Binnen de bodemkwaliteitszone "gemeentelijke wegbermen" ligt de P95 voor PAK-10 boven de interventiewaarde. Uit toetsing door middel van www.sanscrit.nl, blijkt dat bij de toepassing van deze grond in de gemeentelijke wegbermen buiten de bebouwde kom het saneringscriterium niet overschreden wordt. Een uitdraai van deze risicobeoordeling is opgenomen in bijlage 6. De bodemkwaliteitskaart kan, gezien de uitkomsten van de risicobeoordeling, voor het grondverzet binnen de gemeentelijke wegbermen als bewijsmiddel gebruikt worden.
5.8
Onverwachte situaties
Het kan voorkomen dat, ondanks dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, tijdens de graafwerkzaamheden op de locatie van herkomst alsnog een (mogelijke) afwijking van de bodemkwaliteit wordt geconstateerd. Een dergelijke situatie doet zich in ieder geval voor indien: • de grond een afwijkende kleur, geur of samenstelling heeft; • de grond een bijmenging aan bodemvreemde materialen bevat (puin, gruis, kooltjes, etc.) op basis waarvan wordt verwacht dat de bodemkwaliteitskaart niet meer representatief is voor de milieuhygiënische kwaliteit, dan wel waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat deze het milieu negatief kan beïnvloeden; • in de grond visueel asbest wordt aangetroffen. Een onverwachte situatie dient in alle gevallen te worden geregistreerd en gemeld bij de gemeente. Als sprake is van een (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging, dient hiervan melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag Wbb.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 22 van 24
Melding, toezicht en handhaving
6.1
Meldingsplicht voor de toepasser
Het Besluit bodemkwaliteit beschrijft voor welke toepassingen melding plaats dient te vinden alvorens de grond, baggerspecie of bouwstoffen toe te passen. Hier wordt naar verwezen als het gaat om het vaststellen ofwel of niet gemeld moet worden. In het kort kunnen de volgende toepassingen van grond en bagger worden aangegeven waarvoor binnen het Besluit bodemkwaliteit geen melding zijn voorgeschreven4: • toepassingen van grond of bagger door particulieren; • toepassingen binnen een landbouwbedrijf, mits de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot datzelfde landbouwbedrijf behorend perceel, waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel waar de grond of baggerspecie wordt toegepast; • toepassingen van schone grond (grond die voldoet aan de Achtergrondwaarde) in een hoeveelheid van minder dan 50 m3; • verspreiden van baggerspecie uit een watergang over aan de watergang grenzende percelen; • tijdelijke uitname van grond of baggerspecie, indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde conditie opnieuw in die toepassing wordt aangebracht. Dat betekent dat voor alle andere toepassingen wél een melding verplicht is. Toepassing van grond of baggerspecie dient minimaal vijf werkdagen tevoren te worden gemeld bij het landelijk Meldpunt Bodemkwaliteit. Van schone grond moet de toepassingslocatie worden gemeld. Toepassing van IBC-bouwstoffen moet minimaal 30 dagen voorafgaand aan toepassing worden gemeld aan het bevoegd gezag. De melding wordt digitaal gedaan via de volgende websites: WWW.MELDBOUVVSTOFFEN.NL WWW.MELDGROND.NL WWW.MELDBAGGER.NL WWW.MELDPUNTBODEMKWALITEIT.NL Op deze site kan de melder een digitaal formulier invullen met de vereiste gegevens. Rapportages van milieuhygiënische verklaringen zoals een partijkeuring kunnen als PDF-bestand worden bijgevoegd bij de digitale melding. Indien gewenst kan de melding ook schriftelijk worden gedaan. Het hiervoor benodigde formulier is eveneens te vinden op de voornoemde website.
6.2
Behandeling van de melding door de gemeente
Het landelijk Meldpunt Bodemkwaliteit zendt de digitale melding direct per e-mail door naar het bevoegd gezag. De gemeente beoordeelt de melding en kan in geval van onduidelijkheden of onvolkomenheden in de melding binnen 5 werkdagen contact opnemen met de melder. Zo nodig kan de melder de melding via het meldsysteem aanpassen. De opsomming is ter informatie opgenomen. Voor de exacte omschrijving van wat wel en niet moet worden gemeld, wordt verwezen naar het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende regelingen.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 23 van 24
Wanneer de gemelde toepassing niet in overeenstemming is met het beleid of indien de aangeleverde informatie van onvoldoende kwaliteit is, dan zal de gemeente dit binnen vijf werkdagen aangeven. Indien de melding akkoord is, dan hoeft formeel geen terugmelding naar de melder plaats te vinden. De gemeenten zullen dit dus veelal ook niet doen. Hooguit wordt er een ontvangstbevestiging gestuurd. Na het verstrijken van vijf werkdagen mag de toepasser starten met de werkzaamheden maar het bevoegd gezag mag en kan hierna nog handhavend optreden. De toepasser is en blijft verantwoordelijk voor het voldoen aan de vereisten uit het Besluit bodemkwaliteit en kan zich dus niet beroepen op het uitblijven van een mededeling op de melding.
6.3
Registratie
Een goede registratie van meldingen is van belang voor het toezicht op het toepassen van grond en baggerspecie en voor het op termijn actualiseren van de bodemkwaliteitskaart. meldingen die digitaal worden ingediend, worden automatisch geregistreerd onder de account dat iedere gemeente heeft bij het Meldpunt bodemkwaliteit.
6.4
Toezicht en handhaving
Het college van burgemeester en wethouders is per gemeente verantwoordelijk voor controle en handhaving van de toepassing van grond en baggerspecie op of in de bodem in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij de toepassingen van grond en baggerspecie kan controle plaatsvinden tijdens de melding, in het veld (tijdens het transport of bij de toepassing) en na de feitelijke toepassing. De controle kan hierbij plaatsvinden op: • de wijze van toepassing (overeenkomstig het gemeentelijke beleid); • de tijdige, correcte en volledige melding van de toepassing; • de kwaliteitsverklaringen Ook wordt toezicht uitgevoerd op niet gemelde toepassingen van grond en baggerspecie op of in de bodem. Wanneer het bevoegd gezag constateert dat de regels van het Besluit- of de Regeling bodemkwaliteit niet worden nageleefd, dan kan bestuursdwang worden uitgeoefend of een dwangsom worden opgelegd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot strafrechtelijke handhaving (via de politie of buitengewone opsporingsambtenaren (BOA's)). Overtredingen zoals afwijkingen van normdocumenten, werken zonder erkenning kunnen, door het afgeven van een bodemsignaal, worden gemeld bij de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT). De Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT) kan bij constatering van overtredingen dwangsommen opleggen, bedrijven schorsen of zelfs erkenningen intrekken.
Nota Bodembeheer, definitief Pagina 24 van 24
Bijlage 1: Beheergebied BKK Drenthe
Legenda
□
Grenzen_beheergebied Oppervlaktewater Spoorlijnen Autosnelweg Provinciale weg
Beheergebied BKK Drenthe
Project:
Bodemkwaliteitskaart Drenthe
Opdrachtgever:
Negen Drentse gemeenten en provincie Drenthe Projectnr. Datum:
11J061 januari 2012
Kaartnr. -
Auteur: Femke Groenewold-Dij k Gezien: Marcel Stienstra
0
1,5
Schaal
3
1:245.308
I Kilometers 6
(A3)
N
Bijlage 2: Grondstromenmatrix behorende bij BKK Drenthe
Notitie Referentienummer
Datum
Kenmerk
304350
28 februari 2012
304350.12.02
Betreft
Grondstromenmatrix behorende bij de bodemkwaliteitskaart Drenthe (CSO, 2012)
Ontgravingslocatie Bovengrond (0 - 0,5 m - m v )
o o O) o o
> c ai c o
5 0)
Bovengrond
ra o
9 O) o o O) c dl c o
5
c dl c dl
dl c dl
■o dl .Q dl ■o 3 O
Wonen voor 1900 Wonen 1900 -1945
o (0 O) c (0 (0
Kleine kernen en lintbebouwing Oude bedrijventerreinen Gemeentelijke wegbermen
ra
Provinciale wegbermen
Q. ai o l-
Samengevoegde zone/ buitengebied Ondergrond
Ondergrond (0,5 - 2,0 m - m v )
O) c 'S 3 O .Q dl .Q C C dl c dl c
Wonen voor 1900 Oude bedrijventerreinen Samengevoegde zone/ buitengebied
: Bodemkwaliteitskaart geschikt als milieuhygiënische verklaring : Geen grondverzet op basis van bodemkwaliteitskaart
c dl
>_
c dl E o si O) di S di c dl dl E di O
c dl E di .Q O) dl S dl
ra o c
'> o
c dl c dl
'S
c o N dl ■o O) dl "O O dl
!• °> O)
E 1 ra '5
o o 0) o o
> c di c o
5
c dl
>_ ■o dl SI dl ■o 3 O
'S
c o N dl ■o O) dl "O O dl
!• ^
O)
E 1 ra '5
Bijlage 3: Overzicht geaccepteerde Nota's bodembeheer
Gemeente Assen Aa en Hunze Emmen
Referentie Nota bodembeheer gemeente Assen met ref.nr 9T9036/R00005/JTLA/Gron, Assen/Groningen, 2009. Nota bodembeheer gemeente Aa en Hunze met ref.nr T8957/R00004/JTLA/Gron, Gieten/Groningen, 2010. Nota bodembeheer gemeente Emmen met ref.nr 9W3663/R00004/JTLA/Gron, Emmen/Groningen, 2012.
Bijlage 4: Handvat implementatie Besluit bodemkwaliteit, reikwijdte verspreiden van baggerspecie
Senter/Voi/em Handvat implementatie Besluit bodemkwaliteit Onderwerp: reikwijdte verspreiden van baggerspecie Inleiding Binnen de bodemsector worden veel vragen gesteld over de reikwijdte van het verspreiden van baggerspecie, zoals dit in het Besluit bodemkwaliteit is toegestaan conform artikel 35, lid f (verspreiden op aangrenzend perceel) en lid g (verspreiden in oppervlaktewater). De toelichting op het besluit geeft wel inzicht waarom het verspreiden als nuttige handeling kan worden aangemerkt, maar de reikwijdte blijkt in besluit, toelichting en handreiking Besluit bodemkwaliteit fragmentarisch aanwezig. Deze memo heeft als doel een handvat te bieden aan waterbeheerders met specifieke aandacht voor de wijze waarop de onderdelen praktisch uitvoerbaar kunnen worden vertaald om een effectieve implementatie te bewerkstelligen. Veel aspecten in deze memo zijn dan ook terug te lezen in verschillende documenten en regelgeving. Het rijk heeft via het Besluit bodemkwaliteit de wettelijke basis gegeven en de kaders geschetst voor het verspreiden van baggerspecie op het aangrenzend perceel en in oppervlaktewater. In lijn met de wens tot decentralisatie en het leggen van verantwoordelijkheden op de juiste plaats, is de regelgeving minder sturend en meer kaderstellend geworden. De nadere invulling in de praktijk ligt dan ook bij de waterbeheerders (waterschappen en Rijkswaterstaat), die in overleg met gemeenten en aangelanden het beste kunnen vaststellen hoe deze activiteit past binnen het beheer van het gebied. Verspreiden op aangrenzend perceel Artikel 35, lid f van het besluit maakt "verspreiden van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang grenzende percelen" mogelijk volgens de spelregels die zijn opgenomen in het besluit. In de toelichting van het besluit is opgenomen dat de mogelijkheid rondom het verspreiden van (onderhouds)bagger wordt voortgezet. Daarbij is opgenomen dat de relevantie van het opbrengen van baggerspecie is gelegen in het instandhouden van de voor het bodemgebruik benodigde hoogteligging en verbetering van de bodemvruchtbaarheid. Hiermee wordt een eeuwenoude vorm van actief bodembeheer instandgehouden, waarbij baggerspecie via een cyclische handeling binnen het gebied wordt gehouden en op de kant wordt gezet. Welke baggerspecie ? Naast de relevantie voor verspreiden moet het gaan om baggerspecie dat vrijkomt uit de bestaande aangrenzende watergang. Baggerspecie (in deze notitie ook wel 'specie'genoemd) is in het Besluit bodemkwaliteit gedefinieerd als materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of de voor dat water bestemde ruimte, inclusief een aantal samenstellingseisen. In de meeste gevallen beperkt genoemde ruimte zich tot het Wvo-gebied. Het verspreiden van grond valt niet binnen de reikwijdte. Grond is in juridische zin immers geen baggerspecie. Voor het onderscheid moet de begrenzing tussen landbodem en oppervlaktewater uitkomst bieden. Het besluit geeft geen nadere invulling aan de begrenzing (en discussie hieromtrent) die al bestond. Grond dat in het kader van bijvoorbeeld een verbredingsproject via een 'grenscorrectie' nu juridisch als baggerspecie wordt bestempeld en in het kader van dat zelfde verbredingsproject op het aangrenzend perceel wordt toegepast, valt buiten de reikwijdte. Het besluit stelt in de definitiesfeer ook geen voorwaarden aan de consistentie van de baggerspecie. Aangezien bewust is gesteld dat de eerdere mogelijkheden rondom verspreiden worden voortgezet, kan geconcludeerd worden dat typen baggerspecie die aantoonbaar eerder ook onder het oude verspreidingsbeleid (Wm: 'besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen') op het aangrenzend perceel zijn toegepast, ook onder dit besluit mogen worden verspreid (indien de kwaliteit voldoet aan de normen uit de Regeling bodemkwaliteit). Laatst genoemd te vervallen besluit gaat specifiek in op 'onderhoudsspecie'. In waterschapsland wordt in diverse besluiten onderhoudsbagger gedefinieerd als de bagger binnen het leggerprofiel, ook als er sprake is van verontreinigde baggerspecie. Maar ook de baggerspecie buiten het leggerprofiel tot aan het praktijkprofiel (zoals de oorspronkelijke bodem van de
Pagina 1 van 6
watergang) wordt als onderhoudsbagger beschouwd. Het Besluit bodemkwaliteit geeft in artikel 35, lid f echter geen beperking tot alleen 'onderhoudsspecie'. Het Rijk wilde rondom het verspreiden niet te strikte grenzen stellen om mogelijkheden open te houden voor invulling op gebiedsniveau. Verbredingen verdiepingsspecie kan hier dus ook onder vallen. Deze 'verbreding' van de reikwijdte past ook goed bij de reikwijdte zoals die voor verspreiden in oppervlaktewater in de toelichting van het besluit wel explicieter is gegeven. Hier betreft het alleen een ander medium waar verspreid wordt. Alsvorens baggerspecie mag worden verspreid is inzicht in de kwaliteit noodzakelijk en toetsing aan de geldende normstelling. In de regeling bodemkwaliteit zijn de milieuhygiënische verklaringen opgenomen die als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. Naast uitzonderingen op de onderzoeksplicht voor ondermeer particulieren, kent de regeling Bodemkwaliteit een uitzondering op de onderzoeksplicht voor baggerspecie die wordt verspreid of tijdelijk wordt opgeslagen op het aangrenzend perceel, als wordt voldaan aan artikel 4.3.4., lid 4. Deze uitzondering is overgenomen uit de vervallen Regeling klassenindeling onderhoudsspecie. Indien geen van de genoemde situaties in lid 4a tot en met f relevant zijn, is geen onderzoek noodzakelijk. In veel gevallen hebben waterschappen de betreffende wateren in het waterbeheerplan al als 'onverdacht' aangemerkt. In het besluit en de regeling bodemkwaliteit zijn normen voor verspreiden opgenomen. Allereerst dient toetsing plaats te vinden aan de interventiewaarden landbodems (conform artikel 36, lid 2 van het Besluit, zie circulaire bodemsanering) en vervolgens toetsing aan de verspreidingsgrens (Regeling, bijlage B). Het besluit ziet toe op het hergebruik van grond en bagger die uit diffuse bronnen is verontreinigd, niet op hergebruik van grond en bagger afkomstig van puntbronnen, zoals saneringslocaties. In de toelichting op de regeling is daarom opgenomen dat de verspeidingsnormen niet gelden voor het verspreiden van baggerspecie afkomstig vanuit de directe omgeving van riooloverstorten. De achterliggende gedachte hierbij wordt niet alleen gevormd door eventuele organische en anorganische stoffen, die we bij een regulier waterbodemonderzoek meenemen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat in veel gevallen die verontreiniging nog wel binnen de grenzen voor verspreiden valt. Dat deze specie als puntbron is aangemerkt komt met name vanuit de zorg rondom de pathogene micro-organismen (virussen, bacteriën, parasieten), die risico's geven voor weidevee en de kwaliteit voor het dierlijk product. Het Besluit bodemkwaliteit kan zo worden geïnterpreteerd dat de waterbeheerders in het kader van de zorgplicht met betrekking tot baggerspecie vanuit de omgeving van riooloverstorten, van geval tot geval samen met de gemeente moeten bekijken of de aanwijzing als puntbron terecht is (bijvoorbeeld op basis van eerder uitgevoerd baggerwerk en lozingsfrequentie) en of er risico' s bestaan voor de locatie waarop verspreid wordt. Zo zullen de belaste zones rondom de puntbron veelal wel in aanmerking komen voor verspreiden, mits dit voldoet aan de verspreidingsgrenzen. Vanuit een stuk zorgplicht dient hier verantwoord mee te worden omgegaan. Een pragmatische veilige invulling van de zorgplicht voor genoemde niet genormeerde aspecten, kan zijn dat baggerspecie afkomstig van de omgeving van riooloverstorten, mits voldaan wordt aan de verspreidingsgrens, nooit verspreid wordt op locaties waar vee graast of, breder, zelfs teelt van gewassen plaatsvindt. Een invulling als deze kan bijvoorbeeld worden ingebed in het baggerplan of (nog beter) een plaats krijgen in gebiedsspecifiek beleid. Waar verspreiden ? In de uitvoering wordt de reikwijdte met name bepaald door de locatie waar verspreiding plaatsvindt. Volgens artikel 35, lid f en de toelichting daarop, mag verspreiden plaatsvinden in alle situaties binnen 'het aangrenzend perceel' waarmee de benodigde hoogteligging of bodemvruchtbaarheid wordt 'hersteld of verbeterd'. In paragraaf 4.8.1 van de toelichting bij het Besluit bodemkwaliteit is meer duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van 'het aangrenzend perceel'. Als eerste is de 20-metergrens vervallen en geldt een ruimere begrenzing, op voorwaarde dat de kwaliteit per saldo niet verslechterd en zelfs kan verbeteren. Voor de begrenzing sluit het besluit bodemkwaliteit als eerste aan bij de begrenzing, zoals opgenomen in de Waterstaatswet uit 1900. Een wet die de basis biedt voor het kunnen regelen van de bevoegheden en eigendomsverhoudingen rondom verspreiden, via de Keur. Deze beschrijft in artikel 11: "Erven en gronden, gescheiden van den watergang door een weg, voetpad of ander werk of door een grondstrook te gering van breedte om de specie te ontvangen, worden als aan den watergang gelegen aangemerkt". Daarnaast is in de toelichting van het besluit gesteld dat de huidige praktijk zoveel mogelijk wordt gecontinueerd. Met de huidige praktijk wordt de reikwijdte bedoelt, zoals deze eerder is geschetst in de circulaire onderhoudsspecie uit 2005, waarin letterlijk is opgenomen: "In de praktijk wordt de bepaling 'direct aan het oppervlaktewater grenzende percelen' soms heel strikt gehanteerd, waardoor baggerspecie bijvoorbeeld wordt afgevoerd naar een opslag- of stortlocatie wanneer over een beperkte lengte langs de watergang geen ruimte is om de baggerspecie op de kant te zetten, omdat daar
Pagina 2 van 6
bebouwing met aanpalende erven aanwezig is. Een dergelijke strikte interpretatie van het begrip 'direct aan de watergang grenzend perceel' is onnodig en ongewenst. Het begrip 'direct aan het oppervlaktewater grenzend perceel' biedt een zekere ruimte om dit soort situaties praktisch te benaderen. Vaak is er voor de betreffende baggerspecie op een ander perceel dat grenst aan dezelfde watergang wél ruimte. Het begrip 'direct aan het oppervlaktewater grenzend perceel' laat afzet van baggerspecie op zo'n perceel toe. Bepalend is dat het perceel aan dezelfde watergang is gelegen. " In het besluit is zichtbaar niet aangesloten bij de reikwijdte van een 'kadastraal perceel', met als reden dat dit onnodige beperkingen oproept. Via bovenstaande beschrijvingen is invulling gegeven aan een pragmatische insteek die meer past bij de praktijk van baggeren. Los van bovenstaande grenzen dient de 'toepasser' conform het eigendomsrecht zoals opgenomen in het wetboek van strafrecht, altijd toestemming te hebben van de eigenaar om specie te mogen verspreiden. Uitzondering geldt voor de aangrenzende delen waarvoor in de Keur is geregeld dat de ontvangstplicht geldt (zie verderop in deze notitie). Dit betekent in de praktijk dat de waterbeheerder en de eigenaar in veel gevallen samen afspraken maken over de locatie waar verspreid gaat worden en dat de reikwijdte binnen het begrip 'aangrenzend perceel' nader in overleg wordt bepaald. Artikel 35, lid f heeft ook een begrenzing in zich dat zich richt op het doel van verspreiden, namelijk het 'herstellen of verbeteren' van aangrenzende percelen in relatie tot de benodigde hoogteligging of bodemvruchtbaarheid. Alle activiteiten die hierbinnen passen, mogen dus als verspreiden worden aangemerkt. Naast het op hoogte brengen van bijvoorbeeld landbouwpercelen kan dit dus ook het herstellen of verbeteren van bestaande kades zijn, die vanuit hun functie een bepaalde hoogteligging moeten hebben. Zodra het gaat om de aanleg van nieuwe kades, heeft men het meestal niet meer over herstel en verbetering en is dit toetsingskader niet meer relevant. Voor aanleg dient een ander toetsingskader (algemene toepassing, dan wel grootschalige toepassing) te worden gehanteerd. Hoe werken verspreiden en tijdelijke opslag samen ? Om de logistiek rondom baggeren en verspreiden binnen milieuhygiënische grenzen meer ruimte te geven voorziet artikel 35, lid i in de tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor één van de toepassingen bedoelt in artikel 35, lid a t/m f, op percelen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is. De opslag mag maximaal 3 jaar plaatsvinden. Rondom de reikwijdte van het aangrenzend perceel gelden uiteraard dezelfde aspecten als eerder genoemd. In dit artikellid wordt in tegenstelling tot de tijdelijke opslag conform artikel 35, lid h, rondom de eindbestemming verwezen naar de handeling in artikel 35, lid f. Dit betekent dat baggerspecie om logistieke redenen eerst een aantal jaren in opslag mag worden genomen op een beperkt deel van 'de aangrenzende percelen', om vervolgens onder de voorwaarden en dito toetsingskaders van artikel 35 f (verspreiden aangrenzend perceel) te worden toegepast op de 'aangrenzende percelen' van de watergang waaruit de bagger afkomstig was. Dit kan voor de uitvoering praktisch zijn om ontwaterde baggerspecie beter te kunnen toepassen op andere delen van het perceel, zoals bijvoorbeeld kades. Een nieuwe keuring en toetsing van de baggerspecie alvorens het toe te passen is in dit geval trouwens niet echt relevant. Toepassing buiten de 'aangrenzende percelen' dient op landbodem plaats te vinden via de overige algemene regels, dan wel spelregels voor grootschalige toepassingen. In welke laagdikte of in welke hoeveelheden mag verspreid worden ? Het Besluit bodemkwaliteit geeft geen maat voor de laagdikte of hoeveelheden, ook niet op basis van de nieuwe normstelling. In de Handreiking Besluit bodemkwaliteit is vermeld dat hoeveelheid en hiermee samenhangend de laagdikte in overleg met de eigenaar van het perceel wordt bepaald. In de praktijk zullen een aantal factoren van invloed zijn die grenzen stellen aan laagdikte en hoeveelheden. Zo zal de laagdikte met name beperkt worden door de consistentie van het materiaal en de hoeveelheden. Direct nat verspreiden in grote laagdikten of verspreiden van dunne baggerspecie is namelijk technisch moeilijk, zonder dat de bagger terugvloeit in het oppervlaktewater of naar andere delen waar dat ongewenst is. Indien noodzakelijk worden op het perceel bepaalde maatregelen getroffen om dit te beperken (bijvoorbeeld een ploegvoor). In gevallen dat er kades worden opgeworpen, dan spreken we echter over de aanleg van een (weiland)depot, waarvoor eerder genoemde vergelijkbare regels uit artikel 35, lid i gelden. Daarnaast zullen in het kader van 'herstel en verbeteren' van de percelen vanuit de perceelseigenaar grenzen worden aangegeven die gebaseerd zijn op de maximaal toelaatbare bodembelasting ten behoeve van het bodemgebruik en de gewenste termijn tussen verspreiden en het opnieuw in gebruik nemen van het perceel. Goed overleg tussen waterbeheerder en perceeleigenaar/gebruiker geeft hier wederom richting.
Pagina 3 van 6
Wat is de relatie met de ontvangstplicht ? Het Besluit bodemkwaliteit geeft de milieuhygiënische randvoorwaarden en de bijbehorende reikwijdte waarbinnen mag worden toegepast of verspreid. Dit besluit staat los van de bevoegdheden en eigendomsverhoudingen en 'ontvangstplichten' die hieromtrent rondom het verspreiden van onderhoudsspecie zijn geregeld vanuit de Waterstaatswet in de Keur van waterschappen. Het Besluit bodemkwaliteit is immers geen AMvB onder de Waterstaatswet. De Waterstaatswet richt zich onder andere op het onderhoud van de watergangen en expliciet op de onderhoudsspecie die hierbij vrijkomt. Rondom de onderhoudsspecie zijn een aantal artikelen opgenomen die een handvat bieden voor waterbeheerders (zie kader). Waterstaatswet 1900: Artikel 11 [1.] Bij verordening kan worden bepaald, dat op erven en gronden, gelegen aan een watergang, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het openbaar gezag, de specie moet worden ontvangen, welke, tot behoorlijk onderhoud voor de af- of aanvoer van water, uit den watergang wordt verwijderd. [2.] Behoudens aanspraak op schadevergoeding moet op erven en gronden, gelegen aan een watergang, welke door of onder toezicht van het openbaar gezag voor de af- of aanvoer van water wordt verbeterd of met toepassing van art. 12 wordt aangelegd, de specie worden ontvangen, welke te dien einde wordt verwijderd. [3.] Erven en gronden, gescheiden van den watergang door een weg, voetpad of ander werk of door een grondstrook te gering van breedte om de specie te ontvangen, worden als aan den watergang gelegen aangemerkt.
De 'ontvangstplicht' richt zich alleen op het deel van de baggerspecie dat als gevolg van 'behoorlijk onderhoud' vrijkomt, expliciet voor de af- en aanvoer van water en in de praktijk als 'onderhoudsspecie wordt aangemerkt. Maatgevend hierbij is het leggerprofiel. Anno 2008 is dat leggerprofiel in veel situaties prima te beschrijven, maar lang niet altijd: bijvoorbeeld bij de steeds meer voorkomende ecologische profielen waarbinnen de watergang zijn eigen gang kan gaan, laat staat voor "natuurlijke" beken, die eroderen en sedimenteren en waar je soms moet ingrijpen om de afvoer te waarborgen. In het kader van Waterwet (waarin de Waterstaatswet wordt opgenomen) wordt hier opnieuw aandacht aan besteed. In de verordening (de 'Keur') die genoemd is in artikel 11, hebben waterschappen opgenomen in welke gevallen er schadevergoeding plaatsvindt, mede ter compensatie van het tijdelijk niet kunnen gebruiken van het perceel of schade die aan het gewas plaatsvindt. Het Besluit bodemkwaliteit maakt dankbaar gebruik van artikel 11, lid 3 als basis voor de reikwijdte van verspreiden. Zoals uit deze notitie blijkt geeft het besluit echter vanuit milieuhygiënische gronden een ruimere reikwijdte aan de locatie van verspreiden als aan het type baggerspecie (o.a. voor onderhoud, verdieping, verbreding). Voor het baggerspecie die conform de Keur niet als 'onderhoudsspecie' wordt benoemd, zal het waterschap in het betreffende gebied in overleg met belanghebbenden afspraken moeten maken over eerder genoemde aspecten, als locatie, laagdikte en hoeveelheid. Dit kun je interpreteren als het neerleggen van een verantwoordelijkheid vanuit het Rijk bij de decentrale overheden als het om een stukje reikwijdte gaat.
Pagina 4 van 6
Verspreiden in oppervlaktewater Artikel 35, lid g, geeft het grote kader aan rondom het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater. Hierin is opgenomen: "Verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment". Hierbij is aanvullend als beperking opgenomen: "behoudens op of in uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen". Op deze beperking is in analogie van artikel 35, lid f weer een uitzondering opgenomen voor "daarbinnen gelegen aangrenzende percelen van watergangen met het oog op het verbeteren en herstellen van die percelen". In de toelichting van het besluit is gesteld dat de bestaande mogelijkheid voor het verspreiden van (onderhouds)baggerspecie wordt voortgezet. Belangrijk doel hiervan is het zoveel mogelijk voorkomen dat sediment bij werkzaamheden ten behoeve van het waterbeheer onnodig wordt ontrokken. Dit vanwege de waardevolle functies die dit sediment vervult voor ecologie en morfologie. Welke baggerspecie ? De artikelsgewijze toelichting bij het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater geeft iets meer handvatten dan die van verspreiden op het aangrenzend perceel. Zo is via teksten als "baggerspecie die vrijkomt bij het op diepte houden en brengen van havens en vaarwegen" zichtbaar dat de reikwijdte zich bewust niet beperkt tot de 'onderhoudsbaggerspecie'. Ook verdiepingsspecie zou mogen worden verspreid, mits dit volgens de waterbeheerder gewenst is vanuit ecologische- of morfologische functies. Voor de reikwijdte rondom de scheidslijn landbodem-waterbodem e.d., wordt verwezen naar de vorige paragraaf. Vanuit de Wvo en de beschrijving van artikel 35, lid g is het overbodig om aan te geven dat uiterwaarden e.d. ook als baggerspecie worden aangemerkt. De reikwijdte rondom de herkomst van de bagger is bewust ruim gehouden, om de waterbeheerder voldoende ruimte te bieden om zelf een reikwijdte te kunnen bepalen op basis van het gewenste beheer van het watersysteem en de morfologische en ecologische functies die hierbij een rol spelen. Een voorbeeld: alhoewel het misschien niet voor de hand ligt dat 'droge' baggerspecie uit uiterwaarden wordt verspreid in het meer dynamische deel van het watersysteem, kan dit vanuit beheer (bijvoorbeeld bij zandhonger) toch gewenst zijn op een bepaald moment. De enige die dit goed kan beoordelen is de waterbeheerder. Een visie hierover, in relatie tot het verspreiden zelf is dan ook erg wenselijk. Vragen als "mag uiterwaardengrond of bagger uit kribvakken worden verspreid ?" zijn dan ook niet van een standaard antwoord te voorzien. Waar verspreiden ? Waar artikel 35 rondom verspreiden op het aangrenzend perceel een ruimtelijke begrenzing geeft, lijkt dit bij het verspreiden in oppervlaktewater (on)begrenst tot het hele watersysteem. Dit los van de beperking voor uiterwaarden e.d., waarvan de wetgever in het besluit al stelt dat het ongecontroleerd verspreiden van zeer grote hoeveelheden baggerspecie uit vaargeulen geen nut heeft voor de bodemvruchtbaarheid of het herstel van uiterwaarden, of soms zelfs schadelijk kan zijn voor de aanwezige natuur (ongewenste afwenteling). Ander aspect hierbij is dat de verspreidingsgrenzen vanuit milieuhygiënisch oogpunt mogelijk te ruim zijn in relatie tot de bestaande of gewenste kwaliteit van de stranden. Voor onderhoud van relatief kleine watergangen gelegen binnen de uiterwaarden e.d. is weer een uitzondering gemaakt op deze uitzondering. Voor de reikwijdte van 'de aangrenzende percelen' wordt verwezen naar de paragraaf over verspreiden op het aangrenzend perceel. Vanuit bovenstaande beperking zal verspreiden met name plaatsvinden in de delen van het watersysteem die permanent onder water staan, veelal bestempeld als de dynamische delen van het systeem. Daarnaast kan ook gedacht worden aan het verspreiden op droger gelegen delen in regionale wateren, zoals bijvoorbeeld onderhoudspaden of percelen die binnen de begrenzing van het oppervlaktewater liggen. Jaarlijks worden er enkele tientallen miljoenen m3 bagger verspreid in met name de Zeeuwse Delta, Noordzee, Waddenzee, Ijsselmeer en Rijntakken. Verspreiding van dit soort hoeveelheden baggerspecie vraagt om een visie op het beheer van het watersysteem, waarbij de wenselijkheid van verspreiden voor het vervullen van de ecologische- en morfologische functies centraal staat. In dit kader is het goed om bij het bepalen van de locatie en hoeveelheden van verspreiden als handvat de vraag te stellen of verspreiden niet leidt tot afwenteling op andere delen van het gebied. Een visie vormt een herleidbare basis van waaruit gebieden worden aangegeven waar verspreiding gewenst is. In de visie kan bijvoorbeeld ook een baggerbalans worden opgenomen, waaruit blijkt of verspreiden van bijvoorbeeld uiterwaardengrond wel past of wenselijk is. De gebieden waar verspreiden gewenst is kunnen met hoeveelheden via de 'verspreidingsvakkenkaart', zoals aangereikt vanuit dit Besluit, juridische werking
Pagina 5 van 6
krijgen. Na vaststelling van deze kaart behoren vragen als 'mag ik verspreiden in de kribvakken ?' tot het verleden. De reikwijdte is immers door de waterbeheerder vastgelegd.
Dit handvat is goedgekeurd door de overheden vertegenwoordigd in het Implementatieteam besluit Bodemkwaliteit. Bodem+, juni 2008
Pagina 6 van 6
Bijlage 5: Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie
Agentschap NL
Implementatieteam Bbk, werkgroep G&B
NL Milieu en Leefomgeving Juliana van Stolberglaan 3 2595 CA Den Haag Postbus 93144 2509 AC Den Haag www.agentschapnl.nl
memo
Contactpersoon Marcel Cassee T088 602 51 34 F 088 602 90 23 ma reel, cassee @agentschapnl.nl
Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie Onze referentie mca/201004004 Datum 7 juli 2010
Inleiding Net zoals het Bouwstoffenbesluit kent ook het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) een uitzondering op de verplichte kwaliteitsbepaling en meldingsverplichting, in het geval grond en baggerspecie alleen tijdelijk uitgenomen worden. De gedachte bij deze uitzondering is dat in deze situaties weinig tot niets verandert aan de milieubelasting op een bepaalde locatie. Uit diverse helpdeskvragen en ervaringen van adviseurs die in het kader van de Impuls Lokaal Bodembeheer (ILB) decentrale overheden ondersteunen bij de implementatie van het Bbk, blijkt dat nogal eens discussie plaatsvindt en onduidelijkheid bestaat welke situaties wel of niet onder de uitzondering van artikel 36, derde lid vallen. De reden waarom regelmatig verkend wordt of van de uitzondering gebruikgemaakt mag worden (en daarbij de randjes van 'wat kan' opgezocht wordt) is drieledig: • Tijd- en geldbesparing omdat geen bewijsmiddel (partijkeuring) noodzakelijk is; Er geen meldingsverplichting bestaat; De toe te passen grond of baggerspecie soms niet voldoet aan de toepassingseisen op de locatie (denk aan een dubbele toets binnen het generieke beleid voor landbodems waarbij naast aan de ontvangende bodemkwaliteit ook aan de bodemfunctieklasse getoetst mag worden), waardoor het 'benutten' van de uitzondering van tijdelijke uitname interessant kan zijn. De Nota van toelichting van het Bbk geeft een aantal randvoorwaarden voor het gebruik van de uitzondering van artikel 36, derde lid van het Bbk. In dit handvat wordt aan de hand van de relevante passages uit de Nota van toelichting in combinatie met ervaringen van decentrale overheden, waterbeheerders en adviseurs meer duidelijkheid gegeven. Benadrukt wordt dat het bevoegd gezag Bbk zelf bevoegd is te bepalen.
Pagina 1 van 6
Tijdelijke uitname van grond en baggerspecie volgens het Bbk Voor tijdelijke uitname van grond en baggerspecie stelt het Bbk een vrijstelling voor een aantal verplichtingen. In artikel 36, derde lid is namelijk het volgende vastgelegd: Het tijdelijk verplaatsen of uit de toepassing wegnemen van grond of baggerspecie is toegestaan zonder inachtneming van de artikelen 38 tot en met 64, indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde conditie opnieuw in die toepassing wordt aangebracht. Dit impliceert dat als de grond of baggerspecie niet wordt bewerkt en op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in dezelfde toepassing wordt teruggebracht, dit toegestaan is toegestaan zonder kwaliteitsbepaling (artikel 38 en 4 0 ) , toetsing aan de functie (o.a. artikel 59) en melding (artikel 42). Overige bepalingen van het Bbk, en andere wetgeving zoals de Wet bodembescherming, de Arbo-regelgeving, Wet ruimtelijke ordening en Waterwet blijven bij tijdelijke uitname onverminderd van kracht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: Functionaliteit (art. 5 Bbk), d.w.z. dat sprake moet zijn van een nuttige toepassing, geen grotere hoeveelheid wordt toegepast dan volgens gangbare maatstaven nodig is voor het functioneren van de toepassing en dat de toepassing volgens gangbare maatstaven nodig is op de plaats waar deze plaatsvindt, of onder de omstandigheden waarin deze plaatsvindt); • Zorgplicht bodem (art. 13 Wbb) en zorgplicht oppervlaktewater (art. 7 Bbk). Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om asbesthoudende grond terug te plaatsen indien er bij ontgraving asbest is geconstateerd; Bij tijdelijke uitname kunnen grond of baggerspecie worden getransporteerd. Als dit binnen de grenzen van een werk gebeurt (geen transport over de openbare weg) is het niet nodig dat hierbij schriftelijke bescheiden aanwezig zijn. Als het transport naar een tijdelijke opslag buiten de grenzen van het werk plaatsvindt, is de aanwezigheid van schriftelijke bescheiden wel noodzakelijk. Een oorspronkelijk toegepaste bouwstof, ontgraven grond of baggerspecie wordt veelal als een afvalstof gezien. In dat geval moet het transport zijn vergezeld van een begeleidingsbrief. Voor een volledig overzicht van andere wet- en regelgeving wordt verwezen naar paragraaf 12.1 uit de HUM Bbk te vinden via de website van Bodemplus: www.senternovem.nl/bodemplus/downloads/bodembeheer/hum bbk.asp. Tijdelijke opslag bij tijdelijke u i t n a m e Tijdelijke opslag van de grond of baggerspecie kan onderdeel uitmaken van de tijdelijke uitname. Deze opslag duurt niet langer dan de looptijd van de onderhouds- of aanlegwerkzaamheden waarop het tijdelijk verplaatsen of wegnemen is gericht. Deze vorm van tijdelijke opslag hoeft daarom niet te worden gemeld, onderzocht of getoetst (onderzoeksverplichtingen die voortvloeien uit andere wet- en regelgeving gelden uiteraard onverkort). Overtollig materiaal dat na afronding van de werkzaamheden op de locatie in opslag blijft, in afwachting van een nieuwe bestemming, valt niet onder deze uitzonderingsbepaling. De plaats van tijdelijke opslag is niet nader bepaald (Zie Nvt Bbk p. 67).
Pagina 2 van 6
De uitzonderingen voor tijdelijke uitname op grond van artikel 36, derde lid zijn in lijn met de uitzonderingen voor tijdelijke uitname van grond ingevolge artikel 28, derde lid, onder 2°, van de Wet bodembescherming. In dit artikel is bepaald dat voor een tijdelijke verplaatsing van grond geen meldingsplicht geldt. De gedachte bij beide uitzonderingen is dat in deze situaties er weinig tot niets verandert aan de milieubelasting. Dit artikel geldt niet alleen voor toepassingen die op grond van het Bbk worden gerealiseerd, maar ook voor toepassingen die onder meer onder het regime van het Bouwstoffenbesluit, het daaraan voorafgegane IPO-interimbeleid, of voor die tijd tot stand zijn gebracht. Daarbij moet het wel nuttige toepassingen betreffen. Hieronder worden de vier aspecten uit artikel 36, derde lid Bbk, namelijk'zonder te zijn bewerkt, 'onder dezelfde condities', 'op en nabij dezelfde plaats" en 'in dezelfde toepassing' behandeld. Daarbij is gebruik gemaakt van tekst uit de Nvt bij het Besluit bodemkwaliteit. A. Zonder te zijn bewerkt In het Bbk is geen definitie opgenomen van het begrip bewerken. De toelichting van het Bbk geeft voor tijdelijke uitname aan welke voorbeelden wel of niet onder het begrip bewerken vallen. De volgende voorbeelden worden gezien als bewerken (hierbij kan dus geen gebruik gemaakt worden van de uitzondering uit artikel 36): Het rijpen van baggerspecie, voor zover de tijdelijke verplaatsing hierop gericht is; Het ontwateren van baggerspecie, voor zover de tijdelijke verplaatsing hierop gericht is; zandscheiding. De eerste twee voorbeelden betreffen niet de tijdelijke verplaatsing die enkel en alleen om logistieke redenen plaatsvindt. Ook daarbij kunnen (bijkomende) natuurlijke chemische en fysische processen optreden die onontkoombaar zijn, zonder dat er be- of verwerkingsactiviteiten plaatsvinden die dergelijke processen zouden bevorderen. De volgende voorbeelden vallen volgens de toelichting niet onder het begrip bewerken (hierbij kan dus wel gebruik gemaakt worden van de uitzondering uit artikel 36): het uitzeven van bodemvreemde bestanddelen; louter natuurlijke, niet gestimuleerde processen of omstandigheden, zoals verdamping, microbiële afbraak, natuurlijke oxidatie en reductie; wijziging van de structuur van de grond of baggerspecie, zoals ten gevolge van graafwerkzaamheden of het ploegen van landbouwgronden. De gedachte bij het eerste en derde voorbeeld is dat de grove bestanddelen veelal bouwstoffen betreffen, die als zodanig weer kunnen worden toegepast. De kwaliteit van de grond en baggerspecie zelf blijft hierdoor onveranderd of zal worden verbeterd. Let op: het uitzeven van bodemvreemde bestanddelen gericht op een milieuhygiënische kwaliteitsverbetering (bijvoorbeeld het uitzeven van asbesthoudende materialen) valt niet onder deze uitzondering. Dit wordt gezien als een bewerking (reinigen van verontreinigde grond). Voor dergelijke werkzaamheden is bovendien een erkenning voor de BRL 7500 op grond van het Besluit bodemkwaliteit vereist. B. Onder dezelfde condities Toetsing aan kwaliteit en functie kan achterwege blijven omdat de betreffende handelingen ter plaatse niet tot (extra) aantasting van de bodem(functie) leiden. Om dit te waarborgen spreekt het artikel daarnaast over onder dezelfde condities. Van belang is
Pagina 3 van 6
dat samenstelling en emissie (uitloging) van de grond niet wijzigt. Het emissiegedrag kan bijvoorbeeld ongunstig worden beïnvloed door wisseling tussen zuurstofrijke en zuurstofarme omstandigheden. Denk aan het niveau van de toepassing, de grondwaterstand, de mate van afscherming door een bovenliggende verhardingslaag of verschillen tussen toepassing onder oppervlaktewater of op de droge oever. In de toelichting van het Bbk staan de volgende voorbeelden genoemd die niet aan de voorwaarde onder dezelfde condities voldoen: het toepassen van (niet gerijpte) baggerspecie op landbodem (natte toepassing wordt droge toepassing); het toepassen van grond afkomstig uit de kern van een weglichaam of geluidswal als afdeklaag van respectievelijk het weglichaam of de geluidswal (onderlaag wordt toplaag). C. In dezelfde toepassing Met het oog op de controleerbaarheid moet de grond of baggerspecie wel in dezelfde toepassing worden teruggebracht In artikel 36 zelf alsmede in de toelichting van het Besluit worden de woorden "dezelfde toepassing" expliciet genoemd. Zie verder ook de elementen die genoemd worden onder B (dezelfde condities) en C (op of nabij dezelfde plaats). D. Oo of nab'n dezelfde plaats De term 'op of nabij' geeft enige speelruimte. Indien sprake is van dezelfde toepassing en aan de andere voorwaarden wordt voldaan, dan hoeft de grond of baggerspecie niet precies weer op de plaats van uitname te worden aangebracht. Hierbij kunnen de volgende voorbeelden worden gegeven: het in het kader van de (spoor)wegenbouw of -reconstructie wegnemen van bermgrond voorafgaand aan (spoor)wegverbreding en het opnieuw terugbrengen als bermgrond in de nieuwe berm (zelfde soort toepassing: berm wordt berm, maar niet op de exact zelfde plaats); bij het verplaatsen van een sloot wordt de grond die vrijkomt uit de nieuw te graven sloot gebruikt om de bestaande sloot mee te vullen (bodem wordt weer bodem). Checklist Het bevoegd gezag Bbk moet in individuele gevallen zelfstandig beoordelen of er sprake is van tijdelijke uitname. Om het lokale bevoegd gezag in de afweging te kunnen ondersteunen is hieronder een checklist opgenomen. Centraal in de checklist staat het voorkomen van milieubelasting, die de tijdelijke uitname tot gevolg kan hebben. Van belang is immers dat door de verplaatsing er weinig tot niets aan de milieubelasting van de grond of baggerspecie wijzigt. 1. Toets op functionaliteit en dezelfde toepassing Ga na of na de tijdelijke uitname -d.w.z. in de hertoepassing- (nog steeds) sprake is van: • een nuttige toepassing; • geen grotere hoeveelheid wordt toegepast dan volgens gangbare maatstaven nodig is voor het functioneren van de toepassing • de toepassing volgens gangbare maatstaven nodig is op de plaats waar deze plaatsvindt, of onderde omstandigheden waarin deze plaatsvindt.
Pagina 4 van 6
2. Toets op dezelfde toepassing Wordt de tijdelijk uitgeplaatste grond teruggebracht in dezelfde toepassing? 3. Wel of geen bewerking? Ga na of er een bewerking heeft plaatsgevonden. Gebruik hierbij de toelichting bij artikel 36 3e lid Bbk. 4. Toets op vergelijkbare condities Ga na of de samenstelling en emissie niet verandert als gevolg van veranderende condities door hertoepassing in een andere bodemlaag. Denk hierbij onder andere in wijzigingen aan de volgende omstandigheden: zuurstofrijk of zuurstofarm, kalkrijk of kalkarm, chloridegehalte; boven of onder oppervlaktewater; boven of onder grondwaterniveau; de mate van afscherming door een bovenliggende verhardingslaag; • verschil tussen de kern van een toepassing/werk en een toplaag (onderlaag wordt toplaag of andersom). Betrek bij de bovenstaande punten uiteraard de beschikbaarheid of juist het ontbreken van gegevens over de bodemkwaliteit (denk hierbij aan verschil tussen situatie waarbij zeker is dat (water)bodem schoon is versus het ontbreken van (indicatieve) onderzoeksgegevens). 5. Sluit verdachte locaties of bekende gevallen van ernstige (land)bodemverontreiniging uit Van belang is dat op basis van historische informatie uitgesloten kan worden dat de werkzaamheden plaatsvinden binnen verdachte locaties of reeds bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Betrek hierbij de informatie uit Bodemloket (www.bodemloket.nl) en/of kijk naar uitgesloten gebieden op bodemkwaliteitskaarten (witte vlekken). Bij werkzaamheden met grond in een geval van ernstige bodemverontreiniging is de saneringsparagraaf van de Wbb van toepassing en dient voor de werkzaamheden een saneringsplan te worden opgesteld of een BUS melding te worden ingediend. Tijdelijk uitplaatsen (herschikken) van binnen naar buiten de gevalsgrens is niet toegestaan. Ook bij niet ernstige locaties dient zoveel mogelijk rekening houden met het stand still principe zodat een wat meer verontreinigde bodem niet teruggeplaatst wordt op een schonere bodem. 6. Schaalgrootte op en nabij dezelfde plaats: duidelijk en handhaafbaar De begrenzing / omvang van de tijdelijke uitname kan per situatie verschillend zijn. Bij de ene situatie is de (kadastrale) perceelgrens al te ruim, terwijl voor een andere situatie prima gebruikgemaakt kan worden van de grens van een projectlocatie bestaande uit meerdere kadastrale percelen. Een aantal zaken waarbij rekening gehouden kan worden: • Van belang is dat de begrenzing van de tijdelijke uitname duidelijk, logisch en handhaafbaar dient te zijn en bovendien draagvlak moet kunnen hebben (te verdedigen moet zijn). Is de kwaliteit van de uitvoering gewaarborgd en wordt planmatig (volgens bestek) gewerkt? Is bijvoorbeeld een duidelijk grondstromenplan beschikbaar en/of sprake van dagelijks toezicht? NB: Voor een werk van kleine projectomvang (bijvoorbeeld 100 m3) hoeft het ontbreken van een grondstromenplan geen probleem te zijn. Bij een groter project kan zo'n grondstromenplan wel een vereiste zijn. Desnoods kan dit
Pagina 5 van 6
afgedwongen worden op basis van de zorgplicht. Zijn resultaten van (eerder) uitgevoerd (indicatief) bodemonderzoek beschikbaar? Is een bodemkwaliteitskaart aanwezig? Bedenk dat hoe meer gegevens bekend zijn, hoe kleiner de risico's zijn dat er iets fout gaat. Een voorbeeld kan zijn een wegbermtracé dat middels een verkennend onderzoek is onderzocht. Mogelijk verschilt de kwaliteit van de (boven)grond per vak. De indeling van het tracé in vakken kan de basis vormen voor de begrenzing van de tijdelijk uitname (bijvoorbeeld uitsluitend treubrengen in hetzelfde profiel binnen het betreffende vak). Ga na of binnen de begrenzing van het 'op of nabij gebied' sprake is van vergelijkbare omstandigheden. Denk daarbij aan het historisch bodemgebruik, de (verwachte) bodemkwaliteit, de bodemopbouw, geohydrologie en het toekomstig gebruik van de locatie. In hoeverre de tijdelijke uitname plaatsvindt binnen of buiten de bebouwde kom kan van belang zijn op de schaalgrootte (omvang) waarbinnen de tijdelijke opslag kan plaatsvinden. Over het algemeen is in landelijk gebied minder sprake van heterogeniteit, meer grootschalig grondverzet, minder diversiteit in bodemgebruik en minder wisselende bodemkwaliteit, waardoor de risico's daar ook kleiner zijn. Ga je met middelen van vervoer de openbare weg op? 7. Zorgplicht en risico's Doe wat met organoleptische waarnemingen. Wees attent op de aanwezigheid van asbest of de waarneming van olie of andere verontreinigde stoffen. Ga na of de handelingen (oppakken en terugplaatsen) negatieve effecten heeft op de kwaliteit van het grondwater en oppervlaktewater. Ga na of de risico's op negatieve effecten toe kunnen nemen na terugplaatsing van de grond of baggerspecie. Meer informatie In het document "Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname, Besluit bodemkwaliteit" (Rijkswaterstaat Waterdienst, 9T4259, 9 juli 2009) staan enkele 'natte' voorbeelden genoemd van situaties die wel of niet onder "op of nabij" vallen. Daarnaast staat in het FAQ-document van het SLIB, dat is te vinden op www.helpdeskwater.nl/slib onder vragen & antwoorden zijn een aantal praktijkvoorbeelden opgenomen over op-of-nabij.
Pagina 6 van 6
Bijlage 6: Rapportage Sanscrit
Naam dossier: Code: Beoordelaar: Datum rapport: Type bodemgebruik
Drenthe gemeentelijke wegbermen
[email protected] maandag 5 maart 2012 huidig
Uitgevoerde beoordelingen Stapl: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging
Humaan Ecologisch Verspreiding 'S = voltooid
Stap2: Standaardbeoordeling Stap 3: Uitgebreide beoordeling <S <S ™ <S ™ X = niet uitgevoerd ™ = niet relevant op basis van uitkomst stap 2
Opmerkingen bij dossier: toetsing P95>l ikv bodemkwaliteitskaart, zone gemeentelijke wegbermen
Over Sanscrit Sanscrit 2.0 is een geautomatiseerde versie van het Saneringscriterium. Het Saneringscriterium is neergelegd in de Circulaire Bodemsanering 2009 welke op 1 april 2009 in werking is getreden. De applicatie Sanscrit is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van VROM. Met het Saneringscriterium wordt bepaald of sprake is van onaanvaardbare risico's van bodemverontreiniging voor mens, ecosysteem of van verspreiding van verontreiniging in het grondwater. Op basis van de bepaalde risico's wordt vastgesteld of een sanering met spoed dient te worden uitgevoerd. Uitgangspunten De sanering dient met spoed te worden uitgevoerd, tenzij op basis van de risicobeoordeling is aangetoond dat de sanering niet met spoed hoeft te worden uitgevoerd. De werkwijze van het Saneringscriterium geldt voor: een geval van ernstige bodemverontreiniging; een historische verontreiniging. Voor verontreinigingen die sinds 1987 zijn ontstaan is artikel 13 van de Wbb (zorgplicht) van toepassing; huidig en voorgenomen gebruik; grond en grondwater. Voor waterbodem is een separate systematiek ontwikkeld, met uitzondering van asbest; alle stoffen waarvoor een interventiewaarde is afgeleid, met uitzondering van asbest. Daar asbest heel specifieke chemische en fysische eigenschappen heeft, is voor asbest separaat het 'Milieuhygiënisch saneringscriterium, protocol asbest' ontwikkeld hetgeen ook van toepassing is voor waterbodems. Asbest is dan ook niet opgenomen in het programma Sanscrit.
inaconciusie Er is een geval van ernstige verontreiniging, maar de locatie hoeft niet met spoed gesaneerd te worden.
Humane risicobeoordeling - Toetsresultate. Per stof Dosis MTR [mg/kg lg/d] [mg/kg lg/d]
Stof Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie lndeno(123cd)pyreen Anthraceen Benzo(a)anthraceen Benzo(a)pyreen Chryseen Fluorantheen Fenanthreen Naftaleen Benzo(ghi)peryleen Benzo(k)fluorantheen
3,61 e-7 2,63e-7 5,13e-7 4,52e-7 4,65e-7 1,08e-6 6,69e-7 2,12e-7 3,07e-7 2,62e-7
5,00e-3 4,00e-2 5,00e-3 5,00e-4 5,00e-2 5,00e-2 4,00e-2 4,00e-2 3,00e-2 5,00e-3
Risico-Index 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Combinatietoxicologie Stofgroep Risico-index Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Carcinogene PAKs 0,00 Niet-carcinogene PAKs
0,00
Hinder - toetsing aan geurdrempel Stof Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Naftaleen
Concentratie binnenlucht [ug/m3]
Geurdrempel [ug/m3]
4,04e-2
8,00e2
Hinder - huidcontact Functie
Sprake van huidcontact?
Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie
Nee
Toelichting:
Uitgebreid overzicht blootstelling Blootstellingsroute Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Anthraceen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
Relatieve bijdrage [%]
0.00 4.13 87.59 0.00 0.00 0.00 0.00 5.08 3.20 0.00
Benzo(a)anth raceen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.35 92.23 0.00 0.00 0.00 0.00 0.04 3.37 0.00
Benzo(a)pyreen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.35 92.24 0.00 0.00 0.00 0.00 0.04 3.37 0.00
Benzo(ghi)peryleen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.35 92.27 0.00 0.00 0.00 0.00 0.01 3.38 0.00
Benzo(k)fluorantheen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes
0.00 4.35 92.26 0.00 0.00 0.00 0.00 0.01 3.38
Permeatie drinkwater
0.00
Chryseen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.35 92.23 0.00 0.00 0.00 0.00 0.05 3.37 0.00
Fenanthreen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.03 85.51 0.00 0.00 0.00 0.00 7.34 3.13 0.00
Fluorantheen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.31 91.39 0.00 0.00 0.00 0.00 0.96 3.34 0.00
lndeno(123cd)pyreen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 4.35 92.25 0.00 0.00 0.00 0.00 0.02 3.37 0.00
Naftaleen Consumptie van gewassen uit eigen tuin Dermale opname binnen Dermale opname buiten Dermale opname tijdens baden Ingestie grond Inhalatie dampen tijdens douchen Inhalatie van binnenlucht Inhalatie van buitenlucht Inhalatie van gronddeeltjes Permeatie drinkwater
0.00 0.35 7.39 0.00 0.00 0.00 0.00 92.00 0.27 0.00
Humane risii
- invoerge
f t4"i t j i L H
C-totaal [mg/kg] Geheel Bebouwd
Stof
Onbebouwd
C-grondwater [ug/l] Bebouwd Onbebouwd
Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Naftaleen 0,21 Anthraceen 3,09 Benzo(a)anthraceen 6,34 Benzo(a)pyreen 5,58 Chryseen 5,74 Fluorantheen 13,20 Fenanthreen 7,66 Benzo(ghi)peryleen 3,79 Benzo(k)fluorantheen 3,24 lndeno(123cd)pyreen 4,46
Parameters Functie Ander groen, bebouwing, infrastructuur en
Berekening Diepte verontreiniging [m] blootstelling lood: OS [%] t.o.v. kruipruimte t.o.v. maaiveld Als kind 5,40 0,75 0,01
Humane risicobeoordeling - Parameters uitgebreide beoordelii Let op: in dit onderdeel wordt een overzicht gegeven van parameters die afwijken van de standaardwaarden uit de stap 2 beoordeling. Parameters die niet zijn ingevoerd en/of afwijken van de standaardinstellingen verschijnen ook niet in dit overzicht.
Blootstellingsroute Blootstellingsroute Status Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Verantwoording:
betreft wegbermen buiten beouwde kom. Niet relevante blootstellingsroutes zijn buiten beschouwing gelaten.
Dermaal contact bij douchen Ingestie drinkwater Ingestie grond Inhalatie binnenlucht Inhalatie dampen bij douchen
Uitgeschakeld Uitgeschakeld Uitgeschakeld Uitgeschakeld Uitgeschakeld
EINDE BIJLAGE: Nota bodembeheer
Terug naar agendapunt