Stichting TRANSUMO Postadres: Postbus 48 2600 AA Delft
Projectvoorstel PILOT Meerjarenplan (Deel A)& Jaarplan (Deel B) Titel projectvoorstel: Projectnummer: Cluster: Type onderzoek: Penvoerder: Participanten:
Prognostic Integrated Logistics (PILOT)
GL 05.022a Goederenvervoer en Logistiek Fundamenteel en toegepast onderzoek Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Delft Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit van Twente Universiteit van Tilburg KLM Mieloo & Alexander IHC Holland NV Croon Elektrotechniek Bluewater Contell Asset Support Voestalpine Railpro Fokker Services NedTrain Services
Stork PMT B.V. BSIK-bijdrage: 42,8% Contactpersoon TRANSUMO: Prof.dr.ir. Jos Vermunt Contactpersoon Connekt: Machteld Leijnse
Delft, 6 oktober 2005
0 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Projectvoorstel PILOT Deel A: Meerjarenplan Cluster: Clustermanager: Clustersecretaris: Indiener: Datum:
Goederenvervoer en Logistiek Prof.dr.ir. Jos Vermunt Machteld Leijnse Prof.dr.ir. Gabriel Lodewijks (TU Delft) 26 januari 2005
1. Titel Projectplan Prognostic Integrated Logistics (PILOT) 2. Doelstelling project De doelstelling van het project is de mogelijkheden te onderzoeken voor een substantiële transitie in het gebruik en de besturing van grootschalige technische systemen, waarin werktuigen of vervoersmiddelen operationeel zijn, door het gebruik van prognostische logistiek. Prognostische logistiek is een op een prognose betrekking hebbende vorm van logistiek, of anders geformuleerd een wijze van besturing van processen gebaseerd op een inschatting van het vermoedelijke verloop van die processen. De geanticipeerde voordelen van het gebruik van prognostische logistiek versus traditionele logistiek zijn substantiële verbeteringen in de logistieke dienstverlening op het gebied van onder meer veiligheid, betrouwbaarheid en flexibiliteit, gepaard gaande met een reductie in transportbewegingen, en een reductie in onderhoudskosten en operationele kosten. Het belangrijkste uitgangspunt van prognostische logistiek is het beschikken over een inschatting van het vermoedelijke verloop van processen die door de werktuigen of vervoersmiddelen worden uitgevoerd. Vanuit het technische domein kan deze inschatting worden verkregen door het toepassen van monitoring en sensorsystemen, gecombineerd met visueel verkregen informatie en informatie uit zowel ERP als meer geavanceerde product life cycle systemen. De combinatie van deze drie informatiestromen biedt een interessant onderzoeksveld. Deze informatie tezamen biedt geen voldoende basis voor een beoordeling van de technische status van een systeem. Hiervoor moet informatie omgezet worden in kennis. Hiervoor worden knowledge based expert systemen ontworpen. Om de verandering van technische status te kunnen koppelen aan fysieke componenten moet gebruik gemaakt worden van tracking en tracing technieken, zoals bijvoorbeeld Radio Frequency Identification of RFID technieken. De toepassing van deze technieken waarbij een groot aantal onderdelen van een component op een betrouwbare manier kan worden voorzien van tags staat nog in de kinderschoenen en vormt een interessante uitdaging voor proeftuinonderzoek. De identificatie van onderdelen is niet alleen relevant tijdens de operatie van het onderdeel bij een enkele klant, maar is ook van belang bij terugname uit de markt c.q. van de gebruiker en gedurende de gehele levenscyclus van het onderdeel die kan bestaan uit meerdere gebruikscycli. Vanuit het economische domein dient de vraag beantwoord te worden in welke mate een inschatting van het vermoedelijke verloop van processen en het betrekken van meer infromatie
1 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
een economische voordeel oplevert. Daarbij moet ook uitgezocht worden hoe de betere technische en management informatie überhaupt in de beslissingen gebruikt kan worden Enerzijds hangen de kosten van het verkrijgen van een nauwkeurige prognose voor een groot deel af van de kosten voor de techniek waarmee die prognose verkregen wordt. De nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van de prognose bepalen anderzijds ook het te verkrijgen economisch voordeel. Economische voordelen worden verwacht enerzijds uit waardering van de klant voor de verbeterde (logistieke) dienstverlening, anderzijds door reductie van (logistieke) kosten, bijvoorbeeld door verhoging van transport efficiëntie of duurzame inzet van reserve onderdelen (lagere voorraden, verlengde levenscyclus). In het kader van informatievoorziening door de klant zal aandacht gegeven moeten worden aan het delen van informatie als samenwerkingsvorm waarbij gestreefd kan worden naar een duurzame relatie met de klant of leverancier. Vanuit het operationele research domein ligt de focus op het fysieke gebruik van de prognose voor de aansturing van logistieke processen. Hierbij gaat het niet alleen om een geoptimaliseerde distributie van reserve onderdelen maar tevens om een zeer flexibele inzet van werktuigen of vervoermiddelen. Door een nauwkeurige prognose omtrent de inzetbaarheid van werktuigen kan bijvoorbeeld afgestapt worden van onderhoudstermijnen met een vast interval. Dit stelt echter specifieke eisen aan de inrichting van de operationele aansturing van processen. Een interessante uitdaging is het gebruik van aanzienlijke hoeveelheden data en kennis die binnen korte termijn verwerkt moeten worden tot informatie die gebruikt kan worden voor de aansturing van het proces. Hierbij dient de vraag beantwoord te worden of deze informatie on-line of off-line verkregen kan worden en dient inzicht in de gevolgen daarvan voor de flexibiliteit van het proces verkregen te worden. 3. Type onderzoek Fundamenteel, faciliterend, toegepast, proeftuinonderzoek 4. Looptijd 2005-2009 5. Begroting Totale begroting voor een periode van ruim 4 jaar wordt geschat op 1,8 miljoen euro 6. Bijdrage aan duurzaamheid People: verbetering leefbaarheid door minder onnodige transportbewegingen, automatisering van data acquisitie ondersteunt en vereenvoudigt operationele beslissingen, gebruik van sensorsystemen voor monitoring vermindert werkzaamheden met een sterk repeterend karakter, objectivering van systeem informatie vergroot de veiligheid. Profit: verlagen van de stilstand van werktuigen of vervoersmiddelen, verhogen van de efficiëntie van de onderhoudsstromen, verlagen van voorraad reserveonderdelen, vergroten van flexibiliteit bij het inzetten van werktuigen waardoor effectief minder werktuigen nodig zijn, verbeteren van de dienstverlening aan de klant door ontwikkeling nieuwe diensten op basis van prognostische logistiek. Nederland kan hiermee zijn vooraanstaande positie m.b.t service logistiek verder uitbouwen. Planet: het verder professionaliseren van de onderhoudsprocessen, zodoende minder reststromen en minder gebruik grondstoffen; verminderen van aantallen lege kilometers, verkleinen van de kans op downtime vergroot de veiligheid, de levensduur van werktuigen kan aanzienlijk worden verlengd waardoor er minder gebruik hoeft te worden gemaakt van schaarse grondstoffen. 7. Bijdrage aan transitie De belangrijkste integratie uitdaging is de ontwikkelde technieken, methodes en modellen zodanig te laten integreren in de bedrijfsvoering van Nederlandse bedrijven dat daarmee een substantieel concurrentievoordeel ontstaat ten opzichte van (buitenlandse) bedrijven die geen gebruik maken van prognostische logistiek. Hierbij moet niet alleen gedacht te worden aan het ontwikkelen van fysieke producten die in een prognostisch logistiek netwerk gebruikt kunnen
2 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
worden maar ook aan het aanbieden van nieuwe dienstverleningen of een netwerk gebaseerd op prognostische logistiek. 8. Bijdrage aan versterking tripartiete kennisinfrastructuur Het project draag bij aan een goede samenwerking tussen de Universiteit van Tilburg en Twente, de Erasmus Universiteit en de TU Delft en met bedrijven als KLM, Mieloo & Alexander, IHC Holland NV, Croon Elektrotechniek, Bluewater, Contell Asset Support, Fokker Services, NedTrain en voestalpine Railpro. Verder wordt verwacht dat in de loop van het project nog verschillende overheidspartijen en andere bedrijven zullen aanhaken en zal er binnen het project aangehaakt worden op andere al lopende samenwerkingsverbanden zoals het ServiceLogistiekeForum (SLF). De ontwikkelde kennis zal in verschillende toepassinggebieden op het gebied van logistieke systemen getoetst en geïmplementeerd worden. Samenwerking en afstemming tussen de universiteiten vindt plaats door de onderzoeksvragen op te delen in een drietal gebieden: Operationeel Tactisch (TUD), Strategisch / Tactische bedrijfseconomisch (EUR & Tilburg) en Strategisch / Tactisch technisch (Twente). Deze structuur, waarbij gebruik gemaakt en voortgebouwd wordt op de bij de kennisinstituten aanwezig complementaire kennis, bevordert de samenwerking tussen de universiteiten en maakt het mogelijk de ontwikkelde kennis in verschillende situaties (bedrijven) toe te passen. 9. Kennistransfer Kennistransfer wordt gewaarborgd door de volgende mechanismen: • • •
• •
Het bedrijfsleven dat participeert in projecten krijgt direct beschikking over de resultaten er van. De PILOT projecten zullen zodanig opgezet worden dat ze als voorbeeld kunnen dienen voor de rest van de industrie. Ph.D. studenten publiceren in de vorm van een proefschrift, journal papers en congres bijdragen. Hierbij dient speciale aandacht aan de keuze voor journals besteed te worden. Journals dienen van wetenschappelijk voldoende niveau te zijn of gelezen te worden door de relevante industrie. M.Sc. studenten die participeren in PILOT projecten ontwikkelen nieuwe vaardigheden en leren nieuwe methodes en technieken te gebruiken die ze kunnen toepassen in de industrie na het afstuderen. Kennistransfer naar partijen buiten het project vindt plaats via vier sectorspecifieke workshops. De resultaten zullen ook op een congres worden verspreid. Er zullen gedurende de looptijd van het project per jaar minimaal zes wetenschappelijke publicaties worden uitgebracht en twee Nederlandstalige artikelen. Ook zullen de resultaten worden opgenomen in het collegeprogramma. Het project levert een integraal wetenschappelijk boek of special issue in een journal.
10. Participanten De TU Delft is trekker van het project. In de voorbeeldprojecten worden marktpartijen betrokken. Huidige Participanten die hebben toegezegd: 1. Technische Universiteit Delft (TUD) 2. Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) 3. Universiteit van Twente (TU) 4. Universiteit van Tilburg (UvT) 5. KLM 6. Mieloo & Alexander 7. IHC Holland NV 8. Croon Elektrotechniek 9. Bluewater 10. Contell Asset Support 11. voestalpine Railpro BV
3 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
12. Fokker Services 13. NedTrain Services 14. Stork PMT B.V. Naast deze bedrijven zijn er ook een aantal andere waarmee samengewerkt zal worden, bijvoorbeeld binnen het SLF. Deze zullen echter (nog) niet opgenomen worden als participant.
4 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Projectvoorstel PILOT Deel B: Jaarplan 1. Samenvatting (zie deel A) 2. Inbedding TRANSUMO Dit onderzoek wordt uitgevoerd binnen het cluster goederenvervoer en logistiek van TRANSUMO en sluit aan bij de clustervisie door de centrale rol die wordt toebedacht aan het gebruik van informatie- en communicatietechnologie bij het tot stand brengen van duurzame ketens. De ontwikkelingen in ICT leiden tot vele lokale en gedeeltelijk overlappende initiatieven om verbeteringen te bereiken. In dit voorstel staat het gebruik van ICT als basis voor prognostische logistiek centraal. Innovatieve toepassingen en/of significante verbetering van bestaande toepassingen in volledige ketens moeten mogelijk zijn, maar vereisen de afstemming van alle afzonderlijke onderdelen. In algemene zin betreft het een streven naar de verbetering van de duurzaamheid, betrouwbaarheid en productiviteit van transport-, service- en onderhoudsystemen. De samenwerking uit zich in een verticale afstemming van vraagstelling en een horizontale bundeling van kennis en expertise. In verticale richting betreft de vraagstelling: -
-
-
Strategisch Is de innovatie cq. verbetering gewenst? Welke (meer-)waarde wordt daarmee gegenereerd? En welke middelen zijn nodig om aan de klantenwensen te voldoen? Tactisch Welke innovatie cq. verbetering is maximaal haalbaar? Welke ketencoördinatie is noodzakelijk om de drijfveren voor het delen van informatie en het verdelen van kosten en baten op één lijn te brengen? Welke eisen kunnen en moeten voortdurend gesteld worden aan de uitvoerende processen wat betreft kwaliteit, kwantiteit en doorlooptijd? Operationeel Hoe realiseer je dan die gewenste innovatie cq. verbetering? Hoe kunnen de innovatieve ICT mogelijkheden in de operationele processen worden geïmplementeerd? Hoe kan de operationele besluitvorming voldoen aan de geformuleerde eisen?
De verticale afstemming garandeert de maatschappelijke, economische en technische wenselijkheid en haalbaarheid van gestelde doelen. De horizontale bundeling betreft een multidisciplinaire (en waar mogelijk zelfs een interdisciplinaire) samenwerking op technisch, economisch en informatietechnisch gebied. 3. Probleemstelling Omzet, winst en klanttevredenheid zijn cruciaal voor het duurzaam voortbestaan van ondernemingen. Uit studies is herhaaldelijk gebleken dat deze factoren evenzeer gedreven worden door after sales services als door de initiële verkopen. Er zijn diverse ontwikkelingen gaande om gedurende de exploitatieperiode de prestaties te verhogen en vooral ook de kosten te verlagen.
5 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Eén van deze ontwikkelingen is het real-time monitoren van technische systemen met behulp van geavanceerde informatie- en communicatietechnologie. Zo zal de informatie die verkregen kan worden uit monitorgegevens vertaald moeten worden naar verbeterde dienstverlening en nieuwe vormen van dienstverlening om de fysieke producten heen. Hierbij kan in eerste instantie gedacht worden aan onderhoudsdiensten die daadwerkelijk gebruik maken van up-to-date gegevens over de fysieke toestand van de producten. De informatie biedt nieuwe mogelijkheden om een sterke verbeteringsslag te maken m.b.t. het onderhoud van deze systemen alsmede de gerelateerde aanvoer van materiaal (spare parts), materieel en personeel (monteurs en service engineers). De service organisatie kan hierop inspelen door tijdig preventief onderhoud in te plannen, door onderhoudsactiviteiten van systemen die geografisch gescheiden zijn te combineren, en door de operationele besluitvorming beter te ondersteunen. De monitoring biedt de mogelijkheden om de aard van verstoringen en daarmee behoefte aan materiaal, materieel en personeel beter te specificeren. De implementatie en integratie van deze nieuwe mogelijkheden in de daadwerkelijke operatie vereisen tenslotte een significante verbetering om de drempel voor het gebruik ervan te verlagen. Verder dient de onderhoudsoperatie niet alleen bepaald te worden door technische noodzakelijkheid, maar ook door economische rendabiliteit. Onderhoudsdiensten kunnen gepaard gaan met opwaarderingmogelijkheden en terugnamemogelijkheden. Het verwerken van retouren uit de markt tot herbruikbare onderdelen van hoge kwaliteit en deze doelmatig inzetten in het onderhoudsproces vormen ondersteunende processen die aandacht verdienen. Hiermee zou de levenscyclus van producten en onderdelen kunnen worden verlengd. Daarnaast dienen de nieuw ontwikkelde diensten gebruik te maken van informatie over de klant en de relatie met de klant te bestendigen. Door de waarde van een klant niet op basis van enkelvoudige leveringen maar vanuit de relatie door de tijd heen te benaderen, kan gewerkt worden aan samenwerking met de klant. De toelevering van producten en diensten gebeurt in het algemeen niet door een enkele organisatie, maar via een keten die wordt ondersteund door een netwerk aan organisaties. Het delen van informatie nodig voor ketensamenwerking en het verdelen van kosten en baten in de keten vormen additionele uitdagingen. Ook hier verdient de rol van de klant als leverancier van retouren speciale aandacht. De problematiek zal worden aangepakt door middel van een combinatie van fundamenteel onderzoek naar de inrichting, besturing en regeling van servicelogistieke systemen onder realtime monitoring en toegepast onderzoek door een aantal bedrijfsspecifieke situaties uit te werken met de volgende primaire onderzoeksvragen: 1.
2.
3.
4.
5.
Hoe kan het monitoren van producten, ondersteunende processen en klantrelaties resulteren in waarde in de vorm van prestatieverbeteringen in de keten zoals logistieke kostenverlagingen (zowel economisch als ecologisch; bijvoorbeeld reductie transport en voorraad) en verbetering dienstverlening (bijvoorbeeld betere match vraag en aanbod specificaties producten en diensten). Op welke wijze kunnen ketens worden gecoördineerd in de zin van het op één lijn brengen van drijfveren van ketenpartners op het gebied van informatie delen en het verdelen van kosten en baten. Welke ontwerpmethoden en procedures kunnen gebruikt worden of moeten ontwikkeld worden om te komen tot een functioneel ontwerp van een systeem dat het concept van een prognostisch logistieke besturing ondersteunt? Welke technische functionaliteiten, die uit functioneel conceptuele ontwerpen van een prognostisch logistiek systeem volgen, moeten ontwikkeld worden en waar liggen de grote technische innovaties? Hoe dient het monitoren en gebruik maken van verbeterde besturing en regeling te worden geïmplementeerd en de gebruikers te worden opgeleid, zodat de verwachte resultaten ook daadwerkelijk worden gerealiseerd.
6 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Deze onderzoeksvragen zullen in belangrijke mate worden toegespitst op het beheren van de aanwezige systemen, met aandacht voor nieuwe onderhoudsconcepten en management van timing, kwaliteit en kwantiteit retouren en met aandacht voor nieuwe concepten en besturingsregels voor onderhoud en het gerelateerde spare part management a. Maatschappelijke en wetenschappelijke uitdaging De maatschappelijke en wetenschappelijke uitdaging is gelegen in het ontwikkelen van verbeterde besturingen van materiaal-, middelen- en informatiestromen op basis van gegevens, die met innovatieve technologie zijn verkregen, met als doel het systeem als geheel op een hoger functioneel niveau te brengen. Een hoger functioneel niveau betekent het aandragen van enerzijds concepten en anderzijds oplossingen in praktijksituaties waarmee duurzame producten, processen en klantrelaties in samenhang kunnen worden gerealiseerd. In het bijzonder moet gewerkt worden aan de maatschappelijk relevante vraag hoe het verlengen van de economische en technische levensduur van producten in meerdere gebruikerscycli kan worden bereikt door het ontwikkelen van nieuwe pakketten van producten en diensten voor de klant. In samenhang daarmee zal gestreefd moeten worden naar een uitbreiding van de relatie met de klant, waarbij het verschuiven van de focus op eigendom naar gebruik een instrument kan zijn. Voorts dienen ondersteunende (hergebruik)processen met gebruik van informatie duurzamer gemaakt te worden door te streven naar efficiënter gebruik van grondstoffen en nauwere afstemming op de daadwerkelijke klantbehoefte. In het project staat het gebruik van monitorgegevens van producten, klantrelaties en ondersteunende processen hierbij centraal. Wetenschappelijke resultaten en ervaring uit de praktijk zullen verder worden uitgebouwd tot innovatieve onderhoudsconcepten en het daaraan gekoppelde spare parts management. De technologische innovatie op het gebied van gegevensverzameling kan leiden tot een verbeterde kennis over de toestand van het systeem, onafhankelijk van plaats en tijdstip, en gebaseerd op historische en actuele gegevens. Dit schept mogelijkheden voor de ontwikkeling en implementatie van (zelflerende) expert systemen, waarin die verbeterde kennis ten volle wordt benut o.a. door een verbeterde prognostiek en doelgerichte evaluatie. Wetenschappelijk gezien ligt daarnaast de uitdaging bij het bepalen van de waarde van monitorinformatie met het oog op het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten, terwijl ook de retourprocessen worden beheerst. Een extra dimensie wordt aan het onderzoek toegevoegd door het expliciet beschouwen van samenwerking in wereldwijde ketens, waarbij de klant ook als leverancier van retouren optreedt. Samenvattend ligt de wetenschappelijke uitdaging op de ontwikkeling van nieuwe onderhoudsconcepten en innovatieve producten in de gehele onderhoudsketen. Maatschappelijk ligt de uitdaging in de verhoging van de betrouwbaarheid, beschikbaarheid en levensduur van technische systemen door een pro-actieve besturing en regeling en een vermindering van transportbewegingen b. Bijdrage aan de probleemstelling van het betreffende cluster Dit project draagt bij aan alle geformuleerde facetten onder People, Profit en Planet in deel A, zowel in maatschappelijk als bedrijfskundig opzicht. Het betreft daarbij niet alleen een gefundeerde meningsvorming over de wenselijkheid van de relevante bedrijfskundige doelstellingen (incl. maatschappelijke effecten), maar ook een objectieve onderbouwing van de haalbaarheid van de geformuleerde doelstellingen en de daadwerkelijke technische implementatie in de logistiek-operationele uitvoering daarvan. Daarnaast wordt het gebruik van informatie- en communicatietechnologie voor het monitoren van producten, processen en klantrelaties op waarde geschat in termen van verbeteringen in ketenprestaties. Tenslotte wordt aandacht besteed aan het op één lijn brengen van drijfveren bij de diverse ketenpartijen.
7 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Ten aanzien van de verschillende kennisinvalshoeken: -
Strategie: Er wordt gewerkt aan nieuwe dienstverlening om producten heen en aan afstemming in de keten omtrent informatie delen en verdelen kosten en baten. Tactiek: Het gebruik van monitoring systemen om te komen tot prognostische logistiek vormt het primaire onderzoeksonderwerp. Operatie: implementatie en integratie van RFID-technologie voor tracking, tracing en monitoring van onderdelen, componenten en systemen. Tevens behoort de conceptvorming van situatiespecifieke besluitvorming op basis van real-time informatie tot het onderzoeksgebied.
Vanuit transitie-oogpunt worden privaat-privaat samenwerking in ketens beschouwd en publiekprivaat regelgeving die ontwikkelingen kan stimuleren of juist verstoren (bijvoorbeeld in de luchtvaart). Het onderzoek valt onder de volgende centrale onderzoeksvragen binnen het cluster Goederenvervoer en Logistiek: Hoe kan het beste worden omgegaan met de toenemende dynamiek in vraag en aanbod in logistieke netwerken? - Welke alternatieve ontwerpen en besturings- en beheersingsstrategieën leiden tot betere prestatie van logistieke netwerken? - Op welke wijze kan de betrouwbaarheid, veiligheid en beschikbaarheid van ketens worden verhoogd?
c. Inbedding in literatuur en relaties met lopend onderzoek Het onderzoek sluit aan bij het lopende onderzoek binnen GLORI (Global Logistics Research Initiative), een wereldwijde (virtuele) organisatie van universiteiten, waarin de TU Delft participeert (www.glori.com). PILOT heeft hierdoor toegang tot internationale wetenschapsinstituten en bedrijven. In december 2004 heeft reeds een miniconferentie plaatsgevonden met deelnemers uit GLORI, het bedrijfsleven en overige kennisinstituten om de probleemstelling rond RFID inhoud te geven en de kernproblematiek te formuleren. Het onderzoek sluit tevens aan bij een lopend initiatief van UT, EUR en TUE om binnen het Service Logistics Forum (SLF) projecten in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven op te zetten. Binnen het SLF (www.servicelogisticsforum.nl) hebben in Nederland gevestigde bedrijven, die actief zijn in de after sales services, zich verenigd. Eén van de succesfactoren van het SLF is het feit dat de deelnemers op allerlei fronten van elkaar kunnen leren. Dat zal ook in de toekomst een belangrijke doelstelling blijven. Het SLF biedt al een platform voor kennisuitwisseling. De groep aan de EUR heeft ook al een ruime ervaring in service en retourlogistiek enerzijds en onderhoudsoptimalisering anderzijds. Voor Shell is een beslisregel ontworpen om initiele voorraadbeslissingen te ondersteunen (www.e-spir.com). Daarnaast zijn case studies gedaan bij Shell, Lucent voor het beter voorspellen van de vraag naar onderdelen op basis van ontwerp reliability methoden alsmede door beter in te spelen op de belangrijkheid van de vraag. Ten aanzien van duurzaamheid in ketens sluit het project aan op eerder onderzoek gedaan in internationaal verband in het kader van het EU project RevLog en andere samenwerkingsverbanden. Bedoeling is om vanuit het project ook met vooraanstaande buitenlandse instellingen contact te hebben en, eventueel gezamenlijk met andere Transumo projecten, vooraanstaande wetenschappers of vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven uit te nodigen. Het onderzoek bouwt voort op de literatuur hieronder beschreven door in te gaan op nieuwe uitdagingen en mogelijkheden die voortspruiten uit het monitoren van informatie in closed loop
8 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
supply chains. Hierbij is gekozen voor een opdeling in producten, processen en klantrelaties, al moeten deze in samenhang worden bestudeerd (Van Nunen en Zuidwijk, 2004). Bijzondere aandacht zal daarbij worden besteed aan het managen van productretouren (Krikke et al., 2004). In de literatuur is er een rijke historie aan onderzoek op het gebied van onderhoudsmanagement (Gertsbakh, Waeyenberg en Pintelon [2002]) en spare part management (o.a. Sherbrooke [2004]). Het gebruik van monitoring informatie om onderhoudsconcepten te verbeteren en de daarop aansluitende servicelogistiek te optimaliseren staat echter nog in de kinderschoenen. Aan de Universiteit Twente zijn echter al enige eerste stappen gezet in de ontwikkeling van relevante modellen om onderhoud, management en reparatie van spare parts te integreren. In die zin sluit het onderzoek zeer goed aan bij recent en lopend onderzoek aan de Unversiteit Twente op het gebied van onderhoudsmanagement (van Dijkhuizen, 1999), service logistiek (Sleptchenko et al. [2002-2005]) en de integratie van onderhoud en spare part management (De Smidt-Destombes et al [2004-2005]). Daarnaast zijn er regelmatig samenwerkingsprojecten met het bedrijfsleven via afstudeerprojecten op het gebied van spare part management. Voorbeelden uit 2004/2005 zijn spare part management bij Railion, Akzo Zout, Thales en ECT. De ontwikkeling van product monitoring en het organiseren van productinformatie heeft in verschillende wetenschappelijke domeinen aandacht gekregen; zie bijvoorbeeld (Lee, 2003). Het perspectief op diensten om een product heen, zoals onderhoud en terugname, is daarbij verschoven van een noodzakelijk kwaad naar een basis voor samenwerking in ketens (Waeyenberg en Pintelon, 2002). De literatuur over retourlogistiek heeft aandacht gevraagd voor de waarde van hergebruik van energie, materialen, onderdelen en producten uit retouren; zie bijvoorbeeld de resultaten uit het Europese project RevLog (Dekker et al., 2004) en (Flapper et al., 2004), waarin de EUR een belangrijke rol speelde. De invloed van monitorinformatie omtrent producten en processen is bediscussieerd in bijdragen over automatische identificatie (McFarlane en Sheffi, 2003). De waarde van informatie en coördinatie in supply chains heeft veel aandacht gekregen; zie bijvoorbeeld (Tayur et al., 1998) en (De Kok et al., 2003). Onderzoek op het gebied van prognostische logistiek heeft de afgelopen jaren reeds aandacht gekregen aan de TU Delft (Lodewijks et al., 2004). Bovendien is er uitgebreid onderzoek gedaan naar het interdisciplinair ontwerpen en implementeren van innovatieve logistieke systemen met het doel deze daadwerkelijk aan geformuleerde eisen te laten voldoen (Veeke, 2003). Momenteel lopen verscheidene afstudeeronderzoeken om de voorwaarden voor integratie van RFID in de operatie proefondervindelijk te bepalen. Tenslotte vindt er promotie-onderzoek plaats op het gebied van knowledge-based expert-systems voor intelligente transportsystemen. De combinatie van al deze onderzoeken moet bijdragen aan de ontwikkeling van conceptuele en methodologische kennis om real-time monitoring te benutten voor een significante prestatieverbetering
4. Aanpak, beoogde resultaten en output in meetbare doelstelling Er zijn drie verschillende deelprojecten gedefinieerd binnen PILOT, ieder met een eigen aandachts- en toepassingsgebied. Deelproject 1 "Integratie en operationeel gebruik van RFID bij service en onderhoud van complexe sytemen" richt zich in eerste instantie vooral op de luchtvaart sector (KLM, Mieloo & Alexander, Airbus, Boeing, Rolls Royce) en heeft een meer technische operationele insteek. Deelproject 2 “Verbeteren voorraadbeheersing en operationele besturing van service logistiek" richt zich vooral op operationeel tactische aspecten binnen de service logistiek zowel bij zelfscheppende bedrijven (OEMs als ASML, Philips Medical Systems) alsook service verlenende bedrijven als (voestalpine Railpro, NedTrain Services, Stork PMT en Fokker Services). Deelproject 3 "Monitoren en coördineren van klantrelaties, producten en processen in duurzame maritieme ketens" richt zich in eerste instantie vooral op de strategisch / bedrijfseconomische aspecten in de maritieme sector. Deze indeling/aanpak is vooral gekozen om een snelle start te kunnen maken, gebruik makend van verschillende al lopende initiatieven. In de loop van het jaar zullen de projecten echter verder geïntegreerd worden, waardoor in elk deelproject aandacht besteed kan worden aan zowel het
9 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
strategische, tactische als het operationele. Vooralsnog worden echter de beoogde resultaten en output per deelproject geformuleerd. 4.1 Deelproject 1: Integratie en operationeel gebruik van RFID bij service en onderhoud van complexe systemen a. Doelstellingen van het project, aanpak en beoogde resultaten Het doel van deze casestudy is het bereiken van een substantiële verhoging van de productiviteit van het onderhoud in termen van kwaliteit, leverbetrouwbaarheid en (voorraad)kosten, en het verhogen van de operationele inzetbaarheid van het onderhouden systeem. Dit alles gebaseerd op de ontwikkeling en inrichting van een robuust RFID-systeem voor de tracking, tracing en monitoring van onderdelen en componenten. Tevens zal aandacht worden besteed aan de benodigde internationale wet- en regelgeving om het gebruik van RFID tijd kritische operaties mogelijk te maken. In het onderzoek participeren KLM (als onderhoudspartij én gebruiker) en Mieloo & Alexander, dat als intermediair voor producenten van systemen (o.a. Airbus, Boeing en Roll Royce) optreedt. Het onderzoek richt zich op ontwerp en haalbaarheid, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van RFID-technologie om tot een daadwerkelijke verbetering van het onderhoudssysteem te komen. Daarbij moeten de consequenties voor het technisch-logistieke systeem worden bepaald en richtlijnen worden geformuleerd voor de implementatie van de operationele besluitvorming. Daartoe moet een expert systeem worden geconstrueerd en gevuld, waarin historische, actuele en prognostische gegevens worden gecombineerd. Tijdens het project wordt gebruik gemaakt van een gesimuleerde bedrijfsuitvoering, waarmee tevens de toekomstige werkwijze en besluitvorming kunnen worden voorbereid en afgestemd (cockpit-simulatie). De aanpak van het project is als volgt: -
-
-
-
-
Ontwikkel in samenwerking met alle betrokken domeinen (techniek, organisatie, informatie, economie) structuurmodellen voor een juiste logistieke probleemstelling en gedragsmodellen voor een juiste weergave van de operatie. Ontwikkel een hard- en software platform, dat geschikt is voor een incrementeel ontwerp en een implementatievoorbereiding van het gemodelleerde systeem. Dit platform moet zowel hardware-in-the-loop ontwerp (RFID en middelen) als software-in-the-loop ontwerp (besturing) omvatten. Ontwikkel methodieken om de gegevens, verkregen vanuit de RFID-tags, te vertalen naar kennis over het systeem en betrouwbare voorspellingen te doen over het toekomstige gedrag ervan. Ontwerp een expert system dat gebruik maakt van door RFID verkregen data en een duidelijke verbetering van de operationele besluitvorming oplevert. Stel op basis van het ontworpen expert system, eisen en randvoorwaarden vast voor het benodigde typen van tags (actief, passief of gemengd), de benodigde codering en de plaatsen en tijdstippen, waarop de gegevens moeten worden geregistreerd. Ontwerp een scenario om tijdens de experimenteerfase het expert system te vullen. Ontwerp een scenario om de organisatie op de implementatie en het gebruik van RFID voor te bereiden en ervaring op te doen met het nieuwe systeem vóór daadwerkelijke invoering.
De verwachte resultaten zijn vierledig: 1.
Specificatie van de techniek en de gegevens welke d.m.v. RFID (kunnen) worden verkregen. De techniek omvat een specificatie van tags (actief, passief, gemengd) en de wijze van implementatie (in, op of bij de componenten en onderdelen). De gegevens omvatten codering, frequentie en plaats inclusief de benodigde betrouwbaarheid.
10 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
2. 3. 4.
Interdisciplinair structuur- en gedragsmodel van het onderhoudssysteem Specificatie van de operationele besluitvorming inclusief het daarbij gebruikte expert system Hard- en softwareplatform voor onderzoek van, experimenteren met en geleidelijke implementatie van het RFID systeem in de organisatie
People Service en onderhoud zijn in hoge mate bepalend voor de beleving van een systeem of product bij gebruikers en omgeving. Verstoringen in systemen leiden tot vertragingen. Verbetering van onderhoud leidt tot hogere beschikbaarheid, lagere storingsgevoeligheid en een hogere betrouwbaarheid en daardoor een hogere ‘klanttevredenheid’. Real-time monitoring opent mogelijkheden tot directe waarneming van de status van technische systemen, en daarmee eerder onderhoud. Dit levert een verbetering van de operationele kenmerken (bijvoorbeeld afname geluidshinder door tijdige waarneming van verstoringen). Planet Gebruikmakend van een verbeterde prognostiek en volledige kennis van de actuele situatie kunnen onnodige transportbewegingen als gevolg van ongelukkig geplaatste voorraden (bijv. reservedelen) worden voorkomen. Dit leidt in de gehele keten van vervoer tot een verlaging van de milieubelasting en een vermindering van energie- en brandstofverbruik. Het verbeterd inzicht in de status van een systeem (door real-time monitoring) leidt ook tot bijvoorbeeld een vermindering van roetuitstoot en een reductie van het brandstofverbruik. Profit Productiviteit wordt in dit verband geïnterpreteerd als de verhouding tussen opbrengsten en kosten (offers). De verhoging van de transportproductiviteit zal dan ook blijken uit : • •
verhoging van de opbrengsten door verhoging van de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van grootschalige transportsystemen door het vergroten van de flexibiliteit bij het inzetten van operationele middelen het creëren van mogelijkheden voor leveranciers van componenten van operationele systemen om hun product te differentiëren van andere leveranciers door het aanbieden van waarde toevoegende diensten (bijv. zelfstandig en tijdig vervangen ongeacht plaats en tijdstip).
• • •
verlaging van de kosten: door een verlaging van de operationele kosten een verlaging van de stilstand van productiemiddelen het verkleinen van wereldwijde voorraad van reserveonderdelen
•
-
Samengevat leidt een verbetering van onderhoud en service tot een aantal elkaar versterkende effecten: • • • •
verbetering van het bedrijfskundige transportresultaat verbetering van de klanttevredenheid vermindering van de milieubelasting mogelijkheden tot productdifferentiatie
Transitie De casestudy biedt unieke mogelijkheden om verschillende domeinen met elkaar te laten samenwerken en de uitwisseling met ander projecten en interessegebieden te bevorderen. Uitgaande van de huidige interesse in RFID en de daarmee gepaard gaande ontwikkelingen zijn er nog een aantal primaire vragen, die in dit project aan de orde komen:
11 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
-
RFID is in de industrie nog allesbehalve “proven technology”.
a. De waarneming vindt continu plaats, wanneer men binnen het bereik van een "reader" is, ook wanneer waarneming niet noodzakelijk is. b. Men neemt niet alles overàl waar, vooral niet in omgevingen waar sprake is van de aanwezigheid van metalen voorwerpen, die de "doordringing" en "reflectie" bepalen: c. De keuze tussen actieve en passieve tags is op voorhand niet direct duidelijk, maar beïnvloedt de kosten aanzienlijk. Systemen waarin beide types tags voorkomen zijn nog onbekend. d. Welke gegevens een tag moet bevatten, is, behalve een identiteitscode, op voorhand niet duidelijk. -
-
-
-
-
Toepassing van RFID vereist een heroverweging van de huidige procesgang. “Wanneer wil ik wat weten met welke betrouwbaarheid?”. Het antwoord op deze vraag kan de huidige procesgang bij implementatie van RFID-technologie drastisch beïnvloeden. Het is de bedoeling om de operationele besluitvorming te verbeteren en een gangbaar middel daartoe is de invoering van een expert system. De vulling van een expert system is echter tijdrovend. Een operationeel systeem waarin RFID geïntegreerd wordt toegepast, is een complex semi-geautomatiseerd logistiek systeem. Dat betekent, dat de implementatie- en opstartfase kritisch zullen zijn met het oog op de return on investment na ingebruikname. Bij voorkeur moet het in één keer goed zijn, zowel wat eisen als realisatie betreft. Bij het ontwerp zijn domeinen als Techniek (RFID zelf), Informatie (verzamelen, opslaan en weergeven van gegegevens) en Organisatie (het werken met de techniek en de informatie) betrokken. Bij voorkeur worden alle domeinen direct vanaf het allereerste begin bij het ontwerp betrokken. Dit vereist een interdisciplinaire aanpak. Naast het “volgen” van individuele onderdelen is voor de bedrijfsuitvoering het volgen van geaggregeerde elementen vaak voldoende. Bijvoorbeeld bij vliegtuigonderhoud zijn er verschillende componentfasen (vliegtuig, component, onderdeel) en verschillende afhandelingwijzen (reparatiedelen, mutatiedelen, ruilartikelen en aanmaakdelen) die tracking en tracing op verschillende niveaus vereisen.
Uit het voorgaande blijkt dat de onderzoeksvragen de inbreng vanuit verschillende domeinen noodzakelijk maakt en een interdisciplinaire aanpak vereist. De directe betrokkenheid van alle domeinen is een voorwaarde om tot een direct succesvolle implementatie te komen. De gangbare ontwerpmethodieken kiezen een domeingerichte aanpak als uitgangspunt, waardoor vaak het totale resultaat niet aan de eisen voldoet of er nog lange tijd na ingebruikname nodig is om het systeem op het vereiste niveau te brengen. Bij dit onderzoek wordt echter een interdisciplinaire aanpak gekozen om tot een goede (en zeer gedetailleerde) probleemstelling voor structuur en gedrag van het te ontwikkelen systeem te komen, waardoor de afzonderlijke domeinen een integreerbare en controleerbare oplossing kunnen opleveren. Door het innovatieve karakter van RFID en het gebruik van prognostiek moet de vraagstelling tenslotte op verschillende niveaus worden geformuleerd: -
strategisch/tactisch: willen we RFID eigenlijk wel? En zo ja, wat is dan de beste manier om het te gebruiken, zowel technisch als economisch? tactisch/operationeel: kunnen we RFID op de gewenste manier gebruiken? En zo ja, hoe moet het dan worden geïmplementeerd en hoe moet de operationele organisatie er dan uitzien? Zo nee, hoe kan die functionaliteit dan ontwikkeld worden (innovatie)?
Het project zal daardoor intensieve interactie tussen “wat” en “hoe” nodig hebben. Op strategisch niveau moeten juiste doelstellingen worden geformuleerd, zowel voor het technische als
12 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
economische aspect. Op tactisch niveau moet worden bepaald welke middelen daartoe precies nodig zijn en hoe die het beste kunnen worden ingezet. Ook die vraagstelling kent een technisch en economisch karakter. Het operationele niveau tenslotte realiseert de geformuleerde doelstellingen en werkwijzen. De strategisch/tactische vraagstelling wordt voornamelijk gebaseerd op middellange (geïdealiseerde en statistische) beeldvorming, die juist door een verbeterde prognostiek de richtlijnen en vrijheidsgraden op het operationele vlak beter moet kunnen bepalen. De tactisch/operationele vraagstelling richt zich voornamelijk op enkelvoudige situatiegebonden verschijnselen en legt sterke nadruk op het technische en informatie aspect. Op het tactisch niveau ontmoeten beide benaderingen elkaar in een confrontatie - en afstemmingsoverleg om de haalbaarheid van de geformuleerde wensen te toetsen. b. Versterking van de tripartiete kennisinfrastructuur op mobiliteitsgebied Quality Het wetenschappelijk werk zal niet alleen verslag doen van de resultaten van het onderzoek, maar ook van de methoden die zijn toegepast. Vernieuwingen zullen niet louter bestaan uit het toepassen van bestaande methoden in een nieuwe context, maar er zullen juist ook nieuwe methoden worden ontwikkeld. Toetsing dat aan deze eisen wordt voldaan vindt met name plaats door publicaties in tijdschriften die onderworpen zijn aan peer review. Productivity De opgeleverde deliverables zoals methoden en rapportages worden gaande het project in workshops, waarbij verschillende kennisinstellingen en bedrijven aanwezig zijn, besproken, zodat ervaringen en inzichten kunnen worden uitgewisseld. Hierdoor kunnen bedrijven bijvoorbeeld van geconstateerde "best practices" leren en kunnen de kennisinstellingen voordeel hebben van de aanwezige complementaire expertise. Het case overschrijdend onderzoek zal in dit verband een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Viability Het beschreven onderzoek is nauw afgestemd met de betrokken bedrijven en weerspiegelt voornemens van deze bedrijven om daadwerkelijk met de verworven kennis aan de slag te gaan. Afhankelijk van het succes van de gedane verkenningen zullen de onderzoeksresultaten worden omgezet in concrete pilots bij de betrokken bedrijven, waarbij in overleg met de betrokken bedrijven adviseurs kunnen worden betrokken. Legitamicy Het project biedt een ideaal platform voor de betrokken kennisinstellingen en bedrijven om nieuwe kennis op het gebied van duurzame logistieke ketens te ontwikkelen en deze kennis om te zetten in concrete toepassingen. c. Bijdrage aan de doelstellingen van het betreffende cluster Het project geeft expliciet aandacht aan de ontwikkeling van duurzame ketens, waarbij de aspecten klantrelaties, producten en processen worden uitgelicht. In het bijzonder wordt de waarde van het gebruik van ICT onderzocht en wordt beschouwd hoe drijfveren van de ketenpartijen kunnen worden gecoördineerd.
d.
Realisatie projectdoelstellingen ultimo 2005
Zie 5.1. 4.2 Deelproject 2 Verbeteren voorraadbeheersing en operationele besturing van service logistiek a. Doelstellingen van het project, aanpak en beoogde resultaten Doelstelling van het project liggen enerzijds op het gebied van het formuleren van service contracten en anderzijds op de operationele sturing. Bij het eerste moet gedacht worden aan
13 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
manieren waarop kosten gealloceerd worden tussen diverse spelers in het geheel, alsook hoe service performance wordt gemeten. Doelstelling is daarbij zo dat de kontrakten zo worden geformuleerd dat daarmee voor alle partijen tesamen de kosten geminimaliseerd worden, waarbij de maatschappelijke voor- en nadelen daarbij geincorporeerd worden.Qua operationele sturing moet gedacht worden aan het ontwikkelen van methoden en prototype software, alsmede het uitvoeren van praktijk demonstratie cases op het gebied van: - Coördinatie van voorraadbeheer en transportmanagement: tot nu toe worden bijbestellingen onafhankelijk van elkaar gedaan. Een betere afstemming van leveringen van een leverancier kan het aantal transporten verkleinen. - Coördinatie tussen preventief onderhoud en voorraadbeheer: preventief onderhoud zorgt vaak voor pieken in het gebruik van onderdelen. Aangezien preventief onderhoud in principe gepland wordt, zou deze plan informatie gebruikt kunnen worden om de leveringen van onderdelen daarop af te stemmen, alsook dat de voorraadhoogtes erop afgestemd worden. Wederom zal er geprobeerd worden te consolideren. Dit gebeurt nauwelijks in de praktijk, door gebrek aan informatie en onvoldoende inzicht in wanneer afstemming nu economisch zinvol is. Dit gebied heeft een overlap met deelproject 1. - Voorspellen van de vraag naar onderdelen alsook in samewerken met asset management: voorraadsystemen werken veelal met vraagvoorspellingen gebaseerd op het verleden. Een afstemming met de toekomstige plannen omtrent gebruik / inzet van system ontbreekt daarbij. Tevens levert verminderde beschikbaarheid van onderdelen bij leveranciers additionele problemen. Methoden moeten ontwikkeld worden die deze informatie omzet in de huidige voorraadbesturing. - Betere afstemming tussen voorraadafgifte en vraag criticality: momenteel wordt bij afgifte van onderdelen nauwelijks gekeken naar de directe belangrijkheid voor het gebruik. Een groot deel van de vraag is niet tijdskritisch en dat betekent dat het met veel langzamere transport modes of vanuit centraler gelegen voorraadpunten verzorgd kan worden. De vraag is echter hoe groot die verschillen in belangrijkheid moeten zijn om differentiatie in uitlevering toe te passen en hoe die dan praktisch vorm gegeven moet worden. De verwachte resultaten zijn daarbij de volgende: 1. Inzichten hoe performance eisen in service contracten moeten worden opgesteld. 2. Prototype software waarmee een betere operationele sturing behaald kan worden. 3. Inzichten in wanneer welk type sturing het beste is en hoeveel een bepaald type sturing kan opleveren. 4. Inzichten in welk type service logistiek het beste is voor welke product / markt combinatie. Deze resultaten kunnen enerzijds door probleem eigenaren gebruikt worden, anderzijds door consultants en logistieke dienstverleners. De prototype software kan daarnaast gebruikt worden als basis voor het ontwikkelen van zowel bedrijfsspecifieke applicaties als van generieke software. Kontakten met consultants (Districon BV) alsmede software ontwikkelaars (Ortec Consultants BV, MCA consultants) en logistieke dienstverleners (TNT Logistics) zijn daarbij al ruim aanwezig. Profit Een veelgebruikte yardstick is dat 2% tot 3% van een investering wordt gebruikt voor de aanschaf van reservedelen. Onderdelen liggen daarnaast ook als handelsvoorraad bij leveranciers en groothandel. Een bedrijf als ProRail heeft daarbij voor meer dan 10 miljoen aan voorraden. De totaal aan reservedelen voorraden kan voor Nederland in de miljarden worden geschat. Tegelijkertijd is er een grote mate van veroudering: het is niet ongewoon dat 5% tot 15% van de voorraad per jaar afgevoerd moet worden omdat het niet meer nodig is en in het verleden ten onrechte op voorraad is gelegd. Een betere sturing kan vaak de voorraden met 20% verminderen. Het zal duidelijk zijn dat de voorraadkosten minstens met tientallen miljoenen verminderd kan worden. Ondanks de grote aantallen reservedelen vinden er toch nog veel spoedleveringen plaats om de voorraad snel aan te vullen. Door een betere sturing kan dit aantal verminderd worden of
14 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
meer efficient worden uitgevoerd. Tegelijkertijd kan er meer de juiste voorraad aangehouden worden. Nog niet lang geleden was een stuk spoor bij Alphen aan de Rijn lang uit bedrijf omdat een bepaald type wissel die vervangen moest worden, niet voorradig was. Dit incident leidde zelfs tot kamervragen en de oprichting van een Railstockforum waarin samengewerkt gaat worden tussen de diverse partijen in de spoorsector om tot een betere voorraadbeheersing te komen. De klacht van bijvoorbeeld RailPro was dat er te weinig kennis is in de keten over goede voorraadbeheersing. Planet Zoals al eerder gezegd zal dit deelproject leiden tot minder spoedleveringen (en dus tot efficientere transporten) en minder overtolligheid van reservedelen, dus tot minder afval. People Zoals al eerder gezegd zal een betere voorraadbeheersing en service logistiek leiden tot een verkorting van stilstandtijd van systemen dat op velerlei vlak spoorwegen, energie sector, luchtvaartsector, procesindustrie zijn effect kan hebben. De huidige mens stelt steeds hogere eisen aan beschikbaarheid van cruciale verzieningen en er komen ook meer gevallen waarin direct betaald moet worden voor non-performance (spoorwegen, elektriciteitsleverantie). Transitie Er is al lang onderzoek geweest naar wiskundige modellen voor voorraadbeheersing. Veel artikelen zijn echter een voortborduring op basisideeën en een goede empirische onderbouwing ontbreekt. De toepassing van al dit werk staat echter nog in de kinderschoenen, doordat niet duidelijk is waar welke methoden toegepast kunnen worden (case studies zijn erg schaars), data schaars was of niet betrouwbaar en goede decision support systemen ontbreken. Ook was er niet altijd aandacht bij bedrijven voor deze sector. Sinds een paar jaar is daarin een kentering te ontdekken. Service logistiek als geheel wordt belangrijker en krijgt ook steeds meer aandacht. Een bedrijf als Philips bijvoorbeeld gaat zich steeds meer richten op de medische sector waar service een belangrijke rol speelt en er veel hogere winstmarges te halen zijn. Anderzijds zijn ERP systemen nu wijdverbreid, waardoor de datanauwkeurigheid veel groter is geworden, ondanks dat zulke systemen (als marktleider SAP R/3) achterlopen qua voorraadsturing. Decision support systemen als MCA Solutions, Xelus, Slim4 zijn daarom in opkomst en kunnen bovenop de ERP systemen voor ondersteuning zorgen. Tenslotte hebben voortuitgang in warehouse technologie geleid tot een veel grotere voorraadnauwkeurigheid zodat het zin heeft om te gaan optimaliseren. Het ontbreekt in veel bedrijven echter nog wel aan goede kennis. Dit betreft dan vooral de operationalisatie en aanpassing van de wetenschappelijke kennis, waar nauwelijks boeken over bestaan (in bestaande literatuur wordt altijd van ideaal situaties omgegaan en het iso onduidelijk hoe methoden gebruikt moeten worden in complexe omgevingen. Ook moet er in het bedrijfsleven een upgrading van banen geschieden. Waar vroeger een mbo’er zo’n 5000 onderdelen kon managen, kan tegenwoordig een hbo’er met een decision support systeem zo 20.000 verschillende onderdelen veel beter managen. Het success van door bedrijven opgezette fora als het SLF service logistics forum (www.servicelogisticsforum) en het Inventory Management Competence Center (www.imcc.nl) toont echter de grote behoefte aan kennis in het bedrijfsleven aan. De indieners spelen al geruime tijd een vooraanstaande rol in die fora en zullen die ook gebruiken voor verspreiding van de kennis. De beschrijvingen van de case studies zullen daarbij een belangrijke rol spelen. b. Versterking van de tripartiete kennisinfrastructuur op mobiliteitsgebied Dit project beoogt de kennis op het gebied van service logistiek te verbeteren, wat zowel tengoede komt aan de service verlener als service ontvanger. De problematiek bij voestalpine Railpro, Fokker Services, Stork PMT en NedTrain hebben zowel unieke als algemene elementen. De kennis daarbij opgedaan zal vergeleken worden met die in andere bedrijfsprojecten. c.
Bijdrage aan de doelstellingen van het betreffende cluster
15 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Het project beoogt betere stuur mogelijkheden en kontrakt vormen te creeren waarmee zowel een beter service geleverd wordt, alsook het aantal transporten beperkt kan worden c.q. meer efficient uitgevoerd kunnen worden. d. Realisatie projectdoelstellingen ultimo 2005 In 2005 zal bij Fokker Services, voestalpine Railpro , Stork PMT en NedTrain pilot onderzoek uitgevoerd worden naar: idenficatie alsmede beschrijving van praktijk uitvoering voorraadstrategieen (voorraadhoogtes, uitleveringswijzes (transportmodes) alsmede bijbestelling) identificatie van kontrakten alsmede praktijkbeschrijving van omgang daarmee Vervolgens zullen kosten, risico’s en historische vraaggegevens in kaart gebracht worden, opgeschoond en klaar gemaakt voor computerexperimentatie. Daarnaast zal in kaart gebracht worden wat er bekend is aan asset management bij ProRail, Stork PMT, NedTrain en Fokker
Services. Voorts zal er voor een aantal kontraktopties een onderzoek gedaan worden: hoe moeten de kosten van voorraadhouden verdeeld worden tussen voorraadhouder, onderhouder (gebruiker) en asset eigenaar. Tenslotte zal gekeken worden voor een deel van de onderdelen of afstemming tussen preventief onderhoud en voorraadheersing zinvol is en hoe deze kan gebeuren. Hier volgt een nadere uitleg over de betrokken bedrijven en hun insteek met betrekking tot de genoemde onderzoeksdoelen. Railpro is een voorraadhoudend en dienstverlenend bedrijf voor spoorwegonderhoud. Het houdt voorraden spoormaterieel (o.a. in Hilversum) voor de procesaannemers die op hun beurt zowel correctief als preventief onderhoud uitvoeren aan de railinfrastructuur voor ProRail. Ook levert ze ten behoeve van de railnieuwbouw. Daarnaast zorgt ze ook voor vervoer van het spoormaterieel, daar dit vaak speciaal transportmiddelen benodigt. In het verleden had Railpro een monopolie positie in Nederland. Tegenwoordig is de markt vrij. Railpro neemt daarbij een unieke positie in door haar ervaring en kennis. Het markgericht opereren levert echter problemen op omdat de kosten van het voorraadhouden afgewogen moet worden tegen de opbrengsten. Direct toepassen van bedrijfseconomische principes leidt er echter toe dat de voorraden van langzaamlopers worden afgebouwd, wat echter behoorlijke vertragende consequenties voor reparaties kan hebben. Daarnaast ontbreekt het Railpro aan informatie over wat de toekomstige behoefte aan materieel is. Kortom, Railpro, de procesaannemers en ProRail hebben een sterke behoefte aan een meer onderbouwde economische beheersing van de reserve materiaal voorraden. NedTrain is een onderdeel van de NS groep en houdt zich bezig met het onderhoud en instandhouding van het rollend materieel. NedTrain Services zorgt daarbij voor de materiaalvoorziening naar de werkplaatsen en storingsdiensten. Probleem hierbij is dat storingen aan treinen over het hele land kunnen plaatsvinden en dat die storingen zo snel mogelijk verholpen moeten worden. Grotere storingen alsmede preventief onderhoud en revisies geschiedt daarintegen in de werkplaatsen, die ook een korte doorlooptijd moeten garanderen. Beschikbaarheid van reservedelen is wederom belangrijk, maar lastig door een moeilijk voorspelbare vraag. Fokker Services is een onderdeel van de Stork groep en houdt zicht bezig met onderhoud en instandhouding van vooral de Fokker 50, 60, 70 en 100 series alsmede met ook wat andere types. Fokker Services onderhoudt een pool van belangrijke reservedelen voor klanten. Beschikbaarheid van vliegtuigen is essentieel in de luchtvaartindustrie aangezien AOG (aircraft on ground) tot zeer grote kosten kan leiden. Stork PMT is leverancier van slachterijmachines. Het levert over de gehele wereld en heeft voor haar service een eigen netwerk opgericht met distributie centra. Dit netwerk levert vooral aan de
16 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
onderhoudsdiensten van de bedrijven die de slachterijmachines van Stork gekocht hebben. Dit betreft zowel aanvullings- als emergency bestellingen. Stilstandtijd van de machines is weer erg kostbaar. Qua materialen zijn er zowel verbruiksonderdelen met een planbare slijtage, alsook onderdelen met een moeilijk voorspelbaar gedrag. Install base management speelt ook hier een rol. Overige bedrijven waarbij de ontwikkelde resultaten getoetst worden, maar die geen officiele Transumo partner zijn: ASML, Philips Medical Systems en Thales.
4.3 Deelproject 3: Monitoren en coördineren van klantrelaties, producten en processen in duurzame maritieme ketens De uitvoering van een aantal cases bij bedrijven zal gepaard gaan met ondersteunend wetenschappelijk onderzoek. In het eerste jaar zal gewerkt worden met de bedrijven: IHC Holland NV, Croon Elektrotechniek, Bluewater, en Contell Asset Support, en andere bedrijven die via de genoemde bedrijven bij het project worden betrokken. De bedrijven werken met technische installaties die worden ingezet bij industriële (maritieme) processen. a. Doelstellingen van het project, aanpak en beoogde resultaten Doelstelling van het project omvat de ontwikkeling van nieuwe conceptuele modellen en methoden en toepassing ervan in bedrijfscases. In het bijzonder zal het onderzoek een uitspraak doen over uitdagingen en mogelijkheden voor de Nederlandse industrie met betrekking tot de ontwikkeling van duurzame ketens, waarbij het monitoren van producten, processen en klantrelaties een belangrijke rol speelt. De voornaamste inhoudelijke onderzoeksdoelen luiden: 1. Methoden ontwikkelen en toepassen in cases waarmee de waarde van het monitoren van producten, processen en klantrelaties kan worden bepaald aan de hand van prestatieverbeteringen in de keten als logistieke kostenverlagingen en verbetering dienstverlening. 2. Methoden ontwikkelen en toepassen in cases waarmee ketens kunnen worden gecoördineerd in de zin van het op één lijn brengen van drijfveren van ketenpartners op het gebied van informatie delen en het verdelen van kosten en baten. De bijdragen aan de elementen People, Planet, Profit luiden: People Een onderhoudssysteem dat falen voor kan zijn en dat gebruikt wordt bij industriële processen zal door de verhoogde veiligheid een positieve maatschappelijke invloed hebben. De directe klant die de industriële processen beheert zal kunnen rekenen op een verbeterde dienstverlening. Planet Gebruikmakend van een verbeterde prognostiek en volledige kennis van de actuele situatie kan onnodig transport als gevolg van onjuist gepositioneerde voorraad van bijvoorbeeld reserveonderdelen worden voorkomen. Lagere voorraden van reserveonderdelen of hergebruik van bestaande onderdelen leidt tot efficiënter gebruik van grondstoffen en een verminderde belasting van het milieu. Profit Door verbeterde dienstverlening zal de klant zijn installed base beter kunnen benutten. De resulterende verhoogde productiviteit vertegenwoordigt de waarde van de verbeterde dienstverlening. Anderzijds zal de dienstverlening tegen lagere operationele kosten kunnen worden aangeboden. Beide factoren bepalen de toegevoegde waarde van het monitoren van
17 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
producten, processen en klantrelaties. Leveranciers van producten en diensten kunnen door de verbeterde dienstverlening zich onderscheiden in de markt. Op welke wijze het spanningsveld tussen enerzijds het optimaal bedienen van de klant en anderzijds het efficiënt gebruik van het toeleverend logistiek (transport)systeem kan worden verminderd door het gebruik van monitorinformatie en het coördineren van drijfveren in de keten vormt de belangrijkste onderzoeksvraagstelling. Samengevat leidt een verbetering van de dienstverlening tot een aantal elkaar versterkende effecten: - verhoging van de toegevoegde waarde van de dienstverlening - verbetering van de klanttevredenheid - vermindering van de milieubelasting - mogelijkheden tot differentiatie in producten en diensten Transitiekennis Het onderzoek streeft naar het (kwantitatief) bepalen van de voordelen van monitoring en coördinatie. Het realiseren van dergelijke voordelen in de praktijk vergt aandacht voor vragen in diverse domeinen. In het strategisch domein dient vastgesteld te worden welke voordelen dienen te worden bereikten moet worden nagegaan welke veranderingen organisaties en samenwerkingsvormen moeten ondergaan om deze voordelen te realiseren. In het bijzonder dient vastgesteld te worden of de geraamde voordelen opwegen tegen de kosten van bijvoorbeeld investeringen en veranderingen. In het tactisch domein dient bekeken te worden hoe planningsmethodieken gebruik kunnen maken van data, informatie en kennis om te komen tot kostenvoordelen en verbeteringen van dienstverlening. In het technisch domein bevindt zich de vraagstelling op welke wijze monitoring data moet worden vergaard en geanalyseerd om relevante informatie en kennis voort te brengen. Kort samengevat kan worden gesteld dat de organisaties in de ketens klaar moeten zijn voor het gebruik van logistieke prognostiek om daar vervolgens de vruchten van te kunnen plukken. In de casestudies zelf zal hier dan ook aandacht aan worden besteed. Om de transitie van kennis van kennisinstellingen naar het bedrijfsleven en overheden te bevorderen zullen twee typen van activiteiten worden ondernomen naast het uitvoeren van casestudies bij de bedrijven. Ten eerste zullen workshops worden georganiseerd waar bedrijven in het kader van het gedane onderzoek ervaringen kunnen uitwisselen. Ten tweede zal onderzoek gedaan worden naar de factoren die bepalend zijn voor de onderzoeksuitkomsten en door deze in breder verband te beschouwen, met name voor de Nederlandse industrie in het algemeen, zal het onderzoek ook resultaten opleveren die voor de BV Nederland relevant zijn. Hier volgt een nadere uitleg over de betrokken bedrijven en hun insteek met betrekking tot de genoemde onderzoeksdoelen. Croon Elektrotechniek, onderdeel van Croon TBI Techniek, is een elektrotechnisch dienstverlener die elektrotechnische installaties in gebouwen, schepen, industriële complexen, etc. bouwt en onderhoudt. In haar streven naar duurzame producten en diensten, heeft Croon reeds kennis en ervaring opgedaan op het gebied van onderhoudsdiensten met gebruik van monitoring en failure detection systemen. Om tot duurzame producten en diensten te kunnen komen is het belangrijk om tot een match te komen tussen wat de klant vraagt en verwacht en wat de perceptie is van wat geleverd is. Hierbij is het van belang dat de keten op een integrale wijze naar de levering van producten en diensten kijkt. Het zal hier gaan om de ontwikkeling van geavanceerde onderhouds- en reparatiediensten voor elektrotechnische installaties, waarbij monitoring informatie wordt gebruikt.
18 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
IHC Holland NV ontwerpt, bouwt en levert kapitaalgoederen voor de baggerindustrie en de funderingsindustrie. Diensten omvatten levering van reserveonderdelen en hergebruik van gereedschappen aan het eind van hun economische of technische levenscyclus. IHC Holland Parts & Services verrichten after-sales services en levering van reserveonderdelen aan de baggervloot. Door onderhoudsdiensten waar te nemen voor de klant en door het toepassen van het lifetime support concept, vormen diensten een groeiend onderdeel van wat IHC te beiden heeft aan klanten. IHC is geïnteresseerd in het ontwikkelen van geavanceerde diensten aan hun klanten, waarbij het delen van informatie een belangrijke rol speelt. Bluewater richt zich op het ontwerp, ontwikkeling, lease en operatie van productie en opslagsystemen met gebruik van olietankers. Op dit moment bezit en opereert Bluewater vijf Floating Production Storage and Offloading Systems (FPSOs), en ontwerpt en levert zij diverse verankeringsystemen. De toegevoegde waarde van het gebruik van monitorinformatie lijkt in eerste instantie niet te zitten in onderhoud gedurende operatie. De belangstelling van Bluewater voor het gebruik van monitorinformatie gaat in eerste instantie niet uit naar mogelijke voordelen voor onderhoudsoperaties. Informatie over het gebruik door de klant van de installaties verkregen uit monitorinformatie zal bij beëindiging van het project van grote waarde kunnen zijn voor het hergebruik van de installatie in een nieuw project. Contell Asset Support streeft ernaar de kwaliteit van industriële bedrijfsprocessen te waarborgen en de levensduur te verlengen door deskundige en bewuste toepassingen als reparatie, onderhoud en parts logistiek. Contell biedt beschikbaarheid, door hoogwaardige reparatie- en kalibratiediensten, efficiënt voorraadbeheer en optimale service. Op deze manier kan de klant zich richten op de core business en hoeft zij zich geen zorgen te maken over verder bijkomende randactiviteiten. Het gebruik van monitoring data om de dienstverlening te verbeteren (uptime) and de logistieke kosten (voorraad en transport) te verlagen staat in de casus centraal, met name voor producten uit de installed base die kritiek zijn voor het proces van de klant. Belangrijke vraag betreft het vertalen van sensordata naar een pro-actieve dienstverlening waarbij zowel technische als economische aspecten worden meegenomen. Een deel van het onderzoek behelst een inventarisering van de huidige stand van zaken op het gebied van dataverwerving voor geïnstalleerde producten, gebruik hiervan voor aansturing van logistieke processen en toekomstige mogelijkheden, binnen een te selecteren groep bedrijven. De onderzoeksmethode hiervoor is vergelijkend case onderzoek of een enquête. b.
Versterking van de tripartiete kennisinfrastructuur op mobiliteitsgebied
Quality Het wetenschappelijk werk zal niet alleen verslag doen van de resultaten van het onderzoek, maar ook van de methoden die zijn toegepast. Vernieuwingen zullen niet louter bestaan uit het toepassen van bestaande methoden in een nieuwe context, maar er zullen juist ook nieuwe methoden worden ontwikkeld. Toetsing dat aan deze eisen wordt voldaan vindt met name plaats door publicaties in tijdschriften die onderworpen zijn aan peer review. Productivity De opgeleverde deliverables zoals methoden en rapportages worden gaande het project in workshops, waarbij verschillende kennisinstellingen en bedrijven aanwezig zijn, besproken, zodat ervaringen en inzichten kunnen worden uitgewisseld. Hierdoor kunnen bedrijven bijvoorbeeld van geconstateerde "best practices" leren en kunnen de kennisinstellingen voordeel hebben van de aanwezige complementaire expertise. Het case overschrijdend onderzoek zal in dit verband een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Viability Het beschreven onderzoek is nauw afgestemd met de betrokken bedrijven en weerspiegelt voornemens van deze bedrijven om daadwerkelijk met de verworven kennis aan de slag te gaan.
19 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Afhankelijk van het succes van de gedane verkenningen zullen de onderzoeksresultaten worden omgezet in concrete pilots bij de betrokken bedrijven, waarbij in overleg met de betrokken bedrijven adviseurs kunnen worden betrokken. Legitamicy Het project biedt een ideaal platform voor de betrokken kennisinstellingen en bedrijven om nieuwe kennis op het gebied van duurzame logistieke ketens te ontwikkelen en deze kennis om te zetten in concrete toepassingen. c. Bijdrage aan de doelstellingen van het betreffende cluster Het project geeft expliciet aandacht aan de ontwikkeling van duurzame ketens, waarbij de aspecten klantrelaties, producten en processen worden uitgelicht. In het bijzonder wordt de waarde van het gebruik van ICT onderzocht en wordt beschouwd hoe drijfveren van de ketenpartijen kunnen worden gecoördineerd. d.
Realisatie projectdoelstellingen ultimo 2005
Ultimo 2005 zal binnen het project 6 maanden verstreken zijn. De doelstellingen die dan zijn gerealiseerd zijn terug te vinden in paragraaf 5.3.
5.
Planning en fasering
5.1 Deelproject 1: Integratie en operationeel gebruik van RFID bij service en onderhoud van complexe systemen Uitdagingen: 1. Specificatie probleemstelling bij complexe systemen (in de luchtvaart, grote technische installaties e.d.). Zowel bij productie, gebruikers en onderhoud. 2. Beschrijf nieuwe ontwerpmethoden, die de principes van prognostische logistiek ondersteunt 3. Ontwikkel de specificaties voor technische innovaties, die volgen uit de conceptuele ontwerpen van een prognostiesch logistiek systeem
De aanpak van het project is als volgt: • ontwerp conceptuele modellen, die de huidige gang van zaken in beeld brengen • Geef aan hoe deze concepten worden beïnvloed door prognostische logistiek en waar “intelligente besturing” kan worden ondergebracht • Geef oplossingsrichtingen aan, vul deze concreet in voor de betrokken bedrijven en onderbouw deze met kwalitatieve en kwantitatieve modellen. • Ontwikkel nieuwe ontwerpmethoden, waarin van de technische mogelijkheden gebruik wordt gemaakt en die leiden tot een substantiële verhoging van de productiviteit • Pas de ontwerpmethodieken toe op concrete cases binnen het bedrijfsleven en leid daaruit kennis af over implementatie en inbedrijfstelling. • Leid generieke adviezen voor het gebruik van nieuwe technologie af, die in breed industrieel verband toepasbaar zijn.
Gedurende 2004 zullen een aantal activiteiten van start gaan, zowel aan onderhouds- als productiekant. De activiteiten vinden plaats in het kader van concrete casestudies en generaliserend ontwerp. De volgende activiteiten ontplooid:
20 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Maand 1: kick-off en commitment Maand 2-5: Inventarisatie en specificatie probleemstelling Case-specifieke modelbouw Principe-oplossingen Inventarisatie aanwezige kennis (state-of-the-art) Maand 6: Tussenrapportage richting bedrijven Rapportage State-of-the art Maand 7-12 Formulering generieke probleemstelling met betrekking tot systeem en ontwerp specificatie Uitwerking deeloplossingen d.m.v. kwalitatieve en kwantitatieve modelbouw om juistheid en haalbaarheid te toetsen Ontwikkelen RFID lab voor onderzoek Tussenrapportage met bevindingen en definitieve probleemstelling. Maand 13-18 - Maand 13: Workshop (evaluatie eindresultaten individuele cases, uitwisselen ervaringen) - Vervolg onderzoek naar mogelijke verbreding (verschillende toepassingen/modaliteiten) - Operationaliseren RFID lab - Maand 18: Rapport
5.2 Deelproject 2 Verbeteren voorraadbeheersing en operationele besturing van service logistiek Dit project kent de volgende uitdagingen: • beschrijving van de probleemstellingen bij de betrokken bedrijven en vergelijking daarvan met die van andere bedrijven waar reeds onderzoek is uitgevoerd (Shell en BosKalis). Identificatie van generieke en specifieke omstandigheden. • Ontwikkeling en analyse van nieuwe modellen waarmee zowel kontraktopties bestudeerd kunnen worden alsook operationele besturing • Verkrijging, opschoning en analyse van data omtrent verbruik van onderdelen alsook de bijbehorende transporten. • Onderzoeken welke nieuwe opties het meest economisch zijn voor bedrijven door het doen van diverse pilots. Deze aspecten staan centraal in het onderzoek. Per bedrijf worden daarom de volgende activiteiten ontplooid: Maand 1-5 - State-of-the-art. - Maand 1: Workshop (kick-off, focus, commitment) - Inventarisatie casus en specificatie probleemstelling alsmede probleemomgeving - Inventarisatie en analyse van verbuiks en vervoersdata - Beschrijving en beheer van de install base. - Maand 4: Tussenrapportage (tussenresultaten) - Bepaling en beschrijving van mogelijke nieuwe methoden en kontraktvormen - Maand 5: Workshop (evaluatie tussenresultaten, plan van aanpak vervolg) Verwachte resultaten zijn een gedegen casus onderzoek en mogelijke oplossingsrichtingen.
21 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Maand 6-12 - Ontwikkeling en implementatie van methoden en oplossingsrichtingen bij een of meerdere bedrijven - Maand 12: Rapport Maand 13-18 - Maand 13: Workshop (evaluatie eindresultaten individuele cases, uitwisselen ervaringen) - Vervolg onderzoek verbreding operationele besturing - Ontwikkeling beslissingsondersteuning vanuit oplossingsrichtingen - Maand 18: Rapport De belangrijkste resultaten bevatten oplossingsrichtingen en toepassing daarvan in de casus. Het case overschrijdend onderzoek levert na 12 maanden een eindrapportage op waarin "best practices", gemeenschappelijke factoren en verschillen worden uitgelicht. De case bij de bedrijven wordt dan vergeleken met inzichten verkregen bij andere bedrijven. 5.3 Deelproject 3 Monitoren en coördineren van klantrelaties, producten en processen in duurzame maritieme ketens Het project stelt de betrokkenen voor de volgende uitdagingen: - De specifieke probleemstellingen bij de bedrijven en de beschikbare kennis en kunde bij de kennisinstellingen moeten nader bij elkaar worden gebracht. - Er dienen nieuwe kennis en methoden ontwikkeld te worden die resulteren in (wetenschappelijke) output bij de betrokken kennisinstellingen en waarvan de toepassingen van waarde zijn voor de betrokken bedrijven. - De relevantie voor de Nederlandse maatschappij van de ontwikkelde kennis en methoden dient kenbaar gemaakt te worden. Gegeven deze uitdagingen is de aanpak van het project is als volgt: - Het in kaart brengen van de specifieke situatie bij de betrokken bedrijven in het kader van de geschetste problematiek. - Het verder in kaart brengen en toespitsen van benodigde kennis en methoden die reeds beschikbaar zijn. - Het werken aan oplossingsrichtingen met de betrokken bedrijven waarbij kwantitatieve en kwalitatieve methoden zullen worden gebruikt (bijvoorbeeld rekenmodellen, interviews, workshops). - Het ontwikkelen en reflecteren over nieuwe kennis en methoden geïnspireerd door de casuïstiek zoals die met bedrijven is uitgewerkt, hetgeen zal resulteren in wetenschappelijke publicaties. - Onderken factoren bij de cases die bepalend zijn voor de onderzoeksuitkomsten en onderzoek deze in breder verband, met name voor de Nederlandse industrie in het algemeen. In samenhang zal met een aantal bedrijven gewerkt worden aan cases die passen binnen het geschetste onderzoekskader. In de eerste 18 maanden zullen deze activiteiten worden ontplooid in een werkpakket. In het werkpakket zitten vijf hoofdactiviteiten. Vier hoofdactiviteiten die corresponderen met de vier casestudies, en een hoofdactiviteit die correspondeert met het case overschrijdend onderzoek. Per bedrijf worden de volgende activiteiten ontplooid: Maand 1-6 - Maand 1: Workshop (kick-off, focus, commitment)
22 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
- Inventarisatie casus en specificatie probleemstelling - Inventarisatie kennis en methoden (state-of-the-art) - Maand 6: Tussenrapportage (tussenresultaten) - Maand 7: Workshop Verwachte resultaten zijn een gedegen casus onderzoek en mogelijke oplossingsrichtingen. Maand 7-12 Maand 7: Workshop (evaluatie tussenresultaten, plan van aanpak vervolg) Ontwikkeling van methoden en oplossingsrichtingen Maand 12: Eindrapport De belangrijkste resultaten bevatten oplossingsrichtingen en toepassing daarvan in de casus. Het case overschrijdend onderzoek levert na 12 maanden een eindrapportage op waarin "best practices", gemeenschappelijke factoren en verschillen worden uitgelicht. Maand 13-18 Maand 13: Workshop (evaluatie eindresultaten individuele cases, uitwisselen ervaringen) Onderzoek mogelijke verbreding problematiek en oplossingsrichtingen Ontwikkeling beslissingsondersteuning vanuit oplossingsrichtingen Maand 18: Rapport De belangrijkste resultaten betreffen gereedschappen waarmee beslissingen omtrent de onderzochte problematiek kan worden aangepakt en een inschatting toepasbaarheid daarvan onder andere omstandigheden, bijvoorbeeld in andere sectoren van de Nederlandse industrie.
6.
Verantwoording van het onderzoek
a. Relatie van dit project met proeftuinen Implementatie en realisatie zijn prominent aanwezig in de verschillende deelprojecten. De demonstraties/proeven binnen de deelproject fungeren zo als proeftuin onderzoek. Deelproject 1 "Integratie en operationeel gebruik van RFID bij service en onderhoud van complexe systemen" beschouwt o.a. toepassingen bij KLM en zou goed passen binnen de proeftuin "Noordvleugel" / "Mainports-Schiphol".(exacte definitie proeftuinen nog niet bekend) Deelproject 2 "Verbeteren voorraadbeheersing en operationele besturing van service logistiek".sluit goed aan bij proeftuinen met als focus het versterken van NL als (Service Logistiek)knooppunt in Europa. Deelproject 3 "Monitoren en coördineren van klantrelaties, producten en processen in duurzame maritieme ketens" zou passen binnen de proeftuin Zuidvleugel/ "Mainports-Rotterdam"). Proeftuinen zullen nog nader gedefinieerd moeten worden. b. Inzet transitiewetenschappers In eerste instantie wordt er in de verschillende deelprojecten vooral aandacht besteed aan de mogelijkheden voor implementatie/realisatie binnen een bepaald gebied of bedrijf. Belangrijk onderdeel van de tweede fase van het onderzoek is de sector- of systeembrede implementatie. Daarbij zal een beroep worden gedaan op de expertise van transitiewetenschappers. Eerste verkennende gesprekken hebben reeds plaatsgevonden. c. Noodzaak steun TRANSUMO Er bestaan reeds verschillende initiatieven rond bijvoorbeeld toepassingen van RFID en het ontwikkelen van intelligente logistieke systemen, ook bij de in dit voorstel genoemde participanten. Hoewel bepaalde ontwikkelingen in het verlengde liggen van bestaande voornemens en de voorgestelde plannen tegemoet komen aan bestaande behoeften, speelt TRANSUMO een cruciale rol bij de verdere integratie van het onderzoek en het daadwerkelijk tot stand brengen van oplossingen in een breder kader. Bij de voorbereiding op dit project is reeds een netwerk van kennisinstellingen en bedrijven ontstaan, waarbij de verwachte steun van
23 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
TRANSUMO als katalysator heeft gefungeerd. In het verleden is gebleken dat onderzoek vaak te bedrijfsspecifiek is en dat allerlei toevallige factoren (bijv. overgaan op een nieuw ERP systeem) de implementatie van innovaties tegenhoudt. Daarom is schaalgrootte, zowel van bedrijven alsook van onderzoekers erg belangrijk, omdat dit enerzijds de algemene lijnen duidelijker maakt en anderzijds veel meer kansen schept voor implementatie van innovaties. Bedrijven kijken nu eenmaal erg sterk naar wat andere bedrijven doen. Hoewel het onderzoek dicht bij de vraagstellingen binnen en belangen van de betrokken bedrijven staat, zou het bij de aanspraak op financiële middelen moeten concurreren met specifieke bedrijfsbelangen die met name op de korte termijn spelen. Steun vanuit TRANSUMO biedt de bedrijven de mogelijkheid om strategie te herformuleren en via pilots handen en voeten te geven. d. Samenwerkingsverband participanten De participanten zullen samenwerken in drie verschillende deelprojecten. Om een snelle start te kunnen maken, zullen de initiators / trekkers van de verschillende deelprojecten beginnen, ieder vanuit hun eigen kennisgebied. In de loop van het eerste jaar zullen de projecten verder geïntegreerd worden, waardoor in elk deelproject aandacht besteed zal worden zowel het strategische, tactische als het operationele. Zo wordt er gebruik gemaakt van en voortgebouwd op de bij de kennisinstituten en bedrijven aanwezige complementaire kennis en wordt verdere samenwerking gestimuleerd. De projectorganisatie met alle initiële participanten is weergegeven in de volgende paragraaf (e.) Samenhang en mogelijke samenwerking met andere projecten In de loop van het project en na het opstarten van de verschillende andere TRANSUMO projecten zal gekeken worden naar de samenhang en mogelijke samenwerking met die TRANSUMO projecten. Tevens zal de mogelijke samenwerking met TRANSFORUM bekeken worden. Hiertoe zijn reeds verkennende gesprekken gevoerd, met namen omtrent projecten gericht op duurzame (glas)tuinbouw. Verbreding en internationalisering In de loop van 2005 en 2006 zal gekeken worden naar mogelijke uitbreiding van het consortium. Naast partijen/bedrijven uit andere toepassinggebieden, zullen relevante overheidspartijen benaderd worden , zoals bijvoorbeeld wet/regelgevend instanties en locale of regionale instanties essentieel voor de implementatie. Door verschillende toepassingsgebieden te analyseren (in de verschillende cases) zal er tevens een betere, meer kwantitatieve, onderbouwing van "Profit" mogelijk zijn en kunnen de verschillende toepassingsgebieden met elkaar vergeleken worden. Het project zal internationaal aandacht krijgen, middels het deelnemen aan en organiseren van een aantal internationale conferenties. Ten aanzien van het operationeel gebruik en integratie van RFID zullen internationale workshops worden georganiseerd. Als conferenties komen in aanmerking o.m: ISC-2006 (Palermo) en ISC-2007 (Delft). De RSM Erasmus University zal samen met o.a. Vanderbilt Owen Graduate School of Management en Nanyang Technological University in 2005, 2006 en 2007 drie workshops over Closed loop supply Chains organiseren in de VS, Nederland en Singapore. Deze workshops bieden de gelegenheid de resultaten uit dit project te bespreken met de internationale gesprekspartners, waaronder vooraanstaande wetenschappers en top management uit het bedrijfsleven. Tevens zullen onderzoeksresultaten uitgewisseld worden met partners in de GLORI organisatie (www.glori.com)
e. Projectorganisatie De projectleiding en het penvoerderschap zijn in handen van de TU Delft. Prof.dr.ir. Gabriel Lodewijks is eindverantwoordelijke voor het gehele project. De projectpartners zijn ieder verantwoordelijk voor hun eigen deelproject. Deze projectorganisatie is weergegeven in onderstaande figuur.
24 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Project Management TU Delft
Stuurgroep
Deelproject 1 TU Delft (trekker) ...
Deelproject 2 EUR - econ. (trekker) UTwente ...
Deelproject 3 EUR-Bedr. (trekker) UTilburg ...
De "trekkende" participanten staan genoemd bij het deelproject waar zijn in eerste instantie bij betrokken zijn. Verwacht wordt dat de verschillende bedrijven en kennisinstituten in de loop van het project een integratie slag zullen maken. Tevens wordt voorzien dat andere, nu nog niet genoemde, partijen zullen gaan deelnemen in het project. De initiële trekkers zullen echter inhoudelijk verantwoordelijk blijven voor hun deelproject. Er zal een stuurgroep worden gevormd, waarin verschillende probleemhouders plaats zullen nemen. Naast de voorzitter (Prof. Lodewijks) zal de stuurgroep vooral bestaan uit vertegenwoordigers van de participerende bedrijven. In eerste instantie wordt gedacht aan 1 afgevaardigde per deelproject. Gedurende de loop van het project kan de samenstelling van deze groep wisselen. Het projectmanagement zal zorg dragen voor de voortgang/tussen rapportages alsmede de financiële eindrapportage inclusief accountantsverklaring over het gehele project. Elke participant is zelf verantwoordelijk voor de opgegeven uren en uurtarieven en zal hierover zelf (met eigen accountant) een verklaring moeten geven. De in de begroting (deel 8) opgenomen uurtarieven en uren zijn slechts indicatief. Tevens organiseert het projectmanagement 1 maal per jaar een bijeenkomst, workshop of minicongres voor de nodige kennisverspreiding. Na goedkeuring van het project zal een korte notitie opgeleverd worden waarin de ervaringen bij het tot stand brengen van het project worden vastgelegd.
7. Kennisverspreiding Kennistransfer wordt gewaarborgd door de volgende mechanismen: • • •
• •
Het bedrijfsleven dat participeert in projecten krijgt direct beschikking over de resultaten er van. De PILOT projecten zullen zodanig opgezet worden dat ze als voorbeeld kunnen dienen voor de rest van de industrie. Ph.D. studenten publiceren in de vorm van een proefschrift, journal papers en congres bijdragen. Hierbij dient speciale aandacht aan de keuze voor journals besteed te worden. Journals dienen van wetenschappelijk voldoende niveau te zijn of gelezen te worden door de relevante industrie. M.Sc. studenten die participeren in PILOT projecten ontwikkelen nieuwe vaardigheden en leren nieuwe methodes en technieken te gebruiken die ze kunnen toepassen in de industrie na het afstuderen. Kennistransfer naar partijen buiten het project vindt plaats via vier sectorspecifieke workshops. De resultaten zullen ook op een congres worden verspreid. Er zullen
25 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
•
•
gedurende de looptijd van het project per jaar minimaal zes wetenschappelijke publicaties worden uitgebracht en twee Nederlandstalige artikelen. Ook zullen de resultaten worden opgenomen in het collegeprogramma. Het project levert een integraal wetenschappelijk boek of special issue in een journal. Kennistransfer zal ook geschieden door de resultaten te presenteren in bedrijven fora waarin de onderzoekers reeds participeren. Dit betreft dan vooral het Service logistics forum (SLF, zie www.servicelogisticsforum.nl) waar deelproject 2 sterke banden mee heeft, maar ook andere professionele conferenties, zoals RLTshows en het Inventory Management Competence Center (IMCC). De website van TRANSUMO (www.transumo.nl) zal gebruikt worden voor zowel interne als externe communicatie. De Rapportages zullen als PDF bestand aangeboden worden op deze website.
8. Financiën De totale begroting voor 2005, 2006, 2007 , 2008 en 2009 wordt geschat op 1,8 miljoen euro. Het budget voor 2005 en 2006 komt uit op 551.367,- euro, waarvoor een BSIK bijdrage wordt gevraagd van 235.985,- euro. In bijgevoegde EXCEL documenten (BSIK Transumo PILOT Begroting-2005-final.xls & BSIK Transumo PILOT Begroting-2006-final.xls) vindt u de verdere onderbouwing en verdeling voor 2005 en 2006. De document bestaat uit 5 sheets, waaronder een totaal overzicht, een projectmanagement sheet en een sheet voor ieder deelproject. De in dit overzicht opgenomen uren en uurtarieven zijn slechts indicatief. Uren en uurtarieven zullen achteraf met accountantsverklaringen onderbouwd moeten worden. De inzet / gemaakte kosten per participant zullen in eerste instantie echter niet hoger mogen zijn dan de in dit overzicht genoemde bedragen. Tevens zal de BSIK bijdrage nooit hoger zijn dan 42,8 % van de gemaakte kosten. De uren zullen waar mogelijk/gebruikelijk middels sluitende tijdschrijving verantwoord worden. In enkele gevallen, zal gebruik gemaakt moeten worden van urenbriefjes, specifiek voor het uitvoeren van dit project. Deze urenbriefjes zullen op weekbasis ingevuld worden en worden ondertekend door betreffende persoon en voor akkoord door het project management.
9.
Ondertekening Ondergetekenden verklaren hierbij dat zij akkoord zijn met inhoud van het meerjaren- en jaarplan en de bijdragen in de projectkosten zullen financieren conform het financieringsoverzicht in dit projectvoorstel. Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Technische Universiteit Delft Prof.dr.ir. G. Lodewijks
[email protected] Mekelweg 2 2628CD Delft
Handtekening
26 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Erasmus Universiteit Rotterdam Prof. Dr. P.H. Franses
[email protected] Econometrisch Instituut, Postbus 1738 3000 DR Rotterdam
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Universiteit Twente Prof. dr. B.E. van Vucht Tijssen
[email protected] Postbus 218 7500 AE Enschede
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Universiteit van Tilburg Prof.dr. Th.M.M.Verhallen
[email protected] Faculteit FEB
Universiteit van Tilburg P.O. Box 90153, 5000 LE Tilburg
Handtekening
Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
KLM J.P. de Kleine
[email protected] P.O. Box 7700 1117 ZL Schiphol Airport
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Mieloo & Alexander Drs. S. Merkx
[email protected] Westersingel 107 3015 LD Rotterdam
Handtekening
27 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
IHC J.H. Hylkema
[email protected] Postbus 50 2960 AB Kinderdijk
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Croon Elektrotechniek BV Eric van der Hammen
[email protected] Rontgenweg 6 3208 KG Spijkenisse
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Bluewater Ries Uittenbogaard
[email protected] Marsstraat 33 2132 HR Hoofddorp
Handtekening
Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Contell Asset Support ir Herman Groot Beumer
[email protected] Transistor Straat 26 1322 CE Almere
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Voestalpine Railpro E. E. Chevallier
[email protected] Postbus 888 1200 AW HILVERSUM
Handtekening
28 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
NedTrain Services T. Walbeek
[email protected] Onderdelen, inkoop & Logistiek N.S. plein 3 Postbus 157 5000 AD Tilburg
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Fokker Services B.V. M. van Hilten
[email protected] Postbus 231 2150 AE NIEUW-VENNEP
Handtekening Organisatie Tekenbevoegd persoon E-mail contactpersoon Postadres organisatie
Stork P.M.T. B.V. F. Benders
[email protected] Postbus 118 5830 AC Boxmeer
Handtekening
29 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Referenties A Business View on Closed Loop Supply Chains, Simme Douwe P. Flapper, Jo A.E.E. van Nunen, Luk N. van Wassenhove (eds.) (2004). Aronis, K.P., I. Magou, R. Dekker and G. Tagaras, "Inventory control of spare parts using a Bayesian approach: a case study", European Journal of Operational Research, 154(3), p.730-739 (2004). Cohen, M.A., Y-S. Zheng and V. Agrawal, 1997, “Service parts logistics: a benchmark analysis”, IIE Transactions 29, 627-639. Dijkhuizen G. van en M.C. van der Heijden, Preventive maintenance and the interval availability of an unreliable production system, Reliability Engineering and System Safety 66 no. 1, 13-28, 1998. Dekker, R. and Z.Pelin Bayindir, Spare parts inventory control – an overview of issues for large industrial plants, Proceedings IMS Conference, Cernobbia, Italy, p. 180-187, (2004). Dekker, R., M.J. Kleijn and P.J. de Rooij, "A spare parts stocking policy based on equipment criticality", Int. Journ. on Prod. Econ. 56-57, p. 69-77 (1998). Hillegersberg Jos van, Rob Zuidwijk, Jo van Nunen, Diana Van Eijk, Supporting Return Flows in the Supply Chain, Communications of the ACM, June 2001, Volume 44(6): 74-79 (2001). Kokkinaki Angelika, Rob Zuidwijk, Jo van Nunen, Rommert Dekker, Information management for reverse logistics, in Reverse Logistics: Quantitative Models for Closed-Loop Supply Chains, R. Dekker, M. Fleischmann, K. Inderfurth, L.N. v. Wassenhove (Eds.) , Springer Verlag (2004). Krikke et.al, Product modularity and the design of closed loop supply chains, Harold Krikke, Ieke Le Blanc and Steef van de Velde, California Management Review 46(2): 23-39 (2004). Lee Jay, Smart products and service systems for e-business transformation, Int. J. Technology Management 26(1):45-62 (2003). Lodewijks, G., “Strategies for Automated Maintenance of Belt Conveyor Systems”, Bulks Solid Handling 24, pp. 16-22, 2004 Lodewijks, G., Ottjes, J.A., “Optimisation of Maintenance Strategies for Large Scale Transport Systems”, Proc. of the 8 th International Conference on Bulk Materials Storage, Handling and Transportation, Wollongong, Australia, pp. 299-304, 2004 Lodewijks, G., Pang, Y., “A Knowledge-based Expert System for Intelligent Conveyor Belt Monitoring”, Proc. of the 8 th International Conference on Bulk Materials Storage, Handling and Transportation, Wollongong, Australia, pp. 317-321, 2004 Lodewijks, G., Ottjes, J.A., “Reliability of Large Scale Bulk Material Handling Systems”, Bulk Solids & Powder Science & Technology 1, pp. 9 –17, 2004 MacFarlane Duncan, Yossi Sheffi, The impact of automatic identification on supply chain operations, The International Journal of Logistics Management 14(1): 1-17 (2003). Nunen Jo van, Rob Zuidwijk, E-Enabled Closed-Loop Supply Chains, California Management Review 46(2): 40-54 (2004).
30 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt
Quantitative models for supply chain management, S. Tayur, R. Ganeshan, M. Magazine (eds.), Kluwer, Dordrecht, 1999. RevLog project at www.fbk.eur.nl/OZ/REVLOG/. Reverse Logistics: Quantitative Models for Closed-Loop Supply Chains, R. Dekker, M. Fleischmann, K. Inderfurth, L.N. v. Wassenhove (eds.), Springer-Verlag, Berlin (2004). Sleptchenko A., M.C. van der Heijden and A. van Harten, Effects of finite repair capacity in multi-echelon, multi-indenture service part supply systems, International Journal of Production Economics 79, 209-230, 2002. Sleptchenko A., Integral inventory control in spare part networks with capacity restrictions, PhD Thesis, University of Twente, 2002 . Sleptchenko A., M.C. van der Heijden and A. van Harten, Trade-off between inventory and repair capacity in spare part networks, Journal of the Operational Research Society 54 No. 3, 263- 272, 2003. Sleptchenko A., M.C. van der Heijden and A. van Harten, Using repair priorities to reduce stock investment in spare part networks, European Journal of Operational Research, 2005 (forthcoming). Smidt-Destombes K.S. de, M.C. van der Heijden en A. van Harten, On the availability of a k-outof-N system given limited spares and repair capacity under a condition based maintenance strategy, Reliability Engineering and System Safety 83 no. 3, 287-300, 2004. Smidt-Destombes K.S. de, M.C. van der Heijden en A. van Harten, On the interaction between maintenance, spare part inventories and repair capacity for a k-out-of-N system with wear-out, working paper, University of Twente, 2004 (submitted for publication) Veeke, H.P.M., Simulation Integrated Design for Logistics, Dissertation Delft University of Technology, June 2003. ISBN 90-407-2417-20 Veeke, H.P.M., Lodewijks, G., “Interdisciplinary modeling for Logistics Design”, Proc. of the 10 th European Concurrent Engineering Conference, Plymouth, pp. 85-94, 2003 Waeyenberg G., L. Pintelon, A framework for maintenance concept development, Int. J. Production economics 77: 299-313 (2002).
31 TRANSUMO Formats projectvoorstel en rapportages
versie herzien: 6 oktober 2005 beheer: Connekt