P R O J E C T TALENT ONTWIKKELING I N F O R M AT I E B U L L E T I N VA N H E T P R O J E C T TA L E N TO N T W I K K E L I N G 6 /2 0 0 9
IN DIT NUMMER o.a.: P A G I N A 4
> Studentsucces
PAGIN A 5- 8
> G5
> Talentontwikkeling voorbeeld van diversiteitsbeleid P A G I N A 1 0
P A G I N A 1 2
> Even voorstellen
Op 26 mei jl. heeft de Opleiding voor Management, Economie en Recht (MER) de audit gehad voor de accreditatie. Op verzoek van de auditcommissie (Hobéon) is een aparte sessie gewijd aan tutoring. De commissieleden lieten zich zeer enthousiast uit over de verschillende initiatieven om het studiesucces te verhogen.
De Haagse Hogeschool is een kennisinstelling voor kwali tatief hoogwaardig en innovatief hoger onderwijs, met als belangrijkste taak het opleiden van haar studenten tot gekwalificeerde en onafhankelijke professionals; tot denkende doeners. Hoe? Door haar studenten uit te dagen, te prikkelen, nieuwsgierig te maken en aan het denken te zetten. www.dehaagsehogeschool.nl.
Cum laude afstuderen? Uitblinken? ... student-tutoring maakt het mogelijk! Geïnspireerd door de succesvolle Yes we can- campagne van Barack Obama koos de tutorcommissie voor een directe benadering om bezoekers van De Open Dag kennis te laten maken met tutoring. Gewapend met een stapel blauwe kaartjes trokken zij alle aandacht. Thom van Velsen, lid van de tutorcommissie: ‘De Open Dag leek ons een goed moment om aankomende studenten te informeren over de mogelijkheden van studenttutoring. We wilden dit jaar iets anders dan het gebruikelijke flyeren. Mijn ervaring is dat niemand de folder echt leest en je ze uiteindelijk in de prullenbak terugvindt. We zochten naar een manier om het gesprek op gang te krijgen en de bezoeker nieuwsgierig te maken.’
Obama moment Gezamenlijk ontwierpen zij een vijftal kaartjes met daarop de kreten Ambitieus? Uitblinken? Talent? Cum laude afstuderen? Dromen van een 10? Aan de aankomende studenten de vraag welke kreet het beste bij hen paste. Thom: ‘De kreten op de kaarten waren zo geformuleerd dat iedereen er wel een gevoel bij krijgt. Na het kiezen van een kaartje, vertelden we hoe studenttutoring bij de realisatie kan helpen. Zo ontstond snel een gesprek over motivatie en ambities. Vervolgens vroegen we of ze hun gegevens op de achterzijde wilden invullen, zodat we na afloop een nieuwsbrief konden sturen met alle informatie over studenttutoring.’
Om de actie nog wat extra cachet te geven, koos de tutorcommissie voor een afsluiting naar Amerikaans voorbeeld. ‘Na het invullen van de gegevens, konden de geïnteresseerden het kaartje in een grote stembus gooien. We maakten er een heel officieel gebeuren van, inclusief foto. Een eigen Obama-moment’, licht Thom enthousiast toe.
Tijdrovend De actie lokte veel positieve reacties uit onder bezoekers en medewerkers van De Haagse. Ook voor de leden van de tutorcommissie gaf het aanzienlijk meer uitdaging dan het traditionele flyeren. Hoewel zeer tijdrovend, vertelt Thom. ‘We hadden 1000 kaartjes geprint; veel te veel bleek al snel. Het voeren van een gesprek kostte aardig wat tijd. Het doel van de actie was om aankomende studenten te triggeren en nieuwsgierig te maken. Dat is goed gelukt. We hebben veel gegevens verzameld en deze groep na afloop een ‘Talentbrief’ toegestuurd. Daarin kunnen ze lezen welke opleidingen deelnemen en welk voordeel ze ermee kunnen doen.’ Voorlopig zijn de blauwe kaartjes voldoende op voorraad. Thom: ‘Volgende keer schakelen we zeker meer commissieleden in en willen we extra aandacht besteden aan de uitstraling. Bijvoorbeeld blauwe shirts bedrukt met de kreten van de kaartjes. Het lijkt me ook leuk om met heel Talentontwikkeling een actie neer te zetten. Bijvoorbeeld door een workshop met Adolfo Bermeo te organiseren; zo wordt het een echt TalentEvent!’
Deze nieuwsbrief is een uitgave van het project Talentont wikkeling Hoger Onderwijs van De Haagse Hogeschool. De nieuwsbrief verschijnt drie keer per studiejaar. Hebt u vragen, opmerkingen of wilt u zich afmelden, stuur dan een e-mail naar
[email protected]. Tekst en redactie: Marloes Vreeburg Vormgeving: Communicatie & Marketing
1
Tutorcommissie: klankbord vanuit de praktijk
Dana tijdens de Open Dag.
De tutorcommissie: een groep enthousiaste senior tutoren en senior coaches die zich gaat richten op het uitwisselen van kennis en ervaringen. In de vorige nieuwsbrief deden we kort verslag van dit nieuwe initiatief en plaatsten daarbij een oproep voor nieuwe leden. Met succes: inmiddels bestaat de commissie uit 7 ouderejaarsstudenten van verschillende opleidingen binnen De Haagse. Dana Boekholt (4e jaars SPH) is één van hen. Hoe ben je bij de tutorcommissie gekomen? ‘Coaching is een belangrijk onderdeel van de opleiding SPH. Toch ben ik eigenlijk pas dit jaar betrokken geraakt bij het coachingsproject. Ik volgde de minor coaching, waarna Pim Barendse mij benaderde voor de functie van senior coach. Via dit project rolde ik in de tutorcommissie. De studiepunten heb ik niet nodig en het kost me inderdaad vrije tijd, maar ik vind de commissie een goede zaak.’ Hoe vaak komt de commissie samen? ‘We vergaderen één keer per 2 weken. Daarbij gaan we serieus te werk: er is een agenda en iedere keer rouleert de functie van voorzitter en notulist. Door de actielijst en jaarplanning weet iedereen precies waar hij aan toe is. Ik vind die 2
structuur prettig, dan weet je waar je aan werkt anders blijft het in het vage.’ Wat spreekt je het meeste aan in de bijeenkom sten? ‘De diepgang van de gesprekken en het uitwisselen van ervaringen. Waar zit het succes van tutoring in? We blijven daarbij heel erg bij onszelf. Hoe ervaren wij student-tutoring en hoe kan het beter? Volgens mij is dat ook juist onze rol.’ Hebben jullie doelen gesteld? ‘Op dit moment hebben we een aantal korte en lange termijn doelen vastgelegd. Op de korte termijn richten we ons vooral op de werving en de naamsbekend, bijvoorbeeld met de kaartjes-
actie op De Open Dag. Maar ook door contacten te leggen met nieuwe opleidingen en het voltooien van het handboek tutoring. Voor de lange termijn willen we nadenken over kwaliteitsbewaking. Aan welke eisen moet een tutor voldoen; is de tutee wel tevreden? In dit proces merk je de diversiteit binnen de commissie. We komen van verschillende opleidingen en hebben allemaal een andere kijk op tutoring. Ook als persoon denk je verschillend over de aanpak. Ik zit er bijvoorbeeld echt anders in dan mijn commissiegenoot van Commerciële Economie.’ Leidt dat tot botsingen? ‘Nee hoor! Nu ik in deelneem aan de tutorcommissie, zie ik dat de begeleiding op meerdere manieren kan. Iedere opleiding kiest voor een andere aanpak. Bij de MER en CE is tutoring iets zakelijks, echt vakinhoudelijk. Niet dat daar iets mis mee is, maar bij Sociale Professies is de insteek toch anders. Wij zitten meer in het hulpverlenerhoekje. Coaching gaat bij ons meer om het opbouwen van zelfvertrouwen, werken aan het zelfbewustzijn. Iemand af en toe vragen hoe het gaat, een schouderklopje geven. De verschillende visies zijn niet erg, omdat de studenten per opleiding ook anders zijn. Een student economie is ook veel zakelijker dat een student SPH. We zitten tijdens de vergaderingen niet altijd op één lijn en dat is maar goed ook, want tutoring is niet zwart-wit. We leren enorm van elkaar. De tutorcommissie is eigenlijk een klankbord vanuit de praktijk.’
Greep uit de praktijk Mingyu (1st year European Studies): ‘This is my first year at The Hague University, but my second in Holland. Last year I went to prep school to practise my English and to get used to the Dutch local life. My parents wanted me to study abroad, but they preferred the USA. Not me, I am too scared of terrorist attacks and I thought Europe would be much safer. Especially The Hague, with the International Peace Court. My study is doing fine, but my Spanish is very poor. Even my Dutch is better! Some people told me to switch to German because that is more similar to Dutch. I chose to continue with the help of a tutor. Having a tutor is comfortable. He shows me how to study and motivates me. The Spanish pronunciation is really hard so we practise a lot with reading. Roderick brings texts from the newspaper which we read together. On my PSP I have a game with Spanish pronunciation, so I can practise whenever I want. Recently I’ve passed my oral exam for the first time. I was very proud, but now I want to speak as fluent as my tutor!’
Wie denkt dat tutoring zich alleen beperkt tot Nederlands sprekende studenten, heeft het bij het verkeerde eind. Binnen European Studies (voormalige HEBO) maken veel buitenlandse studenten gebruik van dit programma. Tutor Roderick Wubben ondersteunt de uit China afkomstige Mingyu Guoe bij zijn Spaans. De voertaal: Engels.
Roderick (2nd year European Studies): ‘Languages are the best part of this study. Last year I studied car engineering in Rotterdam. I love cars, but I wasn’t into the whole technical part of the programme. After I’d quit, I lived in Spain for 7 months and learned a lot about my interests. I am font of other cultures; working together with different people and see how they act. European Studies offers a good combination of languages, communication skills and international experience. Next year, I am hoping to return to Madrid for my exchange programme. Helping Mingyu with his Spanish is a fun way to fill the extra credits. We are very serious. When we started I made him read the agreements out load, so that it would be clear. And it was. For me it is not just work, it has more to it. I don’t make his homework; I’m his teacher and show him the way. We look at his study method and try different techniques so he stays motivated. Why limit yourself to one way of learning? Right now, I’ve asked Mingyu to watch the Spanish news followed by the English version. That way he can link words and get the broader picture. His pronunciation is very weak. Our words and sounds are so different from Mandarin. Together we read a lot so he feels comfortable with reading in class. He even carries a wordlist so he can practise whenever he has time. Now it contains 20 pages with words. He is really making progress: next year he’s gonna teach me!’
Leyla (havo-4 City+ college): ‘Vanaf mijn zevende wil ik huisarts worden. Mijn oom en tante in Turkije zijn ook allebei huisarts. Ik ben de oudste thuis en mijn ouders weten niet alles van het Nederlandse schoolsysteem. Toen ik vorig jaar een profiel moest kiezen, vroeg ik mijn docenten en decaan om hulp. Zij vertelden dat het niet uitmaakte welk N-profiel ik zou kiezen; met beide kon ik geneeskunde studeren. Ik koos voor N&G-II met natuurkunde en aardrijkskunde. In havo-4 bleek dat ik met dit profiel helemaal geen geneeskunde kan gaan doen, omdat je daarvoor ook wiskunde B nodig hebt. Ik was heel verdrietig. Toch kijk ik verder. HBO-Rechten was altijd al mijn tweede keuze en daarom doe ik mee met het mentorproject. Ik wil de opleiding en De Haagse Hogeschool leren kennen. In mijn tussenuren spreken we af op De Haagse en dan vertelt Sabrina alles over Rechten. De eerste keer dat ik hier binnenkwam, voelde het gebouw niet zo goed. Ik vond het groot en kende de weg niet. Nu ik hier vaker kom en ook naar een Open Dag ben geweest, voelt het gebouw al niet meer zo groot als in het begin. Volgend jaar doe ik weer mee, het liefst met dezelfde mentor!’ Sabrina (2e jaar HBO-Rechten): ‘Leyla kwam met een stralende lach binnen bij de kennismaking, terwijl ik zelf best zenuwachtig was. Vorig jaar deden mijn vriendinnen mee met het project en door de leuke verhalen raakte ik enthousiast. Wat weet je nu van tevoren eigenlijk over doorstuderen? Zelf wist ik in ieder geval onvoldoende. Tijdens mijn MBO stage bij het ministerie van LNV sprak ik met veel mensen over mijn ambities. Eigenlijk gebruikte ik hun als mijn mentor. Veel leerlingen komen blank van de havo hier binnen en weten te weinig. Er zijn vaak meer opties dan je denkt. Toen ik het verhaal van Leyla hoorde, vond ik het heel erg. Ze was enorm teleurgesteld. Nu denkt Leyla erover om HBO-Rechten te studeren, maar zelf ben ik naar opties aan het zoeken. Het is haar droom om huisarts te worden, dat moet ze niet zomaar opgeven. Ik heb contact gezocht met universiteiten om te kijken welke processen ze kan doorlopen. Misschien kan ze alsnog op het vwo van profiel wisselen. Ik wil haar graag helpen. Binnenkort gaan we naar De Open Dag, Proefstuderen en een keer gezellig eten. Het coachen bevalt me heel goed. Ik leer ook veel over mezelf, zoals dat ik soms niet alles zelf hoef te doen, maar het ook aan de mentee kan overlaten. Dat vind ik lastig, omdat ik soms merk dat ze het moeilijk vindt om het op te pakken. Ik wil het dan anders doen. Mijn motto is: in jezelf geloven, gewoon doen dan kom je er wel. En lukt het niet, dan heb je het in ieder geval wel geprobeerd!’
Huisarts worden is wat Leyla Yilmaz van jongs af aan wil, maar door een verkeerde profielkeuze dreigt deze droom in duigen te vallen. Sabrina Bafati doet er als mentor alles aan om Leyla’s mogelijkheden te onderzoeken.
3
Studentsucces Studiesucces is een veelgebruikte term binnen De Haagse. Tutorcoördinator Zarina Shaikh-Druiventak heeft het liever over Studentsucces. Het derde werkatelier tutoring stond geheel in dit teken: de student centraal.
gage nemen zij mee, welke verschillen zijn er, en – bovenal – welke talenten bezitten zij? Het was een erg interessant experiment, waarbij ik merkte dat de deelnemers op een heel ander niveau naar hun studenten gingen kijken.’ CvB voorzitter Pim Breebaart woonde tevens het werkatelier bij. Zarina spreekt regelmatig met Pim over de visie van De HHs en hoe Talentontwikkeling hier zo goed mogelijk invulling aan kan geven. Zarina: ‘Pim gelooft in het belang van sociaal en cultureel kapitaal. Dit gedachtegoed stelt dat kennis en vaardigheden (cultureel kapitaal) en relaties en netwerken (sociaal kapitaal) net zo belangrijk zijn als economisch kapitaal. In zijn visie zal het studentsucces groeien naarmate de student over dit kapitaal beschikt. Tijdens het werkatelier lichtte Pim Breebaart de vier kernpunten toe die in zijn ogen onmisbaar zijn voor studiesucces. Deze zijn – in willekeurige volgorde – de voorkennis van de student; de kwaliteit van de docenten; de motivatie van de student en het hebben van een adequaat sociaal netwerk. Pim gaf daarbij aan dat wanneer je ouders gestudeerd hebben, het sociaal en cultureel kapitaal automatisch groter is. Binnen De Haagse wil hij er alles aan doen om ook juist de groep eerstegeneratiestudenten dit kapitaal mee te geven. Met een project als Student-tutoring dragen wij daar sterk aan bij. De tutor is een rolmodel voor de tutee. Tegelijkertijd ontstaat door tutoring een netwerk van contacten binnen school waar zij in de toekomst profijt van kunnen hebben.’
Studiepunten halen staat voorop, maar de ontwikkeling is minstens zo belangrijk.
Pim Breebaart, voorzitter College van Bestuur.
Zarina: ‘Studiesucces is een term die veel wordt gebruikt. Het is positief bedoeld, maar toch heeft het woord voor mij een te krappe betekenis. Bij studiesucces denk je alleen aan het studieresultaat. “Hoeveel ECTS haalt een student per jaar”, “Wat kunnen we doen om de student te helpen bij halen van zijn punten?”. In plaats van studiesucces, zie ik het als stu4
dentsucces. Een holistische benadering waarbij het naast het halen van studiepunten ook gaat om de ontwikkeling van student. Het halen van voldoende punten staat voorop, maar de ontwikkeling is minstens zo belangrijk. Tijdens het werkatelier op 20 maart zijn we ingegaan op deze benadering. Wie zijn onze studenten nu eigenlijk? Wie zijn zij als persoon, welke ba-
‘Zelf haalt Pim veel inspiratie uit het Amerikaanse onderwijssysteem en ik zie wat hij bedoelt. Er heerst daar een drang om jezelf bewijzen. Leerlingen gaan naar de bibliotheken, doen veel aan sport en zijn actief in de samenleving. Tijdens het werkatelier haalde Pim een voorbeeld aan van Barack Obama. Zijn moeder stond vroeger iedere dag om half 5 op om hem te helpen bij zijn huiswerk. Obama was daar zelf niet altijd blij mee, waarop zijn moeder antwoordde: “do you think it’s a picnic for me?” Waar het in dit voorbeeld om gaat, is hoe belangrijk het is dat ouders hun kind steunen, hen op jonge leeftijd meenemen. Het verhaal van Pim sluit naadloos aan op de filosofie van Student-tutoring. Allemaal vormen om een hoger studentsucces te bereiken. En ja, dat leidt automatisch tot meer studiesucces!’
G5
De Haagse Hogeschool Hogeschool INHOLLAND Hogeschool Utrecht Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Rotterdam
G5 traject van start In eerdere nieuwsbrieven berichten we over het G5 traject: de vijf grote hogescholen in de Randstad gaan bestuurlijk commitment aan voor het bereiken van concrete verbetering van het studiesucces van niet-westerse allochtonen studenten.
G5: Een korte geschiedenis In mei 2007 brachten De Haagse Hogeschool, Hogeschool INHOLLAND, Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam en Hogeschool Rotterdam de notitie ‘Randstadhogescholen, motoren van onze economie’ uit. Hierin werd aandacht gevraagd voor het verschil in studiesucces van studenten aan de Randstadhogescholen, vergeleken met studenten elders in het land. In november 2007 heeft de minister van OCW in ‘Het Hoogste Goed’, de strategische agenda voor hbo en wo, een antwoord gegeven op deze notitie. In deze meerjarenafspraak krijgen initiatieven, zoals beschreven in deze nieuwsbrieven, financiële ondersteuning vanuit het Rijk.
G5 Academies: Pilots 2009 • Academie voor Accounting & Financial Management (AFM): AC en BE • Academie voor Bestuur, Recht & Veiligheid (BRV): BO en HBO-R • Academie voor Management & Human Resources (MHR): MER en P&A • Academie voor Sociale Professies (SP): MWD en SPH • Pedagogische Academie voor Basisonderwijs (PABO)
Uitbreiding 2010 • Opleidingen CE, SBRM, CMD en Bouwkunde
In mei van vorig jaar, zette minister Plasterk zijn handtekening onder het G5-convenant. Op dat moment is afgesproken dat de hogescholen zouden gaan werken aan concrete plannen en het formuleren van ambities. Onlangs gaf het ministerie van OC&W groen licht en konden de verschillende hogescholen van start. Bij De Haagse Hogeschool is het G5 programma onderdeel van het programma Studiesucces. De eerste prioriteit ligt op Academies waar enerzijds het aantal NW studenten hoog is en waar anderzijds de meeste winst te behalen valt. Deze Academies krijgen extra financiele middelen om projecten te starten in het kader van de G5.
Het G5 traject bestaat uit initiatieven van opleidingen, gecombineerd met hogeschoolbrede activiteiten, zoals de projecten die onder de vlag van Talentontwikkeling varen (Mentoring, Student-tutoring en de opvang van Antilliaanse en Arubaanse studenten). Daarnaast spelen ook taalontwikkeling en onderzoek een belangrijke rol. Het traject valt of staat met een goede monitoring. Onder leiding van Wâtte Zijlstra, gaan verschillende Monitoring Informatieteams (MIT’s) aan de slag om alle resultaten in kaart te brengen. In deze nieuwsbrief zullen wij vanaf heden verslag doen van de G5 projecten. Welke interventies zijn ingezet en welke resultaten zijn reeds zichtbaar? 5
G5 traject: taal krijgt hoge prioriteit Achttien procent van de eerstejaars HHS studenten vindt de aansluiting met het hbo op het gebied van taal slecht tot zeer slecht. Dat bleek onlangs uit de resultaten van de Startmonitor, een landelijk onderzoek waar 1800 studenten van De Haagse aan deelnamen.
Janneke Kelter is verbaasd over dit percentage. Als coördinator expertisecentrum Talen ESC weet ze dat het slecht gesteld is met het taalniveau van onze eerstejaarsstudenten. Toch had zij niet verwacht dat een dusdanig hoog aantal studenten de aansluiting zelf als ‘slecht’ zou classificeren. Janneke: ‘Met name de zij-instromers, mbo’ers, eerstegeneratiestudenten en niet westerse allochtonen hebben problemen met elementaire kennis van het Nederlands. Daarnaast geeft ook het verwoorden van logisch denken en logisch redeneren moeilijkheden.’ Binnen De HHS biedt het Bureau Ondersteunend Onderwijs Nederlands (BOON) programma’s voor de taalzwakkere student. Om op een snelle en efficiënte manier een beeld van de taalvaardigheid van eerstejaarsstudenten te krijgen, maken zij bij de start van hun opleiding een instaptoets Nederlands. Is deze instaptoets onvoldoende, dan krijgt de student de gelegenheid om de taalvaardigheid te versterken via BOON. Aanmelden is echter de verantwoordelijkheid van de student en daar loopt het met regelmaat spaak. Janneke: ‘De HHS biedt ondersteuning, daarna is het aan de student om het op te pakken. Die motivatie, daar schort het nog wel eens aan. Alhoewel niet alle lessen verplicht zijn, moet de student wel op enig moment in het eerste jaar laten zien dat hij 6
het Nederlands voldoende beheerst. Als het taalniveau onvoldoende is, staat dat studiesucces in de weg.’ Als coördinator van BOON heeft Janneke Kelter regelmatig overleg met opleidingen over de inrichting van taalbeleid. In deze rol komt zij tevens in aanraking met de onlangs in gang gezette G5-trajecten. Taalontwikkeling staat hier hoog op de agenda. Ook het College van Bestuur erkent het probleem. Onlangs legden zij opleidingen de eis op om vanaf september 2009 intensief te werken aan taalverbetering, hetzij door een eigen programma te starten, of door te kiezen voor aansluiting bij BOON. Taalversterking zal een integraal onderdeel moeten worden van het studieprogramma. ‘Het halen van de instaptoets geeft aan dat het niveau voldoende is. Toch wil dit niet per definitie zeggen dat je het Nederlands perfect beheerst. Ook voor de groep die met een redelijk niveau binnenkomt, blijft taalontwikkeling een aandachtspunt. Op een later moment kunnen alsnog problemen ontstaan. Taal is zo belangrijk. Veel studenten vallen uit vanwege een te laag taalniveau’, verklaart Janneke. ‘Sommige studenten struikelen in het derde jaar nog over taal. Bovendien gaat het niet alleen om spelling en grammatica, goede taalvaardigheid omvat ook logisch redeneren, formule-
ren, structureren. Opleidingen moeten blijk geven van een krachtig taalbeleid.’ Inmiddels zijn een aantal opleidingen goed op weg om een eigen taalprogramma in het curriculum op te nemen. Zo hebben de Academies AFM en BRV een eigen traject opgezet. Janneke: ‘Ik ben groot voorstander van het integreren van taalvaardigheidontwikkeling binnen het eigen studieprogramma. De relatie tussen BOON en de opleiding is voor studenten soms onduidelijk. Zij ervaren het volgen van de cursussen als een last; een extra vak dat bovendien veel tijd kost. Zij zien het nut niet in. Met regelmaat is er sprake van een zekere discrepantie tussen hoe wij bij BOON een tekst beoordelen en hoe dat binnen de opleiding gebeurt. Halen studenten in de klas een 8, terwijl wij datzelfde stuk als onvoldoende beoordelen. Het zou prettig zijn als studenten binnen de opleiding meer feedback krijgen op hun taalvaardigheid. Wanneer docenten met dezelfde modellen gaan werken, komt dat de student ten goede. Ik wil om die reden dichter op de opleidingen gaan zitten en inhoudelijk een nauwere samenwerking zoeken met vakdocenten. De cursussen inbedden in het lesrooster, zodat ze de modulen samen met klasgenoten kunnen volgen.’ Met het oog op de G5-projecten, zou Janneke ook graag vóór de poort actief willen werken aan het taalbeleid. ‘Studenten van Antilliaanse en Arubaanse afkomst hebben veel problemen met de Nederlandse taal. Zij zijn volledig toelaatbaar; er geldt voor hen immers geen beperking om in Nederland een opleiding te volgen. Het Nederlands is echter lang niet altijd de moedertaal of zelfs maar een tweede taal. Dit maakt het lastig. Zij voldoen qua Nederlandse taalvaardigheid niet aan het gewenste aanvangsniveau voor het hbo. Hier is veel te winnen. Hetzelfde geldt voor de mbo-instromers. De aansluiting met het hbo blijft moeilijk, er is vaak niet of nauwelijks aandacht besteed aan taalontwikkeling. Ik zou het liefste werken met doorlopende leerlijnen, toetsen vanuit één kader. De instellingen medeverantwoordelijk maken door te zeggen: dít zijn onze normen om succesvol te studeren.’ ‘Vooralsnog heb ik mijn blik na de poort gericht. We zijn momenteel aan het onderzoeken om vanuit G5 extra formatie aan te trekken om ook voor de poort te investeren. Hoe eerder in het traject we het taalprobleem aanpakken, hoe beter. Op dit moment werk ik aan de inventarisatie: wat hebben we en waar is behoefte aan. De Haagse heeft een brede kijk op taal en toont nu ook de bereidheid om de komende jaren krachtig in te zetten op taalontwikkeling. Dat stemt mij tevreden.’
Verhoging van het BSA zal studenten AFM meer uitdaging bieden De Academie voor AFM is één van de zogeheten G5 Academies. De afgelopen jaren heeft de academie actief geparticipeerd binnen Talentontwikkeling. Daarnaast hebben zij tevens eigen instrumenten ontwikkeld gericht op studiesucces. Dit zorgt voor een betere studievoortgang en minder studie-uitval. AFM heeft op basis van deze theorieën een twaalftal interventies opgezet. De prioriteit ligt in de eerste plaats bij de Propedeuse. In dit artikel aandacht voor twee belangrijke interventies.
“Teaching guru” Richard Light.
Al deze expertise hebben zij nu gebundeld en samengebracht in een compleet plan, dat zij vanaf september met steun van G5-gelden ten uitvoer gaan brengen. Het plan is mede gebaseerd op ervaringen uit de Verenigde Staten en theorieën van onder meer Aldolfo Bermeo, Vincent Tinto en Harvard professor Richard Light.
Hoge verwachtingen koesteren van iedere student, predikt de Pedagogiek van de Excellentie. AFM wil een hoge verwachting ‘uitspreken’ door studenten meer uit te dagen. Met ingang van volgend collegejaar verhogen de opleidingen BE en AC de BSA grens van 40 naar 50 ECTS. Projectleider Esterella de Roo: ‘De Sportstudies zijn ons voorgegaan en de resultaten zijn zeer positief. Ik heb het gevoel dat we soms te weinig van onze studenten vragen, waardoor zij zich zo gaan gedragen. Een volledig studiejaar betekent 60 punten. We geven
We geven een verkeerd signaal af door te impliceren dat 40 punten voldoende is. Bermeo, de grondlegger van de Pedagogiek van de Excellentie, heeft aan de universiteit van Californië ervaren hoe het opbouwen van een gemeenschap helpt om het slagingspercentage van eerstegeneratiestudenten te verhogen. Een gemeenschap binnen de universiteit waarin studenten zich opgenomen voelen, maakt het verschil. Begeleiding door ouderejaarsstudenten is hierbij essentieel, stelt Bermeo. Zij kunnen jongerejaars motiveren en aanmoedigen om hun talenten optimaal te benutten. Professor Richard Light deed op zijn beurt onderzoek naar studiesucces binnen het prestigieuze Harvard. Ook in zijn studie staat het sociale en academische contact centraal. Kernpunt van zijn betoog luidt: iedere student dient ten minste één professor/docent goed te leren kennen. Tinto gaat verder. Hij introduceerde de termen sociale en academische integratie. (Sociaal) contact met docent en ouderejaarsstudent is van eminent belang, zegt Tinto. Echter, naarmate de student academisch beter is geïntegreerd, vergroot hij zijn doelgerichtheid om de studie te halen.
een verkeerd signaal af door te impliceren dat het halen van 40 punten ook voldoende is. Natuurlijk zeggen we dit niet letterlijk, maar in de praktijk werkt het soms wel zo. Ik heb studenten die juichend over de gang gaan: “Ik heb 40 punten binnen”, terwijl ze in feite maar tweederde van het totaal hebben gehaald. Er is een groep studenten die zichzelf oplegt om de Propedeuse in één jaar te halen, maar een heleboel eerstejaarsstudenten zijn blij met
oplopen. Ik ben ervan overtuigd dat we de lat voor onze studenten hoger kunnen leggen. Wanneer we meer van hen vragen, zullen zij hiernaar handelen. Vertrouwen hebben in de student, daar gaat het om. We beseffen tegelijkertijd dat hier een actievere rol voor docenten is weggelegd. Eén van de interventies die we in de Propedeuse gaan invoeren, is het werken in leergemeenschappen. Zo geven we uiting aan het belang van sociale en academische integratie. De leergemeenschap is een kleinere groep binnen de klas. Iedere propedeuseklas wordt in tweeën gedeeld, zodat een gemeenschap van ongeveer 13 tot 15 studenten ontstaat. Elke groep krijgt een SLB’er en studentcoach (ouderejaarsstudent) toegewezen. In ons huidige systeem is de SLB’er verbonden aan een hele klas en dan is het vaak moeilijk voldoende betrokken te zijn bij iedere student. Nu we de groepen kleiner maken, willen we echt zorgen dat de docent de contactpersoon wordt van de student. De leergemeenschap vormt als het ware een kleine familie binnen de grote ‘boze’ hogeschool. Studenten werken samen en leren van én met elkaar. De rol van de ouderejaars is van belang. Ik merk dat zij de boodschap veel beter kunnen overbrengen. De grote groep NW allochtonen binnen BE en AC heeft sterke behoefte aan academische binding. Vaak stromen zij in vanuit het mbo en merken dat de cultuur hier volstrekt anders is. We vragen een flinke mate van zelfstandigheid en dat leidt negen van de tien keer tot botsingen. Door met leergemeenschappen te werken, kunnen we veel meer sturing geven. De gemeenschap moet het centrum van de studie vormen, een podium om zaken te bepreken: met medestudenten, met een ouderejaarsstudent of met de SLB’er. Hier leer je vaardigheden die je in je verdere studie kunt toepassen.’ AFM wil na de zomer starten met het invoeren van de leergemeenschappen. Daarnaast besteden ze veel tijd aan het uitwerken van andere interventies zoals het starten van een propedeusemodule op het mbo, een zomercursus Nederlands, continuering van
De leergemeenschap is een kleine familie binnen de grote boze hogeschool. 40 punten. Wij weten echter welke problemen zij vervolgens in het tweede jaar tegenkomen. Onze uitval is in jaar 2 niet voor niets zo hoog; ze kunnen het niet mannen om vakken uit twee verschillende studiejaren te volgen. Ze vallen óf uit, óf richten zich op de Propedeuse, waardoor ze vrijwel altijd een jaar vertraging
taalondersteuning in de hoofdfase, opvang van Antilliaanse en Arubaanse studenten en scholing van docenten. Met steun van het MT en docenten hoopt Esterella dit jaar de eerste resultaten te boeken. In deze nieuwsbrief zullen de verschillende fasen gevolgd worden. 7
Maak een vliegende start: summercourse technologie In de zomer vrijwillig naar school: in de Verenigde Staten heel gewoon, in Nederland nog niet. Maar daar kan verandering in komen. Juist een zomercursus biedt aankomende studenten de kans om zo voorbereid mogelijk met een studie te starten.
In twee weken tijd maak je kennis met de vakinhoud, de leeromgeving en de methodiek. ‘Juist die elementen die zorgen dat de student zelfverzekerd met de studie start’, aldus projectleider Katy de Jongh-Helmig. Met de hulp van ECHO en het Platform Bèta Techniek bundelen 7 van de 12 techniek opleidingen twee weken lang hun krachten tijdens deze eerste H/Summercourse. Vorig jaar bracht Katy met een groep collega’s een werkbezoek aan de UCLA in Amerika. Een universiteit die vooroploopt als het gaat om studentmotivatie en het implementeren van de Pedagogiek van de Excellentie. Katy: ‘Bij de UCLA zorgde een pakket van maatregelen, waaronder de summercourses, voor een ongelooflijke stijging van het rendement. Binnen de groep eerstegeneratiestudenten steeg het studierendement van 32% naar maar liefst 85%. Ik had de directeuren van de technische academies beloofd om een week na terugkomst met een conceptplan te komen. Zo geschiedde en na 5 minuten waren we het eens.’ Katy vertelt hoe de technische opleidingen kampen met een terugloop van het aantal 8
aanmeldingen. ‘De uitval is hoog, maar ook het aantal instromers neemt af. Deze trend is met name ingezet sinds de invoering van de tweede fase. Slechts 36% van de havisten kiest voor een N-profiel. Bovendien volgt het overgrote deel van deze groep het N&Gtraject, waardoor de techniek vijver nog kleiner wordt. Wanneer vervolgens de uitval bij sommige opleidingen oploopt tot wel 40%, is het tijd om actie te ondernemen.’ Met het starten van de summercourse hoopt Katy de stap van het vo naar het hbo te verkleinen. ‘De overgang is ongelooflijk groot. Wanneer een havist op het hbo begint, komen er zoveel nieuwe indrukken op hem af dat de leerstof in die eerste periode veel minder goed beklijft. Alles is nieuw: het gebouw, de docenten, de methodiek. Tegen de tijd dat de student zijn plekje heeft gevonden, starten de eerste tentamens. Met de summercourse laten we de aankomende student alvast wennen om zo de aansluiting te bevorderen. Het scheelt zóveel als zij de eerste gewenningsperiode al achter de rug hebben. Bij de start van het studiejaar kunnen zij dan direct focussen. Zo beginnen ze zelfbewuster aan de eerste periode.’
Twee weken lang kennismaken het hbo: echte colleges van vakdocenten, een workshop Personal Branding met de SLB’er en werken aan groepsopdrachten. ‘Bij de groepsopdrachten kiezen we voor een zekere opbouw’, vertelt Katy. ‘De eerste opdracht duurt een halve dag, de tweede een hele dag en tegen het eind werken ze aan een project dat over meerdere dagen loopt. Alle onderdelen komen aan bod. Zo heb je na de summercourse al geoefend met presenteren. Hetzelfde geldt voor het geven en ontvangen van feedback. Het zijn hbo-competenties die al vrij snel van de student worden verwacht en waar ze hier twee weken lang mee kunnen stoeien. We halen de spanning eraf.’ Met de summercourse wordt een echte studieweek gesimuleerd, maar het is meer dan alleen college. Zo staat er een groepsexcursie, een avondprogramma en een sportactiviteit in de planning. Studenten van alle deelnemende opleidingen zijn betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het project. Toch is het geen introductieweek. ‘We verwachten een serieuze houding van de deelnemers. Er is tijd voor ontspanning, maar de nadruk ligt op de inhoud. Alle opleidingen hebben zich gecommitteerd en externe opdrachtgevers verzorgen de projecten. Hierbij kiezen we voor een multidisciplinaire aanpak. Dit wil zeggen dat bepaalde opdrachten zich richten op de gekozen opleiding, terwijl andere opdrachten bewust gemengd worden uitgevoerd’, licht Katy toe. ‘Juist door in aanraking te komen met andere vakgebieden, ontdek je of je een goede keuze hebt gemaakt. Ik ken een student die tijdens de introductie van HBO-Rechten merkte dat die studie totaal niet overeen kwam met zijn interesses. Hij wisselde – met succes – naar Technische Bedrijfskunde. Ik heb liever dat studenten voor aanvang van het studiejaar van opleiding wisselen dan tijdens.’ Op dit moment is de werving in volle gang. Op Open Dagen, tijdens schoolbezoeken en op de website promoten alle technische opleidingen de summercourse. Katy: ‘De eerste aanmeldingen zijn binnen. De ervaring leert wel dat studenten zich steeds later inschrijven voor een opleiding. Hetzelfde zal waarschijnlijk gelden voor de summercourse.’
Summercourse 2009
10 – 21 augustus 2009 Kijk op: www.dehaagsehogeschool.nl/ summercourse
Mentorproject: Good Practice “Universiteiten en hogescholen hebben de wettelijke plicht om het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef onder hun studenten te bevorderen”, stelt de Onderwijsraad. Helaas komt lang niet elke instelling hieraan toe. Toch zijn er wel universiteiten en hogescholen die duidelijk meer dan andere bevorderen dat studenten zich in hun verdere maatschappelijke loopbaan bekommeren om andere zaken dan waarvoor zij primair worden opgeleid, concludeert de Onderwijsraad na de voorstudie De stand van educatief Nederland. Het mentorproject is zo’n uitzondering en wordt als voorbeeldproject aangemerkt in het onlangs verschenen rapport “Maatschappelijke oriëntaties in het onderwijs”. Onderzoeksinstituten ITS en IOWO* verrichtten in de periode juli – oktober 2008 research naar verschillende initiatieven van universiteiten en hogescholen in Nederland. Bij de selectie van voorbeeldprojecten werd sterk gekeken naar de mate waarin zij het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van de studenten stimuleren. Via webresearch en het raadplegen van diverse netwerken, kwamen uiteindelijk een tiental good practices naar voren. Hierop werden de projectleiders benaderd voor een telefonisch interview. Ook vond een intensieve documentenanalyse plaats. In het rapport wordt meerdere malen gerefereerd aan het mentorproject van De Haagse Hogeschool. Zo bemerken de onderzoekers dat het mentorproject één van weinige initiatieven is waarbij maatschappelijke verantwoordelijkheid expliciet in de doelstelling is opgenomen. Verder noemen zij het ‘opvallend’ dat het project door de hogeschool beschouwd wordt als uitwerking van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de instelling. Het project is bovendien instellingsbreed opgezet en samen met studenten ontwikkeld. Vooral dit laatste punt kan rekenen op grote steun; in het rapport wordt op verschillende plaatsen verwezen naar deze bijzondere vorm van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid. Naast de extrinsieke beloning in de vorm van studiepunten, blijft ook de intrinsieke waardering van het mentorproject niet onopgemerkt. Het ITS en IOWO noemen de uitwerking van het mentorsysteem uniek. “In tegenstelling tot andere projecten ligt de focus (...) niet alleen op de mentee, maar ook nadrukkelijk op de mentor. Het biedt studenten de mogelijkheid om zich in verschillende stappen steeds verder te ontwikkelen in hun rol van mentor en
draagt bij aan empowerment van studenten. Door ondersteuning te bieden aan jongeren en blootlegging van hun drives komen ze tot meer zelfsturing in hun eigen loopbaanproces.” Het ontwikkelen van competenties die niet direct binnen de eigen opleiding aan bod komen, wordt gezien als een groot pluspunt. De Onderwijsraad benadrukt dat voor alle vrijwillige projecten een goede communicatie van groot belang is. Vrijwel elk project maakt gebruik van instellingsbrede communicatiekanalen zoals website en universiteits- of hogeschoolkrant. Verder worden nieuwsbrieven verstuurd en flyers uitgedeeld. Twee benaderingen krijgen een losse vermelding. De Haagse Hogeschool blijkt de enige instelling die haar project intensief evalueert. Bovendien zet De Haagse, evenals Hogeschool Driestar educatief en de HvA, studenten op succesvolle wijze in als ambassadeur van het project. Met het onderzoek tracht de Onderwijsraad de verschillende good practices in Nederland in kaart te brengen. In de conclusie stellen zij vast dat deze voorbeeldprojecten wel degelijk bijdragen aan een verhoging van maatschappelijke betrokkenheid onder studenten. Bovenal merken zij op dat ook studenten zelf de behoefte hebben om maatschappelijk actief te zijn, hun talent te ontwikkelen en vaardigheden aan te leren. “Zeker waar studenten de ‘lead’ hebben bij de opzet en uitwerking van projecten is empowerment, een toename van zelfbewustzijn en het ontwikkelen van leiderschap zichtbaar. Voor vrijwel alle projecten geldt dat studenten iets extra’s of bijzonders doen. Zij ontwikkelen zich al verder tot specialist dan andere studenten, ze bouwen aan een relevant netwerk, ze leren hun loopbaanproces beter te sturen (…). Door tijdens of naast de studie op deze wijze bezig te zijn met maatschappelijke verantwoordelijkheid, zullen deze studenten meer kans hebben om, vaak onbedoeld en onbewust, zich te ontwikkelen tot vertegenwoordigers van een toekomstige elite.” Uit: “Maatschappelijke oriëntaties in het onderwijs” Een onderzoek naar de bijdrage van hoger onderwijs en van vertegenwoordigers van de elite aan de oriëntatie op maatschappelijk verantwoordelijkheid van jongeren.
* ITS en IOWO zijn beide onderzoeksinstituten van de Radboud Universiteit Nijmegen. 9
Onderwijsinspectie neemt Talentontwikkeling als voorbeeld van diversiteitsbeleid 10
Onlangs bracht de Onderwijsinspectie het rapport ‘Aandacht voor diversiteit in het hoger onderwijs’ uit. Het rapport beschrijft het onderzoek van de inspectie naar succesvolle maatregelen voor studenten met een allochtone achtergrond. De Haagse Hogeschool is samen met de Universiteit van Utrecht geselecteerd als voorbeeld van diversiteitsbeleid in de praktijk. De Inspectie ging in gesprek met het CvB, Academiedirecteuren en de projectleiding van Talentontwikkeling. Onderstaand volgt de samenvatting van dat gesprek.
Waarom stellen jullie talentontwikkeling centraal? De Haagse Hogeschool heeft een heel diverse studentenpopulatie. Er zijn veel studenten die als eerste uit het gezin gaan studeren, en veel van deze ‘eerstegeneratiestudenten’ hebben een niet-Nederlandse achtergrond. Diversiteit is dus gewoon een gegeven voor onze opleidingen. Studenten verschillen in wat ze hebben meegekregen, zowel in hun zwakke als in hun sterke punten. We sluiten aan bij de talenten van de student en proberen uit iedere student het beste te halen. Dat klinkt mooi, maar hoe doe je dat? Het begint al in het voorbereidend onderwijs. Allochtone leerlingen op de havo of het mbo hebben vaak wel het talent om door te studeren, maar ze hebben van huis uit niet meegekregen dat dat vanzelfsprekend is. Om die leerlingen een duwtje in de rug te geven hebben we een mentoring-project opgezet. Studenten van de Haagse Hogeschool begeleiden leerlingen uit 4 havo en 3 mbo, en helpen bij de keuze voor een vervolgopleiding. De leerling kan aangeven aan wat voor begeleider hij of zij behoefte heeft. Dat kan bijvoorbeeld zijn: ‘een student die net als ik gek is van computers en daar iets mee doet in zijn opleiding’, of: ‘een studente die ook een Marokkaanse achtergrond heeft’. Ook de studenten geven aan wat ze willen en kunnen doen. Hoe weet je of die studenten goede begeleiding kunnen geven? Studenten die mentor willen worden vullen een digitaal sollicitatieformulier in en krijgen een intakegesprek van ongeveer een uur. Naar aanleiding daarvan wordt nauwkeurig een match gemaakt tussen een leerling en een student. De mentoren volgen bovendien eerst een keuzemodule Mentoring. Het mes snijdt zo aan twee kanten: de leerlingen worden geholpen bij hun studiekeuze, en de student ontwikkelt de competenties die nodig zijn voor het begeleiden. De Haagse Hogeschool heeft veel allochtone
studenten, en allochtone studenten komen vaker dan autochtonen van het mbo. Betekent dat dat je extra aandacht geeft aan de aansluiting op het mbo? Ja, je ziet dat bijvoorbeeld op de Pabo. Mbostudenten van de richting Onderwijsassistent die voor de Pabo kiezen, worden al tijdens hun laatste jaar mbo voorbereid op de Pabo. Dit gebeurt in samenwerking met ROC Mondriaan en Hogeschool INHolland. De studenten volgen zes keer een dag in de week lessen rekenen en geschiedenis aan de Haagse Hogeschool, en vervolgens zes weken lang een dag per week lessen aardrijkskunde en natuuronderwijs bij INHolland. Deze vakken maken namelijk geen deel uit van het mboprogramma. Studenten doen ook de basistoetsen rekenen en wereldoriëntatie en krijgen vervolgens een studieadvies. Dit is van belang voor alle studenten die van het mbo komen, maar vooral allochtone (of eerstegeneratie) studenten profiteren hiervan omdat zij relatief vaker via het mbo instromen in het hbo. Maar in dit geval profiteren alleen de Mondri aanstudenten van jullie aanpak? We zouden het graag uit willen breiden naar andere ROC’s, maar dat is organisatorisch erg lastig: die zes lesdagen worden gepland en zijn nu afgestemd op het Mondriaan, die het grootste deel van de studenten levert. Als andere ROC’s meedoen dan moeten de lestijden op elkaar aansluiten, dat is niet altijd mogelijk. Eigenlijk is dit ook een tijdelijke oplossing: het hbo investeert in aankomende hbo-studenten, maar dat is financieel alleen te verantwoorden als veel van die mbo-ers daadwerkelijk instromen (en dat is nu het geval). Er zijn nu plannen om het curriculum van het laatste jaar mbo Onderwijsassistent aan te passen, zodat studenten in de toekomst kunnen kiezen voor (accent op) voorbereiding Pabo of afstuderen als onderwijsassistent. En dan begint zo’n leerling aan de studie aan de Haagse Hogeschool? Ja, en dan is het belangrijk dat een student zich vanaf het allereerste moment welkom
voelt. We proberen dat te bereiken door rekening te houden met de verschillen in achtergrond van studenten. Bijvoorbeeld: bij de start van de studie is er een introductieperiode van een paar dagen op een leuke locatie. Die wordt zo georganiseerd dat iedereen mee kan doen. Allochtone meisjes die niet mogen of willen blijven slapen in zo’n grote gemengde groep krijgen dus de mogelijkheid om thuis te slapen. Er is een grote groep die niet blijft slapen, dat is inmiddels een geaccepteerd fenomeen. Er zijn gewoon twee mogelijkheden. Zo voorkom je dat studenten al meteen bij de start van de studie buiten de boot vallen. Hoe zorg je er verder voor dat studenten zich thuis voelen tijdens de studie? Dat is vooral een kwestie van cultuur. Binding is onderwerp van gesprek binnen het docententeam, docenten zijn trots op hun studenten en zijn geïnteresseerd in de persoon achter de student. Bovendien kun je in het onderwijs zelf aansluiten op de achtergrond van studenten en daardoor de motivatie bevorderen. Zo hebben we binnen de opleiding Personeel en Arbeid een studiereis naar Istanbul georganiseerd en worden er regelmatig Turkse of Marokkaanse alumni uitgenodigd om te komen vertellen over hun werkervaringen. Samenvattend? Studenten beginnen nu eenmaal niet allemaal met dezelfde bagage aan een opleiding hoger onderwijs. Door daar rekening mee te houden zorg je ervoor dat het ware talent niet verloren gaat. En daar is het ons natuurlijk om te doen.
Op dit moment wordt het rapport gedrukt. De tekst van het rapport is echter al beschikbaar via de website van de Inspectie van het Onderwijs: http://www.onderwijsinspectie.nl/ nl/home/naslag/Alle_publicaties/ aandacht-voor-diversteit
11
Even voorstellen
Duco Hendriks zit alweer 18 jaar in het
leren. Het is de bedoeling dat ze op zoek gaan naar hun kwaliteiten. Het mentorproject zorgt dat ze actief – in plaats van passief – hieraan werken. Ik zie vaak dat mentoren van De Haagse hier komen. Ook zij leren van dit project. Het is een oud onderwijskundig principe dat men zelf het meeste leert door het aan anderen uit te leggen. Je geeft het goede voorbeeld en toont een professionele instelling. De mentoren werken zo aan hun eigen attitude, welke de leerlingen vervolgens overnemen. Naast een bewuste studiekeuze is houding het belangrijkste. Dit is je eigen PR; een pakket van normen en waarden. Op het IMC zitten leerlingen die in hun eigen omgeving geen rolmodel hebben. Met de mentor bezoeken ze De Open Dag en leren ze het hbo kennen. Beiden partijen – mentor en mentee – werken aan zichzelf: een ideale win-win situatie!’
onderwijs. Het leeuwendeel als leraar in het basisonderwijs en sinds zeven jaar op het IMC in Rijswijk. Vanaf september vervult hij de functie van teamleider bovenbouw. ‘Soms vergeten mensen wel eens de functie van het onderwijs. Zelf ben ik ook door mijn eigen twee kinderen steeds meer het échte maatschappelijke belang van onderwijs gaan inzien. Vakinhoud is één, maar het ontwikkelen van een houding is zeker zo belangrijk. Ook hbo-docenten hebben een opvoedende taak; daar zijn zij zich alleen lang niet altijd van bewust. Laatst sprak ik met een aantal hbo-docenten over de houding van studenten. Die is vreselijk! Het is niet realistisch om te denken dat middelbare scholieren hun houding veranderen door de overstap naar het hbo. Daarom vind ik het mentorproject geweldig: overdracht door jongeren zelf in plaats van door de docent; dit is wat de groep leerlingen toch het meeste aanspreekt. Ik had zelf het idee dat het mentorproject verplicht was. Nu doet een kleine groep mee, maar het liefste zie ik dat al mijn havo-4 leerlingen deelnemen. Op het IMC zijn wekelijks twee lesuren ingeruimd voor oriënterend
Mirjam Schoenmaeckers ondersteunt vanaf december het project mentoring. Met het groeiende aantal aanmeldingen een zeer hectische baan. Of zoals Mirjam het liever zelf omschrijft: ‘een droombaan’. ‘In de tijd dat ik van school kwam, luidde de leus: ‘je bent jong en je wilt wat’. Voor mijn
gevoel was het eerder: ‘je bent jong en je moet wat’. Je weet op die leeftijd niet wat je wilt, maar alleen wat je leuk vindt. In mijn geval was dat handenarbeid, en vanuit die motivatie koos ik voor de opleiding Tehatex in Nijmegen. Na mijn afstuderen in ’86 was de arbeidsmarkt slecht en de aanstellingen voor handarbeiddocent waren schaars. Ik volgde een typecursus en kon aan de slag als secretaresse. Na een aantal jaren werd ik directiesecretaresse bij de Lucas Stichting, een overkoepelende onderwijsorganisatie die de schoolbesturen van alle katholieke scholen in Den Haag samenbrengt. In totaal gaat het om 54 scholen, zowel uit het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs. Zo ken ik bijvoorbeeld het IMC en het Edith Stein College van binnenuit. Toen ik kinderen kreeg was er jammer genoeg geen mogelijkheid om mijn functie in deeltijd uit te voeren. Vorig jaar mei besloot ik weer te gaan werken als secretaresse. Eerst binnen de afdeling juridische zaken van Reed Business, totdat zij verhuisden naar Amsterdam. De functie bij Talentontwikkeling op De Haagse Hogeschool kwam op het juiste moment. De onderwijsomgeving blijft mij trekken. Direct na het sollicitatiegesprek belde ik naar huis: ‘ik heb een droombaan gevonden!’. En zo voelt het nog steeds. Organiseren, plannen, regelen, sturen: zorgen dat iedereen z’n ding doet. Ik vind het iedere dag heerlijk om hier te komen. In een leeromgeving gebeurt zoveel en er zit zoveel energie. Met mentoring hebben we een centrale plek in de school. Studenten lopen de hele dag binnen om een praatje te maken. Ze vertellen over de mentee en hierbij fungeer ik regelmatig als vraagbaak. De mentoren zijn de coaches, maar tegelijkertijd dwingt het mij als medewerker ook om als coach te handelen. Studenten willen zelf bepalen wat ze doen, ze willen niet bemoederd worden. De truc is om ze het gevoel te geven dat ze keuze hebben en dat ze zelf beslissen. Op deze manier ontwikkelen ze verantwoordelijkheidsgevoel.’
Nieuwe gezichten Per 1 april is Bieke De Mol door het College van Bestuur aangesteld als programmadirecteur studiesucces bij De Haagse Hogeschool, waarvan het G5 programma een onderdeel is. Bieke heeft meer dan 20 jaar ervaring als leidinggevende bij de hogeschool. Daarnaast was ze als supervisor en coach werkzaam in de sector Zorg en Welzijn. In januari 2009 studeerde ze af als master organisatiecoaching.
12
Bieke is de komende 3 jaar verantwoordelijk voor de aansturing en de coördinatie van het complexe programma “studiesucces” binnen De Haagse Hogeschool. Samen met de vele spelers die bij dit programma betrokken, zijn wil ze zich inzetten om het studiesucces van niet- westerse allochtonen en van alle studenten bij de hogeschool te vergroten.