Project versterking multiculturele programmering Coalitie van Vlakke Vloer Theaters Amsterdam Verkenning & plan 2003
Laurien Saraber in opdracht van De Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
april 2003
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Inhoud
Vooraf
3
1. Stand van zaken 1.1 Stand van zaken bij Coalitie-partners 1.2 Stand van zaken in het veld
4 4 6
2. Kansen
7
3. Lange termijn doelen & beperkingen
9
4. Koers: aanpak & resultaten 2003 4.1 talentontwikkeling 4.2 programmering bestaand aanbod 4.3 competentie-ontwikkeling 4.4 publieksbereik
10 10 10 11 12
5. Tot besluit: wat is ‘multicultureel?’
13
Bijlage I: overzicht projecten 2003
14
Bijlage II: knelpunten en behoeften Coalitie algemeen
19
Bijlage III: profielen afzonderlijke Coalitie-partners
21
2
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Vooraf Zeven theaterorganisaties in het centrum van Amsterdam – alle professionele vlakke vloer podia, productiehuizen en werkplaatsen – werken sinds 1999 samen onder de naam De Coalitie1. Doel van de samenwerking is de positie van het kleinschalige theater in Amsterdam te verbeteren. Programmeurs en artistiek leiders stemmen daartoe hun activiteiten af en er worden gezamenlijke marketingprojecten ontwikkeld. Het zal geen verbazing wekken dat ook het thema ‘culturele diversiteit’ al vrijwel vanaf het begin van de samenwerking op de agenda staat. Zoals veel podia, hebben ook de Coalitie-theaters te maken met een geringe instroom van cultureel divers aanbod en publiek, en van makers met een allochtone achtergrond. Juist in een grootstedelijke context is dat een urgent probleem. In het seizoen 2000/2001 zijn daarom een aantal multiculturele projecten en festivals binnen De Coalitie aan een onderzoek onderworpen door onafhankelijke experts. In vervolg daarop organiseerde een denktank twee middagvullende werkbijeenkomsten met professionals en deskundigen uit het veld. Dat leverde de volgende conclusies op: 1. De Coalitie-parnters hebben met hun veelzijdige programma’s, variëteit aan zalen en ervaring in het coachen van talent in essentie alle faciliteiten en expertise in huis om een belangrijke bijdrage te leveren aan diversificatie van het aanbod in de stad. Maar slechts enkeling voert hier consequent beleid op. De oorzaak is geen onwil, wel een gebrek aan kennis en/of aan personeel. 2. Als de partners met elkaar samenwerken zou het mogelijk moeten worden om in de stad een zekere regelmaat te creëren in het aanbod voor specifieke doelgroepen, en om professionaliseringstrajecten aan te bieden aan jonge theatermakers zonder reguliere theater- of dansopleiding. 3. Programmeurs, artistiek leiders en publiciteitsafdelingen van de partners moeten zelf verantwoordelijk blijven voor programmering en marketing van dit aanbod, opdat de expertise wordt ingebed in de organisaties. Ze hebben echter wel behoefte aan voeding, inspiratie en informatie. Op grond van deze conclusies is besloten om: a) per Coalitie-partner (m.u.v. De Melkweg en Cosmic) 5 % van het activiteitenbudget en kalenderruimte te oormerken voor de programmering en productie van multicultureel aanbod. (Afspraken hierover bestaan sinds het seizoen 2001/2002) b) een projectcoördinator multiculturele programmering aan te stellen die de contacten van De Coalitie met het cultureel diverse veld van makers, bemiddelaars, scouts, producenten en andere externe actoren uitbreidt en onderhoudt. Zodat de vrijgemaakte programmeringsruimte op afzienbare termijn ook daadwerkelijk gebruikt kan worden, gezamenlijk beleid kan worden ontwikkeld en activiteiten beter afgestemd raken. De coördinator werkt niet uitvoerend, maar voedt en inspireert programmeurs, producenten en publiciteitsafdelingen van de theaters. Dit ‘stimuleringsproject multiculturele programmering’ heeft een beoogde looptijd van maximaal vijf jaar. Tegelijkertijd is de dynamiek in dit veld zo groot, dat het wenselijk is flexibiliteit in de werkwijze te behouden. Het cultureel diverse werkterrein is er bovenal één van trial & error, van leren en van een lange adem. Alle activiteiten die ondernomen worden zijn impliciet ook een vorm van onderzoek, en de resultaten daarvan kunnen leiden tot een koersverandering. Daarom is ervoor gekozen op basis van een voortraject van gesprekken met Coalitie-partners en sleutelfiguren in het veld, eerst een projectplan te formuleren voor één jaar. Aan de hand van de inzichten en ervaringen die we dit jaar opdoen, worden in de loop van 2003 vervolgstappen gepland. Voorliggend projectplan biedt naast inzicht in concrete doelen en activiteiten in 2003, ook aanknopingspunten voor het formuleren van een cultureel divers beleid op langere termijn, voor De Coalitie als geheel en voor de afzonderlijke theaters. Het is een verkenning van stand van zaken, knelpunten, kansen en discussiepunten. 1
De Balie, Bellevue/Nieuwe de la Mar, Gasthuis, Danswerkplaats, Veem Theater, [NES] Theaters (Frascati/Brakke Grond) en Jeugdtheater De Krakeling. Cosmic en De Melkweg maken wel deel uit van De Coalitie, maar nemen geen deel aan dit project. Wel nemen ze soms de rol van inspirator en criticus op zich.
3
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
1. Stand van zaken 1.1. stand van zaken bij Coalitie-partners Het vlakke vloer theater vormt in Nederland al decennialang een natuurlijke bakermat voor vernieuwingen en veranderingen in de podiumkunsten. Het zit dicht op de huid van maatschappelijke ontwikkelingen en actualiteit. Ook de Amsterdamse Coalitie-theaters hebben een sterke, historisch gegroeide, locale én landelijke functie in het tonen en stimuleren van eigentijds en experimenteel theater. Bijzonder aan De Coalitie is dat het samenwerkingsverband als geheel een keten van werkplaatsen, productiehuizen en vlakke-vloer-podia van verschillende afmetingen omdat. Dat geeft de mogelijkheid om talent gedurende verschillende fasen van ontwikkeling te begeleiden, ondersteunen en een podium te bieden. Wat betreft het ‘reguliere’ theater- en dansaanbod, met instroom van afgestudeerde makers uit kunstvakopleidingen, werkt dit al enige tijd goed. Met de begeleiding van talent dat het professionele veld langs andere wegen instroomt, is er nog minder ervaring. De Coalitie biedt onderdak aan theater in brede zin: toneel, dans, bewegings- en muziektheater, voor kinderen, jongeren en volwassenen. De theaters en productiehuizen hebben daarbinnen ieder eigen specialisaties, maar onderling ook tal van raakvlakken. Op bepaalde terreinen bestaat een zekere overlap, met name: de productie van bewegingstheater (Veem/Gasthuis); podiumfunctie voor jongerentheater (Krakeling/NES); podium eigentijdse dans (NES/Bellevue); podium voor meer beginnende, experimentele theatergroepen (NES/Bellevue). De overlap is niet per definitie problematisch, zolang door verschillende locaties ook op een verschillend publiek wordt gemikt. In sommige gevallen is echter een betere afstemming mogelijk, die ook voor cultureel diverse programmering en productie relevant is. Keuzes in multiculturele programmering worden tot nu toe sterk bepaald door ‘wat zich aandient’. Daarbij speelt een rol dat er überhaupt maar een beperkt aanbod is van kant-en-klare voorstellingen, en zeker van voorstellingen die aansluiten bij de artistieke profielen van de theaters. Concessies aan kwaliteit worden liever niet gedaan, maar er is wel een groeiende bereidheid om nieuw aanbod een kans te geven, ook als het niet naadloos in de artistieke visie past. Daarbij gaat het dan vaak wel om ad hoc programmering in ‘gaten’ of buiten primetime. Het huidige aandeel cultureel diverse activiteiten (zie omschrijving in paragraaf 5 ‘Wat is multicultureel?’) varieert sterk per Coalitie-partner. Op productioneel niveau wordt er tot nu toe aanzienlijk minder aandacht besteed aan culturele diversiteit dan in programmering. Bij de productiehuizen en werkplaatsen was culturele diversiteit de afgelopen jaren meer incident dan gewoonte, terwijl bij de podia tussen de 10 en 40 % van de programmering uit cultureel diverse voorstellingen bestaat. Wel is het aandeel aangekochte voorstellingen t.o.v. eigen producties daar weer relatief groot, in vergelijking tot ‘regulier’ aanbod. Winst is met andere woorden in de eerste plaats te behalen aan productionele zijde. De groeimogelijkheden in programmering verschillen meer per theater. Het grootste deel van het geprogrammeerde cultureel diverse jongeren- en kinderaanbod heeft een impliciet multicultureel karakter; er is weinig cultuurspecifiek jeugdaanbod. De bestaande volwassenenprogrammering omvat relatief meer aanbod dat min of meer cultuurspecifiek is. Surinaams/Caribisch en in bredere zin aanbod uit ‘zwarte’ culturen is daarbij het best vertegenwoordigd, gevolgd door ‘Turkse’ programmering. Surinaams-Hindoestaans en Marokkaans aanbod wordt nauwelijks geprogrammeerd. De Balie werkt als enige Coalitie-partner relatief veel met makers en thema’s uit midden-oosterse culturen (herkomstlanden politiek vluchtelingen). Gemiddelde zaalbezettingspercentages van cultureel diverse voorstellingen wijken niet tot nauwelijks af van bezettingspercentages van overig aanbod. Wel valt op dat het percentage cultureel diverse speelbeurten (t.o.v. het totaal aantal speelbeurten) over het algemeen lager ligt dan het percentage geprogrammeerde cultureel diverse producties (t.o.v. het totaal aantal producties). Dit impliceert dat cultureel diverse producties korter in het theater staan en in absolute aantallen dus ook
4
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
minder publiek bereiken. In aantal speelbeurten en totaal publieksbereik is met andere woorden mogelijk nog groei te bewerkstelligen. De Coalitie-partners houden geen cijfers bij van de culturele achtergrond van het publiek. Soms is dat een weloverwogen besluit (ethische bezwaren), soms is er nog geen discussie over gevoerd. Duidelijk is wel dat het bereiken van allochtoon publiek overal een knelpunt is. Het werven van allochtoon publiek vindt grotendeels ad hoc plaats, gekoppeld aan specifieke voorstellingen. Het ontbreekt marketingafdelingen aan mankracht, financiën en vaak ook specialistische kennis om nieuw publiek op korte én langere termijn aan zich te binden. Noch bij de afzonderlijke theaters, noch binnen de Coalitie als geheel is er uitgewerkt beleid op dit thema. Zie verder onder 3. Lange termijn doelen & beperkingen, ‘publieksbereik’.
5
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
1.2 stand van zaken in het veld De 5 % vrijgemaakte programmeringsgelden en –ruimte van De Coalitie werden tot nu toe nog nauwelijks gebruikt voor extra aanbod. De veronderstelling was dat dat enerzijds komt doordat bestaand aanbod zijn weg al redelijk vindt naar de Coalitie-theaters, maar anderzijds doordat er een groep van ‘vrij rondlopend’ talent is die de theaters nog niet in beeld hebben. Eén van de belangrijke opgaven van het stimuleringsproject in zijn eerste jaar is, na te gaan of die veronderstelling juist is, welk en hoeveel aanbod en talent er nu precies buiten beeld is, en wat ervoor nodig is om dat de Coalitie-theaters binnen te brengen. In de eerste maanden van 2003 is hiermee een start gemaakt. Het beeld van het veld is op dit moment nog verre van volledig, maar er zijn wel eerste indrukken. Die bevestigen én nuanceren de oorspronkelijke veronderstellingen.Het veld van makers en bestaand en potentieel aanbod, is schetsmatig weer te geven als vier cirkels. Hoe meer naar buiten, hoe meer inspanning nodig is om makers en groepen te bereiken en aan het theater te binden.
cirkel A: bestaand aanbod dat de weg naar theaters al vindt. Deels gaat het om ‘succesaanbod’ met regelmatige programmering, eigen publiek en behoorlijke kwaliteit, kortom de succesnummers. (bv. Grote cabaretiers/comedians als Najib Amhali en Howard Komproe; grote zaal producties van Cosmic; jeugdprogrammering, bv. Wijnand Stomp, Munganga, DOX ) Deels is wel sprake van ‘gevestigd’ aanbod, maar is er soms discussie over kwaliteit of is publieksbereik een probleem, of groepen zijn aan een heroriëntatie bezig, of zwerven tussen verschillende theaters waardoor de relatie tussen theater en groep nog niet stabiel is. (bv. Rast, aantal verhalenvertellers, Artisjok/Nultwintig, Don’t Hit Mama) cirkel B: een relatief kleine kring van jong, veelbelovend aanbod in ontwikkeling dat soms wel, soms niet in de theaters staat en meestal niet op primetime; programmering is soms nog onderdeel van discussie, of het aanbod bestaat nog maar net waardoor er nog geen sprake is van een vaste relatie tussen theaters en groepen. Er is sprake van zoektochten naar artistieke oriëntatie, publiek en passende speellocatie. Voorbeelden zijn onder meer PH Neutraal, Theatergroep EA, Alba Theaterhuis, MAP, Theatergroep Steil, Urban Myth, Culture Coalition. cirkel C: Onafhankelijk opererend opkomend talent. Dit is een sterk gemêleerde groep, in verschillende stadia van ontwikkeling en met de meest uiteenlopende achtergronden: jonge breakdancers met choreografisch talent, spelers met maak-ambities (soms uit jongerentheatergroepen, soms met acteursopleiding), beginnende toneelschrijvers uit de stal van Hollandse Nieuwe en jongerentheatergroepen, maar ook toneelschrijvers die al wat meer ervaring hebben; danseressen uit het niet-westerse circuit die het experimentele pad opgaan, etc. Een deel produceert zelf, een deel is zijn weg aan het vinden in de reguliere infrastructuur. De coördinator werkt aan een overzicht. cirkel D: cultuurspecifieke, vaak laagdrempelige initiatieven, voorstellingen, evenementen, festivals etc. die een sterke relatie hebben met of rechtstreeks voortkomen uit bepaalde subculturen. Het gaat hier bijvoorbeeld om breakdance-battles, Hindipop-competities, bollywood-dansgroepjes, vertellersinitiatieven (bv. in Zuidoost), Marokkaanse festivals. Ook dit is een breed, veelzijdig veld, dat bovendien nog maar gedeeltelijk in beeld is. Deels gaat het om activiteiten met een voornamelijk sociaal-cultureel karakter (sterke publieksbinder), maar deels ook om aanbod met artistieke potentie.
6
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
2. Kansen Kansen en mogelijkheden voor De Coalitie liggen in al deze vier cirkels afzonderlijk. En daarnaast in uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de Coalitie-partners, waardoor aanbod en talent binnen De Coalitie van de ene cirkel in de andere geloodst kan worden en op langere termijn een band met makers kan worden opgebouwd. In het algemeen groeit de behoefte aan het ‘uitvliegen’ van cultureel divers aanbod naar het ‘reguliere’ circuit. Die behoefte wordt gedeeld door makers zelf, de betreffende reguliere theaters, én de podia die nu als kweekvijver voor cultureel divers aanbod fungeren. Voor de Coalitie-theaters is het dan ook van belang enerzijds verder te investeren in het contact met ‘cultureel diverse’ podia en producenten, maar anderzijds ook zelf actief te investeren in alle cirkels van aanbod en makers. Eén van de belangrijkste succesfactoren van theaters als Cosmic en het Volksbuurtmuseum2, lijkt de band tussen het podium en de makers. Makers en groepen voelen zich thuis, kunnen met ideeën aankloppen, hebben ruimte om te experimenteren, en krijgen vertrouwen. Nog meer dan bij de ‘reguliere’ productiehuizen en werkplaatsen al het geval is, is het geen kwestie van af en toe programmeren, maar van het scheppen van een klimaat. Door voortdurende dialoog, geven en nemen, in materiële (geld, productiefaciliteiten, podium) en immateriële (inspiratie, vertrouwen, gesprekspartner) zin. Het gaat om maatwerk, waarbij in werkwijze en communicatie ook met cultuurverschillen rekening gehouden moet worden. Juist daarom is het van belang keuzes te maken en prioriteiten te stellen – je kan niet alles tegelijk. En om op zoek te gaan naar een evenwicht tussen de visie en mogelijkheden van de afzonderlijke theaters enerzijds, en de behoeften in het veld anderzijds. In de bijlagen zijn profielen opgenomen van de afzonderlijke Coalitie-theaters, met daarin aandacht voor de belangrijkste kansen en mogelijkheden per theater. Die afzonderlijke beleidslijnen komen echter mede voort uit een gezamenlijke visie op het veld3: Cirkel A vraagt relatief weinig inspanning, maar kan hier en daar wel verbetering van het contact met groepen en een meer gerichte marketingstrategie gebruiken. Cirkel B vraagt om a) deels simpelweg een podium, en in sommige gevallen een productieplek b) om duidelijker afwegingen t.a.v. wel of niet programmeren/produceren, in welk theater, hoe vaak en op welk moment. Daarbij zijn ook langere termijn perspectieven van belang: ook al bestaat er op dit moment twijfel aan de kwaliteit van groepen, er kunnen redenen zijn om het tóch te programmeren: bv. groeipotentie (kans geven om te ontwikkelen); verwachting dat de groep binnen een paar jaar een belangrijke speler in het veld wordt (strategisch belang); aantrekkingskracht van de groep op een nieuw publiek, etc. c) een kritische reflectie op de eigen kwaliteitsopvattingen en artistieke oriëntatie van het theater: als een theater een groep nu niet geschikt acht voor de eigen programmering, waarom is dat precies? Is het niet experimenteel, vernieuwend of ‘gelaagd’ genoeg? In vergelijking waarmee precies? Wat is het (mede door de historie van het theater bepaalde) referentiekader en in hoeverre is dat referentiekader nog relevant? Cirkel C biedt veel kansen, juist ook omdat de rek in cirkel A en B klein is. Nieuw aanbod zal deels ontwikkeld moeten worden, dat is ook de ervaring bij andere theaters. Daarbij zijn een aantal afwegingen van belang: a) Een deel van dit veld valt buiten de reikwijdte van De Coalitie: beginnend, ongepolijst talent kan vaak beter terecht bij kleine theaters, buurthuizen, open podia, jongerentheatergroepen etc. en
2
en ook van een aantal theaters in Engeland die Coalitiepartners begin 2003 bezochten in het kader van de uitwisseling ‘Changing Places’. 3 Cosmic en De Melkweg zijn weliswaar alleen indirect bij het project betrokken, maar zijn wel een belangrijke schakel tussen met name cirkel C en B (Cosmic) en tussen B en A (Cosmic en Melkweg). Daar worden met makers en voorstellingen meer risico’s genomen, waardoor talent en producties de kans krijgen te groeien.
7
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
vandaaruit later doorgroeien. Hier liggen kansen vooral in regelmatig contact en nauwere samenwerking met die ‘voorportalen’. b) Wel kan De Coalitie een rol spelen in doorstroom van talent uit deze kweekvijvers richting het professionele veld, door de mogelijkheid te bieden van mini-producties onder begeleiding (stukjes van 10/15 minuten), en het bieden van een podium aan ‘halffabrikaten’ (bv. in festivals). c) Daarnaast zijn er verder ontwikkelde makers voor wie ‘volwaardige’ productionele faciliteiten en ondersteuning van De Coalitie wel degelijk interessant kunnen zijn: choreografen, theatermakers en toneelschrijvers, met en zonder kunstvakopleiding. Wel gaat het hier om maatwerk, en het begeleidingsproces luistert nauw. Wat deze groep makers wil, strookt (in artistiek opzicht en mogelijk ook in werkwijze) naar verwachting niet altijd naadloos met de oorspronkelijke functie van de productiehuizen/werkplaatsen. Dat betekent dat samenwerkingsprocessen tijd en aandacht nodig hebben, en soms externe coaching of andere hulp zinvol kan zijn. d) De productionele faciliteiten van De Coalitie zijn niet toereikend om alle leemtes in dit veld op te vullen. Dit geldt met name voor de productie van jeugdtheater, en van voorstellingen met min of meer cultuurspecifieke thematiek (daaraan lijkt een tekort te bestaan). Op den duur is het verstrekken van externe opdrachten daarom te overwegen (bijvoorbeeld gekoppeld aan festivals: Marokko-festival 2005, kinderaanbod Tiyatro Festivali). Cirkel D is nog tamelijk onontgonnen terrein voor De Coalitie. Naar verwachting levert dit veld geen grote hoeveelheden kant en klaar aanbod op of makers die moeiteloos in de werkwijze van de Coalitieproductiehuizen zijn in te passen. Toch leert de ervaring bij andere theaters in Nederland (o.a. Zuidplein, Volksbuurtmuseum) en Engeland (Theatre Royal Stratford East, Contact Theatre Manchester, Leicester Haymarket), dat het opbouwen van contact en samenwerking met het circuit van subculturen op wat langere termijn wel degelijk kansen biedt, met name voor: a) ‘publieksprogrammering’: aanbod dat mogelijk afwijkt van de reguliere programmering van het theater, maar waaraan bij bepaalde doelgroepen wel expliciet behoefte bestaat. b) versteviging van de band met nieuwe publieksgroepen door sandwich- en randprogrammering, ‘outreach’, gemeenschapsprojecten, waardoor deze groepen uiteindelijk ook gemakkelijker voor de hoofdprogrammering te interesseren zijn c) het ontdekken en stimuleren van jong talent d) het opdoen van ideeën voor programmering uit landen van herkomst Kansen voor Coalitie-theaters DWA Gasth Veem NES + cirkel A + + + + cirkel B + + + + cirkel C + cirkel D
Dans
Theater makers
+ + (+)
Belle. Krake. voornaamste knelpunt + + publieksbereik; contact groepen + + kwaliteit(sdiscussie) + specif. begeleiding; maatwerk + + onontgonnen; tijd; opbrengst?
stijl
Coaching/productie
* (fusies) niet-westers
DWA / Veem / Bellevue-masterclass DWA / Veem Gasthuis / Veem / NES-prod.
* ‘urban’ * ‘vormgericht/-experiment’ * ‘teksttoneel’/ repertoire * bewegingstheater / mime * cabaret / comedy
Theaterschrijvers Jeugd
Balie
* kinderen * jongeren
Gasthuis/ NES / Balie/ Bellevue-lunchtheater Veem / Gasthuis Bellevue-masterclass Balie / Gasthuis / Bellevue-lunchtheater/masterclass Veem / DWA (incidenteel) Veem?/ NES productiehuis/DWA/ Gasthuis (incidenteel)
(doorstroom-) podium (naast productiehuis) Bellevue NES / Bellevue NES / Bellevue/ Veem Bellevue / NES / Balie NES / Bellevue/ Veem Bellevue Balie / Bellevue / NES Krakeling NES, Krakeling
8
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
3. Lange termijn doelen & beperkingen In de eerste plannen voor het mcp-project luidden de doelstellingen: - intensivering van het artistieke debat - meetbare aanwas van het multiculturele aanbod - presentatie van het aanbod - meetbare aanwas van nieuwe theaterbezoekers - begeleiding en presentatie van jong talent. Het gaat hier om doelstellingen voor de langere termijn, waarbij wordt uitgegaan van stimuleringsactiviteiten gedurende een aantal jaar. Aanwas van multicultureel aanbod, presentatie daarvan en aanwas van nieuwe theaterbezoekers, vraagt tijd: Na eerste verkenningen is duidelijk, dat de hoeveelheid ‘presentatie-klaar’ aanbod van redelijk tot goede kwaliteit, dat nog niet bij de theaters gespeeld wordt, beperkt is. Weliswaar is het van belang ruimte te maken voor dit handjevol groepen en de dialoog over betekenis van dit aanbod aan te gaan. Maar dit zal in eerste instantie tot niet meer dan een kleine stijging van het multiculturele aandeel in de programmering leiden. Wel is op langere termijn spin-off te verwachten van het investeren in groepen als MAP, Alba en jongerenproducties. Daarnaast is voor een toename van multicultureel aanbod op langere termijn vooral ook investeren in onafhankelijk talent van belang, dat wil zeggen: investeren in ontwikkeling en proces in plaats van in producten. Meetbare stijging van diversiteitscijfers zal dit in eerste instantie vooral opleveren bij de productiehuizen/werkplaatsen, zij het op bescheiden schaal. Het gaat immers om arbeidsintensieve trajecten met onvoorspelbare uitkomsten. Doorstroom naar grotere podia binnen De Coalitie zal niet in alle gevallen reëel zijn, en ook weer de nodige tijd kosten. De komende maanden wordt verder onderzocht welke behoeften in het veld op welke wijze vertaalbaar zijn. Een verbreding van het publieksbereik is van veel meer factoren afhankelijk dan van de programmering alleen. Bestaand multicultureel aanbod trekt niet zonder meer een multicultureel (of cultuurspecifiek) publiek. Dat is het gevolg van een combinatie van factoren: - De betreffende groepen en makers zijn vaak nog niet zo lang bezig en hebben nog geen vast publiek. Voor zover ze zelf een publiciteitsmedewerker hebben, heeft ook die niet alle antwoorden. Verschillende groepen geven aan zelf te worstelen met publieksbereik en op zoek te zijn naar effectieve marketingmethodes. - De groepen en makers hebben niet altijd een nadrukkelijke cultuurspecifieke of multiculturele oriëntatie. Verwijzingen zijn veelal impliciet, of de insteek verschilt per voorstelling. - De focus van de Coalitie-theaters ligt in eerste instantie op aanbod dat past binnen de bestaande artistieke visie en doelstellingen. De consequentie daarvan is dat het aanbod weliswaar een multiculturele of ‘allochtone’ component heeft, maar in complexiteit vergelijkbaar is met het bestaande autochtone aanbod. Ook dit multiculturele aanbod is dus vooral interessant voor een (autochtone en allochtone) culturele elite. Het is genoegzaam bekend dat de culturele elite slechts een klein deel van de Nederlandse bevolking omvat. Dat geldt net zo goed, of zelfs in versterkte mate, voor een allochtone culturele elite. Het is simpelweg een kleine vijver waaruit gevist wordt. - Er is bij de theaters gebrek aan specifieke kennis en mankracht voor het voeren van doelgroepgerichte publiciteit. Hierbij speelt ook een rol dat cultuurspecifieke voorstellingen maar incidenteel op de verschillende podia te zien zijn, zodat (tijd- en geldrovende) doelgroepgerichte inspanningen nauwelijks lonen: er is geen continuïteit. - De Coalitietheaters zijn voor werkelijk nieuwe doelgroepen (namelijk allochtonen die geen deel uitmaken van de culturele elite) geen vanzelfsprekende pleisterplaats. Om dat te veranderen is een verdergaande en langdurige aanpak nodig, waarbij deze groepen geleidelijk vertrouwd raken met de theaters: een uitgekiende combinatie van drempelverlagende programmering, ‘rand’activiteiten, nieuwe vormen van publiciteit, samenwerking met allochtone sleutelfiguren/culturele verenigingen/bemiddelaars. Dat vraagt ook om nieuwe afwegingen t.a.v. werkwijze, personeel en organisatiecultuur binnen de theaters zelf.
9
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
4. Koers: beoogde aanpak en resultaten in 2003 Kortom: niet alle doelstellingen kunnen binnen dit eerste projectjaar worden gerealiseerd, zoals ook niet alle kansen in het veld direct te benutten zijn. Streefcijfers wat betreft de toename van multiculturele productie en programmering over een aantal jaar zijn in dit stadium weinig reëel. Beoogd resultaat is in eerste instantie dat de 5 % vrijgemaakte middelen en ruimte zo snel mogelijk daadwerkelijk benut wordt in 2004. Het projectjaar 2003 is daarvoor ‘bouwtijd’. Het heeft als belangrijkste doel: het creëren van de praktische randvoorwaarden voor het boeken van succes in de daarop volgende jaren. Die randvoorwaarden zijn onder te verdelen in vier aandachtsgebieden4: - talentontwikkeling - uitbreiding van programmering van bestaand aanbod - verbreding publieksbereik - vergroting van interculturele competentie Per aandachtsgebied wordt een aantal projecten opgezet zodat direct aan concrete doelen kan worden gewerkt. Bij de keuze voor projecten zijn mogelijkheden voor vervolgactiviteiten en spin-off op langere termijn cruciaal, om te voorkomen dat het bij eenmalige investeringen blijft. Ook evaluatie van proces en resultaat van de projecten moet daaraan bijdragen. De projecten dienen tegelijkertijd als kapstok voor langere termijn ontwikkelingen, dat wil zeggen: om contacten in het veld uit te breiden, om naar buiten toe te verduidelijken waar de Coalitie-theaters voor staan, en om binnen de Coalitie en elders het klimaat voor cultureel divers aanbod te verbeteren. Het veld is te groot om op alle fronten tegelijk te bewerken; de projecten bepalen op deze manier de prioriteiten. Als gevolg van de stand van zaken wat betreft bestaand aanbod, en de mogelijkheden bij de Coalitietheaters, ligt het accent in 2003 op talentontwikkeling. Bij de andere aandachtsgebieden zijn minder projecten geformuleerd en die projecten hebben vaker een ondersteunend karakter. 4.1 aanpak/resultaten talentontwikkeling: 1. Completeren van overzicht (voor eigen gebruik) van enerzijds theatermakers, choreografen en schrijvers en anderzijds bemiddelaars/contactpersonen. De projectcoördinator verzamelt gegevens op basis van voorstellingsbezoek, gesprekken met makers, contacten met bemiddelaars, koepelorganisaties en fondsen, bestaande inventarisaties etc. Nagegaan wordt of het mogelijk is in samenwerking met bv. het TIN een database op te zetten die voor meer gebruikers toegankelijk is. 2. Het opzettten van een aantal projecten, zoals hierna beschreven in de projectenlijst. Er is gezorgd voor spreiding over de ‘disciplines’ theater-maken, theater-schrijven en choreografie, en voor een mix van talent dat zich op jeugd- en op volwassenenaanbod richt. Ook zijn projecten opgenomen waarin samenwerking tussen verschillende Coalitiepartnes een belangrijke plaats inneemt. In de loop van 2003 zullen vermoedelijk nog enkele projecten aan de lijst kunnen worden toegevoegd. Sommige projecten hebben hun uitvoeringsfase later in het seizoen 2003/2004. 3. Presentatie van projecten op het podium. 4.2 aanpak/resultaten programmering bestaand aanbod: 1. completeren van overzicht van relevant jong, veelbelovend aanbod en uitbreiden van contacten met deze groepen door de projectcoördinator. Ook hier wordt onderzocht of opzetten van een database in samenwerking met het TIN reëel is. Waar mogelijk doet de projectcoördinator vast suggesties aan de Coalitie-theaters voor het programmeren van deze groepen. 2. discussie binnen de Coalitie over de kwaliteit en betekenis van deze groepen, waar en wanneer te programmeren (daarbij gaat het ook om betere afstemming tussen de theaters): – deels in de wandelgangen (via plenaire Coalitie-besprekingen en coördinator) – deels via een bijeenkomst over dit onderwerp in het najaar van 2003, waarbij mogelijk ook een aantal makers/groepen wordt uitgenodigd om kennis te maken (evt. i.s.m. TIN/Theaterwerk).
4
mede geïnspireerd door Ria Lavrijsen, ‘Culturele diversiteit bij podia. Diversiteit, competentieontwikkeling, programmering en publieksopbouw’ (2002, gepubliceerd op www.netwerkcs.nl)
10
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
3. concreet plaats maken in programmering voor een aantal veelbelovende jonge groepen, ook wanneer de groepen er volgens de heersende criteria nog niet helemaal in zouden passen. 4. Het opzetten en uitvoeren van een aantal specifieke projecten, zoals in de projectenlijst omschreven. Ook hier geldt dat gezorgd is voor enkele samenwerkingsprojecten, voor spreiding over disciplines, en over jeugd en volwassenen. Sommige projecten zullen later in het seizoen 2003/2004 worden uitgevoerd, en het is waarschijnlijk dat in de loop van 2003 nog nieuwe projectideeën worden toegevoegd. 5. ideeën en contacten inventariseren en verder ontwikkelen t.b.v internationaal aanbod (uit andere Europese landen en uit herkomstlanden). Voor uitvoering zal uiteindelijk gezocht moeten worden naar samenwerkingsverbanden en externe organisatoren. In dit eerste jaar gaat het vooral om het aftasten van de mogelijkheden. Concrete aanzetten zijn: - deelname en presentatie van de Coalitie aan de Nederlands-Engelse uitwisseling Changing Places. Vier contactpersonen hebben een studiereis langs een aantal Britse theaters (‘good practices’) gemaakt en hebben de Coalitie vertegenwoordigd op de bijbehorende conferentie in maart 2003 . Dat heeft een aantal contacten en programmeringsideeën opgeleverd die in de loop van dit jaar verder worden uitgewerkt. – deelname van De Coalitie aan het Marokko Festival in 2005 (400 jaar culturele betrekkingen). Hiertoe zijn o.a. contacten gelegd met Arpeggio en het Volksbuurtmuseum. 4.3 aanpak/resultaten competentie-ontwikkeling Het opbouwen van interculturele competentie binnen de Coalitie vergroot de slaagkans van projecten en doorwerking op langere termijn. Het gaat hierbij in eerste instantie om informatie-uitwisseling, het vergroten van kennis, en het op gang brengen en houden van debat over een aantal relevante thema’s rondom culturele diversiteit, zowel binnen de Coalitie als tussen de Coalitie en externe betrokkenen. Het is niet alleen van belang om informatie en kennis over het veld te vergroten, maar ook over de betekenis van diversiteit voor de eigen organisatie. Reflectie op de eigen organisatiecultuur, sterktes en zwaktes, aannames en overtuigingen zijn even belangrijk als het leren kennen van de achtergronden, gevoeligheden en verwachtingen van ‘de ander’.5 Het ontwikkelen van interculturele competentie is een ‘ongoing process’, waarmee verschillende Coalitie-theaters bewust of onbewust ook al langere tijd bezig zijn. Een compleet diversifiëringstraject is op dit moment niet de bedoeling en ook niet haalbaar. Maar het project multiculturele programmering biedt wel aanknopingspunten om op kortere termijn gezamenlijk de meest urgente thema’s onder de loep te nemen: 1. waar mogelijk liften we mee met discussies die in het kunstenveld al zijn ingezet. De coördinator speelt de Coalitiepartners informatie door over relevante conferenties, workshops en literatuur. Ook de betrokkenheid van de Coalitie bij Netwerk CS draagt hier aan bij. 2. vóór de zomervakantie wordt een informele brainstormsessie georganiseerd over publieksbereik met een aantal Coalitiepartners en theatergroepen. 3. in het najaar wordt (evt. i.s.m. Tin/Theaterwerk) een Coalitie-bijeenkomst gewijd aan het thema ‘kwaliteit’, waarbij een aantal specifieke groepen/voorstellingen als opstap voor de discussie dienen en bij voorkeur ook een aantal makers worden uitgenodigd. De discussie spitst zich toe op de vraag waarom bepaalde voorstellingen wel of niet geprogrammeerd (zouden moeten) worden, wat de betekenis van bepaalde groepen is voor ontwikkelingen in het veld, hoe artistieke ontwikkelingen in het cultureel diverse veld zich verhouden tot de koers van de theaters. 4. kwaliteitsdiscussies worden op het niveau van individuele voorstellingen en makers gevoerd tussen coördinator en coalitie-partners. 5. er worden projecten opgezet die bijdragen aan informatie-overdracht en debat op meer specifieke terreinen, die niet voor alle Coalitie-partners van belang zijn (bv. dans, zie projectenlijst). 6. er is regelmatig contact tussen de Coalitie-partners over de voortgang, het proces en de resultaten van de projecten binnen alle aandachtsgebieden. Ervaringen en nieuwe kennis worden gedeeld. 5
zie o.a. Ria Lavrijsen, ‘Culturele diversiteit bij podia. Diversiteit, competentieontwikkeling, programmering en publieksopbouw’ (2002, p.6; gepubliceerd op www.netwerkcs.nl)
11
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
4.4 aanpak/resultaten publieksbereik Ontwikkeling van nieuwe marketingstrategieën maakt formeel geen deel uit van het project multiculturele programmering en van de taken van de coördinator. Vanwege de urgentie van het onderwerp en nauwe relatie met het programmeringsvraagstuk, zal echter in het eerste projectjaar wel een basis worden gelegd voor oplossing van problemen later. Dat wil zeggen: 1. inventarisatie van knelpunten bij de verschillende theaters a) agendering marketing-stuurgroep met Coalitie b) advies stagiaire [NES] theaters t.b.v. bereik Marokkaanse doelgroepen c) zo mogelijk brainstorm met Coalitie-partners en een aantal theatergroepen in juni 2003 (MAP bv. heeft aangegeven er graag met een aantal mensen over van gedachten te wisselen). 2. planontwikkeling voor oplossing van de meest urgente problemen door een externe schrijver, die gevoed wordt door de projectcoördinator mcp, de zakelijk leiders en marketingmedewerkers van de Coalitie-theaters. Bij voorkeur richt het plan zich op strategieën voor een beperkt aantal doelgroepen.6 Op dit moment wordt gewerkt aan een voorstel voor een doelgroepgericht pilotproject in 2003/2004, m.b.v. mogelijk vrijvallende gelden uit een gezamenlijk marketingbudget van de Coalitie (onder voorbehoud dat de gemeente met re-allocatie instemt). Mogelijk worden punt 3 en 4 (hieronder) daarin deels meegenomen. 3. Inventariseren en leggen van relevante contacten met allochtone culturele verenigingen, bemiddelaars en sleutelfiguren uit in eerste instantie Turkse, Marokkaanse en SurinaamsHindoestaanse doelgroepen. Dit is ook van betekenis voor het aftasten van programmeringswensen. De keuze voor deze drie doelgroepen is gebaseerd op de huidige programmering en programmeringsplannen van de theaters, het sterk Caribisch georiënteerde werkveld van Cosmic, het aanwezige aanbod en potentieel van makers, en de samenstelling van de Amsterdamse bevolking. Ook binnen deze drie gebieden kan door de coördinator in het eerste jaar niet meer dan een begin worden gemaakt. Het veld is onoverzichtelijk en beweeglijk, en het leggen en onderhouden van contacten arbeidsintensief. Het gaat in eerste instantie om een verkenning van de meest relevante contacten. De communicatie-stagiaire van de [NES]theaters maakt een begin met de Marokkaanse infrastructuur. De projectcoördinator mcp begint met de Turkse en Surinaams-Hindoestaanse. Tegen het eind van 2003 wordt bekeken wat een haalbare en wenselijke aanpak voor de komende jaren is. 4. In het verlengde hiervan: discussie over wenselijkheid en mogelijkheid van het opzetten van een ambassadeurs-/of bemiddelaarsproject in de komende kunstenplanperiode, om te komen tot een integrale aanpak van cultuurspecifieke programmering en marketing. Voorbeelden o.a. Volksbuurtmuseum, Zuidplein, Birmingham-project (Changing Places).
6
zowel uit literatuur als ervaringen van andere theaters is op te maken dat de kans op succes bij het bereiken van nieuwe doelgroepen groter is bij een gedegen aanpak van één of enkele goed afgebakende en gespecifeerde groepen. Zie o.a. de praktijkvoorbeelden in het stappenplan Culturele Diversiteit op www.netwerkcs.nl.
12
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
5. Tot besluit: wat is ‘multicultureel’? Over de betekenis van ‘multicultureel’ en ‘culturele diversiteit’ zijn boeken vol te schrijven. Dat doen we hier niet. De insteek is pragmatisch. De aandacht ligt in dit project aan de aanbodzijde: vorm en thema van de voorstelling, samenstelling van het team uitvoerenden, samenstelling van het artistiek team. De Coalitie wil diversiteit op al deze onderdelen stimuleren, maar niet noodzakelijk in iedere productie of activiteit allemaal tegelijk. De uitgangssituatie is bovendien niet overal hetzelfde. In de danssector wordt de ruime aanwezigheid van makers uit niet-westerse landen vaak opgevoerd als motief om niets meer aan culturele diversiteit te doen. De Coalitie wil zich bij die redenering echter niet neerleggen, en richt zich wat betreft dans daarom expliciet op makers en voorstellingen die door niet-westerse en ‘zwarte’ dansvormen beïnvloed zijn. Voor theater gaat die vlieger juist weer niet op, omdat daar zelden van niet-westerse vormen gebruik wordt gemaakt. Het ‘multiculturele gehalte’ van theatervoorstellingen komt meestal vooral tot uitdrukking in het thema of repertoire, en dat bovendien niet altijd expliciet. Vaak is er sprake van een impliciete verwijzing die op natuurlijke wijze voortkomt uit de achtergrond van regisseur, schrijver of spelers. Het project multiculturele programmering richt zich daarom op: - aanbod dat alleen in thema en/of vorm multicultureel is. (De makers zijn ‘wit’ of voelen zich niet of nauwelijks gelieerd aan een specifieke niet-westerse cultuur).Bij dans gaat het dan in eerste instantie om de vorm, namelijk de dansstijl waarvan (mede) gebruik wordt gemaakt. Bij theater vaker om multiculturele of ‘allochtone’ thematiek, of visies op eigentijdse kwesties van de multiculturele samenleving. - dans- en theateraanbod dat in thema en/of vorm multicultureel is, én is ontwikkeld door een multiculturele of allochtone groep artistiek medewerkers (makers en/of uitvoerenden) - theateraanbod van allochtone makers, dat in thema of vorm nauwelijks of alleen impliciet als multicultureel te bestempelen is. Met ‘multicultureel’ wordt in deze gevallen het hele spectrum van monocultureel allochtoon tot inter- of transcultureel bedoeld. Dat wil zeggen: cultuurspecifiek, fusies van westerse en nietwesterse vormen, én nieuwe eigentijdse vormen waarin de afzonderlijke invloeden nauwelijks meer te herkennen zijn. De voorkeur van de Coalitie-theaters gaat uit naar vermenging van culturen, of in ieder geval naar voorstellingen die voor meer culturen interessant zijn. Maar tegelijkertijd is duidelijk dat er in het veld behoefte bestaat aan cultuurspecifieke voorstellingen. Met name Bellevue en De Krakeling staan open voor het programmeren van dat aanbod: uit publieksoverwegingen, en ook omdat het soms een opstap naar interculturele programmering kan zijn. Bij De Balie is de maatschappelijke invalshoek doorgaans de bindende factor en die laat ruimte voor meer en minder cultuurspecifieke benaderingen. Voor de [NES] theaters, de productiehuizen en werkplaatsen ligt vermenging en grensoverschrijding meer voor de hand vanwege hun specifieke functies en artistieke oriëntatie. Jongerenaanbod neemt een aparte positie in. Bij jongerentheater is veelal sprake van een natuurlijk en impliciet multicultureel karakter in zowel thema als vorm. Vaak wordt gewerkt met urban dansstijlen en andere vormen die onmiskenbaar beïnvloed zijn door zwarte cultuur, maar niet alleen door zwarte subculturen beoefend worden. Grootstedelijke subculturen zijn van nature intercultureel. Een flink deel van eigentijds jongerentheater en –dans zou strikt genomen onder het mcp-project vallen. Tegelijkertijd wordt er binnen de Coalitie op dit terrein al vrij veel ondernomen, met name binnen de [NES] (o.a. jongerenredactie, Breaking Walls) en De Krakeling. Projecten met jongeren worden daarom alleen als onderdeel van het mcp-project beschouwd voor zover ze een duidelijke nieuwe invalshoek toevoegen aan wat het theater al doet; en daarnaast óf een nadrukkelijke multiculturele component hebben in vorm of thema (bv. schrijfproject met jonge moslima’s in Frascati), óf een nieuwe en expliciete bijdrage leveren aan de doorstroom van cultureel divers talent vanuit jongerentheater- en dansgroepen en het ‘informele circuit’ naar het professionele circuit (bv. project van Het Gasthuis met John Malpede). De coördinator van het mcp-project houdt alleen de grote lijnen van het jongerenaanbod bij en zonodig (en op verzoek) specifieke groepen/producties waar de [NES] en de Krakeling zelf onvoldoende aan toekomen.
13
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Bijlage I: overzicht projecten 2003 (en begin 2004) Het gaat hier om specifieke projecten op het gebied van talentontwikkeling, uitbreiding van programmering van bestaand aanbod, competentie-ontwikkeling en publieksbereik. Het betreft niet de programmering van afzonderlijke cultureel diverse voorstellingen (waaraan middels het projectplan als geheel een stimulans wordt gegeven), maar intensievere trajecten en bijzondere activiteiten (soms om voorstellingen heen). Al bestaande activiteiten zoals het Breaking Walls festival van de [NES] zijn buiten beschouwing gelaten. De projecten sluiten aan bij de overkoepelende aanpak zoals 7 beschreven in paragraaf 4 (p.8), en bij de profielen per theater in bijlage 3. Talentontwikkeling – theatermakers •
De Balie: meer gerichte werving voor de ‘open inschrijvingen’, om een groter aantal en aandeel voorstellen van allochtone kunstenaars binnen te krijgen. Er wordt gezocht naar een thema dat ook voor deze groep prikkelend is. Gekoppeld aan uitbreiding van het aantal voorstellen dat daarna wordt geproduceerd (ca. 3 voorstellen per editie uiwerken in plaats van één). Het betreft de laatste twee edities van de open inschrijvingen (het project loopt t/m 2003). Begeleiding door Carel Alphenaar. Periode van uitvoering: zomer en najaar 2003
•
Gasthuis: workshop voor een cultureel diverse groep van jonge makers, in samenwerking met de Nederlandse maakster Tati Wirahadiraksi en de Amerikaanse theatermaker John Malpede. De workshop is een afgeleide van de ‘reguliere’ Gasthuissessies, waarin de ontmoeting van jonge makers met een karakteristieke maker en diens manier van werken centraal staat. Wirahadiraksi is artistiek leidster van het jonge gezelschap 7,50 per week en maakte afgelopen seizoenen twee voorstellingen bij het Gasthuis. Malpede maakt met zijn gezelschap LAPD in LA werk met een sterk documentair en geëngageerd karakter, waarbij hij heikele thema’s uit de directe omgeving als uitgangspunt neemt. In de workshop worden jonge makers, over het algemeen (nog) zonder kunstvakopleiding, uitgedaagd zich te verhouden tot Malpede’s werkwijze en een vertaling daarvan te maken in een eindpresentatie. Tati Wirahadiraksa zorgt voor coaching en begeleiding. Periode van uitvoering: najaar 2003
•
Bellevue/Nieuwe de la Mar: enkele keren per jaar masterclasses organiseren op het gebied van stand-up comedy op de ‘laboratorium-avonden’ (maandagen) bij Bellevue. Dit kan gekoppeld aan de eigen theaterprogrammering, programmering elders, of bredere ontwikkelingen in het veld. Bellevue inventariseert zelf bestaande broedplaatsen in de stad en gaat gesprekken aan met deze broedplaatsen (potentiële leveranciers/bemiddelaars van opkomend talent) en met bekende cabaretiers (potentiële docenten). Periode van uitvoering: 2003/2004
•
Het Veem Theater: mimetheater-project The Beast van de twee jonge Nederlands-Marokkaanse mimetheatermakers Jahya Gaier en Hanin Msellek (regie Martin Hofstra van theatergroep Alex d’ Electrique). Première december 2003. De achtergrond van de makers speelt geen directe rol in de voorstelling, maar de productie wordt – in overleg met de makers – wel ‘multicultureel afgezet’, dat wil zeggen mede verkocht aan speelplaatsen als het Volksbuurtmuseum, en met specifieke aandacht voor Marokkaans publiek in de werving. Periode van uitvoering: december 2003
7
het aantal projecten van de [NES] theaters en de Krakeling is beperkt, met name doordat deze theaters al een relatief groot aandeel multiculturele programmering en activiteiten kennen. Behoeften liggen hier voornamelijk in de sfeer van netwerkuitbreiding (zie het overkoepelend plan van aanpak), publieksbereik en/of uitbreiding van doelgroep- en vraaggerichte programmering (bv. via ambassadeurs).
14
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Talentontwikkeling – schrijvers/ repertoire •
De Balie: Door meer gerichte werving, uitbreiding van netwerk en themakeuze, het aandeel van allochtone schrijvers in ‘lik op stuk theater’ vergroten – theater dat over actualiteit gaat en waar in zeer rap tempo n.a.v. een gebeurtenis, wereld- of locaal probleem een ‘voorstelling’ over te zien moet zijn. Begeleiding door Carel Alphenaar. Periode van uitvoering: 2003/2004
•
Bellevue i.s.m. Cosmic, Phenix Foundation en eventueel De Balie: ontwikkeling van een stappenplan voor coaching van nieuw schrijftalent dat voortkomt uit met name Hollandse Nieuwe, op termijn leidend tot lunchvoorstellingen bij Bellevue. Het gaat hierbij in de eerste plaats om het bevorderen van doorstroom van beginnende schrijvers naar de professionele praktijk (van licht geënsceneerde eenakter-reading naar volwaardig stuk). Met name tussen beginnend talent en ervaren professionele schrijvers gaapt een gat. Specifiek voor Bellevue geldt dat er meer ervaring is in het begeleiden van nieuw regietalent dan nieuw schrijftalent. Gerichte begeleiding van schrijvers en samenwerking tussen organisaties kan het ‘gat’ in het veld helpen verkleinen. Zowel Cosmic als Bellevue zien mogelijkheden in de ontwikkeling van nieuwe stukken en het opzetten van begeleidingstrajecten (in samenwerking met bv. de Balie, Phenix Foundation, MAP). Dramaturgische ondersteuning maakt daar bij voorkeur deel vanuit. Periode van uitvoering: 2003/2004
•
De Krakeling i.s.m. Cosmic: Hollandse Nieuwe Junior: ontwikkeling van nieuw jeugdrepertoire en maaktalent, vanuit meervoudig cultureel perspectief. Cosmic en De Krakeling zijn hierover al enige tijd in gesprek. In oktober gaat een eerste editie van start. De Krakeling is bezig met het benaderen van schrijvers/makers, waaronder Jörgen Tjon a Fong, Honey Eavis, Ronald Colastica, Majid Choukri, Jozef Klaase. Op zaterdag en zondag overdag worden tijdens het festival maximaal drie geënsceneerde lezingen van de teksten gebracht. De stukken dingen mee naar een jeugd award. De Krakeling zoekt mogelijkheden om het winnende stuk te kunnen produceren of elders onder te brengen. Periode van uitvoering: oktober 2003
•
[NES] Theaters schrijfworkshop met Islamitische meiden, in het kader van jongerenfestival Breaking Walls en in samenwerking met/ onder leiding van Atelier D. Op dit moment worden de mogelijkheden voor samenwerking nagegaan. Nog niet zeker is of en op welke termijn dit daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Verkenning: voorjaar 2003
Talentontwikkeling - dans •
Danswerkplaats: choreografieproject Indiase Dans. Bharata natyam danseres en beginnend choreografe Kalpana Raghuraman is een van de weinigen in Nederland die serieus experimenteert met het openbreken van klassiek Indiaas dansidioom. Ze doet dat in principe vanuit de traditie, niet door fusies met westerse dans. In Nederland heeft ze weinig voorbeelden; haar inspiratie en ervaringen vindt ze vooral in Engeland en India. Vooralsnog heeft ze haar experimenten voornamelijk op eigen kracht en in kleinere projecten gestalte gegeven. Bij DWA kan ze nu echter onder begeleiding werken aan een grotere choreografie. Kalpana en DWA hebben in overleg gekozen voor Anouk van Dijk als artistieke coach. Daarnaast wordt samengewerkt met een aantal buitenlandse musici. Voor DWA is dit project een nadere kennismaking met experimentele projecten vanuit traditioneel nietwesters idioom, waar DWA nog weinig ervaring mee heeft. Periode van uitvoering: najaar 2003 of begin 2004
•
Danswerkplaats: choreografieproject flamenco. Harriët IJssel de Schepper en Tanja van Susteren zijn
15
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
toonaangevende danseressen in de ' traditionele' flamencoscene in Nederland, maar experimenteren beide ook met nieuwe vormen, o.a. door fusies met moderne dans, crossovers met andere kunstdisciplines en eigentijdse theatrale oplossingen. Ze zoeken hiermee naar nieuwe betekenissen van de flamenco binnen een Nederlandse context. Harriet IJssel de Schepper heeft eerder samengewerkt met DWA. Tanja van Susteren heeft recent naam gemaakt met de amateurproductie Au bain marie van haar groep El Puchero. Samen ontwikkelen de danseressen bij DWA dit jaar een choreografie waarin ze hun ervaringen bundelen en een nieuwe stap zetten in hun zoektocht naar eigentijds werk. Periode van uitvoering: najaar 2003 / begin 2004 •
het Veem Theater: in maart 2003 brengt het Veem de dansproductie Seeing U van de Israëlisch-Indiase choreografe Mati Elias uit. Hiervoor komt uit India de kathak-danser Abhimanyu Lal over. Mati Elias staat bekend om vermenging van moderne dans en zigeunerinvloeden, doorgaans met live muziek. In deze voorstelling worden moderne dans, zigeunerdans en Indiase klassieke dans en muziek gecombineerd. Er wordt o.a. gewerkt met een uit Bangladesh afkomstige tablaspeler, Niti Rangan Biswas. Abhimanyu Lal zal tijdens zijn verblijf in Nederland in Rotterdam en zo mogelijk ook in Amsterdam een aantal workshops voor kathakdansers verzorgen, in samenwerking met de Nederlandse kathak-specialiste Kelly Varma.
•
Veem Theater en/of [NES]Theaters: Braziliaanse bewegingsperformance Sertaõ op initiatief van de Nederlandse choreograaf Marcelo Evelin, met dansers en muzikanten uit Brazilië. Zo mogelijk worden ook hier workshops aangeboden. Periode van uitvoering: najaar 2003
mogelijk op langere termijn: • Bellevue/Nieuwe de la Mar: masterclasses dans op de ‘laboratorium-avonden’ (maandagen) bij Bellevue. Dit gekoppeld aan de podiumprogrammering. Nog onduidelijk is voor welke dansvormen hieraan behoefte bestaat. Afstemming met de [NES] is van belang, met name waar het ' urban' en ' zwarte' eigentijdse dansvormen betreft. •
Danswerkplaats: samenwerkingsproject Indiase dans/flamenco, met Kalpana Raghuraman en Harriet IJssel de Schepper en/of Tanja van Susteren. Tussen flamenco en Indiase bestaat een historische verwantschap, die voor zowel dansers als musici steeds vaker een natuurlijke aanleiding vormt voor samenwerking. In Nederland zijn experimenten tot nog toe schaars, maar er is over en weer wel veel belangstelling.
Uitbreiding bestaande programmering (nationaal en internationaal) • Bellevue: Het Tiyatro Festivali, georganiseerd door de Stichting Turks-Nederlands Theater, keert jaarlijks terug en kent een redelijk vaste kern van bezoekers. Bellevue vraagt zich echter af of het festival met zijn huidige programmering, marketingaanpak en organisatie zijn optimale vorm heeft. Het theater wil in samenwerking met de organisator de koers van het festival opnieuw onder de loep nemen en nagaan waar er mogelijkheden voor nieuwe nationale en internationale programmering en nieuw publieksbereik liggen. Bellevue bepaalt de programmering niet zelf, dus het gaat in eerste instantie om het aangaan van het gesprek en aftasten van mogelijkheden. Periode van uitvoering: 2003 •
Bellevue/Nieuwe de la Mar: onderzoeken van mogelijkheden voor het opzetten van een festival ‘Flamenco nuevo’, waarin een podium wordt geboden voor eigentijdse ontwikkelingen in de flamencodans in Nederland, in relatie tot ontwikkelingen in Spanje, bij voorkeur in combinatie met randactiviteiten als workshops, tablaos. Samenwerking met stichting Terremoto, Duende en/of Centro Flamenco Utrera ligt voor de hand. Verkenningen: najaar 2003
16
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
mogelijk op langere termijn • Bellevue i.s.m. De Krakeling: uitbreiding van het Tiyatro Festivali met een jeugdprogramma. Dit kan niet op heel korte termijn worden gerealiseerd, omdat eerst heroverwegingen over het festival op zich van belang zijn, en in 2003 en 2004 de data tussen Bellevue en De Krakeling niet te matchen blijken. Het is echter een langgekoesterde wens van beide theaters, die ook de nodige voorbereiding vergt: bestaand Turks kinderaanbod is schaars, zodat het uitzetten van opdrachten voor de hand ligt. Zodra meer duidelijkheid bestaat over de koers van het festival in volgende jaren, kunnen de eerste stappen worden gezet: brainstorm met de Krakeling, en een oriëntatie op bestaande makers en bemiddelaars en mogelijkheden voor opdrachtverlening. Competentie-ontwikkeling Algemeen • ontwikkeling van een gezamenlijke database met relevante makers en bemiddelaars • bijeenkomst over programmeringscriteria en kwaliteit (zo mogelijk in samenwerking met TIN, Theaterwerk of Netwerk CS). Theater Debat / mini-conferentie over ' Turkse theateresthetiek/dramaturgie' versus 'Nederlandse esthetiek/dramaturgie' . Aan zowel ' Turkse' als ' Nederlandse' zijde bestaat de indruk dat hier verschillen tussen bestaan die een (belemmerende) rol spelen bij programmering en publiekswaardering van Turks theater in Nederland. Tegelijkertijd is het mogelijk dat die indruk mede voortkomt uit een eenzijdig beeld van tradities en ontwikkelingen van theater in Turkije zelf. Daarover bestaat in Nederland weinig gebundelde kennis. Aanzetten voor discussie hierover zijn o.a. gegeven bij een debat tijdens het Tiyatro Festivali 2003 i.s.m. de Phenix Foundation. De Coalitie wil de discussie, zo mogelijk i.s.m. Phenix, verder uitwerken, bij voorkeur gekoppeld aan een premiere (bv. Antigone van Rast in de Nes, najaar 2003; en/of een productie van Elles Pleijter over Turkse migrantenvrouwen). Initiatief binnen de Coalitie ligt bij de [NES] theaters; mogelijk ook m.m.v. Balie of Bellevue. Uitvoering: najaar 2003? Dans één of meer workshops/expert meetings over culturele diversiteit tijdens het symposium ‘Tien Jaar Dans van morgen’ dat de Danswerkplaats begin 2004 organiseert. Er wordt tijdens deze dag in ieder geval een meeting georganiseerd met als thema ‘multiculturaliteit versus cosmopolisme’, waarin het zogenaamd ‘natuurlijk cultureel diverse karakter’ van de moderne danswereld ter discussie wordt gesteld. Ook wordt overwogen een meeting over (verschillen in) kwaliteitsopvattingen op te nemen. Voorafgaand hieraan kunnen workshops voor dansers en choreografen worden georganiseerd vanuit diverse niet-westerse danstradities, die tijdens het symposium worden gepresenteerd. Gestreefd wordt in elk geval naar een (tussen)presentatie van de projecten flamenco en Indiase dans. Het symposium kan ook een opmaat vormen voor vervolgactiviteiten. Periode van uitvoering: begin 2004 Publieksbereik Op dit moment wordt gewerkt aan een voorstel voor een doelgroepgericht pilotproject in 2003/2004, m.b.v. mogelijk vrijvallende gelden uit een gezamenlijk marketingbudget van de Coalitie (onder voorbehoud dat de gemeente met re-allocatie instemt). Aanvankelijk was het idee een campagne / serie activiteiten voor één doelgroep te ontwikkelen, rondom een selectie van voorstellingen in verschillende Coalitie-theaters. Na inventarisatie van de geplande programmering in 2003/2004 ligt keuze voor één doelgroep echter niet meer voor de hand. De gedachten gaan nu uit naar onderzoek, planontwikkeling en opzet van een structuur voor een ambassadeursproject dat in 2004 zal starten. Binnen dat project worden ambassadeurs/bemiddelaars uit verschillende doelgroepen ingezet om contacten in de desbetreffende gemeenschappen te leggen en onderhouden, mailing-, flyering- en e-mail bestanden aan te leggen, advies te geven op het gebied van publiciteitsuitingen en publieks-/randactiviteiten, en mogelijk ook programmering. Het
17
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
ambassadeursproject wordt in samenwerking met de projectcoördinator multiculturele programmering aangestuurd door een nieuw aan te trekken coördinator, die ook verantwoordelijk is voor de planontwikkeling. Voorlopige planning: april/mei: uitwerking voorstel en bespreking met Coalitiepartners eind mei: voorstel voorleggen aan gemeente. Bij toestemming: juni/juli: projectcoöordinator ambassadeurs/publieksbereik zoeken september- oktober: verkenning/onderzoek door projectcoördinator ambassadeurs/publieksbereik november-december: ontwikkeling structuur en werving ambassadeurs door coördinator amb. 2004: start ambassadeursproject Het project is relevant voor alle Coalitie-partners, maar in de eerste plaats voor grotere partners waar de podiumfunctie voorop staat: [NES] theaters, Bellevue/Nieuwe de la Mar en de Krakeling.
18
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Bijlage II: knelpunten en behoeften Coalitie-partners in het algemeen Motivaties voor / accenten in culturele diversiteit: • ontmoeting, interculturaliteit (dan vaak als onderdeel van een streven naar artistiek experiment en ontwikkeling) • soms daarnaast cultuurspecifiek, voornamelijk uit doelgroepenoverwegingen: óf liever geen segregatie, maar monocultureel als start, om publiek op te bouwen; óf sowieso geen bezwaar tegen cultuurspecifieke programmering, als het publiek trekt • als integraal onderdeel van jongerenbeleid (dit is sterk ontwikkeld en heeft veel belangstelling; maar met name hier ook concurrentie tussen theaters) Knelpunten in programmering • er is relatief weinig uitontwikkeld, kwalitatief goed aanbod (dit is geen kwestie van niet in beeld hebben; de indruk is dat het er simpelweg niet is) • in het verlengde hiervan: er is een tekort aan kwalitatief hoogwaardige, goede voorbeelden uit binnen- en buitenland • daardoor soms: concessies aan kwaliteit nodig (maar niet iedereen is hiertoe bereid, zeker niet op lange termijn) • beperkingen in productiecapaciteit en begeleidingsmogelijkheden (niet bij iedere partner een probleem) • een zekere overlap van activiteiten tussen Coalitie-partners (met name op het gebied van jongerenprogrammering, terwijl juist hier het aanbod ook schaars is) Voor de relatief grote groep van kwetsbaar aanbod / aanbod in ontwikkeling geldt: • programmeurs kunnen niet alles van tevoren zien • te weinig contact met of onvoldoende informatievoorziening door makers, waardoor afstemming van publiekswerving én afstemming tussen theaters lastig is, en theaters niet tijdig op de hoogte zijn van nieuwe ontwikkelingen; • weinig contact met buurthuizen, wijktheaters, culturele verenigingen (maar het is niet zeker of dit rendement heeft voor programmering) • makers willen vaak niet rechtstreeks aangesproken worden op culturele achtergrond; en verwerken multiculturaliteit ook niet altijd expliciet in vorm en inhoud van hun stukken. • er is relatief veel begeleiding en tijd voor ontwikkeling nodig • geen spin off van festivals (en hun publiek) naar reguliere programmering • een zekere stilstand in multiculturele programmering: vooral consolidatie van het oude, er komt weinig nieuws bij. Overige knelpunten • groot probleem is marketing voor multiculturele programmering: personeelstekort, geld, gebrek aan kennis van en ervaring met cultuurspecifieke werving (bij sommige partners combinatie van allemaal, bij sommige één van deze factoren) • educatie: personeelstekort • culturele achtergrond publiek niet gemeten • algemeen: geld • credits krijgen bij samenwerkingsprojecten • betrouwbare samenwerkingspartners op cultuurspecifieke terreinen vinden (voor zowel programmering als marketing en organisatie)
19
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Behoeften Coalitie-partners: • meer internationale programmering: goede voorbeelden (uit andere Europese landen en herkomstlanden) • meer samenwerking tussen (alle) Coalitie-partners • beter en meer contact met al actieve makers • meer zicht op en contact met nieuw talent dat buiten het kunstvakonderwijs in opmars is (‘autodidacten’ die zich deels via jongerengroepen, deels via cultuurspecifieke circuits ontwikkelen) • meer zicht op wat er leeft onder allochtoon publiek; welke behoeften er zijn • meer zicht op de behoeften van jongeren • meer zicht op demografische factoren: sociaal-economische kenmerken van verschillende allochtone bevolkingsgroepen; bevolkingssamenstelling in verschillende wijken • meer engagement en contact met de buitenwereld • nieuw repertoire van allochtone schrijvers/makers, en repertoire dat ingaat op thema’s uit de multiculturele samenleving • meer doorstroom van interessant aanbod uit andere theaters
20
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Bijlage III: profielen afzonderlijke Coalitie-partners III.1 [NES] theaters accommodatie: Frascati 1 (180 st.), Frascati 2 (80 st.), Frascati 3 (35 st.) / Brakke Grond: Rode Zaal (130 st.), Expozaal (150 st.), Studiozaal (45 st.) bespeling seizoen 2001/2002: 205 producties, 656 speelbeurten productiehuisvoorstellingen in 2002: 10 Huidig profiel De [NES] theaters brengen experimentele avantgardistische theater- en dansproducties voor een zo breed mogelijk publiek, in een voortdurende wisselwerking tussen productie en programmering. Men onderscheidt: 1. gastprogrammering: theater en dans. Het theater heeft veel jaarlijks terugkerende vaste gezelschappen. Daarnaast zijn relatief veel nieuwe groepen te zien die naam beginnen te maken en is er een specifiek beleid gericht ontwikkeld op jongerenparticipatie. 2. productiehuis: .Uitgangspunt in het artistiek beleid van het productiehuis is: artistiek vormonderzoek koppelen aan maatschappelijke relevantie. Vooral bedoeld om niet-gevestigde (maar vaak wel ervaren) makers de ruimte te geven voor experiment en ontwikkeling. Gericht op lange termijn ontwikkeling. Ook worden masterclasses en evenementen georganiseerd om het contact tussen publiek en makers te prikkelen. De producties zijn geworteld in de stad, en refelecteren de (interculturele) stadscultuur. 3. het productiehuis initieert, stimuleert en ondersteunt ook geregelt producties die door jongeren worden gespeeld, en waarbij hun leefwereld en expressievormen uitgangspunt zijn. Jongeren werken in deze producties met bekende en hooggekwalificeerde makers uit het [NES]theatercircuit. 4. Programmering &productiehuis: festivals: o.a. het jongerenfestival Breakin’ Walls, Something Raw. Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) ‘Verbreding van het publiek impliceert diversificatie van het aanbod: confrontatie van avantgardekunst met podiumkunstvormen uit andere (sub)culturen.’ In het beleidsplan staat: ‘Naast het stimuleren van de autonome ontwikkeling van professionele makers (…) dienen we oog te houden voor de behoefte aan referentiepunten en identificatiemogelijkheden van grote groepen Amsterdammers, die niet zijn ingevoerd in de westerse theateravant-garde. Om te komen tot een vitale en “meegroeiende” verhouding tussen kunst en publiek bevorderen we, vanuit onze positie als intermediair, de contacten tussen kunstenaars uit verschillende (sub)culturen, circuits en disciplines én de contacten tussen kunstenaars en verschillende publieksgroepen.’ In de programmatie en productie staan ‘actief scouten’, ‘bewust mixen’ en ‘ontmoeting’ hoog in het vaandel. gegevens cultureel diverse programmering & publieksbereik De cultureel diverse programmering is vanwege het accent op ontmoeting (tussen culturen en disciplines) niet cultuurspecifiek. Wel programmeert de [NES] multicultureel georiënteerde groepen die in het Cultuurplan zijn opgenomen, ook als ze een meer cultuurspecifieke oriëntatie hebben (bv. Rast). Deze groepen worden vrij consequent geprogrammeerd. Daarnaast worden ad hoc producties geprogrammeerd die in de artistieke lijn van avantgarde-theater, experimentele dans, crossover en jongerenactiviteiten passen. Veel van deze producties zijn (eerder) ook in Cosmic te zien. Soms is sprake van coproductie van het productiehuis met Cosmic. Veel van de door het productiehuis in samenwerking met verschillende makers gemaakte voorstellingen hebben een multicultureel karakter. Door de toenemende aandacht en activiteiten op het gebied van jongerencultuur (o.a. in het productiehuis en in samenwerking met een multicultureel samengestelde jongerenredactie), sijpelt culturele diversiteit langs ‘natuurlijke’ weg in ieder geval al steeds verder programmering en organisatie in.
21
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
Cijfers 2001/2002: 45 cultureel diverse producties op totaal 205 = 22 % 113 cultureel diverse speelbeurten op totaal 656 = 17 % gemiddeld bezettingspercentage cultureel divers: ongeveer gelijk aan overige producties (56 %) succesfactoren en knelpunten algemene knelpunten: • personeelstekort (o.a. het ontbreken van een educatief medewerker) knelpunten culturele diversiteit: • het accent op (in westerse zin) avantgarde/experimenteel theater en dans verhoudt zich moeizaam tot zowel ontwikkelingen in het multiculturele aanbod als de interesses van allochtoon publiek. De [NES] is zich aan het bezinnen op de invulling die in een multiculturele context aan het begrip ‘experimenteel’ gegeven kan worden. De vraag is ook of het mogelijk is een meer publieksgerichte programmering op te bouwen náast de huidige avantgardefunctie (tweesporenbeleid), of de twee meer met elkaar zouden kunnen en moeten verstrengelen, of dat keuze voor het één het ander juist uitsluit. • allochtoon publiek wordt slechts beperkt bereikt. Ook het programmeren van meer cultuurspecifieke voorstellingen blijkt geen garantie voor toestroom van allochtoon publiek. Allochtoon publiek dat wél bereikt wordt is over het algemeen te bestempelen als ‘culturele elite’. Bij de jongerenprogrammering is de spreiding wel groter. • er is onvoldoende mankracht en budget voor het voeren van intensieve doelgroepgerichte marketing. • gebrek aan continuïteit in de communicatie met allochtone makers en groepen • er bestaat concurrentie tussen verschillende Coalitie-theaters op het gebied van jongerenprogrammering. • het ontbreekt aan interessante voorbeeldprogrammering uit het buitenland (o.a. herkomstlanden), waarvan een stimulerende werking op het nationale aanbod kan uitgaan. Dit is mede het gevolg van onvoldoende budget (maar ook van onvoldoende tijd, contacten en ervaring). succesfactoren culturele diversiteit: • ervaringen van de [NES] in de Bijlmer (tijdens de verbouwing van de theaters in 2000) • de aandacht voor jongerenprogrammering, het werken met een jongerenredactie • de aanwezigheid van een productiehuis: ervaring in en faciliteiten voor het begeleiden van jong talent • de aandacht voor crossover biedt openingen voor multiculturaliteit. • Cosmic (en de Engelenbak) is maar een paar deuren verder • het prijsbeleid: prijzen zijn relatief laag en er zijn veel aanbiedingen • voorstellingen worden altijd een aantal dagen geprogrammeerd zodat het zich kan doorpraten. Toekomst: belangrijkste kansen en aandachtspunten (in mcp-project) • sterkere profilering als podium voor cultureel divers aanbod met een experimenteel karakter (‘voorhoede’), ook ten opzichte van de andere Coalitie-theaters? • versterking van een meer publieksgerichte cultureel diverse programmering voor jongeren? • meer intensief contact met groepen en makers die regelmatig terugkeren (betere vinger aan de pols wat betreft de ontwikkeling van de makers zelf, maar ook het veld in bredere zin) • het zicht vergroten op nieuwe ontwikkelingen en talent • internationale multiculturele programmering & programmering uit herkomstlanden (hier is afstemming met Bellevue van belang) • ontwikkeling van gericht marketingbeleid (en activiteiten)
22
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
III.2 profiel Bellevue (theatercombinatie Bellevue/Nieuwe de la Mar) Accommodatie Bellevue: Grote zaal (248 st.), Paloni Zaal (50-70 st.), Kleine Zaal (100 st.) Nieuwe de la Mar: één zaal (565 stoelen) Huidig profiel Bellevue is vooral een podium voor artistiek aanbod dat al een zeker publieksbereik kent. De nadruk ligt op presentatie, daarnaast produceert Bellevue lunchtheatervoorstellingen. Onderscheiden worden: 1. gastprogrammering (hedendaags toneel – repertoire en experimenteel - , muziektheater en moderne dans): in de Grote Zaal van Bellevue. (repertoiretoneel, muziektheater/musical, cabaret en muziek in Nieuwe de la Mar) 2. springplankpodium: lancering van aankomende cabaretiers in de Kleine zaal; en ‘ateliers’ (presentaties kleinkunststudenten) 3. eigen producties: lunchtheatervoorstellingen, ter stimulering van jonge theatermakers en nieuwe Nederlandse auteurs. Vaak worden schrijfopdrachten verstrekt aan auteurs die niet eerder voor toneel schreven. 4. medewerking aan/ huisvesting van festivals, waaronder Tiaytro Festivali, Holland Festival, Theaterfestival, Amsterdams Kleinkunstfestival, leids Cabaretfestival, Cameretten, Julidans Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) • Verdere toename van het aandeel multiculturele voorstellingen, ook buiten festivals om. In 19972000 werd aanzienlijke toename gerealiseerd van het aantal multiculturele voorstellingen: ‘Cabaretiers als Jetty Mathurin, Jörgen Raymann en Da Bounce Comedy Nights vormen een kwalitatief goede aanvulling op de bestaande programmering en trekken volle zalen met een gemengd publiek. Ook voor toneelvoorstellingen van DNA en de jongerenmusicals “Rapido” en de dansvoorstelling “Accrorap” was veel belangstelling van een multi-cultureel en jong publiek.’ (Beleidsplan 2001-2004, p. 4). Deze lijn van programmeren is voortgezet in 2001-2004. • verdere toename van het aantal allochtone bezoekers, van 6 % in 1998 tot 12 % in 2004: ‘De verwachting is dat zonder concessies aan de kwaliteit te doen in de programmering het aantal multi-culturele voorstellingen verder zal toenemen. Hierdoor zal ook het databasebestand van allochtone bezoekers toenemen. Bovendien wordt rond deze voorstellingen samengewerkt met allochtone intermediairs als Maybuse Entertainment en Stichting Turks Nederlands Theater. Deze samenwerking is succesvol, leidt tot hoge bezettingspercentages en levert veel specifieke marketingkennis op. Om allochtoon publiek te interesseren voor reguliere voorstellingen zullen extra inspanningen moeten worden geleverd. Gedacht wordt aan het aanbieden van verschillende voorstellingen in sandwich-formule. (…) De formule zal worden gemarket m.b.v. specifiek op de doelgroep toegesneden marketing tools. Hiertoe worden op dit moment gesprekken gevoerd met sleutelfiguren uit allochtone gemeenschappen en andere deskundigen.’ (Beleidsplan 2001-2004, p. 12-13) • onderzoeken of aanbod van (kleinschalige) voorstellingen uit het buitenland een plek kunnen krijgen in de programmering van met name Grote Zaal Bellevue (herkomstlanden en cultureel diverse voorstellingen zijn hierbij echter niet expliciet genoemd). • voortzetting van Tiyatro Festivali gegevens cultureel diverse programmering & publieksbereik 2001/2002 Nieuwe de la Mar: totaal aantal producties 55, waarvan 11 multicultureel = 20 % in totaal 234 voorstellingen, waarvan 34 multicultureel = 15 % gemiddelde bezettingspercentage over het geheel 66%, tegenover 67% bij de mc voorstellingen. Klein Bellevue: totaal aantal producties 55 waarvan 5 multicultureel = 9% in totaal 193 voorstellingen, waarvan 17 multicultureel = 8 %
23
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
gemiddelde bezettingspercentage over het geheel 65%, tegenover eveneens 65% bij de mc voorstellingen. knelpunten en successen algemene knelpunten: • onvoldoende programmeringsbudget en personeel om alle voorstellingen afdoende te ondersteunen (vooral op publicitair gebied) • ruimtegebrek. specifieke knelpunten culturele diversiteit: • er is weinig nieuw cultureel divers aanbod (in aanvulling op wat er nu al is) en wat er wel is heef.t te weinig kwaliteit. Na eerdere groei lijkt er nu sprake van een zekere stilstand; geen aanwas. • Het bereiken van allochtoon publiek verloopt moeizaam: onvoldoende mankracht, middelen, kennis, bestanden, en te weinig continuïteit in programmering om investering hierin rendabel te maken. • Ook allochtoon publiek dat met specifieke activiteiten (o.a. het Tiyatro Festivali) wordt bereikt, is beperkt; het is vaak een jaarlijks terugkerend elite-groepje, en er is weinig doorstroom naar andere programmering. • programmering, publieksbereik en samenwerkingsstructuur van het Tiaytro Festivali zijn niet in alle opzichten bevredigend. Het festival gaat nu terug van Bellevue/Nieuwe de la Mar naar alleen Bellevue. Dat is op zichzelf een oplossing voor problemen, maar geeft ook aan dat er stagnatie plaats vindt in zowel aanbod als publiek. • Da Bounce comedy nights trekken een heel gemengd en jong publiek. Er zijn echter wel kwaliteitsvragen. Daarnaast is de indruk dat het aandeel zwart publiek geleidelijk wat afneemt, wat volgens Bellevue zelf mogelijk deels te maken heeft met de kwaliteit van de programmering, deels met pr, deels met het overwaaien van de stand-up comedy hype. • samenwerking is in het algemeen een bottleneck: ook samenwerking met Cosmic komt tot nu toe niet echt van de grond, eerdere samenwerkingen met Culture Coalition (City Life Cross Culture Festival) en met Stichting (MEP- fesival voor Caribische literatuur) zijn na enkele jaren gestopt. successen culturele diversiteit: • programmering die in meerdere theaters staat en dan verschillend type publiek trekt (met name Bellevue/Cosmic) • trouwe Turkse publiekskern Tiyatro Festivali • publieksbereik Da Bounce • contact met Volksbuurtmuseum • vaste programmering van en band met cabaretiers als Jörgen Raymann, Jetty Mathurin. Toekomst: belangrijkste kansen & aandachtspunten (in project mcp) • Talentontwikkeling: - verdere ontwikkeling van schrijftalent via lunchtheatervoorstellingen - vrije programmeringsruimte (ca. 1 dag per maand / om de maand 2 à 3 dagen) gebruiken voor open podia en/of masterclasses op het gebied van cabaret, comedy, dans. • Uitbreiding bestaand aanbod: - heroriëntatie van Tiaytro Festivali: gesprek(ken) met organisator over koers en samenwerking – jongerenprogrammering? - kansen geven aan meer beginnend aanbod: als iets vaker speelt stijgt ook de kwaliteit. • Vergroting allochtoon publieksbereik • Netwerken / kennis: - uitbreiding van netwerk van bemiddelaars, producenten, groepen en makers - intensivering contacten met Volksbuurtmuseum en Cosmic - direct contact met aantal toonaangevende makers om na te gaan hoe groot de behoefte aan extra inspanningen op het gebied van multiculturele programmering werkelijk is, met name onder jongeren: wat wil de volgende generatie? En hoe komt het dat er zo weinig nieuwe aanwas is? (gesuggereerd werd gesprek met bv. Raymann, Amhali, Made in da Shade)
24
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
III.3 profiel Het Veem Theater accommodatie: zaal van 80 zitplaatsen (uit te breiden tot 90) bespeling kalenderjaar 2002 (nb enigszins afwijkend jaar i.v.m. directiewisseling; speelbeurten en producties minder dan normaal) : 9 eigen en co-producties (67 speelbeurten), 3 eigen repriseproducties (11 speelbeurten), 11 producties gastprogrammering (30 speelbeurten) Huidig profiel Het Veem Theater is het enige productiehuis voor mimetheater in Nederland. Het richt zich op het produceren en begeleiden van zowel jonge als meer ervaren theatermakers die fysiek, beeldend, multidisciplinair en/of performance theater maken. De theatermakers die in het Veem theater werkzaam zijn zijn afgestudeerd aan de Amsterdamse mime opleiding, of zijn afkomstig van een van de andere theateropleidingen (regie-, acteurs- of dansopleiding). Het Veem legt de nadruk op fysiek theater in brede zin. Teksttoneel valt in principe buiten het werkterrein, evenals ‘pure’ dans. Inhoud en persoonlijk engagement zijn belangrijker dan vorm. De productietaak staat voorop. Er is beperkt ruimte voor gastprogrammering. Onderscheiden worden: 1. werkplaatsproducties: bescheiden proeves en presentaties, doorgaans van pas afgestudeerde mimespelers/theatermakers, die in principe niet op reis gaan. 2. productiehuis-voorstellingen: grotere professionele producties van meer ervaren makers; enerzijds zijn dit eigen Het Veem Theater-producties van theatermakers/groepen waarmee een samenwerking op langere termijn wordt aangegaan; anderzijds zijn dit co-producties met groepen/stichtingen, die meestal projectsubsidies van fondsen hebben geworven, waarvoor hetveem theater als uitvoerend producent optreedt. Deze producties gaan wel ‘het land in’. 3. gastprogrammering: verwante theaterproducties, die vernieuwende kruisingen tussen theater, dans en beweging maken. Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) Het Veem theater had tot op heden geen expliciet multicultureel beleid. Sinds eind 2002 heeft het theater echter een nieuwe directeur (Marcel Bogers) die multi- en interculturaliteit als een natuurlijk gegeven en integraal onderdeel van het artistiek beleid beschouwt. De aandacht gaat daarbij uit naar jonge makers met een allochtone achtergrond, of jonge autochtone makers die werken met een cultureel diverse spelersgroep. Talentontwikkeling staat voorop, gevolgd door uitwisseling van expertise, en het verbreden van het publieksbereik. Meer publieksgerichte activiteiten zijn op termijn niet uitgesloten (Marcel heeft hiermee bij Huis aan de Werf en de Melkweg veel ervaring opgedaan), maar hebben op dit moment nog geen prioriteit. Redenen voor het voeren van een multicultureel beleid zijn: a) emancipatie-/afspiegelingsgedachte b) artistieke verrruiming: multiculturele activiteiten rekken de grenzen van het theatrale op Voorop staan echter altijd artistieke keuzes. Cultureel diverse activiteiten mogen niet louter politiek gemotiveerd zijn (alleen uit emancipatie-overwegingen); de artistieke leiding van het Veem moet wel iets met het werk van makers hebben. cultureel diverse programmering 2001/2002: In beide jaren was er geen multiculturele programmering. In 2001 alleen een productie van een van oorsprong Marokkaanse theatermaker, in samenwerking met een groep jonge spelers. Thema en vorm van de voorstelling waren niet multicultureel en er is ook geen gemengd publiek mee getrokken. succesfactoren en knelpunten algemene knelpunten: • grote druk op de productiehuisfunctie, o.a. als gevolg van een niet op continuïteit gericht beleid van het landelijke fonds • ontbrekende of ontoereikende middelen voor gastprogrammering, publiciteit en marketing, internationaal aanbod.
25
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
knelpunten culturele diversiteit: • het Veem is geen vertrouwde plek voor multiculturele producties en allochtoon publiek, o.a. door gebrek aan ervaring ermee in het verleden (maar ook door de locatie). • het werken met jong talent zonder kunstvakopleiding (instroom met name via jongerentheater- en dansgroepen) is bewerkelijk en risicovol. Ook geven intensieve begeleidingstrajecten dit talent soms een vertekend beeld van de professionele praktijk. succesfactoren culturele diversiteit: • de waarde die bij het Veem aan persoonlijk en maatschappelijk engagement wordt gehecht, biedt interessante aanknopingspunten voor makers in het cultureel diverse veld. • de oriëntatie op fysiek theater biedt aansluiting bij jongerentheater, ‘urban’ dans- en theatervormen. • er is enige ervaring met producties met invloeden van niet-westerse dans: hier liggen (op termijn) mogelijk aanknopingspunten voor choreografen/dansers niet-westerse dans die het experimentele pad op gaan. Toekomst: belangrijkste kansen en aandachtspunten (in mcp-project) • Talentontwikkeling - vanwege het accent op de productie-activiteiten richt het Veem theater zich vooral op het ontwikkelen van werkplaatsprojecten van jonge makers van fysiek, beeldend en montage-theater. Het multiculturele karakter kan bestaan uit het aantrekken van jonge, allochtone makers of van jonge Nederlandse makers die werken met een cultureel diverse spelersgroep. Inzet is steeds om deze jonge makers tijdens hun artistieke proces te laten coachen door ervaren theatermakers. Het gaat hierbij ook om uitbreiding van het netwerk van / contacten met makers (met name ook ‘nieuwe namen’) - op termijn kan het Veem mogelijk een ontwikkelfunctie vervullen voor beginnend talent dat jongerentheatergroepen ontgroeit. - workshops, debatten en uitwisselingen met andere podia, producenten en kunstenaars om de ontwikkeling van brede artistieke en productionele expertise bij de jonge makers te stimuleren. • Publieksbereik: In het publiciteits- en marketingsbeleid kan extra aandacht worden besteed aan het binnenhalen van een breed, cultureel divers publiek. Het is integraal onderdeel van het beleid om, naast het reeds in theater geïnteresseerde publiek, bij elke voorstelling publiek op maat te werven dat past bij het specifiek karakter van die voorstelling.
26
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
III.4 profiel De Balie accommodatie: grote zaal (100 tot 180 st.), salon (80 st), kleine zaal (54 st.) bespeling seizoen 2001/2002: 8 eigen producties incl. 1 coproductie (totaal 20 speelbeurten), 13 ingekochte producties (42 speelbeurten) totaal 2001/2002: 21 producties, 62 speelbeurten Huidig profiel Theater is een integraal onderdeel van het hele programma van De Balie, dat een platform is voor maatschappelijk debat over cultuur en politiek. Theater wordt hierbij op verschillende manieren ingezet: 1. drie tot vier eigen voorstellingen van het productiehuis, waarbij het accent ligt op nieuw en vaak documentair materiaal. Doorgaans is er een relatie met de reguliere, actuele programmering. Acteurs en regisseurs variëren van beginnend tot gereputeerd. 2. gastprogrammering van voorstellingen die verband houden met de activiteiten in De Balie. 3. ‘lik op stuk theater’: actueel en journalistiek. Veelal in de vorm van lichtgeënsceneerde readings, gekoppeld aan een schrijfopdracht of snelle vertaling van een tekst. 4. open inschrijvingen voor ‘theatrale momenten: jonge makers kunnen plannen indienen voor een dramatische monoloog, theatrale vormgeving van een debat of een kleine mime-/dans/theaterproductie, rondom een programma. Artistieke en organisatorische begeleiding vanuit de Balie. 5. debatten over theaterbeleid, de toekomst van toneel en de relatie tussen theater en samenleving. Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) Er is geen apart diversiteitsbeleid geformuleerd, in de algemene beleidsplannen noch de beleidsplannen voor theater. Aandacht voor multiculturaliteit is echter sinds jaar en dag stevig ingebed in de maatschappelijk-politieke oriëntatie van De Balie. cultureel diverse programmering 2001/2002 cultureel diverse producties: 8 van totaal 21 = 38 % (waarvan één eigen en één coproductie; rest is inkoop) cultureel diverse speelbeurten: 25 van totaal 62 = 40 % succesfactoren en knelpunten algemene knelpunten: • Vanwege de volle programmering is er in het pand weinig ruimte voor repetitie en onderzoek. Dat wordt deels opgevangen door samenwerking met andere theaters. • Er is behoefte aan intensivering van educatie- en marketingbeleid. • Een afdoende programmeringsbudget ontbreekt/ geen financiering als productiehuis of werkplaats/alles via adhoc subsidies of samenwerkingen • door de maatschappelijk-politieke lading van stukken luistert de context (inbedding in programmering) en publiekskeuze nauwer dan bij theatervoorstellingen in een ‘gewoon’ theater. • De Balie bereikt met haar theatervoorstellingen een breder, ander publiek omdat er vaak verschillende disciplines in de programma’s worden gecombineerd. knelpunten culturele diversiteit: • het zicht op en contact met aankomende en gevestigde makers is goed, maar betreft wel een redelijk vaste groep. Met name de kennis van meer beginnend talent zou uitgebreid kunnen worden. • in het verlengde hiervan: uitbreiding van netwerk (en adressenbestanden) is wenselijk om de toestroom naar programma’s zoals de open inschrijvingen diverser te laten worden. • publieksbereik bij readings e.d. schiet soms tekort.
27
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
succesfactoren culturele diversiteit: • de focus van De Balie op maatschappelijke thematiek en actualiteit legt een natuurlijke inhoudelijke relatie naar culturele diversiteit. De programmering omvat veel activiteiten die direct of indirect raken aan ‘de multiculturele samenleving’. Een ‘allochtone culturele elite’ van kunstenaars en intellectuelen weet de weg naar De Balie goed te vinden. • de flexibele werkwijze met snelle, kleine producties en ‘theatermomenten’ maakt van De Balie bij uitstek een geschikte omgeving voor meer beginnende makers en experimenten. Ook het feit dat inhoud/thema vaak belangrijker zijn dan de technische uitvoering draagt hier aan bij. En inhoudelijk worden er andere afwegingen gemaakt dan bij andere Coalitie-theaters. • er is veel ervaring in het begeleiden en adviseren van makers met de meest uiteenlopende artistieke en culturele achtergronden, van beginnend tot ervaren. De Balie vervult vaak ook een natuurlijke schakel- of opstapfunctie naar grotere projecten elders (zie o.a. de voormalige samenwerking met DNA, die nu is doorgestroomd naar Bellevue). Toekomst: belangrijkste kansen en aandachtspunten (in mcp-project) • talentontwikkeling van theatermakers, choreografen/dansers via de open inschrijvingen. • talentontwikkeling van toneelschrijvers via ‘lik op stuk theater’, open inschrijvingen en eventueel andere vormen van begeleiding. De Balie kan hier een schakelfunctie vervullen binnen de Coalitie en in het veld in het algemeen: tussen beginnend schrijftalent dat bv. uit Hollandse Nieuwe of Grenzeloos Schrijven vandaan komt, en meer ervaren schrijvers die bv. bij Bellevue een lunchpauzeproductie kunnen maken, gaapt tot op heden een gat, dat De Balie deels zou kunnen dichten. • ontwikkeling van repertoire met multiculturele/cultuurspecifieke (politieke) thematiek.
28
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
III.5 profiel Gasthuis accommodatie: vlakke vloer (90 st.), 3 repetitieruimtes ‘in de buurt’ Huidig profiel • Een werkplaats voor startende theatermakers. Die kunnen bij het Gasthuis terecht om voorstellingen te maken en worden daarbij ondersteund op logistiek, zakelijk en artistiek vlak. Het is ook mogelijk om aan kleinere projecten, werkvoorstellingen en voorstudies te werken. Het Gasthuis organiseert regelmatig workshops met meer ervaren theatermakers. • Programmering van bestaande voorstellingen die aansluiten op de werkplaatsfunctie (jonge makers, afstudeervoorstellingen); en van reflectieve activiteiten als nagesprekken, panelgesprekken. Het Gasthuis richt zich op theater in de meest brede zin, variërend van repertoire, collage, muziektheater tot perfromance. Het Gasthuis selecteert activiteiten niet op een specifieke vorm of inhoud, maar op basis van eigen artistieke keuzes. Wel dient altijd de noodzaak van een laboratoriumomgeving aanwezig te zijn. Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) Meer aandacht voor culturele diversiteit met name in samenwerking met bestaande gezelschappen en initiatieven. cultureel diverse programmering 2001/2002 In 2001 werd in de werkplaats één ‘cultureel diverse’ productie ontwikkeld en één geprogrammeerd in het theater. Het betreft: - programmering van ‘Nipper’ door Kassys met jongeren van Artisjok/Nultwintig; - productie van ‘Discotheek de Achterhoek’ door Tati Wirahadiraksa in samenwerking met drie Marokkaanse zusjes. De voorstelling is uitgegroeid tot Gasthuisproductie en heeft een korte tournee gemaakt. De samenwerking met Wirahadiraksa wordt voortgezet. In 2002 produceerde het Gasthuis "Over vijf minuten thuis". De tweede voorstelling van Tati Wirahadiraksa. Centraal in de voorstelling stond de beleveniswereld, de dromen en verlangens van jongeren woonachtig in Amsterdam maar met aan cultureel diverse achtergrond. Publieksbereik van de cultureel diverse programmering: Bij de voorstellingen van Tati Wirahadiraksa is bewust gezocht naar jong publiek met een cultureel diverse achtergrond. Dit is met name gebeurd door samen te werken met een aantal middelbare scholen en buurthuizen uit de directe omgeving van het Gasthuis. succesfactoren en knelpunten algemene knelpunten: • gevaar van overdruk op productiecapaciteit, doordat bij makers de indruk kan onstaan dat álles mogelijk is en iedereen in het Gasthuis terecht kan. knelpunten culturele diversiteit: • er is te weinig zicht op het veld van makers die zich om het kunstvakonderwijs heen ontwikkelen: niet duidelijk om wie het precies gaat, hoe groot het veld is, wat artistieke oriëntaties zijn. • makers zonder kunstvakopleiding vragen om een ander soort begeleiding, waarmee het Gasthuis nog niet zo veel ervaring heeft. succesfactoren culturele diversiteit: • Het bestaan van tussenschakels die de kloof tussen het Gasthuis en het veld van beginnend talent in buurthuizen, jeugdtheaterscholen etc. enigszins dicht, namelijk: Artisjok/Nultwintig, DOX, Culture Coalition Five o’clock class etc. Deze tussenschakels zijn naast kweekvijver ook een goede informatiebron. Wel is het aantal makers-in-spe dat hier vandaan komt nog bescheiden:
29
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
• •
projectplan & verkenning multiculturele programmering
talent waaiert deels uit naar andere disciplines (met name dans en muziek), en kiest deels ook voor een uitvoerende in plaats van scheppende carrière. open benadering en nieuwsgierige houding binnen het Gasthuis; grote bereidheid tot dialoog; niet bang voor ‘cultuurclashes’. ruime ervaring in begeleiding van nog niet zo gevormde makers die behoefte hebben aan kaders.
Toekomst: belangrijkste kansen en aandachtspunten (in mcp-project) • ontwikkeling van producties met multiculturele thematiek. Het gaat hierbij om zowel allochtone als autochtone makers. • grotere instroom van allochtone makers in het algemeen, en in het bijzonder jonge makers die zich buiten het kunstvakonderwijs om professionaliseren. • In beide gevallen gaat het zowel om het vinden van deze makers (inventarisaties en suggesties door de coördinator), als om het zoeken naar goed werkende matches en samenwerkingsprocessen. Kansen liggen niet alleen in ‘volledige’ producties met één maker, maar ook in een kleinschalige en flexibele aanpak: workshoptrajecten, coaching, ‘mini-producties’, combinaties van verschillende beginnende makers. • Het Gasthuis wil wel ‘dichtbij huis’ beginnen: met makers waarmee al contact is, of waarmee in artistiek opzicht al veel verwantschap bestaat. Makers moeten bovendien al een stap op weg zijn in hun professionalisering. Reden: de druk op de werkplaats is groot (ook door actuele ontwikkelingen rond de positie van werkplaatsen en productiehuizen in het algemeen), dus de mogelijkheid voor extra arbeidsintensieve trajecten is beperkt. Dit leidt ook tot kwantitatieve beperkingen. Streven 2003: 1 à 2 multiculturele producties (op een totaal van 14). Liever een bescheiden aantal dat grondig wordt aangepakt en daardoor spin-off kan hebben, dan een snelkookpan met kans op teleurstellende resultaten voor beide partijen.
30
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
III. 6 profiel Danswerkplaats Amsterdam accommodatie: studiotheater (60 st.) totaal aantal voorstellingen/producties in eigen Huis en elders: 2001/2002: 25 Huidig profiel DWA is een werkplaats/productiehuis waar een groot aantal (jonge) choreografen en dansers onderzoek doen. De werkvormen beslaan in feite alles wat zich bevindt tussen de eerste verkenningen van een beginnend choreograaf en een volwaardige reizende dansproductie. Het ontwikkelings- en vernieuwingskarakter van het werk staan voorop. Speerpunt is scouting, coaching en het faciliteren van jong choreografisch talent. 1. Een deel van de activiteiten wordt in de eigen studio gepresenteerd: studioprojecten van jonge choreografen onder begeleiding van ervaren makers (bescheiden producties, drie keer per jaar); en laboratoriumprojecten waar meer ervaren makers voorstudies doen voor nieuwe werk (één keer per jaar). Daarnaast zijn er twee keer per jaar open podia, en organiseert DWA workshops voor choreografen. 2. Buiten de eigen studio presenteert DWA werkplaatsprojecten en reizende productiehuisvoorstellingen. Voor die laatste treedt DWA op als producent. Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) • In het beleid van de huidige kunstenplanperiode wordt geen specifieke aandacht besteed aan makers uit het veld van niet-westerse en ‘urban’ dansstijlen. Het gaat vooral om de afkomst van makers, en daarbij wordt bewust geen onderscheid gemaakt: ‘het overgrote merendeel van de jonge makers waarop DWA zich richt met zijn ontwikkelingsfunctie is oorspronkelijk van buitenlandse afkomst. (…) Voor de Nederlandse Marokkaan, Turk of Surinamer gelden geen andere selectiecriteria dan voor de zwarte Braziliaan, de witte Zuid-Afrikaan (…). De taal van de eigentijdse theaterdans in universeel en vanuit een humanistisch en cosmopolitisch denken ontwikkeld. De eigen cultuur en persoonlijke herkomst is daarbij een belangrijke bron van inspiratie en materiaal voor iedere maker.’ • Er wordt verwacht meer jongeren- en allochtoon publiek te genereren voor ‘high art’ aanbod van eigentijdse dans door een jong en eigentijds aanbod van een nieuwe generatie makers te stimuleren en een podium te bieden. Daarnaast worden specifieke projecten voor een jong publiek ontwikkeld. (Culturele diversiteit is hierbij echter geen afzonderlijk aandachtspunt). gegevens cultureel diverse productie, programmering & publieksbereik Cijfers 2001/2002: “Het verborgen Labyrint” van de Iraans/Nederlandse maker Sassan Saghar Yaghmai, coproductie met jongerentheatergroep DOX uit Utrecht, voldoet aan de criteria van het project multiculturele programmering. De productie speelde 25 keer in seizoen 2001-2002 en nog eens 26 keer in 2002-2003 in Nederland en daarbuiten. De rest van de activiteiten van DWA valt eerder onder de brede noemer ‘cosmopolitisch’ dan cultureel divers zoals hier bedoeld. succesfactoren en knelpunten algemene knelpunten: • er is binnen De Coalitie onduidelijkheid en overlap wat betreft talentontwikkeling in dans. Voor DWA is dit de kerntaak. Maar ook Gasthuis, Veem, Cosmic, Nes en Melkweg houden zich er meer of minder direct mee bezig. Voor DWA is niet meer precies duidelijk wie nu wat doet en waarom. Hetzelfde geldt in wezen voor de dansprogrammering. Het lijkt o.a. alsof de kleine dansproducties wel erg veel podia ter beschikking hebben in Amsterdam (naast de Coalitietheaters zijn ook Muiderpoort en de Bovenzaal van de Stadsschouwburg nog spelers). Is dat werkelijk het geval? En is meer samenhang en afstemming wenselijk? knelpunten culturele diversiteit: • er is in Nederland weinig ervaring met fusies tussen westerse en niet-westerse vormen, en sowieso met experimenten vanuit niet-westerse dansvormen. Makers (bv. specialisten Indiase dans) die dit pad opgaan, hebben weinig voorbeelden. Vaak gaat het ook om ervaren dansers, die op choreografisch gebied echter nog nauwelijks getraind zijn. Iets soortgelijks geldt voor dansers
31
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
• •
projectplan & verkenning multiculturele programmering
en choreografen uit het circuit van ‘urban’ en ‘zwarte’ dansvormen. Ontwikkelingen in dit veld zetten al met al dus op een ander niveau in dan bij de ‘reguliere’ activiteiten van DWA gebruikelijk is. Dat vraagt meer en ook specifieke begeleiding, waarmee DWA nog niet zo veel ervaring heeft. Het vraagt veelal ook om andere artistieke afwegingen, met name t.a.v. de mate waarin een danser bij zijn oorspronkelijke dansstijl blijft: ontwikkelingen hebben tijd nodig en kunnen niet worden afgedwongen. Soms heeft het ook financiële consequenties, omdat bv. met coaches of musici uit het buitenland moet worden gewerkt. soms treedt wrijving op tussen een commerciële attitude van makers enerzijds en het ‘staatsruif’denken van gesubsidieerde voorzieningen anderzijds. verschillen in opvattingen van begrippen als ‘traditie’, ‘folklore’ en ‘vernieuwing’.
succesfactoren culturele diversiteit: • veel ervaring in het begeleiden van beginnende makers, juist ook zonder kunstvakopleiding (ook in de moderne dans stromen dansers veelvuldig het veld in zonder afgeronde opleiding). • de discipline dans op zich, die geen talige obstakels kent • aanwezigheid van veel internationaal talent in het danscircuit: dit is beslist geen synoniem voor culturele diversiteit zoals in het mcp-project bedoeld en is dus ook geen reden om achterover te leunen, maar schept wel een gunstig klimaat. Ook specifiek binnen DWA is er veel ervaring met het werken met choreografen met een niet-westerse afkomst. Motivatie voor nieuw cultureel diversiteitsbeleid • De wens om nieuwe, eigentijdse ontwikkelingen in de dans te laten zien. Die ontwikkelingen komen voor een deel uit niet-westerse en ‘urban’ hoek. • De behoefte om nieuwe ontwikkelingen in de dans te stimuleren: een behoefte aan nieuwe prikkels, vormen en gedachten ten opzichte van de ‘wat uitgesleten paden van de moderne en postmoderne dans’. Aan ontwikkelingen die verder gaan dan een ‘vrolijk Benetton-perspectief’ en een vlak, betekenisloos cosmopolitisme. DWA heeft de indruk dat er een nieuwe generatie choreografen aan het opstaan is, die juist stelling durft te nemen in actuele maatschappelijke thema’s, en zich door eigen culturele bagage durft te laten inspireren. Die makers wil ze graag stimuleren. • Aansluiten bij de veranderde samenstelling van de bevolking. Ten dele komt uit een nieuwe generatie, cultureel divers publiek een andere vraag; ten dele kan ook het aanbod juist de vraag bepalen. DWA hoopt door de ontwikkeling van meer cultureel divers aanbod een bijdrage te kunnen leveren aan het bereiken van een meer cultureel divers publiek door het dansveld in het algemeen. Toekomst: belangrijkste kansen en aandachtspunten (in mcp-project) • uitbreiding van het netwerk (namen en contacten) van choreografen/dansers op het gebied van niet-westerse en ‘urban’ dansvormen in het algemeen, mét maar met name ook zonder kunstvakopleiding. En stimuleren van ontmoeting tussen deze makers en het ‘reguliere’ circuit. • Werk-/productietrajecten met jong talent dat tot nog toe de weg naar de reguliere structuur van dansvakopleidingen en werkplaatsen niet vindt. Aangezien DWA al voor 90 % werkt met buitenlandse makers en dansers, gaat het in dit geval specifiek om a) Nederlandse danskunstenaars met een niet-westerse achtergrond die nadrukkelijk met hun eigen culturele identiteit binnen een Nederlandse context aan de slag willen. b) autochtone en allochtone danskunstenaars die met een niet-westerse dansstijl werken, maar geïnteresseerd zijn in fusies en crossovers met westerse eigentijdse dans. Vanwege ervaringen en situatie in het veld gaat de belangstelling in eerste instantie uit naar Indiase klassieke dans, oriëntaalse dans en flamenco. Waar mogelijk wordt samengewerkt of in ieder geval ervaring uitgewisseld met Bellevue/Nieuwe de la Mar (wegens programmering flamenco en incidenteel ook grotere fusiedansproducties als Accrorap) c) makers in de ‘urban’ (hiphop/breakdance) scene die een meer theatrale setting voor hun dansidioom willen ontwikkelen. Hier ligt samenwerking met Frascati voor de hand. • het verbreden van deelnemers en publiek van de open podia door gerichte werving in het nietwesterse en ‘urban’ circuit. • het verkrijgen van meer inzicht in mogelijkheden voor internationale programmering (met name uit herkomstlanden), o.a. met het oog op de connectie van DWA met Julidans en Aerodance. • helderheid scheppen in de verdeling van programmering over verschillende podia. • Het toekomstige Huis voor de Dans / Danshuis Amsterdam zou op termijn ook een rol kunnen gaan spelen in de versterking van multicultureel aanbod.
32
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
projectplan & verkenning multiculturele programmering
III.7 profiel De Krakeling accommodatie: één zaal (180 plaatsen) bespeling kalender jaar 2001: 171 voorstellingen; bespeling kalenderjaar 2002: 158 voorstellingen. Huidig profiel De Krakeling is een podium voor voorstellingen en activiteiten gericht op jeugdpubliek van 4 tot 18 jaar. In principe ziet De Krakeling zichzelf als intermediair tussen makers en het jeugdpubliek, met andere woorden: de gezelschappen zoeken de makers en de Krakeling zoekt daar een geschikt publiek bij. Activiteiten zijn: 1. openbare voorstellingen (jeugd tot 12 jaar en jongeren vanaf 12 jaar) 2. schoolvoorstellingen (besloten, binnenschools voor het basisonderwijs) 3. tentoonstellingen (in relatie met de geprogrammeerde voorstellingen) 4. overige activiteiten: - workshops / lessen Jeugdtheaterschool – presentaties Jeugdtheaterschool – repetities/afmonteringen gezelschappen – commerciële verhuringen Stand van zaken culturele diversiteit diversiteitsbeleid cultuurplan 2001-2004 (in het kort) Eén van de twee speerpunten in deze beleidsperiode is ‘het kleurrijker maken van De Krakeling, zowel op het gebied van aanbod, publiek als personeel.’ Een hoge prioriteit ligt bij het binnenhalen van kinderen (en jongeren) uit ‘nieuwe doelgroepen’. Het ‘reguliere’ jeugdtheater, vertegenwoordigd door de door rijk en provincie gesubsidieerde jeugdtheatergezelschappen, maakt weinig voorstellingen waarmee de Krakeling nieuwe doelgroepen kan bereiken. Dit geldt vooral voor voorstellingen voor een lagere leeftijd. De Krakeling beoogt daarom de activiteiten uit te breiden met het coproduceren van jeugdtheatervoorstellingen, specifiek gericht op nieuwe doelgroepen en ontwikkelingen vanuit het allochtone veld (bv. met Rast, Culture Coalition, Circustheater Elleboog). Wat betreft jongerenprogrammering zet De Krakeling de formule voort waarin jongeren het theater bezoeken in een niet-verplichte, maar wel ‘gestuurde’ vorm. De samenstelling van deze bezoekende groepen jongeren blijkt in de praktijk een goede afspiegeling te zijn van de bevolkingssamenstelling van Amsterdam (in etnisch opzicht). Daarnaast wordt een ruim CKV-aanbod geprogrammeerd. De Krakeling wil het aantal jongerenvoorstellingen uitbreiden tot ca. 35 per seizoen. gegevens cultureel diverse programmering & publieksbereik Cijfers 2001/2002: In het jaar 2001 zijn er 171 voorstellingen, waaronder circa 30 multiculturele voorstellingen, geprogrammeerd met een totaal bezoekersaantal van 23.123 bezoekers en een gemiddelde bezettingsgraad van 73%. In het jaar 2002 zijn er 158 voorstellingen geprogrammeerd, waaronder circa 30 multiculturele voorstellingen, met een totaal bezoekersaantal van 21.249 bezoekers en een gemiddelde bezettingsgraad van 76%. De aantallen tussen de multiculturele voorstellingen en de 'gewone' voorstellingen lopen weinig uiteen. succesfactoren en knelpunten Algemene knelpunten: • het programmeren van jongerenvoorstellingen is relatief duur en de contacten met scholen, intermediairs etc zijn arbeidsintensief. • het programmeringbudget staat onder druk door stijging van uitkoopsommen knelpunten culturele diversiteit: • er is weinig kinderaanbod dat specifieke allochtone doelgroepen aanspreekt en dat expliciet refereert aan cultuurspecifieke thema’s of kunstvormen. Hierbij speelt ook een rol dat er nauwelijks allochtone makers van kunstvakopleidingen afkomen (specialisten jeugdtheater al bijna helemaal niet).
33
Coalitie van Vlakke Vloer Theaters
• • •
projectplan & verkenning multiculturele programmering
maar er zijn ook geen productiefaciliteiten waarmee deze leemte opgevuld kan worden. kwetsbaarheid van jongerenproducties (waarbij ook geldt dat groepen niet dezelfde progressieve lijn volgen als volwassenengezelschappen, omdat de samenstelling van de groep sneller wisselt). het aandeel allochtoon publiek in de openbare voorstellingen is beperkt. (Bij voorstellingen die in het doorstroomscholenabonnement zitten is het percentage soms iets hoger. Dit geldt ook voor jongerenvoorstellingen die opgenomen zijn in het jongerenabonnement dat via scholen (CKV) wordt verspreid. Maar om ook het individuele allochtone publiek binnen te halen, dat blijft een knelpunt. Bij multiculturele voorstellingen is het aandeel individueel allochtoon publiek wel wat hoger.)
Succesfactoren culturele diversiteit: • het aandeel voorstellingen met een multiculturele cast, artistiek team of impliciete multiculturele thematiek/vorm is groot. • via schoolvoorstellingen en CKV-aanbod wordt een zeer gemengd jong publiek bereikt. • De Krakeling heeft in principe geen bezwaar tegen concessies aan de eigen kwaliteitsnormen, als daarvan een stimulerende werking op het aanbod en publieksbereik uitgaat. • De Krakeling maakt deel uit van het Jeugdtheater Amsterdam Circuit. Daar maken een aantal podia deel van uit, die bij uitstek geschikt zijn als ontwikkel- en presentatieplek voor kwetsbaar nieuw aanbod (o.a. Ostade, Pleintheater, Krater). Toekomst: belangrijkste kansen en aandachtspunten (in mcp-project) • Uitbreiding programmering bestaand aanbod: - De Krakeling wil over de hele linie de contacten met makers (opnieuw) intensiveren. Dit geldt met name ook voor makers in het cultureel diverse veld. Informatievoorziening over en weer is voor verbetering vatbaar (o.a. m.b.t. de geschikte leeftijdsgroep, de productieplannen en artistieke visies). Het gaat hier om het opbouwen van een band over een langere periode. - Wenselijk is een uitbreiding van aanbod dat specifiek aansluit bij vraag van allochtone doelgroepen. Omdat de rek in het bestaande aanbod klein is en De Krakeling zelf niet over productiefaciliteiten beschikt, wordt het werken met een systeem van gastprogrammeurs of ambassadeurs uit specifieke doelgroepen overwogen. De bedoeling is daarbij programmeringsruimte en marketinginspanningen binnen een bepaald tijdsbestek of op bepaalde momenten in het jaar over te dragen aan deze bemiddelaars. – uitbreiding van samenwerking en contacten met kleinere theaters in het Jeugdtheater Amsterdam Circuit • Talentontwikkeling: - Stimulering van maak- en schrijftalent voor jeugdtheater door coproducties en samenwerkingen (o.a. met Cosmic in Hollandse Nieuwe Junior; op termijn mogelijk met Tiyatro Festivali) - Er loopt een haalbaarheidsonderzoek voor een nieuw productiehuis voor jeugdtheater (in samenwerking met STIP). Dat huis is bedoeld om het gat tussen opleidingen en structurele gezelschappen te dichten, en met name ook om de productie van cultureel divers jeugdtheater ter hand te nemen. – uitbreiding van samenwerking en contacten met kleinere theaters in het Jeugdtheater Amsterdam Circuit • publieksbereik / marketing / educatie: - uitbreiding van intensieve projecten met ‘speerpuntscholen’ met een sterk gekleurde leerlingenpopulatie (in samenwerking met theatergroepen). - in communicatie /publiciteit een brug van ‘regulier’ aanbod naar specifieke doelgroepen slaan, door universele thematiek en betekenis meer nadruk te geven. • Betere afstemming en samenwerking binnen De Coalitie (met name De NES), met name op het gebied van jongerenprogrammering (dit betreft echter jongerenprogrammering in den brede en strekt zich ook uit over theaters buiten De Coalitie. Overleg hierover wordt daarom niet in het project mcp betrokken).
34