project
huisinstallatie
P R O J E C T M AT I G
Rudi Vrancken
DEEL
1
Plantyn
Inhoud Deelproject 1
Veiligheid in onze werkomgeving
Deelproject 2
Materialen
29
Deelproject 3
Gereedschappen
71
Deelproject 4
Het bewerken van leidingen
97
Deelproject 5
Verbindingen
119
Deelproject 6
Het maken van elektrische verbindingen
135
Deelproject 7
Voorbereidingen treffen om de werkzaamheden aan een huisinstallatie uit te voeren
147
Deelproject 8
Basislichtschakelingen - vlak paneel
161
Deelproject 9
Basislichtschakelingen uitbreiding - vlak paneel
205
Deelproject 10
Basislichtschakelingen uitbreiding - vlak paneel (repliceersysteem)
217
Deelproject 11
Inbouwinstallaties - 3D-oefeningen
225
Deelproject 12
Signalisatie
243
Deelproject 13
Inbouwinstallaties - U-wand
251
Deelproject 14
Opbouwinstallaties - vlak paneel
285
Deelproject 15
Opbouwinstallaties - U-wand
293
Deelproject 16
Signalisatie 2 & U-wandoefeningen
311
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | INHOUD
7
3
4
Naam Klas 3
.................................................................................................... ..................
Voornaam
Schooljaar 20......... – 20.........
....................................
Volgnummer
.........
Overzicht van de oefeningen PAG 7 17 23 25 26 28 29 32 33 34 35 36 37 38 39 40 42 44 46 47 48 49 51 52 53 54 55 69 85 92 95 99 103 104 105 109 113 117 121 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133
BENAMING VAN DE OEFENING Deelproject 1 (Veiligheid) Deelproject 2 (Gereedschappen) Deelproject 3 (Bewerken van leidingen) 3.1 Massieve draden Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 3.2 Soepele draden Oef 5 Oef 6 Oef 7 Oef 8 3.3 Kabels Oef 1 / Oef 2 / Oef 3 / Oef 4 / 3.4 Soepele snoeren Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Overzicht kabels en snoeren 3.5 Bewerken van stijve buis Buizenbord 1 (zijnde het vlak paneel) Deelproject 4 (Verbindingen) Oef 1 Oef 2 Oef 3 Deelproject 5 (Bouwplan en bouwfazen) Deelproject 6 (Basislichtschakelingen) Vlak paneel: Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Oef 5 Oef 6 Oef 7 Oef 8 Oef 9 Oef 10 Deelproject 7 (Basislichtschakelingen) Vlak paneel – Uitbreiding Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Oef 5 Oef 6 Oef 7 Oef 8 Oef 9 Oef 10 Oef 11
PUNTEN / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
DATUM / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
CONTROLE
5
135 139 140 141 142 143 144 145 146 147 149 150 151 153 155 157 158 159 161 163 165 167 169 171 173 175 177 179 181 183 185 187 189 195 196 197 198 199 200 201 203 203 204 204 205 207 209 210 211 212 213 215 217 219
Deelproject 8 (Inbouwinstallaties) 3 D-opstelling Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Oef 5 Oef 6 Oef 7 Oef 8 Oef 9 Oef 10 Oef 11 Oef 12 Oef 13 Deelproject 9 (Inbouwinstallaties) U-wand Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Oef 5 Oef 6 Oef 7 Oef 8 Oef 9 Oef 10 Oef 11 Oef 12 Oef 13 Oef 14 Oef 15 Oef 16 Oef 17 Deelproject 10 (Opbouwinstallaties) Spatwaterdicht Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Oef 5 Oef 6 Oef 7 Standaard Oef 8 Oef 9 Oef 10 Oef 11 Oef 12 Deelproject 11 (Signalisatie) 3 D-opstelling Oef 1 Oef 2 Oef 3 Oef 4 Oef 5 U-wand Oef 6 Oef 7 Oef 8
/ / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
/ / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
→ Puntengeving deelproject: op invulwerk, tekenwerk, zorg en het tijdig afgeven. (totaal bv. op 20 p) → Punten op oefeningen: worden in totaal gegeven op dit blad, bestemd voor de leerling. De leerkracht kan een puntenverdeling aanbrengen (werking/inzet/veiligheid/orde) in zijn/haar puntenboek. 6
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | OVERZICHT VAN DE OEFENINGEN
DEELPROJECT 1 naam:
........................................................
voornaam:
.......................................................
klas:
........................................................
datum:
.......................................................
VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING Inhoud 1.1 Aandacht besteden aan een veilige en zuivere werkplek 1.2 De gevaren bij het gebruik van elektrische energie 1.3 Veiligheidssignalering 1.4 Veiligheidssignalering in de werkruimte 1.5 Veiligheidstoestellen in de werkruimte 1.6 Reglementering 1.7 Normen 1.8 Kwaliteitsmerk of keurmerk 1.9 Goed vakmanschap 1.10 EHBO bij elektrocutie 1.11 EHBO-kit 1.12 Taak veiligheid 1.13 Beroepsprofielen van elektrotechnische installateurs 1.14 Vervolg of studiemogelijkheden 1.15 Taal installatiebedrijven 1.16 Taak materialen- en productenstroom in de school 1.17 Ladders en stellingen 1.18 Tillen, hijsen en dragen 1.19 Werkplaatsreglement
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
7
DEELPROJECT 1:
Veiligheid in onze werkomgeving
1.1 Aandacht besteden aan een veilige en zuivere werkplek Veiligheid is een ruim begrip. Wat voor de één veilig is, kan voor een ander een groot gevaar betekenen. Niet alleen de situatie of het soort werk bepalen de veiligheid, ook je eigen gedrag speelt een belangrijke rol. Iedereen moet zich echter houden aan een minimum aantal algemene veiligheidsregels.
1.1.1 Veiligheidsregels Welke regels moet je zeker naleven om veilig te kunnen werken in je werkruimte? • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
1.1.2 Orde, netheid, hygiëne en milieuzorg Dikwijls worden ongevallen veroorzaakt door rondslingerende materialen en gereedschappen. Deze ongevallen kun je voorkomen voor anderen en jezelf door netjes te werken. Enkele tips! • • • • •
Ruim alles wat je laat vallen onmiddellijk op. Ruim het materiaal en gereedschap dat je niet meer nodig hebt op. Ruim het afval zo snel mogelijk op. Zorg ervoor dat je je werkplek geregeld borstelt. Zorg ervoor dat niemand kan struikelen over verlengsnoeren, kabels, draden en buizen.
Voor de meeste leerlingen is het heel gewoon te zorgen voor een goede lichaamshygiëne. Met de arbeidshygiëne wil het nog wel eens fout gaan. Dikwijls kom je in aanraking met stoffen die niet echt giftig zijn, maar die toch schadelijk kunnen zijn voor je lichaam.
8
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
Som de volgens jou 5 belangrijkste arbeidshygiëneregels op en leef ze ook na in de praktijk. • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
Voor het sorteren van afval bestaat een algemeen sorteerbeleid. Denk hierbij aan het containerpark bij jou thuis in de buurt. Welke stoffen worden gesorteerd in de werkruimte? Voor elk soort gesorteerd afval benoem je een afvalbak. Geef de in je klas gebruikte kleuren weer.
....................
....................
....................
....................
....................
1.2 De gevaren bij het gebruik van elektrische energie Hoe of wanneer kan elektrische energie gevaarlijk zijn voor mens en dier? • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
Hoe kan je dit gevaar verhelpen of voorkomen? • ........................................................................................................................................
Hoe of wanneer kan elektrische energie gevaarlijk zijn voor de elektrische installatie zelf? • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
Hoe kan je dit verhelpen of voorkomen? • ........................................................................................................................................
Hoe of wanneer kan elektrische energie een gevaar zijn voor de directe omgeving? • ........................................................................................................................................
Hoe kan je dit verhelpen of voorkomen? • ........................................................................................................................................
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
9
1.3 Veiligheidssignalering Voor de veiligheidssignalering maakt men een onderscheid tussen: -
reddingstekens in groene kleur; gebodstekens in blauwe kleur; verbodstekens in rode kleur; waarschuwingstekens in zwarte en gele kleur.
1.3.1 Reddingstekens Zoek de betekenis op van onderstaande reddingstekens. a)
b)
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
c)
d)
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
e)
10
f)
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
1.3.2 Gebodstekens (van persoonlijke beschermingsmiddelen) Zoek de betekenis op, alsook het antwoord op de bijkomende vragen. Wat?
..............................................................................................
Functie?
.............................................................................................. ..............................................................................................
Hoe dragen? .............................................................................................. Onderhoud
..............................................................................................
Wat?
.............................................................................................. .............................................................................................. ..............................................................................................
Hoe dragen? .............................................................................................. Onderhoud
..............................................................................................
Wat?
.............................................................................................. .............................................................................................. ..............................................................................................
Hoe dragen? .............................................................................................. Onderhoud
..............................................................................................
Wat?
.............................................................................................. .............................................................................................. ..............................................................................................
Hoe dragen? .............................................................................................. Onderhoud
..............................................................................................
Wat?
.............................................................................................. .............................................................................................. ..............................................................................................
Hoe dragen? .............................................................................................. Onderhoud
..............................................................................................
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
11
1.3.3 Verbodstekens Vervolledig de verbodstekens door de juiste figuren in het zwart in de cirkel te tekenen. a)
Verboden te roken!
b)
Vuur, open vlam en roken verboden!
c)
Verboden voor voetgangers!
d)
Verboden met water te blussen!
e)
Geen drinkwater!
12
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
1.3.4 Waarschuwingstekens Zet de betekenis onder elk waarschuwingsbord.
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
............................................................
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
13
1.4 Veiligheidssignalering in de werkruimte Nu je de pictogrammen hebt leren kennen, kijk eens na welke pictogrammen je terugvindt in jouw werkruimte. Is er wel voldoende signalisatie?
1.5 Veiligheidstoestellen in de werkruimte Welke toestellen staan in jouw werkruimte om de veiligheid te bevorderen? • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
Welke toestellen ontbreken in jouw werkruimte en zijn volgens jou wel nodig? • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
1.6 Reglementering Bij het plaatsen van een elektrische installatie moet je je houden aan de reglementering:
Reglementering
ARAB
Technisch Reglement
AREI
Voorschriften netbeheerder
Zoek de betekenis en de functie op van: ARAB: • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
Technisch Reglement: • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
AREI: • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
14
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
Voorschriften netbeheerder: • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
1.7 Normen Toestellen en materialen zijn ook onderworpen aan normen. Zoek op wat de volgende afkortingen betekenen. IEC
.................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
CEE
.................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
NBN
.................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
BIN
.................................................................................................................................. ..................................................................................................................................
1.8 Kwaliteitsmerk of keurmerk Om de veiligheid en de degelijkheid van elektrisch materiaal en elektrotoestellen te waarborgen, bestaan er kwaliteits- en/of keurmerken. Het Belgische keurmerk heet CEBEC. Zoek de betekenis op van de afkorting CEBEC: • ........................................................................................................................................
Schets het logo:
Europese keurmerken: zoek de afkorting en het land van oorsprong op.
EMA EUR
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
+
S
SE
.................................................
.................................................
.................................................
.................................................
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
15
1.9 Goed vakmanschap Onthoud volgende regels van goed vakmanschap en pas ze toe. • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................ • ........................................................................................................................................
1.10 EHBO bij elektrocutie Als je alle veiligheidsmaatregelen naleeft, verklein je de kans op ongevallen enorm. Mocht er toch een ongeval gebeuren met elektrocutie als gevolg, pas dan zeker volgende stappen toe. Indien het slachtoffer in contact is met de spanning: - de spanning onderbreken vooraleer het slachtoffer aan te raken (een eventuele val voorkomen); - indien dit niet mogelijk is, de geleiders of het slachtoffer verwijderen, ervoor zorgend goed geïsoleerd te zijn. Indien het slachtoffer bewusteloos is maar ademt: - leg het slachtoffer in de veiligheidshouding, ervoor zorgend dat de luchtwegen vrij zijn. Indien het slachtoffer niet meer ademt: - onmiddellijk de kunstmatige beademing toepassen gedurende de nodige tijd. Indien de hartslag van het slachtoffer niet meer voelbaar is: - onmiddellijk de hartmassage en de kunstmatige beademing toepassen (uitsluitend uit te voeren door een bevoegd helper). De reanimatie mag niet stopgezet worden voor de komst van de geneesheer.
1.11 EHBO–kit Welke verzorgingsmiddelen bevinden zich in de EHBO-kit? (vul aan indien nodig) schaar
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
wikkelverband
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
gaasverband
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
ontsmettingsmiddel (iso-Betadine)
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
zalf voor snijwonden (Neo-Cutigenol) -
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
zalf voor brandwonden
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
wondpleisters
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
Wie moet je op school verwittigen als je een klein ongeval hebt? Wie moet je verwittigen als de leerkracht een ongeluk heeft? Wie moet je verwittigen bij een acuut geval van levensgevaar? 16
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
1.12 TAAK Veiligheid naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
Zoek op in je naslagwerk: ‘Veiligheid in je werkomgeving’. 1 Wat gebeurt er met je lichaam als je geëlektrocuteerd wordt? Enkele milliampères:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
Vanaf 7 mA:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
Vanaf 15 mA:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
Van 15 mA tot 30 mA:
. . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
Van 30 mA tot 5 A:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
Meer dan 5 A:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
2 Hoe kan je vermijden dat je geëlektrocuteerd wordt? -
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
3 Welke PBM’s moet je dragen volgens de onderstaande afbeelding? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
17
4 Welke soorten pictogrammen bestaan er in de veiligheidssignalisatie? -
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
-
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
-
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
-
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
5 Teken de pictogrammen over die je in de werkplaats/op school kan vinden. Gebruik de overeenkomstige kleuren en schrijf de betekenis onder het pictogram. VERBODEN
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
DE VOLGENDE PBM’S MOET JE DRAGEN:
…………...…………….
OPGELET!
…………...…………….
DIT KAN JE REDDING BETEKENEN:
…………...…………….
18
…………...…………….
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
1.13 Beroepsprofielen van elektrotechnische installateurs In de elektrotechnische wereld van de installateurs kan je drie categorieën van gebouwen onderscheiden: - residentiële gebouwen: gebouwen die een residentieel karakter hebben en die bestemd zijn voor particulier gebruik (bv. huizen, appartementen); - openbare gebouwen: gebouwen die bestemd zijn voor een ruim publiek en waarvan de grootte die van een particuliere woning dikwijls (maar niet altijd) overschrijdt (bv. ziekenhuizen, ministeries, grote winkels); - industriële gebouwen: gebouwen met een industriële inslag, zoals fabrieken, en andere industriële gebouwen waar gewerkt wordt met machines en drijfkracht. Op basis hiervan kan je twee verschillende types van elektrotechnisch installateur onderscheiden, nl. de residentieel en de industrieel elektrotechnisch installateur: - Een residentieel elektrotechnisch installateur houdt zich bezig met het installeren van elektriciteit in nieuwbouw- of bestaande gezinswoningen. - De industrieel elektrotechnisch installateur houdt zich bezig met elektrische installaties in de industrie waar drijfkracht voor motoren, machines en dergelijke aan te pas komt. In openbare gebouwen kunnen beide type installateurs elektrische installaties installeren. Voor een beter inzicht in het werkterrein van de elektrotechnisch installateur kunnen we ons baseren op het Koninklijk Besluit van 6 december 1968. Volgens dat KB is de elektrotechnisch installateur iemand die een van de volgende werkzaamheden verricht: 1 het aanleggen, wijzigen of herstellen van sterkstroominstallaties (tussen 50 en 500 V) waarvan het totale vermogen meer dan 100 W bedraagt; 2 het bedrijfsklaar monteren of wikkelen, het wijzigen of herstellen van elektrotechnische verbruikstoestellen, zowel statische als roterende; 3 het aanleggen, wijzigen of herstellen van installaties voor binnenhuistelefonie en –signalisatie; 4 het aanleggen of herstellen van buizen voor elektriciteitsleidingen; 5 het aanleggen of herstellen van allerlei verwarmingsinstallaties voor gebouwen waarvan de enige energiebron de elektriciteit is, geleverd door de netten van de elektriciteitsvoorziening. De residentieel elektrotechnisch installateur heeft de volgende taken: Voorbereidende taken: - plannen van werkzaamheden; - beheren van onderdelen en gereedschap; - werken uitvoeren ter voorbereiding van de installatiewerken. Uitvoerende taken: - ruwbouwwerk voorafgaand aan het installatiewerk; - plaatsen van inbouwdozen en centraaldozen; - leggen van buizen en/of kabels voor de verschillende stroomkringen; - draad of kabel trekken (indien nodig, wegens voorbedrade leidingen); - plaatsen en aansluiten van schakelaars en wandcontactdozen; - plaatsen en aansluiten van parlofonie, videofonie, belinstallatie en telefonie; - plaatsen en aansluiten van de verdeelkast; - plaatsen en aansluiten van elektrische verwarming; - plaatsen en aansluiten van verlichting; - systematisch oplossen van storingen. Ondersteunende taken: - de bouwplaats in de oorspronkelijke staat herstellen; - kwaliteitszorg; - toezicht op veiligheid en hygiëne.
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
19
1.14 Studierichting ELEKTRISCHE INSTALLATIES OPGELET. Dit is slechts een beperkt overzicht. Niet alle studierichtingen staan hier vermeld. Voor persoonlijk advies breng je best een bezoek aan het CLB.
2de graad BSO ELEKTRISCHE INSTALLATIES
Aansluitend 3de graad BSO ELEKTRISCHE INSTALLATIES
Aansluitend
Infosites Secundair Onderwijs: - http://vclb.bmgroup.be - http://www.studiekiezer.be - http://www.destapgent.be/stapper/
Verwant 3de graad BSO - Auto - Centrale verwarming en sanitaire installaties - Koelinstallaties
Verwant
7e specialisatiejaren
7e specialisatiejaren
BSO industrieel onderhoud,
- BSO composietverwerking, - BSO computergestuurde werktuigmachines, - BSO fotolassen, , - BSO matrijzenbouw, - BSO metaal- en kunststofschrijnwerk, - BSO pijpfitten-lassen-monteren.
BSO industriële elektriciteit
VERDER STUDEREN De 4de graad BSO Een vierde graad bestaat enkel in het beroepsonderwijs. De opleidingen binnen de vierde graad zijn dus ook sterk beroepsgericht. Zij duren twee of drie jaar. Je kunt rechtstreeks starten na een zesde jaar. Als je nog geen diploma secundair onderwijs hebt, behaal je dit als je lukt in het eerste jaar! Voorlopig zijn volgende studierichtingen mogelijk: Plastische kunsten - Modevormgeving - Verpleegkunde
HOGER ONDERWIJS - http://www.verruimjehorizon.be/ - http://www.digiclb.be/wat-na-so - http://www.hogeronderwijsregister.be/ - http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs
20
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
Studierichting ELEKTROTECHNIEKEN OPGELET. Dit is slechts een beperkt overzicht. Niet alle studierichtingen staan hier vermeld. Voor persoonlijk advies breng je best een bezoek aan het CLB. 2de graad TSO ELEKTROTECHNIEKEN
Aansluitend 3de graad TSO -Elektrische Installatie-Technieken, -Elektronische installatietechnieken.
Infosites Secundair Onderwijs: - http://vclb.bmgroup.be - http://www.studiekiezer.be - http://www.destapgent.be/stapper/
Verwant 3de graad TSO -Autotechnieken -Industriële ICT -Koel- en warmtetechnieken -Podiumtechnieken
7e specialisatiejaren TSO vliegtuigtechnicus, TSO audio-video en teletechnieken, Automotive, TSO computergestuurde mechanische productietechnieken, TSO haventechnieken, TSO industriële computertechnieken, TSO industriële elektronicatechnieken, TSO industriële onderhoudstechnieken, TSO kunststofvormgevingstechnieken, TSO mechanica constructie- en planningstechnieken, TSO regeltechnieken, TSO stuur- en beveiligingstechnieken, BSO composietverwerking, BSO computergestuurde werktuigmachines, BSO fotolassen, BSO industrieel onderhoud, BSO industriële elektriciteit, BSO matrijzenbouw, BSO metaal- en kunststofschrijnwerk, BSO pijpfitten-lassen-monteren.
HOGER ONDERWIJS Professionele bachelor (PBa) o.a. Elektrotechniek , Onderwijs (Metaal-Elektriciteit), en andere Andere Bachelor- en Masteropleidingen; zie volgende sites: - http://www.verruimjehorizon.be/ - http://www.digiclb.be/wat-na-so - http://www.hogeronderwijsregister.be/ - http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
21
1.15 TAAK Enquête Bedrijven in de omgeving naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
Opdrachten: Zoek in de Gouden Gids op welke bedrijven in jouw buurt of in de omgeving van de school elektriciteitswerken uitvoeren. Maak een lijst van minimaal vier bedrijven met telkens de naam van de bedrijfsleider, het adres, het telefoonnummer van de contactpersoon, het e-mailadres en andere gegevens. -
-
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . .
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......
Maak een afspraak met de bedrijfsleider of vertegenwoordiger van het bedrijf om het bedrijf te bezoeken. Dit kan je telefonisch, schriftelijk (per brief of e-mail) of persoonlijk doen. Tijdens je bezoek aan het bedrijf stel je de volgende vragen in verband met: - Productengamma: 1 Welke soorten van installaties worden door het bedrijf aangelegd? 2 Welke voorbereiding gebeurt er in het bedrijf? - Tewerkstelling: 3 Welke soort functie hebben de werknemers? - Relatie met de school (stage): 4 Kent het bedrijf de school? Zo ja: welke reputatie heeft de school? 5 Gebeuren er stages in het bedrijf? Zo ja: wat zijn de ervaringen tot nu toe? - Opleiding van de werknemers: 6 Welke opleiding hebben de werknemers voor welke functie? 7 8
Taken van de werknemers: Welke taken moeten de werknemers uitvoeren? Professionele loopbaan: Wat is een mogelijke professionele loopbaan in het bedrijf?
- Evaluatie (na de enquête): 9 Wat vind je zelf van je enquête? 10 Wat zou je bij een volgende enquête anders doen?
22
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
1.16 TAAK Bevraging De materialen- en productenstroom in de school herkennen naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
Op vraag van de leerkracht bespreekt de technisch adviseur elektriciteit tweede graad een aantal items. Schrijf de antwoorden bondig op. 1 Hoe moet een bestelling opgesteld worden?
2 Worden er prijsoffertes gevraagd aan verschillende leveranciers?
3 Wie kiest de uiteindelijke leverancier en op welke basis?
4 Wat gebeurt er met de geleverde goederen?
5 Wordt er een bestand opgesteld van de beschikbare materialen op school?
6 Voor welke doeleinden worden er materialen besteld?
7 Waar worden materialen en gereedschappen gestockeerd?
8 Hoe wordt het magazijn beheerd?
9 Hoe worden materialen en gereedschappen afgevoerd en/of gerecycleerd?
10 Nog andere belangrijke vragen of opmerkingen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . .........
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
23
1.17 Ladders en stellingen Orde, netheid en hygiene Vaak worden ongevallen veroorzaakt door rondslingerende materialen en gereedschappen. Deze ongevallen kun je voorkomen door netjes te werken. Enkele tips voor orde en netheid. -
Ruim alles wat je laat vallen, onmiddellijk op. Ruim het materiaal en gereedschap dat je niet meer nodig hebt, onmiddellijk op. Ruim het afval zo snel mogelijk op. Zorg ervoor dat je je werkplek schoonmaakt. Zorg ervoor dat niemand kan struikelen over verlengsnoeren, kabels of slangen, enz.
Voor de meesten is het heel gewoon te zorgen voor een goede lichaamshygiëne. Met de arbeidshygiëne wil het nog wel eens wat fout gaan. Vaak kom je in aanraking met stoffen die niet altijd giftig zijn, maar die toch schadelijk kunnen zijn voor je gezondheid. Enkele tips voor een goede arbeidshygiëne: - Eet, drink en rook niet met vuile handen. - Gebruik de juiste handschoenen als je moet werken met schadelijke vloeistoffen zoals ontsmettingsmiddelen en schoonmaakproducten. - Zorg ervoor dat gevaarlijke stoffen op een juiste wijze worden opgeslagen en gebruikt. - Zorg ervoor dat afval op de juiste wijze afgevoerd wordt. - Zorg voor goede ventilatie bij het werken met ontsmettingsmiddelen. - Gebruik schone werkkledij - Eet en drink niet in een werkruimte - Laat geen etenswaren rondslingeren.
Vallen vermijden en veilig werken in de hoogte Wat moet je weten? Vallen op de begane grond kan veel letsels aan de onderste ledematen veroorzaken. Het vrijhouden van de wegen die je gebruikt is zeer belangrijk. Ook omdat de mensen die met jou werken dan veilig kunnen rondlopen. De meeste ongevallen die gebeuren op het werk is door een val. Wie op hoogte werkt, gebruikt: ladders, stellingen, hoogtewerkers, liften, ... De kwaliteit van deze hulpmiddelen moet goed zijn. Je dient indien nodig persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. Ladders Het meest gebruikt hulpmiddel bij een elektricien is een ladder. Een ladder is echter niet gemaakt omwerken uit te voeren. Je mag hem alleen gebruiken om omhoog of omlaag te klimmen, of om kleine werkjes uit te voeren. Het is belangrijk dat je degelijk materiaal gebruikt en dat je het goed gebruikt. Waar moet je aan denken wanneer je op een ladder werkt? Controleer de ladder; gebruik geen ladder waarvan sporten ontbreken. Laat deze onmiddellijk herstellen.
24
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
Om een ladder veilig te plaatsen moet je op volgende zaken goed opletten: Hoe recht of hoe schuin de ladder staat; De stevigheid; - De ondergrond; - Het onderhoud. Een ladder plaats je altijd onder een hoek van tussen de 70° à 75°. Wanneer hij te recht staat val je gemakkelijk achterover en als hij te schuin staat gaat hij doorbuigen en eventueel breken. -
Je moet een ladder goed onderhouden. Het materiaal moet goed in orde zijn. Laat je ladder regelmatig controleren door een bevoegde persoon. Doe een defecte ladder onmiddellijk weg en verf nooit een ladder, zo maak je barsten onzichtbaar (vernissen mag). Aluminiumladders mag je nooit herstellen. Wat is nog belangrijk? - Kijk naar de ladder als je op een ladder gaat of naar beneden gaat. - Hou de sporten met 2 handen vast. - Spring nooit van een ladder. - Plaats je ladder nooit voor een deur. Moet dat toch, doe de deur eerst op slot of zet ze helemaal open. - De vrije doorgang rond een ladder moet minstens 80 cm bedragen. - Werk niet te lang op een ladder. Gebruik voor grote/langdurende karweien een stelling. - Werk je in de buurt van elektriciteit, gebruik dan een kunststofladder of een houten. Op school is het aangewezen om leerlingen nooit alleen een ladder te laten gebruiken. Een gepaste werkwijze is dat één leerling de ladder vasthoudt, terwijl de andere leerling op de ladder stapt. Stelling Een stelling is qua constructie en veiligheid veel beter dan een ladder. Je hebt vaste stellingen, stellingen op wielen en stellingen op scharnieren. Voor je een stelling plaatst, controleer: - De stevigheid van de stelling; - De ondergrond van de stelling als de stelling te zwaar is. Gebruik de juiste stelling voor het werk dat je gaat uitvoeren. Goed vakmanschap Om goed vakmanschap te leveren, moet je je houden aan de regels van het A.R.E.I. . Deze regels bepalen wat je mag en niet mag doen bij het aanleggen van enkele installaties. Daarbij wordt rekening gehouden met veiligheid voor jezelf en je werkomgeving. Om goed vakmanschap te leveren, moet je je houden aan de regels van het A.R.E.I. Deze regels bepalen wat je mag en niet mag doen bij het aanleggen van elektrische installaties. Daarbij rekening houdend met veiligheid voor jezelf en je omgeving die men kan vinden in het A.R.A.B. . Daarbij is het werkplaatsreglement een belangrijke meerwaarde, maar de regels van de stroomleverancier moeten ook steeds stipt opgevolgd worden. ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
25
Let op! Een product dat beantwoordt aan een buitenlandse norm verzekert niet automatisch een aan CEBEC gelijkwaardige kwaliteit en veiligheid.
1.18 Tillen, hijsen en dragen In het verleden moesten mensen grote lasten zelf verplaatsen, optillen of dragen. Nu gebruiken we overal machines om iets te verplaatsen, op te hijsen of te dragen. Voor kleine lasten zijn we meestal zelf verantwoordelijk om die te verplaatsen, op te tillen of te verschuiven. Om op korte of langere termijn geen schadelijke gevolgen te ondervinden, is het belangrijk op een juiste manier te tillen. Waaraan moet je denken als je een last moet dragen? - Til een last steeds met een rechte rug. Als je al bukkend lasten tilt, krijg je een enorme belasting op je rugwervels, met rugpijn en/of beschadiging van de wervels en/of wervelschijven tot gevolg. - Een last juist tillen doe je daarom als volgt. Zet eerst je voeten aan beide kanten van de last. Daarna hurk je neer door je benen te buigen zodat je rug recht blijft. Houd je armen gestrekt en neem met een vaste greep de last vast. Gebruik je beenspieren, want die zijn sterker dan je rugspieren. Houd de last steeds zo kort mogelijk tegen je lichaam. Zo voorkom je rugletsels en spierletsels (zie tekening a). - Draag de last nooit voor of naast je ogen, zodat je steeds goed om je heen kan zien. Doe je dat niet, dan kan je struikelen, vallen of ook tegen iemand of iets stoten (zie tekening b). a b
- Maak de weg vrij vooraleer je iets verplaatst. Als je een last draagt, heb je geen handen meer vrij om deuren te openen, hindernissen te verwijderen enz. (zie tekening c). - Gebruik steeds de juiste beschermingsmiddelen: • een helm om je hoofd te beschermen (bv. tegen hangende lasten); • handschoenen die een goede grip hebben op de last en die je handen beschermen; • veiligheidsschoenen of veiligheidslaarzen om te vermijden dat een vallende last je tenen zou verpletteren.
26
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
c
d
Een last opheffen met gestrekte knieën heeft tot gevolg dat de wervelkolom als hefboom functioneert. De vijfde tussenwervelschijf, te tellen vanaf het bekken, vormt hierbij het zwakke steunpunt. Hierop ontstaat een heel zware druk, waardoor het gevaar van een breuk op die plaats groter wordt. Het heffen met een rechte rug biedt het grote voordeel dat de druk gelijkmatig over alle rugwervels gespreid wordt. Het risico op rugpijn en rugletsels is dan veel kleiner. Hoe de druk varieert naargelang de lichaamshouding, zie je op de onderstaande afbeeldingen. (bron: PVI)
1.19 Werkplaatsreglement Voeg het werkplaatsreglement of de werkplaatsafspraken van je school hier bij. Opzoekbronnen: -
Project huisinstallatie, Naslagwerk, uitgeverij Wolters Plantyn, Mechelen. Veiligheid en Gezondheid bij de Arbeid, Provinciaal Veiligheidsinstituut, Antwerpen. Veiligheidssignalering, Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Arbeid, Brussel. Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, AIB-VINCOTTE, Brussel. Het Afvalboekje, Regionale Milieuzorg. Het Internet.
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
27
28
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 1 | VEILIGHEID IN ONZE WERKOMGEVING
DEELPROJECT 2 naam:
........................................................
voornaam:
.......................................................
klas:
........................................................
datum:
.......................................................
M AT E R I A L E N Inhoud 2.1
Metalen, legeringen en weerstandsmaterialen + taak
2.2
Kunststoffen + taak
2.3
Bouwstoffen en bindingsmaterialen + taken
2.4
Lichtschakelaars en drukknoppen
2.5
Buizen voor elektrische installaties + AREI opzoekwerk
2.6
Stopcontacten + opzoekwerk catalogi en internet
2.7
Lampen en lamphouders + taken
2.8
Overzicht klein installatiemateriaal voor inbouwinstallaties
2.9
Overzicht klein installatiemateriaal voor de standaard opbouwinstallatie
2.10 Overzicht klein installatiemateriaal voor de spatwaterdichte opbouwinstallatie 2.11 Toestellen voor beveiliging + taak
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
29
DEELPROJECT 5:
Materialen
2.1 Metalen, legeringen en weerstandsmaterialen In de elektrotechniek worden heel wat soorten metalen gebruikt, vooral wegens hun eigenschappen. Hoofdzakelijk onderscheiden we twee grote groepen van metalen, namelijk ferrometalen (ijzerhoudend) en non-ferrometalen (niet-ijzerhoudend). Specifieke eigenschappen van metalen verkrijg je door samenvoeging van twee of meer metalen. Zo’n samenstelling van metalen noemt men een legering.
2.1.1 Eigenschappen van metalen - Treksterkte: bv. 300 N/mm2 betekent dat men aan een draad van 1 mm2 300 N gewicht kan hangen zonder dat de draad breekt.
A Oorspronkelijke meetlengte B Plastische vervorming C Meetlengte bij breuk
- Hardheid: de weerstand tegen het indringen va een ander voorwerp. - Elasticiteit: de veerkracht of het terugveren na vervorming.
- Taaiheid: de vervormbaarheid; niet taai betekent broos. - Corrosiebestendigheid: de weerstand tegen het oxideren en tegen de aantasting door scheikundige stoffen. - Geleidbaarheid: het doorlaatvermogen van warmte en elektriciteit. - Soortelijke massa: de massa per volume-eenheid; bv. 1 dm2 aluminium heeft een massa van 2,7 kg, terwijl 1 dm2 lood een massa van 11,5 kg heeft. - Smeltpunt: de overgang van vaste naar vloeibare toestand.
- Uitzicht: kleur, vorm, reliëf, aard van het oppervlak. - Kostprijs: die wordt bepaald door de wisselwerking van vraag en aanbod. - Magnetisme: ijzerhoudende metalen worden door een magneet aangetrokken. 30
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.1.2 Ferrometalen IJzer wordt als basisgrondstof gewonnen uit ijzererts dat gesmolten wordt in hoogovens. Daar wordt het tot staal gezuiverd en verwerkt in de bestaande handelsvormen: banden, platen, profielen, buizen en blokvormen. Gietijzer is ijzer dat niet gezuiverd wordt tot staal en dat wegens zijn goede gietbaarheid gegoten wordt tot elementen van verwarmingsketels, bankschroeven, kachels,roosters enz. Ongelegeerd staal is samengesteld uit ijzer Fe en koolstof C (max. 1,7 %), scheikundig met elkaar verbonden. Hoe hoger het koolstofgehalte, hoe sterker en harder het staal, maar ook hoe minder taai. Naargelang van het koolstofgehalte zullen de eigenschappen van staal dus verschillen. Zo spreken we van: • zacht staal (tot 0,25 % C) A 360 betekent: bouwstaal met een trekvastheid van 360 N/mm2. Zacht staal wordt toegepast bij klinknagels en draadnagels, bouten en moeren, handvatten van bankschroeven, assen, hekken, stalen trappen, kernen in elektromagneten enz. • halfhard staal (tussen 0,25 en 0,5 % C) A 590 betekent: bouwstaal met een trekvastheid van 590 N/mm2. Halfhard staal wordt toegepast bij hamers, houtbeitels, zware bouten en moeren, bruggenbouw, tandwielen. • hard staal (tussen 0,5 en 1 % C) A 690 betekent: bouwstaal met een trekvastheid van 690 N/mm2. Hard staal wordt toegepast bij machinegereedschappen, aftekengereedschap, kapbeitels, walsen, smeedvormen, permanente magneten enz. Gelegeerd staal is een staalsoort waaraan naast koolstof een of meer stoffen worden toegevoegd, zodat het koolstofgehalte niet meer bepalend is voor de mechanische eigenschappen. De toevoeging van bepaalde stoffen geeft specifieke eigenschappen aan het staal. Bij spiraalboren bv. zie je de aanduiding ‘HSS’. Dat wijst op een gelegeerde staalsoort bestaande uit hoofdzakelijk ijzer met wolfram, molybdeen, vanadium en kobalt. Enkele stoffen die gebruikt worden bij gelegeerde staalsoorten: silicium: verhoogt de veerkracht en de + weerstand tegen corrosie; wordt gebruikt in chroom veren en bruggenstaal; vermindert de chroom wervelstromen bij gelammeleerde kernen in = staal vanadium transformatoren en elektrische motoren; vanastaal chroom: oxideert zeer moeilijk; geeft een dium + grote hardheid en is broos; wordt toegepast in tandwielen, huishoudartikelen, vijlen, lemmeten van schroevendraaiers (in + combinatie met vanadium) enz.; chroom nikkel: bij een voldoende gehalte aan nikkel chroom wordt staal roestvast; nikkel verlaagt tevens = staal nikkel de schokweerstand; wordt gebruikt bij de staal klepzitting van een automotor en bij nikkel + eetgerei; vanadium: verhoogt de taaiheid en is heel goed bestand tegen schokken; is te vinden in steeksleutels, plaatscharen en bij veren; chroom = staal wolfram: heeft een zeer grote slijtweerstand chroom + staal en behoudt zijn hardheid tot 600 °C; is vooral te vinden in snijgereedschap en in gloeidraden van gloeilampen. nikkel nikkel = + staal staal
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
31
2.1.3 Non-ferrometalen Koper (Cu) vind je in de natuur in gedegen (zuivere) toestand of onder de vorm van kopererts. Na zuivering door smelten en allerlei scheikundige processen wordt het zuivere koper in zijn handelsvormen verwerkt (bv. draad, staafvorm en sierelementen). Eigenschappen: - smeltpunt: .............................. ; - soortelijke massa: .............................. ; - zeer goede geleider van elektriciteit en warmte; - grote corrosieweerstand (van bruine naar groene oxidatie); - zeer zacht, goed vervormbaar, pletbaar en rekbaar; - zeer mooi uitzicht (rood). Toepassingen in de elektrotechniek: - als massieve kern in VOB-draden en kabels; - als massieve kern van de aardingslus; - als soepele kern in snoeren (meerdere dunne adertjes); - in staafvorm in geïsoleerde busbar-railsystemen (verdeling in verdeelkasten); - in dikkere staafvormen voor industriële kasten (aftakking fasen en nulleider). Aluminium (Al) komt heel veel voor in de aardkorst onder de vorm van bauxiet (= aluminiumerts). Omdat aluminium gemakkelijk reageert op lucht, vormt het een dun laagje oxide dat verdere oxidatie voorkomt. Door aluminium te anodiseren vergroot je de weerstand tegen corrosie. Eigenschappen: - smeltpunt: .............................. ; - soortelijke massa: .............................. ; - grote weerstand tegen corrosie; - goede geleider van elektriciteit. Toepassingen in de elektrotechniek: wordt hoofdzakelijk gebruikt als geleider en als luchtleiding (hoogspanningskabels), wegens: - goede elektrische geleidbaarheid; - kleine soortelijke massa (leiding weegt drie keer minder dan koper); - treksterkte is groter dan die van koper. Zink (Zn) wordt door scheikundige processen verkregen uit zinkerts en wordt veel gebruikt in metaallegeringen. Samen met koper verkrijg je de legering ‘messing’ (ook wel geel koper genoemd). Eigenschappen: - smeltpunt: .............................. ; - soortelijke massa: .............................. ; - heel goede vervormbaarheid en corrosieweerstand; - blauwachtig wit metaal; Toepassingen in de metaal: - als metalisatielegering: het aanbrengen van een zinklaag gaat roestvorming tegen; - als walslegering: voor dakbedekking, dakgoten, drukplaten; - als gietlegering: voor speelgoedfabricage.
32
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
Tin (Sn) wordt verkregen uit tinsteen en tinhoudend zand en wordt hoofdzakelijk gebruikt bij het vertinnen van blik (in de conservenindustrie), staalplaat, koperen buizen en ketels. Samen met koper verkrijg je brons als legering. Eigenschappen: - smeltpunt: .............................. (het laagste smeltpunt van de gebruikelijke metalen); - soortelijke massa: .............................. ; - zacht, zeer kneedbaar en gietbaar; - kraakt bij buiging (tingeschrei). Toepassingen in de elektrotechniek: samen met lood (of zilver) verkrijg je zachtsoldeer. Lood (Pb) wordt gewonnen uit loodglans, roodlooderts en witlooderts en is vooral bekend om zijn grote soortelijke massa (denk aan de uitdrukking ‘loodzwaar zijn’) en wordt veel gebruikt in metaallegeringen. Eigenschappen: - smeltpunt: .............................. ; - soortelijke massa: .............................. ; - zeer zacht (laat zich snijden) en zeer kneedbaar; - zeer gietbaar metaal; - zeer giftige looddampen (tegengif: melk). Eigenschappen in de elektrotechniek: samen met tin verkrijg je zachtsoldeer. Wegens de milieubelasting wordt lood steeds meer verbannen. Denk hierbij aan loodvrije batterijen en loodvrije verf. In plaats van lood wordt een kleine hoeveelheid zilver gebruikt om soldeer te vervaardigen.
2.1.4 Weerstandsmaterialen In de elektrotechniek worden naast goede geleiders ook weerstandsmaterialen gebruikt. Het zijn legeringen waarin combinaties van o.a. koper, nikkel, zink, mangaan, ijzer, chroom en aluminium voorkomen. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt in weerstanden en in verwarmingselementen. Weerstandsmaterialen
Weerstandsmaterialen voor meet- en regelapparatuur
Weerstandsmaterialen voor verwarmingselementen
Manganine Constantaan Nikkeline Nieuwzilver
Chroomnikkel zonder ijzer Chroomnikkel met ijzer Kanthal
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
33
TABEL WEERSTANDSMATERIALEN
400
60 % 40 %
Nikkeline
0,34
300
55 % 25 %
Nieuwzilver
volgens volgens 25samenstelling samenstelling 85 %
20 % 1030 %
545 %
Chroomnikkel zonder ijzer Chroomnikkel met ijzer
1,05
1150
80 %
20 %
1,2
1000
60%
12 %
Kantal
1,4
1800
30 %
ALUMINIUM
0,48
IJZER
Constantaan
CHROOM
84 % 4 % 12 %
ZINK
300
MANGAAN
0,43
NIKKEL
Maximale gebruikstemperatuur
Manganine
KOPER
Soortelijke weerstand bij 20 °C
GEBRUIK
IJkweerstanden, voorschakelweerstanden en shunten Gewikkelde, voorschakel- en regelweerstanden Regel- en aanloopweerstanden Vaste regelweerstanden voor buitenopstelling (corrosiebestendig) Kookplaten, dompelaars enz. 28 % Huishoudelijke verwarmingstoestellen en elektrische verwarming 65 % 5 % Weerstandsovens, verwarmingselementen van gloeibougies voor dieselmotoren
Bekijk aandachtig de tabel en los de onderstaande vragen op. Maak deze taak op een takenblad (toetsenblad) ....../10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
34
Welk weerstandsmateriaal bestaat het meest uit koper? Welke weerstandsmaterialen bestaan uit slechts twee metalen? Welk weerstandsmateriaal heeft de kleinste soortelijke weerstand? Welk weerstandsmateriaal heeft de slechtste geleiding? Welk weerstandsmateriaal is bestand tegen de hoogste gebruikstemperatuur? Welke weerstandsmaterialen worden toegepast in verwarmingselementen? Welke weerstandsmaterialen worden toegepast in regelweerstanden? Welke weerstandsmaterialen worden toegepast in voorschakelweerstanden? Wat is het verschil tussen mangaan en manganine? Welke invloed heeft het percentage koper in nieuwzilver op de soortelijke weerstand?
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.1 TAAK Metalen, legeringen en weerstandsmaterialen naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
1 Welke invloed heeft koolstof in staal?
2 Wanneer spreek je van gelegeerd staal?
3 Welke invloed heeft silicium in gelegeerd staal?
4 Geef vier non-ferrometalen en rangschik ze volgens a) soortelijke massa (van licht naar zwaar) b) smeltpunt (van klein naar groot) a)
b)
5 Welke twee non-ferrometalen gebruikt men in de elektrotechniek wegens hun goede geleidbaarheid? Geef van beide het specifieke toepassingsgebied.
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
35
2.2 Kunststoffen [Tabel overzicht materialenleer 1 p 24 invoegen: PEI1-2-12]
Kunststoffen zijn stoffen die langs chemische weg kunstmatig vervaardigd worden. Nieuwe stoffen ontstaan door bepaalde moleculen (van aardolieproducten) op verschillende wijzen aan elkaar te verbinden. Dit in tegenstelling tot de langs mechanische weg verkregen materialen zoals beton en glas, die men verkrijgt door het smelten of mengen van stoffen. Thermoharders zijn stoffen die na fabricage niet meer verwerkt kunnen worden. Zelfs verwarmen helpt niet. Thermoharders worden geperst, gespoten en/of gegoten. - Fenolhars (PF) (bakeliet) was vroeger een veelgebruikte kunststof in de elektrotechniek. - Ureumhars (UF) heeft goede elektrisch isolerende eigenschappen en wordt toegepast als isolatie- en constructiemateriaal voor basissen van lichtschakelaars, contactdozen enz. - Melaminehars (MF) wordt toegepast als isolatie- en constructiemateriaal bij het vervaardigen van diverse isolerende onderdelen, zoals klemmensteunen voor aftakdozen, als basis van een schakelaar enz. - Epoxyharsen (EP) worden wegens hun grote kleefvermogen toegepast in lijmen. Door hun goede elektrische eigenschappen, hardheid, taaiheid en schokvastheid worden ze toegepast bij de constructie van spoelen en gietharstransfo’s. Omdat ze goed bestand zijn tegen vochtigheid, warmte, minerale oliën en scheikundige stoffen, worden ze toegepast bij lakken. Laag- en hoogspanningsisolatoren worden vervaardigd uit epoxyharsen. - Polyesterharsen (UP) zijn vloeibaar en worden met andere harders verbonden. - Polyurethaanharsen (pur) worden wegens hun goede elektrische eigenschappen, goede hechting en zwakke verwarming bij het uitharden (waardoor componenten geen gevaar op beschadiging lopen) gebruikt voor het inbedden of opgieten van elektronische componenten en grondkabelmoffen, voor het vervaardigen van isolatoren en meettransfo’s en voor het lakken van wikkeldraden. 36
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
Thermoplasten zijn stoffen die je na fabricage wel weer kan verwerken (bv. samensmelten, lassen, plooien). Ze maken ongeveer 70 % van de toegepaste kunststoffen uit. - Polyvinylchloride (pvc) heeft wegens zijn kleurmogelijkheden en gemakkelijke bewerkbaarheid een groot toepassingsgebied in de elektrotechniek. Hard pvc wordt gebruikt voor de fabricatie van elektrische installatiebuizen, moffen, bochten, beugels, aftakdozen, draad- en kabelkanalen. Zacht pvc wordt wegens zijn goede isolerende eigenschappen gebruikt als draad-, snoer- en kabelisolatie, als krimpkous, isolatietape, flexibele buis, flexibele kabelafdekking enz. Belangrijk is ook dat pvc zelfdovend is, wat belangrijk is voor elektrische installaties. - Polyethyleen (PE) wordt wegens zijn goede eigenschappen vooral gebruikt in de hoogfrequentietechniek als kernisolatie bij coaxiale kabels voor radio, radar, tv, telefoon enz. - Polystyreen (PS) wordt wegens zijn goede elektrische eigenschappen gebruikt als isolatiemateriaal in hoogspannings- en hoogfrequentietechnek. Wegens zijn mechanisch goede eigenschappen wordt PS gebruikt bij lichtarmaturen. In slagvaste versie wordt PS toegepast als constructiemateriaal bij pc’s, luidsprekerboxen, verdeelkasten, invoerwartels enz. - Polyamide (PA) wordt gebruikt bij de fabricatie van industriële contactdozen en contactstoppen. - Polymethylmethacrylaat (PMMA) wordt gebruikt in diffusoren van verlichtingsarmaturen. - Polycarbonaat (PC) wordt wegens zijn goede slagvastheid gebruikt als veiligheidsglas bij verlichtingsarmaturen. Met glasvezel wordt PC gebruikt voor de fabricatie van verdeelkasten. PC wordt ook als diëlektricum in condensatoren gebruikt. Elastomeren zijn kunststoffen met rubberachtige eigenschappen en zijn ontstaan door toevoeging van weekmakers. - Natuurrubber: ruwe rubber is afkomstig van de rubberboom als wit sap, ook latex genoemd. Vulstoffen worden toegevoegd om de prijs te drukken en de kwaliteit te verbeteren. Aan natuurrubber wordt zwavel toegevoegd om hem nadien te kunnen vulkaniseren. Zodra de rubber gemengd is, wordt een voorlopige vorm verkregen. Omdat rubber goede elektrische eigenschappen heeft en rekbaar, buigzaam en sleetbestendig is, wordt hij in de elektrotechniek gebruikt als kern- en mantelisolatie van rubbermantelleidingen. De kernen dienen wel vertind te zijn bij rubber als kernisolatie omdat rubber koper aantast. De stof wordt eveneens toegepast bij rubberen handschoenen in hoogspanningsinrichtingen, bij rubberen matten voor werken onder spanning enz. Van in rubber gedrenkt en gevulkaniseerd linnenweefsel verkrijg je aandrijfriemen, banden enz. - Kunstrubber: ruwe aardolie is het basisproduct voor de aanmaak van synthetische rubbers of kunstrubbers. Door toevoeging van vulstoffen en weekmakers verkrijg je de volgende producten: • chloropreenrubber (neopreen N): behalve voor de gewone eigenschappen van rubber wordt deze stof ook gebruikt als kabelmantel wegens de bestandheid tegen olie, vet en ozon. Ook kabeldoorvoeren, contactstoppen, dichtingsringen in wartels enz. zijn vervaardigd uit neopreenrubber. • polyurethaanrubber: is zeer flexibel, sleetvast en taai en neemt steeds zijn oorspronkelijke vorm aan, zelfs na veelvuldig te zijn ingedrukt. Daarom vindt deze rubber zijn toepassing in aftakdozen, snoeren, naadloze dichtingen in verdeelkasten enz. • silicoonrubber: blijft elastisch tussen -60 °C en 250 °C. Hij wordt gebruikt in buisjes die je over een VOB-draad schuift in lamparmaturen om de draad bestand te maken tegen de hoge temperatuur in de armatuur. Anders zou de kernisolatie van de VOB-draad smelten. Algemeen vindt deze rubber zijn toepassing in elektromotoren, verwarmings- en verlichtingstoestellen, oliebranders enz. ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
37
Isoleerlakken zijn vloeibare isolatiematerialen die aangebracht worden met een borstel, met een pistool of door onderdompeling. Ze hebben als doel: - elektrisch te isoleren; - te beschermen tegen vocht en tegen scheikundige, mechanische en atmosferische invloeden. Keramische stoffen worden steeds meer door kunststoffen overgenomen. In de elektrotechniek kunnen ze van toepassing zijn in: - isolatiestoffen die bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen; - isolatiestoffen die goed bestand moeten zijn tegen atmosferische of corrosieve dampen; - isolatiestoffen die bestand moeten zijn tegen hoge spanningen. Porselein: bestaat uit 50 % kaoline (porseleinaarde), 25 % kwarts en 25 % veldspaat. Toepassingen in de elektrotechniek: als doorvoerisolator, als schroefkop in schroefzekeringen. Steatiet: bestaat uit speksteen. Toepassingen in de elektrotechniek: - als basis van verwarmingsweerstanden in soldeerbouten, waterverwarmers, verwarmingstoestellen, straalkachels, koffieautomaten; - als doorvoerisolator voor wafelijzers en strijkijzers; - als parels voor het isoleren van de uitlopers van verwarmingselementen; - als lasdoppen (vroeger), smeltpatronen en smeltpatroonhouders in meszekeringen. [Tabel overzicht kunststoffen p 36 materialenleer 1: PEI1-2-11]
38
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.2 TAAK Kunststoffen naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
1 Wat zijn thermoplasten?
2 Wat zijn thermoharders?
3 Waarom past men vulmiddelen toe in kunststoffen?
4 Waarvoor staat de afkorting ‘pvc’?
5 Geef enkele toepassingen van pvc.
6 Welke kunststof wordt gebruikt als oppervlaktelaag bij verwarmingstoestellen?
7 Wat zijn elastomeren?
8 Noem twee keramische materialen en geef van elk een toepassing in de elektrotechniek.
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
39
9 Vul het soort kunststof aan waaruit de afgebeelde toestellen zijn vervaardigd.
40
klemmensteun
isolatoren
verdeelkast
bestukte schakeling
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
grondkabelmof
kabelkanaal
kabelafdekking
energiekabel/coax
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
computerbehuizing
industriële contactstop plexiglazen diffusor
verdeelkasten
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
kabeldoorvoeren
snoeren
neopreenkabels
naadloze dichting verdeelkast
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
doorvoerisolator
schroefkop schroefzekering
smeltpatroon meszekering
…………...…………….
…………...…………….
…………...…………….
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.3 Bouwstoffen en bindingsmaterialen 2.3.1 Bouwstoffen en -materialen In de bouw komen heel wat stoffen voor. Voor elke stof zijn er specifieke toepassingen in de bouw wegens de specifieke eigenschappen ervan. Hout als bouwstof - massieve balken als gordingen voor dakconstructies, slaghout of steunbalken, huizenbouw; - kepers voor dakconstructies en het maken van holle wanden; - planken voor dakconstructies, bekistingen, vloerbekleding en houten constructies; - latten als afwerking of gelijmd tot blokplaten; - fineer als zichtbare laag op panelen en meubels en verwerking tot triplex- en multiplexpanelen (in de elektrotechniek worden meterkasten op watervaste multiplexpanelen bevestigd); - houtsnippers die verwerkt worden door middel van lijm en persing tot panelen, zoals: • OSB-spaanderplaten (houtsnippers en lijm worden geperst tot een paneel); • spaanderplaten (spaanders en lijm worden geperst tot een paneel); • houtvezels (naargelang van de persdruk verkrijgt men een hardere plaat); ¬ zachtboard: lichte persdruk voor zachte panelen; ¬ MDF (Medium-Density Fibreboard) heeft vele toepassingsmogelijkheden; ¬ hardboard voor o.a. deurbekledingen. Panelen bestaan hoofdzakelijk in de volgende handelsafmetingen: - 1220 x 2440 - 1250 x 2500 - 1850 x 2550 - 1540 x 1540 Staal als bouwstof - stalen profielen: lateien in I-vorm of L-vorm om muren te ondersteunen; - stalen blokvorm voor metaalconstructies zoals hekwerken; - gegoten of getrokken stangen vastgehecht tot bewapeningsnetten of geplooid tot bewapeningsbalken voor betongieterij; - stalen buizen (TAL) voor opbouw van een spatwaterdichte installatie; - stalen platen voor bewapening (muren van banken/gepantserde voertuigen); - stalen band voor het bevestigen of aanspannen van buizen; - stalen bouten, moeren, nagels, schroeven en pluggen voor diverse bevestigingen. Natuursteen, granulaten en kunststeen Natuursteen wordt gevormd in de bodem van de aarde door de natuur zelf en wordt ontgonnen in steengroeven. Enkele voorbeelden van natuursteen: - stollingsgesteenten: graniet, porfier, basalt, lava; - afzettingsgesteenten: witte steen, hardsteen, arduin, zandsteen, tufsteen; - metamorfe gesteenten: kwartsiet, marmer, serpentijn. Granulaten zijn harde korrels of brokstukken die door een bindmiddel aan elkaar gekit worden: - metszand (bv. Lommels wit zand) vormt samen met de bindingsmiddelen water en cement metsmortel; - scherp zand (bv. rijnzand) vormt samen met de bindingsmiddelen water en cement chape (te bewapenen met dunne staaldraadnetten). - grind vormt samen met de bindingsmiddelen water en cement beton (te bewapenen met staaldraad of betonnetten; bekisting); Kunststenen bestaan in twee soorten: - Gebakken bouwmaterialen worden vervaardigd uit bepaalde kleisoorten en gebakken in speciale ovens, zoals de baksteen en de snelbouwsteen. Sommige bakstenen zijn genormaliseerd volgens deze tabel: moduul 50: 190X90X50 (lxbxd) aantal stuks/m2: 83 aantal stuks/m2: 925 2 moduul 57: 190X90X57 (lxbxd) aantal stuks/m : 75 aantal stuks/m2: 829 moduul 65: 190X90X65 (lxbxd) aantal stuks/m2: 67 aantal stuks/m2: 740 ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
41
De snelbouwsteen heeft meestal een lengte van 290 mm, een hoogte van 150 of 190 mm en een dikte van 90, 135 of 190 mm. - Niet-gebakken bouwmaterialen worden gemaakt door het gieten of aandrukken van een mengsel van grind, zand, cement en water in vormen. Hierdoor verkrijgt men uitgeharde betonblokken. Indien men dit mengsel ook nog wapent met staal, dan verkrijgt men lateien, betonplaten, pijlers enz. Bouwstoffen
42
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
.........................................
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.3.2 TAAK Bindingsmaterialen
naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
Zoek op in je naslagwerk: ‘Bindingsmaterialen’ pagina 25 t.e.m. 28. 1 Waaruit bestaat: chape?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
cementmortel? beton?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
2 Bespreek de toepassingen in de elektrotechniek van: - silicone:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
- PU-schuim:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
- montagelijm:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
3 Welke vier soorten pluggen worden in het boek besproken? -
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
4 Bespreek de bewerkingsvolgorde voor het maken van een chemische verankering. -
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
43
2.4 Lichtschakelaars en drukknoppen 2.4.1 Lichtschakelaars Lichtschakelaars dienen om op een veilige manier een verlichting aan of uit te schakelen. Ze worden vervaardigd uit isolatiematerialen en metalen. De contacten en de aansluitingen zijn de geleidende delen die in metaal vervaardigd worden. De behuizing of het omhulsel (en de basis) bestaat uit kunststof, waardoor je de onder spanning staande delen niet kan aanraken. De beschermingsgraad van de behuizing wordt aangeduid met een IP-graad (zie naslagwerk ‘Inleiding op de huisinstallaties’). De volgende figuur toont een doorsnede van een lichtschakelaar met alle onderdelen erop aangeduid.
Rechtstreeks handbediende lichtschakelaars - Indeling volgens de ruimte waar ze geplaatst worden: a) lichtschakelaars voor droge ruimten (bv. slaapkamer, keuken en woonkamer); b) lichtschakelaars voor vochtige ruimten (bv. buiten, badkamer en wasplaats); c) lichtschakelaars voor andere ruimten (bv. ontploffingsgevaarlijke ruimten); Zie hiervoor het AREI art. 29/02 en art. 84/02. d) modulaire schakelaars die in een verdeelkast op een DIN-rail bevestigd worden: bv. brasserie. - Indeling volgens de wijze van montage: a) opbouwschakelaars, die bestaan in standaard- en spatwaterdichte uitvoering, worden geschroefd op muren en panelen; b) inbouwschakelaars worden in inbouwdozen aangesloten, geplaatst en bevestigd; c) modulaire schakelaars worden gemonteerd op een DIN-rail in de verdeelkast; d) snoerschakelaar voor nachtlampjes.
a)
b)
c)
d)
- Indeling volgens de wijze van bediening: a) wipschakelaars, b) trekschakelaars, c) drukknoppen.
a)
44
b)
c)
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
- Indeling volgens de functie die ze vervullen in een lichtschakeling: De functie is afhankelijk van het aantal bedieningsplaatsen, de aard van de ruimte en het aantal lichtpunten. 1 Om van op één plaats in een droge ruimte één lichtpunt te bedienen gebruik je een enkelpolige schakelaar. 2 Om van op één plaats in een vochtige ruimte één lichtpunt te bedienen gebruik je een dubbelpolige schakelaar. 3 Om van op één plaats in een droge ruimte twee lichtpunten afzonderlijk of samen te bedienen gebruik je een schakelaar voor dubbele aansteking (serieschakelaar). 4 Om van op twee plaatsen in een droge ruimte één lichtpunt te bedienen gebruik je een wisselschakelaar. 5 Om van op twee plaatsen in een vochtige ruimte één lichtpunt te bedienen gebruik je een dubbelpolige wisselschakelaar. 6 Om van op twee plaatsen in een droge ruimte twee lichtpunten afzonderlijk of samen te bedienen gebruik je een wissel-wisselschakelaar. 7 Om van op drie of meer plaatsen in een droge ruimte één lichtpunt te bedienen gebruik je een kruisschakelaar. - Indeling volgens het aantal aan te sluiten actieve geleiders: 1 Bij de enkelpolige, serie-, wissel- en wissel-wisselschakelaar wordt alleen de fase geschakeld; de nulleider wordt rechtstreeks naar het lichtpunt geleid. 2 Bij de dubbelpolige schakelaar en dubbelpolige wisselschakelaar worden beide actieve geleiders (L+N/L) geschakeld. - Indeling volgens de wijze van aansluiting: 1 schroefklemmen van het bussysteem
2 insteekklemmen van het veersysteem
2.4.2 Drukknoppen Drukknoppen hebben een monostabiele schakelfunctie: alleen als je duwt, schakel je. Dit in tegenstelling tot de lichtschakelaar, die bij elke duw in zijn schakelstand blijft, nl. op ‘aan’ of op ‘uit’. Voor de rechtstreekse handbediening van op afstand bediende lichtschakelaars - Indeling volgens de wijze van montage: 1 inbouw (te plaatsen in een boring en te bevestigen met een moer); 2 opbouw (te plaatsen op een muur of paneel en te bevestigen met schroeven). - Indeling volgens hun toepassing: 1 voor signalisatie op veiligheidsspanning (6 V, 12 V, 24 V en 48 V) en op netspanning (230 V); 2 om op afstand bediende lichtschakelaars (impulsschakelaar, trappenhuisautomaat) te bedienen.
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
45
Een verlichte beldrukknop - Indeling volgens hun aantal aansluitingen: 1 twee aansluitingen; 2 drie aansluitingen (verlicht). Opgepast: - Signaalapparaten kunnen hetzelfde uitzicht hebben als een verlichte drukknop. Ze hebben echter geen schakelfunctie maar wel een verklikkende functie. - Drukknoppen kunnen er hetzelfde uitzien als een schakelaar, maar door te drukken merk je het verschil, want een drukknop veert terug!
Overzicht van de lichtschakelaars
46
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.4.3 Wat zegt het AREI? Enkelpolige schakelaars, teleruptors of dimmers worden gebruikt in eenfasige kringen voor verlichtingstoestellen, contactdozen of sturingsdoeleinden tot een stroomsterkte van 16 A (In). Voor stroombanen met nulgeleider wordt altijd de fase geschakeld. (bron: AIB-Vinçotte)
2.4.4 Het aansluiten van verlichtingseenheden (zie naslagwerk pagina .........) Zie ook in dit boek ‘Inbouwinstallaties: 3D-oefeningen’, pagina ......... .
2.4.5 Stroombaanschema’s van lichtschakelingen (zie naslagwerk pagina .........)
2.4.6 Projectie van een lichtschakelaar in een ruimte (zie naslagwerk pagina .........)
2.5 Buizen voor elektrische installaties Buizen zijn omhulsels om draden en kabels naar elektrische toestellen te leiden. Buizen worden zowel in als op muren geplaatst en bieden de draden en kabels op die manier een bijkomende bescherming tegen mechanische inslagen. Overzicht Buizen voor elektrische installaties
Kunststofbuizen
Stalen buizen
- stijve gladde buis (TTh-buis) - halfsoepel type buis (PET-buis) - soepel type (geribde buis)
- stijve gladde buis (TAL-buis) - stijve schroefbuis (TAF-buis)
Kunststofbuizen - De Tth-buis (Tube Thermoplast) is een buis van thermoplastische stof die naadloos geperst wordt uit polyvinylchloride (pvc). Ze bestaat in normale en in versterkte versie. - De PET-buis (PolyEthyleen Tube) wordt ‘buis op rol’ genoemd en is vervaardigd uit polyethyleen. Omwille van de halfsoepele vorm wordt ze verkocht op rollen van 50 en 100 m. - De geribde buis is van het soepele type en wordt vervaardigd uit pvc of uit polyamide. Ze wordt voorzien van een stalen trekdraad of is voorbedraad.
Stalen buizen Stalen buizen worden vervaardigd uit zachtstalen banden die tot een buis worden gerold. Beide bandranden worden in naadvorm gelast. Vervolgens worden ze zowel aan de binnen- als aan de buitenkant gelakt met een roestwerende laag. ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
47
- De TAL-buis (Tube Acier Lisse) is een stijve gladde stalen schuifbuis die verlengd kan worden met behulp van een metalen mof waarin twee buisuiteinden in elkaar schuiven. - De TAF-buis (Tube Acier Fileté) is een stijve schroefbuis die aan beide uiteinden voorzien is van schroefdraad om al schroevend buizen te verlengen met een schroefmof.
Verpakking en handelsmaten De diameter van alle buizen worden aangeduid in mm (voorheen in duim). Zo komt 5/8 duim overeen met 16 mm, 3/4 duim met 20 mm enz. De mm-maten zijn 16, 20, 25, 32, 40, 50 enz. - Stijve buis: zowel de TTh- als de TAL-buis wordt verpakt in bundels van 3 m lange buizen. Het aantal buizen per bundel hangt af van de diameter van de buis: 16 mm en 20 mm diameter: bundel van 17 buizen van 3 lm (totale buislengte = 51 lm); 25 mm en 32 mm diameter: bundel van 10 buizen van 3 lm (totale buislengte = 30 lm); 38 mm en 51 mm diameter: bundel van 5 buizen van 3 lm (totale buislengte = 15 lm). Uiteraard worden al deze buizen ook per stuk verkocht. - Soepele buis of buis op rol: zoals de benaming zelf aangeeft, worden ze op rollen van 25 m, 50 m, 100 m, 250 m, 500 m en 1 km verkocht, naargelang de soort handel. In doe-het-zelfzaken worden de kleinere lengtes (tot 100 m) verhandeld, terwijl de professionele groothandel enkel rollen vanaf 100 m verkoopt.
Toepassingen (de volgende toepassingen komen het meest voor) - INBOUW De voorbedrade geribde kunststofbuis preflex wordt het meest geplaatst omwille van de snelle plaatsing (op rol) en voorbedrading (zo hoef je geen draden meer te trekken). De volgende drie verschillende samenstellingen van rollen worden het meest gebruikt: • 3G1,5 mm2 als voeding van de lichtkringen; • 5G1,5 mm2 als bedrading tussen de schakelaars in lichtkringen; • 3G2,5 mm2 als voeding voor de contactdozenkringen. Voor de dikkere draadsecties (zoals voor een elektrisch vuur) worden de draden getrokken in een stijve gladde buis of in een geribde buis met trekdraad. - In HOLLE WANDEN wordt alleen XVB-kabel of voorbedrade buis gelegd. - OPBOUW De metalen buis TAL met een XVB-kabel wordt het meest in opbouw geplaatst omwille van de sterke mechanische bescherming die de buis aan de kabel biedt (bv. in ateliers, werkplaatsen). De TTh-buis met een XVB-kabel wordt het meest gebruikt als spatwaterdichte installatie in vochtige ruimten (kelder, buiten).
48
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
2.5.1 Taak Vul de onderstaande tekst aan. Lees hiervoor de technologie en de werkmethoden in je naslagwerk over buizen op pagina 78 t.e.m. 88. Stijve kunststofbuizen worden geplooid met een .........
de
of
.........
....................................
die een lengte van
m heeft. Het aantal draden dat in een buis getrokken wordt, hangt af van
..............................................
Zo kunnen in een TTh-buis van 16 mm maximaal en maximaal
.........
.........
draden van 1,5 mm2 getrokken worden
draden van 2,5 mm2.
Als je een geribde buis en een TTh-buis van elk 16 mm vergelijkt, dan heeft de geribde buis een ...........................
binnendiameter. Daardoor kan je
........................
draden trekken.
Zo kunnen in een geribde buis van 16 mm maximaal ... draden van 1,5 mm2 getrokken worden en maximaal
.........
draden van 2,5 mm2.
Wil je een haakse bocht maken in een TTh-buis, dan moet je net voor het uittrekken van de plooiveer de hoek iets
omdat de buis
...........................
Een buis op maat brengen doe je met een Buizen worden verlengd met
.......................................
.................................
....................................
of een
die over de buis
.
..................................
.....................................
worden. Vooraleer ze ‘ingemorteld’ worden, kunnen buizen in een sleuf bevestigd worden met ..................
die kruisgewijs tegen de buis komen. Een stukje
................
..........................................
dat
tussen de zijwanden gespannen wordt, kan ook dienst doen. Op de betonnen vloer worden meerdere naast elkaar liggende buizen samen bevestigd door middel van een die
....................................
............................
wordt.
Bij opbouwinstallaties worden stijve buizen bevestigd op muren door middel van ..............
.
De beugelafstand voor horizontale plaatsing is om de de
.........
......................
.........
cm en voor verticale plaatsing om
cm.
Buisuiteinden worden afgewerkt met een
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN
..............................
(zeker de TAL-buis).
49
2.5.2 TAAK AREI-opzoekwerk BUIZEN en DOORVOEREN
naam:
..........................................................................
voornaam:
.......................................
klas:
3
datum:
..........
.......................................................................
/
..........
/ 20.....
Opdracht: zoek de antwoorden op in het AREI en beantwoord op takenbaden.
Art. 200 Buizen 1 Uit welke stof mag een buis vervaardigd zijn? 2 Onder welke voorwaarden mogen vlamverspreidende buizen gebruikt worden? 3 Welke soorten metalen buizen zijn toegestaan? 4 Hoe moeten de bochten uitgevoerd worden?
Art. 201 Mechanische weerstand - doorvoeren 5 Waarmee moet je rekening houden als je wilt dat leidingen voldoende mechanische weerstand behouden? 6 Wat moet er gebeuren aan leidingen die vaak aan mechanische beschadigingen blootgesteld worden? 7 Waar moet je op letten bij het doorvoeren in een buitenmuur? 8 Waar moet je op letten bij het doorvoeren van vloeren?
Art. 207 Plaatsing in buizen 9 Hoe moeten de inwendige afmetingen van buizen zijn? 10 Wat zijn de algemene regels voor de plaatsing van buizen?
50
ELEKTRICITEIT PRAKTIJK | DEELPROJECT 2 | MATERIALEN