Plan van Aanpak
Verlichtingsvisie Amsterdam Versie 5, 22 september 2009
Colofon Opdrachtgever: Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer, Hans Akkerman Opdrachtnemer: 5F10, Heiko Miskotte Datum: 22 september 2009 Versie: versie 5 Voorblad: Gerard Dou, De Avondschool, 1623-1665. Voorbeeld van 'clair obscur' in de schilderkunst, Het spelen met contrasten, donker en licht.
INHOUD 1 Inleiding
5
2 Nut en noodzaak Lichtvisie
7
3 Inhoudelijke typering Lichtvisie - Eindproduct resultaat van interactief proces - Lichtvisie is richtinggevend, niet dwingend - Typering inhoudelijke onderdelen - Eindproduct
9 9 9 9 11
4 Werkwijze en planning - Draagvlak als basis - Intensieve samenwerking met DMB, DRO en stadsdelen - Andere mogelijke samenwerkingsverbanden - Werkgroep Lichtvisie - Planning
13 13 13 13 13 15
Bronnen
17
Voorbeeld van verlichting in Gent. Gent heeft de afgelopen veel geïnvesteerd in het op elkaar afstemmen van alle lichtbronnen.
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
1 INLEIDING De beleving van de openbare ruimte 's avonds en 's nachts is een optelsom van allerlei verlichtingstoepassingen van en richting die openbare ruimte. Naast de openbare verlichting kunnen we dan denken aan de aanlichting van gebouwen (stadsilluminatie), kantoor- of andere binnenverlichting, terreinverlichting, etalageverlichting, reclameverlichting, feestverlichting, sierverlichting (bijv. spots die bomen verlichten), kunsttoepassingen maar ook verlichting van tram- en bushaltes, allerlei soorten bewegwijzering en niet te vergeten Mupi's en billboards. Elke verantwoordelijke voor een verlichtingsvorm plaatst deze louter vanuit het specifieke doel ervan; niet vanuit een gedachte welk effect deze heeft voor het geheel van de openbare ruimte. Onderlinge afstemming van verlichtingsvormen is er dus meestal niet. Soms is zelfs sprake van ‘concurrentie’. De geschetste situatie heeft tot gevolg dat er vaak sprake is van overbodige verlichting. Het tegengaan van deze verspilling past binnen het streven van de gemeente – zoals verwoord in het Milieubeleidsplan 2007-2010 - dat de CO2emissie van Amsterdam in 2025 met 40% zal moeten zijn afgenomen (ten opzichte van 1990). Daarbij heeft de gemeente zichzelf een voortrekkersrol toebedeeld door te stellen dat de gemeentelijke organisatie (stadsdelen, diensten en gemeentebedrijven) in 2015 CO2-neutraal zal zijn.
De Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer heeft 5F10, Heiko Miskotte, gevraagd er zorg voor te dragen dat deze Lichtvisie voor Amsterdam, in samenwerking met alle betrokken partijen, opgesteld wordt. Eerste stap in dit proces is het opstellen van dit Plan van Aanpak Lichtvisie. Het Plan van Aanpak zal in de binnenkort voor eerst bijeen te komen werkgroep Lichtvisie besproken worden en, na eventuele aanpassingen, vastgesteld worden. De belangrijkste informatie voor het opstellen van dit Plan van Aanpak is verkregen door een aantal gesprekken te voeren met direct betrokkenen. Daarnaast is gebruik gemaakt van relevante (beleids)stukken zoals die zijn verstrekt door de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer en de Dienst Milieuen Bouwtoezicht. Onder 'Bronnen' is weergegeven met wie er gesproken is en van welke documenten gebruik is gemaakt.
Overbodige verlichting is hinderlijk voor mens, dier en leefmilieu. Er is steeds vaker sprake van lichthinder, steeds meer behoefte aan donker. Het niet afstemmen van de diverse verlichtingsvormen op elkaar leidt bovendien tot een matige esthetische kwaliteit van de verlichting in de openbare ruimte. Dit komt de beleving ervan niet ten goede terwijl een hoogwaardig, licht/avond/nachtbeeld voor Amsterdam juist van (economisch) belang is. Om verbetering in de geschetste situatie te brengen is door de gemeenteraad raadsvoordracht 218 aangenomen, d.d. 28 mei 2008. Deze raadsvoordracht is een antwoord op de notitie 'Lichtvervuiling, het tegengaan van overbodig licht', nr 540 van 2007, van de raadsleden Mevr. Burke en de heer Geurts. In deze raadsvoordracht is vastgelegd dat er een visie opgesteld moet worden waarin wordt beschreven de gewenste kwaliteit van de verlichting van de openbare ruimte en de rol die de verschillende, bestaande verlichtingstoepassingen hierin kunnen spelen.
5
Het Leidseplein in Amsterdam. Openbare en andere verlichting worden nog niet op elkaar afgestemd. Er lijkt vooral sprake van concurrentie in plaats van wederzijdse versterking.
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
2 NUT EN NOODZAAK LICHTVISIE De primaire overheidstaak op gebied van verlichting, de openbare verlichting, is door de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer, in samenwerking met vele andere betrokkenen, vastgelegd in het 'Beleidsplan openbare verlichting 20052015'. Voor de aanlichting van gebouwen en objecten (stadsilluminatie) kan, voor zover daar al niet sprake van is, een specifiek plan worden ontwikkeld. Overige verlichtingsbronnen zoals kantoor-, etalage, reclame-, sier- en feestverlichting zijn grotendeels de verantwoordelijkheid van particulieren. Op basis van de wet Milieubeheer, aanvullende verordeningen en toetsing door de Welstand kunnen deze particuliere initiatieven worden gereguleerd. Waarom is er dan behoefte aan een ´visie' op de 'verlichting van of richting de openbare ruimte' voor Amsterdam? Hiervoor zijn 4, met elkaar samenhangende, redenen: Ten eerste staat milieubewust denken, ontwikkelen en ondernemen hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Over de Amsterdamse verlichting van of richting de openbare ruimte als energie- en milieuvraagstuk wordt onderhand veel beter nagedacht. De wet- en regelgeving worden steeds meer aangescherpt en alle zeilen moeten worden bijgezet om aan de gestelde doelen te voldoen. Zo wil de gemeente Amsterdam het goede voorbeeld geven en heeft als klimaatdoelstelling gesteld dat in 2015 de gemeente “CO2 neutraal” is. De aanpak wat betreft de verlichting van of richting de openbare ruimte kan hierbij enorm tot de verbeelding spreken. Iedereen is het er namelijk over eens dat er door een gebrek aan afstemming en overzicht veel meer licht is dan noodzakelijk en wenselijk. Om deze klimaat- en energiedoelstellingen te halen is het van belang deze af te stemmen en verbinden met andere doelstellingen ten aanzien van de verlichting op het gebied van bijv. economie, veiligheid en esthetiek: er is behoefte aan een meer integrale benadering. Het opstellen van een beknopte Lichtvisie waarin o.a. vertrekpunt en integrale (langere termijn) doelstellingen worden vastgelegd is hierin een belangrijke stap. Ten tweede zijn er op het gebied van verlichting veel ontwikkelingen, zowel van overheidswege als bij particulieren, maar ontbreekt het nog aan samenhang tussen al deze initiatieven. Dat is spijtig want hierdoor dreigt het gevaar dat goedbedoelde initiatieven elkaar ontkrachten in plaats van versterken. Zo is een illuminatieplan voor belangrijke gebouwen en objecten alleen zinvol als duidelijk is in welke bredere context deze zich bevinden. Met veel kosten een mooi gebouw uitlichten terwijl in praktijk blijkt dat een aanpalend gebouw gedurende de hele avond en nacht felle verlichting laat branden, is weinig zinvol. De
etalageverlichting in winkelstraten 's nachts uitdoen is een mooi streven maar heeft niet het gewenste effect als vervolgens blijkt dat alleen de openbare verlichting als te donker, somber en/of onveilig wordt ervaren. Het lichtbeeld van een plek, plein of straat is de optelsom van alle genoemde lichtbronnen samen (inclusief het natuurlijk licht!). In de visie kunnen in gezamelijk overleg de samenhang en hierarchie tussen die verschillende lichtbronnen worden gedefinieerd. Dit betekent niet het ontwikkelen van allerlei nieuw beleidsinstrumentarium, wél het op elkaar afstemmen van al bestaand beleid. Ten derde wordt een sfeervolle verlichting van of richting de openbare ruimte als economisch en toeristisch belang onderschat. Een groot gedeelte van het jaar word de stad kunstmatig verlicht. De beleving van pleinen, straten, gebouwen wordt juist in hoge mate bepaald door die verlichting. Zeker de binnenstad als Beschermd Stadsgezicht en potentieel werelderfgoed heeft daarom economisch baat bij een optimale verlichting maar dat geldt uiteindelijk net zo goed voor de rest van de stad. In de Lichtvisie kan worden afgesproken wat 'sfeervol' dan is. Is bijv. het lcd scherm op het Rembrandtplein te groot in verhouding tot de bebouwing en pleinruimte of is het juist 'grootstedelijk' en 'metropolitaan'? Hier gezamenlijk ideeën voor ontwikkelen zal uiteindelijk leiden tot een samenhangende verlichting van of richting de openbare ruimte. Steden als Gent en Lyon zijn interessante voorbeelden waar door een integrale aanpak van de verlichting de avond -en nachtbeleving drastisch en ten goede zijn veranderd. Ten vierde kan een toegankelijke, heldere, breed gedragen visie een belangrijke bijdrage leveren aan het onder de aandacht brengen van het verlichtingsvraagstuk in meest algemene zin bij een groot publiek. Bij de meeste bestuurders, managers, ontwerpers, civiel technici, beheerders, politie maar ook bij particulieren, ondernemers en burgers is namelijk maar weinig weet van de invloed van verlichting en de (on)mogelijkheden ervan. Hierdoor wordt bij het ontwikkelen van plannen te weinig rekening gehouden met de verlichting, is er geen sprake van ontwikkeling vanuit een breder, samenhangend perspectief voor het lichtbeeld van de stad, met alle gevolgen van dien. Een visie zal bijdragen aan een cruciale bewustwording van het belang van goed doordachte verlichting van en richting de openbare ruimte en kan daarbij jaren dienen als gezamelijk vastgesteld vertrekpunt bij toekomstige planvorming en beleidsontwikkeling.
7
In de Lichtvisie kan worden gestart met het opstellen van globale lichttypologieën per ruimtelijk element. De hier getoonde Utrechtsestraat (overdag en 's nachts) is een voorbeeld van het ruimtelijk element 'winkelstraat, tram en auto, 50 km/ u' waarvoor een lichttypologie ontwikkeld kan worden.
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
3 INHOUDELIJKE TYPERING LICHTVISIE Eindproduct Het ligt het meest voor de hand dat de visie een toegankelijke folder/ rapportage wordt met veel beeldmateriaal, voor een brede doelgroep, die in grote oplage verspreid kan worden. Waarschijnlijk A4 of A5 formaat, in kleur, drukwerk, oplage bijv. 1000 stuks. Vormgeving kan in de huisstijl van Amsterdam, layout / drukken kan via bijv. de Stadsdukkerij. Lichtvisie is richtingevend, niet dwingend Het is duidelijk dat een 'visie' per definitie een aantal wezenlijke inhoudelijke standpunten, inzichten en aanbevelingen moet bevatten. Maar dit zonder belangen te passeren of betrokkenen tegen zich in het harnas te jagen. Daarom moet allereerst meer duidelijkheid komen over alle lopende acties, hoe die met elkaar samenhangen en wat de wensen en eisen van betrokken partijen zijn. Het is een interactief proces waarbij samenwerking met alle betrokken partijen cruciaal is. De verwoorde inhoudelijke standpunten en aanbevelingen zijn concreet en kaderstellend van aard. Het is vervolgens de verantwoordlijkheid van elke organisatie zelf deze in de plannen, werkwijze en organisatie door te voeren. Een gezamenlijk opgestelde en voor ieder geldende vertaling van de visie in stadsbrede regelgeving en verordeningen is dus niet aan de orde. De visie is niet dwingend maar richtinggevend. Als gaandeweg blijkt dat bij veel betrokkenen juist wél behoefte aan een vertaling in regelgeving is, zal in gezamenlijk overleg worden bekeken hoe deze vervolgfase kan worden vormgegeven. N.B.: Al bestaande wetgeving kan (en moet) natuulijk worden toegepast. Zo geldt bij met name grotere bedrijven dat de Wet Milieubeheer van toepassing is. In deze wet wordt aangegeven dat bedrijven doelmatig om moeten gaan met energie. Het laten branden van verlichting in de nacht kan worden aangemerkt als ondoelmatig. Om hierin verbetering te brengen wordt vooralsnog ingezet op een voorlichtingstraject.
Typering inhoudelijke onderdelen De exacte inhoud van de Lichtvisie is nog niet te bepalen maar het is wel mogelijk om een beeld te schetsen van een aantal onderwerpen/facetten dat zeker aan bod zal komen: •
•
•
•
•
Inventarisatie en analyse waaruit een heldere probleem- en doelstelling voortvloeien. Zo kan duidelijk worden gemaakt dat er heel veel plekken in de stad zijn waar er geen enkel 'probleem' is met de verlichting van en richting de openbare ruimte. Een gemiddelde woonstraat zal over het algemeen keurig en correct worden verlicht met openbare verlichting en hier hoeft niet niets te gebeuren. Zo wordt het op te lossen vraagstuk duidelijk afgebakend en wordt niet de suggestie gewekt dat 'alles weer opnieuw gedaan moet worden'; Bij het brengen van de visie op een positieve wijze kan heel goed gebruik gemaakt worden van de vele ontwikkelingen en successen op verlichtingsgebied die al gaande zijn maar die alleen bij een kleine groep bekend zijn. De visie kan extra aandacht genereren voor deze ontwikkelingen en de concrete voorbeelden kunnen ter inspiratie dienen voor nieuwe projecten; Naast voorbeelden uit de Amsterdamse praktijk kan in de visie ook aandacht worden besteed aan verlichtingsvisies in buitenlandse steden zoals Gent en Lyon. Er kan van deze steden, zowel als het gaat over de inhoud als het proces, veel geleerd worden; In de visie moet de uitdaging worden aangegaan om een aantal algemene, wezenlijke inhoudelijke uitgangspunten te benoemen. In algemene zin: als het om verlichting van en richting de openbare ruimte gaat zijn we niet Las Vegas, dat is duidelijk, maar ook niet Gent. Iets ertussenin maar wat dan? Vormt Barcelona en z'n Ramblas een goed voorbeeld of moeten we meer kijken naar een stad als Lyon? Vanuit een meer conceptuele gedachte over het lichtbeeld van de totale stad kunnen concretere ideeën per type locatie ontwikkeld worden. Denk bijvoorbeeld aan een druk stedelijk plein als het Leidseplein. Wat willen we als lichtbeeld eigenlijk op dit type lokatie? Het Leidseplein is een bijzondere plek, binnen de ring, oude stad, monumentale bebouwing...wat voor soort lichtbeeld past hierbij?
9
Er moet ruimte zijn voor maatwerk, bijv. de behoefte aan specifieke (feest)verlichting. De erg extravagante boom op het Leidseplein (links) heeft ook al een plekje gevonden in Almere (rechts).
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
•
•
•
Is het huidige lichtbeeld te druk, onrustig en ordinair, of hoort het bij het Leidseplein als dynamisch, grootstedelijk uitgaansgebied? Is het betutteling en dorpsmentaliteit om dit soort dingen te willen regelen of hoort het juist bij een moderne, zichzelf respecterende stad? En kunnen we komen tot algemene lichttypologieën voor bijv. dit soort plekken of is het altijd een kwestie van puur maatwerk?; De stad kan zo worden ingedeeld naar verlichtingstypologieën per element/gebied/plek/eenheid. Het Leidseplein valt dan bijv. onder de typologie 'pleinen met stedelijke functie' maar daarnaast is er een reeks andere typologieën denkbaar: typologieën als 'woonstraat binnenstad', 'woonstraat 19de eeuwse gordel en gordel '20-'40', '50 km/u straat niet zijnde winkelstraat', 50km/u straat zijnde winkelstraat', 'buurtpleinen', 'kantoorlocaties', 'bedrijventerreinen' etc. In de Lichtvisie kan een eerste aanzet gegeven worden tot algemene uitgangspunten waaraan die lichttypologieën voldoen. Vanzelfsprekend moeten alle belangen -duurzaamheid, veiligheid, betaalbaarheid, beheerbaarheid, sfeer- hierin terugkomen. Een verdere nauwkeurige (technische, financiële, etc) vertaling vindt plaats binnen de eigen organisatie of project; Onvermijdelijk zal er, bij het denken in verlichtingstypologieën, voortdurend blijken dat er ook behoefte is aan maatwerk, vooral voor 'bijzondere' plekken / gebouwen / objecten. Voor deze plekken kan in de Lichtvisie een voorstel worden gedaan voor de wijze waarop met dit maatwerk omgegaan kan worden, zowel inhoudelijk als qua proces; Zoals gesteld is de visie richtinggevend, niet dwingend. Om enige sturing te geven aan het vervolg kunnen wel aanbevelingen worden gedaan, bijv. om inhoudelijke aspecten nader uit te werken of te onderzoeken. Ook aanbevelingen ten aanzien van de implementatie en het bijbehorende proces behoren tot de mogelijkheden. Naar gelang het draagvlak voor de visie en de wijze waarop men ermee om wil gaan kunnen de aanbevelingen dan gaan dienen als houvast voor de verdere uitwerking en invoering.
11
De Provinciale Milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu organiseren elk jaar de Nacht van de Nacht om aandacht te vragen voor de schoonheid van de donkere nacht. Zij willen hiermee bereiken dat gemeentes en bedrijven permanent beleid gaan voeren waarbij duisternis voorop staat. Niet alleen levert dat een energiebesparing op, het is ook beter voor dier en mens. De afbeelding is het symbool van dit project.
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
4 WERKWIJZE EN PLANNING Draagvlak als basis Draagvlak krijgen voor wat voor visie dan ook, wordt verkregen door te luisteren, samen te werken en er voor te zorgen dat ideeën van betrokkenen echt zijn terug te vinden in het eindresultaat. Dit geldt zeker ook voor het ontwikkelen en opstellen van de Lichtvisie. De Lichtvisie spreekt zich uit over meerdere facetten van de verlichting van en richting de openbare ruimte. Dit betekent dat er ook verschillende betrokkenen met uiteenlopende belangen gecommiteerd moeten worden aan de Lichtvisie: bestuurders, ambtenaren van stadsdelen, ambtenaren van centrale stedelijke diensten, marktpartijen zoals winkeliers en bedrijven, en burgers. Betrokkenen vanuit de milieudoelstelling -duurzaamheid, energiebesparing, lichtvervuilingmoeten de visie steunen. Daarnaast zijn er velen die naar de verlichting van en naar de openbare ruimte kijken vanuit een economisch belang: een sfeervol avond- en nachtbeeld dat Amsterdam aantrekkelijker zal maken, meer toeristen trekken etc. Dit laatste is een algemener belang waarbij iedereen is gediend. Het zal in veel opzichten het 'automatisch' resultaat zijn van de inspanningen die worden geleverd in het kader van het verwezelijken van de milieu- en duurzaamheidsdoelstellingen. Intensieve samenwerking met DMB, DRO en stadsdelen De samenwerking met DMB wordt verder geintensiveerd. DMB is al bezig de milieudoelstellingen ten aanzien van de verlichting onder een steeds grotere groep onder de aandacht te brengen. Daarbij hoort vanzelfsprekend ook een ambtelijk en bestuurlijk te volgen traject. Door intensiever samen te werken en te denken vanuit één gezamenlijk product kan aan het bestuur eenduidig worden gerapporteerd. Ook een intensieve samenwerking met DRO ligt voor de hand. DRO heeft al intensief samengewerkt met IVV bij het opstellen van het Beleidsplan Openbare Verlichting. Het verder denken over het (esthetisch) lichtbeeld van de stad, het aantrekkelijk maken van de ruimte voor toeristen en burgers, is ook absoluut een onderwerp waarbij de expertise van DRO noodzakelijk is. Over deze mogelijke samenwerking zal binnenkort met DRO contact worden opgenomen. Een ander erg belangrijk samenwerkingverband dat specifieke aandacht vraagt is het samenwerkingsverband tussen centrale stad en stadsdelen. Voor heel veel verlichting van en richting de openbare ruimte zijn stadsdelen als beheerder
(mede)verantwoordelijk. Zij verzorgen de handhaving, verstrekken vergunningen, hebben de meest directe contacten met bedrijven en burgers etc. De visie moet dan ook een product zijn dat ontwikkeld wordt door centrale stad en stadsdelen samen. Andere mogelijke samenwerkingsverbanden Het lijkt erop of er (op termijn) mogelijkheden zijn om voor het verlichtingsvraagstuk allerlei samenwerkingsverbanden aan te gaan of te intensiveren. Zoals aangegeven worden de acties van IVV en DMB al steeds beter op elkaar afgestemd. Daarnaast zijn er al samenwerkingsverbanden met 'DMB's' uit de regio, zijn er relaties te leggen met het klimaatbureau, de taskforce 'Verlichting', Amsterdam Topstad, etc etc. Meer gebruik maken van deze samenwerkingsverbanden maakt het makkelijker de Lichtvisie op de (politieke, ambtelijke, maatschappelijke) agenda te zetten. Zo worden twee vliegen in één klap gevangen: er ontstaat meer draagvlak en het onderwerp krijgt meer aandacht en publiciteit. Werkgroep Lichtvisie Het mag duidelijk zijn dat het organiseren van breed draagvlak voor de Lichtvisie vanaf de start prioriteit heeft. Daarom wordt er direct een (begeleidende) werkgroep Lichtvisie in het leven geroepen. Hierin zitten de volgende deelnemers: DIVV, 5F10, DMB, DRO, twee stadsdelen (nader te bepalen) en een vertegenwoordiger vanuit een brancheorganisatie (nader te bepalen). Op korte termijn zal op het Sectorhoofdenoverleg Stadsdeelwerken de Lichtvisie geagendeerd worden. Er zal daar verder overlegd worden hoe de stadsdelen betrokken willen zijn en er zullen (afhankelijk van de uitkomt van het overleg) 2 vertegenwoordigers vanuit de stadsdelen worden aangewezen om deel te nemen aan de werkgroep. DMB heeft al een regulier overleg met brancheorganisaties over milieuaspecten van de verlichting. Er zal iemand uit dit overleg als toehoorder gaan deelnemen aan de werkgroep. Het werkgroepje heeft vooral een begeleidende rol en zal concepten lezen, becommentariëren en ideeën aandragen. Frequentie zal circa eens per 4 weken zijn. Het is natuurlijk goed mogelijk dat gedurende het proces de samenstelling van de werkgroep nog wijzigt. Hiertoe zal dan in onderling overleg worden besloten. 13
Voorbeeld van overdadige verlichting op een parkeerterrein bij de McDonalds. Natuurlijk is een goede verlichting voor de sociale veiligheid van belang maar er zijn ook minder extreme, subtielere oplossingen mogelijk die ook recht doen aan doelstellingen op het gebied van duurzaamheid, milieu en beeldkwaliteit.
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
Planning Het bestuur is in de raadsvoordracht toegezegd dat er in juni 2009 een beknopte verlichtingvisie zal worden aangeboden. Dit is gezien het tijdsbestek niet haalbaar. Er wordt nu naar gestreefd om in het najaar de Lichtvisie gereed te hebben. Om het bestuur wel op de hoogte te houden van de vorderingen wordt nu door DIVV een voorgangsrapportage verlichting opgesteld waarin alle ontwikkelingen uiteengezet worden, waaronder die op het gebied van de Lichtvisie. Het opstellen van een nauwkeurige planning tot en met najaar 2009 is in het kader van dit Plan van Aanpak nog niet mogelijk. Hiervoor moet in overleg duidelijker worden waar en naar wie we toe willen en wat voor alle betrokkenen haalbare en verstandige termijn is. De staf Infra, staf Openbare Ruimte, Milieu maar ook de staf van Poelgeest, eventueel de Ontwikkelstaf zijn allemaal in potentie interessant. Ook kan gedacht worden aan een korte gang langs het Portefeuillehoudersoverleg Leefomgeving, of juist het Portefeuillehoudersoverleg Infra. Al die bestuurlijke overleggen worden voorafgegaan door ambtelijke vooroverleggen (bijv. ROER, eventueel Platform Sterke Projecten voor de Ontwikkelstaf, Sectorhoofdenoverleg Stadsdeelwerken voor PHO Leefomgeving etc). De aanlevertijden van stukken voor al deze overlegcircuits zijn fors en de planning zo in elkaar zetten dat alles volgtijdelijk logisch in elkaar zit is een specifieke puzzel. Voorgesteld wordt daarom dat z.s.m. Heiko Miskotte, 5F10, samen DMB, een nauwkeurige (bestuurlijke) planning maakt waarin meerdere mogelijkheden worden geschetst. Deze kan dan besproken worden in de eerste bijeenkomst van de werkgroep Lichtvisie.
15
Plan van Aanpak Lichtvisie Amsterdam, versie 5, 22 september 2009
BRONNEN Literatuur • • • • • • • • • • • • • • •
'Beleidsplan Openbare Verlichting 2005-2015', DIVV, juli 2007; Raadvoordracht 218, d.d. 28 mei 2008; 'Beleidsplan Stadsilluminatie, Amsterdam uitgelicht en toegelicht', datum Raad 23-02-1994; 'Ander Licht', Nieuwe accenten op beleid stadsilluminatie', DIVV; Projectplan 'Onnodige verlichting in de nacht', DMB afdeling milieuadvies, november 2008; 'Beleidsregels Gevelreclame', stadsdeel Centrum, november 2008; ECN rapport 'Besparing komt aan het licht'; Verzoek aan de Zuidas om verlichting uit te schakelen, DMB; Notitie Rabo verlichtingsbeleid, DMB; 'Groen licht voor energiebesparing', Taskforce Verlichting, 26 mei 2008; Schouwrapport 2009, o.a. Nw Zijds Voorburgwal, 06-01-2009; 'Schitterend Donker', Roodbont BV en Alterra, oktober 2005; 'Gent Verlicht', stad Gent, datum niet bekend; 'Urban Light', themauitgave van tijdschrift Stedelijk Interieur, oktober 2008; Diverse kranteartikelen.
Gesprekken • • • • • •
Hans Akkerman, DIVV; Harry de Vries, DRO; Simon Sprietsma, DRO; Patrick Teunissen, DMB; Nina van Kranendonk, DMB; Rijn Dekker, stadsdeel Centrum.
17