Jaarverslag 2006
Profielschets
Stichting GE-Pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds. Het doel van het fonds is aan deelnemers en gewezen deelnemers pensioenaanspraken toe te kennen en gepensioneerden, nabestaanden en overige belanghebbenden pensioenen uit te keren volgens de voorwaarden van het voor de betrokkene geldende pensioenreglement. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten General Electric Company ondernemingen en is statutair gevestigd te Bergen op Zoom. Het beleid van het pensioenfonds wordt bepaald door het bestuur. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur sinds 1 januari 2006 uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur heeft het beheer van het pensioenvermogen uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM). De pensioenspaarregeling (GESAVE en GEFLEX) wordt uitgevoerd door Delta Lloyd Bank. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico (op stop-loss-basis) is ondergebracht bij de herverzekeraar Zwitserleven. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Mercer) en accountant (KPMG). Het pensioenfonds wordt bestuurd door acht bestuursleden. Vier bestuursleden (werkgeversleden) worden benoemd door de directie van General Electric Plastics BV. Vier bestuursleden worden gekozen uit de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden, die zijn onderverdeeld over twee clusters: a. aangesloten ondernemingen behorend tot General Electric Plastics BV (GEP); b. aangesloten ondernemingen behorend tot de overige GE-ondernemingen in Nederland. Er wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging van werknemersvertegenwoordigers namens de verschillende clusters. De werknemersleden beschikken in totaal over eenzelfde aantal stemmen als de werkgeversvertegenwoordigers. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Het bestuur draagt een voorzitter voor die door de directie wordt benoemd. Indien de voorzitter behoort tot de werkgeversvertegenwoordigers, behoort de secretaris tot de werknemersvertegenwoordigers en omgekeerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van hun plaatsvervangers. De eindverantwoordelijkheid voor het beleid van Stichting GE-Pensioenfonds ligt onveranderd bij het bestuur van het pensioenfonds. De pensioenregeling van het fonds is een (voorwaardelijke) geïndexeerde opbouwregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever. De jaarlijkse deelnemersbijdrage varieert per aangesloten onderneming. Dit maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst en valt derhalve buiten de invloedssfeer van het pensioenfonds.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
Inhoudsopgave
1.
Kerncijfers
5
2.
Personalia
6
3.
Voorwoord
9
4.
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5.
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Bestuursverslag
10
Organisatie 10 4.1.1 Algemeen 10 4.1.2 Goed Pensioenfonds Bestuur 10 4.1.3 Bestuursaangelegenheden 10 4.1.4 Risicobeheer 11 4.1.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 11 4.1.6 Gedragscode 12 4.1.7 Organisatie en uitvoering 12 Financiering 12 4.2.1 Financieel Toetsings Kader (FTK) 12 4.2.2 ABTN 12 4.2.3 Premiebeleid 13 4.2.4 Ontwikkeling vermogenspositie 13 Pensioenen 14 4.3.1 Externe ontwikkelingen 14 4.3.2 Pensioenregeling 15 4.3.3 Pensioenuitvoering 18 4.3.4 Deelnemersbestand 18 Beleggingen 19 4.4.1 Algemeen 19 4.4.2 Beleggingsbeleid 20 4.4.3 Aandelen 21 4.4.4 Vastrentende waarden 21 Verwachte gang van zaken 22
Jaarrekening
24
Balans Rekening van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening 5.4.1 Algemeen 5.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 5.4.3 Specificatie posten van de jaarrekening 5.4.4 Toelichting op de rekening van baten en lasten Actuariële analyse
24 25 26 27 27 30 33 38 41
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
6.
Overige gegevens
42
6.1 6.2 6.3 6.4
Accountantsverklaring Actuariële verklaring Informatie over de financieringsovereenkomst Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
42 44 46 47
7.
Begrippenlijst
48
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
1
Kerncijfers
Bedragen x € 1.000 Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal aantal verzekerden Bijdragen van werkgevers Regulier Additionele stortingen Uitkeringen Eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingsopbrengsten Rendement o.b.v total return Beleggingen voor risico deelnemers Dekkingsgraad *
2006
2005 **
2004 **
2003 **
2002 **
2.734 2.754 584 6.072
2.662 2.651 474 5.787
2.385 2.548 417 5.350
2.265 2.616 367 5.248
2.613 1.968 319 4.900
33.594 4.400 37.994 7.851 156.972
43.655 43.655 6.331 82.856
34.829 34.829 5.142 34.745
29.403 29.403 4.262 24.977
30.315 38.159 68.474 3.551 13.787
476.052
461.237
398.074
362.695
311.769
616.719 56.941 11,0 %
501.738 71.989 18,1 %
392.805 23.850 6,2 %
328.704 20.916 7,6 %
254.644 -/- 40.686 -/- 13,9 %
15.472 134,1 %
15.221 120,4 %
13.469 109,8 %
13.057 107,5 %
12.077 106,4 %
* D e berekening van de dekkingsgraad is gelijk aan het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds. ** De cijfers 2002 tot en met 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
2
Personalia
Bestuur B e n o e md namens de werkgever: Naam Functie in bestuur Mw. Y.M.M. den lid Bakker W. Bontes plv. secretaris
Bestuurslid Bestuurslid vanaf tot en met 01-09-1997
M.R. de Groot
lid
01-01-2006
A.D. Rekveld
lid
O.M.H. Tant
voorzitter
01-07-2006
Functie Fiscale zaken
10-05-2007 Waarnemend secretaris en
financiën en beleggingen 01-07-2006 Waarnemend secretaris en financiën en beleggingen 29-10-2002 01-05-2007 Kwaliteitstoezicht en toezicht deskundigheidsplan 21-07-2003 Voorzitter, actuariële zaken en communicatie met werkgevers
De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor onbepaalde tijd.
B e n o e md namens de deelnemers: Naam Functie in bestuur J.J.O. Aerts secretaris F. Bos plv. voorzitter
Bestuurslid vanaf 18-04-1991 01-03-2004
Bestuurslid Functie tot en met 01-08-2009 Secretariaat 01-07-2006 Plaatsvervangend voorzitter en externe betrekkingen Mw. D. van lid 01-04-2004 01-12-2006 Juridische zaken, intranet en Gurp-Hameetman contacten met HR en deelnemers R.L.M. Nooren plv. voorzitter 01-07-2006 01-07-2010 Plaatsvervangend voorzitter en externe betrekkingen L.J.M. de Smet lid 01-12-2006 01-12-2010 Intranet en contacten met HR en deelnemers Mw. A.J.L.M. Proost lid 05-11-1996 05-11-2008 Pensioen- & loonadministratie
De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende kan zich terstond herkiesbaar stellen. De heer A.D. Rekveld is met ingang van 1 mei 2007 afgetreden als bestuurslid. Mevrouw D. van Gurp-Hameetman heeft hem per diezelfde datum opgevolgd. Met ingang van 10 mei 2007 is de heer W. Bontes afgetreden als bestuurslid. Per diezelfde datum is de heer J.M.M.P. Stockbroekx aangetreden als bestuurslid.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
D i re c t eur Stichting GE-Pensioenfonds S.S. Hoogterp Assistent van de directie: Mw. C. Ligtenberg B e l e g g ingscommissie J.J.O. Aerts (voorzitter tot eind 2006) W. Bontes (voorzitter miv 1 januari 2007) S.S. Hoogterp A.D. Rekveld O.M.H. Tant C o m m u nicatiecommissie J.J.O. Aerts D. Hameetman S.S. Hoogterp G. op den Dries (deelnemersraad) H. van den Durpel (deelnemersraad) Kwa l i t eitscommissie A.D. Rekveld (voorzitter) Y.M.M. den Bakker S.S. Hoogterp A.J.L.M. Proost O.M.H. Tant W I A- c ommissie Y.M.M. den Bakker A.J.L.M. Proost D.A.M. van Tilburg C o m m i ssie Vut, Prepensioen, Levensloop (VPL) S.S. Hoogterp (voorzitter) Y.M.M. den Bakker D. Hameetman O. Tant G. Frankema (TKP) I m p l e mentatie-stuurgroep (overgang administratie naar TKP) Y.M.M. den Bakker S.S. Hoogterp A. Rekveld O.M.H. Tant J.C. Hokke (TKP) G. Frankema (TKP) P. Wilms (TKP) C o m m i ssie Statuten J.J.O. Aerts Y.M.M. den Bakker S.S. Hoogterp R.L.M. Nooren G. Frankema (TKP)
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
C o m m i ssie Reglement J.J.O. Aerts D. Hameetman S.S. Hoogterp L.J.M. de Smet G. Frankema (TKP) C o m m i ssie Goed Pensioenfonds Bestuur S.S. Hoogterp O.M.H. Tant G. Frankema (TKP) C o m m i ssie Website J.J.O. Aerts S.S. Hoogterp C. Ligtenberg (secretariaat) L.J.M. de Smet D e e l n e mersraad H. van den Durpel (voorzitter) G. op den Dries (secretaris) F. van den Aarssen J. van Es J. Jansen N. Oskam (tot 1 juni 2007) E. Schlärmann P. van Tilburg J. van Zuuren Secretariaat deelnemersraad: C. Ligtenberg C u s t o d ian ABN AMRO Mellon Global Securities Services BV, Breda (tot 1 november 2006) Northern Trust Global Services Limited, Amsterdam (vanaf 1 november 2006)
Pe n s i o enadministratie TKP Pensioen BV Ve r m o gensbeheerder GE Asset Management Limited, Londen/Stamford (U.S.) (GEAM) Delta Lloyd Bank NV, Amsterdam (Pensioenspaarregeling, GEFLEX, GESAVE) Ac c o u n tant KPMG Accountants NV, extern accountant Ac t u a r is Mercer Certificering B.V., extern actuaris H e r ve r zekering Zwitserleven, Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente NV, Amstelveen Pe r fo r mance Meting beleggingen The WM Company, Amsterdam
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
3
Voorwoord
De pensioenwereld is volop in beweging. De Wet Aanpassing fiscale behandeling VUT/ Prepensioen en introductie Levensloop (Wet VPL) is inmiddels ingevoerd en na een jaar uitstel is het Financieel Toetsingskader (FTK) verplicht gesteld vanaf 1 januari 2007. Op 1 januari 2007 is tevens de nieuwe Pensioenwet in werking getreden. In de Pensioenwet zijn de principes van Goed Pensioenfondsbestuur zoals deze door de Stichting van de Arbeid zijn opgesteld, wettelijk verankerd. Belangrijke ontwikkelingen zijn toenemende eisen aan communicatie en transparantie. Aangezien de gemiddelde marktrente (rentetermijnstructuur DNB) per 31 december 2006 hoger lag dan 4% is bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen uitgegaan van een rekenrente 4% overeenkomstig de ABTN. Voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2005 is uitgegaan van de rekenrente van 3,7%, aangezien de gemiddelde marktrente lager was dan de in de ABTN vastgelegde rekenrente van 4%. Met ingang van 2007 zal van de gemiddelde marktrente uitgegaan worden bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen. In 2006 was er sprake van een rendement op beleggingen van in totaal 11,0% (2005: 18,1%). Het rendement van de benchmark was 8,7%. Het beleggingsrendement van de totale portefeuille was 2,3% hoger dan de benchmark. De dekkingsgraad is gestegen van 120,4% naar 134,1%. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door het goede beleggingsresultaat en de stijging van de rekenrente. In 2006 is gerekend met een nieuwe overlevingstabel, waarbij de sterftekansen zijn ontleend aan de tafels GBM/GBV 2000-2005. Het bestuur heeft eind 2005 besloten de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen per 1 januari 2006 te indexeren met de ‘Consumentenprijsindex alle huishoudens’. De hoogte van de indexatie bedroeg 1,60%. Gelet op de financiële positie van het fonds, waren de middelen hiervoor toereikend. De opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers zijn per 1 januari 2006 verhoogd met 0,98% (CAO-loonindex). Per 1 januari 2007 heeft het bestuur, gelet op de financiële positie van het fonds, besloten om de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen per 1 januari 2007 te verhogen met 0,88% (Consumentenprijsindex alle huishoudens). De opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers zijn verhoogd met 1,94% (CAO-loonindex). Heldere communicatie naar alle belanghebbenden toe vindt het bestuur van groot belang. Omdat in dit jaarverslag toch diverse vaktechnische begrippen gebruikt worden, is een begrippenlijst opgenomen in hoofdstuk 7. Hoewel er steeds zwaardere eisen worden gesteld aan het bestuur van een pensioenfonds, zijn wij van mening over voldoende deskundigheid en draagvlak te beschikken voor het adequaat besturen van het fonds. Renesse, 1 juni 2007
O.M.H. Tant, voorzitter
Stichting GE-Pensioenfonds
J.J.O. Aerts, secretaris
jaarverslag 2006
4
Bestuursverslag
4.1 Orga n i s a t i e 4.1.1
Algemeen
Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en gepensioneerden, in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van de arbeidsvoorwaarden, die na overleg tussen werkgevers en werknemers van General Electric Company zijn overeengekomen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan. 4.1.2
Goed Pensioenfonds Bestuur
Goed Pensioenfonds Bestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal datgene doen wat nodig is voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Vanuit diverse geledingen zijn aanbevelingen gedaan om te komen tot een invulling van het thema Goed Pensioenfonds Bestuur. De Stichting van de Arbeid heeft in 2005 een advies uitgebracht aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over dit onderwerp. De meest in het oog springende elementen in dit advies zijn de voorstellen om te komen tot een intern toezichthoudend orgaan (visitatiecommissie) en een orgaan waaraan het bestuur verantwoording af dient te leggen (verantwoordingsorgaan). De principes van Goed Pensioenfonds Bestuur gaan met ingang van 1 januari 2008 gelden en zijn in de Pensioenwet verankerd. Het onderwerp heeft in 2006 de bijzondere aandacht van het bestuur van het pensioenfonds gehad. Zo is veel gesproken over de invulling van zowel een verantwoordingsorgaan als het intern toezicht. Het bestuur zal zich in de loop van 2007 definitief uitspreken over deze onderwerpen. 4.1.3
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur heeft in 2006 een aantal wijzigingen ondergaan. Per 1 juli 2006 zijn de heren F. Bos (namens de werknemers) en M.R. de Groot (namens de werkgever) afgetreden als bestuurders. Per diezelfde datum is de heer W. Bontes benoemd als bestuurslid namens de werkgever en is de heer R.L.M. Nooren aangetreden als bestuurslid namens de werknemers. Het bestuur is de heren Bos en De Groot zeer erkentelijk voor de wijze waarop zij deze functie voor het pensioenfonds hebben vervuld. De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor onbepaalde tijd. De werknemers vertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende kan zich terstond herkiesbaar stellen.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
10
In het verslagjaar werden vier reguliere bestuursvergaderingen gehouden. Daarnaast vonden diverse besprekingen plaats van het bestuur of de commissies over specifieke onderwerpen. Op de gebruikelijke pensioen- en beleggingsonderwerpen die in de vergaderingen en besprekingen aan de orde zijn geweest, wordt nader ingegaan in de paragrafen Pensioenen (§ 4.3) en Beleggingen (§ 4.4). De participatie van bestuursleden bij de vergaderingen was goed, per bestuursvergadering waren gemiddeld 7 van de 8 bestuursleden aanwezig. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt er voor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid evenals in de uitvoering van het reglement. 4.1.4
Risicobeheer
Een belangrijke taak van het bestuur is het beheersen van de risico’s die het fonds loopt. Deze kunnen worden onderscheiden in: • beleggingsrisico’s • verzekeringsrisico’s (waaronder financiering en actuarieel) en • operationele risico’s. In de paragrafen Beleggingen (§ 4.4) en Financiering (§ 4.2) wordt nader verantwoording afgelegd over het beleid van het bestuur ter zake. In de jaarrekening is een afzonderlijke risicoparagraaf opgenomen waarin de diverse risico’s nader worden beschreven. Tevens is de actuariële analyse in de jaarrekening opgenomen. 4.1.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
Het bestuur is van mening dat het voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, worden getoetst op integriteit en deskundigheid door DNB. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle voorgestelde kandidaatbestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat zijn deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de veelheid aan ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en themabijeenkomsten bij te wonen. De nieuwe bestuursleden hebben een pensioencursus gevolgd. Het bestuur heeft daarnaast in juni 2006 de jaarlijkse “Heidemeeting” georganiseerd. Dit is een tweedaagse bijeenkomst buiten de normale werkomgeving, waarbij onder meer de volgende onderwerpen aan de orde zijn geweest: ALM-studie, de nieuwe Pensioenwet, Goed Pensioenfonds Bestuur, premiebeleid, fraudebeheersing, Pooling en Security Lending en de overgang van de pensioenadministratie naar TKP. Daarnaast wordt er jaarlijks door TKP voor de bestuursleden een bestuurdersdag georganiseerd. In het verslagjaar heeft deze dag in het teken gestaan van de Pensioenwet, de Wet VPL, Goed Pensioenfonds Bestuur en de veranderingen bij het beleggingsproces en het risicobeheer.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
11
4.1.6
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode en de interne gedragscode van General Electric Company. Het doel van de gedragscodes is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren vergelijkbare gedragscodes. 4.1.7
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP, onderdeel van AEGON Nederland NV. Deze uitvoering omvat zowel het administreren van pensioenen als de integrale advisering en ondersteuning van het bestuur van het pensioenfonds. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM). Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur.
4.2 Fina n c i e r i n g 4.2.1
Financieel Toetsings Kader (FTK)
Met ingang van 1 januari 2007 is het fonds overgegaan op het FTK. De waardering van de pensioenverplichtingen vindt dientengevolge plaats op basis van marktwaarde. Het gevolg hiervan is dat de voorziening pensioenverplichtingen fluctueert door renteveranderingen. In het beleggingsbeleid, premiebeleid en het indexatiebeleid zal hiermee rekening worden gehouden. 4.2.2
ABTN
De overlevingstafel GBM/GBV 2000-2005 is in het jaarwerk toegepast, hoewel de ABTN nog sprak over de sterftetafel 1995 - 2000. In lijn met de richtlijnen van DNB is een opslag van 1% voor excassokosten gehanteerd. Het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico wordt gedeeltelijk herverzekerd. Met de herverzekeraar is een stoploss-verzekering gesloten die het totale risico over een contractsperiode van drie jaar beperkt. De belangrijkste risico’s die de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen in het algemeen bedreigen zijn: • Indexaties; • Beleggingsrisico’s; • Sterfte- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Ter dekking van de risico’s van het fonds zijn extra reserves aanwezig. Ter bescherming tegen grote verliezen uit hoofde van sterfte en arbeidsongeschiktheid heeft het fonds risico’s ondergebracht bij een herverzekeraar. Bij Zwitserleven is sprake van een integrale (stop-loss) prijsstelling voor overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. De stop-loss grens bedraagt 125% van de verwachte schade over drie jaar, het meerdere kan worden verhaald op de verzekeraar. O m va n g eigen vermogen Het eigen vermogen wordt gevormd door de middelen die niet nodig zijn voor de dekking van de voorziening pensioenverplichtingen en de excasso reserve.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
12
Het bestuur zal het niveau van het benodigde eigen vermogen jaarlijks vaststellen op basis van een inschatting van de dan aanwezige beleggingsrisico’s en daarnaast zo veel als mogelijk een extra reserve aanhouden ter dekking van de overige risico’s van het fonds. De prudente wijze waarop de voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend, alsmede de aanwezigheid van een voorziening voor toekomstige uitbetalingskosten (excassokosten), waarborgen in het algemeen dat de op het tijdstip van discontinuïteit bestaande dekking voldoende is voor het nakomen van de op dat moment bestaande verplichtingen of voor het onverminderd overdragen ervan naar een verzekeringsinstelling. 4.2.3
Premiebeleid
De door het pensioenfonds te ontvangen premie wordt berekend op individuele basis. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van indexatie wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie opslagen voor de administratie- en beleggingskosten, een voorziening overlevingstafel en een solvabiliteitsopslag. 4.2.4
Ontwikkeling vermogenspositie
In 2006 is het eigen vermogen van het pensioenfonds gestegen met € 74,1 miljoen, voornamelijk door het in 2006 gerealiseerde beleggingsrendement, de gewijzigde rentetermijnstructuur, de solvabiliteitsopslag in de premie en de vrijval van de voorziening van de WAO hiaat dekking. De bepaalde voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds per 31 december 2006 bedraagt € 460,6 miljoen. De dekkingsgraad, zijnde het pensioenvermogen als percentage van de pensioenverplichtingen, is in 2006 vooral als gevolg van het positieve beleggingsrendement gestegen van 120,4% naar 134,08%. Dit valt als volgt te specificeren:
Eigenvermogen
Dekkingsgraad
Ultimo 2005 Van Rts naar 4%
82.856 19.228
119,67%*
4%-positie
102.084
125,39%
Waardevermeerdering verplichtingen Resultaten Sterfte en mutaties Beëindiging herverzekering Arbeidsongeschiktheid Premie Solvabiliteit Interest Kosten Overgang nieuwe tafel Overige Ultimo 2006 *
5,72%
-/- 3,43% 1.487 7.220 5.182 -/24 6.955 41.109 80 -/- 6.019 -/- 1.102 156.972
0,32% 1,57% 1,13% -/- 0,01% 1,51% 8,93% 0,02% -/- 1,31% -/- 0,04% 134,08%
e dekkingsgraad ultimo 2005 was 120,44%. Dit was inclusief 0,77% als gevolg van de voorziening omrekening D nieuwe overlevingstafel.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
13
De dekkingsgraad van 134,08% is ruim hoger dan de volgens het wettelijk kader benodigde dekkingsgraad van 129,6%, zodat de financiële positie van het fonds als toereikend kan worden gekenmerkt. Omdat het dekkingstekort is opgeheven kan worden gesteld dat het opgestelde plan van aanpak hiervoor ultimo 2006 is gerealiseerd. To e l i c hting De waardevermeerdering verplichtingen geeft het negatief effect op de dekkingsgraad weer van de toename van de voorziening voor pensioenverplichtingen in het boekjaar. Dit effect is in 2006 hoger dan in voorgaande boekjaren doordat het in 2005 nog herverzekerde deel van de verplichtingen (VPV 21.436) vanaf 2006 door het fonds in eigen beheer is genomen. Tevens heeft er een extra toevoeging plaatsgevonden als gevolg van de overgang naar de meest recente overlevingstafel. Indien de VPV wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur per 31 december 2006 dan stijgt de dekkingsgraad naar 140,28%. De VPV neemt dan af met € 20,3 miljoen. In 2007 zal nader onderzoek worden gedaan naar het totaal van de actuariële waarderingsgrondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen. Reden hiervoor is mede de gewijzigde eisen die voortvloeien uit het FTK. Dit onderzoek zal moeten leiden tot een zodanige vaststelling van deze grondslagen in onderlinge samenhang dat zij recht blijven doen aan de wijzigende (wettelijke) eisen die de toezichthouder hieromtrent stelt. Of dit onderzoek leidt tot een materiële wijziging in de financiële positie van het pensioenfonds valt op dit moment nog niet te zeggen.
4.3 Pens i o e n e n 4 . 3 . 1 E x terne ontwikkelingen Pe n s i o enwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet als vervanger van de Pensioen- en spaarfondsenwet, in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. In de Pensioenwet is het aantal informatievoorschriften drastisch uitgebreid. Het wetsvoorstel heeft de bijzondere aandacht van het bestuur in 2006 gehad. Het pensioenreglement is aangepast aan de bepalingen in de Pensioenwet die al gelden met ingang van 1 januari 2007. We t V P L De Wet VPL is op 1 januari 2006 in werking getreden. Met deze wetgeving wordt de fiscale begeleiding van VUT-regelingen en pensioenregelingen met een eerdere ingangsdatum voor ouderdomspensioen dan de 65-jarige leeftijd beperkt. Achterliggende gedachte van de overheid daarbij is het vergroten van de arbeidsparticipatie van voornamelijk oudere werknemers. De wetgeving heeft ingrijpende gevolgen gehad voor VUT- en (pre-)pensioenregelingen. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de introductie van een levensloopregeling, op basis waarvan de werknemer jaarlijks maximaal 12%, en in totaal maximaal 210% van het salaris kan storten op een levenslooprekening bij een bank, verzekeraar of een dochtermaatschappij van een pensioenfonds. Het saldo van de levenslooprekening kan - naast andere vormen van verlof – worden aangewend ten behoeve van vervroegde pensionering. Het pensioenfonds is niet betrokken bij de uitvoering van enigerlei levensloopregeling. De Wet VPL heeft geleid tot wijzigingen in de pensioentoezegging voor bepaalde groepen deelnemers. Voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren aan de 62-jaar pensioenregeling en geboren zijn na 31 december 1949 is de 62-jaar pensioenregeling vervangen door de 65-jaar regeling aangevuld met een overgangsregeling.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
14
We t werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) Om het groeiende aantal arbeidsongeschikten te beperken is de WAO met ingang van 1 januari 2006 vervangen door de Wet WIA. In de Wet WIA staat het activeren van arbeidsgeschiktheid centraal. De Wet WIA heeft geleid tot aanpassingen in de arbeidsongeschiktheidspensioenen en regelingen van premievrijstelling. Verder heeft de invoering van Wet WIA tot gevolg gehad dat het WAO-hiaatpensioen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 niet meer van toepassing is. F V P - b i jdrage regeling Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2005 aangekondigd, wegens gebrek aan voldoende financiële middelen, dat de bijdragen van het FVP in de pensioenopbouw van werkloze werknemers per 1 januari 2008 wordt beëindigd. Eind 2006 heeft het bestuur van het FVP besloten om de regeling met één jaar te verlengen tot 1 januari 2009. De FVP-bijdrage blijft wel voorwaardelijk. Er gelden geen harde garanties. N i e u we kwartaalrapportage DNB Medio 2006 heeft DNB een nieuw rapportagekader voor pensioenfondsen gepresenteerd. Deze rapportage moet elk kwartaal worden ingediend bij DNB en geldt als aanvulling op de jaarlijkse verslagstaten. In de kwartaalrapportage is een aantal nieuwe elementen opgenomen, zoals enkele rapportages met betrekking tot het eigen vermogen en solvabiliteit en weergave van het premie- en indexatiebeleid. 4 . 3 . 2 Pe nsioenregeling Pe n s i o enregelingen vanaf 1 janu ari 2006 Pensioenregeling 65 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: • ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar; • nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; • wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van (gewezen) deelnemer; • arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); • premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de dag waarop de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum en op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren. Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar, voor studerende kinderen tot uiterlijk 27 jaar. Het totale bedrag aan wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen, bij meer
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
15
dan vijf kinderen vindt er evenredige korting plaats. Het wezenpensioen en het bovenstaand maximum worden verdubbeld, indien geen nabestaandenpensioen (meer) wordt uitgekeerd. Indexering en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het indexatiebeleid van het pensioenfonds onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden geïndexeerd op basis van de loonindex. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden geïndexeerd op basis van de prijsindex. Deze indexatie is voorwaardelijk, afhankelijk van de middelen van het fonds. Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedent uitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld. Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Pensioenregeling 62 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers van ondernemingen die voor 1 januari 2006 bij de pensioenregeling 62 jaar aangesloten waren en die op 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren, aanspraken op: • ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 62 jaar; • tijdelijk ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 62 jaar; • nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; • wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van (gewezen) deelnemer; • arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); • premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de dag waarop de deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Tijdelijk ouderdomspensioen Het tijdelijk ouderdomspensioen is bedoeld om compensatie te bieden voor het gemis aan AOW en voor de AOW-bijdrage voor de periode 62 tot 65 jaar. Het gaat in op de dag waarop de deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt heeft en wordt uitgekeerd tot 65-jarige leeftijd of tot en met de maand van overlijden. De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen is gelijk aan de laatst vastgestelde franchise plus 10%. De deelnemer bouwt tussen de 42-jarige en 62-jarige leeftijd 5% van het tijdelijk ouderdomspensioen op. Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum en op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
16
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar, voor studerende kinderen tot uiterlijk 27 jaar. Het totale bedrag aan wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen, bij meer dan vijf kinderen vindt er evenredige korting plaats. Het wezenpensioen en het bovenstaand maximum worden verdubbeld, indien geen nabestaandenpensioen (meer) wordt uitgekeerd. Indexering en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het indexatiebeleid van het pensioenfonds onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden geïndexeerd op basis van de loonindex. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden geïndexeerd op basis van de prijsindex. Deze indexatie is voorwaardelijk, afhankelijk van de middelen van het fonds. Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedent uitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld. Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Overgangsregeling In verband met wettelijke maatregelen, wordt vanaf 1 januari 2006, voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren aan de 62-jaar pensioenregeling en geboren zijn na 31 december 1949, de 62-jaar pensioenregeling vervangen door de 65-jaar regeling aangevuld met een overgangsregeling. Dit betekent dat er voor deelnemers die 55 jaar of ouder waren niets verandert. Deze groep deelnemers blijft in de 62-jaar pensioenregeling. Inhoud overgangsregeling Deze overgangsregeling geldt alleen voor deelnemers in de huidige 62-jaar pensioenregeling die op 1 januari 2006 jonger waren dan 55 jaar. De overgangsregeling wordt gekenmerkt door het volgende: • Vanaf 1 januari 2006 wordt de formele pensioenleeftijd van 62 jaar vervangen door een pensioenleeftijd van 65 jaar. Eerder met pensioen gaan kan door gebruik te maken van reeds tot en met 31 december 2005 opgebouwde pensioenaanspraken, vervroeging van de nog op te bouwen pensioenaanspraken en Levensloop; • Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen wordt verhoogd van 2,1% naar 2,25%. Deze 0,15% hogere opbouw kan worden gebruikt om eerder met pensioen te gaan; Vrijwillige spaarregeling GESAVE Het pensioenfonds biedt aan haar deelnemers ook een individuele pensioenspaarregeling aan. Deze regeling geeft de mogelijkheid te sparen voor extra pensioen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen. Als gevolg van de Wet VPL zijn de mogelijkheden om te sparen in GESAVE per 1 januari 2006 aanzienlijk verminderd.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
17
4 . 3 . 3 Pe nsioenuitvoering Sinds 1 januari 2006 is TKP de nieuwe pensioenuitvoerder voor het pensioenfonds. De eerste maanden van 2006 zijn gebruikt om de eindstanden bij de vorige pensioenuitvoerder, per 31 december 2005, in het pensioensysteem van TKP op te nemen. In oktober 2006 is de conversie nagenoeg afgerond. De basis van een goede pensioenadministratie is een goede gegevensaanlevering vanuit de werkgever. Het jaar 2006 heeft voor een groot deel in het teken gestaan om de maandelijkse gegevensaanlevering op de juiste wijze vorm te geven. Aan het eind van 2006 was de situatie bereikt van een goede en gestructureerde aanlevering. In gevallen waarbij een wijziging van een persoonlijke situatie leidt tot een wijziging van de pensioensituatie zijn de betrokkenen hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Zo zijn het gehele jaar door premievrije polissen verstuurd naar mensen die uit dienst zijn getreden en zijn er offertes gemaakt voor waardeoverdrachten. Ook zijn bij (echt-)scheidingen de betrokkenen op de hoogte gesteld van de pensioenconsequenties. In september zijn de pensioenoverzichten gemaakt. De verzending heeft plaatsgevonden in de eerste dagen van oktober. Het overzicht is conform de richtlijnen van het Uniform Pensioenoverzicht gemaakt. De pensioenopgave voldoet aan de richtlijnen van het landelijk verplichte ‘Uniform Pensioenoverzicht (UPO)’. 4 . 3 . 4 D e elnemersbestand
Actieven Slapers Gepensioneerden waarvan: ouderdomspensioen (incl TOP) arbeidsongeschiktheidspensioen* partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
Stand ultimo vorig verslagjaar 2662 2651 474 293 50 110 21 5.787
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
317 197 137
245 94 27
2734 2754 584
72 48 15 2 651
7 16 0 4 366
358 82 125 19 6.072
* N aast een uitkering, bouwen deze deelnemers ook pensioen op. Het aantal is eveneens opgenomen onder actieven. Het grote aantal bij wordt veroorzaakt door een andere methode van telling. Alle arbeidsongeschikten worden nu geteld, niet alleen zij die recht op een uitkering hebben.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
18
4.4 Bele g g i n g e n 4.4.1
Algemeen
Het belegd vermogen (inclusief liquide middelen) is in 2006 gestegen van € 502 mln. naar € 617 mln. Het rendement voor de gehele portefeuille in 2006 kwam uit op 11,0% versus de benchmark van 8,7%. Het rendement op aandelen bedroeg 18,5% tegen de benchmark van 15,5%. Het resultaat op vast rentende waarden lag met 0% net boven de benchmark van –0,3%. Het bestuur heeft een beleggingscommissie, bestaande uit een delegatie van bestuursleden en eventuele derden. De beleggingscommissie laat zich “zonodig” adviseren door GEAM bij de selectie van asset managers in ”niche” segmenten, waarin GEAM zelf niet belegt. De beleggingscommissie komt tenminste vier maal per jaar bijeen met de vermogensbeheerders. Tijdens deze bijeenkomsten dienen de vermogensbeheerders verantwoording af te leggen over het gevoerde beleggingsbeleid en aan te geven wat de beleidsplannen voor de toekomst zijn. Daarnaast komt de beleggingscommissie regelmatig bijeen zonder de vermogensbeheerders. De beleggingscommissie legt verantwoording af aan het gehele pensioenfondsbestuur over het beleid in de afgelopen periode en licht het beleid voor de komende periode toe. Belangrijke beslissingen worden aan het bestuur ter goedkeuring voorgelegd. Mandaatwijzigingen worden door de beleggingscommissie opgesteld wanneer dit van toepassing wordt geacht. De beleggingscommissie evalueert ook of de portefeuillebeheerder voldoende succesvol is en stelt zich tot doel zonodig een beheerder met structureel teleurstellende beleggingsresultaten te vervangen. Voorts wordt gebruik gemaakt van de diensten van WM-Company, die de resultaten van de beleggingen vergelijkt met de strategische benchmarks die door het bestuur van het pensioenfonds op advies van de beleggingscommissie, en na overleg met de portefeuille beheerder(s), zijn vastgesteld. Ook worden de beleggingsresultaten eens per jaar vergeleken met het zogeheten WM-universum. De beleggers hebben een duidelijk beleggingsmandaat, dat aangeeft binnen welke grenzen in zakelijke en in rentedragende waarden mag worden belegd. Dit beleggingsmandaat is opgesteld door de beleggingscommissie, in overleg met de belegger(s), en vervolgens goedgekeurd door het bestuur. Het beleggingsmandaat wordt ondertekend namens het bestuur en de portefeuillebeheerder(s). Deze worden regelmatig geëvalueerd en zonodig aangepast. Het beleggingsmandaat geeft de zogeheten benchmarks aan waartegen de belegger(s) worden gemeten en legt de beleggers restricties op die erop gericht zijn de risico’s verbonden aan de beleggingen binnen aanvaardbare grenzen te houden. De belangrijkste punten opgenomen in het mandaat met GEAM zijn: • Zakelijke waarden maken voor ten minste 40% en maximaal 65% deel uit van de beleggingen. Ten minste 55% van de zakelijke waarden dienen in Euro waarden te worden geïnvesteerd; • International Private Equity (maakt deel uit van bovengenoemde zakelijke waarden) Equity tot maximaal 6% • Europees vastgoed tot maximaal 10% (maakt deel uit van bovengenoemde zakelijke waarden); • Vastrentende waarden maken voor tenminste 35% en maximaal 55% deel uit van de beleggingen. Minstens 90% van de vastrentende waarden moet belegd worden in Euro. Bovendien heeft tenminste 50% van de vastrentende waarden een AAA rating, 80% tenminste een AA en 100% tenminste een A- rating; • Liquiditeiten mogen maximaal 5% van het belegd vermogen bedragen; • Benchmarks: zakelijke waarden op basis van een combinatie van MSCI en vastrentende waarden op basis van de Citygroup European Big index; • Beleggen in Emerging Markets is niet toegestaan, met uitzondering van Emerging Market fondsen van goede reputatie zoals onderzocht en vastgesteld door GEAM;
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
19
• Derivaten zijn niet toegestaan zonder toestemming van het bestuur, met uitzondering van valuta termijntransacties ter afdekking van valutarisico’s; • Beleggen met geleende gelden is niet toegestaan; • Randvoorwaarden met betrekking tot de mate waarin in een enkele onderneming mag worden belegd en met betrekking tot de duration van zakelijke waarden; • Verplichting alleen te beleggen in zeer solide ondernemingen en maandelijks ratings te rapporteren, alsmede een procedure hoe te handelen bij geïnvesteerde waarden die niet meer aan bovenstaande eisen omtrent ratings voldoen. Het fonds heeft thans twee vermogensbeheerders GEAM en Delta Lloyd Bank. De beheersovereenkomst van GEAM heeft betrekking op de basispensioenregeling en heeft een globale portefeuille onder beheer en tevens een Private Equity mandaat. Het fonds werkt thans nog niet met gespecialiseerde beleggingsopdrachten. Het pensioenfonds is samen met het GE plan uit België in november 2006 gestart met asset pooling in Dublin, Ierland. GEAM treedt op als vermogensbeheerder van het fonds. Northern Trust Custodian Ireland Ltd treedt op als bewaarnemer. Northern Trust Investor Services Ireland Ltd treedt op als administrateur. Het fonds is met de bewaarnemer in 2006 een ‘Security Lending’ overeenkomst overeengekomen. Het uitlenen van effecten, mag betrekking hebben op ten hoogste 25% van de waarde van de effecten en is bovendien voor tenminste 105% gedekt door onderpand van effecten. Belegd wordt in Ierland via een Variable Capital Company (VCC) in vastrentende waarden en emerging markets fondsen en via een Common Contractual Fund (CCF) in Europese aandelen en niet Europese aandelen. De VCC is een Ierse juridische entiteit, die aandelen uitgeeft en wordt bestuurd door een raad van bestuur. De CCF is een transparante entiteit, die stukken uitgeeft en wordt bestuurd door een management onderneming. Het bestuur van het pensioenfonds ontvangt de bestuursverslagen van de VCC en de CCF en kan agendapunten aandragen voor de bestuursvergaderingen. Op de VCC zijn de Ierse belastingverdragen van toepassing en op de CCF zijn de Nederlandse belastingverdragen van toepassing. Pooling draagt uiteindelijk bij tot hogere efficiency door lagere kosten (besparing BTW en optimaal gebruik van belastingverdragen) en door de beschikbaarheid van meer diversificatie mogelijkheden. De zelfstandigheid van het fonds wordt door de deelname in de pooling structuren niet aangetast. Het fonds heeft de mogelijkheid om te allen tijde uit het de VCC en de CCF te stappen. Tevens kan het fonds andere asset managers aanstellen naast GEAM. Het fonds zal in de pooling structuur haar bestaande mandaat door GEAM ongewijzigd kunnen laten uitvoeren. De maandelijkse rapportage structuur van GEAM blijft onveranderd. Daarnaast is er een tweede belegger, Delta Lloyd Bank die middelen belegt ten behoeve van de vroegere prepensioenregeling (GEFLEX) en de huidige vrijwillige pensioenspaarregeling (GESAVE). Het betreft hier beleggingen in beleggingsfondsen en de deelnemers kunnen binnen zekere, in een beleggingsreglement vastgestelde, grenzen zelf hun portefeuille van beleggingsfondsen bij de beleggingsinstelling samenstellen. 4.4.2
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid is erop gericht om een zo hoog mogelijk rendement te behalen terwijl de risico’s die met het beleggen verbonden zijn binnen de perken gehouden worden. Het bestuur heeft ORTEC in 2006 een opdracht gegeven om een Asset Liability Management studie (ALM) uit te voeren. De belangrijkste doelstelling van het uitvoeren van een ALM studie is het verkrijgen van inzicht in de ontwikkeling van de financiële positie en de risico’s van het pensioenfonds op de korte en de lange termijn. De studie geeft inzicht in de gevolgen van de nieuwe pensioen- en boekhoudregels opgelegd door de toezichthouder, De Nederlandsche Bank. Daarnaast worden diverse rentestrategieën en alternatieve beleggingen onderzocht. De nieuwe pensioen- en boekhoudregels kunnen invloed hebben op het strategisch pensioenbeleid. In de ALM studie hanteert ORTEC diverse
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
20
scenario’s voor het premiebeleid, indexatiebeleid en het beleggingsbeleid. Deze verschillende beleidsmixen van premie-, indexatie- en beleggingsbeleid worden doorgerekend onder een groot aantal verschillende economische scenario’s. Met behulp van deze informatie en aanvullende gevoeligheidsanalyses wordt vervolgens inzicht verkregen in de risico’s voor het fonds en de optimale beleidskeuzes. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de ALM studie hebben betrekking op de solvabiliteitsrisico’s, welke zonder aanpassing van het huidige beleggingsbeleid relatief hoog zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat de dekkingsgraad een gezonde ontwikkeling vertoont. Om de solvabiliteitsrisico’s te reduceren wordt geadviseerd om de duration rentegevoeligheid van de vastrentende waarden te matchen met de duration van de verplichtingen, waardoor de kans op onderdekking wordt gereduceerd. Aanbevolen wordt om de voorbereiding in gang te zetten om in de komende 3 tot 5 jaar de duration van de vastrentende waarden te verhogen. Daarnaast wordt geadviseerd om over te gaan op afdekking van het valutarisico voor de US dollar exposure. Een verandering van het percentage aandelen in de huidige strategische asset-mix wordt niet nodig geacht. 4.4.3
Aandelen
De rendementen op de wereldwijde aandelenmarkten waren over het algemeen goed. Een belangrijke reden hiervoor was de solide economische groei die de grootste regio’s beleefden, zij het dat de Amerikaanse economie tekenen van afkoeling begon te vertonen. De inflatie bleef laag, de renteniveaus waren historisch gezien laag en de bedrijfswinsten waren goed. Vanwege de afnemende economische groei, en een geringere opwaartse druk op de inflatie, verhoogde de Amerikaanse centrale bank de rente in 2006 na het tweede kwartaal niet verder. De totale verhoging bedroeg in 2006 100 basispunten. De korte rente noteerde 5,25% per ultimo 2006. In Euroland trok de economische groei juist aan en was de groei van de geldhoeveelheid hoog. Mede om deze redenen verhoogde de Europese Centrale Bank (ECB) de rente in verschillende stappen 125 basispunten tot 3,50%. In het Verenigd Koninkrijk verhoogde de centrale bank de rente met 50 basispunten tot 5,0%. Het begrotingstekort en het grote tekort op de lopende rekening in de VS, gecombineerd met een afnemende economische groei en (verwachte) afnemende renteverschillen tussen de VS en Euroland waren de oorzaak van de waardedaling van de Amerikaanse dollar (10% ten opzichte van de euro). De euro verloor echter aan waarde ten opzichte van het Britse pond, terwijl de koers tegenover de Japanse yen fors steeg. 4.4.4
Vastrentende waarden
De kapitaalmarktrente (10-jaarsrente) in Euroland was in 2006 beweeglijk met een maximum van circa 4,2% en een minimum van circa 3,3%. Per saldo steeg de 10-jaarsrente in 2006 met 68 basispunten tot 4,0%. De stijging van de lange rente werd grotendeels veroorzaakt door de versnelde economische groei, een toename in de groei van de geldhoeveelheid en de stijging van de korte rente. De renteniveaus zijn voor de huidige fase van de economie historisch gezien nog aan de lage kant. Naast de voor de beleggingen meer relevante tienjaarsrente is in de figuur eveneens de 18 jaars zero rente toegevoegd. Deze rente is relevant voor de bepaling van de marktwaarde van de pensioenfondsverplichtingen.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
21
Kapitaalmarktrente in Euroland 4,8 10 jaarsrente EMU (yield) 18 jaarsrente EMU (zero)
4,6 4,4 4,2 4,0 3,8 3,6 3,4 3,2 31-12-2005
31-3-2006
30-6-2006
30-9-2006
31-12-2006
De Amerikaanse 10-jaarsrente is in 2006 30 basispunten gestegen tot 4,7%. Het verschil tussen de 10-jaarsrente in Amerika en Euroland bedroeg begin 2006 nog circa 1,0%-punt, aan het eind van het jaar was dit gedaald tot circa 0,7%-punt.
4.5 Verwa c h t e g a n g va n z a ke n Voor 2007 wordt een aantal wijzigingen verwacht met betrekking tot het te voeren beleid bij het fonds. In 2007 werd bekend dat GE op zoek is naar een koper voor GE Plastics. Daarover is ook uitgebreid geschreven in de pers. Het pensioenfondsbestuur heeft zich van meet af aan afgevraagd wat de mogelijke gevolgen zijn van een verkoop van GE Plastics voor het pensioenfonds en haar (ex-) deelnemers. Daartoe is het pro-actief de verschillende mogelijkheden inzake potentiële toekomstige structuren van het fonds aan het onderzoeken. Er wordt onder andere gekeken naar alle wettelijke en financiële verplichtingen die het fonds nu en in de toekomst heeft en naar de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen. Dat zijn de aangesloten ondernemingen, (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Uitgangspunt voor het bestuur is dat het bij haar besluitvorming rekening zal en moet houden met een evenredige behartiging van de belangen van alle betrokkenen. Daarbij staat een rechtvaardige verdeling van de beschikbare middelen centraal, met inachtneming van onder meer een gelijkwaardig indexatieperspectief voor alle betrokkenen. De verantwoordelijkheid voor de manier waarop een eventuele op- of afsplitsing van het pensioenfonds of een collectieve waardeoverdracht wordt uitgevoerd ligt bij het Bestuur. De deelnemersraad heeft hierbij een adviserende functie. De Nederlandsche Bank controleert of na op- of afsplitsing de financiële positie van betrokken fondsen voldoet aan de wettelijke vereisten. Het bestuur van het fonds houdt alle belanghebbenden op de hoogte over de te nemen stappen.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
22
Het bestuur heeft voor 2007 de volgende doelstellingen geformuleerd: • De implementatie van de nieuwe wetgeving in statuten en reglementen dient te zijn afgerond vóór 1 oktober 2007; • Met de onderneming een nieuwe uitvoeringsovereenkomst sluiten, die voldoet aan de Pensioenwet; • Implementatie van het dossier Goed Pensioenfonds Bestuur - vóór 1 oktober 2007; • De aanlevering van de salarisgegevens aan TKP moet voor 100% in orde zijn; • Invoering nieuwe website - vóór 1 juli 2007; • GEAM moet 2% beter presteren dan de benchmark; • De Beleggingscommissie stelt zich ten doel de realisatie van een succesvolle invoering van de beleggingen in real estate en emerging markets en een succesvolle implementatie van het beperken van de duration mismatch.
Renesse, 1 juni 2007
O.M.H. Tant, voorzitter J.J.O. Aerts, secretaris Y.M.M. den Bakker D. van Gurp-Hameetman R.L.M. Nooren L.J.M. de Smet J.M.M.P. Stockbroekx A.J.L.M. Proost
23
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
5
Jaarrekening 2006
5.1 Bala n s Bedragen x € 1.000 ACTIVA Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Onroerend goed Liquide middelen
31-12-2006
31-12-2005*
386.178 228.392 0 2.149
275.748 198.087 4.438 23.465
616.719
501.738
15.472
15.221
632.191
516.959
[6]
0
21.436
[7]
3.112 635.303
9.542 547.937
[8]
156.972
82.856
[9] [10] [11] [12]
459.702 878 0 15.472 476.052 779 1.500
419.959 4.621 21.436 15.221 461.237 701 3.143
635.303
547.937
[1] [2] [3] [4]
Totaal Beleggingen voor risico deelnemers
[5]
Totaal beleggingen Herverzekerde rechten Vorderingen en overige activa TOTAAL ACTIVA PASSIVA Eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen: Voor risico pensioenfonds Overige technische voorzieningen Herverzekerd Voor risico deelnemers Totaal voorziening pensioenverplichting Langlopende schulden Kortlopende schulden TOTAAL PASSIVA
[13] [14]
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 33. * De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
24
5.2 Reke n i n g va n b a t e n e n l a s t e n Bedragen x € 1.000
2006
2005*
37.994 56.941 2.305 2.705 77
43.655 71.989 5.451 69 433
100.022
121.597
14.564 7.851 2.110 164 1.217
61.411 6.330 3.900 404 1.440
Totaal lasten
25.906
73.485
Resultaat
74.116
48.112
BATEN Bijdragen van werkgevers Beleggingsresultaten Waardeovernames Herverzekeringscontract Overige baten
[15] [16] [17] [18] [19]
Totaal baten LASTEN Mutatie voorziening Pensioenverplichtingen Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Overige lasten Uitvoeringskosten
[20] [21] [22] [23] [24]
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 38. * De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
25
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
5.3 Kass t ro o m ove r z i c h t Bedragen x € 1.000
2006
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers Waardeoverdrachten Uitkering uit herverzekering Overige baten
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premie herverzekering Kosten (exclusief vermogensbeheer) en overige lasten
45.412 2.585 0 77 48.074
41.694 5.462 832 0 47.988
7.998 2.110 737
6.257 3.900 186
1.601
1.138
12.446 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten minus aanrekening kosten vermogensbeheer Verkopen en aflossingen beleggingen Aanpassing 2005 voor vergelijking overlopende posten
2005*
11.481 35.628
36.507
13.153 744.636
12.299 229.439
0 757.789
8.729 250.467
814.733
271.720
Uitgaven Aankopen beleggingen exclusief inbreng vanuit Generali Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-56.944
-21.253
Saldo van ontvangsten en uitgaven Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
-21.316 23.465 2.149
15.254 8.211 23.465
* De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
26
5.4 Toel i c h t i n g o p d e j a a r re ke n i n g 5.4.1
Algemeen
5 . 4 . 1 . 1 Stelselwijziging Met ingang van het boekjaar 2006 is de presentatie van het vermogen van het pensioenfonds gewijzigd van de pensioenvermogenmethode naar de fondsvermogenmethode. Deze wijziging is doorgevoerd omwille van de vergroting van het inzicht in het vermogen van het pensioenfonds. De opgebouwde nominale aanspraken worden met ingang van het verslagjaar 2006 opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De post eigen vermogen dient ter dekking van risico’s op beleggingen en algemene risico’s. Tevens kan het eigen vermogen in de toekomst gebruikt worden voor eventuele verhoging van de toegekende aanspraken. De cijfers over 2005 zijn aangepast aan de gewijzigde presentatie. De verschillen ten opzichte van de jaarrekening 2005 als gevolg van deze wijziging kunnen als volgt worden samengevat: (Bedragen x e 1.000) Financiële positie 31 december 2005 Eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Pensioenvermogen WAO-hiaat Invaliditeits- en overlijdensrisico’s GEFLEX/GESAVE Staat van Baten en Lasten over 2005 Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen Voordelig saldo baten en lasten Toevoeging pensioenvermogen Mutatie WAO-hiaat Mutatie invaliditeits- en overlijdensrisico
Na stelselwijziging
Voor stelselwijziging
82.856
-
461.237 -
524.251 4.182 439 15.221
61.411 48.112 110.937 984 -/- 2.399
27
5 . 4 . 1 . 2 Wettelijke bepalingen De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Op een aantal punten maakt het fonds op grond van artikel 362 lid 4 gebruik van de mogelijkheid om af te wijken van de voorschriften, omdat dit vereist is voor het verschaffen van een juist inzicht. Overigens is dit in overeenstemming met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving. Dit betreft de volgende punten: • Beleggingen worden gerangschikt naar het onderliggende opbrengsten- en risicoprofiel, ongeacht de juridische vorm waarin de belegging plaatsvindt. • Voor de indeling van het kasstroomoverzicht is niet gekozen voor de standaard indeling naar kasstromen voortvloeiend uit operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. In plaats daarvan wordt onderscheid gemaakt naar kasstromen die voortvloeien uit de uitvoering van het pensioenreglement en die welke samenhangen met de beleggingsactiviteiten.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
5 . 4 . 1 . 3 Risicoparagraaf Beleggingen voor risico pensioenfonds De beleggingen worden beleidsmatig ingedeeld naar de aard van de beleggingsmandaten, waarbij overeenkomstig de vastgestelde strategische beleggingsmix vier categorieën worden gehanteerd. De vier categorieën zijn aandelen, vastrentende waarden, alternatieve beleggingen en liquide middelen. Het fonds had in 2006 het vermogensbeheer uitbesteed aan GE Asset Management voor het vermogensbeheer van het pensioenfondsvermogen en Delta Lloyd als vermogensbeheerder van de beleggingen inzake de pensioenspaarregeling. Met deze partijen zijn vermogensbeheer overeenkomsten gesloten, waarin de beleggingsrestricties zijn uitgewerkt. Deze beleggings restricties zijn een gedetailleerde en concrete uitwerking van de verder in deze paragraaf genoemde restricties. De vermogensbeheerder bewaakt middels haar risicomanagementsysteem de beleggingsportefeuille zodat deze steeds voldoet aan bedoelde restricties. Het bestuur van het fonds toetst op basis van de rapportages van de vermogensbeheerder of voldaan wordt aan de overeengekomen beleggingsrestricties. Het bestuur bewaakt tevens het voldoen aan wet en regelgeving. De beleggingsrisico’s bestaan voornamelijk uit koersrisico, renterisico, kredietrisico en valutarisico. Het door het bestuur van het fonds gevoerde beleid ten aanzien van deze risico’s wordt hierna verder uiteengezet. Koersrisico De waarde van de beleggingen fluctueert met de koerswijzingen van de effecten waarin wordt belegd. Dit risico neemt af bij een spreiding van effecten in de portefeuille. De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. Renterisico De waarde van de beleggingen in vastrentende waarden kan fluctueren als gevolg van de verandering in marktrentes. In dit verband wordt de duration van de portefeuille door de vermogensbeheerders gestuurd. Er wordt gewerkt aan een plan om de duration van deze beleggingen in lijn te brengen met de duration van de pensioenverplichtingen. Dit zal worden geregeld binnen de komende 3-5 jaar. Kredietrisico Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden wordt ondermeer beïnvloed door de ontwikkeling van de kredietwaardigheid van de effectenuitgevende instellingen. Met name de door beleggers gemaakte inschatting van de waarschijnlijkheid van het tijdig voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen door de debiteur is hierbij bepalend. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
28
Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ook ten aanzien van belegging in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Verzekeringsrisico Verzekeringsrisico is het risico dat voortvloeit uit de mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt dit verzekeringsrisico gedeeltelijk herverzekerd. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten. Dit risico wordt beheerst door een samenstel van maatregelen, waaronder een gedetailleerd contract met de uitbestedingspartners, periodieke rapportages over de uitvoering en jaarlijkse SAS70-rapportages. Beleggingen voor risico deelnemers Deelnemers kunnen deelnemen of hebben deelgenomen aan de huidige vrijwillige pensioenspaarregeling (GESAVE) en de vroegere prepensioenregeling (GEFLEX). Hierbij wordt belegd in diverse beleggingsfondsen van Delta Lloyd. Het beleggingsrisico is voor rekening van de deelnemer. 5 . 4 . 1 . 4 Netto-omzet De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2006 37.994 13.153 51.147
Premie-inkomsten Directe beleggingsopbrengsten Totaal netto-omzet
2005 43.655 12.384 56.039
5 . 4 . 1 . 5 Bestemming resultaat Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de rekening van baten en lasten over 2006 is toegevoegd aan de algemene reserve.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
29
5.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Wa a rd ering A l g e m een Alle activa en passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Va l u t a Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. A a n d e l en Dit betreft aandelen en converteerbare obligaties. Deze zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. O b l i g a ties Dit betreft obligaties. Deze worden gewaardeerd tegen beurswaarde per balansdatum. O n ro e rend goed Dit betreft beleggingen in onroerend goed fondsen. Deze worden gewaardeerd tegen actuele waarde. L e n i n g en op schuldbekentenis Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen marktwaarde, berekend op de contante waarde van de toekomstige kasstromen volgens de actuele rentetermijnstructuur. Bij de waardering wordt rekening gehouden met het risicoprofiel van de leningen. D e p o s i to’s De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. L i q u i d e middelen Dit betreft direct opeisbare tegoeden in rekening-courant bij banken, inclusief de lopende interest per balansdatum. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. 30
B e l e g g ingen inzake GEFLEX/GESAVE Deze zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Vo rd e r ingen en schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. E i g e n vermogen Onder het eigen vermogen van het fonds vallen verschillende reserves. Het fonds houdt een extra reserve aan. Deze extra reserve bestaat uit een algemene reserve en een beleggingsreserve. De extra reserve wordt bepaald volgens een door het bestuur opgestelde procedure. In deze procedure is bepaald dat de hoogte van de vereiste extra reserve afhankelijk is van de zakelijke en vastrentende waarden in het totaal belegde vermogen. De hoogte is tevens afhankelijk van de ontwikkeling van waarde-indexen van zakelijke waarden en vastrentende waarden. Een dalende waarde-index leidt tot een daling van de aan te houden extra reserve. De extra reserve is immers bedoeld om de gevolgen van dalende waarde-indexen op te vangen. De procedure voorziet in een bodem dekkingsgraad van 105%. Indien de dekkingsgraad 105% is, is de algemene reserve 5%. Indien de dekkingsgraad hoger is dan de 105%, maar minder dan de toereikende dekkingsgraad, dan is de extra reserve voor zover deze uitstijgt boven de algemene reserve van 5%, de beleggingsreserve. Voorzover de dekkingsgraad uitstijgt boven de toereikende dekkingsgraad
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
wordt dit toegevoegd aan de algemene reserve. Onder toereikende dekkingsgraad wordt verstaan de vereiste dekkingsgraad in geval van de historisch hoogste waarde indexen. De belangrijkste bepalingen in de extra reserve procedure zijn: • Voor zakelijke waarden dient een extra reserve te worden aangehouden van 40%. • Voorzover zakelijke waarden tussen de 50% en 60% van de beleggingsportefeuille uitmaken dient daarover een extra reserve te worden aangehouden van 50%. • Voorzover zakelijke waarden tussen de 60% en 70% van de beleggingsportefeuille uitmaken dient een extra reserve te worden aangehouden van 40% over de eerste 50%, een extra reserve van 50% m.b.t. de zakelijke waarden tussen 50% en 60% en een extra reserve van 60% voor de waarde boven 60%. • Over vastrentende waarden dient een extra reserve te worden aangehouden van 5% bij een marktrente van 5%. Bij een marktrente van 4% is deze 10% en bij een marktrente van 6% of hoger van 0%. Bij tussenliggende marktrentes wordt de extra reserve naar rato berekend. • Bovenstaande criteria zijn geldig als de waarde indexen een historisch hoogtepunt hebben bereikt. • Indien de waarde indexen van zakelijke- en vastrentende waarden beneden het historisch hoogtepunt liggen dan mag de extra reserve met eenzelfde percentage dalen als de daling van de waarde indexen. • De extra reserve bedraagt minimaal 5% (minimale dekkingsgraad van 105%). • Indien het belegd vermogen zodanig is dat de dekkingsgraad uitstijgt boven de toereikende dekkingsgraad, dan komt het meerdere in de algemene reserve terecht. • Indien een dekkingsgraad van 105% wordt bereikt dient een nieuw herstelplan te worden opgesteld. Vo o r z i ening pensioenverplichtingen Dit betreft de verplichtingen jegens verzekerden, actuarieel bepaald als de contante waarde van de op de berekeningsdatum verkregen pensioenrechten. De verplichting voor de uitgestelde wezenpensioenen is op nul gesteld. De berekeningen zijn erop gebaseerd dat de uitkeringen continu (zullen) geschieden. Bij de berekening van de contante waarden gehanteerde grondslagen zijn met name: • rekenrente van 4% conform ABTN; • overlevingstafel Gehele Bevolking Mannen 2000 - 2005 met 2 jaar leeftijdsterugstelling (aanname dat mannen 2 jaar langer leven dan de tafel aangeeft); • overlevingstafel Gehele Bevolking Vrouwen 2000 - 2005 met 1 jaar leeftijdsterugstelling (aanname dat vrouwen 1 jaar langer leven dan de tafel aangeeft); • sterftekansen van wezen, aan wie een wezenpensioen wordt uitgekeerd, worden verwaarloosd; • de leeftijd van de verzekerde is in jaren en maanden nauwkeurig bepaald. Hierbij is de geboortedatum gesteld op de eerste van de maand samenvallend of volgend op de werkelijke geboortedatum. De toekomstige duur is gelijk aan het verschil van de pensioengerechtigde leeftijd en de op boven omschreven wijze vastgestelde leeftijd; • het leeftijdsverschil tussen echtgenoten is gefixeerd op drie jaar, waarbij de aanname is dat de man altijd ouder is dan de vrouw. Ter dekking van de beheerskosten zijn de netto koopsommen, uitgezonderd invaliditeitspremies, met 1% verhoogd. Er wordt een “voorziening voor toekomstige beheerskosten” gevormd ter grootte van 1% van de netto verplichting (excassokosten).
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
31
O p b re ngsten uit beleggingen Onder de directe beleggingsopbrengsten worden alle interest- en dividendopbrengsten van de beleggingen verantwoord alsmede alle overige interestopbrengsten van liquide middelen, rekeningen-courant en waarde-overdrachten. Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: • Gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, aandelen vastgoedmaatschappijen, obligaties, leningen op schuldbekentenis en deposito’s; • Boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; • Valutaverschillen met betrekking tot deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Ko s t e n Kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. O ve r i g e baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Ka s s t roomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
32
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
5.4.3
Specificatie posten van de jaarrekening
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
275.748 546.071 -453.966 18.325 386.178
196.932 147.569 -115.234 46.481 275.748
0 4.329 207.636 166.347 7.866
272.881 2.867 0 0 0
Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
198.087 289.227 -257.358 -1.564 228.392
173.590 44.891 -22.134 1.740 198.087
Waarvan: Obligaties, inclusief rente Onderhandse lening, inclusief rente Obligaties, participaties Fixed Income
0 398 227.994
197.594 493 0
4.438 1.671 -6.109 0 0
1.521 3.607 -1.599 909 4.438
0
4.438
[1] Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Aandelen, direct Private Equity Fund** Aandelen, participaties Euro Equity Aandelen, participaties Global Equity Aandelen, participaties Emerging Equity
[2] Vastrentende waarden
[3] Onroerend goed Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Participaties beursgenoteerde fondsen
* De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden. ** In het verslagjaar werd voor 1,1 miljoen euro geïnvesteerd in een Private Equity portefeuille (in 2005: 3,04 miljoen euro). De marktwaarde van deze beleggingen bedroegen ultimo verslagjaar 4,33 miljoen euro (ultimo 2005: 2,87 miljoen euro). Ultimo boekjaar bedroegen de verplichtingen uit hoofde van toekomstige investeringen in deze Private Equity portefeuille 10,84 miljoen euro (ultimo 2005: 13,53 miljoen euro).
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
33
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
0 227 0 1.922 2.149
-3.000 4.980 6.705 14.780 23.465
13.276 2.196 15.472
13.324 1.897 15.221
21.436 -21.436 0
22.122 -686 21.436
[4] Liquide middelen Valutatermijntransacties Overlopende aan- en verkooptransacties 2005 en dergelijke Deposito’s u/g, inclusief rente Banken, rekening-courant, inclusief rente Totaal De tegoeden bij banken rekening-courant staan ter vrije beschikking van het fonds.
[5] Beleggingen voor risico deelnemers Delta Lloyd beleggingsfondsen GEFLEX-regeling Delta Lloyd beleggingsfondsen GESAVE-regeling Stand einde boekjaar
[6] Herverzekerde rechten Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
Dit betreft een deel van de pensioenaanspraken die zijn herverzekerd. Het herverzekeringscontract met Generali is begin 2006 beëindigd. De onderliggende Beleggingen zijn door Generali op 24-1-2006 overgedragen aan AAM en ingebracht in de reguliere beleggingen in aandelen en obligaties.
[7] Vorderingen en overige activa Premies en koopsommen, incl. afrekening Afrekening herverzekering Generali Overige Totaal einde boekjaar * De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
687 2.422 3 3.112
8.343 915 284 9.542
34
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
ALGEMENE RESERVE Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
25.255 57.355 71.733
26.273 -1.018 53.408
BELEGGINGSRESERVE ZAKELIJKE WAARDEN Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
53.408 18.325 71.733
6.019 47.389 53.408
4.193 -1.564 2.629
2.453 1.740 4.193
82.856 74.116 156.972
34.744 48.112 82.856
419.959 21.436 18.307 459.702 0
356.447 0 63.512 419.959 3.254
419.959 5.563 17.589 17.131 -7.893 -2.167 -19.228 28.748 459.702
356.447 10.009 27.512 15.039 -5.571 -4.034 19.228 1.329 419.959
[8] Eigen vermogen
BELEGGINGSRESERVE VASTRENTENDE WAARDEN Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar TOTAAL EIGEN VERMOGEN Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
[9] Voorziening pensioenverlichtingen voor risico pensioenfonds inclusief de voorziening omrekening nieuwe overlevingstafels Stand begin boekjaar Overdracht herverzekerd deel in verband met beëindiging contract Generali Toevoeging boekjaar Stand einde boekjaar incl. voorziening omrekening nieuwe overlevingstafels
Verloop Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Indexatie Nieuwe opbouw Toevoeging rente Uitkeringen Saldo waardeoverdrachten Aanpassing rentetermijnstructuur Overige mutaties Stand einde boekjaar * De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
35
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
4.621 -3.743 878
6.036 -1.415 4.621
0 878
4.182 439
21.436 -21.436 0 0
22.122 0 -686 21.436
Stand begin boekjaar Toevoeging boekjaar Stand einde boekjaar
15.221 251 15.472
13.469 1.752 15.221
Waarvan: GEFLEX regeling GESAVE regeling
13.276 2.196
13.324 1.897
701 1 77 779
592 2 107 701
[10] Voorziening pensioenverlichtingen voor risico pensioenfonds overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Waarvan: Voorziening voor WAO-hiaat (vrijval in 2006) Voorziening voor invaliditeits- en overlijdensrisico’s
[11] Voorziening pensioenverlichtingen voor risico pensioenfonds (herverzekerd) Stand begin boekjaar Overdracht herverzekerd deel in verband met beëindiging contract Generali Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
[12] Voorziening pensioenverlichtingen voor rekening en risico deelnemers
[13] Langlopende schulden Stand begin boekjaar Premieafrekening via werkgever GE Rentevergoeding boekjaar (2006: 11%; 2005: 18,1%) Stand einde boekjaar
Toelichting bij de langlopende schulden: dit betreft het suppletiefonds waarin tekorten en overschotten van de premie-inhouding van overlijdensrisicoverzekering van werknemers worden verrekend. General Electric Plastics B.V. (GEP) heeft bij Generali Levensverzekeringsmaatschappij N.V. (Generali) een collectieve overlijdensrisicoverzekering afgesloten ten behoeve van haar werknemers. De premie voor deze verzekering is vastgelegd in een collectief contract tussen GEP en Generali en is afhankelijk van leeftijd en geslacht en wordt op jaarbasis door de verzekeraar per faktuur aan GEP berekend. Om administratieve redenen worden de individuele premies niet integraal doorbelast aan de werknemers, maar is gekozen voor een gelijk premiepercentage dat bij iedereen wordt toegepast. Afhankelijk van het technisch resultaat van de collectieve verzekering keert Generali jaarlijks een aandeel in de winst uit. Indien het uiteindelijk te betalen bedrag aan Generali lager is dan de totaal bij de werknemers ingehouden premies zal het positieve verschil worden gestort in het suppletiefonds dat beheerd wordt door stichting GE-Pensioenfonds. Daartegenover zal een eventueel tekort aan GEP uit datzelfde fonds worden onttrokken. * De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
36
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
0 96 308 394 206 496 1.500
1.134 794 0 194 229 792 3.143
[14] Kortlopende schulden Herverzekering Generali FVP premies afvloeiingsregeling Premierestitutie WAO-hiaat 2004/2005 Omzetbelasting Afdracht loonheffing en sociale lasten Overige schulden en overlopende posten Totaal einde boekjaar
* De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
37
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
5.4.4
Toelichting op de rekening van baten en lasten
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
32.324 259 4.400 3 -308 289 1.027 37.994
40.218 0 0 148 0 182 3.107 43.655
5.861 50.074 55.935
5.289 56.576 61.865
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
7.903 -7.741 162
8.109 1.483 9.592
ONROEREND GOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Alternatieve beleggingen totaal
85 1.307 1.392
76 1.433 1.509
691 148 839
177 113 290
Af: kosten vermogensbeheer
-1.387
-1.267
Totaal beleggingsresultaten
56.941
71.989
waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
13.153 43.788
12.384 59.605
[15] Bijdragen van werkgevers Premie en koopsommen Pensioenpremies ondernemingen Afrekening pensioenpremies vorig boekjaar Extra storting door werkgever in 2006 Premie WAO-hiaat Restitutie premie WAO-hiaat 2004 en 2005 Koopsommen FVP Koopsommen individueel en afvloeiing Totaal Premie-inkomsten
[16] Beleggingsresultaten AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal
Het totaal rendement in 2006 bedraagt 11,0% (in 2005; 18,1%) * De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
38
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
[17] Waardeovernames
2.305
5.451
0 0 -115 800 2.020 2.705
824 -686 -69 0 0 69
77 0 0 77
161 90 182 433
39.743
63.512
-3.743 -21.436 251 -251 14.564
-1.414 -687 1.752 -1.752 61.411
Betreft in het boekjaar ontvangen waardeoverdrachten, exclusief interest. De ontvangen interest is verantwoord onder overige inkomsten.
[18] Herverzekeringscontract Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Mutatie aandeel herverzekeraar in de voorziening pensioenverplichtingen Premie kapitaalverzekering Boekwinst overdracht beleggingen naar AAM Afwikkeling contract Generali Totaal
[19] Overige baten Interest waardeoverdrachten Koopsommen Overige rentebaten Totaal
[20] Mutatie voorziening pensioenverlichtingen Voor risico pensioenfonds voor risico pensioenfonds, overige technische voorzieningen voor risico pensioenfonds (herverzekerd) voor risico deelnemers mutatie beleggingen voor risico deelnemers Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen
39
[21] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen WAO-hiaat GEFLEX Afkoop pensioenen en premierestitutie Totaal
6.174 1.169 58 129 238 72 11 7.851
* De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
4.366 1.048 56 158 224 478 0 6.330
Bedragen x € 1.000
2006
2005*
[22] Waardeoverdrachten
2.110
3.900
83 81 164
107 297 404
Vergoeding uitvoerders Vergoeding vermogensbeheer en bewaring Overige kosten (bestuur en directie, externe adviseurs, DNB, e.d.) Bruto beheerskosten
639 1.373 592 2.604
650 1.267 790 2.707
Af: kosten vermogensbeheer, bewaring en WM, toegerekend aan beleggingsresultaten
-1.387
-1.267
Netto beheerskosten
1.217
1.440
Betreft in het boekjaar betaalde waardeoverdrachten, exclusief interest. De betaalde interest is verantwoord onder overige lasten.
[23] Overige lasten Interest suppletiefonds overlijdensrisicoverzekering Interestlasten waardeoverdrachten Totaal
[24] Uitvoeringskosten
* De cijfers 2005 zijn aangepast voor vergelijkingsdoeleinden.
F i n a n c iële vergoeding bestuurders Aan de bestuurders werd door het fonds in 2006 geen beloning verstrekt. De kostenvergoedingen aan de statutaire bestuurders van het fonds bedroegen in 2006 € 4.000.
40
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
5.5 Actu a r i ë l e a n a l ys e Bedragen x € 1.000
2006
2005
6.931 60.337 6.748 -6.019 7.220 -439 -662 74.116
-6.254 39.664 554 0 0 -439 14.587 48.112
Actuariële analyse Resultaat op premie Resultaat op beleggingen Resultaat op ontwikkelingen Aanpassing overlevingstafel Resultaat beëindiging herverzekering Resultaat voorziening overlijden en inv. Overige resultaten Totaal resultaat
Het positieve resultaat op premies wordt veroorzaakt door de solvabiliteitsopslag en de extra opslag in de premie in het kader van het herstelplan. Het resultaat op interest bedraagt € 60,3 miljoen (beleggingen 41,1 miljoen en rentetermijnstructuur 19,2 miljoen). Het positieve resultaat ontstaat doordat het behaalde beleggingsrendement fors hoger is dan het rendement waarmee rekening wordt gehouden bij de bepaling van de voorziening. Het resultaat op ontwikkelingen omvat de resultaten in verband met sterfte, kosten en mutaties zoals ontslag, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Het forse resultaat wordt met name veroorzaakt door de vrijval van de voorziening van de WAO hiaat dekking. Het positieve (2005: negatieve) resultaat op rentetermijnstructuur ontstaat door de daling (2005: stijging) van de rentetermijnstructuur in 2006. Onder overige resultaten zijn onder andere verschillen als gevolg van de conversie van de pensioenportefeuille, de geactualiseerde premie en nabetalingen over voorgaande boekjaren en het resultaat op beëindiging herverzekering Generali ad € 7,2 miljoen verantwoord.
Renesse, 1 juni 2007
41
O.M.H. Tant, voorzitter J.J.O. Aerts, secretaris Y.M.M. den Bakker D. van Gurp-Hameetman R.L.M. Nooren L.J.M. de Smet J.M.M.P. Stockbroekx A.J.L.M. Proost
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
6
Overige gegevens
6.1 Acco u n t a n t s ve r k l a r i n g Aan het bestuur van Stichting GE-Pensioenfonds Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag op pagina 24 tot 41 opgenomen jaarrekening 2006 van Stichting GE-Pensioenfonds te Bergen op Zoom, bestaande uit de balans per 31 december 2006 en de rekening van baten en lasten alsmede de toelichting daarop, gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 boek 2 BW en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en het resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
42
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting GE-Pensioenfonds per 31 december 2006 en van het resultaat over 2006 in overeenstemming met Titel 9 boek 2 BW en met Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 1 juni 2007,
KPMG ACCOUNTANTS N.V.
P.L.A. Langeveldt RA
43
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
6.2 Actu a r i ë l e ve r k l a r i n g O p d ra c ht Ingevolge de aan Mercer Human Resource Consulting door Stichting GE-Pensioenfonds te Bergen op Zoom verleende opdracht tot actuariële certificering is de financiële positie per 31 december 2006 van het fonds door mij beoordeeld ten opzichte van de actuariële risico’s die het fonds loopt. Tevens zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld. G e g eve ns De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. Overeenkomstig de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het fonds mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. De opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten behoren ten dele tot de genoemde administratieve basisgegevens. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening 2006. We r k z a amheden Bij de actuariële beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen door mij onderzocht. De uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, heb ik beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze beoordelingen zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de desbetreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Voorts heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. De beschreven werkzaamheden zijn in overeenstemming met binnen het actuariële beroep geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel. O o rd e e l De bevindingen van de accountant ten aanzien van de door het fonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard. Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met het geheel van de methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn, met inachtneming van artikel 9a van de Pensioen- en spaarfondsenwet, getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in de jaarrekening genoemde verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, op de balansdatum prudent.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
44
Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets volgens de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op de balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk zijn aan de door DNB voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn op de balansdatum ten minste gelijk aan de daartoe door DNB gestelde norm. Financiële positie van het pensioenfonds Bij mijn beoordeling van de financiële positie is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. Daarbij worden in aanmerking genomen het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld, de door DNB gestelde criteria en – eventuele – maatregelen, genomen tot herstel van de financiële positie. De financiële positie van Stichting GE-Pensioenfonds is naar mijn mening voldoende, mede gelet op de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen.
Rotterdam, 1 juni 2007
Drs S. Keijmel AAG verbonden aan Mercer Certificering BV
45
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
6.3 Info r m a t i e ove r d e f i n a n c i e r i n g s ove re e n ko m s t In aanvulling op de beschouwing in paragraaf 4.2.2 wordt in deze paragraaf een beschrijving gegeven van de financieringsovereenkomst met de aangesloten ondernemingen. In het premiebeleid wordt uitgegaan van een financiering op basis van een kapitaaldekkings systeem en financiering op basis van risicopremies. Voor actieve deelnemers worden risicopremies vastgesteld voor nog niet ingekocht nabestaandenpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en WAOexcedentpensioen). In de door de aangesloten ondernemingen te betalen actuarieel benodigde premie zit ook de indexatiekoopsom van de actieven begrepen. Tevens worden de administratiekosten, de excasso opslag, de jaarlijkse toevoeging aan de voorziening omrekening nieuwe overlevingstafels, een opslag voor indexatie van gepensioneerden en premievrije rechten van ex-deelnemers en een opslag voor de dekkingsgraad, indien van toepassing, uit de premie gefinancierd. Naast de actuarieel benodigde premie vindt jaarlijks, conform het plan van aanpak, een extra storting plaats ter grootte van 1,4% van de voorziening pensioenverplichtingen eigen beheer, zolang er nog een reservetekort is. Indien de dekkingsgraad het gewenste niveau (Gewenste dekkingsgraad) heeft bereikt en de ingegane pensioenen en de premievrije rechten steeds volledig zijn geïndexeerd, zal bekeken worden in hoeverre het mogelijk is een premiekorting te verlenen aan de ondernemingen. Uitgangspunt daarbij is dat de dekkingsgraad niet onder het gewenste niveau zal komen.
46
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
6.4 Bijzo n d e re s t a t u t a i re z e g g e n s c h a p s re c h t e n Het bestuur van het fonds bestaat uit minimaal zes en maximaal tien leden. De helft wordt in functie benoemd en uit hun functie ontheven door de directie. De werkgeversvertegenwoordigers hoeven geen deelnemer te zijn. De andere helft wordt gekozen uit de (gewezen) deelnemers en pensioentrekkenden, welke zijn onderverdeeld over de twee hier na te noemen clusters. De twee te onderscheiden clusters zijn: a. aangesloten ondernemingen behorend tot GE Plastics; b. aangesloten ondernemingen behorend tot de overige GE-ondernemingen. Er wordt gestreefd tot een evenredige vertegenwoordiging van werknemersvertegenwoordigers namens de verschillende clusters te komen, waarbij de intentie is om namens cluster a de helft van de werknemersvertegenwoordigers in het bestuur te kiezen en namens cluster b eveneens de helft van de werknemersvertegenwoordigers in het bestuur te kiezen. Indien sprake is van een oneven aantal werknemersvertegenwoordigers zullen, afhankelijk van het totaal aantal werknemersvertegenwoordigers, twee respectievelijk drie werknemersvertegenwoordigers uit cluster a worden gekozen en één respectievelijk twee werknemersvertegenwoordiger(s) uit cluster b. Op het moment dat zich een vacature in het bestuur voordoet, moet in eerste instantie worden geprobeerd namens het cluster waardoor het bestuurslid dat is afgetreden is gekozen een nieuw bestuurslid te laten kiezen. Indien dat binnen een maand na convocatie van de vacature en oproep tot kandidaatstelling aan de deelnemers niet mogelijk blijkt te zijn, zal het bestuur een werknemersvertegenwoordiger proberen aan te stellen, die uit elk van de twee clusters kan komen.
47
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
7
Begrippenlijst
A a n g e s loten onderneming: General Electric Plastics tezamen met alle ondernemingen die door General Electric Plastics tot het pensioenfonds zijn toegelaten A BT N Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en indexering. Ac t u a r iële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Ac t u a r is De actuaris is de specialist die, met behulp van levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds berekent. Ac t u a r ieel Bedrijfstechnische Nota (ABTN) Omschrijving van de organisatie en de financiële opzet van het pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust. De ABTN dient aan De Nederlandsche Bank (DNB, voorheen PVK) te worden voorgelegd. A l t e r n atieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen de categorieën: onroerend goed, private equity, hedge funds en commodities. As s e t Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. B e l e g g ingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. B e l e g g ingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. B e n c h mark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
48
C e r t i f i cerend actuaris De certificerend actuaris controleert de werkzaamheden van de actuaris en certificeert na zijn akkoord door middel van een actuariële verklaring. C o r p o rate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfonds Bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. D e k k i n gsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. E i g e n vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: het vermogen dat overeenkomst met een dekkingsgraad van 105% van de voorziening pensioenverplichtingen Vereist eigen vermogen: het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Gewenst eigen vermogen: het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen verhoogd met het vermogen dat nodig is om de indexatieambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Berekend conform de wettelijke regels. F i n a n c ieel Toetsingskader (FTK) De door de Nederlandsche Bank uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. F ra n c h ise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. G B M / G BV Zie Overlevingstafels. GEFLEX GEFLEX is de in 1995 ingevoerde flexibele pensioenregeling van GEP die per 1 januari 2002 ophield te bestaan. Ze stelde GEP-medewerkers in staat te stoppen met werken op hun 62ste in plaats van hun 65ste wanneer hun gewone ouderdomspensioen in gaat.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
49
G e ï n d exeerde opbouwregeling De per 1 januari 2002 ingevoerde pensioenregeling waarin jaarlijks een pensioenlaag wordt opgebouwd, die tevens jaarlijks wordt geïndexeerd met de CBS loonindex. G E SAV E GESAVE is de per 1 januari 2002 door het fonds ingevoerde vrijwillige pensioenspaarregeling. Binnen aangegeven grenzen kunnen deelnemers een deel van hun salaris aanwenden voor extra pensioen en/of vroegere pensionering dan volgens de basis pensioenregeling. H e r ve r zekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. I n d exa tie Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en/of premievrije aanspraken(voor pensioeningang) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Veelal worden daarvoor de prijsindexcijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) gehanteerd. Ko o p s om Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling. L i j f re n te Het begrip lijfrente wordt gebruikt in de individuele levensverzekeringsmarkt. Technisch gesproken komt een lijfrente overeen met een ouderdomspensioen. Het belangrijkste verschil is dat een lijfrenteverzekering privé wordt gesloten, terwijl bij pensioen altijd sprake is van een werkgever-werknemer relatie. M a r k t waarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. N a b e s t aandenpensioen Hieronder vallen weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen alsmede partnerpensioen. O u t p e r formance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. O ve r l evingstafels Overlevingstafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte overlevingstafels afgeleid: GBM en GBV. De overlevingstafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven.
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
50
Pa r t n e rpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de ongehuwde partner met wie een ongehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden. Pe n s i o enwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid betreffende pensioenen. De Pensioenwet werd voorafgegaan door de Pensioen- en Spaarfondsenwet. P r i va t e Equity Beleggingen in niet beursgenoteerde fondsen of ondernemingen. S e c u r i t y Lending Het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, waarbij onderpand wordt ontvangen ter dekking van het risico van niet teruglevering. Ve ra n t woordingsorgaan De in de principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. V i s i t a t iecommissie De in de principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan van externe onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op het functioneren van het bestuur. De visitatiecommissie beoordeelt ondermeer de procedures en de processen en de checks en balances binnen het fonds. Wa a rd eoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. 51
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006
52
C o l ofo n Uitgegeven door: Stichting GE-Pensioenfonds Stationsplein 9 9726 AE Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon Fax Internet Email
050 - 582 19 90 050 - 313 82 01 www.gepensioenfonds.nl
[email protected]
Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
Stichting GE-Pensioenfonds
jaarverslag 2006