Ons kenmerk B&O//2014/marba Datum 18 maart 2014 Auteur Jolanda de Vries
Project Examinering Projectgroep Markt
Bedrijven
Versienummer 1 Status definitief
Inhoudsopgave
Pagina
1. Samenvatting
3
2. Inleiding
5
3. Onderzoeksverantwoording
6
4. Resultaten
8
4.1 Examinering in het algemeen
8
4.2 Werkwijze van de praktijktoetsing
10
4.3 Omschrijvingen van praktijktoetsen en de beoordelingsformulieren
11
4.4 De mogelijkheden voor volwassenenonderwijs
14
4.5 Afronding
15
2
1. Samenvatting Fundeon ontwikkelt samen met gebruikers een nieuw examineringsmodel, met nieuwe producten, diensten en automatiseringssysteem. Ten behoeve van deze ontwikkeling heeft Fundeon een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder roc’s, werkgevers, branchevertegenwoordigers, leermeesters en opleidingsbedrijven. Deze rapportage bevat de uitkomsten van het onderzoek onder werkgevers. Examinering in het algemeen Werkgevers hechten aan praktijktoetsing in de beroepspraktijk, omdat dit er voor zorgt dat de bedrijven betrokken zijn bij de opleiding en de examinering. Wel merken de werkgevers dat de praktijktoetsing steeds moeilijker realiseerbaar is in de productieomgeving. De werkgevers zien een rol weggelegd voor de leermeesters in de beoordeling van de leerling. Zij vinden het met name van belang dat de leermeester – en daardoor het bedrijf – het functioneren van de leerling mag beoordelen. De werkgevers hechten er belang aan dat het afnemen van praktijktoetsen wordt gecontroleerd door een onafhankelijke partij, om de kwaliteit van de examinering te borgen. De tijdsinvestering die het beoordelen van de leerling vergt, is voor de werkgevers geen probleem en mag blijven zoals deze nu is. De werkgevers zijn blij met de ondersteuning die Fundeon hen – en vooral de leermeesters - nu biedt, zoals de gesprekken met de adviseurs en de steekproefcontroles bij praktijktoetsen. Werkwijze van de praktijktoetsing De meeste werkgevers zijn slechts zijdelings betrokken bij de praktijktoetsing, omdat dit gebeurt onder toezicht van de leermeesters. De meeste gesprekspartners zouden het een goed idee vinden om (delen van) het proces rondom praktijktoetsing te digitaliseren. In elk geval het aanmelden van praktijktoetsen en het registreren van de resultaten van de praktijktoets kunnen volgens de werkgevers digitaal gebeuren. Dit hoeft niet per se op de bouwplaats te gebeuren, maar kan ook aan het begin of het einde van de werkdag op kantoor plaatsvinden. De meeste werkgevers zouden het handig vinden als bovengenoemde activiteiten ook via een tablet of smartphone op de bouwplaats kan gebeuren. Hiervoor zou dan een app gemaakt moeten worden, waarbij het niet noodzakelijk is om continu een internetverbinding te hebben. Het beoordelingsformulier zou offline ingevuld moeten kunnen worden (op de tablet) om verzonden te worden zodra er een internetverbinding is. Omschrijvingen van praktijktoetsen en de beoordelingsformulieren Alle werkgevers zijn bereid om zich aan te passen op een digitale werkwijze rondom de praktijktoetsing. De omschrijvingen van praktijktoetsen en de beoordelingsformulieren mogen digitaal beschikbaar komen, maar moeten ook op papier beschikbaar blijven. Dit kan ook door te zorgen dat zij eenvoudig uit te printen zijn vanuit een gebruiksvriendelijk systeem. Een aantal van de werkgevers hecht eraan om de omschrijvingen in de trajectmap te houden, omdat leermeester en leerling op die manier samen er doorheen kunnen bladeren en notities erbij schrijven. De tablet wordt genoemd als een handig apparaat om de werkwijze rondom praktijktoetsing te organiseren en te beoordelen. Dit geldt ook voor werkgevers die geen groot voorstander voor digitalisering zijn. Daarbij dient aangetekend te worden dat de tablet momenteel nog niet op veel bouwplaatsen beschikbaar is. De smartphone wordt als te klein beschouwd om uitgebreid op te lezen of handelingen op te verrichten.
3
De meeste werkgevers willen niet betalen voor ondersteuning bij examinering. De bedrijven die aangeven wel behoefte te hebben aan ondersteuning, zien dit vooral als voortzetting van de huidige vormen: controles op praktijktoetsing en gesprekken met de adviseur van Fundeon. De mogelijkheden voor volwassenenonderwijs De helft van de werkgevers herkent dat er instroom in de sector is van 20-plussers en er steeds meer buitenlanders en zzp’ers werkzaam zijn in de sector. Zij zien dit echter niet als een trend van de laatste jaren, maar iets dat al langer gaande is. De infra- en ga-werkgevers geven aan dat instroom altijd al grotendeels bestaat uit 20-plussers. De meeste werkgevers geven de voorkeur aan instroom van jongeren binnen hun bedrijf. De meeste bedrijven hebben weinig tot geen ervaring met projecten als ACO of VIS. Wel zien de bedrijven een toegevoegde waarde in scholing via vakmodules (kortcyclische scholing), met name voor zittend personeel. Voor zijinstromers zou dit een ander traject moeten zijn, bijvoorbeeld een halfjaar intensieve scholing. Bedrijven zien kansen in bedrijfstakcertificering . Goed vakmanschap, houding worden als belangrijker ervaren dan taal, rekenen. Afronding Alle bevraagde werkgevers zijn bereid om gedurende het ontwikkeltraject nogmaals vragen te beantwoorden.
4
2. Inleiding Het huidige examineringsmodel staat onder druk. De administratieve lasten voor docenten en leermeesters zijn te hoog, evenals de kosten voor de uitvoering van de praktijkexaminering. Tevens werkt Fundeon met een verouderd (leerlingvolg)systeem (Isbo), dat niet meer aansluit bij de huidige en toekomstige eisen ten aanzien van examinering en de nieuwe kwalificatiedossiers. De borging richting de Onderwijsinspectie vergt daardoor nu te veel inspanningen. Fundeon ontwikkelt samen met gebruikers een nieuw examineringsmodel, met nieuwe producten en diensten en een ondersteuningssysteem. Dit nieuwe model: - sluit aan bij de nieuwe exameneisen; - sluit aan op de nieuwe kwalificatiedossiers; - is betaalbaar, ook bij een teruglopend leerlingaantal; - is uitvoerbaar, met minder administratieve lasten voor roc’s, leermeesters en bedrijven; - zorgt voor optimale borging richting de Onderwijsinspectie. Ten behoeve van het nieuwe model wordt ook gekeken of het huidige samenwerkingsmodel nog voldoet of dat niet gezocht zou moeten worden naar een nieuwe samenwerkingsvorm met scholen. Tevens wordt Isbo vervangen door een nieuw ICT-systeem. Fundeon heeft dit alles verwerkt in een projectplan dat nu in uitvoering genomen gaat worden. Verantwoordelijk voor de uitvoering van het projectplan is de stuurgroep Examinering. De daadwerkelijke uitvoering van het projectplan ligt bij vier projectgroepen, namelijk: -
Projectgroep Markt Projectgroep Product Projectgroep Organisatie Projectgroep Systemen
De opdracht voor projectgroep Markt is: “Inventariseer in de markt, bij de stakeholders en gebruikers welke behoefte er bestaat op het gebied van examenproducten en -diensten ten opzichte van het huidige model, bepaal daarna met de overige projectgroepen de optimale oplossingsrichtingen (qua inhoud, proces en prijs) en zorg dat deze oplossing draagvlak heeft, gecommuniceerd en geïmplementeerd wordt.” In deze rapportage worden de resultaten weergegeven van de inventarisatie bij bedrijven over hun behoefte op het gebied van examenproducten en -diensten.
5
3. Onderzoeksverantwoording Ten behoeve van het project Examinering is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder roc’s, werkgevers, branchevertegenwoordigers, leermeesters en opleidingsbedrijven. Per doelgroep wordt een rapportage gemaakt. Deze rapportage behelst de doelgroep werkgevers. Het doel van het onderzoek is te onderzoeken welke eisen en wensen er leven bij de diverse doelgroepen met betrekking tot de examinering op mbo-niveau in de bouw- en infrasector. Mede op basis hiervan gaat Fundeon – in samenspraak met de gebruikers – een examineringsmodel ontwikkelen, bestaand uit diverse producten en eventueel diensten. Bij het formuleren van de resultaten in deze rapportage is ingestoken op de informatie die van belang is als het gaat om de diverse klantbehoeftes. Ten behoeve van dit onderzoek zijn in totaal 22 werkgevers/leidinggevenden van twintig bedrijven geïnterviewd. Enkele van hen – bij de kleine bedrijven - zijn tevens zelf leermeester. Deze werkgevers zijn bevraagd op voordracht van de adviseurs van Fundeon, vanuit het oogpunt dat deze werkgevers/leidinggevenden een mening hebben over examinering. Een overzicht van deze geïnterviewden - geanonimiseerd tot de functie, vestigingsplaats van het bedrijf, de branche en de omvang van het bedrijf - staat in de volgende tabel. Functie Werkgever Werkgever Directeur Directeur Hoofd P&O Uitvoerder Uitvoerder Werkgever Mede-eigenaar Directeur Eigenaar Mede-eigenaar Adjunct-directeur Werkplaatschef P&O Hoofduitvoerder Uitvoerder Eigenaar Hoofd uitvoering Algemeen directeur Hoofd productie Coördinator leermeesters Directeur uitvoering
Vestigingsplaats Leerdam Zwammerdam Baambrugge Wormerveer Volendam Hoogeloon
Branche Bouw Infra Infra Gespecialiseerde aannemerij Bouw Infra
Aantal werknemers 10-25 1-9 1-9 50-100 200-300 10-25
Leerdam Dwingeloo Putten Dronrijp Winterswijk Winterswijk
Infra Bouw Bouw Bouw Bouw Gespecialiseerde aannemerij
1-9 10-25 10-25 1-9 10-25 10-25
Groningen
Gespecialiseerde aannemerij
26-50
Etten-Leur Herwijnen Erp Tiel Sint-Oedenrode Vught Geffen
Bouw Infra Bouw Bouw Bouw Infra Bouw
51-100 26-50 51-100 26-50 26-50 100+ 100+
De gesprekken met de werkgevers zijn uitgevoerd door drie vaste tweetallen, te weten: Henk Venebrugge (teamhoofd Fundeon, regio Noordoost) en Linda Blaakmeer (communicatieadviseur); Corre van Oers (regiomanager Fundeon, regio Zuid) en Janneke Maas-Leenders (communicatieadviseur); Gert Meijer (regiomanager Fundeon, regio West) en Wilma Schuitemaker (communicatieadviseur). De interviewers zijn voor de gesprekken naar de bedrijven toegegaan, zodat de gesprekken plaatsvonden in een vertrouwde omgeving voor de geïnterviewden. Wanneer meerdere personen van een bedrijf zijn bevraagd, dan zijn deze personen gelijktijdig geïnterviewd. De gesprekken zijn gevoerd aan de hand van een vragenlijst. Deze vragenlijst is in het gesprek zo goed mogelijk gevolgd: alle vragen zijn in elk gesprek aan bod gekomen. De geïnterviewde kreeg ruimschoots de tijd om te antwoorden, in zijn eigen woorden. 6
Naar aanleiding van de gesprekken hebben de interviewers het gespreksverslag gemaakt. Dit gespreksverslag is ter goedkeuring voorgelegd aan de bevraagde personen. Op- en aanmerkingen, aanscherpingen en aanvullingen van de geïnterviewden zijn verwerkt in het definitieve gespreksverslag. De gespreksverslagen zijn verzameld door de projectgroep Markt, onderdeel van het project Examinering. De analyse en de rapportage is uitgevoerd en opgesteld door Jolanda de Vries (communicatieadviseur), in samenspraak met Martijn Bakker (onderzoeker).
7
4. Resultaten Hieronder volgt een samenvatting van de antwoorden zoals die gegeven zijn door de geïnterviewden van de betreffende bedrijven. Onderstaande paragrafen behandelen ieder een onderwerp rondom examinering. Paragraaf 4.1 gaat over examinering in het algemeen. Paragraaf 4.2 gaat over de werkwijze van de praktijktoetsing. Vervolgens gaat paragraaf 4.3 in op de omschrijvingen van praktijktoetsen en de beoordelingsformulieren. Paragraaf 4.4 betreft de mogelijkheden voor volwassenenonderwijs. Ten slotte gaat paragraaf 4.5 over de vragen die ter afronding van het interview zijn gesteld aan bedrijven. 4.1 Examinering in het algemeen Vraag 1. Vindt u het belangrijk dat de praktijktoetsing wordt uitgevoerd op de werkplek van de leerling? Werkgevers hechten aan de praktijktoetsing in de beroepspraktijk. Volgens de werkgevers is dat praktisch, geeft dit het beste beeld van de prestaties van de leerling en zorgt dit ervoor dat de bedrijven betrokken blijven bij de opleiding en de examinering. De werkgevers plaatsen er echter ook enkele kanttekeningen bij. Zo merken zij dat het steeds lastiger te realiseren en te organiseren is. Volgens sommige werkgevers is het daardoor noodzakelijk om in een gesimuleerde omgeving te toetsen, bij het bedrijf of elders. De werkgevers hechten er belang aan dat het afnemen van praktijktoetsen wordt gecontroleerd door een onafhankelijke partij, om de kwaliteit van de examinering te borgen. Een aantal werkgevers vindt de locatie van de praktijktoets niet van belang; zij stellen de kwaliteit en de uitvoerbaarheid voorop. Dit kan in een gesimuleerde omgeving zijn of in de productie. Vraag 2. Hoe ziet uw optimale manier van praktijktoetsing op de werkplek van de leerling er uit? De behoefte om in de praktijk - door het bedrijf - te beoordelen, wordt vooral ingegeven door de wens om de houding en het gedrag van de leerling te kunnen beoordelen. Volgens de geïnterviewden kan een examinator op een externe locatie niet zien hoe de leerling in het bedrijf functioneert. - “De leermeester beoordeelt ook de mentaliteit van de leerling. Die zie je pas als je een tijdje met de leerling samenwerkt.” - “Geef de leerling meer zelfstandigheid.” - “Op de bouw krijg je een compleet beeld van de leerling.” Wanneer er in de praktijk wordt getoetst, dienen deze toetsen gecontroleerd te worden. “Wie zegt dat ik het allemaal goed doe?” Vraag 3. Kan de praktijktoetsing op de werkplek van de leerling worden vereenvoudigd? De meeste werkgevers denken niet dat de praktijktoetsing op de werkplek vereenvoudigd kan worden. Een aantal vinden dat ook niet nodig of zelfs niet wenselijk. Een aantal geïnterviewden heeft wel verbeterpunten: - Maak het realistischer; het werk moet leidend zijn, niet de toets. - Verminder het aantal praktijktoetsen. - Let op praktische uitvoerbaarheid. - Baken per toets af welke competenties gemeten moeten worden (niet elke toets, alle compententies). - Maak het flexibeler. Dit betreft met name de tijd die nu wordt gevraagd tussen aanmelding en afname van de toets. Vraag 4. Hoe ervaart u de huidige administratieve taken rond de praktijktoetsing? De meeste bevraagde werkgevers zijn niet direct betrokken bij de praktijktoetsing binnen het bedrijf: dit wordt uitgevoerd door de leermeesters. Deze werkgevers gaan af op de geluiden die ze hierover van de leermeesters horen. De meeste werkgevers horen geen negatieve geluiden van de leermeesters. 8
De volgende kritiekpunten zijn genoemd tijdens de gesprekken: - De periode tussen aanmelding en uitvoering van de praktijktoets (3 dagen) is te lang. “Zo ver loopt mijn planning niet eens.” - “Er zijn te veel mensen die er naar moeten kijken en dingen moeten tekenen.” - Opleidingsbedrijf, roc en Fundeon geven niet altijd eenduidige informatie. “Bouwmensen en het roc zeggen dat zij spullen moeten opsturen, Fundeon zegt dat wij dat moeten doen.” Vraag 5. Vindt u dat de praktijktoetsing meer moet plaatsvinden in een geconditioneerde omgeving en minder op de werkplek van de leerling? Van de twintig bevraagde bedrijven geven vier aan dat zij graag meer praktijktoetsing in een geconditioneerde omgeving willen plaatsvinden. Twee bedrijven kiezen daarvoor omdat het bij dit bedrijf in de praktijk niet te realiseren is. De andere twee kiezen ervoor omdat de gesimuleerde omgeving objectiever is. “Het is voor de leerlingen minder vrijblijvend. Het examineren vindt professioneel en zakelijk plaats.” Een groot aantal bedrijven vindt de huidige situatie prima: deels in de productie, deels gesimuleerd. Enkele van hen zou graag meer flexibiliteit willen hebben in de keuze wat gesimuleerd en wat in de productie zou moeten worden getoetst. Daarbij geldt het uitgangspunt ‘wat in de productie kan toets je in de productie, de rest doe je in een gesimuleerde omgeving.’ Bij de keuze voor werkplek of geconditioneerd spelen praktische overwegingen een belangrijke rol: waar staan de beste machines, waar zijn omstandigheden het beste en hoeveel tijd kost het de leerling en leermeester om de praktijktoets uit te voeren en te beoordelen. Vraag 6. Vindt u dat de leermeesters een beoordelende rol moeten hebben bij praktijktoetsen? “Wie beoordeelt maakt niet uit, als hij maar eerlijk beoordeelt.” Volgens de meeste werkgevers kan de leermeester, maar ook de begeleidend vakman, die eerlijke beoordelaar zijn. Vier personen vinden dit oneerlijk (‘keuring van eigen vlees’). Een ander oppert om leermeesters uit te wisselen met andere bedrijven. Ook wordt de suggestie gegeven om de uitvoerder als tweede paar ogen mee te laten kijken bij de praktijktoets. Tot slot wordt ook geopperd om een onderverdeling te maken tussen opleidende leermeesters en beoordelende leermeesters. Een pluspunt om de leermeester te laten beoordelen, is volgens vele werkgevers dat deze niet alleen naar het moment van toetsen kijkt: de leermeester kent de leerling en weegt het totale functioneren van de leerling mee in de beoordeling van de praktijktoets. Een enkele werkgever geeft aan dat de leermeester ook een beoordelende rol dient te hebben als de leerling in de geconditioneerde omgeving wordt getoetst. Vraag 7. Wat vindt u van het aantal uur dat de leermeester bezig is met de leerling bij één praktijktoets? “Je investeert wat nodig is; niet meer, niet minder.” De werkgevers vinden het belangrijk om de leermeester tijd te geven voor de beoordeling van de praktijktoets. Een enkeling ziet het als een flinke tijdsinvestering. Een ander zou de leermeester er graag meer tijd voor willen geven. Vraag 8. Wat is voor u een acceptabel aantal uur dat de leermeester bezig is met de leerling bij één praktijktoets? De genoemde tijden die er volgens de werkgevers ingestoken mogen worden, lopen uiteen van drie kwartier productietijd tot zes uur. De meesten vinden het moeilijk om per toets een aantal uren aan te geven, omdat de uren door de werktijd van de leermeester heen lopen.
9
De werkgever die zes uur aangeeft, ziet dit inclusief het aanvragen van de toets, het afstemmen met de opdrachtgever van het project waarop de leerling werkt, de voorbereiding met de leerling en de beoordeling. De werkgever die een tijdsinvestering van één uur noemt, ziet dit als een half uur voorbereiding voor de toets en een half uur beoordeling na de toets. Vraag 9. De leermeester moet scholing volgen om praktijktoetsen te kunnen beoordelen. Zou u voor deze scholing willen betalen? Of werkgevers voor scholing willen betalen, hangt af van de kwaliteit die deze scholing biedt. De huidige nascholingen heeft volgens de meeste werkgevers te weinig inhoud om voor te willen betalen. “Als het geld kost, dan moet het echt goed zijn, met interessante workshops.” De werkgevers geven aan dat zij een voorkeur hebben voor scholing buiten werktijd en dat deze kort en effectief moeten zijn. De helft van de werkgevers wil principieel niet betalen voor scholing van leermeesters: “De investering van het bedrijf in opleiden is al groot.” “Dit is een verantwoordelijkheid van de sector.” 4.2 Werkwijze van de praktijktoetsing Vraag 10. Wat gaat goed en wat kan beter bij deze huidige werkwijze van praktijktoetsing met het aanmelden van de praktijktoets, het versturen van het beoordelingsformulier en het registreren van het resultaat? Slechts enkele van de ondervraagde werkgevers is nauw betrokken bij de praktijkexaminering binnen het bedrijf. De meesten laten het over aan de leermeester(s) binnen het bedrijf en hebben daardoor geen opmerkingen aan de hand van deze vraag. Diverse werkgevers geven aan dat de leerling, het roc en/of het opleidingsbedrijf het gehele proces rondom de praktijkexaminering afhandelen. Volgens enkele werkgevers gaat het daardoor juist niet goed. De leerling zou zaken vergeten te melden. Een werkgever geeft expliciet aan dat hij wil dat alles via de leermeester zou moeten lopen en niet via de leerling. Een werkgever geeft aan dat het bij hun goed verloopt, omdat het opleidingsbedrijf het goed regelt. “Ik ben tevreden, maar besef wel dat je afhankelijk bent van het opleidingsbedrijf waarmee je samenwerkt.” Verder zijn de volgende kritiekpunten genoemd: - De tijd tussen aanmelden en afname toets is te lang (3 dagen). - Het is onduidelijk wat de rol is van Fundeon, het opleidingsbedrijf en het roc. Vraag 11. Vindt u het belangrijk om de werkwijze van praktijktoetsing te digitaliseren, zoals het aanmelden van de praktijktoets, het versturen van het beoordelingsformulier en het registreren van het resultaat? Vijftien van de twintig bedrijven geven aan dat het belangrijk is om het proces rondom praktijktoetsing (deels) te digitaliseren. De overigen vinden het niet belangrijk, maar hebben er geen bezwaar tegen. “Als het er is, zullen we er vast wel gebruik van maken.” Vraag 12. Waar moet Fundeon rekening mee houden als de werkwijze van praktijktoetsing wordt gedigitaliseerd? - Doe het stapsgewijs. Is er in begin behoefte aan papier, zorg dan dat dat mogelijk is. - Kijk per onderdeel of het handig is om het te digitaliseren of dat het beter op papier kan blijven (veel leeswerk en/of samen met leerling aan de slag: houd het op papier). - Zorg dat alles geprint kan worden.
10
-
-
Maak gebruik van de digitale mogelijkheden die er zijn (bijvoorbeeld seintjes/herinneringen/bevestigingen sturen) Zorg dat je niet continu een internetverbinding nodig hebt (offline informatie bekijken, formulier invullen op bv tablet, verzenden zodra er weer internet is) Maak het simpel en overzichtelijk Beveilig het goed Zorg voor een goede handleiding en instructie Zorg dat het echt voordelen biedt aan bedrijf, leermeester en leerling.
De werkgevers zien ook extra mogelijkheden als er gedigitaliseerd wordt: - Er kunnen video’s of foto’s toegevoegd worden aan de beoordeling. - De adviseur Examinering kan van afstand meekijken via camera in smartphone/tablet. - De leerling kan in het systeem ook zijn portfolio opbouwen. - Maak er een leerlingvolgsysteem van en geef seintjes als het nodig is. - De leerling (of een externe) kan praktijktoetsen filmen (met telefoon) als bewijslast. Vraag 13. Heeft de leermeester of leerling de mogelijkheid om op de bouwplaats in te loggen op een website om een praktijktoets aan te melden? Niet op elke bouwplaats is een internetverbinding mogelijk via een laptop of vaste computer. Volgens de werkgevers hebben de meeste leermeesters of leerlingen wel een smartphone. De werkgevers zien het niet als harde eis dat internet op de bouwplaats aanwezig moet zijn om het aanmelden van een praktijktoets te digitaliseren. De leermeester en/of leerling kan dit ook voor of na werktijd doen, op kantoor of thuis. Vraag 14. Zou het aanmelden op de bouwplaats van een praktijktoets per vaste computer of tablet/smartphone moeten gebeuren? Het mooiste is als het via een vaste computer/laptop kan én via een app op een tablet of smartphone. De vaste computer/laptop is de basis: als deze niet op de bouwplaats beschikbaar is, kan de leermeester/leerling voor of na het werk op de bouwplaats de praktijktoets aanmelden via de computer op kantoor. Veel werkgevers geven aan dat het mooi zou zijn als de leerling/leermeester direct op de bouwplaats een praktijktoets zou kunnen aanmelden. Dit zou via een tablet of een smartphone kunnen, afhankelijk van de hoeveelheid/soort handelingen die verricht moeten worden. Voor (veel) typewerk wordt de smartphone als te klein ervaren en wordt de voorkeur aan een tablet gegeven. De tablet is echter weer diefstalgevoeliger en is nog slechts zeer beperkt aanwezig op bouwplaatsen. Werkgevers willen niet dat aanmelden uitsluitend via een smartphone en/of tablet kan gebeuren. Sommige werkgevers willen niet dat leerlingen hun smartphone gebruiken op de bouwplaats. 4.3 Omschrijvingen van praktijktoetsen en de beoordelingsformulieren Vraag 15. Vindt u het wenselijk om deze beschrijvingen van de praktijktoets digitaal te ontvangen en niet in de trajectmap? Een groot deel van de werkgevers wil de beschrijvingen van de praktijktoets graag in de trajectmap houden. De omschrijvingen worden vaak samen met de leerling bekeken en dat gaat gemakkelijker als deze in de map zitten. Omschrijvingen zijn volgens de werkgevers niet goed te lezen vanaf een smartphone (te klein scherm). Tegelijkertijd willen veel werkgevers het daarnaast ook digitaal beschikbaar hebben.
11
Vraag 16. Welke voordelen en welke nadelen ziet u bij het digitaal verstrekken van de omschrijvingen van praktijktoetsen? Voordelen: - Aantrekkelijker voor leerling. - Efficiënter en sneller. - Je kunt niets kwijtraken. - Meer geordend. - Toetsomschrijvingen eenvoudiger aan te passen (actueler). - Minder papierverbruik. Nadelen: - Leermeester is niet gewend om veel digitaal te lezen. - Noodzaak om duur apparaat op bouwplaats te hebben (tablet is diefstalgevoelig). - Niet doorbladerbaar, zoals map. - Er kunnen geen notities bijgezet worden. - Minder persoonlijk, tastbaarheid mist. - Overzicht en details zijn moeilijk te zien digitaal. - Je moet zelf dingen uitprinten.
Vraag 17. Kunt u op de bouwplaats of een andere plek de omschrijvingen van praktijktoetsen goed raadplagen? De omschrijvingen zijn via de trajectmap goed te raadplegen. Omdat niet op alle locaties een internetverbinding is, is het nodig dat de omschrijvingen ook offline zijn te bekijken, eventueel via een app op een tablet (of smartphone). Vraag 18. Wat heeft u van Fundeon nodig om het digitaal verstrekken van de omschrijvingen van praktijktoetsen mogelijk te maken? - Een toegankelijk programma dat je zowel via de smartphone, de vaste computer en een tablet kunt gebruiken en/of een app waarmee dit mogelijk is. - Een digitaal apparaat (tablet). - Begeleiding hierbij voor de leermeester. - Een inlogcode om thuis of op kantoor in te loggen en daar de omschrijvingen te printen. Vraag 19. Kan de leermeester een digitaal beoordelingsformulier invullen bij de praktijktoets? Niet op elke bouwplaats is een internetverbinding mogelijk via een tablet, laptop of vaste computer. Volgens de werkgevers hebben de meeste leermeesters of leerlingen wel een smartphone. De werkgevers zien het niet als harde eis dat internet op de bouwplaats aanwezig moet zijn om het beoordelingsformulier te digitaliseren. In de praktijk gebeurt het nu ook vaak dat pas na afloop van de praktijktoets het beoordelingsformulier wordt ingevuld, in de keet of elders. “Als het nu regent, vul je het papieren formulier ook in in de keet.” “Het zou mooi zijn als de leerlingen voortaan beschikken over een tablet. Deze kunnen ze tijdens een toets dan aan de leermeester geven om zo gelijk alles digitaal te registreren.” Vraag 20. Kan de leermeester een digitaal beoordelingsformulier invullen via een vaste computer of een tablet/smartphone? Het invullen van een digitaal beoordelingsformulier kan de leermeester in elk geval doen via een vaste computer of laptop. Wanneer deze niet beschikbaar is op de bouwplaats (bijvoorbeeld laptop uitvoerder), kan dit op kantoor gebeuren. 12
Werkgevers die digitalisering geen noodzaak vinden, noemen de tablet als een handig apparaat om te gebruiken op de bouwplaats. Diverse gesprekspartners geven daarbij echter aan dat de tablet dan ook gebruikt moet kunnen worden, zonder dat er continu een internetverbinding is. Dus het beoordelingsformulier moet offline beschikbaar zijn op de tablet (via een app). Het ingevulde formulier kan dan verzonden worden op het moment dat er een internetverbinding beschikbaar is. De smartphone wordt als te klein beschouwd om een uitgebreid formulier in te vullen. Dit zou alleen mogelijk zijn als er weinig schrijfwerk aan te pas komt: bijvoorbeeld alleen cijfers geven en/of vinkjes zetten. Vraag 21. Zou de leermeester de beschikking moeten hebben over een papieren beoordelingsformulier (om in te vullen tijdens de praktijktoets) om het daarna, buiten de bouwplaats, officieel in te voeren in een digitaal registratiesysteem? Zeker in het begin wordt het op prijs gesteld dat er een papieren beoordelingsformulier beschikbaar is. Deze beschikbaarheid is ook geregeld wanneer de leermeester het beoordelingsformulier gemakkelijk kan uitprinten. Het invoeren van de resultaten kan de leermeester na afloop van de praktijktoets in alle gevallen wel digitaal doen. Vraag 22. Bent u bereid om zich aan te passen aan een digitale werkwijze van praktijktoetsing? Alle werkgevers zijn bereid om zich aan te passen aan een digitale werkwijze. Zij maken daarbij wel de volgende opmerkingen: - Ja, maar houd rekening met de mensen die er minder handig mee zijn. - Stel wel middelen beschikbaar om het digitale werken mogelijk te maken. - Als dit goed wordt georganiseerd wel. - Trajectmap moet wel in papieren versie blijven bestaan. Op papier kun je krabbelen, tekenen, aantekeningen maken. - Zoek een middenweg, zodat er gewenningstijd is voor wie dat nodig heeft. Vraag 23. Heeft uw bedrijf behoefte aan ondersteuning bij examinering? De bedrijven die aangeven dat ze behoefte hebben aan ondersteuning, zien dit vooral in de vorm van steekproefcontroles en gesprekken met de adviseur van Fundeon. Zij verwijzen daarbij naar ondersteuning die de adviseur hen nu biedt. Een werkgever geeft aan dat de behoefte aan ondersteuning afhangt van de leerling die hij op dat moment begeleidt. “Ja, tips zijn altijd handig.” Vraag 24. Wilt u betalen voor deze extra ondersteuning? Twee van de bevraagde werkgevers geven aan te willen betalen voor ondersteuning. Drie anderen laten dit afhangen van de prijs die ervoor wordt gevraagd en waaruit de ondersteuning dan zou bestaan. “Ja, 50 euro is prima, 250 euro schrikt af.” “Alleen als het gaat om een structureel probleem bij ons bedrijf. Reguliere ondersteuning moet betaald worden via de bedrijfstak.” De overige werkgevers willen niet betalen. Zij vinden dat zij al volop investeren in opleiden en zien het als een service van de bedrijfstak om de kosten gezamenlijk te dragen.
13
4.4 De mogelijkheden voor volwassenenonderwijs Vraag 25. Herkent u dit in uw regio? De helft van de werkgevers herkent dat er instroom in de sector is van 20-plussers en er steeds meer buitenlanders en zzp’ers werkzaam zijn in de sector. Zij zien dit echter niet als een trend van de laatste jaren, maar iets dat al langer gaande is. De infra- en ga-werkgevers geven aan dat instroom altijd al grotendeels bestaat uit 20-plussers. De meeste werkgevers geven aan dat zij een voorkeur hebben voor de instroom van jongeren. Zo lang zij voldoende jongeren kunnen krijgen om bij hen aan de slag te gaan, zullen ze daar eerder op terugvallen dan op andere groeperingen. In tijden van krapte van personeel en groei van het bedrijf, kiezen bedrijven daarnaast voor zijinstromers. Het gaat daarbij voornamelijk om 20’ers. Daarnaast werken veel werkgevers met een (beperkte) vast groep zzp’ers. Vraag 26. De afgelopen jaren en ook op dit moment zijn er projecten voor kort-cyclische scholing zoals Anticyclisch opleiden (ACO) en Vakmanschap in Stappen (ViS). Hoe zou u kort-cyclische scholing vorm willen geven? De meeste werkgevers die zijn bevraagd, hebben geen ervaring met de projecten ACO of ViS. Een aantal werkgevers ziet geen meerwaarde in dit soort projecten. “Ik school jonge jongens via regulier onderwijs.” “Eén van onze beste werknemers heeft geen diploma. Die zit niet te wachten op een medaille.” “Wij scholen mensen om als ze klachten krijgen.” “Met een korte scholing leren ze nog niet de cultuur van het bedrijf kennen en dat vinden wij juist belangrijk.” De meeste werkgevers geven aan dat zij dit soort scholing eerder zouden inzetten voor werknemers die al werkzaam zijn in de sector en niet voor zijinstromers. Wanneer het gaat om hoe kort-cyclische scholing vorm zou moeten krijgen, komen de volgende aandachtspunten naar voren: - Zorg dat je snel kunt schakelen; voer het uit op onwerkbare dagen. - Geef jonge zijinstromers (24, 25 jaar) een korte, snelle basiscursus. Bijvoorbeeld 3 tot 6 maanden intensief scholen en dan inzetten bij een bouwbedrijf. - Maak het praktisch, maar heb ook aandacht voor houding, gedrag en tekeninglezen. - School alleen diegenen die al basiskennis hebben. - Ik heb een voorkeur voor incompany. Vraag 27. Kort-cyclische scholing leidt tot bedrijfstakcertificering. Vindt u het belangrijk dat bedrijfstakcertificering aansluit bij de wijze van examinering van de huidige niveau 2 en 3 leerlingen? De meeste werkgevers vinden het niet belangrijk dat de bedrijfstakcertificering aansluit bij de examinering in het mbo. Een werkgever geeft aan juist meer waarde te hechten aan een bedrijfstakcertificaat dan aan een rocdiploma (mits het bedrijfstakcertificaat wordt toegekend door mensen die daadwerkelijk vakkennis hebben). Het bedrijfstakcertificaat moet vooral aantonen dat de werknemer in de praktijk zijn vak goed kan uitvoeren. Het niveau van de theorie en van nevenvakken (zoals taal en rekenen) moeten aangepast worden naar het niveau van de werknemer. Vaag 28. Wat is er nodig om de bedrijfstakcertificering op dezelfde wijze uit te voeren als de huidige examinering van niveau 2 en 3 leerlingen? Er zou objectieve beoordeling moeten zijn en voldoende toetscontroles uitgevoerd moeten worden. De kwaliteit van de toetsing zou hetzelfde moeten zijn als in het mbo.
14
4.5 Afronding Vraag 29. Heeft u nog opmerkingen en/of aanbevelingen die nog niet in het gesprek zijn benoemd, maar wel van belang zijn voor de verschillende onderwerpen? De rapportage beperkt zich hier tot de zaken die alleen zijn benoemd met betrekking tot examinering. Andere zaken worden buiten de rapportage om neergelegd bij de desbetreffende afdeling van Fundeon. - Er moeten stappen gezet worden met betrekking tot de kwaliteit van de opleiding en de borging van examens. Nu kun je voor het belangrijkste item (anker aanbrengen) een onvoldoende krijgen en toch slagen voor het examen. Dat diploma is dan niets waard. - Het stramien van de toets is strakker geworden: je kunt haast geen toets meer maken. - Met een cijfer kun je meer uitdrukken dan met een vinkje. Onvoldoende en voldoende is niet altijd toepasbaar. - Houd ook de werkgever op de hoogte van de ontwikkeling van de leerling, niet alleen de leermeester. - Maak duidelijker welke rol het opleidingsbedrijf, het roc en Fundeon hebben. - Er komen teveel verschillende mensen van Fundeon bij ons. Geef ons één aanspreekpunt. - Kijk bij de praktijktoetsing niet alleen naar wat in de praktijk veel voorkomt, maar zorg ook voor onderdelen die het inzicht toetsen, zoals het maken van een kap of trap. Misschien doet de leerling er de eerste tien jaar niets mee, die kennis blijft wel hangen. - Beperk de administratieve last voor bedrijven. Vraag 30. Indien we nog een aantal vragen hebben, mogen we dan weer een beroep op u doen? Alle bevraagde werkgevers mogen nogmaals benaderd worden voor aanvullende informatie.
15