PROFESSIONELE ONTWIKKELING
VOORWOORD Dit onderwijsboekje Professionele ontwikkeling M2 is gedurende het gehele seniorco-schap van belang en omvat verschillende onderdelen. Allereerst, in hoofdstuk 1, relevante achtergrondinformatie over de onderwijslijn Professionele ontwikkeling, de onderwijsdoelen en de te behalen eindtermen. In hoofdstuk 2 wordt het programma uitgewerkt, met praktische informatie over ondermeer het onderwijsvenster, het portfolio en de routeplanner. In hoofdstuk 3 is ‘het logboek’ opgenomen. Dit hoofdstuk bestaat uit twee paragrafen met af te tekenen activiteiten. Hoofdstuk 4 bevat de eisen voor de toetsing. En hoofdstuk 5 bevat de beoordelingsformulieren. Hoofdsruk 6 biedt ruimte voor evaluatie van de onderwijslijn Professionele ontwikkeling M2 Aan het eind van het seniorco-schap M2 dient —naast het portfolio— ook dit bijge- werkte onderwijsboekje te worden ingeleverd. Hou het boekje daarom zorgvuldig bij en zorg dat het niet kwijt raakt. Professionele ontwikkeling M2 is nieuw onderwijs. Schroom daarom niet contact met ons op te nemen en ons te voorzien van feedback, zodat we de lijn professionele ontwikkeling M2 waar nodig kunnen verbeteren. Een succesvol studiejaar toegewenst!
Prof. dr. A.J. Duits Ella Engelhardt Scarlet van Belle
‘Ontwikkeling is het vermogen om naar bijna alles te luisteren, zonder je kalmte of je zelfvertrouwen te verliezen.’ David Frost
1
ACHTERGRONDINFORMATIE PROFESSIONELE ONTWIKKELING M2
1.1 Inleiding M2 is een intensief jaar dat bestaat uit tien co-schappen van elk vier weken in een geaffilieerd ziekenhuis. Dit betekent om de vier weken een nieuwe afdeling, wennen, inzicht krijgen in welke taken verwacht worden, veel patiëntgebonden ervaringen, geobserveerd worden, feedback krijgen en beoordeeld worden. Het is van belang om naast deze vierweekse cyclus op een meer longitudinale wijze na te denken over je eigen professionele ontwikkeling. Daarom omvat M2 de lijn Professionele ontwikkeling. Deze onderwijslijn omvat verschillende onderdelen. 1) Als eerste het zgn. onderwijsvenster. In elk geaffilieerd ziekenhuis is de woensdagmiddag ingepland voor coachgroepsbijeenkomsten, disciplineoverstijgend onderwijs en klinische werkconferenties. Aanwezigheid en participatie bij dit onderwijs is verplicht. 2) Het tweede onderdeel is het portfolio. Verspreid over het jaar dien je een zestal thema’s uit te werken waarvan het resultaat moet worden opgenomen in het portfolio. Een ander belangrijk onderdeel van het portfolio is de zgn. routeplanner. Per bekwaamheid moet worden bijgehouden welke eindtermen je al beheerst en aan welke eindtermen je nog moet werken. 3) Het derde onderdeel is het logboekje met daarin een lijst met af te tekenen activiteiten die tijdens het M2-jaar moeten worden uit gevoerd en/of bijgewoond. 4) Het vierde onderdeel betreft de individuele begeleiding. Dit omvat een drietal gesprekken tussen coach en co-assistent op basis van het portfolio en het functioneren in de coachgroep. Het kennismakingsgesprek en het tussentijdse gesprek zijn educatief van karakter. Het eindgesprek heeft een selectief karakter en is een beoordelingsgesprek. 1.2 Doelen Professionele ontwikkeling M2 In samenwerking met de andere onderdelen binnen M2 komen tot - ontwikkeling van de zeven bekwaamheden tot niveau 3 - uitbouw van ‘life long learningskills’ zoals intervisie, leren van ervaringen en intercollegiale toetsing, - persoonlijke ontwikkeling waarin de senior co-assistent laat zien uit te groeien tot een zelfstandig medicus. Hierbij dient aan het eind van het jaar M2 het niveau te zijn bereikt waarop de taken van een semi-arts professioneel kunnen worden uitgevoerd. 1.3 Overzicht eindtermen bekwaamheden niveau 3 Het complete overzicht van alle eindtermen van de bekwaamheden van de masterfase, dus naast niveau 3 ook niveau 2 en 1 plus achtergrondinformatie is te vinden op de website www.rug.nl/umcg Klik op het blauwe blokje ‘onderwijs’, dan op ‘G2010’, en dan ‘bekwaamheden G2010’. Hieronder volgt per bekwaamheid een overzicht van de niveau 3eindtermen
1.3.1 Bekwaamheid 1 communiceren
Definitie niveau 3
De arts kan de basis communicatievaardigheden hanteren en combineren in meer complexe omstandigheden van de setting van het medisch consult met een patiënt, in (multidisciplinaire) samenwerking met andere zorgverleners en in het onderwijs.
Domein I.1 Onderwijssituatie
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts geeft blijk van besef dat voor het functioneren als arts vereist is, dat hij: I.1.11 eigen taken kan afbakenen ten opzichte van die van andere medische disciplines en verpleegkundige en paramedische professies
Domein I.2 Zorg voor de patiënt
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: I.2.50 de hulpvraag naar urgentie te interpreteren (en zo nodig direct te handelen) traumatiserende levensomstandigheden (zoals kindermishandeling, seksueel trauma, vervolgden-problematiek) te herkennen 1.2.52 adequaat te handelen met betrekking tot orgaan- en weefseldonatie
Domein I.3 Samenwerking met derden
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts geeft blijk van besef dat voor het functioneren als arts vereist is, dat hij: I.3.14 eigen taken kan afbakenen ten opzichte van die van andere medische disciplines en verpleegkundige en paramedische professies 1.3.2 Bekwaamheid 2 probleem oplossen
Definitie niveau 3
De arts is in staat in actuele patiëntencontacten bij alle in het Raamplan 2001 beschreven problemen (inclusief combinaties van problemen) een differentiaaldiagnose op te stellen en een behandelplan te formuleren.
Domein II.1 Algemene principes van besliskunde, probleemherkenning, formuleren van probleemstelling Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2
Domein II.2 Diagnostiek
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: II.2.22 een natuurlijke dood vast te stellen en bij vermoeden op een niet natuurlijke doodsoorzaak de juiste maatregelen te nemen II.2.23 de indicatie voor eventueel aanvullend onderzoek te stellen, waarbij hij in de afweging tussen wel of geen aanvullend onderzoek rekening houdt met de te verwachten opbrengst (inclusief fout-positieve / fout-negatieve uitkomsten), de relevantie voor het verdere
besluitvormingsproces, de wensen van de patiënt, de belasting voor de patiënt en zijn sociale omgeving (bijvoorbeeld mantelzorg) en / of verwanten (bijvoorbeeld genetisch onderzoek), de eventuele complicaties en de kosten II.2.24 in overleg met de patiënt te kiezen uit de verschillende beleidsmogelijkheden, op basis van de hulpvraag en de bevindingen van het diagnostisch proces. Bij deze keus wordt rekening gehouden met het verwachte effect vergeleken met het natuurlijk beloop, patiëntgebonden factoren (zoals geslacht, leeftijd, voorkeur en wensen van de patiënt, persoonlijke en gezinsomstandigheden, therapietrouw), mogelijke neveneffecten, complicaties, de zorgbehoefte en de continuïteit van de zorg, eventuele co-morbiditeit en kosten. Domein II.3 Behandeling Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: II.3.12 te bepalen welke instructies aangaande de behandeling aan de patiënt verstrekt moeten worden en ook te bepalen welke informatie omtrent werking en bijwerkingen aan de patiënt gegeven moeten worden II.3.13 adequaat te handelen met betrekking tot orgaan- en weefseldonatie 1.3.3 Bekwaamheid 3 omgaan met wetenschap
Definitie niveau 3
De arts kan medisch wetenschappelijke informatie vertalen naar adequaat beleid. Hij kan evidence based medicine, empirie en pathofysiologische concepten integreren. Hij geeft blijk van een kritische houding ten opzichte van wetenschappelijke informatie waarop het medisch handelen gebaseerd is. Hij is in staat relevante informatie op te sporen in de literatuur of andere databronnen, deze kritisch op waarde te schatten en deze informatie over te dragen aan anderen.
Domein III.1 Methodische aspecten van wetenschappelijk onderzoek (theoretisch en uitvoerend) Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2
Domein III.2 Wetenschappelijke grondslagen van de geneeskunde Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2
Domein III.3 Wetenschap en Samenleving Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1
1.3.4 Bekwaamheid 4 onderzoeken en handelen
Definitie niveau 3
De arts is bekwaam in het afnemen van een anamnese en het uitvoeren van onderzoek bij patiënten in complexe situaties van veel voorkomende ziektebeelden en in het in de praktijk uitvoeren van die behandelingen die van een basisarts vereist worden.
Domein IV.1 Anamnese
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: IV.1.7 de verschillende vormen van verslaglegging met inbegrip van die met behulp van informatie- en communicatietechnologie) IV.1.8 het zelfstandig opnemen van een hetero-anamnese IV.1.9 het beoordelen van het functioneren van de patiënt in de verschillende, relevante levensdomeinen
Domein IV.2 Algemeen en specieel onderzoek
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: IV. 2.7 de verschillende vormen van verslaglegging met inbegrip van die met behulp van informatie- en communicatietechnologie IV. 2.8 het leesbaar, systematisch, helder en toetsbaar vastleggen van: IV. 2.9 alle argumenten en overwegingen zowel in het diagnostisch als het behandelingsproces met daarin begrepen gehanteerde richtlijnen en afwijkingen daarvan IV.2.10 het vaststellen van een natuurlijke dood en het nemen, bij vermoeden op een niet natuurlijke doodsoorzaak, van de juiste maatregelen.
Domein IV.3 Therapeutische vaardigheden
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: IV.3.5 de volgende therapeutische vaardigheden te verrichten: - toediening van oppervlakkige en diepe anesthesie - behandeling wonden / beten / abcessen - corpus alienum / splinter verwijdering IV.3.6 basale eerste hulp te verlenen zoals beschreven in Advanced Life Support (ALS) IV.3.7 de interactie van meerdere (chronische) aandoeningen die gelijktijdig voorkomen, te onderkennen IV.3.8 in voorkomende gevallen het geneesmiddel gebruiksklaar te maken en (parenteraal) toe te dienen IV.3.9 tot het leesbaar, systematisch, helder en toetsbaar vastleggen van: IV.3.10 de ingestelde behandeling IV.3.11 alle argumenten en overwegingen zowel in het diagnostisch als het behandelingsproces met daarin begrepen gehanteerde richtlijnen en afwijkingen daarvan IV.3.12 de bevindingen bij het evalueren van het behandelingsresultaat IV.3.13 de aan de patiënt en anderen gedane mededelingen IV.3.14 het oordeel van de patiënt IV.3.15 het overdragen van de relevante gegevens zowel mondeling als schriftelijk
1.3.5 Bekwaamheid 5 behandelen
Definitie niveau 3
De arts is in staat zelfstandig een behandelplan voor problemen van individuele patiënten op te stellen en uit te voeren, het effect te bewaken en zo nodig de behandeling bij te stellen.
Domein V.1 Behandeldoelen en behandelmogelijkheden
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2, maar nu gericht als arts op de dagelijkse praktijk in geïntegreerde zorg Bovendien: De arts is in staat: V.1.14 tot het leesbaar, systematisch, helder en toetsbaar vastleggen van - alle argumenten en overwegingen zowel in het diagnostisch als het behandelingsproces met daarin begrepen gehanteerde richtlijnen en afwijkingen daarvan - de bevindingen bij het evalueren van het behandelingsresultaat V.1.15 nieuw verworven inzichten toe te passen V.1.16 adequaat te handelen met betrekking tot orgaan- en weefseldonatie
Domein V.2 Kiezen en instellen
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2, maar nu gericht als arts op de dagelijkse praktijk in geïntegreerde zorg Bovendien: De arts beschikt over kennis met betrekking tot: V.2.19 de essentialia van het begeleiden van chronisch en ongeneeslijk zieken alsmede palliatieve zorg
Domein V.3 Vervolgen en bijstellen
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 2, maar nu gericht op de dagelijkse praktijk als arts in geïntegreerde zorg. 1.3.6 Bekwaamheid 6 omgaan met de maatschappelijke context
Definitie niveau 3
De arts is in staat niet-biologische oorzaken van ziekte te benoemen die een rol spelen bij een individuele patiënt en deze - voor zover verlangd kan worden - te beïnvloeden. De arts is in staat collectieve gezondheidsproblemen te analyseren, een plan voor preventieve maatregelen op te stellen en deze te evalueren. De arts kan individuele en community health problemen plaatsen in een brede context van politieke, sociologische, culturele en economische factoren. De arts is in staat om op grond van deze analyse bij te dragen aan oplossingen voor vastgestelde problemen en beïnvloeding van het (gezondheids)beleid, rekening houdend met de (maatschappelijke) kosten en juridische context van het geneeskundig handelen.
Domein VI. 1 Niet biologische factoren die gezondheid en ziekte bepalen
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 2 Bovendien: De arts is in staat: VI. 1.13 traumatiserende levensomstandigheden (zoals kindermishandeling, seksueel trauma, vervolgden problematiek) te herkennen VI. 1.14 na te gaan of de probleemanalyse aansluit bij de hulpvraag van de patiënt en bij andere relevante omstandigheden
VI. 1.15 te bepalen hoe en wanneer een behandeling geëvalueerd moet worden en daarbij te beoordelen: het functioneren van de patiënt in verschillende, relevante levensdomeinen
Domein VI.2 Screening en preventie
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 2 Bovendien: De arts beschikt over kennis met betrekking tot: VI. 2.12 mogelijkheden van en indicaties voor interventie door paramedici en hulpverleners op het psychologische, sociale en pastorale vlak De arts is in staat: VI. 2.13 mee te werken aan bewaken van gezondheid op individueel en collectief niveau VI. 2.14 begrip te tonen voor de situatie van de patiënt en diens sociale achtergrond. Toont persoonlijke belangstelling voor patiënt en diens omgeving en is bewust van mogelijke gevolgen van ziekte voor gezinsleden en (werk)omgeving van patiënt. Houdt met persoonlijke omstandigheden van patiënt rekening bij onderzoek, advies, behandeling en begeleiding De arts beschikt over kennis en inzicht m.b.t. de gezondheidszorg t.a.v.: VI. 2.15 zijn plaats in de gezondheidszorg en de voorbeeldfunctie die hiervan uitgaat
Domein VI.3 Organisatie gezondheidszorg, gezondheidsrecht en historische context
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 2 Bovendien: De arts is in staat: VI. 3.31 om te gaan met juridische aspecten van het systeem van de gezondheidszorg VI. 3.32 een natuurlijke dood vast te stellen en bij vermoeden op een niet natuurlijke doodsoorzaak de juiste maatregelen te nemen VI. 3.33 adequaat te handelen met betrekking tot orgaan- en weefseldonatie VI. 3.34 te bepalen hoe en wanneer een behandeling geëvalueerd moet worden en daarbij te beoordelen: eventuele zorgtekorten De arts beschikt over kennis met betrekking tot de essentialia van: VI. 3.35 het begeleiden van chronisch en ongeneeslijk zieken alsmede palliatieve zorg De arts geeft blijk van besef dat voor het functioneren als arts vereist is, dat hij: VI. 3.36 verplicht is te handelen met in achtneming van het medisch beroepsgeheim De arts is in staat: VI. 3.37 een adequate bijdrage te leveren aan de continuïteit van zorg voor de patiënt 1.3.7 Bekwaamheid 7 reflecteren
Definitie niveau 3
De arts kan aangeven op welke wijze hij tijdens zijn verdere beroepsuitoefening de kwaliteit van zijn professionele handelen zal bewaken. De arts is in staat om in termen van diverse vooronderstellingen met betrekking tot gezondheid en ziekte te reflecteren op zijn professioneel handelen en ook op dat van anderen in complexe situaties, b.v. vergissingen, complicaties, onverwacht beloop. De arts is in staat om bij specifieke en complexe vraagstukken een multidisciplinair beraad te organiseren om tot een verantwoorde keuze te komen.
Domein VII.1 Vakbekwaamheid en zelfkennis
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts geeft blijk van besef dat het voor het functioneren als arts vereist is, dat hij: VII.1.26 zich verantwoordelijk voelt voor het bevorderen van de eigen (des)kundigheid en hierin eigen initiatieven ontplooit
De arts geeft blijk van: VII.1.27 besef dat na de arts opleiding verdere na- en bijscholing nodig is De arts is in staat: VII.1.28 eigen blinde vlekken en / of lacunes in de beroepsuitoefening op te sporen en te trachten deze (via nascholing of anderszins) op te heffen VII.1.29 nieuw verworven inzichten toe te passen De arts geeft blijk van besef dat voor het functioneren als arts vereist is, dat hij: VII.1.30 kan omgaan met onzekerheid VII.1.31 kan omgaan met acute situaties VII.1.32 kan omgaan met stress VII.1.33 verantwoordelijkheid kan dragen VII.1.34 eigen beperkingen kan onderkennen VII.1.35 kan omgaan met onmachtsgevoelens VII.1.36 beslissingen durft te nemen waaronder het afzien van (be)handeling VII.1.37 flexibel is en om kan gaan met snel veranderende situaties VII.1.38 zijn financiële onafhankelijkheid kan bewaren ten opzichte van derden VII.1.39 kan omgaan met complicaties ten gevolge van het klinisch handelen VII.1.40 zich in wil zetten en zich medeverantwoordelijk wil voelen voor het lichamelijke geestelijke en sociale welzijn van mensen en voor alle vormen van gezondheidszorg VII.1.41 eigen gevoelens, normen en waarden onderkent in relatie tot existentiële vragen over leven, dood, ziekte en gezondheid en kan omgaan met medisch-ethische vragen VII.1.42 verplicht is te handelen met in achtneming van het medisch beroepsgeheim VII.1.43 eigen taken kan afbakenen ten opzichte van die van andere medische disciplines en verpleegkundige en paramedische professies De arts beschikt over kennis en inzicht met betrekking tot: VII.1.44 zijn plaats in de gezondheidszorg en de voorbeeldfunctie die hiervan uitgaat De arts is in staat: VII.1.45 stoornissen in de verhouding tussen werk en privé-leven te herkennen en ze naar waarde te schatten VII.1.46 die maatregelen te nemen die het beste de stoornis kunnen verhelpen, waaronder eventueel het inroepen van professionele hulp VII.1.47 medisch handelen in de beroepsmatige en in de privé-sfeer te scheiden De arts beschikt over kennis met betrekking tot: VII.1.48 mogelijkheden van interventie door paramedici en hulpverleners op het psychologische, sociale en pastorale vlak
Domein VII.2 Medische ethiek en morele besluitvorming
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: VII.2.20 een leerplan te formuleren voor collega’s die zich tot hem wenden om advies
Domein VII.3 Filosofie der geneeskunde
Niveau 3 Zie eindtermen niveau 1 en 2 Bovendien: De arts is in staat: VII.3.4 tot een visie op de ethische dimensies van het zorgbeleid, waarbij aandacht is voor - de institutionele (sociaal, economisch en cultureel) context waarin patiëntenzorg is ingebed (inclusief de wetgeving) - de verschillende normen en waarden die leidraad zijn voor het zorgbeleid - de ethische verantwoordelijkheid van de arts in relatie tot dit zorgbeleid.
2
PROGRAMMA PROFESSIONELE ONTWIKKELING M2
2.1 Onderwijsvenster Met de term ‘onderwijsvenster’ wordt de woensdagmiddag aangeduid waarop verschillende discipline overstijgende onderwijsactiviteiten zijn ingepland. De senior co-assistent is dan niet aanwezig op de afdeling, maar in het onderwijscentrum van de affiliatie. Door dit voor alle ziekenhuizen op woensdagmiddag in te plannen, wordt het mogelijk om ook affiliatie overstijgende activiteiten te faciliteren. Het onderwijsvenster heeft een vaste opbouw. De tweede helft van de middag wordt elke week ingevuld door een klinische werkconferentie. De ene week start de woensdagmiddag met een coachgroep bijeenkomst en de andere week start de woensdagmiddag met discipline overstijgend onderwijs. 2.1.1 Klinische werkconferenties Elke week vindt er een klinische werkconferentie plaats. Alle stage verlenende disciplines uit de affiliatie dragen de verantwoordelijkheid voor een aantal van deze klinische werkconferenties. Hiervoor wordt per affiliatie een indeling gemaakt. De senior co-assistent doorloopt tien verschillende stages/disciplines. Door de klinische werkconferenties kun je als senior co ook kennis maken met het werkterrein en de werkwijze van de overige disciplines in de affiliatie. Deze conferenties worden gehouden voor alle senior co-assistenten. Elke conferentie wordt voorbereid door een tweetal co- assistenten die zorgdragen voor de casuïstiek en de bijbehorende vragen. Zij doen dit in overleg met de hiervoor ingedeelde klinisch docent. 2.1.2 Discipline overstijgend onderwijs Op iedere oneven week begint het woensdag middag onderwijs met discipline- overstijgend onderwijs. Hoewel de invulling van dit onderwijs varieert per affiliatie zijn er wel een aantal vaste onderdelen zoals het farmacotherapeutisch overleg, gezondheidsrecht en ethiek. 2.1.3 Coachgroep bijeenkomsten Op iedere even week begint het wo. middag onderwijs met een coachgroep bijeenkomst. Deze coachgroepen omvatten maximaal 12 studenten en worden begeleid door een coach. De coachgroep bijeenkomsten kennen een intervisiedeel en een themadeel. 2.1.3.1 Werkwijze intervisie Intervisie zien we als een vorm van leren: door op een gestructureerde wijze met een groep medestudenten problemen aan te pakken, wordt er efficiënt gewerkt aan het verbeteren van de eigen effectiviteit. Voor het intervisiedeel van de coachgroepen wordt voortgeborduurd op een basisstructuur zoals die in het M1 is aangeleerd (Hendriksen 2004). 1. Probleeminventarisatie: Bijpraten, terugblik (wat is er gebeurd met de adviezen van de vorige keer), en wat is er in de tussentijd gebeurd? Vervolgens wordt het onderwerp van de bijeenkomst vastgesteld. 2. Analyse: Door informatieve vragen te stellen aan degene die een probleem inbrengt, krijgt iedereen helderheid over de situatie en de vraag die speelt. 3. Bewustwording: Door de analyse blijkt vaak dat het probleem of de vraag anders geformuleerd moet worden – eigenlijk draait het om een ander onderwerp of om andere aspecten dan aanvankelijk gedacht. 4. Advies: Het is nu aan de groepsleden om adviezen te geven over hoe zij om zouden gaan met het probleem. De probleeminbrenger vat samen, maakt een keuze en geeft aan wat zij zal gaan doen. 5. Gelijksoortige ervaringen van anderen: Vaak hebben groepsleden zelf ook ervaringen met het ingebrachte probleem. Deze kunnen nu worden ingebracht en besproken. 6. Evaluatie: Tot slot evalueert de groep de bijeenkomsten. Hoe ging het, wat heeft het opgeleverd en hoe gaan we het de volgende keer aanpakken?
2.1.3.2 Werkwijze thema’s Verspreid over het hele M2 jaar dien je als senior co-assistent zes thema’s uit te werken. Het doel van deze thema’s is het focussen van de aandacht bij het leren op de werkplek, zodat diepgang en bewustwording worden gestimuleerd. De kans is klein dat je als senior co veel leert van de opdracht ‘ga een dossier doornemen’. Pas als een dergelijke opdracht uitgebreid wordt met aandachtspunten waarop de je bewust moet letten, rapporteren in de coachgroep, discussiëren met andere co’s en er een schriftelijke uitwerking van maakt, wordt het leren echt gestimuleerd. Vandaar dat van je gevraagd wordt deze zes thema’s uit te werken. De inhoud van de thema’s is tot stand gekomen in overleg met de bekwaamheidscoördinatoren. De uitwerking van de zes thema’s is verderop in dit boekje te vinden (par. 2.2.2). Gedurende het jaar zal elk thema ongeveer drie keer op de agenda van de coachgroep staan. Een aantal studenten kan dan een presentatie geven over de uitwerking. Het is de bedoeling dat elke student minimaal twee keer tijdens het jaar M2 een presentatie verzorgt over een thema waar hij/zij mee bezig is. De uitwerkingen van de thema’s moeten worden opgenomen in het portfolio. Ook moet de uitwerking, bijv. de ppt, door de senior co op Nestor worden gezet. Hierdoor is het voor de bekwaamheidscoördinatoren in Groningen mogelijk om controle te houden over de kwaliteit van de uitwerkingen. 2.2 Portfolio Voor de lijn Professionele ontwikkeling M2 dien je een portfolio te maken volgens onderstaande structuur: Persoonlijke gegevens (naam, adres, studentnummer etc. + overzicht van behaalde studieresultaten en het te volgen studiepad in M2) Routeplanner + bewijslast (3 keer per jaar, gekoppeld aan de begeleidingsgesprekken) Uitwerkingen thema’s Uitwerking overige verplichtingen: 6Steps (2 per stage), partusverslag, verwijsbrief etc.* Kopieën beoordelingsformulieren (Klinische Beoordelingen en Beoordelingen Logboek)
* NB Denk aan het anonimiseren van pat. gegevens
2.2.1 Routeplanner Routeplanner + bewijslast De routeplanner moet per bekwaamheid worden uitgewerkt. Voor ieder bekwaamheid dien je drie keer per jaar (als voorbereiding op de drie individuele begeleidings- gesprekken) de eindtermenlijst van desbetreffende bekwaamheid te analyseren (overzicht bekwaamheden zie www.ru.nl/umcg, klik op het blauwe blokje ‘onderwijs’, dan op ‘G2010’, en dan klikken op ‘bekwaamheden G2010’blokje ‘onderwijs’). Routeplanner deel 1 (startgesprek) Als voorbereiding voor het kennismakingsgesprek dien je routeplanner deel 1 af te ronden. Deel hiervoor de eindtermenlijst niveau 3 per bekwaamheid in, in de volgende drie kopjes: vasthouden, neutraal en ontwikkelen. Het is zeer waarschijnlijk, mede op grond van je routeplanner uit M1, dat je je ook nog meer wilt ontwikkelen op een aantal eindtermen van de bekwaamheden op niveau 2. Het getuigt van goed inzicht in je professionele ontwikkeling om ook deze eindtermen te betrekken bij de routeplanner. Dus plaats eindtermen waarover je al zeker voelt, onder het kopje ‘Vasthouden’. Plaats eindtermen waarvan je verwacht dat je ze het komende halfjaar door het lopen van verschillende co-schappen redelijkerwijs zult verkrijgen, onder het kopje ‘Neutraal’ en zet eindtermen waarvan je verwacht dat je daar echt heel bewust aan zal moeten werken, onder het kopje ’Ontwikkelen’. Het is belangrijk dat je per eindterm onderbouwt waarom je er voor kiest desbetreffende eindterm juist onder dat specifieke kopje op te nemen. Maak in deze verantwoording een link met de gekregen beoordelingen uit M1 of met eerder opgedane ervaringen (bewijslast). Naast deze indeling dien je voor de eindtermen onder het kopje ’Ontwikkelen’ een plan te maken waaruit blijkt hoe je te werk wilt gaan bij het onder de knie krijgen van deze eindtermen. Heb je veel te ontwikkelen eindtermen opgenomen, maak dan een gemotiveerde
keuze voor een beperkt aantal. Gebruik voor het uitwerken van de leerdoelen de methode SMARTI. Een goed leerdoel is: Specifiek, Meetbaar, Activerend, Realistisch, in Tijd gezet en Inspirerend. Daarnaast dien je een kopie bij deel 1 van de routeplanner te voegen, van het zowel door jezelf als door je coach van M1 ondertekende beoordelingsadvies formulier. Hierdoor verschaf je je M2 coach inzicht in je professionele ontwikkeling. Routeplanner deel 2 (tussentijds gesprek) Na een half jaar dien je als voorbereiding voor het tussentijdse gesprek de routeplanner bij te stellen. Het is belangrijk om terug te blikken op de eindtermen onder het kopje ‘Ontwikkelen’. Heb je inderdaad volgens plan de bepaalde eindtermen nu beter onder de knie? Pas, op grond van je ontwikkeling, je routeplanner aan. Er zijn vast eindtermen die nu onder een ander kopje thuis horen. Onderbouw opnieuw waarom je bepaalde eindtermen verplaatst. Maak een aangepaste routeplanner en werk net als bij routeplanner 1 de eindtermen van kopje ‘Ontwikkelen’ nader uit. Net als bij deel 1 kun je, als je veel eindtermen onder dit kopje hebt opgenomen, een gemotiveerde keuze maken voor een beperkt aantal. Maak een plan en geef aan hoe je deze eindtermen onder de knie wilt krijgen. Gebruik hiervoor de methode SMARTI. Routeplanner deel 3 (eindgesprek) Aan het eind van M2 dien je als voorbereiding op het eindgesprek de routeplanner af te ronden. Pas de routeplanner aan. Er zijn op grond van je eigen professionele ontwikkeling vast eindtermen die nu onder een ander kopje thuis horen. Het is de bedoeling dat je nu een groot deel van deze eindtermen redelijk beheerst. Probeer reëel te zijn. Verwacht van jezelf niet dat je professionele bekwaamheden al op hetzelfde niveau zijn als die van een ervaren medisch specialist. Maar leg de lat ook niet te laag. Als afsluiting van de routeplanner is het belangrijk dat je goed verantwoordt waarom je een bepaalde eindterm juist opneemt onder dat specifieke kopje. Maak ook hier een link met de verkregen beoordelingen uit M1 of met eerder opgedane ervaringen (bewijslast). 2.2.2 Thema’s Neem uitwerkingen van onderstaande zes thema’s op in je portfolio, inclusief de evt. ppt. 2.2.2.1 Thema bekwaamheid 1 communiceren ‘adequate samenwerkingsrelaties op de werkvloer’ 1. Inleiding Samenwerking is het derde domein van de bekwaamheid communiceren. Een essentiële eindterm van dit domein is dat een aspirant arts beseft dat het belangrijk is dat hij/zij eigen taken kan afbakenen ten opzichte van die van andere medische disciplines en verpleegkundige en paramedische beroepen. Dit thema spitst zich toe tot adequate samenwerkingsrelaties op de werkvloer. Het gaat dus om de samenwerking tussen co-assistent en arts en verpleegkundige en nurse practitioner en eventueel een fysiotherapeut, een logopedist, een maatschappelijk werker, een psycholoog en nog veel meer. 2. Uitvoering a) Maak een lijst van alle beroepsgroepen die, op de afdeling waar je werkt als co-assistent, patiëntcontacten hebben en waarmee samenwerking dus noodzakelijk is. Elke beroepsgroep staat natuurlijk in relatie tot elke andere. b) Beschrijf de taakverdeling qua werkzaamheden en verantwoordelijkheden tussen die verschillende beroepsgroepen en geef commentaar op hoe de contacten over patiënten in het algemeen verlopen. c) Beschrijf ook de formele relaties (maatschap? werknemerschap? anders?) d) Beschrijf in algemene termen de invloed van persoonlijke, formele en professionele aspecten van de taakverdeling. (Bijvoorbeeld: op persoonlijk niveau gaat het slecht maar professioneel wel goed. Of: professioneel is het onduidelijk maar formeel glashelder)
e) Ga vervolgens na in hoeverre die taakverdeling met ‘bekwaamheden’ te maken heeft. De meeste beroepsgroepen hebben immers vergelijkbare of gelijke ‘bekwaamheden’ als een arts; ook een 7-tal. Of niet? f) Selecteer dan een of twee ‘moeilijke’ professionele samenwerkingsrelaties op de afdeling die ten aanzien van c) en d) verschillen. Overweeg hierbij wie welke verantwoordelijkheid heeft voor een verbetering van de situatie. g) Ga na welk onderzoek naar dit soort samenwerkingsrelaties is gedaan en welke aanbevelingen elders al dan niet werkzaam zijn gebleken. 3. Presentatie tijdens coachgroep Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. Als je gaat presenteren, ga dan na of je dit in combinatie met een collega co-assistent kunt doen, en hoeveel tijd daarvoor is. Presenteer, eventueel samen, de uitwerking van de opdracht kort en bondig. Geef daarbij de groep ruim gelegenheid om reacties te geven en mee te denken over eventuele verandering c.q. verbetering van de situatie. Geef in de presentatie en bespreking in elk geval aandacht aan de bekwaamheden per professie! 4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook een hand-out van de PowerPoint presentatie toe. 2.2.2.2 Thema bekwaamheid 3 omgaan met wetenschap ‘sturing & weging van wetenschappelijk onderzoek bij mensen’ 1. Inleiding Bij wetenschappelijk onderzoek aan patiënten spelen, naast objectieve overwegingen, vele zaken een indringende (soms overwegende) rol. Wie heeft er belang bij (financier, (farmaceutische) industrie, patiëntengroep) of kan er goed en/of snel mee scoren (onderzoeker, instituut)? Hoe groot is de groep die profiteert? Om welke mensen gaat het, dichtbij of veraf? 2. Uitvoering: Analyseer een behandelingsclaim, farmaceutische claim, screeningsprogramma of klinische trial binnen de afdeling waar het co-schap wordt gelopen, op de volgende punten: a) Pure wetenschap (focus op objectieve analyse) Wat is de huidige standaard, welke evidentie bestaat hiervoor? Wat is de evidentie waarop de keuze voor de nieuwe interventie is gebaseerd. Wat zijn inclusie/exclusie criteria? Wat is het type onderzoek (klinisch fase I/II; fase III-RCT, screening/bevolkingsonderzoek) en wat voor feitelijk inzicht geven mogelijke uitkomsten? b) Ethiek Wat is het belang van het onderzoek voor de (individuele) patiënt/deelnemer? Wie is/zijn de groepen die van dit onderzoek gaan profiteren qua gezondheid en zijn er (gezondheidsgerelateerde) gevaren? Wie is de financier en/of economisch of politiek of maatschappelijk belanghebbende en wat betekent dit? c) Maatschappelijke context Levert het onderzoek eventueel iets op waar werkelijk wat mee kan gebeuren? Wat doe je met patiënten die via Google heel andere ideeën hebben over de behandeling/ziekte? Hoe zit het met aansprakelijkheid als er iets mis gaat? Wat als patiënten over het onderzoek hebben gehoord en mee willen doen, maar ze vallen buiten de inclusie criteria? En wat doe je met patiënten die een voorkeur hebben voor een bepaalde onderzoeksarm? d) Communiceren Hoe informeer je de patiënt/deelnemer over het onderzoeken het nut of gevaar ervan? Hoe communiceer je dit zo dat je optimaal rekruteert zonder dat je de trial aan patiënt/diens naaste relaties opdringt of omgekeerd… (of hoe is dit gebeurd)? Hoe maak je de vindingen publiekelijk (of hoe is dat gedaan)?
e) Behandelen Stel de uitkomst van het onderzoek is zodanig dat de nieuwe diagnostiek/interventie verbetering oplevert. Is dit dan toepasbaar in de dagelijkse praktijk op een minder goed geselecteerde en/of vervolgde groep patiënten (externe validatie)? Denk ook aan andere en/of goedkopere en/of (bijna) even werkzame medicatie! f) Andere bekwaamheden: Invulbaar al naar gelang…. De volgende keuzes kunnen worden gemaakt: - analyse van een bestaande (liefst nog lopende) trial op bovenstaande punten - analyse van een door de industrie geadverteerde behandeling op bovenstaande punten - uitwerken van een informed consent voor een zelf bedachte/opgezette trial - analyse van (landelijk) bevolkingsonderzoek (zoals screening) op bovenstaande punten. 3. Presentatie tijdens coachgroep Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. Als je gaat presenteren, ga dan na of je dit in combinatie met een collega co-assistent kunt doen, en hoeveel tijd daarvoor is. Presenteer, eventueel samen, de uitwerking van de opdracht kort en bondig. Kies in overleg met de coach welke onderdelen je wilt uitwerken. Hierbij is deel a) verplicht en dien je tenminste 3 van de 5 andere onderdelen (b t/m f) te behandelen. Bij de presentatie dient te worden gestart met de wetenschappelijke uitwerking van de claim/trial (deel a). Analyseer deze mbv een SWOT analyse (‘Strenght’, ‘Weakness’, ‘Opportunities’, en ‘Threats’) en geef de interpretatie ervan. 4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook een hand-out van de PowerPoint presentatie toe. 2.2.2.3 Thema bekwaamheid 4 onderzoeken en handelen ‘het patiëntdossier’. 1. Inleiding Een belangrijk aspect in de klinische praktijk van alle dag is het leesbaar, systematisch, helder en toetsbaar vastleggen van de ingestelde behandeling en alle argumenten en overwegingen zowel in het diagnostisch als het behandelingsproces met daarin begrepen gehanteerde richtlijnen en afwijkingen daarvan. Kortom, goed en toetsbaar dossierbeheer is belangrijk. Hierbij moet rekening worden gehouden met het inzagerecht en de privacy van de patiënt. Ook wordt het dossier een steeds belangrijker schakel bij de handhaving van de continuïteit van zorg voor de individuele patiënt bij de overdracht van gegevens in een wereld van artsen die in deeltijd werken en / of deel uitmaken van verschillende specialismen die allen dezelfde patiënt behandelen. Samenvattend; het beleid rond het opzetten, in stand houden en het zorgvuldig beheren van het dossier is een belangrijk onderdeel van goede patiëntenzorg. In de praktijk zijn er echter factoren die de feitelijke uitvoering van dit beleid kunnen bemoeilijken. Dit thema richt zich op dat probleem. 2. Uitvoering Selecteer een dossier van een patiëntencasus die je aandacht heeft (gehad) tijdens een van je M2 stages en waarbij je je afvraagt of de eerder genoemde elementen van goed beheer hierop van toepassing zijn of dat er misschien verbeterpunten zijn. Aan de hand van één van de volgende opdrachten kun je kiezen op welke manier je de casus wilt uitwerken; het ligt voor de hand om een casus te kiezen welke inhoudelijk verdieping van de gekozen opdracht mogelijk maakt en een aantal leerpunten kan geven voor jezelf en je collega’s in de coachgroep. Overleg tevoren met je coach of de keuze van de casus past bij de opdracht.
Optie 1: Dossier en de bekwaamheden Beoordeel het dossier op de niveaus van de verschillende bekwaamheden waardoor in ieder geval aandacht wordt gegeven aan de volgende aspecten: a) hoe is de communicatie naar de patiënt verlopen? Is het eigen oordeel over het diagnostisch proces beschreven, zijn aan de patiënt (en anderen) gedane mededelingen verwoord? b) hoe is het probleem van de patiënt opgelost? Sluit de verslaglegging van de probleemanalyse aan bij de hulpvraag van de patiënt en andere relevante omstandigheden? c) hoe is de kwaliteit van de status in termen van leesbaarheid, helderheid en overzichtelijkheid? Is de verwijsbrief aanwezig, is antwoord gegeven op de vraag van de huisarts (of werd er geen vraag gesteld!), is er verslag gedaan aan de huisarts van polikliniekbezoek of ontslag na opname? d) hoe is de kwaliteit van het medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandelplan? Zijn intoleranties/allergieën duidelijk beschreven, zijn er mogelijk interacties te verwachten tussen medicijnen die (door verschillende specialismen) zijn voorgeschreven, is het duidelijk wie verantwoordelijk is voor het medicamenteuze beleid? e) Zijn er adviezen gegeven en voorlichting verstrekt ten aanzien van bijvoorbeeld leefwijze, werk, gedrag en voeding en / of andere relevante omstandigheden? 3. Presentatie Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. - Geef eerst een samenvatting van casus en behandelplan en licht de opdracht toe. - Maak vervolgens discussiepunten van een aantal uitkomsten - Bespreek de discussiepunten in de coachgroep - Formuleer een conclusie en eventuele verbeterpunten 4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook een hand-out van de PowerPoint presentatie toe. Optie 2: Inzagerecht en Privacy In deze opdracht wordt gevraagd om aan de hand van en patiëntencasus de stand van zaken te geven over het inzagerecht en privacy-regelement van de patiënt ten aanzien van het eigen dossier. Gebruik hiervoor, eventueel in overleg met je coach, referenties uit wetenschappelijke literatuur en/of leerboeken, standpunten van de verschillende Beroepsorganisaties en ook uit artikelen uit bijvoorbeeld Medisch Contact en van Patiëntorganisaties. Wanneer het niet lukt om een casus te vinden waarin een probleemstelling rond het inzagerecht voorkomt, gebruik dan een van onderstaande voorbeelden om de opdracht te verdiepen: 1) Bij het (onverwacht) overlijden van een patiënt: De medisch adviseur van een levensverzekeringsmaatschappij wil van jou als behandelend arts inzage in het dossier; wat is de doodsoorzaak? Wanneer is de patiënt eigenlijk precies ziek geworden, wanneer waren de eerste symptomen? Heeft patiënt destijds wel een eerlijk antwoord gegeven op de “eigen verklaring van gezondheid”? 2) Bij een situatie van gescheiden ouders en ziekte van het gemeenschappelijk kind. Achtergrond: onderling heerst er nog altijd grote strijd over de ouderlijke zeggenschap, het kind (8 jaar) verblijft bij vader en zijn nieuwe partner en gaat om de 14 dagen een weekend naar moeder. Moeder wil van jou als behandelend arts inzage in het dossier: waarom is mijn kind verwezen naar het ziekenhuis, is het een gevolg van ontoereikende zorg bij mijn ex-man? 3. Presentatie Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. - Geef eerst een samenvatting van casus en behandelplan en licht de opdracht toe
-
-
Geef vervolgens de stand van zaken naar aanleiding van je naspeuringen in de literatuur en referenties met betrekking tot het inzagerecht en de privacyaspecten van de patiënt Schets een probleemstelling die voorkomt uit de casus die je hebt gekozen of gebruik een van de voorbeelden Stel in een dialoog met de coachgroep het probleem aan de orde en formuleer een gezamenlijke oplossing; gebruik daarbij een duidelijke methodologische opbouw (Beeldvorming: wat is het probleem? Oordeelsvorming: welke overwegingen spelen een rol? Besluitvorming: hoe wordt uiteindelijk besloten?) Formuleer een conclusie en een besluit
4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook een hand-out van de PowerPoint presentatie toe. 2.2.2.4 Thema bekwaamheid 5 Behandelen ‘Sturing & weging van nieuwe, innovatieve behandelingen’ 1. Inleiding Bij het gebruik van nieuwe, innovatieve behandelingen voor patiënten spelen behalve objectieve overwegingen ook vele andere zaken een indringende (soms overwegende) rol. Dit geldt bijvoorbeeld voor de toepassing van monoklonale antilichamen, die in toenemende mate een therapeutische toepassing vinden, met name op het gebied van de behandeling van kanker, inflammatoire en haematologische aandoeningen. Op dit moment hebben 16 van deze “biologicals” een registratie in Nederland. Bekende voorbeelden zijn trastuzumab (Herceptin®) voor borstkanker, rituximab (Mabthera®) voor lymfoom en infliximab (Remicade®) voor de ziekte van Crohn/RA. Er wordt door verschillende betrokken partijen discussie gevoerd over de toegankelijkheid van deze behandeling waarbij verschillende aspecten van belang zijn en kennis, verschillende vaardigheden en attitude uiteindelijk moeten leiden tot een afgewogen beslissing. Een groot probleem bij een innovatieve behandeling zijn vaak de hoge kosten, die door zorgverzekeraars vergoed moeten worden, en waarbij ook het ziekenhuis een deel van de kosten (in het bovenstaande voorbeeld 20%) moet bijdragen. Dit maakt de toepassing van nieuw verworven inzichten actueel. De voordelen moet afgewogen worden tegen niet altijd even duidelijke werkzaamheid, een veiligheid die op lange termijn vaak niet vaststaat en een moeilijke toepasbaarheid. De patiënt speelt hierbij een belangrijke rol. Immers, er is sprake van vaak chronische, ernstige ziekte waarbij er niet een eenduidige behandeling is. De patiënt is daarom bereid ver te gaan met de behandeling en bovendien vaak goed geïnformeerd door patiëntenverenigingen, internet etc. 2. Uitvoering De opdracht is om aan de hand van een patiënt uit de eigen co-praktijk de problematiek bij een innovatieve behandeling verder uit te werken, liefst aan de hand van een casus, waarbij discussie heeft plaats gevonden over het al of niet geven van de behandeling. a) Communicatie Bespreek de rol van de patiënt(e) bij het behandelproces. Wat voor alternatieve bronnen zijn er om geïnformeerd te worden als patiënt? In hoeverre moet de patiënt betrokken worden bij de besluitvorming tot behandeling? Op welke manier zou je een dergelijk gesprek voeren? Was de patiënt(e) voldoende voorgelicht door de behandelende arts? b) Probleem oplossen Geef afwegingen welke een rol spelen bij de besluitvoering tot een nieuwe, innovatieve therapie en wanneer je spreekt van een succesvolle behandeling. Is de behandeling bij de patiënt(e) succesvol te noemen? c) Wetenschappelijk bewijs
d)
e)
f)
g)
Aan welke eisen moet het wetenschappelijk onderzoek voldoen alvorens innovatieve therapieën in de praktijk mogen worden toegepast? In hoeverre komt de onderzochte patiënt(e) overeen met de onderzochte populaties in de klinische studies. Zou je op grond van tot nu toe bekende wetenschappelijk onderzoek deze therapie de patiënt(e) aanraden? Beargumenteer je besluit. Handelen Geef voorbeelden van innovatieve therapieën waarbij specifieke diagnostiek nodig is om tot een behandel besluit te komen. Welke diagnostiek was nodig om te bepalen of patiënt (e) wel in aanmerking komt voor de behandeling? Op welke manier wordt de therapie toegediend? In welke mate zijn daarbij (+welke) complicaties te verwachten? Behandelen Bespreek de aard en betekenis van alternatieve behandelwijzen bij de chronische aandoeningen waarvoor deze innovatieve therapieën in aanmerking komen. Op welke schaal worden deze toegepast? Heeft patiënt(e) hiervan gebruik gemaakt? Welke zou je eventueel aanraden? Maatschappelijke context Omschrijf het probleem van de toenemende kosten van innovatieve therapieën in de gezondheidszorg. Is er sprake van een collectieve verantwoordelijkheid of heeft ieder individu een eigen verantwoordelijkheid b.v. door zich bij te verzekeren? Heeft dit probleem gespeeld bij de patiënt(e)? Stel dat je de patiënt(e) bent en tot het uiterste wilt gaan om met deze therapie behandeld te worden: welke wegen zou je dan bewandelen? Reflectie Bespreek of kosten van een behandeling een reden mogen zijn om een behandeling te weigeren. Wat is de rol van de arts hierbij? Toets dit aan het standpunt van de behandelende arts van de patiënt(e)
3. Presentatie in de coachgroep Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. Als je gaat presenteren, ga dan na of je dit in combinatie met iemand anders kunt doen en hoeveel tijd daarvoor is. Niet alle aspecten hoeven aan bod te komen. Kies daarom de voor deze patiënt meest belangrijke aspecten. Let daarbij op: - In welke situatie word je geconfronteerd met dit thema? - Welke vragen spelen daarbij een rol? - Welke verantwoordelijkheden draag je hierin als arts en wat vraagt het van je? 4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Ga hierbij in op wat de gevoerde discussie betekent voor je eigen beroepsuitoefening en wat voor eisen dit stelt aan je kennis, vaardigheden en gedrag Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook een hand-out van de PowerPoint presentatie toe. 2.2.2.5 ‘diversiteit’
Thema bekwaamheid 6 Omgaan met de maatschappelijke context
1. Inleiding Met de komst van migranten en vluchtelingen naar Nederland wordt de medische praktijk in etnisch opzicht steeds gevarieerder. Deze ontwikkeling is van groot belang voor de gezondheidszorg. Met de komst van mensen uit andere landen, in Nederland aangeduid met de term 'allochtonen', komen immers ook andere ziekten de spreekkamer binnen. Sikkelcelanemie bij mensen van Surinaamse en Afrikaanse herkomst is een bekend voorbeeld, evenals importziekten zoals TBC onder asielzoekers. Daarnaast kan de communicatie met een patiënt van allochtone herkomst soms moeilijk verlopen. Ook kan het feit dat arts en patiënt een verschillend referentiekader hebben, en daardoor bijvoorbeeld anders aankijken tegen de oorzaken van gezondheidsproblemen, kan een effectieve behandeling in de weg staan.
In het wetenschappelijk onderzoek neemt de aandacht voor de gezondheidstoestand en het zorggebruik van mensen van allochtone herkomst toe. Onderzoek richt zich op uiteenlopende onderwerpen als kraamzorg bij allochtone gezinnen, vluchtelingen bij de huisarts of verschillen in het vóórkomen van hart- en vaatziekten tussen etnische groepen. De resultaten uit dat onderzoek kunnen de arts helpen om zich op de zorgverlening aan specifieke groepen patiënten voor te bereiden. De ervaring leert dat de vertaling van die kennis naar de situatie in de spreekkamer niet eenvoudig is. Het vereist een vertaalslag van kennis uit heel verschillende vakgebieden (epidemiologie, psychologie, culturele antropologie, enz.) naar de praktijk van het arts-patiëntcontact. Het boek ‘Een Arts van de Wereld’ waarvan je voor het uitvoeren van deze opdracht gebruik dient te maken, beoogt die vertaalslag te vergemakkelijken. Dit gebeurt enerzijds door je bewust te maken van de wijze waarop de etnische herkomst van een patiënt een rol kan spelen in de zorgverlening, anderzijds door handvatten aan te reiken hoe de zorgverlening op patiënten uit verschillende etnische groepen af te stemmen. Het boek omvat uitgebreide casuïstiek en start met een inleidend hoofdstuk. Verder is het belangrijk dat je je realiseert, dat hoewel het boek voornamelijk betrekking heeft op problemen die zich kunnen voordoen tijdens een arts-patiëntcontact bij patiënten van niet-Nederlandse afkomst, vele beschreven aandachtspunten ook zeker betrekking hebben op contacten met Nederlandse patiënten. Denk bijvoorbeeld aan verschillen in referentiekader, vereist inzicht in wettelijke procedures, invloed van eigen vooroordelen, etc., etc. Dat betekent dat je bij de keuze van een casus uit de kliniek (zie hierna) ook een patiënt kunt nemen met vergelijkbare problematiek, maar met een andere etnische (dus ook Nederlandse) achtergrond. 2. Uitvoering Voor de uitvoering van dit thema dien je gebruik te maken van het boek ‘Een Arts van de Wereld’, Seeleman, et al. 2005 (aangeschaft in M1) In het boek worden een 20-tal casus weergegeven; in onderstaande tabel een korte opsomming daarvan. Hoewel per onderwerp de mate waarin de diverse andere bekwaamheden aan bod dienen te komen in detail kan verschillen, zal duidelijk zijn dat bij elke casus alle zeven bekwaamheden een plaats hebben. Aandacht voor bekwaamheid 1, communiceren, is voor de hand liggend, terwijl ook bekwaamheid 6, maatschappelijke context, uiteraard aan de orde komt: niet alleen als het gaat om de achtergrond van de casus in kwestie (de ‘niet-biologische factoren die van invloed zijn op gezondheid’) maar in voorkomende gevallen ook ‘screening en preventie’ en organisatie van de gezondheidszorg, gezondheidsrecht en geschiedenis van de gezondheidszorg. In de kolom ‘bekwaamheid’ in de tabel staan deze bekwaamheden dan ook niet vermeld. Daarnaast is vaak epidemiologische kennis omtrent prevalentie van ziekten en afwijkingen in bepaalde bevolkingsgroepen noodzakelijk; ook dit spreek vanzelf uit de casuïstiek en wordt niet apart vermeld. De andere bekwaamheden zijn alleen aangeduid als er een specifiek aanleiding toe is gezien de inhoud van de casus. Het betekent dus niet dat andere bekwaamheden dan niet aan bod (hoeven) komen! Zie hiertoe ook de tabellen 2 t/m 4, blz. 9 – 11 in het boek ‘Een Arts van de Wereld’. Ter herinnering, de Romeinse getallen staan voor de volgende bekwaamheden: BI communicatie B II probleem oplossen B III omgaan met wetenschap B IV onderzoeken en handelen BV behandelen B VI omgaan met maatschappelijke context B VII reflectie Tabel casuïstiek
hfdst. ziekte/afwijking
geslacht
bekwaamheid
m
land van herkomst Ghana
1
hypertensie en compliance
2
vitamine D tekort en hyperpathie
v
Somalië
BII
3
sikkelcelanemie met sepsis – diagnostische problemen HIV-besmetting bij zwangerschap – taboes en preventie HVZ en ulcus duodeni – ziektegedrag astma en bedplassen; SESinvloeden zwangerschap ondanks diabetes bij sterke kinderwens perinatale sterfte bij IVF behandeling misverstand communicatie (advies anticonceptie) blaasontsteking
m
Suriname
BII, BIV, BVII
v
Guinee
BV, BVII
m
Turkije
BIV, BV, BVII
m
Marokko
BII, BV
v
Turkije
BV, BVII
v
Marokko
BV
m+v
Marokko
BII
v
BVII
chron.pijnklachten bij PTSS en spondylolisthesis somatisatie
v
Nederland (in Kenia) Iran
v
Marokko
BII, BIV
m
Marokko
BV
v
Marokko
BV, BVII
15
depressie (en/op basis van) discriminatie spierzwakte en uitvalsverschijnselen: Djinn versus reguliere geneeskunde RSI (bedrijfsgezondheidszorg)
v
Bosnië
BIV, BV
16
(risico) besnijdenis
v
Somalië
17
m+v
Armenië
BII
v
Turkije
BII, BIV
19
dilemma zorgplicht en onverzekerd zijn; afgifte medische verklaringen asielzoekers en omgaan met suïcide dreiging carpal tunnel syndrome en pijnbeleving terminaal longCa en euthanasie
v
Afghanistan
BVII
20
schizofrenie (IBS) en verslaving
m
Suriname
BIV, BVII
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
18
BIII, BV
BII, BIV
Voor het uitvoeren van de opdracht kies je uit je (klinische) stagepraktijk een casus, waarvan de ziektegeschiedenis en/of het klachtenpatroon in grote trekken overeenkomt met een van de in het boek beschreven casus. Het is uitdrukkelijk niet een voorwaarde dat ook de etnische afkomst van de gekozen casus overeenkomt (zie inleiding). Vervolgens ga je op geleide van de in het boek beschreven achtergrond en de daarbij aangegeven literatuur na in hoeverre de consultvoering (i.e. anamnese, diagnostiek, behandeling en nazorg) bij de klinische casus verschilt van hetgeen in het boek beschreven
staat – het kan hier dus iemand betreffen van zowel Nederlandse als elke niet-Nederlandse afkomst, maar ook personen die behoren tot enige minderheidsgroepering in Nederland (op basis van religie, seksuele voorkeur, gender, etc.). 3. Presentatie tijdens de coachgroep Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. Als je gaat presenteren, ga dan na of je dit in combinatie met iemand anders kunt doen. Het doel van je presentatie tijdens een coachgroep bijeenkomst is dat de andere studenten zich een beeld kunnen vormen van de problemen die zich voor kunnen doen wanneer het gaat om consultvoering bij patiënten met een niet-Nederlandse achtergrond en/of uit een Nederlandse minderheidsgroepering. Belangrijk is dat duidelijk wordt welke achtergronden hierbij van invloed zijn en dat er aandacht is voor instrumenten die het mogelijk maken hiermee om te gaan. Let er bij de presentatie op dat de groep ruim de gelegenheid krijgt om te reageren en mee te denken over mogelijke andere verklarende achtergronden en/of instrumenten. 4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook een hand-out van de PowerPoint presentatie toe. 2.2.2.6 Thema bekwaamheid reflecteren ‘medische zinvolheid’ 1. Inleiding Vaak is het geen vraag of de voorgestelde medische behandeling bij een patiënt zinvol is. Een behandeling is medisch zinvol wanneer het voldoende effect heeft (evidence based), de kwaliteit van leven voldoende waarborgt en de behandeling ook door de patiënt gewenst is. Soms komt het voor dat er twijfel is of de behandeling nog wel zinvol is voor deze specifieke patiënt in de omstandigheden waarin hij verkeerd. De twijfel heeft niet betrekking op de effectiviteit, maar op de verhouding baten en lasten: staan de baten van de behandeling nog wel in verhouding met de lasten die de behandeling als gevolg voor de patiënt heeft. Een medisch zinloze behandeling is kortom een behandeling die disproportioneel is. Bij de beantwoording van de vraag of een behandeling nog wel medisch zinvol is, spelen opvattingen over kwaliteit van leven een belangrijke rol. Echter wat voor de een nog kwaliteit met zich meebrengt, hoeft voor een ander niet zo te gelden. Oordelen over de medische zinvolheid van een behandeling zijn dus ook voor een deel persoonsgebonden. Dat geldt niet alleen voor de patiënt, maar ook voor de arts en de rest van het behandelend team. 2. Uitvoering De opdracht is om een patiëntcasus te kiezen uit de eigen praktijk waarbij het de vraag is of de voorgestelde behandeling nog wel proportioneel oftewel medisch zinvol is voor deze patiënt. Bij de uitwerking en evt. presentatie in de coachgroep moet aandacht besteed worden aan tenminste de volgende aspecten: a) diagnose en behandelplan b) hoe verloopt de communicatie met de patiënt; hoe verloopt de communicatie onderling in het team? c) hoe staat het met de wetenschappelijke evidentie van de behandeling? d) welke psychosociale en andere maatschappelijke factoren spelen een rol in de besluitvorming? e) welke waarden en normen van de verschillende betrokkenen (arts, patiënt, team) zijn relevant bij de besluitvorming? 3. Presentatie Overleg van te voren met de coach of je dit thema kunt presenteren tijdens een coachgroep. Als je gaat presenteren, ga dan na of je dit in combinatie met iemand anders kunt doen, en hoeveel tijd daarvoor is.
- presenteer eerst de casus waarbij de onder 2. genoemde aspecten aan de orde komen. - breng een dialoog op gang, waarbij toegewerkt wordt naar een gezamenlijke oplossing - sluit de casus af door aan het eind van de bijeenkomst tot een duidelijk besluit te komen 4. Verslaglegging Neem de uitwerking van dit thema op in je portfolio. Als je over dit thema ook een presentatie hebt gegeven, voeg dan ook de hand-out van de PowerPoint presentatie toe. De uitwerking van de casusbespreking dient te geschieden aan de hand van een duidelijke methodische opbouw: - Beeldvorming: wat is het probleem? - Oordeelsvorming: welke overwegingen spelen een rol? - Besluitvorming: hoe wordt uiteindelijk besloten? 2.3 Logboek Een essentieel en daarmee verplicht onderdeel van lijn Professionele ontwikkeling M2 is het logboek. Dit logboekhoofdstuk (hoofdstuk 3 van dit boekje) omvat een lijst met in te vullen activiteiten die je gedurende het M2-jaar dient uit te voeren of bij te wonen. Neem waar mogelijk de neerslag van deze verrichtingen; de 6Steps (2 per stage), partusverslag, verwijsbrief etc.* eveneens op in het portfolio.
* NB Denk aan het anonimiseren van pat. gegevens
2.4 Individuele begeleidingsgesprekken - Kennismakingsgesprek Kort na de start van M2 dien je het eerste deel van de routeplanner in te leveren bij je coach. Er volgt dan een kennismakingsgesprek waarbij o.a. wordt ingegaan op deze routeplanner. Het gesprek wordt vastgelegd op een apart beoordelingsformulier dat is opgenomen is in dit onderwijsboekje, hfdst. 5. - Tussentijdsgesprek Na een half jaar moet je het tot dan bijgewerkte portfolio weer inleveren bij je eigen coach. Dus deel twee van de routeplanner + reeds gemaakte thema’s + kopieën van reeds ontvangen beoordelingsformulieren. Er volgt dan een individueel gesprek tussen coach en student op basis van het portfolio en het functioneren in de coachgroep. Het gesprek wordt vastgelegd op een apart beoordelingsformulier, hfdst. 5. - Eindgesprek Aan het eind van het studiejaar moet je het portfolio inleveren voor de eindbeoordeling. Er volgt dan een individueel beoordelingsgesprek op basis van het portfolio (deel drie routeplanner + alle uitwerkingen van de thema’s + alle kopieën van de beoordelingsformulieren) en het functioneren in de coachgroep. De beoordeling van het gesprek en het portfolio + aanvullende informatie worden vastgelegd op een apart beoordelingsformulier, hfdst 5. 2.5 Studiepunten en studiebelasting Onderwijsvenster Voorbereiding 40 keer 0.5 uur Coachgroepen 20 keer 1.5 uur Disciplineoverstijgend 20 keer 2 uur onderwijs Klinische 40 keer 2 uur werkconferentie Werken aan portfolio Thema’s Routeplanner
170 uur 20 uur 30 uur 40 uur 80 uur 65 uur 35 uur 20 uur
Overig Logboek Individuele gesprekken Totaal
10 uur 15 uur 2 uur 9 EC’s 252 uur
2.6 Nestor Via de algemene Nestorcursus van M2 (M2 senior co-schappen) kan worden doorgeklikt naar een aparte cursus voor Professionele ontwikkeling M2. Naast algemene informatie over M2 kun je hier je uitwerkingen van de thema’s plaatsen. Als senior co-assistent word je geacht regelmatig op Nestor te kijken of er nog wijzigingen en/of mededelingen zijn geplaatst.
3
TOETSING
3.1 Overzicht Een co-assistent is geslaagd voor de onderwijseenheid Professionele ontwikkeling II als: 1) voldaan is aan de aanwezigheids- en participatieverplichting van de klinische werkconferenties, 2) voldaan is aan de aanwezigheids- en participatieverplichting van het disciplineoverstijgend onderwijs, 3) voldaan is aan de aanwezigheids- en participatieverplichting van de coachgroepen, 4) deelgenomen is aan het educatief startgesprek, 5) deelgenomen is aan het educatief tussentijds gesprek, 6) voldaan is aan de verplichtingen die gesteld zijn aan het logboek, 7) het portfolio op tijd is ingeleverd, 8) de uitslag van de beoordeling van het portfolio minimaal voldoende is en 9) de uitslag van het selectief eindgesprek minimaal voldoende is. Op grond van bovengenoemde voorwaarden nr. 3, 4, 5, 7, 8 en 9 stelt de eigen coach met behulp van een beoordelingsadvies formulier een beoordelingsadvies op. De 1e examinator (affiliatiecoördinator) neem deze gegevens over op een tentamenformulier en vult deze gegevens aan met gegevens genoemd onder de voorwaarden nr. 1, 2, en 6 en komt tot een eindbeoordeling. Dit kan zijn: onvoldoende, voldoende of goed. In geval van twijfel over deze eindbeoordeling kan zowel door de 1e examinator als door de betreffende student contact worden opgenomen met de 2e examinator (coördinator Professionele ontwikkeling M2). Deze 2e examinator doet hoor en wederhoor door zich te laten informeren door o.a. de student, de coach en de 1e examinator. Het betreffende portfolio wordt herbeoordeeld door een beoordelingscommissie waarvan de 2e examinator voorzitter is. 4.2
PICO/CAT
1. Inleiding: PICO: Patiënt/Problem, Intervention, Comparison, Outcome, is een methode om gestructureerd klinische vraagstukken te benaderen betreffende evidence-based medicine. Een PICO zoekmachine is o.a. beschikbaar op het internet bij het hoofdmenu van PubMed, http://pubmedhh.nlm.nih.gov vanwaar zoekopdrachten kunnen worden gestart aan de hand van invoeren van het klinisch probleem op gestructureerde wijze. Na (juiste) invulling wordt een lijst met literatuurverwijzingen aangaande deze PICO gegenereerd, die uiteraard dan nog kritisch moet worden geëvalueerd. Deze Critical Appraisal of the Topic (CAT) bestaat uit het naast elkaar zetten van deze literatuur, het kritisch vergelijken van de verschillen en overeenkomsten tussen de bevindingen uit de diverse studies, en het komen met aanbevelingen op grond van deze vergelijking. Als student heb je onderdelen van PICO/CAT in groter verband (B2, B3 en vooral M1) en in andere werkvormen reeds geoefend. De vraag is nu een dergelijke opdracht zelfstandig uit te voeren. In de loop van het studiejaar M2 dien je er zelf voor te zorgen dat je deze opdracht gedurende een van je (klinische) stages - minimaal 1x succesvol uitwerkt. 2. Uitvoering: a) Je doet zelf bij een begeleider een voorstel voor een casus waarover je een PICO/CAT wenst te doen b) Na acceptatie, voer je zelfstandig deze analyse uit binnen een termijn die het mogelijk maakt deze PICO/CAT presentatie af te ronden op dezelfde afdeling c) In overleg met de begeleider stel je een datum vast voor de presentatie d) Je presenteert de PICO/CAT op de afdeling, alwaar de aanwezige groep feedback geeft op de inhoud.
e) De begeleider beoordeelt de presentatie (eventueel i.o.m. groep) - Indien voldoende: je levert de PowerPoint in, centraal (op Nestor). Begeleider krijgt Email om voldoende te bevestigen. Nadat verslag op mogelijk plagiaat is gescreend wordt de opdracht als “voldaan” afgevinkt onder Prof. Vorming. - Indien onvoldoende (of plagiaat): opdracht moet over op andere afdeling Kaders (ter beoordeling van de begeleider): - PICO zoekopdracht en klinisch probleem moeten helder zijn gedefinieerd. - Er zijn tenminste 4 originele stukken (dus geen reviews) uit de peer-reviewed literatuur behandeld. PICO’s die minder hits opleveren zijn dus niet uitvoerbaar. - De presentatie is helder en begrijpelijk (steekproefsgewijze centrale toetsing van PowerPoint presentaties). - De conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op een goede kritische analyse van de casus.