1
Projectplan Veenweidevisie Nieuwe toekomstperspectieven
Versie 0.5 Status: definitief Wijzigingshistorie: Versie Versie Versie Versie Versie
0.1 0.2 0.3 0.4 0.5
Datum Datum Datum Datum Datum
04-05-2012 11-05-2012 22-05-2012 30-05-2012 07-06-2012
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
Auteur Auteur Auteur Auteur Auteur
Johan Johan Johan Johan Johan
Grijpstra Grijpstra Gnjpstra Grijpstra Grijpstra
Eerste concept. Tweede concept Derde concept Vierde concept Eindversie
7juni2012
pagina 2 van 26
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
Het project
4
3
Organisatie
6
4
Fasering en Planning
8
5
Samenhang met andere projecten
14
6
Personeel
15
7
Communicatie
15
8
Financiën
18
9
Risico’s
18
10
.
Kwaliteit
4
20
Het veenweidegebied van Fryslân omvat het gebied met veenbodems (meer dan 40 cm veen) en klei op veen met tot 40 cm kleidek.
Projectplan Veenweideviaie_def.dOcX
7 juni 2012
pagina 3 van 26
1 Inleiding
De afgelopen jaren hebben de provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân zich ingespannen om nieuwe wegen te vinden voor het waterbeheer in de Friese veenweidegebieden. Voorbeelden daarvan zijn het project Fean-Wetter-Buorkje (onderzoek naar het instellen van hogere zomerpeilen) en het onderzoek naar de toepasbaarheid van infiltratiedrains als remedie tegen funderingsschade. Nu deze onderzoeken gereed zijn, is de vraag aan de orde of deze inspanningen voldoende zijn om de Friese veenweidegebieden een perspectief op duurzame ontwikkeling te bieden. Dat blijkt onvoldoende het geval. Waar de gevonden oplossingen lokaal soelaas kunnen bieden, zijn zij te beperkt of te kostbaar om toepasbaar te zijn in het gehele veenweidegebied. De besturen van provincie en waterschap zijn van mening dat het tijd is een integrale visie op te stellen over de toekomst van de veenweidegebieden in Fryslân. Voor u ligt het projectplan voor dit visietraject. De noodzaak voor een veenweidevisie wordt zowel door provincie Fryslân als Wetterskip Fryslân onderkend. Provincie en Wetterskip nemen daarom samen de regie voor dit traject op zich. Uiteindelijk is echter de provincie verantwoordelijk voor de totstandkoming van de visie. Doel van dit projectplan is de hoofdlijn van de projectaanpak weer te geven zodat daarop gestuurd kan worden door de opdrachtgever (GS, portefeuillehouder gedeputeerde Schokker). Tevens maakt het plan voor alle belanghebbenden duidelijk wat er van hen verwacht wordt en wat zij van anderen kunnen verwachten. Ook is het plan de basis voor uitbesteding van opdrachten. Provinciale Staten hebben aangegeven belanghebbenden vroeg in het traject te willen betrekken om zo te verzekeren dat zij een goede inbreng kunnen leveren. Daarom is ervoor gekozen verschillende belanghebbenden al te betrekken bij het opstellen van het plan van aanpak. De betrokken belanghebbenden zijn opgesomd in bijlage 1.
2 Het project Aanleiding, doel, resultaat, afbakening Het veenweidegebied kent met name als gevolg van bodemdaling en klimaatverandering een aantal bedreigingen. Het gaat dan o.a. om knelpunten bij het bij het optimaal afstemmen van het waterbeheer op de verschillende functies in het gebied met schade aan gebouwen, verdroging van natuur e.d. als gevolg. Daarnaast zijn er ook kansen. Melkveehouders zien nu al kansen om door schaalvergroting concurrerend te blijven in de toekomst. Maar er liggen wellicht ook kansen om de aanpak van de bedreigingen te combineren met nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld op het gebied van energieproductie, zorg, recreatie en waterberging. Om de juiste (beleids)keuzes te kunnen maken is een breed gedragen toekomstvisie nodig die een zo optimaal mogelijke mix in zich heeft van bedreigingen neutraliseren en kansen pakken. Een uitgebreide beschrijving van de aanleiding van de veenweidevisie is te vinden in de startnotitie die 25januari 2012 door Provinciale Staten is vastgesteld, (zie http://www.fryslan.nllsiablonen/1 /infotype/news/item/view.asp?objectl D36232).
Projectplan Veenwe,devisiedef.dOCX
7juni 2012
pagina 4 van 26
De visie voor de veenweidegebieden heeft tot do& alle belanghebbenden zicht te bieden op een duurzame toekomst. In dit projectplan ligt de nadruk op het voorbereidingstraject dat nodig is om een visie te kunnen formuleren, namelijk op het betrekken van de mensen die wonen en werken in het veenweidegebied, zodat de verschillende belangen die er spelen erkend en herkend worden en de noodzaak om voor verdere visievorming onderschreven wordt. Een toekomstverkenning en deze doorvertalen naar een visie wordt meer globaal beschreven in dit projectplan. Reden daarvoor is dat de uitkomst van het voorbereidingstraject erg bepalend is voor de gewenste werkwijze voor het vervolg. Daarnaast is het nodig om de resultaten van enkele lopende visietrajecten mee te nemen. Als de resultaten uit die visietrajecten er liggen, wordt het projectplan nader ingevuld. Het eindresultaat van dit visietraject is een toekomstvisie voor het veenweidegebied die alle belanghebbenden zicht biedt op een duurzame toekomst. Daarnaast wordt een overzicht van de (maatschappelijke) kosten en baten gegeven. Ook wordt het realisatietraject beschreven met de gewenste maatregelen en met afspraken met belanghebbenden over rollen en verantwoordelijkheden. Belangrijke tussenresultaten zijn: • Rapportage met gebiedsanalyse vroeger, nu, straks. • Geïnformeerde en betrokken inwoners van het veenweidegebied. • Nieuwe beelden voor de toekomst. • Overzicht relevante uitvoeringskaders en hiaten daarin. Dit projectplan richt zich met name op de eerste twee tussenresultaten van de voorgaande opsomming. Het realisatietraject hoort niet bij dit project (afbakening). Binnen dit project wordt ook geen nieuw onderzoek opgezet. Wel kan informatie uit lopende onderzoeken bij dit project worden betrokken. Op advies van de projectgroep of adviesgroep kan de stuurgroep besluiten van het voorgaande af te wijken (zie hoofdstuk 3, organisatie). In bijlage 3 zijn enkele aandachtspunten m.b.t. zaken als documentenbeheer en evaluatie opgesomd. Daarmee wordt rekening gehouden bij de uitvoering en afronding van het project. Kern van de projectaanpak: bewustwording, betrokkenheid, flexibiliteit Essentieel voor het slagen van het project is dat er bewustwording optreedt van de verschillende belangen in het veenweidegebied en de relatie tussen deze belangen en de optredende bodemdaling en klimaatverandering. Daarom is de eerste stap in het project een zorgvuldige analyse van kracht en zwakte, kansen en knelpunten waarbij de inwoners van het veenweidegebied betrokken worden.
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni 2012
pagina 5 van 26
Uit het vorige punt vloeit voort dat een goede communicatiestrategie essentieel is. Veel bewoners van het gebied zijn zich niet bewust van de effecten die bodemdaling op hun toekomst kan hebben en zullen overtuigd moeten worden dat bijdragen aan de visie voor hen wat op kan leveren. Een strategie gericht op het informeren en betrekken van de mensen die wonen en werken in het veenweidegebied is dus onderdeel van dit projectplan. Verder vraagt dit project grote flexibiliteit in de aanpak. Tussenresultaten van de verschillende projecifases (zie onderdeel Acties en Fasering) zullen leiden tot een scherper beeld van de benodigde aanpak van de volgende fase en wellicht dus tot de noodzaak de aanpak aan te passen. Daarnaast is er in verschillende fases ruimte voor inbreng van nieuwe onderdelen in de aanpak. Bijvoorbeeld bij de maatschappelijke consultatie in de beginfase van het project. Afhankelijk van de inbreng kan een gewijzigde aanpak nodig zijn.
3 Organisatie Er is gekozen voor een organisatiestructuur die belangenvertegenwoordigende organisaties de mogelijkheid biedt om te adviseren over de belangrijkste stappen en resultaten van het project. De structuur wordt hier beschreven, waarbij duidelijk rollen en verantwoordelijkheden worden benoemd, De organisatiestructuur is ook weergegeven in figuur 1. Stuurgroep De stuurgroep is verantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen van dit project. Bij belangrijke keuzes in het project, zoals go- no go beslissingen en eventuele afwijkingen van het projectplan, hakt zij de knopen door. De opdrachtgever van dit project is de provincie Fryslân, in de stuurgroep vertegenwoordigd door Gedeputeerde Schokker. De gedeputeerde is eindverantwoordelijke voor het project. Wetterskip Fryslân en de ‘Veenweidegemeenten’ zijn twee belangrijke ‘gebruikers’ van de visie. Bovendien zullen zij een belangrijke rol hebben als de visie geïmplementeerd wordt. De gemeenten vertegenwoordigen daarnaast ook de belangen van de inwoners van het gebied. Wetterskip Fryslân is in de stuurgroep vertegenwoordigd door DB-lid Rispens. De gemeenten worden vertegenwoordigd door een nog aan te wijzen wethouder. Verder zit in de stuurgroep de voorzitter van de adviesgroep. Hij geeft aan hoe belanghebbenden denken over de verschillende projectresultaten. Als ambtelijk opdrachtgever zit Thomas Ietswaart in de stuurgroep. Hij is ook verantwoordelijk voor de bemensing van het project vanuit de provincie. Verder zitten de projectleider van de veenweidevisie en een beleidsadviseur van Wetterskip Fryslân in de stuurgroep. Terugkoppeling met PS, GS, AB en/of DB zal regelmatig nodig zijn. Na het einde van elke projectfase (zie hoofdstuk 4) worden PS, GS en DB en AB geïnformeerd over de tussenresultaten. In de stuurgroep wordt bepaald of daarnaast nog extra terugkoppeling nodig is. Terugkoppeling met PS, GS, AB en/of DB is daarom een vast onderwerp op de agenda van de stuurgroep. Desgewenst worden resultaten gepresenteerd in de Statencommissie Lân, Loft en Wetter.
Projectplan Veenweidevisie_def.dOcX
7 juni 2012
pagina 6 van 26
Figuur 1: organisatiestructuur
Stuurgroep (Provincie en Wetterskip) -gedeputeerde Schokker -DB-lid Rispens -bestuurder namens veenweidegemeenten -gedelegeerd ambtelijk opdrachtgever -voorzitter adviesgroep -projectleider -beleidsadviseur WF
Adviesgroep -onafhankelijk voorzitter -LTO -FMF -Nederlandse Melkveehouders Vakbond -Agrarische Natuurverenigingen -Federatie van Polderbelangen Bond van Landpachters en Eigen Grondgebruikers -Het Fries Grondbezit -VNO-NCW -Kamer van Koophandel -Terreinbeherende organisaties (SBB en lEG) -HISWA -RECRON -ANWB -Vereniging Eigen Huis -Belangenver. funderingsproblematiek Friesland -Woningcoörporaties -MKB-Nederland -BF’vW -
Rol: belangrijke keuzes, go —nog go, goedkeuring afwijkingen van projectplan
t
Projectgroep
Werkgroep -projectleider -beleidsadviseur WF -communicatieadviseurs provincie WF en gemeenten -extern adviseur (adviesbureau)
Rol: belangenbehartiging, advisering richting stuurgroep over belangrijke keuzes en resultaten
Rol: werken aan proces en producten
-afgevaardigde gemeenten -LTO -Partoer -FMF Rol: advisering werkgroep, kwaliteitsborging producten werkgroep, bewaken planning
t
Veenweidegebied Mensen die wonen en/of werken in het veenweidegebied Rol: inbreng leveren over kansen en knelpunten, meedenken over toekomstbeelden, beoordelen toekomstbeelden
Projectplan veenweidevise_def.d ocx
7juni 2012
pagina 7 van 26
Projectgroep en Werkgroep Een kleine projectgroep adviseert over de aanpak, de kwaliteit van de op te leveren producten en houdt de planning in de gaten. De projectgroep is bemenst door personen met kennis van zaken over o.a. de thema’s landbouw, natuur en milieu, burger en leefbaarheid en waterbeheer. Een werkgroep met ingehuurd adviesbureau zorgt ervoor dat het werk gedaan wordt. De projectleider zet projectgroep en werkgroep in om het projectplan uit te voeren. De projectleider rapporteert tijdens de overleggen van de stuurgroep over de voortgang. Ook rapporteert hij regelmatig over de voortgang richting de gedelegeerd opdrachtgever. De projectleider stemt de activiteiten af met de beleidsadviseur van Wetterskip Fryslân. Vanwege het belang van communicatie voor het slagen van dit project, zit er een communicatieadviseur van zowel de provincie, wetterskip als de gemeenten in de werkgroep. Waarschijnlijk zal er een aparte communicatiewerkgroep geformeerd worden, waarvan één vertegenwoordiger zitting neemt in de projectgroep. Zie ook hoofdstuk 7 communicatie. -
-
Adviesgroep Om te garanderen dat de verschillende belangen in het veenweidegebied voldoende betrokken worden bij het opstellen van de visie, wordt een adviesgroep ingesteld die als taak heeft om te adviseren richting de stuurgroep over de belangrijkste stappen en resultaten van het project. Om te zorgen dat alle belangen aan bod komen in deze groep, wordt een grote groep belangvertegenwoordigende organisaties gevraagd deel te nemen aan deze groep en zal een onafhankelijk voorzitter worden aangesteld. De voorzitter zorgt ervoor dat de adviezen vanuit de adviesgroep ingebracht worden in de stuurgroep. Er wordt van uitgegaan dat de partijen die in de adviesgroep zitten voor de nodige terugkoppeling met de achterban zorgen. Inbreng leveren via de adviesgroep is overigens geheel vrijblijvend. Er is voor gekozen niet de PCLG als adviesgroep te gebruiken, omdat dan enkele belangrijke belangenvertegenwoordigende organisaties ontbreken. De PCLG zal wel worden geïnformeerd over de voortgang, o.a. na elke projecifase. Advisering en Besluitvorming Advisering en besluitvorming vindt plaats in vergaderingen op vooraf vastgestelde momenten. Deze momenten worden tijdens het eerste overleg van de stuurgroep vastgelegd. Bij uitzondering kan de stuurgroep besluiten dat besluitvorming ook schriftelijk kan. Zie verder hoofdstuk 4. Rol Provinciale Staten Provinciale Staten stellen de veenweidevisie vast.
4 Fasering en Planning De resultaten worden verkregen door de het project in een 3-tal fasen uit te voeren. Het gaat om de fasen 1) herkenning en erkenning van belangen, 2) nieuwe beelden voor de toekomst en 3)
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni2012
pagina 8 van 26
alternatieven doorvertalen naar één visie voor het veenweidegebied, die hierna worden beschreven. Fase 1 : herkenning en erkenning van belangen, juli 2012 april 2013 -
De analyse In deze fase wordt in beeld gebracht welke belangen er in het veenweidegebied spelen die mogelijk geraakt worden door bodemdaling. Met bodemdaling en waterbeheer als leidraad wordt beschreven hoe de verschillende belangen zich ontwikkeld hebben en hoe ze zich bij autonome ontwikkeling zullen doorontwikkelen. Er moet een duidelijk beeld ontstaan over de betekenis van de bodemdaling voor de verschillende functies in het gebied. Is het een bedreiging? Of is het een kans en is de aanpak van bodemdaling (door hogere peilen) juist een bedreiging? En hoe groot zijn die kansen en bedreigingen dan? De thema’s die aan de orde komen staan in volgend kader.
--
...
‘S,,.
:
-
Voor de huidige en toekomstige situatie (2050) wordt zo goed mogelijk in beeld gebracht wat voor de verschillende belangen de kansen en de knelpunten zijn en wat de kosten en de baten zijn. Meer globaal wordt dat ook gedaan voor de situatie in 2100. Als er regionale verschillen zijn binnen het veenweidegebied, dan wordt dat in beeld gebracht. De analyse bestaat uit de volgende onderdelen: Qntwikkelingen en belangen in historisch perspectief. Hiervoor wordt een korte schets gemaakt van de historische ontwikkelingen in het veenweidegebied. Daarin wordt kort ingegaan op vrijwel alle thema’s. De beschrijving richt zich echter met name op ontwikkelingen m.b.t. het veen (ontstaan, gebruik), het waterbeheer en de
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni 2012
pagina 9 van 26
belangrijkste economische dragers van het gebied. Bij dit laatste punt komt ook het belang op regionale, landelijke, Europese en wereldschaal van deze dragers aan de orde. Verder wordt aangegeven hoe de relatie ligt tussen de ontwikkeling van de veen bodem en het waterbeheer en de economische dragers van het gebied. 0-meting, huidige situatie Bij de 0-meting wordt de stand van zaken beschreven voor al de genoemde thema’s waarbij er een relatie met bodemdaling en klimaatverandering is. Het gaat om het beantwoorden van vragen als: Welke rol speelt het thema in het gebied? Hoe belangrijk is het thema’s voor het gebied? Welke kansen en bedreigingen zijn er gerelateerd aan bodemdaling? Wat levert een thema financieel op of welke kosten worden er gemaakt? Daarbij zal breed gekeken worden. Als het bijvoorbeeld over de landbouwsector gaat, is ook de bijdrage van de landbouwsector in het gebied aan de regionale en provinciale economie en aan de directe en de afgeleide werkgelegenheid van belang. Alle relevante kosten en baten worden in beeld gebracht. Z050 bij autonome ontwikkeling Hier wordt zo goed mogelijk ingeschat hoe de situatie bij autonome ontwikkeling zal zijn in 2050 (scenario ‘recht-zo-die-gaat’ uit de startnotitie). Nemen kansen of bedreigingen verder toe? Hoe groot worden de kansen en bedreigingen dan? Alle relevante kosten en baten worden in beeld gebracht. Er wordt duidelijk aangegeven wat de waarde van de analyse is. Z100 bij autonome ontwikkeling. 2100 ligt erg ver weg. Bodemdaling kan echter ook nog erg lang doorgaan op sommige plekken. Het betreft een vergelijkbare analyse als voor 2050, maar dan meer op hoofdlijnen. Er wordt duidelijk aangegeven wat de waarde van de analyse is. Bij de analyse van het gebied wordt een stevige kennisbasis gevraagd, die onder andere geleverd kan worden door het project Kennis voor Klimaat. In bijlage 1 van dit projectplan is het projectvoorstel van Kennis voor Klimaat opgenomen. Verder is er over tal van onderwerpen al kennis opgedaan o.a. in het kader van de projecten Fean-Wetter-Buorkje (onderzoek naar het instellen van hogere zomerpeilen) en Veenweidegebied in Fryslân de effecten van vier pellstrategieën en de studies naar knelpunten m.b.t. functiebediening en naar kostenontwikkeling in het waterbeheer tot 2050 van Wetterskip Fryslân. Deze studies worden meegenomen bij de analyse. —
Het is niet de bedoeling binnen dit project nieuw onderzoek uit te voeren. Het is echter niet uit te sluiten dat voor enkele thema’s de bestaande kennis onvoldoende is. Deze kennishiaten worden in beeld gebracht en besproken in de projectgroep. Op advies van de projectgroep kan de stuurgroep besluiten om toch extra middelen beschikbaar te stellen voor onderzoek en/of de planning bij te stellen. Van de analyseresultaten wordt een publieksvriendelijke doorvertaling gemaakt voor informatievoorziening via een website en informatiebijeenkomsten.
Projectplan Veenweidevisiedef.dOCX
7 juni 2012
pagina 10 van 26
Fase 1 moet in overleg met het adviesbureau nog nader worden ingevuld. Dat is niet gedaan in dit projectplan om adviesbureaus de ruimte te geven te komen met creatieve ideeën voor de aanpak. Wellicht kan deze fase ook nog worden ingekort. In overleg met het adviesbureau, zal bekeken worden of de planning kan worden aangepast. Zie voor de stappen/resultaten in fase 1 het volgende schema. • • • •
ov
• dec2012febr 2013
Vaststellen projectplan Bemensing projectorganisatie Inhuur adviesbureau Opstellen communicatieplan (zie hoofdstuk 7)
• Korte schets historische ontwikkelingen veenweidegebied • Globaal schetsen economische dragers en hun belang op regionale, landelijke, Europese en wereldschaal • Maatschappelijke consultatie
• • • • •
Gedetailleerde beschrijving huidige situatie Beschrijving situatie 2050 en 2100 bij autonome ontwikkeling Overzicht kosten en baten Presenteren resultaten Gedeeld beeld van belangen (waarde, kansen, knelpunten)
• Besluitvorming over fase 1-3: resultaat akkoord? • Vaststellen aangevuld projectplan voor fases toekomstverkenning en visievorming
Maatschappelijke consultatie Bij deze fase hoort een maatschappelijke consultatie. Belangenvertegenwoordigende organisaties en mensen die wonen en werken in de streek worden geïnformeerd en geconsulteerd over de analyse van het veenweidegebied en kunnen onderwerpen inbrengen die nog niet in de startnotitie of dit plan van aanpak genoemd zijn. Als er onduidelijkheid is of het wenselijk is ingebrachte onderwerpen mee te nemen, zal de stuurgroep gevraagd worden daarover te besluiten. Als het belang van het onderwerp voor het visietraject niet wordt onderkend, maar er geen argumenten zijn om het onderwerp niet mee te nemen, kan aan de belanghebbende partij of partijen gevraagd worden zelf te zorgen voor de inbreng. Over de wijze waarop een dergelijk nieuw onderwerp wordt ingebracht (planning, kwaliteitsborging etc.), zullen dan nadere afspraken worden gemaakt.
Projectplan Veenweidevisie_def.d ccx
7juni2012
pagina 11 van 26
De thema’s uit de maatschappelijke consultatie zullen met name een plek krijgen in de beschrijving huidige situatie (waarde van het gebied, kansen, knelpunten) en de beschrijving situatie 2050 en 2100 bij autonome ontwikkeling. De definitieve gebiedsanalyse wordt aan het eind van deze fase gedeeld met de belanghebbenden. Er wordt daarbij de mogelijkheid gegeven om kennis te nemen van elkaars belangen zodat zoveel mogelijk een gedeeld beeld van belangen ontstaat. Zie ook hoofdstuk 7 communicatie. Besluitvorming De momenten waarop besluitvorming nodig is in deze fase zijn weergegeven in het volgende schema.
septnov 2012
nov2012febr 2013
vi
mrt-april 2013
• Startoverleg Stuurgroep (bespreken projectplan, acties afgelopen zomerperiode, vastleggen overlegmomenten) • Sta rtoverleg adviesgroep (bespreken projectplan, acties zomerperiode, vastleggen overlegmomenten)
• Evt. stuurgroep (als besluitvorming nodig is over resultaten maatschappelijke consultatie) • Evt. adviesgroep (advies over maatschappelijke consultatie)
• Adviesgroep bereid advies voor (accepteren resultaten fase 1 en go of no go voor fases 2 en 3) • Stuurgroep (accepteren resultaten fase 1 en vaststellen projectplan voor fases 2 en 3)
Projectplan Fase 1 wordt afgerond met een aangevuld projectplan voor fase 2 en 3. De resultaten van de fase 1 vormen een belangrijke input voor deze fasen. Het is namelijk goed mogelijk dat uit fase 1 een helder beeld naar voren komt van de (deel)gebieden waarvoor verdere visievorming wel en niet zinvol is. Bovendien kan uit fase 1 blijken dat verschillende deelgebieden een verschillende
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni 2012
pagina 12 van 26
benadering vragen, bijvoorbeeld omdat de kansen en/of problemen er verschillen. De ervaringen en resultaten uit lopende visietrajecten bepalen verder voor een belangrijk deel de aanpak van fase 2 en 3. Als de resultaten uit lopende visietrajecten op zich laten wachten, bepaalt de stuurgroep of de planning van de veenweide daarop wordt afgestemd. Resultaten fase 1 • Rapportage met gebiedsanalyse vroeger, nu, straks. Feiten in beeld over de verschillende belangen. Kansen, knelpunten, kosten en baten. • Geïnformeerd en betrokken veenweidegebied. • Projectplan verder ingevuld voor fasen 2 en 3. Fase 2: nieuwe beelden voor de toekomst, voorjaar/zomer 2013 In deze fase worden met belanghebbenden (co-productie) alternatieve toekomstbeelden voor de het veenweidegebied ontwikkeld. Via een maatschappelijke kosten- en batenanalyse worden de verschillende toekomstbeelden gewaardeerd. Tevens wordt in beeld gebracht hoe verschillende belanghebbenden de verschillende toekomstbeelden beoordelen. Betrokkenheid van mensen die wonen en werken in het veenweidegebied is in deze fase essentieel. Ervaringen uit de eerste fase worden meegenomen om deze betrokkenheid te organiseren. Het vertrekpunt voor de toekomstbeelden zijn de scenario’s die beschreven zijn in de startnotitie. Daarnaast zullen ook de resultaten uit andere lopende visietrajecten meegenomen worden (zie ook hoofdstuk 5). Ook zal er gebruik gemaakt worden van methoden die in deze trajecten ontwikkeld zijn. Het mag duidelijk zijn dat deze fase meerdere toekomstbeelden kan opleveren. Ook kunnen de toekomstbeelden per deelgebied verschillend zijn. In deze fase wordt ook een overzicht van relevante uitvoeringskaders en hiaten daarin opgesteld. Resultaten van deze fase zijn dus: • Nieuwe beelden voor de toekomst. • Overzicht relevante uitvoeringskaders en hiaten daarin. Fase 3: alternatieven doorvertalen naar één visie voor het veenweidegebied, najaar 2013 In deze fase zal de visieontwikkeling plaats vinden. De maatschappelijke kosten en baten van de visie worden in beeld gebracht. Tevens wordt in beeld gebracht hoe verschillende belanghebbenden de visie beoordelen. Ook wordt een realisatietraject uitgewerkt waarbij aan de orde komen: • Gewenste maatregelen • Relatie met streekplannen, bestemmingsplannen • Uitvoeringskaders en hiaten daarin (wetten, verordeningen, regelingen) • Afspraken met stakeholders (verantwoordelijkheden, mensen en middelen) • Mogelijkheden om uitvoering via streekagenda’s te laten lopen.
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7 juni 2012
pagina 13 van 26
Deze fase levert dus de input die nodig is voor Provinciale Staten om de visie vast te kunnen stellen. 5 Samenhang met andere projecten Dit project heeft een duidelijke samenhang met verschillende andere projecten. Met deze projecten zal afstemming plaatsvinden op projectleiderniveau en/of via projectgroepleden. De belangrijkste projecten om mee af te stemmen worden hier opgesomd. Kennis voor klimaat Bij de analyse van het veenweidegebied wordt een stevige kennisbasis gevraagd, die onder andere geleverd kan worden door het project Kennis voor Klimaat. Dit is een project van de Universiteiten van Utrecht, Wageningen en Amsterdam (VU), waaraan provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân bijdragen. Het project richt zich op het ontwikkelen van adaptatiestrategieën voor klimaatverandering in het Friese veenweidegebied. Belanghebbenden uit het veenweidegebied worden bij dit project betrokken, waardoor het project ook bijdraagt aan bewustwording. In bijlage 1 van dit projectplan is het projectvoorstel van Kennis voor Klimaat opgenomen. Economie van Water en Landschap In het kader van het project Economie van Water en Landschap wordt in noordelijk verband gewerkt aan een methodiek om toekomstvisies te ontwikkelen met een stevig kennisfundament. In dat project zal de methodiek ook toegepast worden op de zogenoemde Blauw-Groene Gordel, een zone van laaggelegen gebieden in Noord-Nederland waarvan het Veenweidegebied een onderdeel is. Het is de bedoeling om de resultaten uit het project Economie van Water en Landschap in te brengen in het traject van de veenweidevisie. Ruimtelijk- Economische Visie Noord-Nederland Eveneens in noordelijk verband wordt er gewerkt aan een ruimtelijk-economische visie voor Noord-Nederland. Het project Economie van Water en Landschap levert inbreng voor de ruimtelijk-economische visie. Deze projecten worden dus goed afgestemd. Afstemming van project veenweidevisie met het project Economie van Water en Landschap is daarmee ook afstemming met de ruimtelijk-economische visie. Deltaprogramma Het Deltaprogramma Zoet gaat over de watervoorziening van Nederland. De knelpunten en kansen die het Deltaprogramma in het veenweidegebied signaleert, moeten worden meegenomen. Wellicht kan de veenweidevisie ook oplossingen bieden voor knelpunten in de zoetwatervoorziening die elders spelen en kan daarmee ook een deel van de middelen die wellicht nodig zijn om de visie uiteindelijk te implementeren, uit het Deltaprogramma komen.
Projectplan Veenweidevjsjedef.dOCX
7 juni 2012
pagina 14 van 26
6 Personeel Dit hoofdstuk heeft betrekking op de personele inzet van de provincie en is een aanvulling op hoofdstuk 2 waarin de projectorganisatie is beschreven. Voor dit project is de volgende inzet nodig: Gedelegeerd opdrachtgever: Thomas 1 etswaart Projectleider: Johan Grijpstra (inhuur via Flexpool) Projectondersteuning: P.M. Communicatieadviseur: Renate Kuivenhoven Beleidsmedewerkers voor de verschillende thema’s (Water, Economie, Landbouw, Recreatie, Ruimte, Demografie, Landschap, Cultuurhistorie, Natuur). Secretaris adviescommissie: P.M. De inzet van opdrachtgever en projectleider is reeds geregeld. Voor projectondersteuning is voor fase 1 een inzet van 8 uur per week nodig. Voor communicatie is voor fase 1 inzet van 8 per week nodig. Voor interne afstemming zullen beleidsmedewerkers vanuit verschillende disciplines beschikbaar moeten zijn. Het gaat dan om gemiddeld 8 uur per maand. Voor de rol van secretaris van de adviescommissie is 8 uur per maand nodig. Het is de verantwoordelijkheid van de gedelegeerd opdrachtgever om te zorgen dat het benodigde personeel beschikbaar is voor het project.
7 Communicatie In dit hoofdstuk wordt de communicatie rondom fase 1 van het project op hoofdlijnen beschreven. Dit hoofdstuk wordt nog vertaald in een uitgebreid communicatieplan. Dit communicatieplan wordt opgesteld door de communicatieadviseurs van provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de ‘veenweidegemeenten’. Met name de communicatieadviseurs van de gemeenten zitten dicht op de inwoners van het gebied en kunnen daardoor eenvoudiger zorgen dat de juiste mensen op de juiste wijze benaderd worden. De provincie houdt de regie op de communicatie, de gemeenten vullen de communicatie op onderdelen verder in. De werkwijze wordt in een communicatieplan vastgelegd. Als het communicatieplan past binnen de in dit hoofdstuk geschetste hoofdlijn zal het communicatieplan in de projectgroep vastgesteld worden. Bij afwijking van de hoofdlijn wordt de stuurgroep gevraagd het plan vast te stellen. De communicatie in fasen 2 en 3 wordt aan het eind van fase 1 uitgewerkt. Communicatiedoelstelling In het projectplan komt naar voren dat er bij belanghebbenden bewustwording en betrokkenheid gegenereerd moet worden. Veel belanghebbenden weten dat er ‘iets’ speelt in het veenweidegebied, maar zijn zich mogelijk niet of onvoldoende bewust van de gevolgen die de bodemdaling en klimaatverandering voor de omgeving kunnen hebben. Daarom is het van
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni 2012
pagina 15 van 26
belang om van begin af aan uiterst transparant te zijn over de stappen die de komende tijd volgen. Bewustwording, en betrokkenheid vertalen zich in de volgende communicatiedoelstellingen: • bewustwording: kennis-> belanghebbenden worden op het juiste moment in de juiste mate geïnformeerd. • betrokkenheid: houding -> door voldoende geïnformeerd te zijn en de mogelijkheid te hebben om mee te kunnen denken, ontwikkelen de belanghebbenden een positieve houding t.o.v. het project. Doelgroepen De doelgroepen staan deels beschreven in de organisatiestructuur (figuur 1 van het projectplan). Dit zijn vooral de doelgroepen die ‘meedenken’, meebeslissen’ en ‘meewerken’. De doelgroep die moet ‘meeweten’ is ook van groot belang. Om goed omgevingsgericht te kunnen werken, is een krachtenveldanalyse nodig. Gemeenten spelen hierin een belangrijke rol. Voor een groot deel zijn de doelgroepen per gemeente gelijk, maar er zal ook een deel per gemeente verschillen. In latere fasen is het van belang om de doelgroepen in te delen naar zogenaamde ‘vrienden en vijanden’; zo wordt het sentiment dat heerst per groep blootgelegd. Maar in de eerste fase moet de communicatie vooral worden ingericht op de ‘meedenkers’ en de ‘meeweters’. De communicatie in de eerste fase van het project wordt dan ook vormgegeven rondom deze twee peilers. Breed informeren en gericht betrekken zijn hierbij de sleutelwoorden. Alle mensen in het veenweidegebied worden op de hoogte gehouden van het project en de resultaten, en een selecte groep belanghebbenden wordt direct betrokken bij het project. Een belangrijke doelgroep zijn de bewoners van het gebied. Deze doelgroep is onvoldoende te bereiken via de belangenvertegenwoordigende organisaties uit de adviesgroep. Het benaderen van deze groep doen we via gemeenten, maar ook via de dorpsbelangen. Wellicht kunnen dorpsbelangen ook een rol spelen bij de communicatie (artikel in dorpskrant, informatie op website dorp, zoeken van betrokken inwoners, organisatie dorpsavond). In het communicatieplan wordt de rol van dorpsbelangen verder uitgewerkt. Kernboodschap De boodschap kan per doelgroep verschillen; voor de recreatiesector is dit bijvoorbeeld anders dan voor de agrariërs. In deze eerste fase is de boodschap bij het breed informeren van belanghebbenden nagenoeg gelijk voor alle doelgroepen. In deze eerste fase van het project is het immers vooral van belang dat men ‘meeweet’ en ‘meedenkt’. De kernboodschap van fase 1: Het Veenweidegebied verandert door bodemdaling en klimaatverandering. Deze veranderingen bepalen mede de toekomst van het veenweidegebied en haar inwoners. Samen een toekomstvisie ontwikkelen is de eerste stap naar een duurzame toekomst.
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni 2012
pagina 16 van 26
Aanpak en communicatiemiddelen Voor fase 1 wordt de communicatie als volgt aangepakt: Inwoners veenweidegebied: bewustwording, meeweten • Via o.a. lokale media en een website wordt een breed publiek op een toegankelijke manier (bijvoorbeeld via story-telling) geïnformeerd over de veenweidevisie, de achtergrond daarvan en de projectresultaten. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om ervaringen te delen en opmerkingen te plaatsen. • De website gaat in september in de lucht. Selecte groep belanghebbenden: betrokkenheid, meeweten en meedenken • Er wordt een beperkte groep mensen uit het gebied direct betrokken bij deze fase (meedenkers). De groep moet echter groot genoeg zijn om in beeld te kunnen brengen hoe mensen die werken en wonen in het gebied, tegen het gebied aankijken. • Op voorhand is duidelijk dat de kansen en knelpunten gerelateerd aan bodemdaling erg variëren binnen het gebied. Deze variatie moet zichtbaar worden in de visie. Er wordt daarom niet 1 meedenkersgroep geformeerd maar 4. Elke groep wordt geformeerd uit inwoners van 1 of 2 gemeenten. Hierdoor weerspiegelt de inbreng de variatie binnen het gebied. • De groep wordt samengesteld door een aantal mensen persoonlijk te benaderen. Bij de keuze van de mensen wordt gezocht naar een goede vertegenwoordiging van alle belangen. De adviesgroep en gemeenten spelen een belangrijke rol bij de selectie van deze mensen. • De meedenkers worden op een toegankelijke manier geïnformeerd over de achtergrond van de veenweidevisie en de resultaten van de gebiedsanalyse (filmpjes) • Deze groep wordt gevraagd hun eigen ervaringen te delen en eventueel nieuwe onderwerpen voor de veenweidevisie in te brengen. De tijdsbesteding moet zo kort en plezierig mogelijk zijn. Communicatiemiddelen: social media Social media bieden kansen bij zowel het gericht benaderen als bij het breed informeren. In de eerste fase spelen beide componenten een rol. Toch wordt ervoor gekozen om in de eerste fase alleen Linkedln te gebruiken bij het gericht benaderen. De selecte groep die meedenkt kan zich aanmelden bij een speciale groep op Linkedln. Hier kan informatie worden gedeeld en een mening worden gegeven. Aangezien er in de eerste fase nog weinig nieuws’ te melden is, worden de overige social media (bijvoorbeeld Twitter) voor de tweede en derde fase bewaard. Oftewel: tweets vereisen een bepaalde nieuwswaarde; zolang deze er nog niet is, kan Twitter beter nog niet worden ingezet. Een overzicht van de communicatiemiddelen die in dit project kunnen worden ingezet is te vinden in bijlage 4. De inzet van deze middelen wordt verder uitgewerkt in het communicatieplan.
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7 juni 2012
pagina 17 van 26
8 Financiën
Een voorlopige inschatting is dat het project totaal circa € 270.000,- zal gaan kosten. Zie onderstaande begroting. Binnen deze kosten vallen de inhuur van een projectleider door de provincie Fryslân (via interne detachering). Letternaam Fase 1
Taak/product
Middelen (€)
Opmerking
Voorzitter adviescommissie (inclusief budget voor overleg) Adviesbureau Communicatie
Voorzitten adviescommissie
2.500,-
onkostenvergoeding
Gebiedsrapportage Website, gebiedsbijeenkomsten, advertentiekosten Nieuwe thema’s gebiedsrapportage
75.000,10.000,-
Maatschappelijke consultatie Acties onvoorzien Fase 2
20.000,-
betreft reservering
2.500,-
,
Toekomstbeelden
PM
Visie
PM
(voorlopige schatting € 50.000,-)
Fase 3
(voorlopige schatting € 40.000,-)
Fasen 1-3 projectleider
70.000,Totaal fase 1
180.000,-
Periode 1-4-2012 tot 1-112013 (€90,000- geschat voor fasen 2 en 3)
De totstandkoming van de veenweidevisie wordt bekostigd uit het budget voor de uitvoering van het provinciale Waterhuishoudingsplan, het onderzoeksbudget van Stêd en Plattelân en een bijdrage van Wetterskip Fryslân. Wetterskip Fryslân heeft toegezegd financieel te zullen bijdragen aan de veenweidevisie. Over deze bijdrage moet nog door het AB worden besloten. Het betreft een bijdrage van 35% van de projectkosten exclusief de kosten voor inhuur van de projectleider en met een maximum van €70.000,-.
9 Risico’s De belangrijkste risico’s die ertoe kunnen leiden dat het projectresultaat niet wordt gehaald, zijn gerelateerd aan de kern van de projectaanpak. Als er onvoldoende bewustwording en betrokkenheid ontstaat en/of er onvoldoende flexibiliteit ten aanzien van de projectaanpak is, zal het gewenste projectresultaat niet gerealiseerd worden. Deze en enkele andere risico’s worden hier opgesomd en ook de acties die genomen worden als het risico optreedt. Het lukt niet om voldoende betrokkenheid van belanghebbenden te krijgen. Actie: Met de belanghebbenden in gesprek gaan over het wederzijdse belang bij betrokkenheid van betreffende partij(en) bij het traject. Vervolgens mogelijkheden in beeld brengen om projectaanpak zodanig aan te passen dat de belangen van betreffende partijen voldoende in het project worden meegenomen. Evt. inzetten van de voorzitter van de adviescommissie of
Projectplan Veenweidevisie_def.dOcX
7juni 2012
pagina 18 van 26
bestuurders uit de stuurgroep. De projectgroep werkt de aanpak uit en de stuurgroep besluit hierover (evt. in samenspraak met de adviescommissie). Belanghebbenden staan negatief ten opzichte van het project. Actie: Eerst beoordelen of belanghebbenden van belang zijn voor het slagen van de visie. Als dat het geval is, met de belanghebbenden in gesprek gaan om te bespreken waarom men negatief ten opzichte van de visie staat en wat er nodig is om dat te veranderen. Afhankelijk van de benodigde acties en effecten op geld en middelen besluiten projectgroep of stuurgroep over het wel/niet uitvoeren van de acties. Belanghebbenden zijn het niet eens over de kansen en/of knelpunten. Actie: Eerst beoordelen of belanghebbenden van belang zijn voor het slagen van de visie. Als dat het geval is, met de belanghebbenden in gesprek gaan om te bespreken waarom men de analyse van knelpunten en kansen niet deelt en wat er nodig is om dat te veranderen. Afhankelijk van de benodigde acties en effecten op geld en middelen besluiten projectgroep of stuurgroep over het wel/niet uitvoeren van de acties. Belangrijke knelpunten of kansen zijn niet in beeld te brengen binnen termijn van dit project of binnen beschikbaar budget. Actie: Stuurgroep bepaalt na advies van de adviesgroep over wel/niet aanpassen planning/budget. Belangen staan visievorming in de weg. Actie: Conflicten in beeld brengen. Projectgroep bedenkt aanpak. Stuurgroep besluit hierover. Uiteindelijk kan besluit nodig zijn of visievorming verdergaat zonder inbreng van bepaalde belangrijke belanghebbenden. Media versterken belangentegenstellingen. Actie: O.a. via informatievoorziening wordt geprobeerd dit te voorkomen. Zo nodig zorgen voor nuancering in de berichtgeving via bijvoorbeeld een persbericht. De projectgroep werkt de aanpak uit en de stuurgroep besluit hierover (evt. in samenspraak met de adviescommissie). Stuurgroep besluit om projectaanpak (op bepaalde onderdelen) niet af te stemmen op wensen belanghebbenden. Actie: De consequenties van een dergelijk besluit op de projectresultaten worden door de projectgroep in beeld gebracht en in de stuurgroep aan de orde gesteld. Afstemming met andere lopende visietrajecten slaagt niet. Actie: Projectleider en ambtelijk opdrachtgever analyseren knelpunten en doen een voorstel om het knelpunt op te lossen. Dit voorstel wordt besproken in het P.O. van gedeputeerde Schokker. Oplossingen die zorgen voor vertraging van veenweidevisietraject worden besproken in de stuurgroep. De stuurgroep kan eventueel besluiten om af te zien van afstemming. Bemensing project lastig (andere (visie)trajecten concurreren om zelfde mensen). Actie: Projectleider kaart dit aan bij ambtelijk opdrachtgever. Deze kaart probleem intern bij provincie aan en zorgt voor een oplossing.
Projectplan Veenweidevisia_def.dOCX
7juni 2012
pagina 19 van 26
Politici spreken zich uit voor gewenste ontwikkelingsrichting gedurende visievorming. Actie: Bespreken in stuurgroep hoe hiermee om te gaan.
10 Kwaliteit In de startnotie van de veenweidevisie zijn verschillende kwaliteitscriteria benoemd voor het proces en de resultaten van de veenweidevisie. Het betreft de volgende criteria: Proces -Er moet ruimte geboden zijn om meerdere toekomstalternatieven uit te werken -De visie moet ontwikkeld zijn in nauwe samenspraak met belanghebbenden (co-productie) -Toekomstalternatieven zijn afgestemd met alternatieven die uit het project Economie van Water en Landschap voortkomen -Bij de visieontwikkeling is kennis van kennisinstituten ingebracht * Resultaat -De visie biedt een lonkend perspectief waar betrokkenen verantwoordelijkheid voor willen nemen en afspraken over willen maken. -De visie biedt zicht op een duurzame toekomst (vragen ten aanzien van bodemdaling en klimaatverandering worden beantwoord). De stuurgroep en adviesgroep kunnen aan de hand van deze criteria toetsen of proces en (tussen)resultaten van voldoende kwaliteit zijn.
*volgt niet uit startnotitie, maar is aangegeven door de Statencommissie Lân, Loft en Wetter bij de bespreking van de startnotitie.
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7 juni 2012
pagina 20 van 26
Bijlage 1: Betrokkenen opstellen projectplan Eerste concept: -Gemeente SCidwest-Fryslân: Anne van Scheltinga -LTO: Jurjen Kingma -FMF: Paul van de Vegt -Partoer: Sjoerd IJdema -Wetterskip: Jos Schouwenaars, Theunis Osinga, Pieter Hoekstra -Provincie: Johan Medenblik, Johan Grijpstra Tweede concept: Provinciale Adviescommissie Landelijk Gebied, Kamer van Koophandel, Doarpswurk, gemeenten (via gemeentelijk ambtelijk wateroverleg) RECRON, HISWA en VNO-NCW zijn ook geïnformeerd, maar hebben niet gereageerd.
Projectplan Veenweidevisia_def.dOCX
7 juni 2012
pagina 21 van 26
Bijlage 2: Projectvoorstel Kennis voor Klimaat In deze bijlage zijn de meest relevante onderdelen van het projectvoorstel van Kennis voor Klimaat weergegeven. Projecttitel: Regional adaptation strategies in Frisian peat meadows Designing regional adaptation strategies in the Frisian peat meadow areas: evaluating the effectiveness of management options to maintain or transform this landscape under different scenarios of change Samenvatting: This proposal describes a project to design regional adaptation strategies for climate change in the peat meadow areas of Friesland, the Netherlands, in liaison with the development of a strategic long-term planning policy by the Province and Water Board. The activities will encompass the compilation of data on water levels, soil subsidence, agricultural land use (including innovative approaches) and their application to (1) identify bottlenecks; (2) design measures for adaptation and mitigation: (3) evaluate the efficacy of these measures in terms of feasibility and cost-benefit aspects and (4) compile packages of these measures as options for regional adaptation strategies for Friesland. Doel: The project will have the following objectives: 1.
To identify bottle necks (physical, economic, ecological), induced by scenariostowards 2050 and 2100 for climate change and socio-economic development, in the context of short term and long term policy targets identified by the regional authorities, and capitalizing on work done earlier in the hotspot and elsewhere (eg. Delta-scenarios). 2. To explore the efficacy and cost effectiveness of packages of measures (water management, land use, spatial planning, financial arrangements) to adapt to or mitigate adverse developments. 3. To describe these consequences of possible measure packages as scientifically based building stones to be integrated in the design of a strategic spatial policy vision for the region.. To liaise as closely as possible to existing planning processes in Friesland led by the province of Friesland and the water board Wetterskip Fryslan to maximize the best use of the knowledge available through KfC and other major research programmes Onderzoeksvragen: 1. Which combinations and spatial patterns of management options are the most effective to mitigate problems (i.e. enhanced soil subsidence, deterioration of water quality, decreasing availability of fresh water, changing perspectives for sustainable agriculture) in the context of policy targets? 2. How is the attitude of regional and local stakeholders (farmers organizations, nature organizations, entrepreneurs, water authorities, provincial authorities) towards the various packages of measures in terms of costs and benefits, compliance to legislation, environmental and economic targets? 3. What are the main technical, spatial and political trade-offs in the development of adaptation strategies? 4. How can the scientific knowledge of adaptation measures, built up in this Hotspot, successfully be integrated in long term development policies for peat meadow areas? 5. What is the link between local and regional development of adaptation strategies (scale issues in environmental processes and governance)? How can this knowledge be implemented in effective and feasible Options for Regional Adaptation Strategies (ORAS), taking account of within-region differentiation?
Projectplan Veenweidevisie_def.docx
7juni 2012
pagina 22 van 26
Aanpak: At the moment of the deadline for this proposal, the main stakeholders, i.e. the province of Friesland and the Water board Wetterskip Fryslan have already decided to develop a long term policy vision for the future management of the Frisian peat meadows in the coming 1.5 years. This has been finally decided in the Provinciale Staten and the water board administration. They have expressed a keen interest to liaise with the d st Knowledge for Climate 3 tranche. Their regional project will start 1 of April 2012 and will be planned as closely as possible with the project proposed here.. We have identified and described our activities as detailed as possible at this time. It may be that the last two items listed below will be slightly modified, depending on the further scoping activities in the coming months. The following items can be listed as a preliminary overview: •
Identification of bottie necks (soil subsidence, GHG emissions, water quality, agriculture, water management) in a Business-As-Usual scenario with climate change in the Frisian peat meadows for the time horizons 2050 and 2100, by bringing together the newest research resuits and the historic situation (UU, WUR, IVM, PF, WF).
•
Compilation of the relevant information for 4 case study areas, together covering the variation in the region, with initial cost-benefit analysis. Discussion of resuits in internal stakeholder workshop for the region as a whole.
•
ldentification of packages of measures (water management, land use, spatial planning, financial arrangements) to adapt to or mitigate adverse developments (PF, WF, UU, WUR-Alterra).
•
Assessment of environmental effects (soil subsidence, GHG emissions, water quality, groundwater level, biodiversity) of these measures based on data collected in the study region and implementing these in spatial decision support tools.
•
Using the results to design and evaluate different spatial strategies of measure packages related to different scenarios of climate change and land use development in interactive workshops with stakeholders: PF, WF, municipalities, LTO-Noord, NM/SBB. ‘t Fryske Gea, Friese Milieufederatie, Boerennatuur, Bond Friese Vogelwachten in collaboration with UU, WUR-Alterra and VU-IVM
The workshops planned in this third tranche project are intended to support the long term regional strategy for the Frisian fen meadows (Veenweidevisie). This involves scaling to a large area and emphasis on changes of land use in combination with changes in water management. The activities will be supported with tools developed as part of the research in theme 8. In these respects, the workshops will be different from the workshops held in the first tranche, which aimed mainly at the effect s of changes in water management at the polder scale. Sociale relevantie: Because of the direct linkage of the activities to ongoing regional planning processes in Friesland, the project will be extremely relevant for society. Representatives of the province and the water board have directly participateci in the writing of this proposal and will be conducting part of the research themselves. The province and the water board have decided to jointly develop long term integrated regional policy plans for the fen meadow areas in Friesland. This encompasses integration of technical knowledge on water management, land use, nature and landscape. It also involves cooperation between a wide range of stakeholders. When discussing this regional planning process in the respective governing boards of these organizations, there was a strong plea to involve knowledge institutions in the process. Project consortium: The project will be ed by Prof. Jos Verhoeven of Utrecht University. His group will contribute also with knowledge on peat degradation, nutrient fluxes, effects on biodiversity. Dr. Ron Janssen of the Institute for Environmental studies of the Free University Amsterdam and his group will contribute with collaborative planning workshops, costibenefit analysis and multicriteria analysis. Dr. Cees Kwakernaak and other personnel
Projectplan Veenweidevisie_def.docX
7juni 2012
pagina 23 van 26
of WURJAlterra will contribute with scenario generation, target formulation and effect estimation based on existing knowledge on soil subsidence related to water management and GHG emissions, and links with agriculture and biobased economy. The Province of Friesland, as well as the water baard Wetterskip Fryslan will actively contribute by delivering their knowledge and experiences on effects and measure packages. Looptijd: 1 Ju1y2012—1 July 2013 Mijlpalen: -Identification of bottlenecks based on compilation of the newest research results: July Oct 2012 -More detailed analyses for 4 case study areas, resulting in a GIS-based data summary for the whole region: Oct-Nov 2012 -Discussion of results in internal stakeholder workshop for the region as a whole: Dec 2012 -Identification of packages of measures: Nov 2012— Feb 2013 -Assessment of environmental effects and implementing these in spatial decision support tools: Feb May 2013 -Using the results to design and evaluate different spatial strategies in interactive workshops with stakeholders: June-July 2013 —
—
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7 juni 2012
pagina 24 van 26
Bijlage 3: Uitvoering en afronding van het project Na vaststelling door het DB van Wetterskip Fryslân en GS van de provincie Fryslân van het projectplan kan het project worden uitgevoerd, onderdeel van de uitvoering zijn: • Evaluatie: Na elke fase wordt het project met projectgroep en stuurgroep geëvalueerd, gebruik makend van de benoemde kwaliteitscriteria. • Voortgangsrapportages: er komt na inhuur van het adviesbureau een detailplanning. Via een voortgangsrapportage wordt tijdens elk projectgroep- en elk stuurgroepoverleg teruggekoppeld over de voorgang. • Risicomanagement: als risico’s zich aandienen wordt een kort actieplan opgesteld, dat afhankelijk van het risico door projectgroep of stuurgroep wordt geaccordeerd. In het plan staat hoe het risico wordt aangepakt, hoe het risico gemonitoord wordt en hoe daarover teruggemeld wordt. Zie verder hoofdstuk 9. • Documentenbeheer en archivering: Documenten worden beheerd via sharepoint. Hier staan altijd de laatste versies van bestanden. Sharepoint biedt de mogelijkheid om ook anderen dan provincieambtenaren toegang te geven tot stukken. Op dit moment werkt dat nog niet optimaal. Zodra dat wel werkt, zal overwogen worden de projectorganisatie toegang te geven tot Sharepoint. Archivering vindt plaats aan het eind van het project. Het einde van het project bestaat uit het opleveren van de resultaten en het toetsen van de resultaten aan het projectplan. Ook vindt een evaluatie plaats van de aanpak, werkwijze en de invulling van de rollen. Er is aandacht voor: • • • • •
Controle op opgeleverde producten/resultaten Afspraken over beheer en onderhoud c.q. het vervolg Afhandelen van losse eindjes Archiveren van projectinformatie Evaluatie en rapportage (w.o. verantwoording kosten, meten van baten)
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7 juni 2012
pagina 25 van 26
BjIage 4: communicatiemiddelen Website -> meeweten Dit kan een website zijn die onderdeel is van de provinciale website. Dit is makkelijk en kosteloos aan te maken. Mogelijk wordt het webadres dan als volgt: www.fryslan.nI/veenweidevisie. Aangezien de provincie opdrachtgever is voor het project, zou dit een logische stap zijn. Anders kan er gekozen worden voor een geheel eigen site die speciaal aangemaakt en ingericht moet worden. -
Digitale nieuwsbrief ->meeweten De site binnen de provinciale site heeft een standaard mogelijkheid om digitale nieuwsbrieven te versturen. -
Brieven naar omwonenden ->mee weten/meedenken Een eerste contactmoment met omwonenden kan het beste plaatsvinden middels een brief waarin het probleem geschetst wordt en men wordt uitgenodigd voor een eerste informatieavond! kennismakingsavond. Gemeenten kunnen helpen bij het organiseren van de avond en het versturen van de brieven. -
Filmpjes (op een ‘klokhuis-achtige’ manier’ inzichtelijk maken wat de huidige situatie van het veen weidegebied is) -> meeweten Filmpjes zijn onmisbaar bij een tamelijk ingewikkeld project als dit. Door beeldend inzichtelijk te maken wat de vroegere situatie was, wat de huidige situatie is en wat dit betekent voor de toekomst, krijgt men een gevoel bij de situatie en kan men dit makkelijker vertalen naar de eigen situatie. Dit filmpje zou op een ‘klokhuis achtige’ manier kunnen worden ingestoken. -
Social media (Linkedln groep aanmaken) 9 meeweten/meedenken Bij social media is het opzetten van Linkedln een eerste actie. Hier kunnen ‘meedenkers’ elkaar makkelijk vinden en met elkaar communiceren binnen een groep. Het is van belang dat iemand van het projectteam en de communicatieprojectgroep hier zicht op houdt. Wat speelt er binnen de groep? Moet er worden ingegrepen’? Overige social media lenen zich meer voor de volgende fasen van het project. -
Informatieavonden -> meeweten/meedenken Het is van belang om burgers voor het eerst op een gestructureerde manier met het onderwerp in contact te laten komen. Hiervoor is een informatieavond erg geschikt. -
- Persbe richten Wanneer er nieuws te melden is, moet er een persbericht worden verstuurd. De pers kan ook worden uitgenodigd d.m.v. een persuitnodiging voor de eerste informatie-!kennismakingsavond.
Informatiebalie (per mail en telefoon bereikbaar) Door een informatiebalie beschikbaar te stellen, voelen belanghebbenden zich serieus genomen: ze kunnen meteen hun vragen stellen die zijn opgekomen na bijvoorbeeld een informatieavond. Dit kan per telefoon of per mail. -
Spreekuren (een contactpersoon per gemeente aanstellen) Het is van belang om dit project een gezicht’ te geven. Daarom het voorstel om per gemeente een contactpersoon aan te stellen. Deze kan spreekuren houden waarbij belanghebbenden kunnen aanschuiven. Deze spreekuren bepaalt de gemeente zelf en worden gecommuniceerd via de website en via de interne middelen van de gemeente zelf. -
Projectplan Veenweidevisie_def.dOCX
7juni 2012
pagina 26 van 26