Quick facts Bevolkingsprognose Gelderland 2014 •
Op 1-1-2013 telt Gelderland 2.016.000 inwoners.
•
De verwachting is volgens deze nieuwe prognose dat de bevolkingsomvang van Gelderland minder hard zal groeien dan in de vorige prognose (2012) voorspeld werd. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt door de sterke afname van het verwachte buitenlands migratiesaldo van circa 13.000 personen in de periode tot 2035 ten opzichte van de 50.000 personen in de voorgaande prognose.
•
Tot 2025 groeit de Gelderse bevolking nog in belangrijke mate door natuurlijke aanwas. Volgens het prognosemodel wordt de binnenlandse migratie vanaf 2025 de belangrijkste groeicomponent.
•
De komende jaren zal, als gevolg van vergrijzing en het ouder worden van de babyboom generatie (geboortegolf tussen 1945 -1960), het aantal sterftes gaan toenemen en rond 2028 zullen er in Gelderland meer mensen overlijden dan dat er geboren worden: de natuurlijke aanwas (geboorten minus sterftes) zal dan voor het eerst negatief zijn.
•
In de beginjaren wordt de negatieve natuurlijke aanwas waarschijnlijk nog gecompenseerd door zowel het binnenlands als het buitenlands migratiesaldo waardoor de bevolking van Gelderland nog tot ongeveer 2035 blijft groeien. Daarna zal de bevolking naar verwachting jaarlijks af gaan nemen.
•
De meeste verhuizingen vinden binnen de provinciale grenzen plaats. Het aantal mensen dat vanuit Gelderland naar een andere provincie verhuist is over de jaren heen nagenoeg gelijk gebleven aan het aantal mensen dat van een andere provincie naar Gelderland verhuist.
•
In 2003 was het buitenlands migratiesaldo voor Gelderland voor het eerst sinds de jaren ’60 weer negatief. Dit was het gevolg van een forse daling van de immigratie en een stijging van de emigratie. In 2008 was het aantal immigranten weer groter dan het aantal emigranten. Het buitenlands migratiesaldo is sindsdien positief gebleven, zij het kleiner dan in de jaren ’90.
•
De laatste jaren is het aantal alleenstaande huishoudens in Nederland en Gelderland sterker gegroeid dan het aantal meerpersoonshuishouden, zowel in absolute als in relatieve zin. 2005 was het eerste jaar waarin het aantal alleenstaande huishoudens groter was dan het “klassieke” twee-ouder gezin met thuiswonend(e) kind(eren).
•
In 2012 is 34% van de Gelderse huishoudens alleenstaand, in de periode tot 2035 zal dit aandeel naar verwachting toenemen tot 38%. In absolute zin neemt het aantal alleenstaanden in deze periode waarschijnlijk toe van 290 duizend naar 365 duizend: verreweg de sterkste groei van alle typen huishoudens.
•
Rond 2019 is voor het eerst 1 op de 5 Gelderlanders 65 jaar of ouder. In de Stedendriehoek en de Achterhoek, de meest vergrijsde regio’s van Gelderland, wordt dit punt al in de loop van 2014 bereikt. De regio FoodValley bereikt dit punt als laatste in ongeveer 2024.
•
Niet alleen de leeftijdsopbouw van de bevolking verandert. Ook de omvang van de bevolking verandert. In 2020 zullen veel gemeenten in het oostelijke deel van Gelderland, vooral in de Achterhoek, qua bevolking al gekrompen zijn ten opzichte van 2012.
•
In 2011 zijn er in Gelderland nog voor elke 65-plusser ruim vier potentiële arbeidskrachten die zowel de financiële als de fysieke zorg (deels) zullen moeten opbrengen. In 2035 is echter slechts sprake van ongeveer twee potentiële arbeidskrachten per 65-plusser.
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding
3
2. Recente demografische ontwikkelingen
4
3. Toekomst: hoe lang groeit de bevolking nog?
6
4. Natuurlijke aanwas
9
5. Binnenlandse migratie
11
6. Buitenlandse migratie
13
7. Huishoudens
15
8. Vergrijzing
18
9. Krimp
21
Bijlage 1: Tabellen
27
Tabel 1: Totale bevolking per regio Tabel 2: Aantal huishoudens per regio Tabel 3: Totale natuurlijke aanwas per regio Tabel 4: Saldo binnenlandse migratie per regio Tabel 5: Saldo buitenlandse migratie per regio Tabel 6: Totale bevolkingsgroei per regio Tabel 7: Percentage 65-plussers per regio Tabel 8: Percentage 75-plussers per regio
Bijlage 2: Regio indeling
29
2
1. Inleiding De provincie Gelderland stelt met enige regelmaat een nieuwe bevolkingsprognose op. Deze prognose wordt gebruikt als basis voor allerlei beleidssectoren binnen de provincie, bijvoorbeeld bij wonen, verkeer & vervoer, zorg en economie. Daarnaast is er een grote vraag naar deze bevolkingsprognose van externe partijen (bv. scholen), die werkzaam zijn op vergelijkbare beleidsgebieden. De nieuwe bevolkingsprognose is de opvolger van de vorige Gelderse bevolkingsprognose, die is uitgebracht in 2012. Hij is gebaseerd op de laatste bevolkingsprognose van het CBS uit 2012 (doorlopend tot 2060) en de verwachte woningbouwproductie in Gelderland voor de komende jaren. Deze verwachte woningbouwproductie is onder andere gebaseerd op de kwalitatieve woonprogramma’s zoals die met de gemeenten en woningcorporaties zijn afgesproken. In het kader van Woonbeleid met kwaliteit heeft de provincie Gelderland een driedelige woonvisie vastgesteld. Daarin is een kwalitatief woonbeleid geformuleerd, dat is gericht op het realiseren van kwalitatief passende woningen voor de Gelderse bevolking van nu en de toekomst. Deel c van deze woonvisie is het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3), dat in januari 2010 is vastgesteld. Daarin is het kwalitatief woonprogramma neergelegd en de afspraken die daarover op regionaal niveau met de gemeenten en woningcorporaties zijn gemaakt. Het KWP3 en de woningbouwplanning per gemeente hebben als basis gediend voor de huidige bevolkingsprognose. De uitkomsten van een prognose zijn immers voor een deel afhankelijk van het aantal woningen dat naar verwachting wordt gebouwd. De woningbouwopgave uit KWP3 en de verwachte realisatie op basis van de planningslijsten zijn getoetst aan de bouwprognose van TNO en in verband met de crisis is het verwacht aantal opgeleverde woningen in de nabije toekomst naar beneden toe bijgesteld. Voor de langere termijn wordt verwacht dat de woningbouwaantallen iets toe zullen nemen. Er zit als het ware een bouwdip in het model. In overleg met de Gelderse regio’s is daarnaast nog een aanpassing doorgevoerd met betrekking tot de binnenlandse migratie (van met name studenten). Het KWP3 waarop de huidige prognose mede is gebaseerd, loopt door tot 2020. De nieuwe afspraken in de kwantitatieve opgave zullen doorlopen tot 2025. Aangezien er in de praktijk blijkt dat er behoefte is aan bevolkingsprognoses die wat verder doorlopen, is de huidige prognose doorgetrokken tot 2035. Wij willen benadrukken dat de uitkomsten van deze prognose niet een taakstellend karakter hebben. De prognose geeft, aan de hand van de huidige demografische inzichten en het bouwprogramma, aan in welke richting de bevolking van Gelderland zich de komende jaren waarschijnlijk zal gaan ontwikkelen. In hoofdstuk 2 zal een korte terugblik worden gegeven op de demografische ontwikkelingen in de afgelopen jaren in zowel Nederland als in Gelderland. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de landelijke CBS-prognose en aan de eerste uitkomsten van de Gelderse prognose: tot wanneer groeit de bevolking van Gelderland nog? In de drie daaropvolgende hoofdstukken zullen de componenten van de toekomstige bevolkingsgroei in Gelderland (natuurlijke aanwas, binnenlands en buitenlands migratiesaldo) verder ontleed worden. Vervolgens zal de ontwikkeling van de huishoudens, de vergrijzing en krimp, de beroepsbevolking en de leerlingen in het basisonderwijs onder de loep worden genomen. Tot slot zal er gekeken worden naar de relatie tussen bevolkingsgroei en het provinciale beleid. In de bijlagen zijn diverse overzichten terug te vinden die de belangrijkste ontwikkelingen weergeven. De tabellen zijn ook te raadplegen via de website van de Provincie Gelderland.
3
2. Recente demografische ontwikkelingen Nederland In de jaren 2000 tot en met 2007 heeft er een ware demografische revolutie plaatsgevonden. Door een sterke stijging van de emigratie naar het buitenland en een sterke daling van de immigratie was het buitenlandse migratiesaldo sinds 2003 negatief. Naast de afgenomen migratie speelt ook de afname van het aantal geboorten een rol in de bevolkingsdaling. Dit is het gevolg van het teruglopende aantal jonge vrouwen in de Nederlandse bevolking. Door de sterke daling van het vruchtbaarheidscijfer begin jaren zeventig, is de groep 25-34 jarige vrouwen de laatste jaren kleiner dan voorheen. Ondanks het feit dat het vruchtbaarheidscijfer de laatste jaren constant rond gemiddeld 1,7 kinderen per vrouw ligt, worden er in totaal dus minder kinderen geboren dan in voorgaande jaren. Als gevolg van deze ontwikkelingen is de landelijke bevolkingsgroei afgenomen van bijna 125 duizend in 2000 naar nog geen 25 duizend inwoners in 2006, de laagste bevolkingsgroei sinds 1900. Vanaf 2007 is echter een stijging waar te nemen van het aantal immigranten. Het aantal emigranten blijft echter nog zo hoog dat het buitenlands migratiesaldo negatief uitpakt. In 2008 vestigen zich, voor het eerst sinds 2003, weer meer mensen in Nederland dan dat er vertrekken. Dit heeft tot gevolg dat de groei van de Nederlandse bevolking in 2007, 2008 en 2009 weer toeneemt. In 2007 bedroeg de groei ruim 45 duizend inwoners, in 2008 is dit gestegen naar 80 duizend inwoners en in 2009 zijn dit bijna 90 duizend inwoners. Vanaf 2010 groeit de bevolking echter minder hard. Dit wordt veroorzaakt door een verdere afname van het aantal geboorten maar vooral (en met name in 2012) door een snellere stijging van het aantal emigranten ten opzichte van het aantal immigranten.
Bevolkingsgroei in Nederland per component, 1995 t/m 2012 140000 120000 100000 80000 60000 40000 20000 0 -20000 -40000 -60000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Natuurlijke aanwas
Migratiesaldo
Bevolkingsgroei
Gelderland In Gelderland is de emigratie naar het buitenland sinds 1999 toegenomen van 6.000 personen per jaar naar 10.000 personen in 2004. In de jaren 2005 tot en met 2010 blijft het aantal emigrerende personen rond de 10.000 om na 2010 iets te stijgen richting de 11.000 emigranten. De immigratie vanuit het buitenland lag omstreeks de eeuwwisseling rond de 12.000 personen en is daarna
4
afgenomen naar ruim 7.000 personen in 2005. Inmiddels is dit aantal de afgelopen jaren weer gestegen naar een stabiel aantal van rond de 12.000 personen in 2010, 2011 en 2012. Het verschil tussen geboorte en sterfte, de natuurlijke aanwas, bereikte rond 2000 haar hoogtepunt en is sindsdien gedaald naar nog geen derde van het aantal in 2000. Dit is het gevolg van een afname van het aantal geboorten. Werden er in 2000 nog ruim 25 duizend kinderen geboren in Gelderland, in 2012 is dit aantal gedaald naar onder de 20 duizend. Het aantal sterfgevallen schommelt al jaren tussen de 16.000 en 17.500 personen per jaar. In onderstaande grafiek zijn de demografische ontwikkelingen in Gelderland tot en met 2012 weergegeven. Hierin is ook duidelijk te zien dat de eerste groeicomponent in de bevolkingsgroei, het verschil tussen de vestiging en vertrek van personen die binnen Nederland verhuizen (geel gekleurd), slechts een beperkte rol speelt. Doorgaans vestigen er zich per saldo iets meer personen in Gelderland vanuit gemeenten buiten Gelderland, dan dat er verhuizen vanuit Gelderland naar een gemeente buiten Gelderland. De belangrijkste groeicomponent is de natuurlijke aanwas. In het voorgaande is al geconstateerd dat er minder kinderen geboren worden in Gelderland dan 10 tot 15 jaar geleden. Toch blijft de natuurlijke aanwas de belangrijkste groeicomponent. Dit komt onder meer omdat de sterftekansen een dalende tendens laten zien. Door de beschikbaarheid van betere gezondheidszorg en hygiëne is de levensverwachting hoger geworden.
Bevolkingsgroei in Gelderland per component, 1995 t/m 2012 16000
Binnenlands migratiesaldo Buitenlands migratiesaldo Natuurlijke aanwas
14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 -2000 -4000
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
5
3. Toekomst: hoe lang groeit de bevolking nog? De landelijke cijfers De nationale CBS-prognose fungeert sinds jaar en dag als uitgangspunt voor de meeste regionale prognoses. De kwaliteit van deze prognose en het intensieve overleg met tal van deskundigen maakt dat de CBS-prognose in brede kring wordt geaccepteerd. Vandaar dat bij de regionale prognoses nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de CBS-prognose. Dit geldt zowel voor de PRIMOSprognose van VROM als voor het IPB-model waarmee de provincies werken. Volgens de actuele prognose zal de Nederlandse bevolking tot 2030 nog met gemiddeld 50.000 inwoners per jaar groeien. Daarna zwakt de groei af tot gemiddeld 4.000 inwoners per jaar in de periode 2040 tot 2060. De groei van de huishoudens laat een vergelijkbare curve zien waarbij de toename van de bevolking gelijke tred houdt met de toename van een huishouden. Met andere woorden de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens zal enorm zijn. De Gelderse prognose In het provinciale prognosemodel speelt de toekomstige woningbouw een belangrijke rol in het berekenen van de toekomstige demografische ontwikkelingen. In deze Gelderse prognose is dan ook rekening gehouden met het kwalitatieve woonprogramma (KWP3) uit het ‘Woonbeleid met Kwaliteit’ traject. De verhoudingen uit de kwalitatieve programma’s van KWP3 zijn gebruikt, in combinatie met de lokale bouwplannen en de bouwprognose van TNO, om een inschatting te krijgen van de verwachte woningbouwproductie. De Gelderse prognose is qua veronderstellingen een kopie van de landelijke CBS-prognose, maar voor de diverse demografische componenten worden regiospecifieke parameters bepaald. Voor de componenten burgerlijke staat, geboorte, sterfte, migratieprofielen en huishoudenvorming berekent het model de gemeentelijke afwijkingen ten opzichte van het landelijke gemiddelde van de afgelopen jaren. De afwijkingen, die vanuit de analyseperiode zijn berekend, worden vervolgens naar de toekomst doorgetrokken. De Gelderse prognose is alleen op nationaal niveau vergelijkbaar met de landelijke CBS-prognose. Met andere woorden de voorspelde aantallen inwoners en huishoudens zijn voor Nederland in het Gelderse prognosemodel gelijk aan de CBS-prognose. Op regio en gemeente niveau wijken deze cijfers echter duidelijk af. De meest recente Gelderse bevolkingsstatistieken zijn in de prognose verwerkt. Hierdoor komt de prognose van 1-1-2012 zeer dicht in de buurt van de werkelijke cijfers; het startjaar van het gebruikte prognosemodel ligt op 1-1-2011. Voorlopig nog groei, maar deze vlakt wel af … Op 1-1-2013 telde Gelderland 2.015.800 inwoners. De verwachting is volgens deze nieuwe prognose dat de bevolkingsomvang van Gelderland minder hard zal groeien dan in de vorige prognose voorspeld werd. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt door de sterke afname van het verwachte buitenlandse migratiesaldo ten opzichte van de prognose uit 2012. In de huidige prognose wordt uitgegaan van een positief buitenlands migratiesaldo van circa 13.000 personen in de periode tot 2035. In de voorgaande prognose werd uitgegaan van een positief buitenlands migratiesaldo van ruim 30.000 personen in dezelfde periode. In 2035 zal de Gelderse bevolking gegroeid zijn naar ongeveer 2.070.000 inwoners. Daarna zal er naar alle waarschijnlijkheid geen sprake meer zijn van groei maar van krimp. Regionaal kan dit al veel eerder plaatsvinden. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van de bevolking tot 2035 weergegeven.
6
Bevolkingsontwikkeling Gelderland, 2011-2035 2.100.000 2.080.000 2.060.000 2.040.000 2.020.000 2.000.000 1.980.000 2011
2013
2015 2017
2019
2021
2023
2025 2027
2029
2031
2033
2035
Toekomstige bevolkingsgroei in Gelderland Onderstaande grafieken tonen de bevolkingsgroei onderverdeeld naar de verschillende demografische componenten. Opvallend is de afname van de rol die de natuurlijke aanwas speelt bij de bevolkingsgroei. Tot 2025 groeit de Gelderse bevolking nog in belangrijke mate door natuurlijke aanwas. Na 2025 wordt de binnenlandse migratie de belangrijkste groeicomponent. Dit heeft alles te maken met de babyboomgeneratie die op den duur voor hogere sterftecijfers zal zorgen. Vanaf ongeveer 2028 zullen er in Gelderland naar verwachting meer mensen sterven dan er geboren worden waardoor de natuurlijke aanwas negatief wordt. Dit wordt in de beginjaren waarschijnlijk nog gecompenseerd door zowel het binnenlands als het buitenlands migratiesaldo waardoor de bevolking van Gelderland nog tot ongeveer 2034 blijft groeien. Daarna neemt de bevolking naar verwachting jaarlijks af ondanks dat er meer mensen naar Gelderland verhuizen dan dat er vertrekken.
Bevolkingsgroei per component, Gelderland 2005-2035 40000 Binnenlands saldo
30000
Buitenlands saldo Natuurlijke aanwas
20000 10000 0 -10000 -20000 2005-2009
2010-2014
2015-2019
2020-2024
2025-2029
2030-2034
Sinds het midden van de jaren tachtig is het verhoudingscijfer zeer constant: 12,1% van de Nederlandse bevolking woont in Gelderland. Het verhoudingscijfer is echter sinds 2011 gedaald naar 12,0%. Voor de toekomst is de verwachting dat het verhoudingscijfer langzaam blijft dalen met 1 á 2 honderdste procentpunt per jaar tot 11,7% in 2035.
7
Bevolkingsgroei in Gelderland per component, 2000 t/m 2034 17500 Binnenlands migratiesaldo Buitenlands migratiesaldo
15000
Natuurlijke aanwas Bevolkingsgroei
12500 10000 7500 5000 2500 0 -2500 -5000 -7500 2000
2003
2006
2009
2012
2015
8
2018
2021
2024
2027
2030
2033
4. Natuurlijke aanwas Aantal geboorten stabiel Het aantal geboorten liet tot 2000 een stijgende lijn zien, zowel in Nederland als in Gelderland. Zo werden er in 2000 iets meer dan 25 duizend kinderen geboren in Gelderland, een aantal dat sinds 1972 niet meer gehaald was. Sinds 2000 is het aantal geboorten afgenomen en in 2012 werden er nog maar 20.000 kinderen geboren. De verwachting is dat het Gelderse geboortecijfer de komende jaren min of meer stabiel zal blijven of zelfs iets zal toenemen. Het aantal sterftes zal gaan toenemen De komende jaren zal, als gevolg van vergrijzing en het ouder worden van de babyboom generatie (geboortegolf tussen 1945 -1960), het aantal sterftes gaan toenemen en rond 2028 zullen er in Gelderland meer mensen overlijden dan dat er geboren worden: de natuurlijke aanwas (geboorten minus sterftes) zal dan voor het eerst negatief worden. Dit omslagpunt vindt in Gelderland zo’n vijf jaar eerder plaats dan in Nederland als geheel, omdat Gelderland iets sneller gaat vergrijzen. In onderstaande grafiek is te zien hoe de natuurlijke aanwas in Gelderland zich volgens het prognosemodel zal gaan ontwikkelen in de komende jaren.
Geboorten en sterftes in Gelderland, 2000-2034 30000 25000 20000 15000 Geboorte Sterfte
10000
Natuurlijke aanwas
5000 0 -5000 2000
2003
2006
2009
2012
2015
2018
2021
2024
2027
2030
2033
Binnen de provincie Gelderland zijn er echter sterke regionale verschillen ten aanzien van de natuurlijke aanwas. In de Achterhoek en de Stedendriehoek is het omslagpunt (meer sterfgevallen dan geboortes) in de natuurlijke aanwas al bereikt. In de Stadsregio wordt dit punt rond 2029 bereikt, in het Rivierenland zal de natuurlijke aanwas pas na 2031 negatief worden en in de Noord-Veluwe na 2033. In de regio FoodValley wordt voorlopig nog helemaal geen omslagpunt in de natuurlijke aanwas verwacht. Deze verschillende verwachtingen zijn gebaseerd op verschillen in leeftijdsopbouw van de bevolking in de diverse regio’s.
9
Natuurlijke aanwas per regio, 2011-2035 2.000 1.500 1.000 500 0 -500 -1.000
Achterhoek
FoodValley
Noord-Veluwe
Rivierenland
Stadsregio
Stedendriehoek
-1.500 2011
2013
2015
2017
2019
2021
2023
2025
2027
2029
2031
2033
De regionale verschillen in de gemiddelde levensverwachting zijn klein maar de gemiddelde levensverwachting zelf neemt nog steeds toe. Tussen 1950 en 1980 nam de levensverwachting van vrouwen sneller toe dan die van de mannen, maar sinds de jaren tachtig worden de verschillen tussen mannen en vrouwen weer iets kleiner. Dit komt omdat de sociaal-culturele verschillen tussen mannen en vrouwen de laatste jaren iets zijn afgenomen. Voor kinderen die nu geboren worden, is de levensverwachting voor mannen 79 jaar en voor vrouwen 83 jaar. Voor kinderen die in 2035 geboren worden, is de levensverwachting voor mannen 83 jaar en voor vrouwen 86 jaar. Het vruchtbaarheidscijfer in Gelderland Naast verschillen in de leeftijdsopbouw zijn ook verschillen in het vruchtbaarheidscijfer (gemiddeld aantal geboorten per vrouw) van invloed op de ontwikkeling van de bevolking. In Gelderland liggen de 1 hoogste vruchtbaarheidscijfers traditiegetrouw in de Noord-Veluwe en in de FoodValley, bijvoorbeeld in Barneveld (2,5), Scherpenzeel (2,4), Elburg, Nunspeet, Oldebroek en Putten (allen 2,1). De laatste jaren laten enkele gemeenten in het Rivierengebied ook hoge cijfers zien, zoals Neder-Betuwe en Neerijnen (beide 2,3), Zaltbommel (2,2) en Geldermalsen (2,1). Opvallend is dat ook Rozendaal een erg hoog vruchtbaarheidscijfer kent (2,1). Stedelijke gemeenten als Arnhem (1,6), Nijmegen (1,4) en vooral Wageningen (1,1) kennen de laagste cijfers. Dit komt doordat er in deze plaatsen veel studenten en jongeren wonen. Het vruchtbaarheidscijfer in Gelderland (1,8) ligt op het Nederlandse gemiddelde. Flevoland kent van de provincies het hoogste vruchtbaarheidscijfer (2,0), Groningen en Limburg het laagste (1,6). Sinds de jaren zeventig zijn in Nederland de regionale verschillen in vruchtbaarheid sterk afgenomen, maar aan het eind van de jaren tachtig is er aan dit ‘convergentieproces’ een einde gekomen. De verschillen worden dus niet meer kleiner. In deze Gelderse prognose wordt er dan ook vanuit gegaan dat de afwijkingen ten opzichte van het landelijke gemiddelde gelijk zullen blijven. De verwachting is dat het Gelderse vruchtbaarheidscijfer de komende jaren rond de 1,8 zal blijven schommelen.
1
Hier berekend als het gemiddeld kindertal per vrouw in de periode 2007 t/m 2012.
10
5. Binnenlandse migratie Aantal mensen dat verhuist neemt langzaam toe maar de toekomst is onzeker Het aantal mensen dat per jaar verhuist in Gelderland neemt sinds de dip in 2009/2010 weer langzaam toe. Door de stagnatie in de woningbouw rond de eeuwwisseling was het aantal verhuisde personen toen afgenomen, zie onderstaande grafiek. Vanaf 2002 is het aantal verhuisbewegingen weer langzaam toegenomen en vooral vanaf 2004 toen de woningbouwproductie weer op gang kwam, heeft dit zich vertaald in een toename van het aantal binnenlandse verhuisbewegingen. Inmiddels is duidelijk dat de crisis een rol speelt bij de verhuispatronen van mensen. In 2009 en 2010 ligt het totaal aantal verhuizingen in Gelderland net iets lager dan het dieptepunt in 2001. Mensen zijn door de crisis (door dreigende werkloosheid, geringe stijging of zelfs daling van het inkomen) minder geneigd op dit moment te verhuizen. Zij wachten liever nog even af tot er meer duidelijkheid is op de woningmarkt. Ook discussies rondom hypotheekrenteaftrek e.d. speelden hierin een belangrijke rol. In onderstaande figuur is goed te zien dat de meeste verhuizingen binnen de provinciale grenzen plaatsvinden. Het aantal mensen dat vanuit Gelderland naar een andere provincie verhuist is over de jaren heen nagenoeg gelijk (gemiddeld 600 personen verschil) gebleven aan het aantal mensen dat van een andere provincie naar Gelderland verhuist.
Verhuisde personen in Gelderland, 1996-2012
Totale verhuisbewegingen
60000
120000
50000
110000
40000
100000
30000
90000
20000
80000
10000
70000
60000
0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Binnenprovinciaal
Uit andere provincie
Naar andere provincie
Totaal verhuisbewegingen
Toekomstige ontwikkeling van het binnenlandse migratiesaldo per regio In de Achterhoek, Noord-Veluwe en Rivierenland is sprake van een negatief binnenlands migratiesaldo. Voor de Achterhoek is de verwachting dat het binnenlands migratiesaldo in de toekomst negatief zal blijven. In de Noord-Veluwe wordt verwacht dat vanaf 2022 het binnenlands migratiesaldo weer positief zal zijn. In Rivierenland gebeurt dit naar verwachting pas rond 2033. In de Stadsregio, de Stedendriehoek en FoodValley wordt voor de komende jaren uitgegaan van een positief binnenlands migratiesaldo. Er zullen zich hier meer mensen vestigen dan dat er vertrekken.
11
Binnenlandse migratie per regio, 2011-2035 2000 1500
Achterhoek
FoodValley
Noord-Veluwe
Rivierenland
Stadsregio
Stedendriehoek
1000 500 0 -500 -1000 2011
2013
2015
2017
2019
2021
12
2023
2025
2027
2029
2031
2033
6. Buitenlandse migratie Een sterke maar tijdelijke afname van het saldo Eind jaren negentig begon het buitenlandse migratiesaldo in Gelderland gestaag op te lopen, net als in de rest van Nederland, maar in 2002 trad er een scherpe daling op. In 2003 was het Gelders buitenlandse migratiesaldo zelfs negatief, iets wat sinds de jaren zestig niet meer is voorgekomen. Deze afname van het buitenlandse migratiesaldo is het gevolg van een forse daling van de immigratie en een stijging van de emigratie. In onderstaande figuur is goed te zien hoe het buitenlandse migratiesaldo in Gelderland zich vanaf 1990 heeft ontwikkeld en vanaf 2003 negatief is. Ook is hierin te zien dat de stijging van de emigratie min of meer gestabiliseerd is en dat de daling van de immigratie is omgezet naar groei. In 2008 zien we voor het eerst weer een positief buitenlands migratiesaldo. In 2009 en 2010 zet dit door. In 2011 en 2012 lijkt er een evenwicht te ontstaan in het migratiesaldo, een overschot van rond de 1.000 migranten die zich jaarlijks in Gelderland vestigen.
Buitenlandse migratie Gelderland, 1990-2012 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 -2000 -4000 1990
1992
1994 Immigratie
1996
1998
2000 Emigratie
2002
2004
2006
2008
2010
2012
Buitenlands migratiesaldo
Steeds meer mensen vertrekken naar het buitenland Sinds 1999 neemt de emigratie uit Gelderland geleidelijk toe van 6.000 naar bijna 11.000 personen per jaar in 2011. Deels zijn dit retourmigranten, maar ook een toenemend aantal mensen dat geboren is in Nederland vertrekt naar het buitenland. Velen van hen verhuizen over een betrekkelijk korte afstand, naar Duitsland en België. De laatste jaren zijn Frankrijk en Spanje ook populaire bestemmingen onder de wat oudere migranten. Fluctuaties in de immigratie De buitenlandse migratie is voor een groot deel afhankelijk van politieke ontwikkelingen en daarom op de (middel)lange termijn wat moeilijker te voorspellen. De daling van de immigratie is het gevolg van de teruggang van de economie en de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet in 2001. Sinds 2005 is de immigratie weer aan het toenemen. Deze toename is een indirect gevolg van de vergrijzing, waardoor meer ouderen de arbeidsmarkt (gaan) verlaten dan er jongeren (zullen) toetreden. Het CBS verwacht dat een steeds groter deel van de immigratie uit Europese migranten zal bestaan, aangetrokken door de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door de uitbreiding van de Europese Unie richting het oosten is het voor werknemers uit de nieuw aangesloten landen gemakkelijker geworden om in de “oude” landen van de Europese Unie te werken. De meest recente landelijke cijfers laten dan ook een stijging van de immigratie zien, waarvan Polen sinds 2004, naast remigrerende Nederlanders, de grootste groep uitmaken. Sinds 2007 immigreren ook veel Bulgaren naar Nederland. In 2006 bedroeg het aantal immigranten uit Bulgarije nog circa 470, in 2007 vertienvoudigde hun aantal naar 4.800 immigranten. In 2012 bestond de totale groep
13
immigranten voor 17% uit remigrerende Nederlanders, 11% Polen, 5% Duitsers, 3% Chinezen en 3% Bulgaren. Invloed economische conjunctuur op de immigratie Samen met het al eerder genoemde toelatingsbeleid en eventuele brandhaarden elders in de wereld is de economische conjunctuur de belangrijkste factor die de omvang van de immigratie bepaalt: als de werkloosheid terugloopt dan neemt de immigratie toe en vice versa. In het begin van de jaren tachtig nam de werkloosheid in Nederland sterk toe en liep de immigratie terug; tussen 1984 en 1991 daalde de werkloosheid en steeg tegelijkertijd de immigratie. Uit onderzoek blijkt dat een daling van de werkloosheid in Nederland van 100.000 ongeveer 13.000 nieuwe migranten oplevert. Alleen rond 1980 was de immigratie hoger dan op grond van de ontwikkeling van de werkloosheid kon worden verwacht. Dit kwam omdat eind 1980 de laatste mogelijkheid bestond voor Surinamers om zich vrij in Nederland te vestigen. Toekomstige ontwikkeling van het buitenlands migratiesaldo per regio In de Stedendriehoek en Rivierenland wordt verwacht dat het buitenlands migratiesaldo voor de toekomst negatief zal zijn. Voor de FoodValley is de verwachting dat het buitenlands migratiesaldo in de nabije toekomst negatief zal zijn maar na 2017 weer positief zal worden en blijven. In de NoordVeluwe en Achterhoek wordt verwacht dat na een daling in de nabije toekomst vanaf 2015/2016 het buitenlands migratiesaldo stabiel zal zijn. In de Stadsregio wordt een flinke daling van het buitenlands migratiesaldo verwacht. Vanaf 2016 zal het saldo waarschijnlijk weer licht stijgen.
Buitenlandse migratie per regio, 2011-2035 500 400
Achterhoek
FoodValley
Noord-Veluwe
Rivierenland
Stadsregio
Stedendriehoek
300 200 100 0 -100 -200 2011
2013
2015
2017
2019
2021
14
2023
2025
2027
2029
2031
2033
7. Huishoudens Groei aantal huishoudens gaat afnemen Volgens de laatste prognose van het CBS blijft het aantal huishoudens de komende jaren in Nederland nog groeien, maar vanaf 2040 zal deze groei minimaal zijn en vanaf 2045 overgaan in krimp. In Gelderland zullen de huishoudens tot 2016 jaarlijks met 6.500 tot 7.000 toenemen, daarna zal de groei gaan afnemen tot onder de 1.000 huishoudens per jaar in 2035. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de huishoudenontwikkeling in Gelderland voor de komende jaren.
Huishoudensgroei in Gelderland, 2011-2035 980.000 960.000 940.000 920.000 900.000 880.000 860.000 840.000 820.000 2011
2014
2017
2020
2023
2026
2029
2032
2035
Sterke toename van alleenstaande huishoudens De laatste jaren is het aantal alleenstaande huishoudens in Nederland en Gelderland sterker gegroeid dan het aantal meerpersoonshuishoudens, zowel in absolute als in relatieve zin. Wat dat betreft was 2005 een bijzonder jaar voor Gelderland: het was het eerste jaar waarin het aantal alleenstaande huishoudens groter was dan het aantal “klassieke” twee-ouder gezin met thuiswonend(e) kind(eren). In de toekomst zal het aantal alleenstaanden blijven toenemen in vooral de middelbare leeftijden (door ontbinden van relaties) en hogere leeftijden (door vergrijzing). In het laatste geval betreft het de mannen en vrouwen die alleen achterblijven na het overlijden van de partner. Daarnaast is langer zelfstandig wonen een reden voor de toename van het aantal alleenstaande ouderen. De tehuisbevolking zal door het langer zelfstandig wonen en extramuralisering in eerste instantie gaan dalen, maar vervolgens als gevolg van de vergrijzing weer gaan toenemen.
15
Huishoudenstype in Gelderland, 2012-2035 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0 2012 Alleenstaand
Eénoudergezin
2015
2020
2025
Samenwonend zonder kind(eren)
2030
2035
Samenwonend met kind(eren)
In 2012 is 34% van de Gelderse huishoudens alleenstaand, in de periode tot 2035 zal dit aandeel naar verwachting toenemen tot 38%. In absolute zin neemt het aantal alleenstaanden in deze periode waarschijnlijk toe van 290 duizend naar 365 duizend: verreweg de sterkste groei van alle typen huishoudens. In deze huishoudenprognoses wordt de tehuisbevolking buiten beschouwing gelaten. Het aandeel huishoudens met kinderen (exclusief éénoudergezinnen) zal de komende jaren volgens het prognosemodel gaan dalen terwijl de éénoudergezinnen gelijk blijven. Het aandeel samenwonenden met kinderen daalt van 30% in 2012 naar 27% in 2035. Het aandeel éénoudergezinnen blijft rond de 6% van het totale aantal huishoudens. Het aantal samenwonenden zonder kinderen gaat naar verwachting de komende jaren in Gelderland toenemen van 260 duizend in 2012 naar 270 duizend in 2035. Het aandeel op het totale aantal huishoudens zal in de periode 20122035 echter afnemen van 30% naar 28%. Kleinere huishoudens en gezinsverdunning Het wordt steeds duidelijker dat er aan de groep alleenstaanden geld valt te verdienen. Datingwebsites en de eenpersoonsmaaltijden in supermarkten doen het goed. De grootste groei van het aantal alleenstaanden zal vooral plaatsvinden in de kleinere gemeenten en is dus niet voorbehouden aan de grote gemeenten, waar het aantal alleenstaanden al hoog ligt. Het aantal huishoudens in Nederland stijgt de laatste jaren als gevolg van gezinsverdunning (minder personen per huishouden) relatief sneller dan het aantal inwoners. De gemiddelde huishoudengrootte in Nederland zal afnemen van 2,2 personen per huishouden in 2012 naar 2,1 personen per huishouden in 2035. In Gelderland ligt de gemiddelde huishoudengrootte iets hoger, namelijk op 2,3 in 2012; in 2035 zal dit gedaald zijn naar 2,2. Er bestaan regionale verschillen in de huishoudensamenstelling en de daaraan gerelateerde huishoudenvorming. Zo komen er in stedelijke regio’s relatief meer alleenstaanden en eenoudergezinnen voor, is het aantal echtscheidingen hoger en gaan jongeren eerder uit huis. Hierdoor is de gemiddelde huishoudengrootte er kleiner dan in minder stedelijke regio’s. In deze laatste regio’s zijn er juist relatief veel samenwonenden, vooral gezinnen met kinderen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gemeenten met de kleinste gemiddelde huishoudengrootte Wageningen (1,8, vooral door studenten), Nijmegen (1,8) en Arnhem (2,0) zijn. De gemiddeld grootste huishoudens zijn te vinden in Neder-Betuwe (2,8), Barneveld (2,7) en Oldebroek (2,6). In onderstaand kaartje is de verdeling over de gemeenten naar huishoudengrootte weergegeven: de Noord-Veluwe, FoodValley en Rivierenland laten de grootste huishoudens zien.
16
17
8 Vergrijzing Veranderende leeftijdsopbouw De leeftijdssamenstelling van de bevolking ondergaat door de vergrijzing forse veranderingen. In de afgelopen twintig jaar is er sprake geweest van een sterke ontgroening: een relatieve afname van het aantal jongeren ten opzichte van de totale bevolking. Onderstaand kaartje geeft het aandeel 65plussers per gemeente per 1 januari 2012 weer. Te zien is dat het grootste aandeel 65-plussers in Rozendaal woont. Ook in Bronckhorst, Brummen, Epe, Lochem, Rheden, Renkum, Ubbergen en Groesbeek wonen verhoudingsgewijs veel 65-plussers. De regio’s FoodValley en Rivierenland zijn het minst vergrijsd.
De vergrijzing van de bevolking zal doorzetten en versnelt al omdat een deel van de naoorlogse babyboomgeneratie de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft. Deze generatie heeft voor een minder omvangrijk nageslacht gezorgd dan voorheen, waardoor de vergrijzing versterkt wordt. In onderstaande twee grafieken is de leeftijdsopbouw in 2012 en 2035 voor Gelderland weergegeven, waarin duidelijk te zien is dat de top van de bevolkingspiramide in de periode 2010-2035 breder wordt. Het aandeel 65-plussers verdubbelt bijna.
18
Bevolking Gelderland 2012 naar leeftijd Vrouwen Mannen
65 jaar of ouder
15 tot 65 jaar
Tot 15 jaar
-800000
-400000
0
400000
800000
Bevolking Gelderland 2035 naar leeftijd Vrouwen Mannen
65 jaar of ouder
15 tot 65 jaar
Tot 15 jaar
-800000
-400000
0
400000
800000
Na 2010 neemt vergrijzing nog sneller toe Als het geboortecijfer in de jaren zeventig niet zo sterk was gedaald, dan zou het aandeel 65-plussers in Nederland nu onder de 11% liggen in plaats van op 17% (2012). Maar dan zou Nederland wel meer dan 20 miljoen inwoners hebben geteld. In Gelderland is het aandeel 65-plussers ongeveer gelijk aan het landelijke gemiddelde, maar in de toekomst zal Gelderland iets sneller vergrijzen dan Nederland. In onderstaande grafiek is te zien in welke mate het percentage 65-plussers de komende jaren verder gaat toenemen. Opvallend is de knik in de lijn in 2011. Vanaf 2011 neemt het aandeel 65-plussers in de Gelderse bevolking sneller toe dan de jaren ervoor. Dit heeft te maken met het feit dat dan de eerste babyboomers de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben. Over vijf jaar zal die versnelling wat afvlakken (de meeste babayboomers hebben dan de leeftijd van 65 jaar al bereikt) en groeit het aandeel 65-plussers minder hard dan je zou verwachten op basis van de trend uit de voorgaande jaren (zie stippellijn in grafiek).
19
Percentage 65-plussers in Gelderland, 2000-2035 35% 30% 25% 20% 15% 10% Trend
5%
Prognose
0% 2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
Rond 2019 is voor het eerst 1 op de 5 Gelderlanders 65 jaar of ouder. In de Stedendriehoek en de Achterhoek, de meest vergrijsde regio’s van Gelderland, wordt dit punt al in de loop van 2014 bereikt. De regio FoodValley bereikt dit punt als laatste in ongeveer 2024. Het proces van ontgroening en vergrijzing doet zich over het algemeen iets sterker voor in kleine en middelgrote gemeenten. In grote gemeenten is er soms zelfs sprake van een tegenovergestelde trend. Zo nam sinds begin jaren negentig het aandeel 65-pussers in de gemeente Arnhem licht af en in Nijmegen bleef deze ongeveer gelijk. Dit komt omdat de leeftijdsopbouw in grote steden als gevolg van selectieve migratie doorgaans wat jonger is dan de omliggende regio’s. Maar ook in gemeenten als Arnhem en Nijmegen neemt het aandeel 65-plussers sinds 2010 toe.
20
9 Krimp Ook de omvang van de bevolking verandert Niet alleen de leeftijdsopbouw van de bevolking verandert. Ook de omvang van de bevolking verandert. Zoals bekend heeft ook Gelderland te maken met het fenomeen bevolkingskrimp. Onderstaand kaartje geeft aan welke gemeenten in 2020 qua bevolking al gekrompen zullen zijn ten opzichte van 2012 (geel en rood gekleurd). Dit zijn vooral de gemeenten die in het oostelijke deel van Gelderland liggen, vooral in de Achterhoek. Wat ook goed te zien is, is dat krimp en vergrijzing vaak samen gaan. In slechts enkele gemeenten waar sprake is van groei, komt het percentage 65-plussers boven de 25% uit (Groesbeek, Lochem, Rheden en Zevenaar). Andersom geldt niet voor elke gemeente waar sprake is van krimp dat vergrijzing ook een rol speelt.
In 2030 zullen de ontwikkelingen hebben doorgezet. Er is nu vaker sprake van vergrijzing in gemeenten waar de bevolking nog groeit. De regio FoodValley is de enige regio waar de vergrijzing nog niet boven de 25% uitkomt. De groeiende gemeenten nemen af in aantal en het aantal krimpende gemeenten neemt toe. Daarnaast neemt de procentuele afname van de bevolking toe. In 2020 was er alleen in Rozendaal sprake van krimp groter dan 5% (zelfs groter dan 10%). In 2030 is het aantal gemeenten waar dit het geval zal zijn flink toegenomen.
21
Gevolgen van krimp De inschatting van de mogelijke gevolgen van bevolkingskrimp lopen sterk uiteen. Aan de ene kant worden de negatieve kanten van krimp benadrukt en is er de vrees dat demografische krimp bijvoorbeeld op ruimtelijk gebied leidt tot leegstand en verloedering. In dit sombere perspectief wordt krimp gezien als een signaal dat het slecht gaat in een bepaald gebied. Mensen trekken immers niet voor niets weg. De gedachte is ook dat, als er eenmaal een uittocht uit een bepaald gebied op gang komt, deze zichzelf in stand zal houden of zal versterken omdat het gebied voor de achterblijvers steeds minder aantrekkelijk wordt. Dit is waarschijnlijk de reden dat ook een langzaam opkomende bevolkingskrimp, zoals in ons land het geval is, toch tot ongeruste beleidsreacties kan leiden. Degenen die liever de positieve kanten van krimp benadrukken zijn geneigd om de omslag van groei naar krimp als een onverheelde zegen voor natuur, milieu en landschap te zien. De druk op het milieu en de ruimte, op de woningmarkt en op de arbeidsmarkt wordt immers minder? Krimp als probleem of krimp als oplossing? De werkelijkheid is zoals gebruikelijk veel complexer en er is geen sprake van zwart of wit. Net als groei hoeft krimp niet altijd goed te zijn. Krimp en de woningmarkt Voor de woningmarkt is vooral de ontwikkeling van het aantal huishoudens van belang: huishoudens zijn immers de vragende partij op de woningmarkt. Zoals al eerder werd gezegd, zal het aantal huishoudens in Gelderland de komende jaren nog blijven stijgen, van zo’n 865 duizend in 2012 tot zo’n 960 duizend in het jaar 2035. Vooral de groei van het aantal (jongere, maar steeds meer ook oudere) eenpersoonshuishoudens is hier de oorzaak van. Zolang het aantal huishoudens stijgt, is er nog vraag naar woningen. Maar omdat ook de samenstelling van de huishoudens verandert (kleiner, ouder), moet ook de kwaliteit van de woningvoorraad worden aangepast. Aandacht moet worden besteed aan het type woningen dat nodig is. Een afnemend groeitempo van de bevolking of van het aantal huishoudens, wat zich in sommige krimpregio’s al voordoet, leidt er wel toe dat de woningmarkt van karakter zal veranderen. Van een ‘aanbiedersmarkt’ (een gespannen markt met te weinig passend aanbod van woningen) zal de woningmarkt meer een ‘vragersmarkt’ worden (waarbij er meer dan voldoende woningen beschikbaar
22
zijn). Vooral de bouwers en aanbieders van woningen kunnen de naderende demografische krimp opvatten als een signaal voor veranderende marktverhoudingen, waarbij een (cultuur-) omslag van meer aanbodgericht naar meer vraaggericht denken nodig is. Waar in een situatie van bevolkingskrimp de vraag van huishoudens steeds meer het aanbod van woningen op de woningmarkt zou gaan bepalen, zal ook de vergrijzing steeds nadrukkelijker eisen aan de woningvoorraad stellen. Woningbouwbeleid: bestrijden of begeleiden van krimp Woningbouwbeleid dat bevolkingskrimp wil bestrijden accepteert de krimp niet en richt zich actief op het stimuleren van de vraag naar woningen. Aan deze benadering ligt de veronderstelling ten grondslag dat door het bouwen van woningen nieuwe inwoners zullen worden aangetrokken. Maar ook bouwen om huidige bewoners te behouden en zo te voorkomen dat de woningvraag nog verder daalt, past in deze benadering. Om nieuwe doelgroepen bewoners aan te trekken worden vaak nieuwe woonconcepten ingezet, waarbij een aantrekkelijke woonomgeving met recreatieve mogelijkheden vaak een belangrijk verkoopargument vormt. Voorbeelden hiervan liggen voor het oprapen; denk aan de Blauwe Stad in Oost-Groningen en Parkstad Limburg. Ondanks de vaak creatieve pogingen levert het woningbouwbeleid dat lokale overheden in Nederland inzetten om bevolkingskrimp te bestrijden vaak maar weinig op. Ook met de extra woningbouw blijft de bevolkingskrimp doorgaan. Vaak ontstaat er in de regio een overmaat aan nieuwbouwplannen, waarbij gemeenten tegen elkaar opbieden. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, want plannen zijn nodig om een regio aantrekkelijker te maken. Overmaat kan echter ook leiden tot leegstand elders in de woonvoorraad. Nieuwbouw werkt ook regionale concurrentie in de hand want zeker in regio’s die structureel krimpen, betekent de winst van de ene gemeente het verlies van de andere. Zo blijkt dat nieuwbouw vooral voor dynamiek binnen de woonregio zorgt, en niet zozeer leidt tot instroom van nieuwe inwoners van buiten. Concurrentie tussen gemeenten en een teveel aan bouwplannen kunnen ook leiden tot onrendabele investeringen. Bovendien kunnen door de concurrentie zwakke plekken op de regionale woningmarkt verder achteruitgaan en bijvoorbeeld leegstand verergeren. Beleid dat zich richt op het begeleiden van bevolkingskrimp accepteert de demografische ontwikkeling en probeert hier het beste van te maken. Bij het woningbouwbeleid gaat het daarbij om het aanpassen van de omvang en samenstelling van de woningvoorraad aan de demografische ontwikkeling. In plaats van het demografische tij te willen keren, worden de bakens verzet en richt het beleid zich op het aanpassen van woningbouwplannen aan de nieuwe (kleinere, andere) woningvraag. Dit beleid kenmerkt zich ondermeer door het verkleinen van de woningvoorraad door sloop en/of herstructurering, te weten het aanpassen aan nieuwe woonbehoeften. Als er op de vrijgekomen ruimte andere typen woningen worden gebouwd, draagt sloop niet alleen bij aan de kleinere maar ook andere woningvraag. Ook door het matigen van nieuwbouwplannen kan bevolkingskrimp worden begeleid. Zeker waar het aantal geplande nieuwe woningen de vraag verre overstijgt, biedt matiging van nieuwbouwplannen soelaas. Migratie kan vergrijzing niet stoppen, wel vertragen Migratie wordt vaak gezien als een probaat middel om de vergrijzing en het afnemen van de groei van de bevolking tegen te gaan. Immigratie van personen uit het buitenland is nu de belangrijkste motor voor de (lage) bevolkingsgroei van Nederland en de Europese Unie. Dit zal waarschijnlijk ook in de toekomst zo blijven. Nieuwkomers zijn doorgaans jonger dan de al aanwezige bevolking en hebben vaak ook grotere gezinnen, hoewel dat zeker niet voor alle groepen migranten opgaat. Maar naarmate migranten langer in ons land verblijven, nemen in dit opzicht de verschillen met de autochtone bevolking af en daalt het kindertal. De instroom van jongere migranten vertraagt het tempo van de vergrijzing wel maar om de vergrijzing ‘op te lossen’ zouden jaarlijks zeer veel migranten moeten worden toegelaten. Om een idee te geven: als we het percentage 65-plussers op het niveau van eind jaren negentig zouden willen houden – toen vormden 65-plussers ongeveer veertien procent van de bevolking – dan zouden er jaarlijks gemiddeld ruim 300 duizend migranten in Nederland moeten worden toegelaten in plaats van de 100 duizend van weleer. Tot het jaar 2050 zou dat neerkomen op zo’n 17 miljoen extra migranten. Als de immigratie in dat tempo zou gaan, zou de bevolking van Nederland daardoor groeien tot zo’n 39 miljoen in 2050, in plaats van de 17 miljoen die nu wordt voorzien. Om verschillende redenen, denk bijvoorbeeld aan het maatschappelijk draagvlak van zo’n massamigratie, lijkt de immigratie van gemiddeld 300 duizend mensen per jaar noch een realistisch noch een aantrekkelijk perspectief. In
23
feite is het verschil tussen immigratie naar Nederland en emigratie vanuit Nederland nu licht positief, maar aanzienlijk minder dan 100 duizend mensen per jaar (laat staan 300 duizend). Dit neemt niet weg dat migratie kan helpen om tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen, de vergrijzing een beetje af te remmen en de afname van de Nederlandse bevolking iets uit te stellen. Bron: Nimwegen, Van N. en Heering, L. Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2009, NIDI, KNAW Press
Leerlingen basisonderwijs: na 2010 sterke afname, vervolgens licht herstel Voor de planning van onderwijsvoorzieningen is het van belang zicht te hebben op de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het zogenaamde primaire onderwijs. Door de leerplicht komt de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs vrijwel overeen met de ontwikkeling van de relevante leeftijdsgroep (4 t/m 11 jarigen). Voor de eenvoud wordt de ontwikkeling van het aantal 4 t/m 11 jarigen hier gelijkgesteld aan de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het basisonderwijs. In onderstaande grafiek is te zien dat vanaf 2011 een daling in het aantal basisschoolkinderen optreedt die vanaf 2022/2023 in de meeste regio’s weer omslaat in een lichte toename. In de Achterhoek blijft het aantal basisschoolleerlingen vanaf 2023 nagenoeg gelijk. Op het dieptepunt zal FoodValley 6% minder leerlingen hebben, de Noord-Veluwe 7%, de Stadsregio 11%, de Stedendriehoek 16% en Rivierenland 23%. In al deze regio’s is vanaf 2020 tot 2025 weer sprake van (tijdelijke) groei van het aantal basisschoolleerlingen. Alleen FoodValley en de Noord-Veluwe zullen echter in de loop der jaren weer boven het aantal basisschoolleerlingen dat zij in 2011 hadden, uitkomen. De Achterhoek kent na 2023 waarschijnlijk geen stijging meer en blijft over met 25% minder basisschoolleerlingen dan in 2011 het geval was. Ontwikkeling kinderen basisonderwijs (2011=100) per regio, 2011-2035 120 110 100 90 Achterhoek FoodValley
80
Noord-Veluwe Rivierenland
70
Stadsregio Stedendriehoek
60 2011
2013
2015
2017
2019
2021
2023
2025
2027
2029
2031
2033
2035
De potentiële beroepsbevolking: aandeel in bevolking neemt gestaag af 2 Het aandeel in de bevolking van de leeftijdsgroep van 15 t/m 64 jaar, de potentiële beroepsbevolking , zal de komende jaren in rap tempo afnemen. Dit heeft te maken met de babyboom generatie (geboortegolf tussen 1945 – 1960) die de leeftijd van 65 jaar bereikt. Daarnaast is er minder instroom van jongeren (ontgroening). Als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt door de daling van de potentiële beroepsbevolking, is de verwachting dat de immigratie weer zal aantrekken om dit op te vangen. Dit zal echter niet genoeg zijn om het aandeel van de potentiële beroepsbevolking te doen toenemen. Hoewel de potentiële beroepsbevolking dus daalt, vertaalt dit zich niet onmiddellijk in een daling van de feitelijke beroepsbevolking (mensen die echt op de arbeidsmarkt actief zijn, inclusief werkzoekenden). Dit komt doordat de arbeidsparticipatie waarschijnlijk nog wel wat door zal groeien, ook al behoort de sterkste groei tot het verleden. Het gaat hier dan vooral om de arbeidsparticipatie
2
Bevolking tussen de 15 en 65 jaar die in principe in staat zijn te werken. Vanzelfsprekend willen of kunnen niet al deze personen betaalde arbeid verrichten: scholieren, studenten, huisvrouwen (en -mannen), arbeidsongeschikt verklaarden en vervroegd gepensioneerden. Door de potentiële beroepsbevolking met deze groepen te verminderen resteert de feitelijke beroepsbevolking.
24
van vrouwen en ouderen. Voor de laatste groep hangt dit samen met het oprekken van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Potentiële beroepsbevolking (15 t/m 64 jaar) als % van totale bevolking, 2011-2035 70,0 68,0 66,0 64,0 62,0 60,0 58,0 Nederland
56,0
Gelderland
54,0 2011
2013
2015
2017
2019
2021
2023
2025
2027
2029
2031
2033
2035
In 2020 is er op de meeste plaatsen al sprake van krimp van de beroepsbevolking. De uitzondering hierop vormen de gemeenten Arnhem, Barneveld, Ede, Harderwijk, Nijkerk, Nijmegen en Zaltbommel.
In 2030 neemt de mate van krimp vooral toe. Vooral in het oostelijke en zuidelijke deel van Gelderland neemt de het aandeel potentiële arbeidskrachten sterk af. In de gemeenten Arnhem, Barneveld, Harderwijk, Nijkerk en Nijmegen groeit het aandeel van de potentiële beroepsbevolking echter nog steeds. In Arnhem en Harderwijk is de groei zelfs groter dan in 2020 het geval was.
25
Krimp en vergrijzing op de arbeidsmarkt Door krimp wordt het aanbod van arbeid schaarser maar door de vergrijzing wordt de vraag naar arbeid juist groter. Er vindt een verschuiving plaats van de vraag naar consumptiegoederen naar dienstverlening in de zin van zorg en persoonlijke hulp. Het betreft hier tegengestelde veranderingen in vraag en aanbod. Het is moeilijk in te schatten hoe de arbeidsmarkt hierop gaat reageren. Onderstaande grafiek laat zien wat ons qua arbeidspotentieel de komende jaren te wachten staat. In 2011 zijn er in Gelderland nog voor elke 65-plusser ruim vier potentiële arbeidskrachten die zowel de financiële als de fysieke zorg (deels) zullen moeten opbrengen. In 2035 is echter slechts sprake van ongeveer twee potentiële arbeidskrachten per 65-plusser. Aantal potentiële beroepskrachten per 65-plusser, 2011-2035 5,0 Achterhoek
4,5
FoodValley Noord-Veluwe
4,0
Rivierenland Stadsregio
3,5
Stedendriehoek Gelderland
3,0 2,5 2,0 1,5 2011
2013
2015
2017
2019
2021
2023
26
2025
2027
2029
2031
2033
2035
Bijlage 1: Tabellen Tabel 1: Totale bevolking per regio Regio 2011 2015 Achterhoek 265.077 263.499 FoodValley 247.068 253.282 Noord-Veluwe 196.527 199.931 Rivierenland 253.354 254.953 Stadsregio 728.287 739.148 Stedendriehoek 314.358 314.921 Gelderland 2.004.671 2.025.734
2020 259.931 261.193 203.442 255.509 748.770 314.541 2.043.386
2025 256.139 269.804 206.805 255.481 755.320 313.253 2.056.802
2030 251.869 278.464 210.529 254.951 759.033 311.136 2.065.982
Tabel 2: Totale bevolkingsgroei per regio Regio 2011-2014 2015-2019 Achterhoek -1.578 -3.568 FoodValley 6.214 7.911 Noord-Veluwe 3.404 3.511 Rivierenland 1.599 556 Stadsregio 10.861 9.622 Stedendriehoek 563 -380 Gelderland 26.798 17.652
2020-2024 -3.792 8.611 3.363 -28 6.550 -1.288 13.416
2025-2029 -4.270 8.660 3.724 -530 3.713 -2.117 9.180
2030-2034 -5.356 8.003 3.854 -996 -674 -2.262 2.569
Tabel 3: Totale natuurlijke aanwas per regio Regio 2011-2014 2015-2019 2020-2024 Achterhoek -632 -1.715 -2.453 FoodValley 4.696 6.082 5.869 Noord-Veluwe 2.655 2.954 2.277 Rivierenland 2.895 2.526 1.846 Stadsregio 5.061 4.832 3.682 Stedendriehoek -276 -998 -1.854 Gelderland 14.399 13.681 9.367
2025-2029 -3.495 5.190 1.273 848 860 -3.281 1.395
2030-2034 -5.078 4.183 130 -765 -3.041 -5.196 -9.767
Tabel 4: Saldo binnenlandse migratie per regio Regio 2011-2014 2015-2019 2020-2024 Achterhoek -1.661 -2.350 -1.819 FoodValley 1.361 1.881 2.442 Noord-Veluwe -360 -523 77 Rivierenland -1.365 -1.833 -1.763 Stadsregio 4.250 4.202 2.129 Stedendriehoek 1.040 1.166 1.067 Gelderland 3.553 2.543 2.133
2025-2029 -1.314 2.889 1.431 -1.270 1.949 1.593 5.278
2030-2034 -880 3.098 2.690 -186 1.170 3.259 9.151
Tabel 5: Saldo buitenlandse migratie per regio Regio 2011-2014 2015-2019 2020-2024 Achterhoek 715 497 480 FoodValley 157 -52 300 Noord-Veluwe 1.109 1.080 1.009 Rivierenland 69 -137 -111 Stadsregio 1.550 588 739 Stedendriehoek -201 -548 -501 Gelderland 3.399 1.428 1.916
2025-2029 539 581 1.020 -108 904 -429 2.507
2030-2034 602 722 1.034 -45 1.197 -325 3.185
27
2035 246.513 286.467 214.383 253.955 758.359 308.874 2.068.551
Tabel 6: Percentage 65-plussers per regio Regio 2011 2015 Achterhoek 18% 21% FoodValley 15% 17% Noord-Veluwe 16% 19% Rivierenland 14% 17% Stadsregio 15% 18% Stedendriehoek 18% 21% Gelderland 16% 18%
2020 23% 19% 21% 20% 20% 23% 21%
2025 26% 21% 23% 22% 22% 26% 23%
2030 29% 23% 25% 25% 24% 29% 26%
2035 32% 24% 27% 28% 26% 31% 27%
Tabel 7: Percentage 75-plussers per regio Regio 2011 2015 Achterhoek 8% 9% FoodValley 7% 7% Noord-Veluwe 7% 8% Rivierenland 6% 7% Stadsregio 7% 8% Stedendriehoek 8% 9% Gelderland 7% 8%
2020 10% 8% 9% 8% 8% 10% 9%
2025 13% 10% 11% 10% 10% 13% 11%
2030 14% 12% 13% 12% 12% 14% 13%
2035 16% 13% 14% 14% 13% 16% 14%
2020 113.279 112.231 84.108 106.237 360.354 140.069 916.278
2025 114.524 116.989 86.931 109.184 369.095 141.697 938.420
2030 114.491 121.085 89.415 110.868 374.195 142.114 952.168
2035 113.084 124.470 91.624 111.182 375.615 141.727 957.702
Tabel 8: Aantal huishoudens per regio Regio 2011 2015 Achterhoek 109.323 111.239 FoodValley 102.972 107.204 Noord-Veluwe 77.489 80.733 Rivierenland 99.532 102.486 Stadsregio 336.932 348.045 Stedendriehoek 134.029 137.107 Gelderland 860.277 886.814
28
Bijlage 2: Regio indeling
29