1
Orie¨ntatie op het beroep
Verzorgende is een boeiend beroep. Bovendien er is de komende jaren veel werk, dus de heeft verzorgende na haar opleiding goede kans op een baan! En dat is een leuke baan, vindt verzorgende Hetty: ‘‘Je bouwt een band op met de zorgvrager, familie en je collega’s. Geen dag is hetzelfde.’’ (www.gobnet.nl) Voor de verzorgende staat centraal dat elke zorgvrager tijdens de verzorging ondersteund wordt bij de dingen die deze zelf niet kan. Zij stelt hiervoor een zorgplan op en voert dat uit. Kwaliteiten die de verzorgende moet hebben zijn bijvoorbeeld voorzichtig kunnen werken en goed kunnen luisteren. Een verzorgende kan in veel verschillende instellingen en ook in de thuiszorg gaan werken. Zij kan, als ze dat wil, doorleren en zich na de studie verder specialiseren. 1.1
Inleiding
Dit hoofdstuk is een orie¨ntatie op het beroep van verzorgende. Eerst komt een aantal ontwikkelingen in de gezondheidszorg aan bod. Deze ontwikkelingen bepalen voor een groot deel wat een verzorgende moet weten en kunnen voor een goede uitoefening van het beroep. Vervolgens is het beroep zelf aan de beurt, zoals de kenmerken van het beroep en aan welke eisen de uitoefening van het beroep van verzorgende moet voldoen. Tot slot wordt benoemd en uitgelegd waar de verzorgende na haar opleiding kan gaan werken. 1.2
Ontwikkelingen in de zorg
De zorg verandert. Traditionele instellingen als verpleeghuizen en thuiszorg bijvoorbeeld groeien naar elkaar toe. Veranderingen maken het noodzakelijk om de zorg anders te organiseren en te financieren. Deze veranderingen hebben ook direct invloed op het werk van de verzorgende.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
025
26
Basiszorg niveau 3
1.2.1
vergrijzing, dubbele vergrijzing en ontgroening Vergrijzing wil zeggen dat het aantal ouderen ten opzichte van de totale bevolking toeneemt. Dubbele vergrijzing wil zeggen dat het aantal tachtigjarige mensen en ouderen ver boven die leeftijd toeneemt. Vanaf gemiddeld zeventigjarige leeftijd neemt bij de meeste mensen de vitaliteit af. Zij merken dat ze zich minder soepel kunnen bewegen en geleidelijk aan minder energie hebben. Deze factoren kunnen van invloed zijn op het dagelijks functioneren. Vanaf tachtigjarige leeftijd krijgen mensen gemiddeld de meeste gezondheidsproblemen en hebben zij meer kans om ziek te worden. Het aantal chronische ziekten als diabetes en luchtwegaandoeningen neemt bij veroudering toe. Deze factoren hebben invloed op de vraag naar zorg, de inhoud van de zorg en de zwaarte van de zorg. Naast het feit dat de mensen ouder worden, blijkt uit onderzoek dat het aantal jongeren afneemt. Dit wordt ontgroening genoemd. Minder jonge mensen is een gevolg van de afname van het aantal geboorten. Vroeger was het gebruikelijk dat als een vrouw trouwde, zij daarna snel kinderen kreeg. Nu maken vrouwen al of niet samen met een partner een bewuste keuze voor het wel of niet krijgen van kinderen. De ontgroening heeft als gevolg dat minder jongeren beschikbaar zijn voor de toenemende zorg als gevolg van de vergrijzing. Een dubbele verzwaring van de zorg dus. 1.2.2 toename culturele diversiteit In ons land hebben we net als in andere landen steeds meer te maken met zorgvragers uit diverse culturen. Iedere cultuur heeft haar eigen gewoonten, levensopvattingen en leefstijlen. Religie kan daar ook een belangrijke rol bij spelen. De verzorgende krijgt te maken met zorgvragers uit diverse culturen. Dit betekent voor de verzorging dat deze aangepast moet worden aan de leefstijl, opvattingen en gewoonten van de individuele zorgvrager. Een voorbeeld: in Nederland wordt het geaccepteerd als een verzorgende een zorgvrager van het andere geslacht wast, behalve individuele uitzonderingen. In sommige andere culturen wordt dit niet geaccepteerd. Dat betekent dat de verzorgende daar in de zorg rekening mee moet houden. Ieder land heeft ook zijn eigen gewoonten op het gebied van voeding. Als de verzorgende bijvoorbeeld in de thuiszorg in een Marokkaans gezin werkt, is het belangrijk goed op de hoogte te zijn van de voedingsgewoonten van dit gezin, zodat zij daarmee rekening kan houden. Zo zijn er tal van voorbeelden te noemen. Van belang is steeds na
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
026
1 Orie¨ntatie op het beroep
27
te vragen wat de gewoonten en regels zijn van een zorgvrager die uit een andere cultuur komt.
Afbeelding 1.1 Vergrijzing en ontgroening Foto: Hans Oostrum.
1.2.3 toename individualisering In de Nederlandse maatschappij speelt het individu, de eenling, een hoofdrol. Ieder individu, ieder mens heeft zijn eigen persoonlijke wensen. De mens wil meer keuzemogelijkheden. Oudere mensen bijvoorbeeld willen steeds vaker de regie over het eigen leven hebben en houden. Zij willen meestal liever thuis blijven wonen, ook wanneer ze zorg nodig hebben. Dat heeft gevolgen voor de inrichting van de zorg: er ontstaan verschillende woonaanpassingen en woonvormen waarin klantgerichte zorg mogelijk is. Klantgerichte zorg betekent dat de verzorgende zorg op maat geeft, zich richt op de wensen en behoeften van de zorgvrager. De verzorgende heeft daarvoor een flexibele en ondernemende houding nodig. Flexibel in de zin dat zij kan inspringen op individuele wensen van de zorgvrager en ondernemend in de zin dat zij de wens of vraag voortvarend en doelgericht vaststelt en aanpakt, bijvoorbeeld door andere deskundigen in te schakelen.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
027
28
Basiszorg niveau 3
1.2.4 zorg voor de zorgvrager en zijn naasten Beroepskrachten in de zorg hebben meer dan vroeger in hun werk te maken met familieleden van de zorgvrager. Doordat ouderen langer thuis blijven wonen of kiezen voor kleinschalige woonvormen, krijgen familieleden de rol van mantelzorger toebedeeld. Maar ook in verzorgings- en verpleeghuizen wordt vaker een beroep op familie of vrienden van de zorgvrager gedaan. In samenwerking met de zorgvrager, zijn familie en/of vrienden bepaalt de verzorgende de zorg. Er is niet alleen de zorg voor de zorgvrager, maar ook voor de mantelzorgers. 1.2.5
vraaggerichte, vraaggestuurde en belevingsgerichte zorg De klantgerichte zorg, ofwel de zorg op maat, is onder te verdelen in vraaggerichte, vraaggestuurde en belevingsgerichte zorg. Vraaggerichte zorg is zorg gericht op de vraag van de zorgvrager. Het aanbod is zoveel mogelijk afgestemd op de behoeften van de zorgvrager. De verzorgende kan daarbij gebruikmaken van vijf criteria: – bejegening; – vakbekwaamheid; – heldere informatie; – keuzemogelijkheid; – continuı¨teit. Bij vraaggestuurde zorg bepaalt de zorgvrager in principe zelf welke zorgverlening, inclusief de kwaliteit en deskundigheid van de zorgverleners, hij nodig heeft. Hij regelt en organiseert dit zelf. Niet iedere zorgvrager kiest hiervoor, het vergt namelijk inzicht in de eigen zorgvraag en hij moet over bepaalde vaardigheden en tijd beschikken om de benodigde zorg te regelen. Bij belevingsgerichte zorg staat de belevingswereld van de zorgvrager centraal. Deze zorg is passend bij onder andere mensen met dementie. De zorg is gericht op het verbeteren van het emotionele en sociale functioneren. In hoofdstuk 2 wordt hier verder op ingegaan. 1.2.6 keuzevrijheid door pgb Een bijzondere vorm van vraaggestuurde zorg is het persoonsgebonden budget (PGB). Bij een persoonsgebonden budget ontvangt de zorgvrager een bedrag om zelf zijn of haar zorg in te kopen. Iedereen (in Nederland) die aanspraak wil maken op zorg, moet zijn zorgvraag eerst voorleggen aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ bepaalt vervolgens of de aanvrager recht heeft op zorg en vervolgens in welke mate. Daarna kan de zorgvrager kiezen voor een PGB
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
028
1 Orie¨ntatie op het beroep
29
of zorg in natura (ZIN) van een dienstverlenende instantie. Zorg in natura wordt rechtstreeks geleverd door zorginstellingen en volgens vastgestelde uren/dagdelen aan de zorgvrager gegeven. Een zorgvrager die zelf zijn zorg inkoopt met behulp van het PGB kiest een zorgverlener en/of begeleider via een organisatie. De verzorgende is dan als het ware in dienst van de zorgvrager. In de thuiszorg komt dit al veel voor (zie www.minvws.nl , www.pgb.nl , www.svb.nl). 1.2.7 stijgende zorgkosten Door de vergrijzing is de vraag naar zorg toegenomen, er zijn meer mensen afhankelijk van zorg. Om de zorg betaalbaar te houden en efficie¨nter in te zetten is in 2007 een nieuw zorgstelsel ingevoerd. Voor iedereen geldt een algemene zorgverzekering. Deze zorgverzekering heeft een basispakket aan zorg, dat vastgesteld is door de overheid. Voor behandelingen die buiten dit basispakket vallen, kunnen mensen zich vrijwillig aanvullend verzekeren. 1.2.8
toename mondigheid zorgvrager en juridisering Mensen zijn in de loop van de tijd steeds mondiger geworden. Door voorlichting en maatregelen van de overheid (bijv. het PGB) en patie¨ntenorganisaties zijn zorgvragers beter geı¨nformeerd over hun rechten en mogelijkheden en zijn ze in staat hun eigen zorg te regelen. Dankzij de Wet Medezeggenschap Clie¨ntenraden Zorginstellingen (WMCZ) hebben zorgvragers in de ouderen-, gezondheids- en welzijnszorg inspraak. Vertegenwoordigers van zorgvragers uit verzorgings- en verpleeghuizen en andere instellingen kunnen plaatsnemen in een clie¨ntenraad en meebeslissen over zaken die te maken hebben met de zorgverlening en de voorwaarden voor de kwaliteit van zorg. De verzorgende moet kunnen omgaan met deze toegenomen mondigheid. Het is belangrijk zich communicatieve vaardigheden eigen te maken om klantgericht te kunnen werken. De tijd is voorbij dat zorgvragers er automatisch van uitgingen dat de ‘deskundige’ het beter weet. 1.2.9
vermaatschappelijking van zorg, ambulant werken, kleinschalig en zelfstandig wonen Vermaatschappelijking betekent dat mensen met een zorgbehoefte zoveel mogelijk de kans krijgen om als volwaardig burger deel te nemen aan het gewone sociale en maatschappelijk leven. Zorg verschuift van intramuraal (in een instelling) naar extramuraal (buiten
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
029
30
Basiszorg niveau 3
een instelling). Tot voor kort werd een zorgvrager opgenomen in een instelling in plaats van dat hij zorg aan huis kreeg. Ouderen die zorg nodig hadden werden opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis, mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en mensen met een psychiatrische stoornis werden in daartoe opgerichte instellingen opgenomen. Sinds enige tijd is het streven om zorgvragers zoveel en zolang mogelijk in hun eigen leefomgeving de benodigde zorg aan te bieden. Hierdoor is samenwerking tussen wonen, welzijn en zorg nodig. De woning en (leef)omgeving moeten op de zorgvrager aangepast worden, welzijnsorganisaties en zorginstellingen bieden de benodigde ondersteuning aan. Het traditionele zorgaanbod van instellingen (bijv. verpleeghuis, thuiszorg) is ook aan het veranderen. Om aan de vraag van de zorgvrager te voldoen en ook om het financieel beheersbaar te houden, zijn organisaties meer gaan samenwerken en bezig met verschillende vernieuwende projecten. Een voorbeeld daarvan is het kleinschalig wonen, een samenwerkingsproject van zorgaanbieders, woningcorporaties en welzijnsinstellingen. Mensen met een beperking bijvoorbeeld die kleinschalig wonen, kunnen met passende hulp en begeleiding zelfstandig wonen en leven. Een verzorgende die extramuraal werkt, is ambulant. Dat betekent dat de verzorgende zich van de ene woning van een zorgvrager naar de andere begeeft. 1.2.10 ontschotting en ketenzorg Door samen te werken ontstaat er ontschotting. De traditionele schotten tussen verpleeghuis, verzorgingshuis en thuiszorg verdwijnen. Er is sprake van ketenzorg als de zorg gezamenlijk wordt opgepakt, vaak ook met instellingen uit andere sectoren, zoals welzijnsinstellingen. De zorgvrager kan op deze manier zijn vraag op een centraal punt kwijt en vervolgens levert de keten een passend traject aan. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit: hulp bieden bij het huishouden in het huis van de zorgvrager, aanpassingen in het huis aanbrengen en begeleiding bieden op het gebied van rouwverwerking. 1.2.11 toename gebruik ict ICT als ondersteuning van professioneel handelen is onmisbaar geworden. Factoren als ketenzorg, ambulant werken, vraaggerichte en vraaggestuurde zorg stellen hoge eisen aan de kwaliteit van de zorg. Een digitaal rapportage- en communicatiesysteem biedt de verzor-
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
030
1 Orie¨ntatie op het beroep
31
gende ondersteuning om verantwoording af te leggen over de geleverde zorg en te voldoen aan de gevraagde kwaliteit. Daarnaast wordt ICT ingezet ter ondersteuning van de zorgvrager, zodat deze langer thuis kan blijven wonen. Een voorbeeld van ICTtoepassing thuis is de beeldspraakverbinding. De verzorgende kan een zorgvraag via (computer)beeld en geluid afhandelen. Een ander voorbeeld is deursignalering om te voorkomen dat ouderen ’s nachts door het huis of over straat gaan zwerven. 1.2.12 ontwikkelingen op de arbeidsmarkt In paragraaf 1.2.1 is besproken dat de groeiende de vraag naar personeel (door de vergrijzing) moeilijk op te lossen is door de ontgroening. Er moeten andere manieren bedacht worden om te kunnen voldoen aan de toenemende zorgvraag. Een mogelijkheid is mensen van 55+ in te zetten, mensen langer te laten werken, maar ook hulpmiddelen in te zetten waarmee een zorgvrager zich langer zelf kan redden. In de toekomst zal de techniek ook een belangrijke rol spelen om het probleem van te weinig personeel op te lossen (zie ook § 1.2.11). Zorg en technologie: hoop voor de toekomst? Vergrijzing en ontgroening leiden op korte termijn tot grote personeelstekorten in de gezondheidszorg. Slimme technologische toepassingen kunnen bepaalde processen vereenvoudigen en de ‘handen aan het bed’ vervangen. Om tegemoet te komen aan de personeelsdruk in de zorg- en welzijnssector, zou de komende jaren een op de drie schoolverlaters voor een beroep in de zorg moeten kiezen. dat lijkt niet waarschijnlijk. Vandaar dat de sector genoodzaakt is naar andere oplossingen te zoeken. Naast innovatie en ondernemerschap is technologie steeds vaker het toverwoord. Uit: Onderwijsinnovatie, februari 2007. 1.2.13
ontwikkelingen in wetgeving en overheidsregulering Door de ontwikkelingen in de zorg is door de overheid de wet- en regelgeving ook aangepast. De belangrijkste zijn de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De AWBZ is een volksverzekering voor ziektekosten, individueel daarvoor verzekeren is niet mogelijk. Iedereen die in Nederland woont of werkt heeft recht op vergoeding van de AWBZ-zorg. Tot voor kort werd veel hulp vergoed via de AWBZ. Met ingang van 2007 is dit veranderd. Op grond van de AWBZ worden nu alleen bijzondere
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
031
32
Basiszorg niveau 3
ziektekosten vergoed, zoals kosten van langdurige zorg thuis of opname in een verpleeghuis of andere instelling. De instellingen en instanties die de zorg leveren, de zorgaanbieders, worden via de AWBZ bekostigd. Dit gebeurt op basis van de vastgestelde zorgzwaarte. Voorheen werden deze instellingen per zorgvrager betaald. Zorgaanbieders hebben de wettelijke plicht om voor iedere zorgvrager een zorgplan op te stellen. In het zorgplan worden de zorgbehoefte en de te leveren zorg en diensten van de zorgaanbieder op elkaar afgestemd. Er worden concrete afspraken gemaakt tussen zorgvrager en zorgaanbieder. De zorgvrager kan op deze manier de regie over zijn eigen leven houden en de zorgaanbieder kan duidelijk maken wat hij te bieden heeft. Andere zorg, zoals huishoudelijke zorg en ondersteuning van de mantelzorg, wordt vanaf 2007 niet meer door de AWBZ vergoed. Vergoeding daarvoor moet aangevraagd worden bij de gemeente in het kader van de WMO. De WMO heeft als doel dat iedereen kan deelnemen aan de samenleving. Meedoen is niet voor iedereen vanzelfsprekend, bijvoorbeeld door ouderdom, handicap, de omgeving of ‘moeilijkheden thuis’. De WMO zorgt ervoor dat iedereen ondanks beperkingen toch kan meedoen. 1.3
Typering van de beroepsgroep
1.3.1
de ontwikkeling van de opleiding tot verzorgende De opleidingen in de gezondheidszorg zijn al in de negentiende eeuw begonnen. Verschillende belangrijke personen die voor zieken en gewonden zorgden, zagen nut en noodzaak in van het opleiden van verpleegsters. Een voorbeeld hiervan is Florence Nightingale. Zij is beroemd geworden door in de Krimoorlog voor gewonden te zorgen. Van haar stamt ook de eerste beroepscode (1850) voor verpleegsters. Zij stichtte in 1864 een verpleegstersschool in Engeland. Haar geboortedag, 12 mei, wordt jaarlijks als de Dag van de Verpleging herdacht. Ook in Nederland zijn verschillende initiatieven geweest die geleid hebben tot de opleiding tot verpleegster. De verpleegsters werkten in de praktijk en kregen daarbij theorielessen. Later werd deze manier van opleiden, werken en leren, inserviceopleiding genoemd. Was het vroeger een roeping om als verpleegster voor zieken te zorgen, in de jaren vijftig verandert dit. Verplegen wordt dan een functioneel beroep en er ontstond theorievorming en bijvoorbeeld planmatig werken. Ook werden de eisen aan de opleiding en de beroeps-
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
032
1 Orie¨ntatie op het beroep
33
uitoefening hoger. Nog later in de jaren zestig werd de verpleegster verpleegkundige, omdat er meer mannen in het beroep kwamen. De verpleegkundeopleidingen leidden mensen op tot een specifiek veld. De A-verpleegkundige voor het Algemeen Ziekenhuis, de B-verpleegkundige voor de psychiatrie en later in 1978 de Z-verpleegkundige voor de Geestelijke Gehandicaptenzorg. De Wet op Ziekenverzorgenden (1963) is ontstaan door de komst van verpleeghuizen in de jaren zestig van de vorige eeuw. Hierdoor werd de opleiding tot ziekenverzorgende een officie¨le inserviceopleiding, met een erkend ZV-diploma. Daarnaast waren er de opleiding tot Bejaardenverzorgende, Gezinsverzorgende en Kraamverzorgende. Ook deze opleidingen bestonden uit werken en leren, maar werden geen inserviceonderwijs genoemd. Dagopleiding Zo rond 1970 ontwikkelden zich naast deze inserviceopleidingen de dagopleidingen. Zo was er de mbo-v, de middelbare beroepsopleiding voor verpleegkundigen en de hbo-v, de hogere beroepsopleiding voor verpleegkundigen. De inserviceopleidingen en dagopleidingen hebben jaren naast elkaar bestaan. In september 1997 is hier een eind aan gemaakt. Het inserviceonderwijs werd afgebouwd: alle opleidingen vielen onder de nieuwe landelijke kwalificatiestructuur. Er werd een nieuw stelsel van opleidingen in de gezondheidszorg ingevoerd. Vanaf die datum zijn er in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs vier opleidingen te onderscheiden, die opleiden tot verschillende functies in de gezondheidszorg: – hbo-verpleegkundige niveau 5; – mbo-verpleegkundige niveau 4; – verzorgende niveau 3; – helpende niveau 2. In het mbo bestaat ook de opleiding tot zorghulp/zorgassistent, deze is in 1997 echter niet opgenomen in de kwalificatiestructuur voor verplegende en verzorgende beroepen. Het kenmerk van deze opleidingen is dat er breed opgeleid wordt. Breed in die zin dat bijvoorbeeld de verzorgende en verpleegkundige inzetbaar zijn in verschillende zorginstellingen. Naast werken in een verpleeghuis, kan de verzorgende ook terecht in een verzorgingshuis, ziekenhuis, gehandicaptenzorg, kraamzorg, psychiatrie en thuiszorg. De opleiding kan gevolgd worden in twee varianten: de BOL en de BBL. BOL betekent beroepsopleidende leerweg: de opleiding wordt op school gevolgd en in de praktijk wordt stage gelopen. BBL staat voor
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
033
34
Basiszorg niveau 3
beroepsbegeleidende leerweg: ook bij deze leerweg wordt de opleiding op school gevolgd, maar wel in minder uren dan de BOL-opleiding. De nadruk ligt op de praktijk, dit is zestig procent of meer van de totale opleiding. Het grote verschil met de BOL-leerroute is dat de instelling werkgever is voor de leerling, die dus ook werknemer is. Herziene opleidingsstructuur Met ingang van september 2010 wordt een herziene opleidingenstructuur ingevoerd. De functies blijven bestaan met die verandering dat de functie helpende wordt gewijzigd in helpende zorg en welzijn. Tot nu werden deze opleidingen voor helpenden gescheiden aangeboden,maar door de ontwikkelingen in het werkveld is gekozen voor een gecombineerde opleiding. Het resultaat is dat de helpende nu breder inzetbaar is. Breed opleiden blijft voor alle opleidingen het uitgangspunt. Daarnaast is er verdieping mogelijk. Voor de opleiding tot verzorgende kan verdieping gekozen worden in de volgende vier branches: – verpleeg- en verzorgingshuiszorg en thuiszorg; – gehandicaptenzorg; – geestelijke gezondheidszorg; – kraamzorg. Ook blijven de twee leerroutes BOL en BBL bestaan. Het verschil met de vorige opleidingenstructuur is dat deze competentiegericht is. Competenties moeten eigen gemaakt worden voor de kerntaken en werkprocessen die voor de verzorgende vastgesteld zijn. In paragraaf 1.3.8 wordt nader uitgelegd wat een kerntaak en wat een competentie is. 1.3.2 kennis van de verzorgende De opleiding reikt veel kennis aan. Zo zal elke verzorgende kennis moeten hebben van het normale functioneren van de mens, zowel in lichamelijk, psychisch, als sociaal opzicht. Iedere verzorgende zal moeten weten dat veel factoren van invloed zijn op de wijze waarop iemand leeft en voor zichzelf zorgt. Culturele en maatschappelijke achtergronden kunnen een bepalende factor zijn, vandaar dat kennis van deze achtergronden belangrijk is. De verzorgende moet kennis hebben van basiszorg en zorg voor de huishouding en de omgeving van de zorgvrager. Kennis van ziektebeelden, beperkingen en handicaps die de zorgvrager kan hebben is ook noodzakelijk, net zoals de gezondheidsrisico’s bij de gezonde en zieke mens. Verder is van belang te weten wat de invloed van ziekte en
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
034
1 Orie¨ntatie op het beroep
35
handicap kan zijn op de wijze waarop iemand voor zichzelf zorgt. Welke inhoudelijke kennis daarbij belangrijk is, hangt sterk af van de zorgsituatie. In een psychogeriatrisch verpleeghuis is andere specifieke kennis nodig dan in de thuiszorg. Kennis van klantgericht werken is overal een voorwaarde. Ook het beheersen van observatie- en gesprekstechnieken, sociale vaardigheden en in staat zijn problemen en veranderingen te signaleren zijn belangrijk. Daarnaast is het belangrijk kennis te hebben van manieren van verslaglegging. Hiervoor is kennis van de Nederlandse taal noodzakelijk. Goed kunnen rekenen is een voorwaarde om technische handelingen te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld medicijnen en injecties geven. De verzorgende leert ook hoe medicijnen werken en wat de mogelijke bijwerkingen zijn. 1.3.3 vaardigheden van de verzorgende Hoewel kennis onmisbaar is bij de uitoefening van het beroep (zie § 1.3.2), is het niet voldoende. Naast kennis zijn er bepaalde vaardigheden nodig, zowel technische als huishoudelijke, maar vooral communicatieve/sociale vaardigheden. Met behulp daarvan kan de verzorgende: – voorwaarden scheppen waardoor de zorgvrager zelf in staat is zijn hulpvraag te beantwoorden; – hulp bieden bij de vraag van de zorgvrager; – de zorgvrager helpen accepteren dat hij bepaalde activiteiten niet meer kan. Het maakt daarbij veel uit in welke situatie of ‘setting’ de verzorgende werkzaam is (zie voorbeelden).
Voorbeelden In de kraamzorg moet de verzorgende de techniek beheersen om een baby aan de borst van de moeder te leggen. In een verpleeghuis kunnen andere technieken nodig zijn om het beroep goed te kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld een bed opmaken en een injectie geven. In de thuiszorg, bijvoorbeeld bij een gezin waar de moeder wegens ziekte niet voor zichzelf en het gezin kan zorgen, zijn weer andere vaardigheden nodig, zoals de zorg voor de huishouding en de opvang van de kinderen.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
035
36
Basiszorg niveau 3
In welke situatie dan ook, overal is het belangrijk dat de verzorgende goed kan samenwerken, met collega’s in de zorg, met collega’s uit andere disciplines, en met de familie/vrienden van de zorgvrager. Ook observeren, rapporteren en communiceren zijn technieken die de verzorgende in alle situaties goed moet kunnen toepassen. 1.3.4 beroepshouding van de verzorgende Naast kennis en vaardigheden, is de houding (attitude) waarmee de verzorgende haar beroep uitoefent van belang. Iedere zorgvrager zal ervaren dat de houding van de ene verzorgende anders is dan die van een andere. Twee verzorgenden kunnen bijvoorbeeld precies dezelfde handeling uitvoeren, terwijl de ene vriendelijker, geduldiger en menselijker lijkt dan de ander. Deze verschillen zijn er, omdat nu eenmaal elk mens uniek is. Binnen de beroepsgroep verzorging is er ook een aantal waarden en normen waarvan de beroepsgroep zelf, maar ook de maatschappij, vindt dat die uitgangspunt bij de verzorging moeten zijn. Dit gezamenlijke uitgangspunt van beroepsgroep en maatschappij hebben consequenties voor de beroepshouding van een verzorgende. De verzorgende is bijvoorbeeld gericht op de zorgvrager en treedt deze met respect, toewijding en inlevingsvermogen tegemoet. Dit betekent dat zij begrip toont voor de situatie van de zorgvrager, weet wat de zorgvrager bezighoudt en in welke situatie hij zit. Een ander onderdeel van de beroepshouding is rekening houden met de mogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager, zodat de verzorgende daar het handelen op afstemt. Niet alleen de beroepsgroep en de maatschappij verlangen van de verzorgende een beroepshouding, ook instellingen – met eigen normen, waarden, visie en richtlijnen – verlangen van de verzorgende een beroepshouding. Tot slot moet de verzorgende bij de uitvoering van werkzaamheden in staat zijn de eigen grenzen en die van de anderen te bewaken. Natuurlijk gaat het erom op welke wijze de verzorgende de beroepshouding vormgeeft. Waaruit blijkt bijvoorbeeld dat zij de zorgvrager met respect en toewijding tegemoet treedt? Want daar gaat het uiteindelijk om! Voor een verzorgende is het belangrijk de volgende eigenschappen te hebben of te ontwikkelen: – respect voor anderen, ongeacht sekse, leeftijd, ras, geloof of culturele achtergrond; – eerlijkheid;
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
036
37
1 Orie¨ntatie op het beroep
– betrouwbaarheid; – geduld en tact; – betrokkenheid. Bij de beroepshouding gaat het vooral om iemands gedrag, de wijze waarop iemand in zijn beroep staat en er vorm aan geeft. Uit een onderzoek uit 1998 blijkt dat zorgvragers de volgende kenmerken aan betrokken en aan afstandelijke zorgverleners koppelen. Een betrokken zorgverlener
Een afstandelijke zorgverlener
is niets te veel
behandelt de zorgvrager als een nummer of een object (een ‘ding’)
overlegt met de zorgvrager
heeft het altijd druk en werkt te efficie¨nt
is vrolijk en heeft humor
geeft de zorgvrager het idee dat hij lui is
is aardig en begaan met de zorgvrager
geeft de zorgvrager het gevoel dat hij maar moet afwachten wat er gaat gebeuren
voelt aan wat de zorgvrager wil
is koud en scherp in de benadering
is altijd beschikbaar
beschouwt zorgverlening als werk en niet meer dan dat
behandelt de zorgvrager zachtzinnig
gaat ruw te werk bij de lichamelijke zorg
is vriendelijk en warm
voert alleen opdrachten uit
1.3.5
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid In de dagelijkse praktijk worden de begrippen aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid regelmatig door elkaar gehaald. Toch is het belangrijk om tussen deze begrippen een goed onderscheid te maken. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun doen en laten in hun dagelijkse leven en in hun werksituatie. In het werk is er sprake van beroepsverantwoordelijkheid. Beroepsverantwoordelijkheid is te omschrijven als de verantwoordelijkheid die de verzorgende heeft voor het doen en laten in het kader van de beroepsuitoefening. Zij moet verantwoording afleggen (ook wel: rekenschap geven) van haar handelen, ofwel van het achterwege laten van handelingen in een bepaalde situatie. Waarvoor is de verzorgende nu verantwoordelijk bij het beroepsmatig handelen? Zij is verantwoordelijk voor die zaken waarvoor zij de deskundigheid bezit, met andere woorden waarvan ze de kennis en vaardigheden heeft om
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
037
38
Basiszorg niveau 3
taken ten behoeve van de zorgvrager en zijn directe leefomgeving uit te voeren. Voor al deze deskundigheidsgebieden geldt dat de verzorgende verantwoording moet afleggen. Dit gebeurt regelmatig op het werk, op verschillende manieren. Bijvoorbeeld tijdens informele gesprekken, tijdens formele besprekingen zoals patie¨nten- of bewonersbesprekingen of in een rapportage. In uitzonderlijke gevallen, wanneer er zeer ernstige fouten zijn gemaakt, wordt de verzorgende juridisch, dus door de rechter, aangesproken op haar verantwoordelijkheid. Dit wordt bedoeld met aansprakelijkheid. Bij aansprakelijkheid gaat het om het verbinden van consequenties aan het (niet) handelen van de beroepsbeoefenaar. Aansprakelijkheid is als volgt te omschrijven: het aangesproken worden voor de gevolgen van het handelen omdat de verzorgende onvoldoende verantwoording heeft afgelegd. Op welke wijze de verzorgende wordt aangesproken hangt af van de aard van de verantwoordelijkheid, de gemaakte fout en de belangen die geschaad zijn. 1.3.6 leren, loopbaan en burgerschap Voor het behalen van het diploma wordt van de verzorgende verwacht dat zij laat zien over kennis, vaardigheden en beroepshouding te beschikken om het beroep van verzorgende te kunnen uitoefenen. Deze eisen staan beschreven in het opleidingsprofiel van de verzorgende. Dit opleidingsprofiel wordt het Kwalificatiedossier Verzorgende genoemd. Naast de specifieke eisen voor het beroep van verzorgende, zijn daarin ook de eisen verwerkt op het gebied van leren, loopbaan en burgerschap. Deze drie laatste zijn niet specifiek vereist voor het beroep van verzorgende, maar gelden voor veel beroepen. Leren, loopbaan en burgerschap zijn belangrijke onderdelen van alle mbo-opleidingen. Het gaat om het verder ontwikkelen op het gebied van leren, loopbaan en burgerschap. Met als doel om in een veranderende samenleving en wisselende werkomstandigheden te kunnen functioneren. Leren Leren is onmisbaar voor iemands ontwikkeling en ontplooiing, zowel tijdens de opleiding als bij het uitoefenen van het beroep en als burger in de samenleving. De manier waarop mensen leren kan heel verschillend zijn. Een persoonlijke leerstijl hangt enerzijds af van de eigen voorkeur voor leren, maar ook van de manier van leren die iemand gewend is en dus
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
038
1 Orie¨ntatie op het beroep
39
beheerst. Maar ook hangt het af van de mogelijkheden die de omgeving biedt. De bedoeling van de opleiding is om zicht te krijgen op de eigen manier van leren en daarnaast leren om andere manieren van leren in te zetten. Loopbaan Bij het ontwikkelen van een loopbaan ontstaat een beeld van hoe leven en werk er gaat uitzien. Welke wensen, vaardigheden en kennis aanwezig zijn, wat te doen om dit vorm te geven en wat verder ontwikkeld moet worden. De eigen loopbaan wordt als het ware zelf gestuurd. Na afronding van de opleiding verzorgende zijn er diverse loopbaanmogelijkheden. Er is de mogelijkheid door te stromen naar een opleiding op niveau 4, bijvoorbeeld de opleiding voor verpleegkundige. Ook is er een zogenaamde postinitie¨le opleiding, waarin de verzorgende zich kan specialiseren tot bijvoorbeeld Eerst Verantwoordelijke Verzorgende. Doorstromen naar andere richtingen op hetzelfde niveau is ook mogelijk, bijvoorbeeld naar de opleiding Medeweker Maatschappelijke Zorg om te kunnen gaan werken op het gebied van sociaal agogisch werk. Burgerschap Burgerschap houdt in: het zijn van staatsburger met de daarbijbehorende rechten en plichten. Wij zijn allemaal burgers van de Nederlandse samenleving. Er wordt bijvoorbeeld van ons gevraagd om te stemmen. Om dat te kunnen doen, moet iemand wel eerst enigszins of diepgaand de programma’s van politieke partijen bekeken hebben. Een ander voorbeeld van burgerschap is het functioneren in een arbeidsorganisatie. Werknemers moeten zich houden aan de algemeen aanvaarde regels binnen een bepaalde branche. Een werknemer houdt zich ook aan de wettelijke bepalingen van de CAO, maar maakt tegelijkertijd gebruik van rechten. Een burger is onderdeel van de sociale omgeving. Daarin wordt gevraagd om respect te tonen voor de medemens, een bijdrage te leveren door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen. Voor de verzorgende heeft de ontwikkeling als burger raakvlakken met de ontwikkeling als beroepbeoefenaar. Het zit daarom verweven in de opleiding.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
039
40
Basiszorg niveau 3
1.3.7 beroepsprofiel en beroepscode Een beroepsprofiel geeft de essentie aan van een beroep en een omschrijving van de belangrijkste kenmerken van de beroepsuitoefening. In het Beroepsprofiel van helpenden en verzorgenden (NIZW, 2000) wordt de kern weergegeven van de helpende/verzorgende beroepsuitoefening. Ook staan daarin de deskundigheden die nodig zijn om als helpende en verzorgende in te kunnen spelen op de zorgvraag. Bij het opstellen van dit beroepsprofiel zijn veel instanties betrokken geweest, zodat het een breed draagvlak heeft gekregen in de Nederlandse gezondheidszorg. Ee´n van die beroepsvereisten die omschreven wordt in het beroepsprofiel is de beroepshouding. Volgens het beroepsprofiel mag ten aanzien van de beroepshouding van verzorgenden het volgende worden verwacht: – Het met respect en toewijding optreden tegenover de zorgvrager, ongeacht sociale en economische status, opleiding, cultuur, ras, sekse, levensovertuiging, aard of duur van ziekte en handicap. – Het aan de zorgvrager verstrekken van juiste informatie en het zoveel mogelijk respecteren van diens opvattingen. – Het stimuleren van de zorgvrager tot het dragen van eigen verantwoordelijkheid en het zoveel mogelijk zelfstandig uitvoeren van de noodzakelijke verzorgings- en behandelingsactiviteiten. – Het met erkenning van de waardigheid van de zorgvrager binnentreden in diens persoonlijke levenssfeer of het treden in het direct lichamelijk contact. – Het in acht nemen van de geheimhoudingsplicht jegens de zorgvrager, tegenover derden. – Het in het algemeen uitdragen van eigen kennis en vaardigheden ten aanzien van het verplegen/verzorgen. Verder staat in het beroepsprofiel dat beroepshouding aan de ene kant inhoudt een gerichtheid op de zorgvrager en aan de andere kant een gerichtheid op collegiale samenwerking met teamgenoten. Het beroepsprofiel geeft aan dat de waarden en normen voor verzorgenden internationaal zijn vastgelegd door de International Council of Nurses (ICN) in de Code voor de Ethiek. In een beroepscode, die ook wel ethische code wordt genoemd, staat op basis van welke waarden en normen verzorgenden moeten handelen. Een beroepscode geeft dus de professionele waarden en normen weer. Een beroepscode die wereldwijd door de beroepsgroep is geaccepteerd is de ethische code van de ICN. Dit is de internationale
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
040
1 Orie¨ntatie op het beroep
41
code die opgesteld is voor de verplegende en de verzorgende beroepen. Op basis van deze code is door de vakbonden CNV en de vakbonden ABVA/KABO/FNV een beroepscode voor Nederland gemaakt (Beroepscode, 2006). Deze nationale beroepscodes zijn een afspiegeling van ideee¨n die nu in de Nederlandse samenleving en binnen de verzorgende beroepsgroep belangrijk gevonden worden. Een beroepscode kan een bijdrage leveren aan de verheldering en onderbouwing van morele standpunten. Bij een moreel probleem is de beroepscode te raadplegen en te bekijken of er gedragsregels in staan die iets zeggen over de situatie. Ook kunnen deze gedragsregels argumenten geven die een bepaalde keuze onderbouwen. Het is niet zo dat een beroepscode kant-en-klare oplossingen geeft bij problemen. 1.3.8 kerntaken en competenties In het Kwalificatiedossier Verzorgende staan de kerntaken van de verzorgende beschreven. Deze kerntaken geven de kernmerkende werkzaamheden van de verzorgende weer zoveel mogelijk in een logische volgorde van het beroep. Deze kerntaken zijn: 1 Bieden van zorg en ondersteuning op basis van het zorgplan. 2 Begeleiden van zorgvragers. 3 Uitvoeren van taken ten behoeve van de zorgverlening en de organisatie. 4 Uitvoeren van professiegebonden taken. Iedere kerntaak bestaat uit een aantal onderdelen, de zogenaamde werkprocessen. Van ieder werkproces wordt een omschrijving gegeven van wat het inhoudt. Om een voorbeeld te noemen: van kerntaak 1 is e´e´n van de werkprocessen: De verzorgende ondersteunt bij persoonlijke basiszorg. De omschrijving is dan: De verzorgende ondersteunt bij lichamelijke verzorging, helpt bij opname van voeding en vocht, biedt hulp bij de uitscheiding en bij bewegingsproblemen, bevordert het slaap- en waakritme en verzorgt bedden. Zij zorgt ook voor een goede afwikkeling als een zorgvrager is overleden. Om de werkprocessen uit te voeren moet de verzorgende over competenties beschikken. Competenties zijn vermogens van mensen (die zij kunnen ontwikkelen) om in situaties op een goede, doelbewuste en gemotiveerde manier te handelen. Dat wil zeggen passende procedures te kiezen en toe te passen om de juiste resultaten te bereiken. De competenties zijn een combinatie van kennis, vaardigheden, houding en persoonlijke eigenschappen. Het gaat bij competenties niet alleen
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
041
42
Basiszorg niveau 3
om het kunstje ‘kunnen wassen of injecteren’. Het gaat er ook om deze instrumentele vaardigheden zodanig bij de zorgvrager in een bepaalde zorgsituatie te verrichten, dat de handeling juist is uitgevoerd. Dat betekent: naar de wensen en tevredenheid van de zorgvrager en dat het voldoet aan de eisen die gesteld worden aan het beroep. (Kwalificatiedossier Verzorgende, 2007-2008; zie ook www.calibris.nl (kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport)). 1.4
Werkterreinen van de verzorgende
1.4.1
verpleeghuis, verzorgingshuis, dagbehandeling en thuiszorg Verpleeghuis Het verpleeghuis is een instelling waar hulp wordt geboden aan zorgvragers die geen voortdurende specialistische behandeling (meer) nodig hebben. Het gaat hier om mensen die niet langer in de thuissituatie geholpen kunnen worden en mensen die een ziekenhuisopname achter de rug hebben, maar nog niet of niet meer naar huis terug kunnen. De leeftijd van de zorgvrager in een verpleeghuis is hoog, zo rond de tachtig jaar. De zorgvragers krijgen verzorgende en verpleegkundige hulp en kunnen van een ziekte herstellen. De hulp in het verpleeghuis heeft met name als doel de zelfredzaamheid van de zorgvrager te handhaven en zo mogelijk weer uit te breiden. Dit is een belangrijke taak van de verzorgende die in het verpleeghuis werkt. De hulpverleners van andere disciplines richten zich vooral op het opheffen of verminderen van de gezondheidsverstoringen van de zorgvrager. Een voorbeeld van een van deze disciplines is de fysiotherapeut. Zij zal de zorgvrager helpen om door middel van oefeningen lichamelijk weer sterker te worden, de klachten proberen te verminderen en op te heffen. De hulp die in het verpleeghuis wordt gegeven heeft, naast het net genoemde doel, nog twee andere belangrijke doelen: een optimaal leefklimaat cree¨ren en zorg verlenen aan hen die niet meer beter kunnen worden. Het cree¨ren van een optimaal leefklimaat houdt in: zorgvragers zich zo veel mogelijk thuis laten voelen. De belangrijke taak van de verzorgende is daarbij: oog hebben voor de persoonlijke wensen van de zorgvrager, bijvoorbeeld de behoefte aan privacy. We kennen in Nederland drie soorten verpleeghuizen. Er zijn verpleeghuizen waarin alleen mensen worden opgenomen die lichamelijk ziek zijn. Die verpleeghuizen worden verpleeghuizen voor somatisch zieken genoemd. Daarnaast zijn er verpleeghuizen waarin men-
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
042
1 Orie¨ntatie op het beroep
43
sen worden opgenomen die klachten op psychisch gebied hebben. In die verpleeghuizen verblijven voornamelijk demente ouderen. Tot slot zijn er verpleeghuizen waarin zowel zorgvragers met een handicap op lichamelijk gebied, als zorgvragers met klachten op psychisch gebied worden opgenomen. Deze verpleeghuizen worden aangeduid met de term gecombineerde verpleeghuizen. Deze laatste vorm komt het meeste voor. Vaak zijn deze verpleeghuizen ook gefuseerd met verzorgingshuizen of kennen ze dependances, kleinschalige woonvormen. Verzorgingshuis Het verzorgingshuis is in de eerste plaats een ondersteunend woonmilieu voor verzorgingbehoevende ouderen. Er wonen ouderen die zich thuis niet meer kunnen redden en die niet kiezen voor het persoonsgebonden budget. In een verzorgingshuis noemt men de zorgvrager bewoner. De meeste bewoners zijn niet bedlegerig, maar kunnen zich met passende hulp zelf redden. De hulpvraag kan per bewoner verschillend zijn: de een heeft hulp nodig op lichamelijk gebied, bijvoorbeeld bij het wassen en uit bed en de stoel komen, de ander heeft hulp nodig op het psychosociale vlak, bijvoorbeeld omdat hij vergeetachtig is en af en toe wat in de war. Ook is er een combinatie van hulpvragen te zien. Iedere bewoner heeft een eigen kamer of wooneenheid, die regelmatig schoongemaakt moet worden. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door zorghulpen en helpenden, al of niet samen met de bewoner. De leiding is in handen van het hoofd van de hoteldienst. Er is regelmatig overleg tussen de verschillende personeelsleden. Daarbij moet soms de hulp ingeroepen worden van andere disciplines, zoals een die¨tist, fysiotherapeut, maatschappelijk werker en activiteitenbegeleider. Een belangrijk onderdeel van de zorgverlening is het organiseren van ontspanningsactiviteiten voor de bewoners. Hoewel deze activiteiten gericht zijn op ontspanning, zijn ze ook van belang voor het leggen en onderhouden van contacten. Het programma wordt meestal opgesteld na overleg met de bewonerscommissie. Steeds meer verzorgingshuizen bieden ook verpleegkundige hulp aan, vaak in samenwerking met verpleeghuizen. Deze zorg kan varie¨ren van lichte tot intensieve zorg. Er is een ontwikkeling gaande dat verzorgingshuizen een functie in de wijk vervullen, bijvoorbeeld door het verstrekken van maaltijden aan huis, een alarmeringsdienst die dag en nacht bereikbaar is en lichamelijke verzorging te bieden aan nog zelfstandig wonende ouderen.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
043
44
Basiszorg niveau 3
Dagbehandeling Zowel in verpleeghuizen als in verzorgingshuizen wordt dagbehandeling aangeboden. Dit is bedoeld voor hulpbehoevende ouderen die nog thuis wonen. Zij komen hier meestal een aantal dagen per week. De gebruikers van dagbehandeling hebben minder ernstige aandoeningen dan mensen die in een verpleeghuis verblijven. Maar dit gaat niet altijd op. Ook kunnen ouderen die thuis veel zorg krijgen gebruikmaken van dagbehandeling. Dit wordt vaak gedaan om de familie voor een paar uur te ontlasten. Op die manier kunnen (de) familie, vrienden of de thuiszorg de zorg langer volhouden. Thuiszorg Tot de thuiszorg behoren alle diensten op gebied van verpleging, verzorging, huishouding en begeleiding die verleend worden aan mensen in hun thuissituatie. Deze diensten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het wassen van een vrouw thuis door een verzorgende, omdat deze vrouw dit zelf vanwege reuma niet meer kan. Daarnaast kan de hulp bestaan uit huishoudelijke activiteiten door een helpende. Ouderen vormen een grote groep zorgvragers in de thuiszorg, maar zijn lang niet de enige zorgvragers. Wanneer een vrouw thuis bevalt of direct na de bevalling in het ziekenhuis weer naar huis gaat, wordt er thuis door een verzorgende zorg voor de baby en de moeder gegeven. Mensen die door een ongeval, ziekte, handicap of ouderdom hun huishouden en persoonlijke verzorging niet meer aankunnen, worden geholpen door middel van gezinsverzorging. Denk aan hulp bij dagelijkse bezigheden als afwassen, boodschappen doen, eten maken of de kinderen in bad doen. Maar ook voor persoonlijke verzorging zoals wassen, aankleden of uit bed komen wordt gezinsverzorging ingeschakeld. Inschakeling van andere deskundigen is noodzakelijk als er meerdere problemen tegelijkertijd spelen, bijvoorbeeld psychosociale en relatieproblemen. Andere voorbeelden van zorgvragers die zorg en hulp nodig hebben zijn een zorgvrager met ernstige suikerziekte, een gezin met een ernstig ziek kind of iemand in een rolstoel. Een baan in de thuiszorg betekent zelfstandig werk: de verzorgende werkt alleen (en) in het huis van de zorgvrager. Wel is er regelmatig overleg met collega’s. Omdat de verzorgende alleen werkt, is in de thuiszorg de signalerende functie heel belangrijk. Als er iets in de situatie van een zorgvrager
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
044
1 Orie¨ntatie op het beroep
45
verandert, moeten collega’s daarvan direct op de hoogte gebracht worden.
Afbeelding 1.2 Thuiszorg voor mensen met een handicap. Foto: Hans Oostrum.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
045
46
Basiszorg niveau 3
1.4.2 gehandicaptenzorg Gehandicaptenzorg omvat de zorg voor de zorgvrager met een verstandelijke beperking en de zorgvrager met een zintuiglijke of lichamelijke beperking. De zorg kan heel verschillend zijn. Sommige zorgvragers moeten leren omgaan met mensen. Anderen moeten allerlei dagelijkse handelingen leren, zoals boodschappen doen, tanden poetsen en haren kammen. Er zijn ook mensen met een beperking die moeten leren omgaan met een prothese of een blindengeleidehond. Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Een grote groep mensen met een verstandelijke beperking heeft opvang en begeleiding nodig. Hoeveel en in welke vorm is verschillend per persoon. Sommigen wonen in een instelling waar naast verzorging en behandeling ook veel begeleiding geboden wordt. De duur van het verblijf hangt af van de ernst van de verstandelijke beperking. Het komt ook voor dat een zorgvrager meervoudig gehandicapt is: naast de verstandelijke beperking is er nog een andere beperking. Dit heeft weer een andere aanpak nodig. Naast de instellingen bestaan er gezinsvervangende tehuizen. In een gezinsvervangend tehuis (GVT) wonen mensen met een verstandelijke beperking vanaf achttien jaar, verdeeld over een paar groepen. Een GVT staat meestal in een woonwijk zodat degenen met de beperking zoveel mogelijk betrokken worden bij het dagelijkse leven, zoals werk en onderwijs. Er zijn ook gezinsvervangende tehuizen voor kinderen onder de achttien jaar. Wanneer iemand met een verstandelijke beperking niet in aanmerking komt voor een vorm van onderwijs of werk, kan hij terecht in een dagverblijf. Vaak wonen deze mensen nog bij hun ouders of familie thuis. In het dagverblijf worden verschillende activiteiten aangeboden, die gericht zijn op sociale vorming en zelfstandigheid. Naast de gezinsvervangende tehuizen ontstaan er de laatste tijd kleinschalige woonprojecten op initiatief van ouders zelf. Dit kan worden gerealiseerd door het persoonsgebonden budget. Tot slot zijn er nog de kort verblijfhuizen of logeerhuizen, bedoeld voor tijdelijke opvang. Hiervan wordt gebruikgemaakt als familie of vrienden even niet voor de zorgvrager kunnen zorgen, bijvoorbeeld als de familie op vakantie gaat. Zorg voor mensen met een lichamelijke beperking Mensen met een lichamelijk beperking kunnen een gedeelte van hun lichaam niet of nauwelijks bewegen of missen een of meerdere ledematen. Veel mensen met een lichamelijke beperking redden zich in het
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
046
1 Orie¨ntatie op het beroep
47
Afbeelding 1.3 Hulp bij de dagelijkse bezigheden in een gezinsvervangend tehuis. Foto: Hans Oostrum.
dagelijks leven prima, maar sommigen hebben (extra) hulp nodig of moeten revalideren. De zorg voor mensen met een lichamelijke be-
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
047
48
Basiszorg niveau 3
perking biedt hiervoor verschillende woon- en verblijfvoorzieningen. De zogeheten grote woonvorm is er voor mensen vanaf achttien jaar die veel verzorging nodig hebben en ook medische zorg en verpleging. Intern zijn alle voorzieningen aanwezig: niet alleen medische, maar ook recreatieve. De bewoners delen zelf hun dag in en doen zoveel mogelijk alles zelf. Als ze hulp nodig hebben, vragen ze daar zelf om. Er zijn ook kleine woonvormen voor mensen vanaf achttien jaar. Zij wonen onder begeleiding in kleine groepen, werken overdag of volgen een opleiding. Het streven is zoveel mogelijk zelfstandig functioneren en betrokken raken bij het dagelijks leven in een stad of dorp. Voor jongeren tussen de twaalf en vijfentwintig jaar zijn er speciale voorzieningen, ook wel kindergezinsvervangend tehuis genoemd. Zo’n centrum biedt huisvesting, verzorging, (ortho)pedagogische begeleiding en recreatie. De bewoners kunnen zich hier ontwikkelen (vrienden, school en uitgaan) en voorbereiden op de toekomstige leefsituatie. Voor mensen met een lichamelijke beperking die zelfstandig leven, al of niet met partner en/of gezin en soms hulp nodig hebben, is er de mogelijkheid om een beroep te doen op het fokusproject. Dit project bestaat uit een aantal aangepaste woningen en een centraal gelegen hulppost, via intercom bereikbaar. Tot slot zijn er nog de revalidatiecentra, bedoeld voor mensen die door een ongeval of ziekte een deel van hun lichaam niet of nauwelijks kunnen gebruiken. Het is bedoeld om de zorgvrager zodanig te verzorgen en te begeleiden dat hij daarna weer zo goed mogelijk kan functioneren, thuis en in de maatschappij. Mensen met een zintuiglijke beperking Iemand met een zintuiglijke beperking is (gedeeltelijk) blind, (gedeeltelijk) doof of beide. Voor de verzorging en begeleiding zijn er verschillende voorzieningen. Er zijn instellingen die veel doen op het gebied van onderzoek en begeleiding met als doel om de mensen met een visuele beperking zelfstandig te kunnen laten functioneren. Daarnaast zijn er gezinsvervangende tehuizen. Daar komen mensen voor in aanmerking die geen opvang nodig hebben, maar wel hulp bij het zelfstandig wonen. 1.4.3 geestelijke gezondheidszorg Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) heeft als doel mensen met psychiatrische, psychische en psychosociale problemen te behandelen. Dit gebeurt door bepaalde behandelwijzen/therapiee¨n, zodat de klachten afnemen, verdwijnen of juist voorkomen worden. Voorbeel-
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
048
1 Orie¨ntatie op het beroep
49
den zijn problemen als overspannenheid, straatangst, depressiviteit, verslaving, agressiviteit of schizofrenie. Niet iedere zorgvrager is hetzelfde en heeft dezelfde zorg nodig. Zo kan de verzorgende werken met kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen en kan de zwaarte en oorzaak van de stoornis varie¨ren. De psychiatrische zorg is te onderscheiden in drie vormen. – Poliklinisch/Op afspraak. Hiervan is sprake als er niet voortdurend hulp nodig is. De zorgvrager maakt zelf een afspraak en gaat naar de instelling voor een gesprek. Een van de instellingen waar dat kan is de regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg, Riagg. Het is vaak de eerste instelling waar iemand met psychische problemen aanklopt. Daarnaast zijn er de psychiatrische poliklinieken die qua werk veel lijken op de Riaggs. Beide bieden psychiatrische hulp aan. – Dagbehandeling. Dit is voor zorgvragers die geen 24-uurszorg nodig hebben. Het doel daarvan is om mensen te stimuleren hun leven weer zelfstandig in te richten. Bij sommigen lukt dat goed, anderen blijken toch regelmatig van deze voorziening gebruik te moeten maken om zich te handhaven. Soms is er intensievere hulp nodig. – 24-uurszorg. Deze vorm van zorg is voor zorgvragers waarbij opname nodig is in een psychiatrisch ziekenhuis. Zij kunnen niet voor zichzelf zorgen. Dit tekort in de zelfzorg is per zorgvrager verschillend. Er is sprake van een gedragsverandering, waardoor de zorgvrager zich niet meer aanpast aan de normen die de tijd en de maatschappij stellen. Vaak bevindt de zorgvrager zich in een crisissituatie. In een psychiatrisch ziekenhuis werken psychiater, psycholoog, verpleegkundigen en verzorgenden nauw samen. De verpleegkundigen en verzorgenden hebben als belangrijkste taak het zorgen voor een optimaal therapeutisch klimaat, in overleg met andere disciplines. 1.4.4 kraamzorg De kraamzorg wordt verzorgd vanuit kraamcentra, die deel kunnen uitmaken van de thuiszorgorganisatie of van een particulier bureau. De kraamcentra zorgen ervoor dat in een gezin kraamhulp wordt gegeven, ook tijdens de bevalling. Vooral vrouwen bij wie geen complicaties tijdens de bevalling worden verwacht, geven vaak de voorkeur aan een bevalling thuis. Thuis zijn ze in een vertrouwde omgeving, terwijl ze zich in het ziekenhuis door de sfeer sneller patie¨nt zullen voelen. Bovendien bestaat er in het ziekenhuis een verhoogde kans op infecties. De thuisbevalling wordt begeleid door een verloskundige of een huisarts, geassisteerd door een verpleegkundige en/of een ver-
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
049
50
Basiszorg niveau 3
zorgende. De kraamverzorgende heeft niet alleen een taak bij de bevalling, maar ook daarna is er een aantal belangrijke taken. Ten eerste de verzorging van moeder en kind, waarvan hygie¨ne en observatie belangrijke onderdelen zijn. Daarnaast is er de zorg voor het huishouden en tot slot de opvang van familie en belangstellenden die op bezoek komen. 1.5
Andere werkers in zorg en welzijn
Bij de zorgverlening zijn vaak veel mensen betrokken in zowel de directe zorgverlening als op incidentele basis. Elk draagt op de eigen manier een steentje bij aan het zo goed mogelijk ondersteunen van de zorgvrager en aan de kwaliteit van de dienstverlening. 1.5.1 de verpleegkundige mbo-hbo Een verpleegkundige is iemand die is opgeleid in verplegende taken en zich bezighoudt met verpleegkundige zorg. Hieronder valt basiszorg, maar ook wondverzorging en alle verpleegtechnische handelingen. Verpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor de zelfstandige uitvoering van het verpleegkundig proces. Het verpleegkundig proces, dat een cyclisch karakter heeft, kent de volgende fasen: – anamnese; – diagnosestelling; – opstellen van een verpleegplan; – uitvoeren van de verpleegkundige zorg, somatisch en psychosociaal; – evaluatie van de verleende zorg. Verpleegkundigen organiseren en coo¨rdineren de zorg rondom de individuele zorgvrager. In de verpleegkundige beroepsuitoefening worden twee niveaus onderscheiden. Daarbij is er sprake van een werkverdeling op basis van professionele competenties. Mbo-verpleegkundigen (niveau 4) verrichten de handelingen in het primaire verpleegkundige proces, zoals boven beschreven. Hbo-verpleegkundigen (niveau 5) zijn daarnaast opgeleid om: – consult te verlenen en een voorbeeldfunctie te vervullen; – een zorginhoudelijke regiefunctie te vervullen; – voorwaarden te scheppen voor verbetering van het primaire verpleegkundige proces.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
050
1 Orie¨ntatie op het beroep
51
Een belangrijk deel van het werk van verpleegkundigen bestaat uit het geven van informatie over gezondheid en leefstijl, ziekte en behandeling. Verpleegkundige is een bij wet beschermde titel en mag als zodanig alleen worden gebruikt door mensen met een erkend diploma. Verpleegkundigen zijn geregistreerd in het BIG-register. Zij vallen onder het tuchtrecht en kunnen dus ter verantwoording worden geroepen voor het tuchtcollege. De Wet BIG en het tuchtrecht worden verder behandeld in hoofdstuk 22. 1.5.2 de helpende zorg/welzijn De helpende (het woord zegt het al) helpt mensen met dingen die ze zelf niet meer kunnen doen. de helpende doet huishoudelijk werk en helpt mensen met de persoonlijke verzorging, zoals aankleden en naar het toilet gaan. In instellingen zorgen helpenden ervoor dat mensen kunnen deelnemen aan allerlei activiteiten. Zij zorgen ervoor dat zorgvragers op tijd aanwezig kunnen zijn of helpen bij de voorbereiding van een activiteit. Helpenden werken in verpleeg- of verzorgingshuizen, maar ook in een kinderdagverblijf of in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. 1.5.3 de medewerker maatschappelijke zorg De medewerker maatschappelijke zorg is een functionaris die individuele zorgvragers of een groep begeleidt bij het wonen, werken en leven. Het begeleiden richt zich op het welbevinden van de zorgvrager. Voor elke zorgvrager betekent dat welbevinden iets anders. Bij de ene zorgvrager gaat het om een zinvolle dagbesteding, zoals handwerken, schilderen, puzzelen, ontspanning, toneelspelen, samenzang en uitstapjes, bij anderen gaat het om een aangename en gezellige omgeving om de dag door te komen. De medewerker maatschappelijke zorg levert dan een belangrijke bijdrage aan het leefklimaat in een instelling of in een kleinschalige woonvorm. Met de begeleiding probeert de medewerker maatschappelijke zorg te bereiken dat de zorgvrager zijn mogelijkheden zoveel mogelijk benut en zijn zelfstandigheid en zelfredzaamheid vergroot of in ieder geval op hetzelfde peil houdt. In de zorg voor mensen met een beperking is het werk van deze functionaris vooral gericht op de coo¨rdinatie van de ondersteuning van de zorgvrager en op de ondersteuning van de mantelzorgers. Verder begeleidt de medewerker maatschappelijke zorg zorgvragers met psychische, psychosociale of gedragsproblematiek bij het zelfstandig wonen, werken en leven.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
051
52
Basiszorg niveau 3
1.5.4 de die¨ tist De die¨tist heeft tot taak de zorgvrager te adviseren over de voeding, uitgaande van de wensen en mogelijkheden van de individuele zorgvrager. Gezonde voeding is niet alleen belangrijk om een optimale gezondheidstoestand te handhaven, maar ook het psychosociale aspect is van wezenlijk belang. Een smakelijke, goed voorbereide maaltijd kan het welbevinden van de zorgvragers bevorderen. De taak van de die¨tist beperkt zich niet alleen tot het geven van voedingsadviezen. Het samenstellen van een dieet voor een zorgvrager die aan een bepaalde ziekte lijdt is ook van groot belang. De die¨tist werkt op verwijzing van de arts als het gaat om dieetadviezen voor mensen met bijvoorbeeld suikerziekte of een te hoog cholesterolgehalte. 1.5.5 de ergotherapeut De ergotherapeut is opgeleid om mensen in hun dagelijkse situatie te helpen bij het oplossen van praktische problemen door ziekte of beperkingen. De ergotherapeut heeft tot taak de individuele zorgvrager te trainen in het zoveel mogelijk zelfstandig verrichten van zijn dagelijkse activiteiten, al dan niet met gebruikmaking van hulpmiddelen. Met andere woorden: de ergotherapeut tracht de zelfredzaamheid van de zorgvrager te bevorderen, ondanks de verstoring van diens gezondheid. Daarbij wordt gebruikgemaakt van verschillende behandelmethoden. In eerste instantie zal de ergotherapeut trachten de lichamelijke functies van de zorgvrager te verbeteren. Hij doet dit door de zorgvrager gerichte activiteiten te laten verrichten, waardoor de beweeglijkheid van diens gewrichten verbetert, waardoor diens spieren worden versterkt of waardoor een verbetering van de coo¨rdinatie (het samenwerken van de spieren) optreedt. In sommige gevallen houdt dit tevens in dat de ergotherapeut de zorgvrager leert om te gaan met bijvoorbeeld een prothese. Ook training van de activiteiten van het dagelijks leven (ADL) behoort tot de taak van de ergotherapeut, in het bijzonder als de gezondheidsverstoring tot gevolg heeft dat de zorgvrager ten aanzien van bepaalde activiteiten blijvend beperkt zal zijn. De ergotherapeut zal in een dergelijk geval de zorgvrager leren deze activiteiten op een andere manier te verrichten dan voorheen, al dan niet met gebruik van hulpmiddelen. Een hiermee vergelijkbare taak kan de ergotherapeut hebben als een zorgvrager weer moet leren voor het huishouden te zorgen, of zijn beroep weer wil gaan uitoefenen. Tot slot heeft de ergotherapeut een adviserende functie als het gaat om aanpassingen in het woon-, leef- en/of werkmilieu van de zorgvrager.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
052
1 Orie¨ntatie op het beroep
53
1.5.6 de fysiotherapeut De fysiotherapeut behandelt zorgvragers met lichamelijke klachten. Hoe de behandeling er precies uit ziet, hangt van de klachten af. De fysiotherapeut werkt met zorgvragers die door de arts zijn doorverwezen. Tijdens het eerste lichamelijk onderzoek wordt gezocht naar de oorzaak van de klachten en wordt de behandelmethode bepaald. De behandeling kan bestaan uit: – oefen/bewegingstherapie, hierbij worden oefeningen gedaan met de zorgvrager om klachten aan gewrichten en spieren te verhelpen; – massagetherapie, hierbij wordt het weefsel dat organen en spieren met elkaar verbindt gemasseerd, zodat de spier- of orgaanpijn van mensen wordt verlicht; – fysische therapie, waarbij door middel van elektrische apparatuur kleine (elektrische) impulsen worden gegeven aan de spieren. De fysiotherapeut speelt een belangrijke rol bij de revalidatie van zorgvragers.
Afbeelding 1.4 De fysiotherapeut: herstellen, verbeteren en instandhouden van de fysieke conditie van de zorgvrager.
1.5.7 de geestelijk verzorger De geestelijk verzorger, ook wel pastoraal werker genoemd, heeft een taak bij mensen die persoonlijke vragen hebben, voortvloeiend uit hun geloof of levensbeschouwing. Vaak ook zal de hulp van de geestelijk verzorger worden ingeroepen bij een stervende zorgvrager. Hij kan vooral de gelovige stervende veel troost schenken, als hij deze de zin
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
053
54
Basiszorg niveau 3
van het sterven kan laten inzien. Bovendien wordt de geestelijk verzorger door veel zorgvragers gezien als iemand die ze in vertrouwen kunnen nemen en bij wie ze met hun angsten en onzekerheden terechtkunnen. 1.5.8 de huisarts Bij klachten op lichamelijk of op psychosociaal gebied, is de huisarts de aangewezen zorgverlener. Hij is degene die voortdurend beschikbaar is voor alle soorten klachten op het gebied van gezondheid. Aangezien hij natuurlijk niet 24 uur per dag en zeven dagen per week zelf beschikbaar kan zijn, zal een vervanger zijn werkzaamheden regelmatig overnemen. Veel huisartsen zijn aangesloten bij een huisartsencentrale, die ’s avonds en ’s nachts en in het weekend bereikbaar is. Wanneer blijkt dat verdere consultatie noodzakelijk is, zal de huisarts de zorgvrager verwijzen naar een specialist. Verder heeft de huisarts tot taak alle medische gegevens bij te houden en te beheren, waarmee hij een overzicht heeft van alle medische handelingen bij een zorgvrager. 1.5.9 de logopedist De logopedist wordt betrokken bij de hulpverlening aan zorgvragers die niet of onvoldoende in staat zijn invulling te geven aan hun behoefte tot praten. De taak van de logopedist omvat daarbij vooral het behandelen van: – spraakstoornissen; – taalstoornissen; – stemstoornissen; – gehoorstoornissen; – slikstoornissen. Met behulp van tal van oefeningen en hulpmiddelen zal de logopedist spraakstoornissen proberen op te heffen of te verminderen, door met gerichte oefeningen de werking van kaak-, lip-, tong- en gehemeltespieren te verbeteren, om van daaruit toe te werken naar een duidelijke(r) uitspraak. Mocht een verstaanbare uitspraak niet meer tot de mogelijkheden behoren, dan zal de logopedist de zorgvrager leren om bij het communiceren gebruik te maken van bepaalde hulpmiddelen, bijvoorbeeld: – taalzakboek; – gebarentaal; – communicator; – typemachine.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
054
1 Orie¨ntatie op het beroep
55
Is er sprake van taalstoornissen (zoals bij zorgvragers met afasie), dan zal de logopedist proberen verbetering aan te brengen in taalbegrip en/of -productie van de zorgvrager. Individuele oefeningen die aansluiten bij de belevingswereld en de interesse van de zorgvrager geven de meeste kans op succes. Niettemin zal de logopedist ook hier vaak genoodzaakt zijn om de zorgvrager te leren omgaan met bepaalde hulpmiddelen, zoals gebarentaal of een communicatieschrift. In geval van stemstoornissen zal de logopedist trachten het stemgebruik te verbeteren door ademhalingsoefeningen (indien de stemstoornis het gevolg is van slecht functionerende ademhalingsspieren), dan wel door stemoefeningen, zoals het afleren van een verkeerd stemgebruik en het activeren van de stembanden. Indien de stemstoornis niet (voldoende) is op te heffen, zal de logopedist ook hier weer bepaalde hulpmiddelen aanreiken, met name een communicator en een spraakversterker. Bij gehoorstoornissen is vaak geen herstel mogelijk. De taak van de logopedist houdt dan onder meer in de zorgvrager te leren omgaan met een gehoorapparaat, of te leren begrijpen wat anderen zeggen door liplezen. Verder kunnen gehoorstoornissen belangrijke gevolgen hebben voor de overige besproken gebieden. Slechthorendheid kan bijvoorbeeld leiden tot een slechte uitspraak. Wat de taak van de logopedist in een dergelijk geval inhoudt, zal uit het voorgaande duidelijk zijn geworden. 1.5.10 de maatschappelijk werkende De maatschappelijk werkende heeft tot taak de zorgvrager zo goed mogelijk te begeleiden bij het opvangen van problemen in de thuissituatie en bij moeilijkheden die opname, verblijf of ontslag met zich meebrengen. Om die taak goed te kunnen vervullen, zal de maatschappelijk werkende de zorgvrager die wordt aangemeld voor opname in een zorginstelling vaak al in zijn ‘huidige’ omgeving bezoeken. Enerzijds om die zorgvrager voor te bereiden op de opname, anderzijds om met hem kennis te maken en er zo voor te zorgen dat hij op de meest geschikte plek terechtkomt. Ook tijdens het verblijf van de zorgvrager in de instelling kan de maatschappelijk werkende een belangrijke rol vervullen. Zo kan zijn hulp worden ingeroepen wanneer de opname financie¨le problemen meebrengt. Hij kan de zorgvrager wegwijs maken in het woud van wettelijke regelingen en instanties op sociaal gebied. Het kan ook nodig zijn dat hij de zorgvrager hulp verleent, omdat hij het verblijf in de instelling niet kan accepteren of omdat zijn relaties met familieleden als gevolg van de opname ingrijpend veranderen.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
055
56
Basiszorg niveau 3
Tot slot heeft de maatschappelijk werkende een belangrijke taak als een zorgvrager de instelling weer gaat verlaten. Denk bijvoorbeeld aan het voorbereiden van de familie die de zorgvrager thuis zal opvangen, aan het tot stand brengen van contacten met instanties voor andere zorgverlening, aan het bemiddelen bij een eventuele verhuizing, of aan het voorbereiden van en begeleiden bij plaatsing in een andere instelling. 1.5.11 de (ortho)pedagoog De werkzaamheden van de pedagoog liggen op het gebied van de opvoeding van ‘gezonde kinderen’. De orthopedagoog houdt zich bezig met de opvoeding en begeleiding van kinderen waar iets mee aan de hand is in de ontwikkeling, bijvoorbeeld een kindje met het syndroom van Down, kinderen met gedragsproblemen of kinderen met dyslexie. Het terrein van de orthopedagogiek is de problematische leer/opvoedingssituatie van kinderen en jeugdigen. Deze beroepsbeoefenaar biedt hulp aan het kind dat in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. 1.5.12 de psycholoog De voornaamste taken van een psycholoog zijn: – behandelen van gedragsstoornissen bij zorgvragers, respectievelijk het begeleiden van personeel dat met gedragsgestoorde zorgvragers wordt geconfronteerd en met hen moet omgaan; – hulp bieden bij emotionele of andere problemen op psychisch gebied; – hulp bieden bij problemen op intermenselijk gebied, bijvoorbeeld als in een instelling zorgvragers niet goed met elkaar kunnen opschieten; – psychologisch onderzoek doen met als doel een optimale behandeling van de zorgvrager. 1.5.13 de medisch specialist De medisch specialist is werkzaam in de ziekenhuizen, met name in het algemeen en het psychiatrisch ziekenhuis. De specialist is een arts die zich, zoals het woord al zegt, gespecialiseerd heeft in een bepaalde groep ziektebeelden. Dit betekent dat deze arts zich in een kleiner gebied van de geneeskunde verder verdiept heeft; een internist is bijvoorbeeld gespecialiseerd in interne ziekten. Daarbinnen kunnen specialisaties voorkomen als maagdarmziekten. Een ander voorbeeld van specialisatie is de psychiatrie, waarin de psychiater werkzaam is. De specialist kan een zorgvrager verder helpen met juist zijn specifieke
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
056
1 Orie¨ntatie op het beroep
57
gezondheidsprobleem, een diagnose stellen en daaropvolgend een behandeling vaststellen. Naast de specialismen gericht op een bepaalde groep ziektebeelden, zijn er nog de ondersteunende specialismen, zoals ro¨ntgenologie en pathologische anatomie.
Afbeelding 1.5 De pedicure aan het werk bij een zorgvrager thuis. Foto: Hans Oostrum.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
057
58
Basiszorg niveau 3
1.5.14 de verloskundige Vroeger werd de verloskundige ‘vroedvrouw’ genoemd. De verloskundige is opgeleid om hulp te bieden aan zwangere vrouwen tijdens de zwangerschap en de bevalling. De verloskundige voert de controles uit tijdens de zwangerschap en verricht zelfstandig de bevalling. Bij vermoeden van complicaties tijdens zwangerschap of bevalling vraagt de verloskundige advies aan een arts of verwijst door. De eerste dagen na de bevalling, de postnatale periode, houdt zij nog toezicht op moeder en pasgeborene(n). 1.5.14 de pedicure De pedicure verzorgt de voeten van mensen. Voorbeelden van werkzaamheden zijn: nagels knippen, ingegroeide nagels verzorgen, eelt en likdoorns verwijderen en nagelriemen weken en terugduwen. Meestal geeft de pedicure ook voetmassage. In de meeste zorginstellingen houdt een pedicure spreekuur, soms een dag in de week. Bij klachten over rugpijn en/of hoofdpijn kijkt de pedicure naar de stand van de voeten. Een afwijkende voetstand kan namelijk de oorzaak zijn van die klachten. In dat geval zal ze de zorgvrager doorverwijzen naar een podotherapeut of de huisarts. Een pedicure kan zich specialiseren in de voetverzorging van zorgvragers met diabetes. Literatuur Dito JC, Stavast T, Zwart BE. Aspecten van de beroepsuitoefening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 1998. Dito JC, Stavast T, Zwart BE. Basiszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 1997. Kerstens JAM, Sesink EM. Basisverpleegkunde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2006. Kwalificatiedossier verzorgende 2007-2008. Uitgave Calibris, Kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport. Bunnik, 2007. NIZW. Beroepscompetentieprofiel verzorgende ten behoeve van onderwijsexperimenten, versie 08. Utrecht 2005. Vereniging bedrijfstak zorg, afdeling arbeidsmarkt. Dossier voor de toekomst. www.gobnet.nl: landelijke voorlichtingssite over beroepen in zorg en welzijn.
BSL - ALG_BK_1KZM - 1994_pvdh 9789031349685
058