Professionaliseringstaak 1 (P-taak 1): Orïentatie op het beroep Verantwoording Het doel van P-taak 1 is het verkrijgen van een beeld van de diverse aspecten van het beroep van docent. Doelen P-taak 1 is een oriënterende professionaliseringstaak. Aan het eind van P-taak 1 heb je een beeld van: 1. het beroep van docent; 2. de leef- en belevingswereld van leerlingen van nu; 3. het huidige Nederlandse onderwijssysteem; 4. het opzetten van een didactische verantwoorde les; 5. jezelf in relatie tot het beroep van docent. Taakomschrijving De activiteiten die je verricht voor deze professionaliseringstaak betreffen vijf deelopdrachten. Elke opdracht richt zich op een van de bovenstaande beschreven beelden. Voor elke deelopdracht maak je een keuze uit twee producten: A of B. De deelopdrachten worden hierna uitgebreid beschreven. 1 In de verschillende producten leg je zichtbaar de koppeling tussen de theorie (Onderwijskunde 1), de praktijk en jezelf als toekomstig docent. Voor deze P-taak gelden de volgende voorwaarden: 1. Je hebt Onderwijskunde 1 gevolgd of volgt dit vak. 2. Je haalt een deel van de informatie uit de praktijk, door het vervullen van de oriënterende 2 werkpleklerenopdracht of het vervullen van Werkplekleren 1. Werkwijze Voor deze P-taak bezoek je een school. Je loopt een aantal lessen mee en interviewt docenten en leerlingen, met als doel informatie te krijgen voor de hierna geformuleerde deelopdrachten (p-taak 1.1 t/m 1.4). Elke deelopdracht bestaat uit een keuzeproduct: A of B. Je maakt vooraf een plan van aanpak (zie bijlage 1) voor de gehele P taak 1. Na afloop van de P-taak schrijf je een reflectie (zie bijlage 2). Het plan van aanpak en de reflectie lever je gezamenlijk met de verschillende producten van de deelopdrachten in bij de beoordelende docent. Ondersteuning Centrale instructiemomenten P-taak 1 2013/2014 (open voor alle belangstellenden): Groningen: maandag 11 november (C2.1), 18.15 – 19.45 uur Leeuwarden: woensdag 13 november (C2.1), 18.15 – 19.45 uur Groningen: maandag 31 maart (C3.8), 18.15 – 19.45 uur Leeuwarden: woensdag 2 april (C3.8), 18.15 – 19.45 uur Verder kan je terecht bij een P-taak 1 begeleider. In principe is dit de docent onderwijskunde waar je OWK 1 volgt. Overigens kan je voor korte, incidentele begeleiding ook bij de helpdesk generiek terecht.
1
In je verslag verwijs je volgens APA normen (zie BB) naar het Handboek voor leraren en andere relevante literatuur. Werkpleklerenopdracht: je organiseert zelf een bezoek (één à twee dagdelen) aan een VO- of MBO school. Tijdens dit bezoek probeer je een zo goed mogelijke indruk te krijgen van het beroep van docent, de leerlingen van nu, en de manier van werken van de school. Dit heb je nodig voor het uitvoeren van de onderdelen P-taak 1.2, 1.3 en 1.4. 2
1
Omvang, producteisen, beoordeling Totaal P-taak 1: 7 EC (196 studielasturen) Wanneer de vijf deelopdrachten allemaal met een voldoende of meer zijn afgerond, wordt het totaal van 7 EC’s toegekend. De beoordelingscriteria zijn bij iedere deelopdracht beschreven. Deze P-taak wordt beoordeeld door jouw P-taak 1 begeleider: in principe de docent bij wie jij onderwijskunde hebt gevolgd. De beoordelaar gebruikt hiervoor het beoordelingsformulier P-taak 1. (Tip: check je verslag voordat je het inlevert met behulp van het formulier.) Inleveren: Je kunt het verslag elke periode op elk gewenst moment inleveren. De officiële nakijktermijn (3 weken) start op de maandag van de eerste toetsweek van de betreffende periode. Competenties Je werkt in deze P-taak in meer of mindere mate aan de volgende competenties: Interpersoonlijke competentie (1.1.b); Pedagogische competentie (2.1.a); Vakinhoudelijke & didactische competentie (3.1.a); Organisatorische competentie (4.1.a); Samenwerking met de omgeving (6.1.a); Reflectie en ontwikkeling (7.1.a). Generieke kennisbasis In deze P-taak worden de volgende onderdelen uit de generieke kennisbasis in meer of mindere mate gedekt: Leerlingkenmerken (1.4), model didactisch analyse (2.1), leerdoelen en instructiemodellen (2.2), identiteitsontwikkeling van de adolescent (4.1), morele ontwikkeling van de adolescent (4.2), adolescent en seksualiteit (4.3), leerlingbegeleiding in de school (5.1), werken aan eigen professionele ontwikkeling (6.1), Nederlands onderwijsstelsel (7.1), onderwijsconcepten (7.2), de school als organisatie: structuur en cultuur (7.3). Literatuur Voor deze P-taak gebruik je de verplichte literatuur van OWK I: Geerts, W., & Kralingen, R. van (2011). Handboek voor leraren. Bussum: Coutinho. Slooter, M. (2009). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: CPS. Voor onderdeel 2 ‘Beeld van de leerling van nu’ wordt het volgende boek aanbevolen: Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie III, de puberjaren. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
2
P-taak 1.1
Beeld van het beroep van docent
Doel Het doel van deze deelopdracht is dat je inzicht ontwikkelt in het werk van een docent. Werkwijze & product Je onderzoekt het beroep van docent aan de hand van een van de twee onderstaande Didiclasscases. Beide cases laten een manier van werken en/of een filosofie op onderwijs zien A. Casus 1: Beer B. Casus 2: Binne Kies één van beide cases en beschrijf in minimaal één A4 (maximaal twee A4) wat je wel of juist niet aanstaat in de betreffende manier van werken. Neem één positief punt mee naar de conclusie waarbij je zelf ook een voornemen formuleert hoe je dit punt later in de eigen praktijk wilt brengen. Beoordelingscriteria In de beschrijving komen minimaal twee ideeën met betrekking tot onderwijs naar voren, die gerelateerd zijn aan de gekozen casus. De beschreven ideeën zijn zichtbaar gekoppeld aan een eigen visie op onderwijs. Er is concreet één voornemen voor het eigen handelen als docent geformuleerd Aanvullende informatie De cases van Beer en Binne zijn te vinden op blackboard, via ‘beroepsvoorbereiding deeltijd vanaf 2012’ onder P-taken.
3
P-taak 1.2
Beeld van de leerling van nu
Doel Het doel van deze opdracht is dat je bepaald gedrag van leerlingen kan relateren aan de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren. Dit doe je door in te gaan op een actueel thema met betrekking tot leerlingen van nu. Werkwijze & product Je gaat uit van een onderwerp dat jij interessant vindt en dat voor (toekomstige) docenten relevant is. Bijvoorbeeld: drankgebruik onder jongeren, gebruik van social media, etc. Je gaat een stap de diepte in door dit specifieke gedrag te onderzoeken. Je doet onderzoek naar een thema door jezelf een hoofdvraag en sub vragen te stellen. Je gaat op zoek naar antwoorden in de theorie en de praktijk. Je geeft antwoord op ongeveer twee A4tjes waarin je verwijst naar de door jou gebruikte bronnen (denk om literatuurverwijzingen volgens APA normen). 3
Je hebt keuze uit twee soorten producten : A.
Je verwerkt je inzichten in een creatief informeermiddel, bijvoorbeeld een documentaire, glossy, leskist, spel, etc. Je geeft aan op welke wijze het materiaal ingezet kan worden. Je materiaal is compleet en kan zo gebruikt worden.
B.
Je verwerkt je inzichten in een didactisch verantwoorde workshop over jouw gekozen thema voor (toekomstig) docenten van 90 minuten. Je maakt een gedetailleerd lesplan voor de workshop. Je schrijft een didactische verantwoording (waarom doe je het zoals je het doet). Je materiaal is compleet en kan zo gebruikt worden.
Beoordelingscriteria 1. Het gekozen thema is actueel en past bij de doelgroep: (toekomstige) docenten. 2. Het product sluit voor wat betreft vorm aan bij de doelgroep. 3. Het gedrag van jongeren wordt verklaard aan de hand van theorie. 4. Je maakt zichtbaar hoe leerlingen zich verhouden tot het gekozen thema. 5. Je hebt zichtbaar gebruik gemaakt van minimaal vier verschillende bronnen. Aanvullende informatie Je maakt gebruik van minimaal vier bronnen: 1. Literatuur met betrekking tot adolescentiepsychologie, bijvoorbeeld: Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie III, de puberjaren. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 2. Internet. Je zoek actuele informatie over jouw gekozen thema. 3. Interview met een docent. 4. Interview met een aantal leerlingen. Daarnaast kun je denken aan documentaires, (vak)tijdschriftartikelen, interviews met deskundigen.
3
Eventueel kun je nog kiezen voor C. Zie voor de beschrijving hiervan de BB course.
4
P-taak 1.3
Beeld van het Nederlandse onderwijs
Doel Wanneer je deze opdracht afgerond hebt, heb je laten zien dat je de inrichting van het Nederlandse onderwijssysteem en specifieke scholen kan toelichten en zicht hebt op actuele thema’s die binnen het onderwijs van nu spelen. Werkwijze & product Je hebt de keuze uit twee soorten producten: A.
Een vergelijking van twee scholen. Je gaat een vergelijking maken van twee soorten scholen. Een werkbare suggestie zou kunnen zijn een medestudent als maatje te benaderen en samen beide scholen te bezoeken. Je brengt beide scholen in kaart o.a. met behulp van onderstaande lijst met aandachtspunten. Daarna vergelijk je (samen) beide scholen. Je besteedt daarbij nadrukkelijk aandacht aan de actuele thema’s/ontwikkelingen die op de betreffende scholen spelen. Wat zie je daarvan terug op micro-, meso- en macro niveau ? Aan het eind van de vergelijking trek je je eigen conclusies: welk schooltype heeft jouw voorkeur, op grond waarvan?
B.
Mediadossier met actuele thema’s met betrekking tot het Nederlandse onderwijs. Gedurende een aantal maanden volg je het nieuws met betrekking tot het onderwijs. Verzamel zoveel mogelijk artikelen, uitzendingen, nieuwsitems, enz. Welke thema’s komen veel terug? Komt dit overeen met wat je in de praktijk tegenkomt? Onderzoek drie actuele thema’s in de praktijk op verschillende niveaus: macro-, meso-, en microniveau. Trek vervolgens je eigen conclusies.
Beoordelingscriteria 1. In het product wordt zichtbaar hoe het Nederlandse onderwijssysteem en scholen in elkaar zitten. 2. In het product worden verschillende onderwijsconcepten met elkaar vergeleken. 3. In het product worden actuele onderwijsthema’s en dilemma’s aan de orde gesteld. 4. In het product worden parallellen getrokken tussen datgene wat zich in de klas afspeelt (microniveau), keuzes van de school (mesoniveau) en de inrichting van het Nederlandse onderwijs (macroniveau).
Aanvullende informatie Onderstaande vragenlijst gebruik je als richtlijn voor product A. -
Type school: VMBO, HAVO, VWO, MBO,…? Doelgroep: voor welke leerlingen? Inrichting van de school: onderbouw, bovenbouw, leerwegen, profielen, niveaus, etc. Onderwijsconcept? Organigram van de schoolorganisatie? Schoolcultuur? Zorg- en begeleidingsstructuur? Met welke partijen buiten de school heeft de school contact? Wat zijn actuele thema’s voor de school? Met welke ontwikkelingen is de school bezig? Wat zie je terug van bovenstaande punten: in de lessen, in de keuze voor de leermiddelen, de inrichting van het gebouw, etc.? …
5
P-taak 1.4
Beeld van de voorbereiding van een les
Doel In dit product laat je zien dat je op een verantwoorde didactische wijze een les kan voorbereiden. Werkwijze & product Je keuze voor product A of B baseer op de manier van werken van de school van je je werkpleklerenopdracht doet, of waar je WPL 1 vervult. A. B.
Een voorbereiding van een meer docentgestuurde les. Een voorbereiding van een meer leerlinggestuurde les.
Bij beide producten laat je zien dat een les kunt ontwerpen aan de hand van de diverse aspecten van het didactisch analyse model, onderwijsregelkring (zie Handboek voor leraren blz. 71 en blz. 122). Je gebruikt voor je lesvoorbereiding een lesformulier (naar keuze) en motiveert je keuzes voor je aanpak. Je mag er natuurlijk altijd voor kiezen om de les uit te voeren in de praktijk! Beoordelingscriteria 1. Er is op juiste wijze gebruik gemaakt van alle aspecten van een didactische model. 2. Het lesformulier is volledig en correct ingevuld 3. Je kunt de lesopzet verantwoorden met behulp van begrippen uit de leertheorie en (vak) didactiek. (Leg uit waarom je voor de betreffende lesopzet gekozen hebt)
6
P-taak 1.5
Beeld van jezelf in relatie tot het beroep van docent (niet voor studenten Sociale vakken)
4
Doel Bij deze opdracht vergroot je jouw beeld van wat iemand tot een goede docent maakt. Vervolgens trek je je conclusies: Wat vind jij een goede docent? Wat maakt jou tot een goede docent? Wat heb je al in huis om dit te zijn en wat zijn voor jou aandachtsgebieden? Hoe wil je daarmee omgaan? De opdracht mondt uit in een POP. Je voegt voor deze opdracht in de bijlage je Curriculum Vitae toe waarnaar je kunt verwijzen. Werkwijze & product Je hebt de keuze uit twee soorten producten: A.
Je schrijft een onderwijsautobiografie (zie opdracht A hieronder) en trekt je conclusies, die resulteren in een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Je levert drie deelproducten aan: 1. Onderwijsautobiografie 2. Een beschrijving van in hoeverre je al met de SBL competenties te maken hebt gehad. Ook heb je beschreven wat je al beheerst en waar je nog aan moet werken. 3. Een POP met een aantal leerdoelen (tussen de 4 en de 10) waaraan je dit studiejaar wilt gaan werken.
B.
Je onderzoekt de competenties van de docent, aan de hand van cases, beschrijvingen en filmpjes, en trekt je conclusies, die resulteren in een persoonlijk ontwikkelingsplan. Je levert drie deelproducten aan: 1. De SBL competenties beschreven in eigen woorden. 2. Een beschrijving van in hoeverre je er al mee te maken hebt gehad. Ook heb je beschreven wat je al beheerst en waar je nog aan moet werken. 3. Een POP met een aantal leerdoelen (tussen de 4 en de 10) waaraan je dit studiejaar wilt gaan werken.
Beoordelingscriteria 1. In het product wordt inzicht in de SBL competenties getoond en inzicht in hoeverre de competenties al aanwezig zijn. 2. In het POP worden eigen leerdoelen geformuleerd, gekoppeld aan de SBL competenties, waarvan wordt duidelijk gemaakt waar, wanneer en hoe ze worden gerealiseerd. Aanvullende informatie Maak een keuze uit A of B Bronnen In beide producten laat je zien inzicht te hebben in de SBL competenties. Raadpleeg daarvoor de volgende bronnen: Open Universiteit
http://portal.ou.nl/web/leren/competentiematrix-voor-leraren 1) Ga naar competentiematrix: kijk hier naar de filmpjes, deze geven een goed beeld van de betreffende competentie. 2) Ga naar professionals vertellen. In de interviews komen diverse competenties impliciet aan de orde. Leraar 24
http://www.leraar24.nl/dossier/62/competenties-in-beeld Lees het dossier en bekijk de verschillende filmpjes.
4
Deze opdracht is alleen voor studenten Talen en Exacte vakken. Bij Studenten Sociale vakken komen deze opdrachten aan de orde binnen de studieloopbaanbegeleiding of andere programmaonderdelen.
7
A.
Opdracht onderwijsautobiografie
Inleiding Iedereen heeft ervaring met het onderwijs, omdat iedereen onderwijs heeft genoten. Die ervaring heeft voor een groot deel je beeld bepaald van het onderwijs en van leraren. Wellicht heeft dit ook een rol gespeeld bij je keuze om docent te worden. Op grond van je eigen ervaring met leraren, kun je misschien ook iets zeggen wat een goede en een minder goede leraar maakt. We gaan in deze opdracht proberen je beelden hierover naar boven te halen en te koppelen aan de SBL competenties. De SBL competenties zijn 7 competenties van leraren in het primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en het middelbaar beroepsonderwijs (beroepsonderwijs en volwassenen educatie BVE), zoals die zijn vastgesteld door de Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren. Meer over het tot stand komen van de SBL competenties, kun je vinden onder het kopje Achtergronden, op de website (zie bronnen). Werkwijze Neem een groot vel papier. Leg het vel in de breedte. De linkerzijde van het vel verbeeldt de start van je onderwijsloopbaan (kleuterschool); de rechterzijde staat voor dit moment. Stap 1 Fasering Trek een lijn van links naar rechts en geef aan, bijvoorbeeld met verschillende kleuren, welke school je hebt bezocht. Stap 2 Herinneringen Blijf bij ieder schooljaar even stilstaan. Zet onder de lijn wat je je herinnert aan feiten, omstandigheden en incidenten die van invloed op beleving en/of schoolprestaties waren. Voorbeelden: blijven zitten, verhuisd en naar een andere school gegaan; een geweldige klas; gepest; herinner ik me niets meer van; dat was dat jaar dat ik bevriend werd met. (lange tijd) ziek geweest; een fijne juf, dankzij haar…; ik ging met veel plezier naar school; ik had veel moeite met dit of dat vak. Voel je vrij om, ook bij de volgende vraag, in plaats van tekst symbolen, een korte kreet of een tekening te kiezen. Stap 3 Belangrijke momenten Blijf wederom bij iedere fase en de daar genoteerde gebeurtenis stilstaan. Kies enkele ervaringen en contacten die het meest van invloed op je geweest zijn. Noteer in steekwoorden de ervaring, het contact en het belang ervan voor je persoonlijke ontwikkeling. Wat betekende een en ander voor je? Welke gevoelens speelden een rol? Tot welke (innerlijke) beslissingen kwam je op grond van -onder andere- die ervaring? Wat voor invloed had een en ander op je schoolbeleving, schoolprestaties, zelfbeeld, zelfvertrouwen en respect, beeld van volwassenen, beeld van leraren, studie- en beroepskeuze, waarden en normen, ideeën en idealen? Stap 4 Competenties Bestudeer de SBL competenties. Bedenk of je precies begrijpt wat er onder wordt verstaan. Maak gebruik van de genoemde bronnen. Stap 5 Terugkijken Kijk terug naar stap 2 en 3. Welke leerkrachten hebben indruk op je gemaakt? Welke competenties bezaten ze? Welke juist niet? Wat zijn je eigen ervaringen met lesgeven? Hoe was dat? Kun je aangeven wat je al wel en niet beheerst.
8
Stap 6 Persoonlijk Ontwikkelingsplan Verwerk dit in het POP. Daarvoor kun je onderstaand schema gebruiken. (Tip: zet het schema in landscape).
Competentie(s)
B.
Leerdoel
Waar? (Opleiding/ WPL/elders)
Benodigdheden (mensen, boeken, enz.)
Wanneer
Wanneer behaald/resultaat
Opdracht SBL competenties
Inleiding De SBL competenties zijn 7 competenties van leraren in het primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en het middelbaar beroepsonderwijs (beroepsonderwijs en volwassenen educatie BVE), zoals die zijn vastgesteld door de Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren. Meer over het tot stand komen van de SBL competenties, kun je vinden onder het kopje Achtergronden, op de website. De competentiematrix op de website is gericht op competenties zoals deze op de werkplek nodig zijn, want competenties gaan nu net over het vermogen om in een authentieke beroepssituatie adequaat te handelen: handelen dat gebaseerd is op een integratie van kennis, vaardigheden en attitude. Hieruit vloeit logisch voort dat authentieke beroepssituaties met de bijbehorende competenties in kaart gebracht zijn. In de competentiematrix vind je een scala van onderwijssituaties prachtig beschreven door leraren uit het veld (de meesters). Deze onderwijssituaties zijn verbonden met beroepssituaties, resultaten en gedragingen van leraren, die op hun beurt weer gekoppeld zijn aan competenties. De competentiematrix biedt een overzicht van situaties die een leraar in de dagelijkse praktijk tegenkomt geordend naar competenties en kenmerkende beroepssituaties. je kunt de matrix gebruiken om je te oriënteren op bepaalde situaties, te oefenen of om te kijken hoe een ander het doet maar ook als voorbeeld om je eigen situaties te beschrijven. Onder de knop 'gebruiksmogelijkheden' kun je meer lezen over het gebruik van de matrix. Bronnen Maak gebruik van de genoemde bronnen. Werkwijze Stap 1 Inzicht krijgen in de SBL competenties Kies een onderwijsvorm (VMBO, VO, BVE). Kies vervolgens een competentie en ga na welke handelingen bij deze competentie zijn beschreven. Probeer je een voorstelling te maken van deze handelingen. De beschikbare video's helpen om de competenties verder te verduidelijken. Ga door tot je een goed beeld hebt van de competenties van een leraar, in de verschillende onderwijsvormen. Beschrijf elke competentie in eigen woorden. Stap 2 Wat beheers je al en wat zal je nog moeten ontwikkelen? Onderzoek of je al situaties en bijbehorende casussen al hebben meegemaakt. Welke competenties beheers je al? Aan welke moet je nog werken? Stap 3 Schrijf een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP)
9
Kies een onderwijsvorm. Kies daarna één of meer beroepssituaties per competentie. De videobeelden van de beroepssituaties zullen hierbij behulpzaam zijn. Vervolgens formuleer je een leervraag. Een leervraag is concreet, verwijst naar een of meer beroepssituaties en de daarbij behorende competentie(s) en is in de onderwijspraktijk uitvoerbaar binnen een overzichtelijk tijdsbestek (dit studiejaar). Geef ook aan wanneer de leervraag in voldoende mate is beantwoord. Verwerk dit in het POP. Daarvoor kun je onderstaand schema gebruiken. (Tip: zet het schema in landscape). Competentie(s)
Leerdoel
Waar? (Opleiding/ WPL/elders)
Benodigdheden (mensen, boeken, enz)
Wanneer
Wanneer behaald/resultaat
10
Bijlage 1: plan van aanpak Naam:
P-taak:
P-taakbegeleider:
Plan van aanpak professionaliseringstaak:
Oriëntatiefase: Wat weet ik al over het onderwerp? Waar moet ik mij nog in verdiepen? Welk product(en) ga ik leveren? Met wie ga ik dat samen maken (indien van toepassing)? Wat moet ik doen om de vereiste kennisbasis te verkrijgen en de p-taak goed uit te voeren?
ACTIVITEIT
DEELPRODUCT
AANPAK
AGENDA
UREN
Ontwerpfase Welke activiteiten ga ik ondernemen? Hoeveel tijd kost dat? Welke afspraken met anderen (medestudenten, scholen, SLB’er) moet ik maken? Hoe ga ik de eindproducten maken? Waar haal ik de benodigde materialen / instrumenten vandaan? Welke specifieke kennis en vaardigheden heb ik nodig om tot een goed eindproduct te kunnen komen? Wat moeten mijn producten duidelijk maken?
ACTIVITEIT
DEELPRODUCT
AANPAK
AGENDA
UREN
AGENDA
UREN
Uitvoeringsfase Uitvoeren activiteiten voor de deelproducten. Maken van het eindproduct / de eindproducten Voorbereiden van de presentatie (indien van toepassing).
ACTIVITEIT
DEELPRODUCT
AANPAK
11
Bijlage 2: Reflectievragen Aan het eind schrijf je een persoonlijke terugblik van maximaal 2 A4 op het werken aan deze professionaliseringstaak. Dit doe je door antwoord te geven op onderstaande vragen. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Welke keuzes heb ik gemaakt voor het uitvoeren van activiteiten en het maken van producten? Op grond waarvan heb ik deze keuzes gemaakt? Hoeveel tijd heeft het werken aan P-taak 1 mij gekost? (globale urenverantwoording toevoegen). In welke mate heb ik meer beeld gekregen van de verschillende aspecten van het beroep van docent? Wat zijn de belangrijkste inzichten die ik heb gekregen door het werken aan P-taak 1? Over het onderwijs in het algemeen? Over het beroep van leraar? Over mezelf? Met betrekking tot de uitvoering: wat zou ik een volgende keer hetzelfde doen en wat zou ik eventueel anders doen? Wat betekent de opbrengst van P-taak 1 voor het vervolg van mijn studie?
12