PROJECTBESCHRIJVING DAT HAD JE GEDROOMD Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016
Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 Deze projectbeschrijving wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op www.cultuurschakel.nl/coh voor de nieuwste versie. Hierbij treft u een projectbeschrijving: • waarmee u een project van 6-8 lessen van 45 min. kunt uitvoeren; • waarin veel ruimte is voor uw eigen inbreng; • waarop u uw lesvoorbereidingen kunt baseren. De structuur van de projectbeschrijving is gebaseerd op het doorlopen van het creatief proces. Na de introductie van het project oriënteert de leerling zich op de inhoud van het thema en doorloopt drie deelopdrachten waarin de leerling steeds onderzoekt, uitvoert, presenteert en evalueert. Bij elke stap van het creatief proces zijn reflectievragen geformuleerd. Maak hieruit een keuze of formuleer zelf passende vragen.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
2
DAT HAD JE GEDROOMD 1. Introductie van het project In dit project zoomen we in op het vliegen. Het dromen over vliegen, over veranderen van identiteit en over hoe Icarus, met hulp van zijn vader, uiteindelijk kan vliegen. Het legt een direct verband tussen dromen en het realiseren van een droom. Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd: 1. Laat het kunstwerk Vien Joseph-Marie zien Daedalus Attaching Icarus. Wat zien de leerlingen, waar gaat dit over? 2. Lees een verhaal voor over Icarus. Op de website http://www.lipmanvanpelt.nl/wpcontent/uploads/2011/05/Icar-Vliegtlesbrief-b.o.pdf staat een versie voor leerlingen. De essentie van het verhaal is dat iemand de consequenties van zijn eigen hoogmoed of overdreven zelfvertrouwen ervaart. 3. Volg de museumles Wat je droomt ben je zelf in het Gemeentemuseum Den Haag.
2. Oriëntatie 2.1. Het filosofisch gesprek Voer met de leerlingen een (filosofisch) gesprek over vliegen, voertuigen, dromen en speelgoed aan de hand van (een aantal van) de volgende vragen:
Wil je kunnen vliegen? Waarom? Waar zou je naar toe vliegen als dat kon? Droom je altijd van iets dat bestaat? Waarom droom je? Wat is fantasie? Hoe weet je zeker dat iets fantasie is? Kunnen de mensen zonder voertuigen leven? Zijn mensen of dieren ook voertuigen? Wat vindt of lijkt het fijnst: reizen over land of water of door de lucht? Kan alles speelgoed zijn? Wat zou je doen als er geen speelgoed was? Hoe ziet je droomspeelplek er uit? Is dat heel anders dan de speelplekken die je nu kent? Wanneer is speelgoed kunst? Kan kunst ook speelgoed zijn?
2.2. Oriëntatie op het thema 1. Laat de leerling zijn/haar lievelingsspeelgoed meenemen. Bespreek in het kort hoe hij met dit speelgoed speelt. Vergelijk dit speelgoed met speelgoed zoals: ADO speelgoed (jaren ‘20), Floris Hovers houten auto’s (2007), badeend van Florentijn Hofman (2007) en een gewoon bad-eendje, poppen van Sasha Morgenthaler (1940-1975), barbie(s), speelgoedwerk van Gerjanne van Zuilen (bv Speelgoedpaard, 2011), werk van Robert Bradford (na 2004), Toy story speelgoed.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
3
2. Selecteer een aantal sprookjesprentenboeken. Laat de leerlingen de boeken doorbladeren en laat ze in tweetallen onderzoeken hoe sprookjesfiguren zich allemaal voortbewegen (met laarzen, een zeemeerminnenstaart, vleugels, in een pompoen etc.). Bespreek hun bevindingen kort in de groep. Bekijk eventueel ook afbeeldingen van Teun Hocks (sprookjes op kinderpostzegels 1997) 3. Bespreek met de leerlingen de droomwerelden/speelplekken. Doe dit aan de hand van de volgende werken: maquettes van Constant Willems (diverse jaren, vanaf 1963), installatie van Charles Avery (vanaf 2004), werk van Spencer Byles, Marc Chagall, de ideale landschappen uit de 17de eeuw die te zien zijn in het Mauritshuis, enz (droomspeelplek) Bespreek de werken aan de hand van de relatie tussen de vorm en de functie.
Reflectievragen Oriëntatie DAT HAD JE GEDROOMD
Waarom is het speelgoed volgens jou kunst?
Kan speelgoed in je droom ook echt worden?
Kan een speelplek in je droom ook echt bestaan?
Hoe zou jij je willen voortbewegen?
Hoe ziet jouw ideale droomspeelgoed of plek er uit?
Etc.
3. Deelopdracht 1: Oud, nieuw en droomspul 3.1. Onderzoek Oud, nieuw en droomspul Bij deze deelopdracht kan een kunstenaar in de klas komen. Hij voert met de leerlingen een gesprek over het thema Identiteit aan de hand van zijn eigen werk en kan bij het uitvoeren van de deelopdracht helpen. De leerlingen denken na welke soorten speelgoed er zijn en bedenken vervolgens droomspeelgoed: 1. Vraag de leerlingen van thuis verschillende soorten (oud en nieuw?) speelgoed mee te nemen. Neem eventueel zelf ook iets mee of leen iets bij de kleuters. 2. Bekijk het speelgoed en breng dit in relatie met speelgoed dat je op het digibord laat zien (zie Informatie voor de leerkracht). Benoem verschillen en overeenkomsten in vorm en functie. Vraag naar voorkeuren. 3. Voer een gesprek over droomspeelgoed. Maak een woordspin waarbij de belangrijkste kenmerken van het droomspeelgoed worden verwerkt.
Reflectievragen Onderzoek Oud, nieuw en droomspul
Waarin verschilt jouw lievelingsspeelgoed van jouw droomspeelgoed?
Waarom is jouw lievelingsspeelgoed zo fijn om mee te spelen?
Wat zou jij heel graag willen kunnen wat je nu niet kan? Waarom?
Etc.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
4
3.2. Uitvoeren Oud, nieuw en droomspul 1. Laat de leerlingen een tekening / ontwerpschets maken van hun droomspeelgoed. Leg hen uit dat ze goed moeten nadenken over de vorm (ronde of hoekige vormen), de textuur (glad of ruw) en de kleur van het droomspeelgoed. 2. Bespreek aansluitend met de leerlingen hoe je er mee kan spelen. 3. Bespreek ook waar het van gemaakt moet worden. 4. Eventueel kunnen de leerlingen hun ontwerpschets verder uitwerken door het te beplakken met scrapmateriaal/ restmateriaal dat past bij het droomspeelgoed. 5. Bespreek de resultaten met elkaar.
Reflectievragen Uitvoeren Oud, nieuw en droomspul
Is het gelukt om je idee duidelijk te maken?
Wat heb je nodig om je ontwerp echt te (laten) maken?
Wat moet er in de gebruiksaanwijzing van je droomspeelgoed staan?
Etc.
3.3. Presenteren Oud, nieuw en droomspul De werkstukken kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden:
Bespreek de ontwerpen. Vraag leerlingen naar waar en hoe je met het speelgoed kan spelen en benoem kenmerken van het speelgoed. (hard, zacht, voor welke leeftijd, formaat, etc.) Verzin met elkaar bij een aantal ontwerpen een naam of bijnaam voor het speelgoed. Hang de ontwerpen in de klas en laat elke leerling een kort verhaaltje over het speelgoed schrijven of vertellen. Geef de leerlingen de opdracht een verhaal te verzinnen waarin het droomspeelgoed een rol speelt.
Reflectievragen Presenteren Oud, nieuw en droomspul
Wat vind je goed gelukt aan het ontwerp van je medeleerling? Waarom?
Met welk ontwerp zou je zelf willen spelen?
Hoe ging het presenteren van je werk?
Wat vind je beter: je verhaal of je ontwerp?
Waar zou je je speelgoed thuis bewaren?
Etc.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
5
3.4. Evalueren Oud, nieuw en droomspul Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces:
Wat heb je geleerd, wat je nog niet wist? Wat vond je het meest bijzondere kunstwerk? Welke droombeelden hadden de kunstenaars geschilderd? Was het moeilijk of juist makkelijk om je ideeën op papier te krijgen? Lukte het om de vorm, de textuur, de kleur en het materiaal te tekenen? Waarom wel/ niet? Hoe ging het vertellen over je eigen werk? Hoe kwam dat? Wat zou je nog willen aanpassen aan je droomspeelgoed? Wat had je nog willen leren?
4. Deelopdracht 2: Mijn droomvoertuig 4.1. Onderzoek Mijn droomvoertuig 1. Laat de leerlingen onderzoek doen naar bestaande voertuigen. Denk aan bijvoorbeeld http://www.wikikids.nl/ 2. Laat de leerlingen een A4 in acht vlakjes vouwen en geef hen de opdracht acht voertuigen te tekenen en indien mogelijk de namen er onder te schrijven. 3. Bespreek met elkaar de kenmerken de getekende voertuigen en laat de leerlingen. 4. Toon een aantal voorbeelden van (fantasie-) voertuigen uit de beeldende kunst en vormgeving (zie voor suggesties ‘Informatie voor de leerkracht’). 5. Bespreek met elkaar de kenmerken van deze (kunst)werken. Denk aan: snelheid, openbaar vervoer/ privé vervoer (hoeveelheid mensen die het vervoert), comfort, vervoer over land/ water/ lucht, gebruikte energiebron. 6. Voer een gesprek over droomvoertuigen. Hoe zou hun droomvliegtuig er uit zien? Wat kan jouw voertuig allemaal? Laat leerlingen vertellen over wat hun droomvoertuig allemaal kan.
Reflectievragen Onderzoek Mijn droomvoertuig
Wat heb je ontdekt over wat verschillende voertuigen allemaal kunnen?
Wat vond je van de voorbeelden van droomvoertuigen?
Wanneer wordt een voertuig een droomvoertuig?
Zou je jouw droomvoertuig na het gesprek willen aanpassen?
Etc.
4.2. Uitvoeren Mijn droomvoertuig De leerling maakt zijn droomvoertuig. Aan het voertuig moet je kunnen zien of deze over land, water of door de lucht gaat.
Geef de leerling een bestaande vorm, bijvoorbeeld een plastic fles, doosje of bakje en allerlei scrapmateriaal. Laat de leerling het werk eventueel beschilderen.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
6
Reflectievragen Uitvoeren Mijn droomvoertuig
Waaraan zie je dat het voertuig over land, water of door de lucht gaat?
Wat kan jouw voertuig het beste? Waaraan zie je dat?
Waar zit de bestuurder, de ingang, de energievoorziening, de passagiers enz.?
Kan jouw ontwerp ook in het echt gemaakt worden?
Etc.
4.3. Presenteren Mijn droomvoertuig De werkstukken kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden:
Orden met de klas de voertuigen naar bijvoorbeeld functies, uitstraling, vormgeving zodat er verschillende groepen voertuigen ontstaan. Verzin met elkaar een naam voor ieder ontwerp. Is de maker het eens met die naam? Maak foto’s van de voertuigen en print deze als A5 formaat op een A4 vel uit. Schakel hierbij eventueel ouders in. Laat de leerlingen eronder voor zover mogelijk de naam van het voertuig en korte beschrijving maken van wat het voertuig allemaal kan. Scan (een aantal) van de werken en plaats deze eventueel op de website van de school of in de schoolkrant, of richt er een tentoonstelling mee in. Laat de leerlingen aan de klas vertellen wat ze gemaakt hebben en waarom het volgens hen een droomvoertuig is.
Reflectievragen Presenteren Mijn droomvoertuig
Kon je de voertuigen goed ordenen? Hoe kwam dat?
Is het gelukt om een juiste beschrijving te geven van jouw droomvoertuig?
Hoe ging het vertellen over je werk?
Etc.
4.4. Evalueren Mijn droomvoertuig Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces:
Was je ergens door verrast of verbaasd? Wat heb je geleerd? Wat vond je makkelijk of moeilijk om te doen? Wat had je van te voren bedacht wat je nu ook uitgevoerd hebt? Wat heb je tijdens het werken bedacht? Wat vond je spannend in deze opdracht? Etc.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
7
5. Deelopdracht 3: Mijn droomspeelplek 5.1. Onderzoek Mijn droomspeelplek De leerlingen brainstormen over droom(speel)plekken. 1. Toon de leerlingen droom(speel)plekken en droomwerelden in de beeldende kunst. 2. Brainstorm met elkaar over de meest ideale droom(speel)plekken: Hoe ziet de ideale plek er uit? Wat maakt een plek een droomspeelplek? Waar bestaat de droomspeelplek uit? Wat kun je er allemaal doen? Is de droomspeelplek binnen of buiten? Is het een echte of een digitale plek? 3. Geef de leerlingen de opdracht een eigen droomspeelplek te bedenken waarin het voertuig en het speelgoed uit de eerdere deelopdrachten een plek moeten krijgen.
Reflectievragen Onderzoek Mijn droomspeelplek
Hoe ziet jouw droomspeelplek eruit?
Waar kun je je droomvoertuig en je speelgoed kwijt?
Etc.
5.2. Uitvoeren Mijn droomspeelplek Geef de leerlingen de opdracht hun droomspeelplek te maken. Gebruik hiervoor als basis een stevig stuk karton en biedt natuur- en scrapmaterialen naar keuze aan. Let op:
Het droomspeelgoed en droomvoertuig moeten in het ontwerp van de plek verwerkt worden. Je moet kunnen zien of het een binnen of buiten speelplek is. Je moet kunnen zien welk spel of welke spelletjes je er kunt spelen.
Reflectievragen Uitvoeren Mijn droomspeelplek
Hebben jouw speelgoed en voertuig een goede plek gekregen?
Wist je meteen hoe je droomplek er uit zou moeten zien?
Waar, hoe en wat kun je er spelen
Etc.
5.3. Presenteren Mijn droomspeelplek De werkstukken kunnen op verschillende manieren gepresenteerd worden:
De leerling vertelt een korte, verzonnen anekdote bij zijn of haar droomspeelplek. De leerling bedenkt en vertelt waar in de wijk waar de speelplek gerealiseerd zou moeten worden. Richt met elkaar een expositie waar de leerlingen de ouders kunnen rondleiden. Op de website van de school worden foto’s geplaatst van de werken met een kort begeleidend tekstje.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
8
Reflectievragen Presenteren Mijn droomspeelplek
Waarom past de droomspeelplek/ droomspeelgoed /droomvoertuig bij de maker/ontwerper?
Welke speelplekken lijken op die van voorbeelden uit de beeldend kunstenaar die jullie eerder zagen?
Hoe was het om een anekdote bij je werk te verzinnen?
Etc.
5.4. Evalueren Mijn droomspeelplek Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces:
Wat ben je te weten gekomen over jezelf tijdens het hele project? Ben je misschien iets te weten gekomen van je medeleerlingen dat je niet wist? Wat vond je van de opdrachten? Waarom? Wat wist je nog niet over speelplekken wat je nu wel weet? Welke droomspeelplek vond je het leukst? Waarom? Welke materialen waren heel erg belangrijk voor jouw droomspeelplek? Waarom? Lukte het goed om over je eigen werk te vertellen? Wat zou je een volgende keer willen onderzoeken? Welk onderdeel (onderzoek, uitvoeren, presenteren) ging het beste? Waarom?
6. Algemene beoordeling Voor het beoordelen van de leerlingenprestaties kunt u gebruik maken van het beoordelingsformulier voor leerkracht en leerling. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van COH. De leerlingenprestaties in het gehele project worden meegenomen in de beoordeling. Voor leerlingen vanaf groep 5 of 6 is een zelfbeoordelingsformulier beschikbaar. U kunt zelf inschatten in hoeverre uw leerlingen in staat zijn het formulier te gebruiken. Voor het gebruiken van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. De formulieren en toelichting vindt u onder hoofdstuk 18 van “Informatie voor de leerkracht”.
Leerlijn Beeldend | Thema Identiteit | Groep 3 en 4 | Maart 2016 | Projectbeschrijving
9