Prof. dr. Leo van Wissen, demograaf in Groningen:
‘Krimp is niet zo erg’ Krimp van de bevolking is onontkoombaar, maar toch rekenen bestuurders van gemeenten en provincies zich rijk aan plannen voor nieuwe huizen. Bouwen heeft nu eenmaal veel meer status dan slopen. ‘Niemand wil graag burgemeester zijn van een krimpgemeente’, zegt demograaf prof. dr. Leo van Wissen van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij zette de bestaande onderzoeken naar bevolkingsgroei en -krimp naast elkaar maar relativeert ook al te zwaar aangezette verwachtingen. Een nuchter geluid uit het Noorden. Tekst: Judith Spruit, foto’s: Michel Campfens, Haarlem. De ophef rond het Oost-Groningse dorpje Ganzedijk, dat op de nominatie staat voor sloop, heeft hem lichtelijk verbaasd. ‘Ik ben blij met de landelijke aandacht voor de terugloop van de bevolking. Dat wordt wel heel mooi duidelijk met als voorbeeld zo’n klein dorp. Maar ik vind het jammer dat het zo negatief is. Zo’n groot drama moet je er ook weer niet van maken’, denkt Leo van Wissen. ‘Half Delfzijl is gesloopt, dat ging geruisloos. ‘De mensen die weg moeten, gaan naar betere huizen. Net als bij herstructureringsprojecten. Er is een goed sociaal plan voor de bewoners die weg moeten.’ Dezelfde distantie houdt Leo van Wissen (51), hoogleraar Economische Demografie in Groningen, vast als het gaat om een waardering van het rapport van de commissie-Derks van de Universiteit van Maastricht over de bevolkingskrimp: ‘De soep wordt niet zo heet gegeten als Derks hem opdient. Het was wel heel negatief van toon, en ook aan de methodiek schortte het een en ander. Maar het schoot wel midden in de roos. Het werkte heel goed om de sluimerende gedachten over daling van de bevolking tot leven te wekken. Ik herinner me dat we met de Nederlandse Vereniging voor Demografie halverwege de jaren 90 een congres organiseerden over dit thema en dat het geen enkele aandacht van de landelijke pers of de politiek trok. De boodschap van Derks kwam binnen op het juiste moment.’ Is krimp erg? ‘Helemaal niet, als je er tijdig op inspeelt. Erg wordt het pas als je de verkeerde besluiten neemt. Als je bijvoorbeeld tegen alle prognoses in toch een wijk gaat bouwen van 5.000 woningen, terwijl er maar 1.000 nodig zijn. Waarom dat toch gebeurt? Omdat de bestuurders te optimistisch zijn. Ze rekenen zich rijk. Want bouwen heeft veel meer status dan slopen. Niemand wil burgemeester zijn van krimp. Daar valt geen eer aan te behalen. Met die houding kunnen ze veel onheil aanrichten.’ Welk onheil bedoelt u? ‘Dat huizen geen kopers meer vinden of huurders. Met als gevolg: leegstand, verloedering en economische teruggang omdat de mensen die hun huis wilden verkopen dat nu niet kunnen. Zoiets raakt het eerst de onderkant van de samenleving. Niemand wil meer wonen in Delfzijl of in Ganzedijk. Toch is er ook iets heel raars aan de hand: een paar kilometer verderop verrijst wel Blauwestad (een groots opgezet project met als doel mensen uit de Randstad naar Groningen te lokken met water, rust en ruimte _ JS). Waarom zouden mensen daar dan wel naar toe gaan? Is het landschap daar aantrekkelijker? Is daar werk? De winst die daar gemaakt wordt zou je ook moeten kunnen gebruiken om problemen zoals bij Ganzedijk op te lossen.’ Wat gaat het kosten als bestuurders krimp niet tijdig onderkennen? ‘Pin me niet vast op exacte bedragen. Maar reken gerust op 200 miljoen euro voor de noordelijke provincies voor het uitkopen van mensen uit hun woning als je na het omslagpunt nog steeds doorgaat met bouwen. Niet dat bestuurders zich daar veel van aantrekken overigens, want het zijn pas hun opvolgers die geconfronteerd zullen worden met hun uit de hand gelopen beslissingen.’ Wat kunnen corporaties volgens u doen om het tij te keren? ‘Er zijn al veel goede voorbeelden. Zelf weet ik dat bijvoorbeeld De Huismeesters in Groningen bezig is met het combineren van zorg- en woonvoorzieningen voor ouderen, waarbij de zorgvraag varieert van bijna niets tot volledige verpleging. De corporaties moeten ook wel als maatschappelijke onderneming, het is hun kerntaak. En ook zij krijgen het voor hun kiezen als ze te veel bouwen. Juist krimpgebieden bieden corporaties kansen om het roer om te gooien. En dan heb ik het niet alleen over krimp, maar ook over de vergrijzing. Dat zijn in feite twee kanten van dezelfde
medaille. Bij de vergrijzing zie je de ouderen in twee groepen uiteenvallen: groep 1 is hoger opgeleid, gezonder en kapitaalkrachtiger dan groep 2. Deze ouderen hebben vaak een onvolledig pensioen, zijn vaak gescheiden vrouwen. De voorzieningen die groep 1 bij een verslechterende gezondheid nodig heeft, kun je ook ten goede laten komen aan de mensen uit de tweede groep. Ik zie ook wel wat in het concept van de woon-zorggebieden.’ En wat kunnen overheden in uw ogen doen? ‘Bij een stagnerende bevolking kun je best woningen bouwen, maar de pijn komt vaak in een ander deel van de woningmarkt, vaak ook in een andere gemeente. De gemeentelijke overheden en de provincie moeten daarom op regionaal niveau afspraken maken hoe de woningmarkt geherstructureerd wordt, waarbij naast nieuwbouw ook sloop en herstructurering in de plannen voorkomen. Men moet niet het voorbeeld van de concurrentie rond bedrijventerreinen gaan volgen, maar samenwerken.’ Zijn er succesvolle maatregelen om het teruglopen van de bevolking te stoppen, zoals bijvoorbeeld infrastructuur of immigratie? ‘Nee. Wellicht helpt het als er een snelle treinverbinding komt tussen de Randstad en het noorden. Of het sluiten van het asielzoekerscentrum in Ter Apel een gemiste kans is? Nee. Want de asielzoekers trekken toch wel naar het westen als ze eenmaal een verblijfsstatus gekregen hebben. Immigratie kan een goed ding zijn voor Nederland, maar het lost het probleem ook niet op.’ Is het in het leven roepen van attracties of werkgelegenheid een oplossing? Het dorpje Pieterburen leefde toch helemaal op nadat Lenie ’t Hart er kwam met haar crèche voor zeehonden? ‘Pieterburen heeft een beetje een cultstatus gekregen. Er gebeurden daar allerlei dolle dingen, maar het was niet representatief. De crèche gaat nu weg en Pieterburen loopt ook leeg. Ik zou zeggen: ondergaat hetzelfde lot als de meeste gemeenten in de noordelijke hoek van Friesland en Groningen. Wat ik wel zie is dat er in de provincie Groningen een belangrijke rol is weggelegd voor de universiteit. Dat trekt veel mensen en bedrijvigheid aan. De lijn Groningen-Assen heeft een grote aantrekkingskracht op jongeren, uit bijvoorbeeld Delfzijl.’ U schreef zelf in opdracht van de Vereniging Friese Woningcorporaties en het Overlegorgaan Directeuren van Woningcorporaties in Drenthe en Groningen een rapport waarin u de bestaande onderzoeken over kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte met elkaar vergelijkt. Hebt u nog veel reacties gehad en is er sinds het vorig jaar april uitkwam nog iets gebeurd op dit gebied? ‘Ik heb heel veel reacties gehad. Sindsdien spreek ik over het onderwerp op veel bijeenkomsten. Het besef dat er iets moet gebeuren is bij de bestuurders in Groningen en Friesland nu nadrukkelijk aanwezig.’ Is er iets met uw aanbevelingen gebeurd? ‘Derks in Maastricht heeft flink getoeterd, toen is men zich rot geschrokken. Na onze bevindingen is de aandacht voor het onderwerp nog weer groter geworden.’ Kunnen we de aanbevelingen ook doortrekken naar andere regio’s? ‘Ik denk het wel. Maar voor de Randstad, en dan bedoel ik voor het gemak alles ten zuiden van Zwolle en ten noorden van Breda, voorlopig niet. Of zijn de gevolgen niet zo ernstig. Ik woon zelf bijvoorbeeld in Haarlem. Ook daar is de bevolking afgenomen. Maar dat vindt niemand erg. Dat maakt het wat rustiger in de regio.’ Ineke van Gent, lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks, opperde enige maanden geleden om een apart fonds voor krimpgebieden in het leven te roepen, naar voorbeeld van het fonds voor de 40 wijken. Wat vindt u van dat plan? ‘Goed idee. Met de omslag van groei naar krimp zijn kosten gemoeid. Voor zover die niet veroorzaakt zijn door dommigheid van de bestuurders in het verleden, mag voor die omschakeling best een tegemoetkoming bestaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het vergoeden van een deel van de grondkosten van reserveringen voor nieuwbouw die niet meer gaat komen, de kosten voor het instandhouden van voorzieningen in het dorp als de bibliotheek en de buurtsuper, voor het in stand houden van het openbaar vervoer en de infrastructuur, of voor de sloop van huizen.’ Hebben bewoners en bedrijven niet ook een belangrijke functie bij het verzachten van de gevolgen van krimp? ‘Het is primair een vraagstuk van leefbaarheid. Een ondernemer moet winst maken, en je kunt hem of haar niet kwalijk nemen dat hij vertrekt als het draagvlak vermindert. Wel ontstaan er nieuwe mogelijkheden, en als je creatief
bent kun je daar als bedrijf op inspelen. Als het gaat om leefbaarheid vervullen bewoners een sleutelrol. Je moet voor het bevorderen van het leefklimaat niet alleen wijzen naar de corporatie. In sommige wijken zijn bewoners zeer actief, dat merk je. In andere wijken voeren ze geen klap uit. De inbreng van bewoners is een aspect dat veel meer aandacht moet krijgen.’ Tot slot: hoe zal de bevolking van Nederland er anno 2025 uitzien? ‘We zullen veel meer grijze haren en rollators op straat zien dan nu, want er zijn dan twee keer zo veel ouderen. De generatie babyboomers, waaronder ikzelf, zal dan met pensioen zijn. Kinderwagens zullen schaars zijn geworden in het straatbeeld. Het soort oudere is ook veranderd: ze zijn veel actiever en gezonder, doen vrijwilligerswerk en hebben het een en ander te besteden. Zelf organiseren ze ook nog heel veel. En om het tekort aan helpende handen om hen te verzorgen het hoofd te bieden zal er veel meer dan nu gebruikgemaakt worden van domotica. Maar voor de groep die het veel minder breed heeft zal het best lastig worden om oud te zijn. Ik verwacht ook dat er veel nieuwe woonvormen zullen ontstaan voor ouderen, zoals half-groepswonen. Aan de corporaties de taak om daar creatief op in te spelen. Ze zullen niet meer zo gemakkelijk in te passen zijn in eengezinshokjes.’ Leo van Wissen (1956) is van oorsprong geograaf. Hij noemt zich het liefst een modellenmaker. ‘Die vatten de kern.’ Hij promoveerde op een onderwerp over woningmarktmodellering voor de regio Amsterdam aan de faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij werkte enige tijd aan buitenlandse universiteiten en later bij het Nidi (Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut) in Den Haag. Zijn specialisatie is het modelleren van ruimtelijk gedrag van bevolking, huishoudens en bedrijven. Sinds 1999 is hij hoogleraar Economische Demografie bij de faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van de Graduate School for Spatial Sciences van de faculteit. Hij is tevens voorzitter van de Regional Science Association Nederland en vice-voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Demografie. Hij heeft gepubliceerd over diverse onderwerpen, waaronder woningmarktmodellen, migratie, arbeidsmarkt, bedrijvendynamiek, en verkeer- en vervoersgedrag.
ERROR: syntaxerror OFFENDING COMMAND: --nostringval-STACK: /Title () /Subject (D:20090401175531+02’00’) /ModDate () /Keywords (PDFCreator Version 0.9.5) /Creator (D:20090401175531+02’00’) /CreationDate (driezesnul) /Author -mark-