project context Van Venster Naar Poort Content research Ivy Barend 2015-2016
inleiding Het project van Venster naar Poort houdt in dat we een Game of Interactieve installatie gaan ontwerpen voor het Openluchtmuseum in Arnhem. We hebben een introductie gekregen over de ‘Canon van Nederland’, dat de belangrijkste personen en gebeurtenissen in de geschiedenis van ons land in 50 Vensters illustreert. Ons is de keuze gegeven uit twee van deze Vensters, namelijk de drooglegging van de Beemster en het onderwerp kinderarbeid in de 19e eeuw. Na een korte vergadering kwamen we als groep tot de conclusie dat het onderwerp kinderarbeid ons het meest aansprak, en daar zijn we dan vervolgens mee aan de slag gegaan. We hebben vrij vroeg besloten dat we onze doelgroep een echte ‘experience' wilden laten hebben, maar het educatieve geschiedenis-element ook een rol wilden laten spelen in onze game. Hier moet de volgende inhoudelijke kennis voor worden opgedaan:
• feitelijke informatie over hoe Nederland omging met het probleem kinderarbeid. • hoe een werkend kind in de 19e eeuw leefde. Ik heb deze punten onderzocht aan de hand van de volgende onderwerpen: - de arbeids- en leefomstandigheden van de arbeidersklasse in de 19e eeuw - het kinderwetje van Van Houten - J. J. Cremer en zijn strijd tegen kinderarbeid - verschillende opinies van de fabrieksbazen en de Nederlandse overheid
methode Vanwege dat ik inhoudelijk onderzoek ga plegen over het onderwerp kinderarbeid, zal de methode die ik gebruik grotendeels desk-research zijn. Ik heb echter tijdens mijn vooronderzoek ondervonden dat de voor de hand liggende bronnen (Google, Wikipedia, etc.) vrijwel allemaal dezelfde twee alinea’s tekst bevatten die ik op de middelbare school uit mijn hoofd heb moeten leren. ik heb deze globale informatie gebruikt om mijn onderzoek af te bakenen, en ben ik op zoek gegaan naar bronnen die dieper op deze onderwerpen ingingen, dan de bronnen die ik heb gebruikt in mijn vooronderzoek. ik heb hiervoor de volgende stappen ondernomen: • ik heb ben op zoek gegaan naar interessante proefschriften op Google Scholar en het online archief van de Universiteit Utrecht; • ik heb mijn mentor en geschiedenis-docente van de middelbare school gevraagd of ze een aantal diepgaandere bronnen wist betreft mijn onderwerp • ik ben begonnen aan de novelle van J. J. Cremer ‘Fabriekskinderen’ voor het opzoeken van feitelijke informatie betreft personen en begrippen heb ik gebruik gemaakt van wikipedia.
analyse de arbeids- en leefomstandigheden van de arbeidersklasse in de 19e eeuw De informatie die bekend is over de arbeidersklasse voor en in de 19e eeuw is nauw verbonden met de industriële revolutie en de politieke zaken rondom kinderarbeid, dus om deze twee onderwerpen helemaal apart te behandelen is vrij moeilijk. Ik ga toch een poging doen, omdat we een realistisch en kleinschalig beeld moeten krijgen van het leven van een fabriekskind, om de ervaring in ons spel te kunnen optimaliseren. Toen de industriële revolutie begon, en er in steden als Leiden en Delft grote fabrieken werden opgezet voor het snel en goedkoop produceren van textiel en andere producten, trok men in grote getalen naar de stad. Door deze volksverhuizing, en daarbovenop ook een geboorteoverschot (de gemiddelde gezinsgrootte is in de periode eind 18e tot eind 19e eeuw met 1,4 leden gestegen) ontstond er een huisvestingsprobleem in de stad. Als resultaat begonnen aannemers hun panden op te verdelen in 1 of 2-kamerwoningen, liet het stadsbestuur en soms ook de fabrieksbazen zelf op grote schaal arbeiderswoningen uit de grond stampen en werden er zelfs steegjes overdekt als provisorische woning, om maar zo veel mogelijk woonruimte te creëren voor de naar de stad gekomen arbeiders. Omdat er geen wetgeving bestond rondom de leeftijd waarop kinderen mochten werken, en er voorheen ook geen moreel probleem van werd gemaakt, gingen kinderen van de arbeidersklasse vrijwel vanzelfsprekend ook mee werken in de fabriek. Een van de belangrijkste redenen hiervoor was ook de armoede die heerste in die arbeiderswijken, waardoor ook de kinderen moesten meewerken om brood op tafel te krijgen. Omdat kinderen goedkopere werknemers waren dan volwassenen, en daarbij ook nog klein genoeg waren om in de nauwe ruimtes te komen tussen de machines in de fabriek, ontstond het fenomeen dat de ouders van de arbeidersgezinnen vaak werkloos waren en het gezin daardoor afhankelijk was van de kinderen. er waren ook veel gevallen waarin vader vrijwillig thuis bleef en de kinderen liet werken. In de fabriek zelf voerden de kinderen simpele taken uit waar ze qua leeftijd geschikt voor waren. Het meest bekend is er over de textielfabrieken in Leiden, waar kinderen op en onder de draaiende machines moesten om schoon te maken en draadjes te knopen. een ander goed voorbeeld is de glas- en aardewerkfabriek van Regout in Maastricht, waar de arbeiders door een ‘mangat’ heen moesten om de producten in -en uit de altijd brandende oven te halen.
feitelijke informatie over hoe Nederland omging met het probleem kinderarbeid de gegoede burgers Men was natuurlijk niet blind. Er gingen hier en daar binnen de hogere kringen van de maatschappij stemmen op over de onmenselijkheid van de situatie waar de arbeidersklasse zich in bevond. Helaas tevergeefs, vanwege het liberale klimaat dat er in Nederland heerste tijdens de Industriële Revolutie. De staat moest zich zo min mogelijk bemoeien met economische en maatschappelijke onderwerpen, wat het wettelijk invoeren van een verbod op kinderarbeid extreem tegenwerkte. De discussie was echter wel aanwezig en daardoor gaf de regering halverwege de 19e eeuw opdracht aan A.C.C. de Vries Robbé (hoofdingenieur van het stoomwezen in Nederland) om te onderzoeken of maatregelen nodig waren. De conclusie van zijn rapport was duidelijk: “onmiddellijk ingrijpen van hogerhand en instelling van een arbeidsinspectie ter controle van de zindelijkheid en veiligheid in de fabrieken.” Toen er tien jaar later nog niets concreets op tafel lag, schakelde De Vries Robbé de hulp in van een aangetrouwd familielid, de gevierde en maatschappelijk betrokken novellist Jacob Jan Cremer. Jacob Cremer Cremer bezocht op aandringen van De Vries Robbé een Leidse textielfabriek. Cremer, die op dat moment zelf twee kinderen had van de leeftijden vier en acht jaar, was diep geraakt door de slechte werkomstandigheden en ellende in de fabriek. Ondanks de controversiële aard van het onderwerp, twijfelde hij geen moment en zette zich in voor die armoedige kinderen uit de arbeidersklasse. Datzelfde jaar (in 1863) hield Cremer een pleidooi getiteld “Fabriekskinderen, een bede, doch niet om geld” in Den Haag, voor een overvolle zaal grotendeels gevuld met Fabrikanten en kamerleden. deze pleidooi is ook geprint onder de titel “Fabriekskinderen”. In deze pleidooi legt Cremer de verantwoordelijkheid voor de geestelijke en lichamelijke afstomping en soms zelfs letterlijke dood van de fabriekskinderen bij ‘Vader Staat’, bij de ‘Spinners’ (gezagvoerders in de fabriek), bij de ouders en bij de fabrikanten. Hij verontschuldigt de laatste twee, omdat omstandigheden de ouders vaak dwingen om hun kinderen naar de fabrieken te sturen, en de fabrieksbazen toch begaan zijn met hun werknemers maar vanwege de moordende concurrentie toch gedwongen zijn om de goedkoopste arbeidskrachten te nemen. Cremers’ novelle en voordrachten door het hele land waren niet alleen het onderwerp van lof, maar ook van fors kritiek. Het is namelijk niet ondenkbaar dat Cremer de situatie te zwart heeft geschetst, dat hij de omstandigheden heeft overdreven om een discussie aan te wakkeren. dat laatste is hem in ieder geval wel gelukt, zoals dat ook de bedoeling was. de fabrikanten Het effect dat Cremers' lezing heeft gehad was binnen tien dagen na de voordracht al merkbaar, waar 32 Leidse fabrieksbazen een gezamenlijk adres naar Den Haag stuurden, voor een wettelijke regeling die het probleem zou aanpakken. Niet iedereen was het eens met de beschuldigingen die Cremer de fabrikanten toewees, zoals de fabrikant A.H. Eigeman in een krantenartikel het opnam voor zijn collega’s door te
beargumenteren dat de kinderen de fabriek meer als hun thuis zien, en hun werkuren doorbrengen met het zingen van verzen, in plaats van de door Cremer beschreven holle ellendige kinderen die naar thuis verlangen. Of men het nu eens was met Cremers’ schets van het fabriekswerk of niet, het stond als een huis dat men verlangde naar een kinderarbeid-wet. Wat de motivatie van de voorstanders was valt over te speculeren, Maar een bekend argument is dat geschoolde arbeidskrachten makkelijker in de omgang zouden zijn. Velen pleitten voor het halftime-systeem dat in Engeland van kracht was, waar kinderen 6 uur per dag naar school gingen en 6 uur werkten in de fabriek. Samuel van Houten Het kostte echter nog elf jaar voordat een dergelijk wetsvoorstel zou worden geopperd, en in de tussentijd probeerde Cremer vol overgave de discussie staande te houden. Hij herhaalt zijn visie in verschillende Nederlandse dagbladen, en publiceert in 1970 in ‘Het Vaderland’ ten eerste een oproep aan zijn medeburgers om een adres aan de koning te richten, en ten tweede een openbare brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Ook heeft hij een audiëntie gehad met de Minister van Financiën over het onderwerp. Toen tweede-kamerlid Samuel van Houten eindelijk een wetsvoorstel indiende, duurde het nog een jaar voordat deze in behandeling werd genomen door de Tweede Kamer. Binnen 5 dagen was het voor die tijd nogal optimistische wetsvoorstel grotendeels uitgekleed, wat er doorheen kwam was het volgende: "Het zou vanaf ingang van de wet verboden zijn om kinderen beneden de twaalf jaar in dienst te hebben, met uitsluiting van veldarbeid. " Het voorstel om een leerplicht in te dienen is van tafel geveegd. ondanks het ongenoegen van Van Houten (hij verklaarde na de bekendmaking dat ‘als hij minister was geweest, de wet als ‘onaannemelijk' zou hebben uitgesproken') draagt deze wet in de volksmond zelfs nu nog zijn naam. ouders Ondanks dat we de invoering van het Kinderwetje van Van Houten tegenwoordig zien als de inluiding van de Nederlandse zorgstaat, waren de directe gevolgen op z’n minst jammerlijk te noemen. Het armoede-probleem was er niet mee opgelost, en de handhaving van de wet werd overgelaten aan gemeente-politie waardoor de controle op zijn zachtst gezegd slap was. Veel fabrieksbazen lapten de regel aan hun laars, sommigen vanwege sympathie voor de armoedige arbeidersgezinnen, anderen vanwege de winst op goedkope arbeidskracht. De gezinnen die wel meewerkten aan de nieuwe wet keken reikhalzend uit naar de dag dat hun kinderen 12 jaar zouden zijn, zodat er betere kost op tafel zou komen. Het duurde nog tot 1901 voordat de eerste versie van de leerplichtwet er doorheen kwam, die kinderen tot 13 jaar verplichtte om naar school te gaan (minimaal 6 jaar basisonderwijs).
conclusie de arbeids- en leefomstandigheden van de arbeidersklasse in de 19e eeuw De leefomstandigheden van de arbeidersklasse tijdens de industriële revolutie was slecht. Men leefde met een gezin van gemiddeld 6 mensen in een woning van 1 of 2 kamers, vaak zonder sanitaire voorzieningen. De ouders waren vaak werkloos en lieten hun kinderen werken in fabrieken, waar ze soms wel dagen van 12 uur draaiden met een halfuur pauze en een karig maal. De arbeidsomstandigheden van een fabriek waren ook slecht, de machines waar de kinderen mee werkten waren gevaarlijk en het was er vaak stoffig en benauwd. Ik kan hier uit concluderen dat de kinderen ongelukkig waren. Ondanks dat erover gespeculeerd is dat we ons spel gingen richten op een letterlijke ervaring als fabriekskind, hebben we besloten dat er ondanks het leerzame aspect, er weinig plezier te beleven valt in een spel dat een negatieve boodschap moet overbrengen. De informatie die ik heb verzameld rondom dit onderwerp is echter nog wel relevant, omdat het een beeld van de omgeving schept waarin we ons spel plaatsen. Het is nog steeds de bedoeling dat onze doelgroep zich verplaatst in de kinderen in de 19e eeuw, dus ondanks dat we het spel er niet omheen hebben bedacht, willen we wel zorgen dat het spel in de context van een fabriekskind wordt geplaatst.
informatie betreft hoe Nederland omging met kinderarbeid in de 19e eeuw Belangrijke figuren die toen een begin hebben gemaakt aan het afschaffen van kinderarbeid waren; A. A. C. de Vries Robbé, die in opdracht van de regering een onderzoek pleegde naar de arbeidsomstandigheden in de Nijverheidssector. Zijn conclusie was dat er onmiddellijk verbetering moest komen, en toen die niet kwam schakelde hij J. J. Cremer in, een maatschappelijk gerichte schrijver die vol overgave pleidooien gaf voor de afschaffing van (jonge) kinderarbeid en het invoeren van de leerplicht. Hij deed dit door onder andere lezingen te houden en aan te roepen tot een adres. Dit maakte de discussie meer openbaar en gooide flink wat olie op het vuur, waardoor meer en meer leden van de gegoede stand zich (om allerlei redenen) inzetten voor verschillende maten van leerplicht/arbeids-systemen. Cremer kreeg met zijn roerende lezing het voor elkaar dat 32 fabrikanten een adres opstelden voor het verbeteren van de omstandigheden rond kinderarbeid. Dit alles creëerde een basis voor het wetsvoorstel van Van Houten, dat afschaffing van kinderarbeid onder de twaalf jaar en het invoeren van de leerplicht-wet inhield. Dit is door de tweede kamer flink vermagerd naar het uiteindelijke “Kinderwetje van Van houten”, namelijk dat kinderen onder de twaalf jaar niet mochten werken met uitzondering van de landbouwsector. Op de leerplichtwet is niet ingegaan tot het eerste jaar van de twintigste eeuw, wanneer de eerste leerplichtwet werd ingevoerd, namelijk dat kinderen minimaal 6 jaar basisonderwijs moeten volgen.
We hebben als groep heel veel inspiratie gehaald uit de strijd van Robbé, Cremer en Van Houten. We hebben besloten om die strijd om te zetten in een spel, en onze doelgroep actief mee te laten helpen aan het afschaffen van kinderarbeid. De complete mechanic van ons spel is gebaseerd op het adres van Cremer en het kinderwetje van Van Houten. Het principe van het spel is als volgt: Onze doelgroep krijgt van Van Houten de opdracht om een aantal invloedrijke mensen te overtuigen dat kinderarbeid moet worden afgeschaft, zodat ze een handtekening zetten onder het kinderwetje. Dit doen de kinderen in groepjes van 5 met een begeleider, op verschillende locaties in het park. Op deze locaties unlocken ze een mini-game op een meegegeven tablet, die ze moeten winnen om de handtekening te krijgen. Deze mini-games draaien om het overtuigings-element, en we hebben getracht om de personages die onze doelgroep moet overtuigen typerend te maken voor de "optieken" die ik heb gevonden in mijn onderzoek. Hiermee bedoel ik de manier van kijken die verschillende groeperingen hadden op het onderwerp kinderarbeid. Een goed voorbeeld is de volgende minigame:
• De persoon die je moet overtuigen wil je wel helpen en zijn handtekening geven, maar hij ligt
nu nog heel diep te snurken. Je moet hem eerst wakker maken voordat je hem om zijn hulp kan vragen. Dit doe je door hem te prikken op verschillende plekken, net zo lang tot hij wakker wordt.
- De boodschap is dus, veel mensen waren zich niet erg bewust van de slechte omstandigheden, en moesten eerst worden “wakker gemaakt.”
Of deze minigame:
• Deze persoon wil niet met je praten, omdat je maar een kind bent. Je vermomt je als
volwassene en gaat dan het gesprek aan, en probeert ondertussen niet om te vallen omdat je op iemands schouders staat. Je doet dit door naar links of rechts te swipen wanneer je te ver naar links en naar rechts helt.
- Waarin de boodschap is dat men kinderen vaak niet als volgroeid mens zagen, en daarom minder waarde hechtten aan hun lot.