DC
13
Psychiatrie: ADHD
1 Inleiding Dit thema gaat over ADHD als voorbeeld van een concentratie of aandachtsstoornis. Beroepscontext: als onderwijsassistent kun je ingezet worden in het werken met leerlingen die ADHD hebben. Je hebt kennis en inzicht nodig over de achtergronden en mogelijke benaderingswijzen van deze leerlingen. Dit thema helpt je daarbij.
ADHD betekent letterlijk Attention Deficit and Hyperactivity Disorder. Het kind heeft dus een tekort in de concentratie (deficit betekent tekort) en een overmaat aan activiteit (hyper betekent teveel). De overmaat is zo groot dat je van een stoornis (disorder) praat. Om het makkelijker te maken zeggen we ook wel eens: Alle Dagen Heel Druk. In dit thema komen aan de orde: • 2 om welk gedrag gaat het? • 3 wie stelt de diagnose? • 4 wat is de oorzaak? • 5 co-morbiditeit
1
OA DC 13 Psychiatrie: ADHD
1
2 Om welk gedrag gaat het? Concentratieproblemen en aandachtsstoornissen van een leerling zullen niet gauw aan je aandacht ontsnappen. Ze dringen zich eenvoudig aan je op. Eens in de zoveel tijd krijg je zo’n leerling in je groep. Een leerling die geen minuut stil kan zitten, die wel wil luisteren naar je verhaal maar na een minuut roept: “Ja juf, dat klopt! Gisteren toen ik....”. En dan begint hij/zij een ratelend relaas dat eerst verband lijkt te hebben met jouw verhaal maar dat al gauw over iets totaal anders gaat. Zo’n leerling die de hele dag wiebelt, met de pen op tafel tikt of krachtig heen en weer zwiert met de benen. Heeft zo’n leerling misschien ADHD? ADHD is een psychiatrische stoornis. Het criterium om van een psychiatrische stoornis te kunnen spreken is dat de stoornis beschreven staat in de DSM IV. Dat is een handboek waarin alle psychiatrische stoornissen beschreven staan. ADHD is een gedragsstoornis en wordt dan ook beschreven in termen van gedrag. Tegenwoordig wordt er nogal gauw een stempeltje ADHD op een leerling geplakt, als hij wat druk is. Het stellen van een diagnose moet met grote zorg gebeuren. Wanneer spreek je van ADHD? Diagnose ADHD:
• gedrag onderzoeken
• nevencriteria onderzoeken
2
Er zijn gedragscriteria opgesteld, die worden door bevoegde personen vastgesteld. Men stelt een tekort vast aan de hand van concentratie, activiteit en impulsiviteit. Vervolgens zijn er criteria voor de duur van het gedrag.
2
OA Digitale Content
2.1 Gedrag onderzoeken
De diagnose wordt gesteld aan de hand van aspecten van het gedrag: • concentratie • hyperactiviteit /impulsiviteit Concentratie
Hieronder staat een lijstje met symptomen. Een kind moet minstens zes maanden tenminste zes symptomen van de lijst hieronder hebben. Nu zijn dat gedragingen die ieder kind wel eens heeft. Daarom zijn er twee toevoegingen: hij heeft die symptomen sterker dan bij zijn ontwikkelingsniveau past. En: het gedrag is sociaal onaangepast. • • • • •
kan vaak onvoldoende aandacht geven aan details of maakt achteloos fouten heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden lijkt vaak niet te luisteren als hij direct wordt aangesproken volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in werk af te maken heeft vaak moeite met organiseren van taken en activiteiten en vermijdt taken die een aanhoudende aandacht vereisen • raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of activiteiten • wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels • is vaak vergeetachtig in zijn doen en laten. Hyperactiviteit/impulsiviteit
De aanwezigheid van zes of meer van de volgende symptomen van aandachtstekort gedurende tenminste 6 maanden, in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau: • zit vaak met de handen te friemelen, met de voeten te schuiven en op zijn stoel te wiebelen of te draaien • staat zomaar op, terwijl er van het kind verwacht wordt dat het blijft zitten • rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is • heeft vaak moeite rustig mee te spelen of aan vrijetijdsactiviteiten deel te nemen • is vaak in de weer, of draaft maar door • praat vaak aan een stuk door • gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vraag is gesteld • kan dikwijls niet op zijn beurt wachten • verstoort vaak bezigheden van anderen en dringt zich op.
OA DC 13 Psychiatrie: ADHD
3
2.2 Nevencriteria onderzoeken
Er zijn nog een aantal voorwaarden, voor je van ADHD kunt spreken. Namelijk, wanneer is het allemaal begonnen, zijn er gevolgen op sociaal en cognitief gebied, en is er geen andere stoornis. • Enkele symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit of onoplettendheid waren voor het zevende levensjaar aanwezig. • Er zijn duidelijke gevolgen in het sociale functioneren. De leerresultaten zijn onvoldoende. • De symptomen zijn niet toe te schrijven aan een andere psychische stoornis. Er is geen sprake van schizofrenie of een andere psychotische stoornis. Je ziet, het is nogal wat. En dat is ook wel terecht. Het is niet de bedoeling dat elke lastige drukke leerling maar direct een stempel krijgt van abnormaliteit.
3 Wie stelt de diagnose? In eerste instantie kunnen de ouders voor onderzoek terecht bij Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is het centrale loket voor alle jeugdhulpverlening. Ouders kunnen ook terecht bij het netwerk van kinderartsen dat zich bezighoudt met ADHD. Als de onderzoekende arts denkt dat er misschien iets anders aan de hand is, stuurt hij het kind door. Daarbij kun je denken aan een KNO-arts voor eventuele gehoorproblemen, een kinderneuroloog of iets dergelijks. In ieder geval wordt de diagnose alleen gesteld door een bevoegde arts.
4 Wat is de oorzaak? De oorzaak van ADHD is (nog) niet helemaal duidelijk. Een oorzaak die genoemd wordt is dat er een stoornis in de hersenen is. Ook speelt erfelijkheid een rol. ADHD komt in sommige families vaker voor dan in andere families. Daarnaast wordt ook gezegd dat omgevingsfactoren een rol spelen. Dat zijn zowel biologische factoren die spelen rondom zwangerschap, bevalling en ontwikkeling van het kind als psychologische en sociale omgevingsfactoren die te maken hebben met onder meer opvoeding en onderwijs.
4
OA Digitale Content
Handreikingen voor toepassing in de beroepspraktijk 1
Algemene aandachtspunten •
de aanpak komt tot stand in samenwerking met de interne begeleider, de ambulante begeleiding, en mogelijk de wijkverpleegkundige
•
je bent op professionele wijze alert.
•
je vult je alledaagse constatering aan met gerichte observaties.
•
je gebruikt voor je observaties de lijsten van symptomen die je in de theorie hebt gezien.
2
•
je gaat na of het gedrag effect heeft op de leerprestaties.
•
je levert effectief gegevens aan voor de leraar.
•
je bent desgewenst aanwezig bij overleg met de interne begeleider.
•
je voert aanwijzingen van de interne begeleider en de leraar uit.
Veel leerlingen die ADHD hebben, of waarvan men denkt dat het zo is, krijgen Ritalin. Men is er nog niet uit of dit een juiste benadering is. De meeste leerlingen, zo’n 60%, zitten inderdaad beter stil, maar er is nog niets bekend over verbeterde schoolprestaties.
3
Er zijn ook programma’s, methodes voor het onderwijs ontwikkeld die de leerling helpen om te gaan met zijn drukke natuur. Een van die programma’s is Remweg?! in de klas. Het sluit aan bij een trainingsprogramma voor thuis, zodat de ouders en school op een lijn zitten. Dat is bij een aanpak wel belangrijk. Het gaat er om dat de leerling in al zijn activiteiten vier stappen te maken. Remweg?! onderscheidt de volgende vier stappen, die ook toepasbaar zijn als de methode niet op de school aanwezig is: A Wat wil ik gaan doen of moet ik gaan doen? Dat is in feite een probleemoriëntatie en een probleemdefinitie. Als het over spel gaat, is de vraag: welk spelletje ga ik doen? B
Hoe kan ik het doen? Dit is in feite het bedenken van een oplossingsstrategie. Ook kun je bedenken wat je nodig hebt. Bijvoorbeeld, als je een hutje wilt maken van kleden, heb je kleden nodig. Je trekt niet zomaar je sprei van het bed, maar vraagt even of mama geschikte kleden heeft.
C Gebruik ik mijn plan? Dit is in feite het uitvoeren van een oplossingsstrategie. Ofwel het spelletje spelen zoals gepland. D Hoe heb ik het gedaan? Dat is de evaluatie van het denken en handelen. Ofwel na het spelletje kijken: liep het lekker, heb ik lekker gespeeld? Heb ik samen met mijn vriendje lekker gespeeld?
OA DC 13 Psychiatrie: ADHD
5
Een leerling die consequent leert deze stappen te maken, leert eerst na te denken. Daardoor doet hij positieve ervaringen op, en dat zal versterkend werken. Deze aanpak is dezelfde als de Berenaanpak, besproken in het thema Planmatig werken. 4
Op www.hersenstichting.nl. link Publicaties, link Folders, vind je folders over alle mogelijke aandoeningen op geestelijk gebied. Van ADHD tot dyslexie tot hersenletsel.
5
In gesprekken met ouders kan dit onderwerp ter sprake komen. Mogelijk vragen de ouders of de school hen verder kan helpen. Daarvoor raadpleeg je de sociale kaart. Over de sociale kaart bestaat een apart thema. Externe contacten. Veel consultatiebureaus hebben een cursus voor ouders die hen helpen om te gaan met hun drukke kind. Valkuil Een aanpak van ADHD heeft alleen zin als hij consequent is. Zo nu en dan volgens de aanpak werken en verder niet, zal de leerling meer schaden dan helemaal geen aanpak. Omdat hij dan iets extra’s moet leren zonder dat het positief effect heeft op zijn leven. Het vormt dan alleen maar een verzwaring en de leerling heeft het al zwaar genoeg.
6
OA Digitale Content