DE SCHEPPING IS ZO (NIET) BEDOELD De christelijke homobeweging: gevangen tussen regressieve en progressieve krachten
Masterscriptie in het kader van: AP Sociale Bewegingen Politicologie, Bestuur & Beleid 29 juni 2009 Jonathan Houtman, BSc 5701929 Begeleidend docent: Rosanne Tromp, MA
Foto voorzijde: Greg Reeder, 1999 Afbeelding uit een Egyptische graftombe van rond 5000 voor Christus, waarin twee, vermoedelijk homoseksuele, mannen zijn begraven.
Inhoud Inleiding .............................................................................................................................1 Onderzoeksvraag ............................................................................................................4 Methode van onderzoek...................................................................................................7 Het protestants kerklandschap.............................................................................................8 Welke christelijke homobewegingen kunnen worden onderscheiden?...............................13 Doelstelling en achterban .............................................................................................15 Homofilie / homoseksualiteit .........................................................................................20 Verandering van geaardheid / gerichtheid.....................................................................23 Bijbel en homoseksualiteit ................................................................................................27 Genesis 19 ....................................................................................................................33 Leviticus 18:22; 20:13 ..................................................................................................36 Romeinen 1:26-27 .........................................................................................................38 Gemeenteleden vs. gemeenteleiders..................................................................................43 Vrijheid van onderwijs vs. Algemene Wet Gelijke Behandeling .......................................47 Conclusie..........................................................................................................................53 Bijlagen ............................................................................................................................58 Bijlage A .......................................................................................................................58 Bijlage B .......................................................................................................................61 Bijlage C.......................................................................................................................62 Literatuur..........................................................................................................................65
De schepping is zo (niet) bedoeld
Inleiding
Hoewel in Nederland de homo-emancipatie binnen de protestants christelijke kerken betrekkelijk vroeg op gang is gekomen en zich betrekkelijk geruisloos heeft voltrokken blijkt homoseksualiteit binnen verschillende orthodoxe stromingen nog wel degelijk een issue te zijn. In de afgelopen maand is er veel ophef geweest over het feit dat er een docent van een school met de Bijbel ontslagen zou worden om het enkele feit dat hij als homoseksueel zou gaan samenwonen. Pijnpunt in deze discussie is ‘het spanningsveld tussen het onderschrijven van de grondslag van een school voor bijzonder onderwijs en de wettelijke bescherming van onder andere seksuele gerichtheid’ (Staaij 2009). In deze discussie hebben verschillende partijen zich geroerd, waaronder de christelijke homobeweging, de ‘reguliere’ homobeweging, de media, verschillende politieke partijen, de overheid, maar ook de achterban van de verschillende kerken. Voor- en tegenstanders vlogen elkaar haast letterlijk in de haren en de discussie werd op het scherpst van de snede gevoerd (Quist 2009b). Uiteindelijk eindigde deze discussie voorlopig met een uitgelekt advies van de Raad van State, waarin, volgens bronnen, tot de volgende conclusie wordt gekomen:
‘Wanneer het nieuwe advies van de Raad van State wordt overgenomen, wordt zo'n kwestie in het vervolg anders benaderd. Het 'persoonskenmerk' van de homoseksuele gerichtheid mag nooit reden zijn tot discriminatie, maar vervolgens kan een relatie of samenwonen wel strijdig zijn met de grondslag van de school. Een school die daar consequent de hand aan houdt, lijkt het recht aan z'n kant te hebben. Wel blijft het zo dat elke individuele kwestie apart moet worden beoordeeld.’ (Beverdam, 2009)
De reacties van lezers kunnen na het uitlekken van het advies niet uitblijven en zo wordt in Dagblad De Pers een vergelijking getrokken met het uitroeien van homo’s door de nazi’s (Hogeboom 2009), NRC Handelsblad spreekt in een commentaar van ´Een handleiding om homo's te weren´ (Jensma 2009). Trouw komt tot de conclusie dat de Raad van State weliswaar de mogelijkheid biedt om beroepseisen te stellen, maar dat deze niet mogen leiden tot discriminatie en concludeert dat de Raad van State ‘vaag’ blijft (Trouw 10 juni 1
De schepping is zo (niet) bedoeld
2009). Eerder dit jaar heeft Trouw al een vierluik gewijd aan homoseksualiteit binnen de orthodoxe geloofsgemeenschappen.
‘Ik heb eerst gebeden of het zo mocht zijn dat God mij hetero zou maken. Ik geloof wel dat hij dat kan, een God die almachtig is. Maar hij is geen sinterklaas. Ik heb hem gesmeekt om een deal te sluiten, getwijfeld of ik wel goed bad, of mijn motieven wel goed waren. Als het aan mij gelegen had was ik allang hetero geweest. Maar misschien is dit wat God wil. Dan komt de vraag hoe je je homo-zijn gaat invullen. Altijd alleen blijven, er open over zijn? Ik verlangde naar een vriend, maar wilde het liefst alleen blijven. Al was het maar om geaccepteerd te worden en discussies te vermijden, zeker binnen de kerk. Ik kan echter niet ontkennen dat ik een sterk verlangen heb om samen te zijn. Ik verlangde naar een maatje om mee samen te leven.’ (Trouw 26 februari 2009a)
De teneur van deze artikelenreeks is dat het binnen de orthodoxe geloofsgemeenschappen verre van eenvoudig is homoseksueel te zijn (zie ook: Trouw 25 februari 2009; Trouw 25 februari 2009a; Trouw 26 februari 2009). In de afgelopen jaren zijn er, vanuit protestants christelijke hoek, verscheidene boeken over dit onderwerp verschenen. Gemene deler binnen deze boeken is, dat het doel gelegen is in het op gang brengen of houden van een discussie over hoe binnen de kerken het gesprek over homoseksualiteit zou moeten worden gevoerd. Enkele jaren geleden, in 2005, schrijft de christelijk gereformeerde predikant Bert Loonstra een terughoudend boekje over homoseksualiteit, onder de titel ‘Hij heeft een vriend’, dat op verzoek van de auteur in oktober van datzelfde jaar uit de handel wordt gehaald (Houtman 2006: 477). In de verschillende media ontstaat ophef over deze publicatie en al vlak na publicatie wordt gezinspeeld op het feit dat de auteur in de ‘problemen’ zal komen (Dros 2005). ‘Binnen het merendeel van de kerken in Nederland is homoseksualiteit uit den boze. Het onderwerp aanroeren veroorzaakt binnen kerken een vergelijkbare emotie en commotie als binnen politiek Nederland de hypotheekrente ter discussie stellen’ (De Stentor 25 oktober 2005 zie ook: Reformatorisch Dagblad 24 juni 2005; Reformatorisch Dagblad 8 juli 2005; Reformatorisch Dagblad 22 augustus 2005; Sleijster 2005; Van Ley 2005; Reformatorisch Dagblad 30 september 2005; Reformatorisch Dagblad 21 oktober 2005; 2
De schepping is zo (niet) bedoeld
Trouw 22 oktober 2005; Bruin 2005; Dros 2005a; Dijk & Hakkenes 2005; Reformatorisch dagblad 31 december 2005). Loonstra tracht met zijn boek slechts een discussie op gang te brengen, waarbij hij op zeer terughoudende wijze enige ruimte biedt voor het bestaan van homoseksuele relaties ‘binnen de grenzen die het evangelie stelt’ (Loonstra 2005: 75). Direct na het verschijnen van deze publicatie barst er echter ook binnen zijn kerkgenootschap een storm van verontwaardigde reacties los. Zo dient de kerkenraad in Elburg een bezwaar in bij de classis in Zwolle. In antwoord hierop worden door de actiegroep anti-SGP roze kauwgomballen uitgedeeld aan de kerkgangers in Elburg (Algemeen Dagblad 31 augustus 2005). Gevreesd wordt voor een kerkscheuring (Dros 2005). Uiteindelijk is het gevolg, van deze golf van negatieve reacties binnen zijn eigen kerk en binnen verschillende media, dat Loonstra enkele maanden na het verschijnen al tot de conclusie komt dat hij zijn boek uit de handel moet halen. Loonstra haalt zijn boek uit de handel, omdat hij een storm van kritiek krijgt op het feit dat hij schoorvoetend enige ruimte biedt voor homoseksuele relaties in liefde en trouw. Hoek komt tien jaar eerder tot een conclusie die in zekere zin haaks staat op het gebeuren rond Loonstra:
‘De vraag is niet meer of homo’s erbij horen in de kerk, zo stelde een moderamenlid (ds. Y.C. de Groot), maar ‘hoe kunnen wij nog ruimte geven aan die mensen die moeite hebben met homoseksualiteit’.Let op het woordje ‘nog’!’ (Hoek 1995: 39)
Toch meent Trouw dat de werkelijke acceptatie van homoseksualiteit nog een ‘heikele kwestie’ is (Trouw 7 februari 2009). Kennelijk is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) overtuigd van het feit dat homoseksualiteit nog een heikele kwestie is, want sinds afgelopen jaar ontvangen een aantal christelijke homobewegingen subsidie, in het kader van de emancipatienota. Getuige verschillende artikelen in voornamelijk het Reformatorische Dagblad en het Nederlands Dagblad, leeft binnen de orthodoxe kerken sterk het gevoel dat het ministerie door middel van deze subsidietoekenning het gevoerde beleid van deze belangenverenigingen tracht te beïnvloeden en daarmee neigt naar een beperking van de vrijheid van godsdienst. Uit sommige van deze reacties lijkt een zekere mate van verharding en verbittering te spreken. Het Reformatorisch Dagblad stelt in een 3
De schepping is zo (niet) bedoeld
commentaar vast, dat wat vrijwel iedereen driekwart eeuw geleden als zonde zag, nu normaal schijnt te zijn. ‘Gunt het COC nog enige ruimte aan medeburgers die de Bijbel zien als norm voor bezinning en pastoraat aan mensen in nood? Of is er voor zulke christenen ten enenmale geen plaats meer?’ (Reformatorisch Dagblad 3 november 2009). Enkele maanden eerder heeft deze krant deze vraag al eens opgeworpen, toen tot de constatering werd gekomen, dat Bijbelse opvattingen over bijvoorbeeld het huwelijk en homoseksualiteit niet alleen als achterlijk en vreemd worden beschouwd, maar ook als beledigend ervaren (Reformatorisch Dagblad 13 november 2008). De angst is dat wie betaalt ook bepaalt en dat de minister met deze subsidie slechts invloed wil kopen op de belangenverenigingen. De teneur is dat zijn geld niet nodig is, omdat zijn ideeën over de bedoeling van deze subsidie haaks staan op wat Gods Woord als de weg wijst (Reformatorisch Dagblad 27 november 2008).
‘Milieuorganisaties krijgen subsidie omdat ze het maatschappelijk debat en het bewustzijn van burgers bevorderen - verder mogen ze met alle democratische en wettige middelen actievoeren tégen het overheidsbeleid. Ten aanzien van homo-emancipatie krijgt een aantal christelijke organisaties subsidie naast RefoAnders onder meer ook de meer evangelisch getinte stichting Onze Weg - omdat minister Plasterk van hun werk iets goeds verwacht, in de richting waar hij heen wil.’ (Nederlands Dagblad 29 november 2008)
Segers (directeur wetenschappelijk instituut Christenunie) meent dat de subsidie nooit los gezien kan worden van de ideologische agenda, waarin onder andere het doel gesteld is om orthodoxe gelovigen homoseksuele relaties te laten aanvaarden. Volgens hem is het ‘niet de taak van de overheid om met subsidie een ‘redelijke islam’ of een ‘meer vrouwvriendelijke SGP’ af te dwingen. Dan matigt de overheid zich een ideologisch oordeel toe dat haar niet toekomt.’ (Christenunie 2008) Onderzoeksvraag Centraal in dit onderzoek staat het spanningsveld dat ik op basis van de positie van de christelijke homobeweging heb kunnen ontwaren. Enerzijds een aantal kerken die de discussie over homoseksualiteit niet aan willen gaan en anderen die de discussie achter de rug hebben of achter de rug denken te hebben, wat een spanningsveld te weeg brengt. Ook al wordt dezelfde religieuze boodschap aangehangen toch kan er wel degelijk sprake zijn 4
De schepping is zo (niet) bedoeld
van een haaks op elkaar staande interpretaties (Sunier 1996: 21-24). Hier zal op teruggekomen worden in het hoofdstuk over bijbel en homoseksualiteit waar nader ingegaan zal worden op exegese en hermeneutiek. Bijbelexegese en hermeneutiek vormen namelijk het uitgangspunt voor de verschillende christelijke homobewegingen. Zij baseren hun doen en laten op één en hetzelfde boek. Hoewel daarmee de uitgangspunten gelijk zijn, kunnen zij wel degelijk tegengestelde opvattingen aanhangen. Anderzijds een publieke opinie die afwijzend staat tegenover de regressieve opvattingen aangaande homoseksualiteit van de orthodoxe kerkgemeenschappen (Hoek 1995: 40). Publieke opinie wordt hier gedefinieerd als een samenstel van denkbeelden, zoals ze door de meerderheid worden aangehangen (McQuail 2005: 565). Vervolgens een reguliere homobeweging die zich in zekere zin antikerkelijk opstelt en tot slot een overheid die tracht door middel van het toekennen van subsidies in het kader van de emancipatienota de emancipatie van homoseksuelen binnen de orthodoxe christelijke kerken te beïnvloeden. Hoe uit zich het spanningsveld tussen christelijke homobeweging, orthodox christelijke kerken, publieke opinie, reguliere homobeweging en overheid? Vastgesteld kan worden dat er een spanningsveld bestaat tussen enerzijds de publieke opinie, reguliere homobeweging en overheid en anderzijds de orthodoxe kerken aangaande de acceptatie van homoseksualiteit. Dit spanningsveld uit zich in regressieve opvattingen die tegenover progressieve opvattingen worden gesteld. De orthodoxe kerken kunnen beschouwd worden als een regressieve subcultuur, indien we de definitie volgen van Rolf Schwendter (1974: 39): ‘De normen, instituties, enz. van de regressieve subkulturen maken deel uit van het streven van deze subkulturen naar het herstel van een vroegere stand van de maatschappij, van normen die niet meer of niet op deze wijze in de bestaande maatschappij gelden.’ Anderzijds zijn er ook kerkgenootschappen die wel degelijk als progressief bestempeld kunnen worden. Een kerkgenootschap dat het als progressief kon worden ingedeeld is de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (in 2004 opgegaan in de PKN). Niet alleen was de synode tegen een AWGB, als deze discriminatie door christelijke organisaties legitimeerde, maar ook werd in 2001 uitgesproken dat alle relaties binnen de kerk op dezelfde manier dienden te worden behandeld (Palm 2005: 57). De verschillende christelijke homobewegingen moeten hun weg zien te vinden binnen de verschillende kerken en aangenomen wordt dat zij, in meer of mindere mate, een progressieve invloed trachten te hebben op de verschillende kerken. 5
De schepping is zo (niet) bedoeld
Om een helder beeld van het geconstateerde spanningsveld te kunnen zal gebruik gemaakt worden van frames. Hoewel sociale bewegingen meestal de sociale situaties waarop zij reageren niet zelf construeren, problematiseren zij ze door het gebruik van een aantal frames. Benford en Snow (2000: 615) onderscheiden een drietal frames, welke binnen sociale bewegingen te onderscheiden zijn, te weten ‘diagnostic framing’, ‘prognostic framing’ en ‘motivational framing’. Een ‘diagnostic’ frame ziet een bepaald deel van het sociale leven als een probleem en maakt een claim aangaande wie of wat het probleem heeft veroorzaakt (Dean Allen II 2000: 56). Problematisch voor de christelijke homobewegingen is de wijze waarop binnen sociale situaties wordt homoseksualiteit om gegaan. Regressieve christenen zullen de sociale acceptatie van homoseksualiteit problematiseren, terwijl progressieve christenen het gebrek aan openheid en sociale acceptatie binnen orthodoxe kerkgenootschappen als probleem zullen zien. Een ‘prognostic’ frame op zijn beurt geeft aan hoe het binnen het ‘diagnostic’ frame gedefinieerde probleem zou moeten worden aangepakt. Oplossingen worden gesuggereerd en specifieke strategieën om de voorgestelde verandering te bewerkstelligen worden voorgesteld (Dean Allen II 2000: 56). Van partij tot partij zal de oplossing wisselen, waar voor de een de oplossing zit in ‘genezing’ zal voor de ander de oplossing zitten in een grotere openheid, keuzevrijheid, berusting, integratie of acceptatie. Tot slot is het ‘motivational’ frame een basis voor actie en definieert zij wiens verantwoordelijkheid het is om het ‘probleem’ recht te zetten en waarom deze actie noodzakelijk is (Dean Allen II 2000: 56). De verantwoordelijkheid kan bij verschillende actoren liggen. Aangenomen wordt dat progressieve christenen deze verantwoordelijkheid voor een belangrijk deel leggen in menselijk handelen, terwijl regressieve christenen zich baseren op de Bijbel en wel specifiek op het boek Openbaringen. Het is dan God zelf die moet zorgen dat Zijn Koninkrijk op aarde gesticht moet worden, maar tot die tijd, ‘Leve de bede in ons hart door Zijn Geest gewerkt: ’Uw Koninkrijk kome.’ Dan hebben we niets te vrezen, maar alles te hopen. Ondertussen hebben we de roeping om trouw te zijn op de plaats waar God ons stelt, hier en nu. De roeping om ons volk terug te roepen tot de Heere en Zijn Woord. En al is onze stem dan als van een roepende in de woestijn, Zijn Woord zal niet ledig wederkeren, maar doen hetgeen Hem behaagt. Laten we dan werken zolang het dag is.’ (SGP 2003: 7)
6
De schepping is zo (niet) bedoeld
De christelijke homobeweging komt voort uit de protestantse kerken en trachten invloed uit te oefenen op deze kerken. Daarom is het van belang in eerste instantie een beeld te schetsen van de verschillende protestantse kerken en hun organisatiewijze. Verschillende kerkscheuringen hebben in de afgelopen eeuwen geleid tot een veelkleurig palet van kerken met ieder een eigen invulling van het geloof. Een deel van de kerken zal als regressief kunnen worden gekenmerkt, terwijl een ander deel als in meer of mindere mate progressief kan worden gezien. Vervolgens zal gekeken worden naar de verschillende christelijke homobewegingen die te onderscheiden zijn en wat hun standpunt is ten aanzien van homofilie / homoseksualiteit. De oorsprong van al deze verenigingen ligt in het feit dat zij een bepaalde Bijbelvisie aanhangen en daarom zal ook stil gestaan worden bij de verschillende visies op een aantal (relevante) Bijbelteksten. De Bijbel is namelijk essentieel in de wijze waarop de christelijke homobewegingen het probleem homoseksualiteit ‘framen’. Daarna zal gekeken worden naar de vooronderstelling dat er binnen de verschillende kerken vooral een verschil van inzicht is tussen ‘gewone gelovigen’ en elite. Binnen de elite zou al overeenstemming zijn dat de Bijbel geen bezwaren heeft tegen homoseksuele relaties in liefde en trouw. Tot slot zal, alvorens tot de conclusie te komen, aandacht worden besteed aan de discussie rond homoseksuelen binnen het bijzonder onderwijs. Methode van onderzoek Bij het onderzoek heb gebruik gemaakt worden van verschillende soorten bronnen. Allereerst is er gekeken worden naar de primaire bronnen van de verschillende betrokkenen. De verschillende bewegingen maken actief gebruik van internet en publiceren veelvuldig ook binnen andere media. Dit biedt een goed beeld van de frames welke zij kiezen en hoe ze het probleem definiëren, hoe de oplossing van het probleem zou moeten zijn en wie er in actie zou moeten komen. Daarnaast hebben een zevental interviews met betrokkenen de noodzakelijke verdieping voor de feitelijke uitwerking van de verschillende frames geboden. Interviews bieden de mogelijkheid om een mogelijke discrepantie tussen theorie en praktijk weer te geven. Naast de primaire bronnen van de bewegingen zelf, zal ook gebruik gemaakt worden van de primaire bronnen van andere betrokken partijen. Hoe ‘framen’ zij de sociale werkelijkheid en hoe verhoudt dit zich tot de ‘framing’ van de bewegingen?
7
De schepping is zo (niet) bedoeld
Naast primaire bronnen zullen ook secundaire bronnen hulp bieden. Wat wordt er over de verschillende bewegingen geschreven en hoe worden zij binnen deze bronnen gedefinieerd. Belangrijk om vast te stellen is hoe de verschillende bewegingen binnen de confessionele kranten van Nederland geframed. Het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch dagblad zijn reformatorische kranten, terwijl Trouw een levensbeschouwelijk inslag heeft.
Het protestants kerklandschap
Het protestants kerkelijke landschap in Nederland is zeer pluriform en kent een grote verscheidenheid aan grotere en kleinere kerkgenootschappen. De verschillende christelijke homobewegingen zijn actief in deze kerken en hebben daardoor in sterke mate te maken met deze pluriformiteit en zijn afhankelijk van de organisatiewijze van de kerken. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) ontstond op 1 mei 2004 uit een drietal protestantse kerken, te weten de Nederlands Hervormde Kerk (NHK), de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) en de Evangelisch Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden. (PKN 2009) Samen vormen zij met zo’n 1.847.000 leden nu de grootste protestantse kerk in Nederland, maar zeker niet de enige (Kerkzoeker 2009g). Over het geheel genomen kan worden gesteld dat deze kerk de meest progressieve houding heeft ten aanzien van homoseksualiteit. Opgemerkt dient wel te worden dat de kerk een duidelijk aanwezige ‘rechtervleugel’ en ‘linkervleugel’ heeft. Het standpunt van de vertegenwoordigers is echter dat homoseksualiteit en heteroseksualiteit gelijkgesteld worden. Zo zijn, binnen de protestantse kerken,ondermeer nog te onderscheiden: de Christelijk Gereformeerde Kerken (CGK) (74.796 leden) (CGK 2009), de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) (32.688 leden) (Kerkzoeker 2009e) (ontstaan uit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt) (NGK 2008), de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV) (125.253 leden) (Kerkzoeker 2009c).1 Deze laatste kerkgenootschappen zijn relatief klein, maar hebben over het algemeen zeer belijdende en betrokken leden. Ook geldt voor al deze 1
Daarnaast zijn er nog een groot aantal protestants christelijke kerken: de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten (ontstaan uit de NHK) (Bond van Vrije Evangelische Gemeenten 2009), Hersteld Hervormde Kerk (ontstaan in 2004 uit de NHK) (Hersteld Hervormde Kerk 2009; Kerkzoeker 2009d), voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (voortzetting van de Gereformeerde Kerk in 2004) (vGKN 2009, Kerkzoeker 2009h), Gereformeerde Gemeente (in Nederland en Noord-Amerika) (Kerkzoeker 2009a), Gereformeerde Gemeente in Nederland (voortgekomen uit de Gereformeerde Gemeente in Nederland en Noord Amerika) (Kerkzoeker 2009b), Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland (Kerkzoeker 2009f), Vrije (oud) Gereformeerde Gemeente (Kerkzoeker 2009i).
8
De schepping is zo (niet) bedoeld
kerkgenootschappen dat het officiële standpunt ten aanzien van homoseksualiteit als regressief kan worden beschouwd. Op het punt van de organisatie zijn er verschillen tussen kerken, maar in hoofdlijnen kan wel een algemeen beeld worden geschetst van de wijze waarop protestantse kerken zijn georganiseerd. Iedere kerk kent een aantal vergaderingen en al deze vergaderingen zijn er om samen te overleggen en besluiten te nemen die de gemeenten aangaan. Elke vergadering stuurt vervolgens afgevaardigden naar de volgende vergadering. Alle gemeenten zijn zo op regionaal, provinciaal en uiteindelijk landelijk niveau vertegenwoordigd (GKV 2008). Belangrijk is dat de macht in de protestantse kerken altijd wordt gedeeld en nooit in handen van enkelen is.
rood: kerkenraden, geel: classis, blauw: particuliere synode, oranje: generale synode (GKV, 2008)
Opvallend in dit organogram is allereerst het feit dat de kerkenraden bovenaan staan, aangezien zij het ‘hart’ vormen van de kerk. Binnen de protestantse kerken is er een grote mate van beleidsvrijheid gelaten aan het lokale niveau van de kerkenraden. In principe geldt dat een plaatselijke kerk zo veel mogelijk zelf regelt, met behulp van de afspraken die in gezamenlijkheid gemaakt worden (CGK 2009). Er wordt wel gesproken van het hoge democratische gehalte van de protestantse kerken, dit in tegenstelling tot de hiërarchische verhoudingen, zoals deze gelden binnen bijvoorbeeld de Rooms-katholieke kerk. ook op het gebied van de Bijbeluitleg kan een vergevorderde vorm van democratisering worden waargenomen (Houtman 2006: 190). In elke gemeente zijn predikant(en), ouderlingen en diakenen actief en zij worden gekozen door de gemeenteleden. Samen vormen zij de kerkenraad. (GKV 2008; PKN 2009)
9
De schepping is zo (niet) bedoeld
‘De dominee is de ´herder´ van de gemeente. Dit betekent dat hij voor de gemeenteleden zorgt, zoals een herder voor zijn schapen. Hij verleent pastorale hulp en houdt preken waarin hij de gemeenteleden bemoedigt en wijst op de relatie die ze met God hebben en hoe ze die moeten onderhouden. De ouderlingen houden toezicht op de inhoud van de preken. Verder nemen zij deel aan de kerkenraad en nemen beslissingen over zaken die in de gemeente spelen of moeten gebeuren. De ouderlingen bemoedigen de gemeenteleden om hun geloof vast te houden. De diakenen dragen de zorg voor de gemeenteleden die het financieel moeilijk hebben, of leden die ziek zijn.’ (GKV 2008)
De classis is een bestuursorgaan dat bestaat uit afgevaardigden vanuit de kerkenraden en de organisatiegraad is op regionaal niveau. Deze vergadering heeft een centrale plaats binnen de kerk, want zij geeft ‘door haar vergaderingen, maar ook op allerlei andere in de kerkorde omschreven manieren, gestalte aan de onderlinge verantwoordelijkheid van landelijke kerk en de gemeenten, maar ook die van de gemeenten voor elkaar’ (PKN 2009). Komt men er binnen een classis niet uit, dan komt het onderwerp op de agenda van de Particuliere synode (PS). Van elke classis worden drie ouderlingen en drie dominees afgevaardigd naar de PS (GKV 2008). De PKN kent geen particuliere synode, maar heeft een in grote lijnen vergelijkbare vergadering in de vorm van de Algemene Classicale Vergadering (ACV), de ACV wordt gevormd door een tweetal leden van iedere classis (PKN 2009). Komt men binnen de PS (of ACV) niet tot een besluit dan wordt binnen de GKV het onderwerp op de agenda gezet voor de Generale Synode (GS) (GKV 2008). Een GS wordt binnen de GKV eenmaal in de drie jaar gehouden en besluiten worden overgenomen door alle kerken, behalve als zij niet overeenkomen met wat er in de bijbel staat (GKV 2008). ‘De classes, particuliere synodes en de generale synode zijn geen permanent bestuur. Zij functioneren alleen wanneer zij vergaderen en zodra die tijd voorbij is, is de kerkenraad verantwoordelijk.’ (CGK, 2009 zie ook: GKV, 2008) Er is dus, in tegenstelling tot bij de PKN, geen centrale kerkelijke leiding. Binnen de PKN wordt over het algemeen tweemaal per jaar een vergadering van de GS gehouden en de PKN kent naast de GS ook nog een kleine synode, welke bestaat uit een aantal afgevaardigden uit de GS. Deze afgevaardigden houden zich voornamelijk bezig met financiën, personeel en organisatie (PKN 2009). 10
De schepping is zo (niet) bedoeld
‘De eerste taak van de synode wordt getypeerd als leiding geven aan het leven en werken van de kerk. Daarbij is de samenleving van meet af aan ook in beeld. De synode dient vooral bezig te zijn met die vragen die van belang zijn voor de kerkelijke gemeenten en voor de plaats van de kerk in de samenleving. Zij schept noodzakelijke voorwaarden voor het leven van de gemeenten, door bijvoorbeeld op verschillende terreinen kennis en ervaring te bundelen en ter beschikking van de gemeenten te stellen, door te zorgen voor de predikantsopleiding, en door het gesprek tussen de verschillende modaliteiten te laten voortgaan. Zij is het adres en gezicht van de kerk als geheel naar buiten. Daarom regelt de generale synode de oecumenische relaties, alsmede het werk van zending en werelddiaconaat, en onderhoudt zij contacten met bijvoorbeeld de landelijke overheid. Voor dat alles is nodig, dat de generale synode de regelgeving voor de kerk bijhoudt. Zij is bevoegd de kerkorde te wijzigen en op onderdelen specifieke regels te ontwerpen.’ (PKN 2009)
Daarnaast kent de GS van de PKN een dagelijks bestuur , het zogenoemde moderamen. Dit moderamen telt zeven leden en vergadert in principe iedere week. Het moderamen kent een ambtelijk secretaris, de scriba. De scriba wordt voor een termijn van vier jaar benoemd uit de dienstdoende predikanten van de kerk. De preses (voorzitter) en de eerste assessor (vicepreses) worden voor een termijn van vier jaar gekozen door de generale synode gekozen uit de leden van de synode (PKN 2009). Nu in hoofdlijnen de organisatiewijze van de protestantse kerken is geschetst roept dat de vraag op wat een dergelijke organisatiewijze voor gevolgen heeft. Dierickx (2008: 237) veronderstelt dat kerken tot de normatieve organisaties moeten worden gerekend en stelt vast dat er binnen deze organisaties niet altijd sprake is van culturele consensus. Er zijn niet alleen conflicten met de buitenwereld, maar ook tussen leiders en leden. Specifiek voor christelijke organisaties is hun culturele doelstelling en cultuurkritische aard. Hiermee verworden zij tot maatschappelijke organisaties en als dusdanig ook een vertegenwoordiger van een maatschappelijke groepering (Noordegraaf 2004: 229). De kerk is daarmee deels verworden tot één van de spelers in het maatschappelijke middenveld en voor kerken geldt dat zij niet langer vanzelfsprekend spreken als ‘draagster van de ene Christelijke cultuur’ (Wal 2006: 327). Lange tijd was de protestantse kerk in Nederland hoeder van de christelijke cultuur en zij kende een grote machtsbasis onder de leden. Zij was een van de leidende opiniemakers en had een duidelijke stem binnen het verzuilde Nederland. Kerkelijke gezindte werd echter een steeds minder belangrijke scheidslijn (Andeweg 1993: 11
De schepping is zo (niet) bedoeld
83). Niet langer is vanzelfsprekend dat het kerkelijke standpunt overgenomen wordt door leden en betrokken politieke partijen, maar moet zij haar standpunten verdedigen en kan zij ook onder vuur komen te liggen. De afhankelijkheid van de kerk van de publieke opinie is daarmee sterk toegenomen en dat vraagt om een andere opstelling van de kerk. Zo kent de PKN een landelijk opererende persdienst vanuit hun eigen dienstencentrum (PKN 2009). De organisatie van de kerk is in de eerste plaats een bottom-up organisatievorm, die voor een belangrijk deel de macht legt bij de (gekozen) leden van de lokale kerkenraden. Dit werkt in de hand dat er sprake is van een grote mate van pluriformiteit op lokaal niveau. Deze pluriformiteit wordt deels ingeperkt door het bestaan van een aantal overkoepelende vergaderingen, maar deze zijn bij de kleinere kerkgenootschappen slechts tijdelijk actief en worden na de vergadering weer ontbonden (CGK 2009; zie ook: GKV 2008). Binnen de PKN is dan ook gekozen voor een meer gecentraliseerd systeem, waarin (delen van) de GS een constant aanwezig bestuur vormen. Landelijk opererende diensten, als de persdienst zijn ondergebracht in het dienstencentrum en zorgen voor een eenduidig landelijk beleid (PKN 2009). Dit gaat vanzelfsprekend ten koste van de vrijheden van de lokale gemeenten, maar dit is noodzakelijk om een grote kerk aan te sturen. De kleinere kerkgenootschappen kennen dan ook een grotere mate van bottom-up benadering dan de PKN. Binnen een maatschappelijke organisatie zijn er voor- en nadelen verbonden aan een top-down of bottom-up benadering. Een top-down benadering heeft als grote nadeel dat binnen een maatschappelijke organisatie dan ‘de leiding’ constant bezig is met het ‘verkopen’ van de eigen inzichten. Dan ontstaat al snel een situatie waarin niets anders gedaan wordt dan het ‘verkopen’ van de eigen opvattingen (Mouwen 2008: 132). Het is dan ook niet verbazend dat de betrokkenheid van gelovigen bij de kleinere kerkgenootschappen groter is dan bij de PKN. Echter dit kan niet alleen vanuit een grotere betrokkenheid als gevolg van de organisatiewijze verklaard worden, want in kleinere kerkgemeenschappen geldt natuurlijk ook een vanzelfsprekende grotere sociale controle en betrokkenheid. Vooral de grotere mate van betrokkenheid blijkt voor homoseksuele christenen een reden te zijn trouw te blijven aan de oorspronkelijke kerk (interview M. Luiten). Echter een te grote mate van bottom-up kan tot gevolg hebben dat er een te grote verscheidenheid ontstaat en dat er geen gezamenlijk ‘doel’ meer bestaat. Gezien het feit dat het in wezen gaat om kleinere groepen met wel degelijk een elite in de vorm van predikanten, ouderlingen en diakenen lijkt deze kans, zeker in kleinere kerkgenootschappen, niet zeer groot. Het feit dat de mens een
12
De schepping is zo (niet) bedoeld
kuddedier is en zonder kudde niet verder komt speelt hierin een belangrijke rol (Taccoen 2005: 219). Posthumus (2004: 51) wijst op het voordeel van een meer democratisch georganiseerde kerk. Zijns inziens is het zo dat een grotere hiërarchie tot gevolg heeft dat minder snel ideeën van gelovigen leiden tot veranderende standpunten aan de top. Ten aanzien van homoseksualiteit valt op, dat inderdaad op gemeentelijk niveau grote verschillen worden geconstateerd in de mate van acceptatie (interview M. Luiten). Een begin van acceptatie op ‘laag’ niveau zou inderdaad tot gevolg kunnen hebben dat ook op ‘hoog’ niveau een acceptatieproces op gang kan komen. Vraag is echter of de acceptatie van homoseksualiteit op ‘hoog’ niveau niet verder is dan op ‘laag’ niveau (zie pagina 43). In hoofdlijnen is er nu een beeld geschetst van de wijze waarop de protestantse kerken zijn georganiseerd en er is vastgesteld dat de kleinere kerkgenootschappen over het geheel genomen regressiever zijn dan de PKN. In het volgende hoofdstuk zal een beeld worden gegeven van een aantal christelijke homobewegingen.
Welke christelijke homobewegingen kunnen worden onderscheiden?
De orthodoxe kerken lijken, mede op basis van de eerder aangehaalde veronderstelling van Hoek, in hun maatschappelijke positie steeds meer te kunnen worden beschouwd als een ‘regressieve subcultuur’. Hoek veronderstelt zelfs tot de ‘laatsten der mohikanen’ gerekend te moeten worden in zijn veroordeling van homoseksualiteit op geloofsgronden (Hoek 1995: 40). Progressief kan in de huidige tijd (binnen Nederland) worden gedefinieerd als een volledige gelijkstelling tussen heteroseksualiteit en homoseksualiteit. Juridisch is dit namelijk bereikt met de openstelling van het burgerlijk huwelijk in 2001. Een beweging of kerkgenootschap waar de gelijkstelling van homoseksualiteit aan heteroseksualiteit uitgangspunt of doel is, zal daarom als progressief gelden. Een kerkgenootschap dat het als progressief kon worden ingedeeld is de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden (in 2004 opgegaan in de PKN). In 2001 werd namelijk door de synode uitgesproken dat alle relaties binnen de kerk op dezelfde manier dienden te worden behandeld (Palm 2005: 57). Zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken valt dit standpunt samen met de Bijbelse visie dat homoseksualiteit beschouwd moet worden als een gave, of in ieder geval als een gelijkwaardig alternatief voor heteroseksualiteit. Sprake van regressieve bewegingen of kerkgenootschappen is er wanneer de gelijkstelling van 13
De schepping is zo (niet) bedoeld
heteroseksualiteit aan homoseksualiteit wordt betwist. Hier is sprake van bij alle orthodoxgereformeerde kerkgenootschappen, waar over het algemeen het begrip homoseksualiteit moeilijk of niet bespreekbaar is en men overtuigd is van de onmogelijkheid van een homoseksuele relatie gebaseerd op Bijbelse waarden. De opstelling is dat het niet normaal is dat iets dat driekwart eeuw nog als zonde werd gezien nu normaal hoort te zijn (Reformatorisch Dagblad 3 november 2009). Hier is sprake van de Bijbelse visie, die veronderstelt dat de bijbel zich slechts negatief uitlaat over homoseksualiteit en dat homoseksualiteit om die reden een zonde is. Binnen deze ‘regressieve subcultuur’ zijn een aantal verenigingen actief die trachten het gesprek over homoseksualiteit wel degelijk te voeren. De wijze waarop wordt omgegaan met seksualiteit wordt neergelegd bij het individuele lid (ContrariO) of er wordt gekozen voor een ‘sceptische houding’ ten aanzien van genezing (RefoAnders), of er wordt ‘genezing’ nagestreefd (Different). Hoewel zij dus op het punt van het bespreekbaar maken progressief zijn ten opzichte van de kerkgenootschappen waar zij uit voort komen steunen zij geenszins de gelijkstelling van homoseksualiteit aan heteroseksualiteit, wat tot gevolg heeft dat zij als regressief ten opzichte van de Nederlandse samenleving gekenmerkt moeten worden. Het standpunt van ContrariO, namelijk overlaten aan de individuele leden, zou het beste omschreven kunnen worden als de tussenpositie binnen de verschillende Bijbelse visies op homoseksualiteit. Hoewel homoseksualiteit op grond van de bijbel niet ‘goed te praten’ valt, zijn er situaties dat het beter is een relatie te hebben, dan alleen te blijven. Deze groepen, voortgekomen uit initiatief van leden van de (protestantse) kerken, zouden kunnen worden gekenmerkt als belangengroepen, aangezien zij het specifieke belang van gelovigen met homofiele en/of homoseksuele gevoelens vertegenwoordigen. Sunier (1996: 21-24) onderscheidt het ‘belangenstrijdperspectief’ dat de aandacht vestigt op een tweetal aspecten: belangenarticulatie en organisatievorming. Belangenarticulatie is in zijn ogen nauw verbonden met identiteitsvorming en de wijze waarop iemand zichzelf ziet en door anderen wordt gezien. In deze situatie is belangrijk of men spreekt van homofilie of homoseksualiteit, of men homoseksualiteit ziet als een geaardheid of een gerichtheid en welke Bijbelse visie men aanhangt en hoe men daar vervolgens invulling aan geeft. Dezelfde religieuze boodschap kan worden aangehangen, maar de invulling kan per persoon sterk verschillen. Binnen de christelijke traditie zijn er grote verschillen in de wijze waarop omgegaan wordt met de invulling (exegese en hermeneutiek) van de Bijbels
14
De schepping is zo (niet) bedoeld
boodschap. Het verschil in de benaderingswijze van homoseksualiteit wordt voor het grootste deel bepaald door exegese en hermeneutiek. Organisaties zijn opgezet om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en vertalen deze in ‘een bepaald discours en een politieke strategie.’ Een politieke strategie die niet zo zeer gericht is op ‘grote’ politieke doelen en het veranderen van de staat, zoals de oude sociale bewegingen dat wel waren (Williams 2000: 2-3). Naar zijn mening is ‘het collectief’ ondertussen vervangen door een situatie waarin enkele individuen samenkomen en hij constateert dan ook het volgende:
‘This latter description sounds more like the myriad of religious movements in American history, particularly those that have used revivalism as their main technique. While their primary aim has been bringing people to religion and the care of souls, it remains true that they often are not satisfied with only transformed personal and private lives. Along with changing hearts and minds, many revivalist religions also conceive of that as the path toward social change; conversion is a strategy for social change as well as for individual salvation.’ (Williams 2000: 3)
Vastgesteld moet worden dat de verschillende bewegingen in een lastige situatie moeten manoeuvreren, want enerzijds hebben zij meestentijds een regressief kerkgenootschap ter rechter zijde en een progressieve samenleving ter linker zijde en niet alleen een progressieve samenleving, maar soms ook een meer progressief ingesteld kerkgenootschap binnen het zeer brede spectrum van de protestantse kerken. Daarnaast zijn er ook nog grote verschillen tussen de verschillende bewegingen, want ook zij streven verschillende zaken na, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken. In de komende pagina’s zal ik geen uitputtende lijst van deze bewegingen trachten te geven, maar veel meer een schets van een aantal die gezamenlijk in belangrijke mate het gehele spectrum beslaan Doelstelling en achterban CHJC heeft in zekere zin de meest brede achterban van allemaal en staat open voor alle kerkelijke gezindten. Hoewel open voor alle kerkelijke gezindten is haast 60% van de leden afkomstig vanuit de PKN en bezoekt 76% van de leden geregeld een kerkdienst Opvallend hoog is ook het aantal respondenten dat aangeeft dat homoseksuelen onbeperkt welkom zijn in hun kerk, namelijk 50%. Slechts een kleine 20% geeft aan dat homoseksuelen niet (erg) welkom zijn (CHJC 2008). Voor een deel van de leden is de grote verscheidenheid in het 15
De schepping is zo (niet) bedoeld
ledenbestand een probleem, want men veronderstelt dat dit de Christelijke grondslag van de vereniging zou kunnen doen verwateren. Het grootste deel van de leden is echter van mening dat de verscheidenheid een toegevoegde waarde heeft (Rovers 2008: 59). De doelstelling van deze vereniging is logischerwijs ook breder dan die van de andere bewegingen:
‘De vereniging heeft als doel mensen met een christelijke levensovertuiging, die homoseksueel zijn, samen te brengen en daarnaast de integratie van homoseksuelen binnen kerk en samenleving te bevorderen.’ (CHJC 2009)
Deze doelstelling wordt vervolgens uitgewerkt in een zevental kernwoorden, te weten: Vriendschap; Verdieping; Volwaardigheid; Verantwoordelijkheid; Vertegenwoordiging; Verscheidenheid en Vrolijkheid. CHJC is van mening dat geloof en homoseksualiteit wel degelijk samen kunnen gaan en dat Bijbelse argumenten die het tegendeel zouden bewijzen, bij zorgvuldige bestudering van de context geen stand kunnen houden (CHJC 2009). CHJC is daarmee de enige christelijke homobeweging die in haar doelstelling duidelijk de keuze maakt vóór de aanvaarding van homoseksuele relaties. Problematisch is dat zij als gevolg van deze keuze voor bepaalde kerken afvalt als serieuze gesprekspartner. Het gesprek zou dan niet meer ‘open’ worden gevoerd en de angst leeft dat de uitkomsten van het gesprek dan al van tevoren zijn bepaald (interview M. Luiten). Het probleem voor CHJC dat opgelost zou moeten worden is het feit dat homoseksualiteit binnen bepaalde kerkgenootschappen niet geaccepteerd wordt. De huidige voorzitter verwacht dan ook dat de doelgroep over 25 jaar uit de kerken komt die nu als orthodox worden beschouwd (Veldhuizen 2008). Gezien de ontwikkeling in de afgelopen jaren binnen andere kerken, waarbij individuele leden een belangrijke rol hebben gespeeld, lijkt dit zeer voor de hand liggend, mits niet andere bewegingen de rol van CHJC overnemen (Posthumus 2004: 41). Belangrijkste doel voor Stichting RefoAnders is het bespreekbaar maken van en het creëren van openheid rond het hebben van homogevoelens binnen de totale breedte van de reformatorische wereld (RefoAnders 2008). De missie en hoofdgedachte zijn hier dan ook op gebaseerd.
16
De schepping is zo (niet) bedoeld
1. Doelstelling / Missie Stichting RefoAnders zet zich binnen de totale breedte van de reformatorische wereld in voor toenemende openheid ten aanzien van de vragen die zich voordoen rond het hebben van homogevoelens, waardoor deze beter bespreekbaar worden.
2. Hoofdgedachte Stichting RefoAnders is van overtuiging dat het leven van een christen op alle terreinen, en dus ook op seksueel terrein, in harmonie behoort te zijn met Gods wil, zoals geopenbaard in Zijn Woord. (RefoAnders 2008)
Voor RefoAnders ligt het probleem op het punt dat bepaalde zaken onbespreekbaar zijn en daar moet verandering in komen. Opvallend is dat de vereniging in de ‘hoofdgedachte’ spreekt van leven ‘in harmonie met Gods wil’. Dit biedt ruimte voor interpretatie en lijkt ingegeven te zijn door de wens ook buiten reformatorische kring serieus genomen te worden. Net als bij ContrariO wordt de beslissing over het ethisch meest gevoelig liggende onderdeel bij de individuele leden gelegd. Echter dit gebeurt slechts impliciet en later zal vastgesteld worden dat ‘in harmonie met Gods wil’ binnen reformatorische kringen toch in de eerste plaats betekent seksuele onthouding. In wezen geldt hier dat er een negatieve grondhouding ten aanzien van homoseksualiteit is. Is RefoAnders opgericht met het doel om de bespreekbaarheid te bevorderen, Onze Weg vindt zijn oorsprong in een reactie op het wetsvoorstel voor de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) (1982), waarin een monopoliepositie zou ontstaan ‘op het terrein van vrije meningsuiting en van hulpverlening aan mensen met homoseksuele gevoelens’ (Onze Weg 2009). De doelstelling van de vereniging bevindt zich dan ook in het behartigen van de belangen van een specifieke groep:
Het behartigen van de belangen van christenen met een homoseksuele gerichtheid of achtergrond die vanuit een diepgewortelde overtuiging geen seksuele relatie willen aangaan met iemand van hetzelfde geslacht. (Onze Weg 2009)
17
De schepping is zo (niet) bedoeld
Op de website van Different wordt de doelstelling van Onze Weg als volgt omschreven: ‘De doelstelling van Onze Weg is tweeledig: het behartigen van de belangen van exhomoseksuelen in de meest ruime zin van het woord op Bijbelse gronden en het georganiseerd naar buiten treden om de visie van Onze Weg bekend te maken’ (Different 2009). Opvallend is dat deze omschrijving de beoogde doelgroep een stuk kleiner maakt en dat de doelstelling ook veel meer ophef zou doen ontstaan, dan de op de eigen website weergegeven doelstelling. Problematisch is dus ook niet de homoseksuele gerichtheid, maar het standpunt van de overheid, zoals vormgegeven in de AWGB. Toch is het niet zo dat homoseksualiteit geen probleem is, want vanuit de gehanteerde Bijbelvisie is duidelijk dat het hebben van een homoseksuele relatie geen optie is. Ook wordt op de website duidelijk verwezen naar de samenwerking met Different. Different op haar beurt is al in 1975 opgericht en biedt hulpverlening op een tweetal gebieden, namelijk enerzijds homoseksualiteit en anderzijds seksverslaving. Homoseksualiteit en seksverslaving worden hier dan ook impliciet met elkaar gelijkgesteld. Vraag is of zij daadwerkelijk gerekend mag worden tot de christelijke homobewegingen, want zij staat expliciet voor een verandering van seksuele gerichtheid (Different 2009). Toch zal zij hier wel besproken worden, want in haar visie ligt wel degelijk een claim besloten tot verandering van de bestaande sociale situatie rond homoseksualiteit. In combinatie met de constatering dat het christelijke geloof in belangrijke mate een culturele doelstelling kent, is dit voldoende reden Different tot de sociale bewegingen te rekenen (Dierickx 2008: 237). De culturele doelstelling van Different is daarmee gelegen in het feit dat zij de gebrokenheid der wereld tracht aan te pakken met therapie (Different 2009). De gebrokenheid der wereld slaat terug op de zondeval in het paradijs, waardoor ziekte, dood en verderf in de wereld kwamen (zie: Gen 3; RefoAnders 2008) Daarnaast zijn er wel degelijk werkzaamheden van Different, die gerekend kunnen worden tot de activiteiten van een sociale beweging. Zo wordt er bijvoorbeeld voorlichting gegeven aan kerken, verenigingen en scholen (Siebesma 2008: 31). In 2006 is er door deze vereniging ook een lespakket uitgegeven voor het VO en daarnaast neemt de vereniging ook publiekelijk stelling (Staaij 2006). Als motto van Different wordt gehanteerd: ‘It’s good to be different. Je bent als mens veel meer dan je seksuele gerichtheid of seksuele problemen. Je bent een unieke persoon geschapen naar het beeld van God. En Hij houdt van jou.’ (Different 2009). Problematisch aan deze beide bewegingen is dat zij zich in de afgelopen jaren, buiten hun
18
De schepping is zo (niet) bedoeld
voorlichtingsactiviteiten, betrekkelijk eenzijdig hebben gericht op ‘genezing’ of ‘verbleking’ van homoseksuele gevoelens. Natuurlijk is dit ook een beeld dat de media hebben geschapen, maar gevolg is wel dat ze in progressieve kring weinig serieus worden genomen. Nemen hierboven besproken stichtingen een in meer of mindere mate een helder standpunt in op homoseksualiteit, voor ContrariO geldt dat dit standpunt overgelaten wordt aan de individuele leden. De verantwoordelijkheid wat betreft ‘leefstijl, gedachten en uitspraken’, wordt expliciet bij de individuele leden gelegd (ContrariO 2009a).
Je moet je beseffen, dat het maken van ethische keuzes in zeker opzicht een bijzaak is. Het geloof in Christus moet ons leven bepalen. Het is belangrijker de moeiten in het geloven in God en het aanvaarden van Zijn beloften te bespreken dan de moeiten die mensen kunnen hebben met het leven naar Gods wil. En dat wordt binnen onze kerken nogal eens vergeten. Sterker nog, men gaat er vaak gewoon van uit, dat je gelooft. Dat je de aanwezigheid van God ervaart in je leven. Dat je jezelf geliefd weet door God. Dat je Jezus wilt navolgen. Maar door allerlei omstandigheden kan het zo zijn, dat dat helemaal niet zo is. Dáár moet het allereerst over gaan, over wat die belemmeringen zijn. (Westergraaf 2005: 14-15)
Doel is het bevorderen van een kerkelijk klimaat waar iedere homo of lesbienne zich thuis kan voelen en het op gang brengen en houden van het gesprek over homoseksualiteit binnen de gereformeerde kerken. Oorspronkelijk gaat het om een Vrijgemaakt Gereformeerde vereniging, maar ondertussen staat zij open voor allen uit aangrenzende kerkgenootschappen (ContrariO 2009a). Ook voor ContrariO is het probleem gelegen in het feit dat homoseksualiteit een onbespreekbaar onderwerp is en uit de taboesfeer gehaald moet worden. De vraag of homoseksuele seks op Bijbelse gronden mogelijk is wordt door de vereniging vooruit geschoven. Er is van verschillende kanten kritiek op het feit dat de meningsvorming wat betreft ‘leefstijl, gedachten en uitspraken’ expliciet bij de individuele leden wordt gelegd. Vanuit orthodoxe hoek wordt dit gezien als een standpunt dat niet in overeenstemming is met de bijbel en vanuit progressieve hoek is de kritiek dat ze een status quo lijken te willen handhaven. Het gaat hier echter om een bewuste keuze, waarbij het doel is gelegen in het open houden van de gesprekken met alle betrokken partijen. Opvallend is dat meer progressieve christelijke homo’s expliciet wijzen op de toegevoegde 19
De schepping is zo (niet) bedoeld
waarde van meer regressief ingestelde verenigingen (interview M. Luiten en G. van Oosten). De toegevoegde waarde bevindt zich dan in het feit dat zij een publiek bereiken dat niet te bereiken is vanuit meer progressieve verenigingen. Juist de bespreekbaarheid is dan al een stap in de goede richting. Alle bewegingen handelen vanuit hun wens om de homoseksuele naaste tegemoet te komen en de problematisering ligt op het gebied van de homoseksualiteit. CHJC is de enige vereniging die openlijk een probleem ziet in de non-acceptatie van de homoseksuele praxis en meent op te moeten komen voor de integratie van homoseksuelen binnen kerk en samenleving. ContrariO problematiseert in de eerst plaats het feit dat er een onvriendelijk klimaat in de gereformeerde kerken heerst, waar het homoseksualiteit betreft en streeft naar een beter klimaat voor homo’s en lesbiennes. Deze beide partijen kunnen om die reden als progressief beschouwd worden. ContrariO is weliswaar regressief ten aanzien van (het officiële standpunt van) de PKN, maar progressief ten aanzien van de orthodoxe kerken. De andere bewegingen lijken in de eerst plaats het begrip homoseksualiteit te problematiseren en het feit dat dit een in Nederland geaccepteerde vorm van seksualiteit is. Onze Weg en Different strijden daarbij openlijk voor mensen die vanuit hun geloof geen uiting willen geven aan hun homoseksuele gevoelens, terwijl RefoAnders ditzelfde doet maar iets minder duidelijk is in haar stellingname. Onze Weg en Different strijden daarmee voor behoud van de waarden van de vertegenwoordigde orthodoxe kerkgenootschappen en zijn daarmee onderdeel van de regressieve subcultuur. Wat betreft RefoAnders geldt dat op het punt van de bespreekbaarheid een progressieve stap wordt gezet, maar verder geldt deze beweging als regressief.
Homofilie / homoseksualiteit Het verschil tussen homofilie en homoseksualiteit is een verschil dat gemaakt wordt om het onderscheid te maken tussen de homoseksuele praxis (homoseksualiteit) en de homoseksuele gevoelens (homofilie). Deze woordkeuze maakt wel degelijk een wereld van verschil. Zij is afkomstig van een door Douma aangebracht onderscheid tussen homofilie en homoseksualiteit. Douma meent dat dit een wezenlijk onderscheid is dat op grond van de Bijbel gemaakt zou moeten worden en dat in belangrijke mate nog steeds het denken over homoseksualiteit in de christelijke kerken beïnvloedt. Van homoseksualiteit wordt alleen gesproken wanneer er sprake is van homoseksuele activiteiten, terwijl een homofiele 20
De schepping is zo (niet) bedoeld
gesteldheid, geaardheid of gerichtheid daarvan onderscheiden moet worden. Iemand kan dus homofiel zijn zonder homoseksueel te zijn (Douma 1998: 33). Volgens Kool (1995: 27) wil dit onderscheid eigenlijk zeggen dat: ‘je (ziel) mag het wel zijn, als je (lichaam) het maar niet doet.’ Volgens hem is dit een tweedeling die past binnen het rooms-katholieke geloof, aangezien daar een onderscheid wordt gemaakt tussen het lagere en hogere in de mens. Zijns inziens is dit verschil echter on-Bijbels en ongereformeerd en moet dit daarom van de hand gewezen worden. Toch speelt dit onderscheid voor de bewegingen en de verschillende kerken wel degelijk een rol en daarom zal er aandacht aan worden besteed. In de uitwerking, zoals dit argument in de praktijk wordt toegepast, wordt het zelfs wel gezien als de mogelijkheid om ‘Bijbels verantwoord’ te kunnen opereren en tegelijkertijd af te stappen van het feit dat homoseksualiteit een ziekte is. Winstpunt van de afgelopen jaren is namelijk dat ook binnen de orthodoxe kerken (in Nederland) ondertussen algemeen aanvaard is dat homoseksualiteit geen ziekte is. CHJC is de enige vereniging die een christelijke homovereniging is ‘die op de vraag of homoseksualiteit - inclusief het hebben van een liefdesrelatie met iemand van hetzelfde geslacht - en christen-zijn samen kunnen gaan volmondig “ja” zegt’ (Timmers 2008). De keuze voor het woord homoseksuelen benadrukt voorts dat er sprake is van een keuze voor een gelijkschakeling tussen heteroseksuele en homoseksuele relaties. Er is dus sprake van een progressieve grondhouding ten aanzien van homoseksualiteit en homofilie. Het is vervolgens aan individuele leden om deze gelijkschakeling naar eigen goeddunken in te vullen. Anderzijds zijn er Different, Onze Weg en RefoAnders, welke drie negatief staan ten opzichte van het aangaan van een homoseksuele relatie. Homoseksuele relaties zijn voor hen een beladen onderwerp en zij baseren zich hierin op een aantal gegevens uit de Bijbel, waaronder het scheppingsverhaal en de heiligheidswetten uit Leviticus, maar ook een passage uit de brieven van Paulus. De relatie met Jezus dient ijkpunt of middelpunt van het leven te zijn. De relatie met Christus zou een vervanging dienen te zijn voor het huwelijk. Op de website van RefoAnders wordt expliciet verwezen naar het feit dat homoseksuelen niet de enigen zijn die deze worsteling moeten doormaken.
21
De schepping is zo (niet) bedoeld
‘Daar tegenover staat dat ook mensen met homogevoelens zich bewust moeten zijn dat zij niet de enige zijn die worstelen met de behoefte aan geborgenheid. dit geldt ook voor vele alleengaanden met heterogevoelens, mensen die door het wegvallen van hun partner alleen staan of mensen die nooit een partner voor het leven gevonden hebben. Ook van hen wordt verwacht dat zij in onthouding leven wanneer zij hun seksuele behoeften niet binnen een huwelijk als man en vrouw vorm kunnen geven.’ (RefoAnders 2008)
Opvallend is deze gelijkstelling tussen homo- en heteroseksualiteit wat betreft onthouding van seksuele behoeften. Wel heb ik sterk de indruk dat de lat voor homoseksuelen binnen de verschillende kerken, waar het seksuele onthouding betreft, hoger ligt dan voor heteroseksuelen (interview Van Oosten en anoniem). Daarnaast valt de keuze voor de woorden ‘homogevoelens’ en ‘heterogevoelens’ op. Door het gebruik van deze woorden kan het door Douma aangebrachte verschil worden omzeild en wordt een discussie over woordkeuze vermeden. De term ‘gevoelens’ wordt ook gebruikt door Hoek (1995: 52-56), bestuurslid van RefoAnders. Hij stelt expliciet dat homoseksuele gevoelens niet alleen erkend mogen worden, maar ook aanvaard. Homoseksualiteit wordt dus veroordeeld, terwijl homofilie expliciet wordt aanvaard.
Binnen RefoAnders gesproken over een worsteling, waarbij de uitkomst is dat het aanvaarden van homoseksuele relaties niet binnen de Bijbelse context valt, maar homogevoelens wel aanvaard dienen te worden. Binnen Onze Weg wordt deze visie waar het de homoseksuele relaties betreft gedeeld.
‘De Bijbel beschrijft het huwelijk als een levenslang verbond tussen een man en een vrouw, het is Gods bedoeling dat seksuele gemeenschap plaatsvindt binnen de grenzen van dit huwelijk. Leven in een homoseksuele relatie is volgens de Bijbel niet in overeenstemming met Gods bedoeling.’ (Onze Weg, 2009)
Ook de houding van Different ten aanzien van homoseksualiteit zou omschreven kunnen worden, als in bovenstaand citaat weergegeven. Beide stichtingen spreken in hun uitingen expliciet van homoseksualiteit en hanteren niet het verschil dat door Douma is aangebracht. Het grote verschil met RefoAnders is gelegen in het feit dat binnen RefoAnders gepleit 22
De schepping is zo (niet) bedoeld
wordt voor aanvaarding van de homogevoelens en dit bij Different en Onze Weg niet het geval is. Niet alleen homoseksualiteit wordt dan veroordeeld, maar ook homofilie. ContrariO vermijdt grotendeels het gebruik van de termen homofilie en homoseksualiteit door het te hebben over homo’s en lesbiennes. Ook zij willen hun handen niet branden aan het aanbrengen van een onderscheid tussen, maar gezien de opstelling op het punt van ‘leefstijl, gedachten en uitspraken’ is dit ook niet verwonderlijk (interview anoniem). Een verwijzing naar homofilie of homoseksualiteit zou te gemakkelijk als een stellingname kunnen worden geïnterpreteerd. Individuele leden van ContrariO maken wel degelijk hun eigen keuzes. Opmerkelijk is dat de Bijbel voor een deel ruimte biedt voor ‘relaties in liefde en trouw’ en daarmee ook voor ‘seriële monogamie’. Dit houdt in dat seks geoorloofd is binnen een relatie en relaties elkaar dus ‘betrekkelijk’ snel afwisselen en ‘betrekkelijk’ kort duren (interview anoniem). ContrariO gaat weliswaar minder ver dan CHJC, maar kan toch, mede door de houding van de individuele leden, als progressief op het gebied van homofilie en homoseksualiteit worden ingedeeld. RefoAnders accepteert expliciet het bestaan van homofilie en is op dit punt progressief ten aanzien van de reformatorische kerkgenootschappen. Different en Onze Weg accepteren niet het bestaan van deze gevoelens en kunnen om die reden op dit punt als regressief worden gekenmerkt. Waar het gaat om de acceptatie van homoseksualiteit hebben RefoAnders, Onze Weg en Different een identiek standpunt en menen zij dat dit op grond van de Bijbel onacceptabel is. Wel biedt RefoAnders impliciet meer ruimte voor het bestaan van homoseksuele relaties. Toch zijn deze drie bewegingen regressief waar het gaat om het accepteren van de homoseksuele praxis. CHJC daarentegen meent dat homofilie en homoseksualiteit goed samen kunnen gaan en dat de bijbel ruimte biedt voor homoseksualiteit als praxis. Het standpunt van CHJC kan dan ook als progressief worden beschouwd. ContrariO vermijdt begrijpelijkerwijs het gebruik van dit door Douma geïntroduceerde verschil. Toch lijkt een meerderheid van de leden een progressief standpunt in te nemen ten aanzien van zowel homofilie, als homoseksualiteit.
Verandering van geaardheid / gerichtheid Naast het verschil tussen homofilie en homoseksualiteit, dat bij de verschillende bewegingen (in deze vorm) geen grote rol lijkt te spelen is er ook nog het verschil tussen 23
De schepping is zo (niet) bedoeld
geaardheid en gerichtheid. In benadering tussen geaardheid of gerichtheid bevindt zich de vraag of er een biologische verklaring is of niet. Bij geaardheid wordt aangenomen dat het in de genen zit, terwijl bij gerichtheid ‘de richting naar het andere geslacht is afgesloten’ (Seldenrijk 2004: 30) In het laatste geval is er dus sprake van een met therapie ‘op te lossen’ probleem. Dit verschil is,net als het verschil tussen homofilie en homoseksualiteit, wezenlijk, omdat bij het aanvaarden van homofilie als geaardheid er geen verandering mogelijk is, terwijl uitgaande van een gerichtheid deze verandering wel degelijk tot de mogelijkheden behoort. Er wordt expliciet niet meer gesproken van ‘genezing’, omdat het feit dat het niet gaat om een ziekte gemeengoed is geworden. Wat niet uitsluit dat er wel degelijk individuele personen homofilie nog steeds als een ziekte beschouwen. Different kent voor het veranderen van de homoseksuele gerichtheid (of een andere seksuele verslaving) een therapie die een gedragsverandering tot gevolg moeten hebben. ‘In totaal hebben twintig cliënten in 2006 de therapie beëindigd; bij veertien van hen was het hulpverleningstraject afgerond, zes stopten voortijdig vanwege een gebrek aan motivatie’ (Different 2007: 13). Op het gebied van de mogelijkheid tot verandering van de homoseksuele geaardheid verschillen RefoAnders en Onze Weg echter (enigszins) van mening. Getuige de gevoerde discussie rondom de subsidie voor RefoAnders en Onze Weg, waar de inzet was in hoeverre beide stichtingen genezing nastreefden, waarbij RefoAnders zijn subsidie heeft behouden en Onze Weg niet. Op haar website spreekt Onze Weg van de mogelijkheid van verandering in de volgende woorden:
‘Voor een christen met homoseksuele gevoelens betekent verandering dat hij in staat is zijn/haar homoseksuele gevoelens een plaats te geven waardoor hij/zij er niet meer door beheerst wordt en waardoor hij/zij in staat is keuzes te maken die in overeenstemming zijn met zijn/haar overtuiging. Bij sommigen is er ook sprake van verandering naar heteroseksualiteit.’ (Onze Weg 2009)
Volgens de stichting is verandering het doel en niet ‘genezing’, omdat homoseksualiteit niet als een ziekte wordt beschouwd. Dit wordt door vrijwel alle betrokkenen als een groot winstpunt beschouwd ten opzichte van de situatie enkele jaren geleden. RefoAnders meent echter wel degelijk dat de mogelijkheid bestaat dat homoseksuele gevoelens met therapie kunnen worden veranderd, maar staat anderzijds ook sceptisch tegenover verandertherapie.
24
De schepping is zo (niet) bedoeld
‘Wij erkennen dat er soms situaties zijn waarbij bij kinderen door traumatische ervaringen een scheefgroei veroorzaakt wordt in het gevoelsleven. We zien dit echter eerder als uitzondering dan als regel. In die specifieke situaties kan wellicht door een goede verwerking van het trauma een verandering in gevoelens ontstaan. Over het algemeen staat Stichting RefoAnders echter sceptisch tegenover de mogelijkheid langs therapeutische weg te komen tot het veranderen van seksuele voorkeur of gerichtheid. Het ontstaan van homogevoelens op heel jonge leeftijd kan samenhangen met een problematische verhouding met één van de ouders die het gevoelsleven van het kind ingrijpend heeft gestempeld. Er kunnen echter vele andere factoren meespelen in de ontwikkeling van het kind, terwijl de oorzaak van homogevoelens ook in een natuurlijke aanleg zou kunnen liggen.’ (RefoAnders, 2008)
In een artikel in het Nederlands Dagblad van 9 januari jl. onderkent Johan Quist, voorzitter van RefoAnders, echter het verschil met de Stichting Onze Weg (en dus ook Different) en meent het volgende: ‘Onze Weg staat toch dichter bij de veranderingsvisie dan wij. In ons visiedocument staat ook duidelijk dat we sceptisch staan tegenover veranderingstherapieën’ (Nederlands Dagblad 9 januari 2009). Dit verschil in visie met Onze Weg en Different komt grotendeels voort uit het feit dat binnen RefoAnders het bestaan van homofilie wordt erkend en homofiele gevoelens ook daadwerkelijk aanvaard mogen worden. Sceptisch wil echter absoluut niet zeggen dat verandering dus uitgesloten wordt, zoals we hebben gezien in bovenstaand citaat. Onze Weg op haar beurt meent dat wetenschappelijk is aangetoond dat behoeften via psychologische weg kunnen veranderen.
‘Volgens wetenschappelijk onderzoek in Nederland, Engeland en de Verenigde Staten is het mogelijk dat behoeften langs psychologische weg kunnen veranderen. Voor de christen is er bovendien de zekerheid dat Christus daarbij wil helpen. Verandering krijgt gestalte door als christen bewuster uit het geloof te gaan leven en te geloven dat je door wedergeboorte een nieuwe schepping bent en dat je oude natuur met Christus is medegekruisigd. Dit veranderingsproces kan ertoe leiden dat (homoseksuele, pedofiele, enz.) gevoelens en behoeften in de loop van jaren verminderen en bij een aantal mensen zelfs
25
De schepping is zo (niet) bedoeld
verdwijnen. Voor sommigen betekent dit een celibatair leven waarbij voldoening wordt gevonden in bijzondere en zinvolle vriendschappen. Voor anderen kan dit leiden tot een huwelijk.’2 (Different 2009)
Nergens wordt echter informatie gegeven over welk ‘wetenschappelijk onderzoek’ wordt bedoeld en wanneer dit is uitgevoerd. Opgemerkt dient te worden, dat gesproken wordt van ‘het veranderen van behoeften via psychologische weg’ en niet expliciet over de homoseksuele geaardheid / gerichtheid. In het jubileumnummer van BinnensteBuiten komt Stichting Onze Weg met een artikel over een onderzoek dat zou aantonen dat verandering van seksuele gerichtheid wel degelijk mogelijk is. Een kort citaat uit de conclusie van het artikel, met de titel: ‘Eens homoseksueel, altijd homoseksueel?; Onderzoek van Spitzer bewijst het tegendeel!’
‘Het onderzoek kende beperkingen. Het werd maar met één groep uitgevoerd. Het is alleen gebaseerd op wat de respondenten zelf rapporteerden, waarbij ze ook nog hun gevoelens van soms jaren geleden moesten beschrijven. We moeten daarom voorzichtig zijn met de resultaten. Het gaat hier om een zeer gemotiveerde groep mensen die er veel voor over heeft om anders om te gaan met hun homoseksuele gevoelens. Dit onderzoek schetst een realistisch beeld: bij de meeste blijkt nog een behoorlijke mate van homoseksuele gevoelens aanwezig te zijn.’ (Mazzolari 2007: 34)
Let hierbij op de laatste zin, waaruit blijkt dat wat als een succes wordt aangekondigd toch minder succesvol is dan de titel doet vermoeden. In een voor dit jubileumnummer opgenomen bijschrift stelt de auteur het volgende:
‘In Nederland heeft het onderzoek van Spitzer weinig tot geen stof doen opwaaien. Dat is jammer. Wat mij betreft hoeven we niet terug naar de jaren zestig van de vorige eeuw, toen homoseksualiteit als een psychiatrische afwijking werd opgevat. Vanuit het oogpunt van wetenschap, hulpverlening en pastoraat is het echter wenselijk dat we homoseksualiteit zien als een verschijnsel dat voor ieder individu een eigen betekenis heeft gekregen, en waarmee mensen op een verschillende manier kunnen omgaan.’ (Mazzolari 2007: 34) 2 In een lezing geeft Reitze Siebesma dit onderdeel als volgt weer: ‘Mensen met homoseksuele gevoelens kunnen ervoor kiezen een celibatair leven te leiden, er is groei en verandering mogelijk; dit kan leiden tot verandering van seksuele gerichtheid.’ (Siebesma 2008: 36)
26
De schepping is zo (niet) bedoeld
De auteur meent dat homoseksualiteit niet moet worden opgevat als een psychiatrische afwijking en dit terwijl zij werkzaam is voor een vereniging die veranderingstherapie aanbiedt aan homoseksuelen en andere sexverslaafden. Opvallend is verder dat deze jubileumuitgave mede tot stand is gekomen door de financiële steun van een aantal collegainstellingen, waaronder de Nederlandse en Belgische tak van het eerder besproken Different en in het verlengde hiervan het feit dat de Stichting RefoAnders op de eigen site een bespreking van de hulpverlening van Different biedt, waarbij ook de fase van de gedragsverandering aan bod komt. Kortom RefoAnders verwijst rechtstreeks naar een therapie waar men ‘sceptisch’ tegenover staat. Onze Weg en Different zijn duidelijk in de oplossing die zij voor ogen hebben. Verandering van gerichtheid is de enige mogelijkheid om het probleem op te lossen. Gedragstherapie is het middel. RefoAnders zegt sceptisch te staan ten opzichte van gedragsveranderende therapie, maar gerede twijfel rijst wanneer blijkt dat de gedragsveranderende therapie van Different uitgebreid wordt besproken op de eigen website. Johan Quist zegt dat Onze Weg dichter bij gedragsveranderende therapie staat dan RefoAnders, maar de situatie wordt nog gecompliceerder als blijkt dat Hoek (1995: 54) het volgende schrift; ‘Er zijn mensen die door geloofsovergave en therapie geheel van homofiele gevoelens afkomen.’ De indruk bestaat dat het afstand nemen van de gedragsveranderende therapie deels ook voortkomt uit de wens de gekregen subsidie te behouden (interview Van Oosten en anoniem). Voor ContrariO en CHJC blijken de verschillen tussen geaardheid en gerichtheid weinig tot geen rol te spelen. Beide bewegingen spreken expliciet over geaardheid en staan negatief ten aanzien van gedragsveranderende therapie. Al deze bewegingen baseren zich op een aantal Bijbelteksten en (hun visie op) de Bijbel als geheel, toch wordt er tot zeer verschillende conclusies gekomen, zoals in dit voorgaande hoofdstuk hebben geconcludeerd. In het volgende deel zal nader worden bepaald hoe deze verschillende keuzes in het licht van de Bijbel bekeken moeten worden.
Bijbel en homoseksualiteit
27
De schepping is zo (niet) bedoeld
Binnen de protestantse kerken wordt zeer verschillend gedacht over de wijze waarop om gegaan zou moeten worden met homoseksualiteit. De meningen lopen uiteen van een geheel verbod, via een acceptatie met tegenzin naar een volledige gelijkstelling aan de heteroseksuele relatie. De totale breedte van regressief tot progressief wordt dan ook ondervangen. Waarbij opgemerkt, dat de wijze waarop om gegaan wordt met heteroseksuele relaties ook binnen de verschillende kerken sterk kan verschillen. Feit is dat de verschillende kerken zich baseren op één en hetzelfde boek namelijk de Bijbel. De Bijbel leent zich echter voor velerlei uitleg en in dit hoofdstuk wil ik trachten enige helderheid te scheppen in de wijze waarop de bijbel wordt gebruikt, op exegetisch en hermeneutisch vlak. Exegese wil zeggen de wijze waarop de Bijbelteksten worden uitgelegd en hermeneutiek de wijze waarop de teksten in hun verband worden geplaatst. De verschillende bewegingen gebruiken deze uitleg namelijk ter onderbouwing van hun standpunt en verwijzen hier ook expliciet naar. Zo ziet bijvoorbeeld CHJC na bestudering van de verschillende Bijbelteksten geen redenen meer om een homoseksuele relatie af te wijzen (CHJC, 2009), terwijl voor RefoAnders geldt ‘dat het leven van een christen op alle terreinen, en dus ook op seksueel terrein, in harmonie behoort te zijn met Gods wil, zoals geopenbaard in Zijn Woord’ (RefoAnders, 2008). Voor RefoAnders geldt dat de homoseksuele relatie niet in harmonie is met Gods Woord. Houtman (2006: 154) onderschrijft dat er een veelheid aan interpretaties mogelijk is en stelt dat de betekenis van een tekst ontstaat in een creatief proces van interactie tussen tekst en interpreet: ‘Kerkelijke uitleg geschiedt binnen het kader van de christelijke traditie. Dat laat onverlet dat de interpretatie van Bijbelgedeelten heel gevarieerd kan zijn en wijzigingen daarin zich kunnen voltrekken (hermeneutische cirkel). Interpretaties kunnen binnen het verloop van de geschiedenis veranderen, maar ook kunnen in dezelfde tijd heel verschillende interpretaties verdedigd worden. ‘De kerk’ bestaat immers niet. Zij is een conglomeraat van kerkgenootschappen en richtingen daarbinnen met elk hun eigen vooronderstellingen, ook ten aanzien van de Schrift. Betekenis ontstaat in een creatief proces van interactie tussen tekst en interpreet. De interpreet die in woord of geschrift zijn vertolking wereldkundig maakt, begeeft zich in de rol van bemiddelaar tussen tekst en derden. (…) Zij sturen het verstaan van de gelovigen die zich ten opzichte van hen in een situatie van afhankelijkheid bevinden. Zij behoeven zich echter niet tevreden te stellen met de rol van ontvangende partij. Wat hen aan kennis wordt bijgebracht, kan voorwerp van reflectie en interpretatie
28
De schepping is zo (niet) bedoeld
zijn. Zij kunnen daarmee, in interactie met de Schrift zelf, creatief en zelfstandig omgaan om op hun beurt als interpreten macht uit te oefenen.’3
Op basis van bovenstaande, en de organisatiewijze van de protestantse kerken in Nederland, kan geconcludeerd worden dat binnen de protestantse kerken in belangrijke mate sprake is van een democratisering van de Bijbeluitleg en dat in wezen iedere gelovige een eigen interactie met de Schrift heeft. Loonstra (2005: 86) stelt echter vast dat binnen de orthodox christelijke kerken slechts in zeer beperkte mate ruimte is om ten aanzien van het onderwerp homoseksualiteit een ‘afwijkende’ interpretatie aan te hangen.4 Zijn veronderstelling is dat de angst bestaat, dat zodra er binnen een gesprek ruimte wordt geboden aan ‘afwijkende’ standpunten, deze misschien niet bij voorbaat worden aanvaard, maar wel een ‘legitieme plaats’ krijgen en ‘dat is nu juist wat op voorhand niet mag gebeuren’. Over het nut van de dialoog merkt hij het volgende op:
‘Met behulp van zijn verstaan van de Schrift toets ik mijn eigen schriftverstaan. Wanneer beide partijen deze instelling hebben, kunnen zij verschillen van inzicht verdragen zonder te vervallen tot relativisme. De waarheid ligt namelijk niet in het midden, maar in het Woord van God. De onderdrukking van andere meningen leidt tot een verabsolutering van de heersende mening. Dat staat het ontvankelijk luisteren naar het Woord van God in de weg. Een meningenstrijd leidt af van waar het om gaat: voor Gods aangezicht zijn wil te verstaan.’ (Loonstra 2005: 87)
Dat de meningen wat betreft Bijbel en homoseksualiteit sterk uiteen kunnen lopen blijkt wel uit de discussie die binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in de afgelopen jaren is gevoerd en die nog niet tot een eensluidend standpunt heeft kunnen leiden. De daar gevoerde discussie zal als leidraad gelden voor de bespreking van de verschillende christelijke visies op het begrip homoseksualiteit. De drie onderscheiden visies zijn de volgende (Generale Synode 2008):
3
Omwille van de zekerheid van het geloof bindt de Rooms-katholieke kerk de officiële uitleg van de Schrift aan het kerkelijke ambt en wil dit niet overlaten aan de ‘gewone’ gelovigen. Ook de Reformatie was deze mening toegedaan en riep daarmee ‘een halt toe aan de democratisering van de Bijbeluitleg.’ Ondertussen kan echter worden vastgesteld dat de uitleg opnieuw is gedemocratiseerd (Houtman 2006: 190. 4 Vergelijk in deze de discussie rond het boek van Loonstra, Hij heeft een vriend en de recente discussie rond de homoseksuele leraar, zoals besproken in de inleiding. Vraag is of de ruimte voor ‘eigen’ interpretatie alleen op dit vlak ontbreekt, gezien de recente discussie, zoals die gevoerd is binnen de EO rond de verklaring van Andries Knevel aangaande de schepping (zie: Website Trouw).
29
De schepping is zo (niet) bedoeld
Homoseksuele relaties als zonde;
Homoseksualiteit als gave;
Een tussenpositie.5
Opgemerkt dient te worden dat er binnen deze drie visies wel degelijk grote verschillen in de inzichten zitten en dat zij geenszins uitputtend zijn, maar wel vormen zij een goede leidraad voor de behandeling van de wijze waarop naar het begrip homoseksualiteit gekeken wordt binnen de verschillende bewegingen. In de eerste visie wordt betoogd dat ‘de bijbel uitsluitend in veroordelende zin spreekt over de seksuele relatie van mannen of vrouwen met elkaar’(Generale Synode 2008: 6). Bewegingen die deze visie aanhangen zijn Onze Weg, Different en iets minder expliciet ook RefoAnders. Bekende Bijbelteksten spelen binnen deze visie een belangrijke rol. In de meeste gevallen wordt homoseksualiteit gezien als een gevolg van de ‘gebrokenheid van deze wereld’ (zie tekstkader), waarvoor de homoseksuele mens niet persoonlijk verantwoordelijk is. Homoseksuele beleving wordt soms wel, som niet als zonde gezien, maar de grens van een homoseksuele relatie ligt bij gevoelens van vriendschap en genegenheid voor een seksegenoot. De menselijke seksualiteit is heteroseksueel bedoeld en dit betekent dat, indien verandering van seksuele geaardheid of gerichtheid niet lukt (over de mogelijkheid hiervan wordt verschillend gedacht, getuige ook de discussie rond de subsidieverlening aan RefoAnders en Onze Weg), van seksualiteit moet worden afgezien. Het afzien van seksualiteit is een offer dat dient te worden gebracht, waarbij de steun van de gemeente voor de homoseksuele mens essentieel is.
5
Ook Hoek (1995: 55-56) meent dat er een drietal visies mogelijk zijn, maar legt het accent anders door te stellen dat de opties zijn: geen acceptatie van homofilie en homoseksualiteit; acceptatie van homoseksuele relaties in liefde en trouw en tot slot acceptatie van homogevoelens, maar afwijzing van de homoseksuele praxis. Loonstra (2005: 17-18) veronderstelt dat er twee antwoorden zijn af te leiden uit de Bijbel. Enerzijds spreekt de Bijbel slechts afkeurend over deze vorm van seksualiteit en daarom ‘is een relatie in liefde en trouw waarin beide partners seksuele gemeenschap hebben geen goede christelijke optie.’ (vergelijk: Gagnon 2001; Douma 1979; Hoek 1995; Seldenrijk 2004; Douma 1998). Anderzijds kan gesteld worden dat de in de Bijbel opgenomen teksten niet zondermeer van toepassing kunnen zijn op ‘een relatie in liefde en trouw’, aangezien de ‘verliederlijking en verloedering die uit de teksten over homoseksualiteit spreekt’ niet te vergelijken is met een integere zoektocht naar een relatie om de eigen seksuele gerichtheid een plek te geven. (vergelijk: Ridderbos 1961; Knijff 1994; Kool 1995; Leede 1995; Jong 1997)
30
De schepping is zo (niet) bedoeld
. 4 - Stichting RefoAnders onderschrijft de aan de Bijbel ontleende bezwaren tegen homoseksuele relaties. De man-vrouw relatie is blijkens Genesis 1: 27b de grondvorm van alle intermenselijke relaties en een weerspiegeling van de relationaliteit van God zelf als Vader, Zoon en Heilige Geest. Volgens Gods scheppingsorde is deze man-vrouw relatie gegeven in de oorspronkelijke, nog paradijselijk volmaakte situatie (‘de staat der rechtheid’). Juist ook in de volmaakte liefde tot elkaar vertonen man en vrouw in het paradijs het beeld van God. Homoseksuele gevoelens zijn niet met de schepping gegeven, maar hangen samen met de gebrokenheid ten gevolge van de zondeval. Vergelijk hierbij het verschil tussen Gen. 2 vers 24 - 25 en Gen. 3 vers 7-10 Na de zondeval worden op het terrein van de seksualiteit de gevolgen van de zondeval meteen zichtbaar wanneer de onbevangenheid tussen man en vrouw wegvalt en ze zich voor hun naaktheid tegenover elkaar schamen. De gebrokenheid ten gevolge van de zondeval doet zich op seksueel terrein op allerlei wijzen gevoelen. Een man of vrouw met homogevoelens wordt daarmee op bijzonder pijnlijke wijze geconfronteerd. De gevoelens die hij of zij zelf als goed en natuurlijk ervaart, zijn toch niet in overeenstemming met Gods scheppingsorde. Niettemin mag zo iemand weten dat God hem of haar juist in deze gebrokenheid tegemoet komt en Zijn bijzondere hulp en bijstand wil schenken. Hij is het die hun Zijn vriendschap biedt! Hierdoor gedragen en gesterkt kunnen christenen met homogevoelens zich niet minder dan hun medegemeenteleden aanvaard weten en hun gaven met vreugde inzetten in de gemeente waartoe zij behoren. (RefoAnders, 2008)
De tweede visie ziet de ‘homoseksuele gerichtheid als een gave van de Schepper’, hierbij wordt zij als gelijkwaardig gezien met de heteroseksuele geaardheid en homoseksuele relaties zijn niet onnatuurlijk of tegennatuurlijk. Vertegenwoordiger van deze visie is CHJC, waarbij opgemerkt dient te worden dat de term ‘gave’ zeker bij de rechtervleugel niet gebezigd zal worden. Zij zijn eerder van mening dat het er gewoon is en dat het er om gaat ‘het beste er van te maken, in het licht van de roeping waartoe God ons roept om mens te zijn in het licht van het evangelie’ (Generale Synode 2008: 7). Homoseksualiteit is een mogelijkheid om een menselijke relatie met een ander te ontwikkelen. Deze seksualiteit dient dan een plek vinden binnen een relatie van liefde en trouw. Er zijn echter ook stromingen die menen dat homoseksualiteit niet noodzakelijkerwijs als monogaam dient te worden beschouwd, maar als iets dat zich op meerdere personen kan richten(Generale Synode 2008).
‘De basis van de kerkelijke argumentatie voor aanvaarding van homofiele leden is gelegen in het biologische; homofielen zijn nu eenmaal zo, hetzij via geboorte, hetzij via vroegtijdige ontwikkeling; zij kunnen dus niet anders en daarom moeten wij het aanvaarden. Dat is geen argument, het is ook niet een goed doorgedachte redenering en brengt ons niet verder dan de verheven vorm van tolerantie die ik verontschuldigingsethiek heb genoemd. Een verwijzing naar de biologische constitutie verschafte in zijn tijd ruimte aan homofielen, maar als argument in het geding tussen geoorloofd en ongeoorloofd schiet het tekort. Uit biologische konstituties laten zich geen morele handelingsaanwijzingen, negatief nog positief afleiden, tenzij men die er van te voren heeft ingelegd.’ (Kuitert 1984 in Lanser 1999)
31
De schepping is zo (niet) bedoeld
Binnen de derde visie speelt de gebrokenheid van de wereld en het feit dat homoseksualiteit niet oorspronkelijk bedoeld is een grote rol, net als bij de al eerder besproken eerste visie. De gebrokenheid der wereld is een gevolg van de zondeval en is terug te vinden in Genesis 3.
17 En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, 18 en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; 19 in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. (Gen. 3: 1719)
Deze gebrokenheid zal pas dan weer worden opgeheven als Christus terugkeert op aarde, de doden opstaan uit hun graf en de voorspellingen uit het boek Openbaringen uit zullen komen, dit wordt ook wel aangeduid als het einde der tijden.
6 En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens om niet. 7 Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn. 8 Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood (Op 21: 6-8).
Belangrijk is om ons te realiseren dat een groot aantal orthodoxe gelovigen een (betrekkelijk) letterlijke interpretatie van de Bijbel naleeft en dat Openbaringen 21: 8 ook zo gelezen wordt. Vanuit dit feit gezien is de opstelling van een deel van christelijk Nederland ten aanzien van homoseksualiteit ook niet geheel onbegrijpelijk. Zoals we echter later zullen vaststellen, geldt deze ‘Bijbelvastheid’ niet alle in de Bijbel opgenomen wetten en verhalen. Waarmee de vraag rijst in hoeverre de constatering van Kuitert, dat er sprake is van een vooringenomen standpunt, correct is (Kuitert, 1984 in Lanser, 1999).
32
De schepping is zo (niet) bedoeld
Homoseksuele relaties worden binnen deze visie echter niet zondermeer afgeschreven vanuit een menselijk visie, maar vanuit de Bijbelse visie wordt wel aangedrongen op seksuele onthouding. Vertegenwoordiger van deze visie is in zekere zin ContrariO en in mindere mate ook RefoAnders.
‘Omdat de seksuele drive bij de homoseksuele mens net zo fundamenteel aanwezig is als bij de heteroseksuele mens, is het niet realistisch deze categorisch haar verwerkelijking te verbieden. Paulus heeft met het oog op de verwachte wederkomst gesteld dat het beter is niet te trouwen, maar dat het anderzijds beter is te trouwen dan van begeerte te branden. Als dat voor de heteroseksuele mens geldt, waarom dan niet voor de homoseksuele mens? Niet iedereen heeft immers de gave van de onthouding, zoals Paulus ook stelt. Het is wellicht béter om van seksualiteit af te zien. Wie het offer van seksuele onthouding kan brengen, en dit doet in de vreugde van het geloof, kan een volwaardige menselijke weg gaan. Wie dit echter niet kan, mag niet als een slechte christen worden gezien. Aan hem moet zonder schuldgevoel de gelegenheid gegeven worden om in een relatie van liefde en trouw tot de ander zijn seksualiteit te beleven.’ (Generale Synode 2008: 7)
In het nu volgende deel zullen een aantal teksten worden besproken, die vaak aangehaald worden als het gaat om homoseksualiteit/homofilie. Het bespreken van losse teksten kan een gevaarlijke bezigheid zijn en daarom zal getracht worden de verschillende teksten zo veel mogelijk in hun context te plaatsen. Getracht zal worden hun scopus zo goed mogelijk weer te geven. Daarmee wordt bedoeld: wat heeft de tekst op het oog? Twee vragen moeten dan beantwoord worden. De eerste is: hoe ontdekken wij de scopus van de tekst? En de tweede: Wat is de verhouding tussen de scopus van de tekst toen en het gezag van de tekst nu? Genesis 19 Lanser (1999) onderschrijft dat de protestantse kerken sinds de reformatie een negatieve houding jegens sodomie hebben gekend en dat dit in het verleden in de eerste plaats is gebaseerd op Genesis 19 waarin verhaald wordt over de verwoesting van Sodom en Gomorra.
3 Toen hij echter sterk bij hen aandrong, namen zij bij hem hun intrek en kwamen in zijn huis; en hij bereidde voor hen een maaltijd en bakte ongezuurde koeken, en zij aten. 4 Zij hadden zich nog niet ter
33
De schepping is zo (niet) bedoeld
ruste gelegd, of de mannen der stad, de mannen van Sodom, omsingelden het huis, van jong tot oud, de gehele bevolking, niemand uitgezonderd, 5 en zij riepen Lot toe en zeiden tot hem: Waar zijn de mannen, die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen bij ons buiten, opdat wij met hen gemeenschap hebben. 6 Toen ging Lot tot hen naar buiten, maar de deur sloot hij achter zich toe, 7 en hij zeide: Mijn broeders, doet toch geen kwaad; 8 zie toch, ik heb twee dochters, die met geen man gemeenschap hebben gehad; laat mij die tot u naar buiten brengen en doet met haar, zoals goed is in uw ogen; alleen doet deze mannen niets, want daartoe zijn zij onder de schaduw van mijn dak gekomen. 9 Maar zij zeiden: Ga op zij! En zij zeiden: Deze ene is als vreemdeling komen vertoeven om ons geheel en al de wet te stellen! Nu zullen wij u meer kwaad doen dan hun. En zij drongen sterk op tegen de man, tegen Lot, en kwamen naderbij om de deur open te breken. 10 Maar die mannen staken hun hand uit, trokken Lot tot zich naar binnen en sloten de deur. 11 En de lieden, die bij de ingang van het huis waren, sloegen zij met blindheid, van klein tot groot, zodat zij zich tevergeefs moeite gaven om de ingang te vinden. 12 Toen zeiden die mannen tot Lot: Wie hebt gij hier nog meer? Schoonzoons, of uw zonen, uw dochters, of wie gij ook in de stad hebt, voer hen uit deze plaats, 13 want wij gaan deze plaats verwoesten; want groot is het geroep over haar voor de HERE; daarom heeft de HERE ons gezonden om haar te verwoesten. (Gen. 19: 3-13)6
In de afgelopen jaren lijkt deze tekst echter weer steeds minder invloedrijk te worden en wordt de visie op homoseksualiteit meer op andere teksten gebaseerd. Dit is in lijn met de in het verleden gebruikte interpretatie. Lanser (1999: 117-121) stelt namelijk vast dat deze tekst eeuwenlang niet seksueel is geïnterpreteerd en dat deze interpretatie pas in opkomst komt vanaf de tweede eeuw voor onze jaartelling. Hij veronderstelt een reactie vanuit het jodendom ‘tegen de omringende hellenistische cultuur met haar pederastische praktijken.’ Pas rond het ontstaan van onze jaartelling zal deze tekst (anti) homoseksueel worden geïnterpreteerd. Politiek zal Genesis 19 vervolgens een grote rol gaan spelen en andere Bijbelplaatsen waar homoseksueel gedrag wordt afgekeurd op dat moment veel minder, ‘omdat sodomiebedrijvers de wraak van God over hun omgeving zouden afroepen.’ Sodomieten werden zo een gemakkelijke zondebok voor machthebbers die geconfronteerd werden met perioden van rampen. Houtman (2006: 478) meent zelfs dat deze tekst in Nederland pas veel later, dan Lanser veronderstelt, seksueel werd geïnterpreteerd: ‘In de lijn van de traditie werd in ons land vóór de sodomietenvervolging van 1730 in de prediking over Genesis 19 het verhaal gebruikt om weeldezucht, stille gerustheid en ander 6 Bij het citeren van Bijbelteksten zal gebruik gemaakt worden van de NBG51, aangezien zij als een identiteitbepalende vertaling kan worden aangemerkt en zij een adequate kerkbijbel is. De NBV is geen vertaling in deze traditie en mogelijk minder geschikt als kerkbijbel. (Houtman, 2006: 51-53)
34
De schepping is zo (niet) bedoeld
kwaad aan de kaak te stellen. Pas in samenhang met de vervolging werd openlijk over de sodomie gepreekt als de afschuwelijke consequentie van algemeen verval.’ Verschillende auteurs betogen dat hier in de eerste plaats sprake is van de schending van het gastrecht enerzijds en verkrachting anderzijds (Loonstra 2005: 12; Houtman 2006: 477-478). Ds de Niet van de Gereformeerd Vrijgemaakt gemeente in Groningen (een orthodox kerkgenootschap) verwoordt de uitleg van bovenstaande Bijbeltekst, in een preek, als volgt: ‘Lot durft dus wat kwaad is, slecht, ook kwaad te noemen. Wat God kwaad, slecht, vindt voor een mens. Daaraan gaat in zijn ogen een mens, een samenleving stuk. Zoals hier de schending van het gastrecht, en ongeremde lust om je naaste seksueel te gebruiken, consumeren. Kan niet schelen of je het met een vrouw of een man doet. Als een hetero of homo.’ (De Niet 1999)
Het gastrecht is voor Lot zelfs zo heilig dat hij zijn beide nog maagdelijke dochters aanbiedt ‘ter bevrediging van hun lusten’ (Houtman 2006: 477). Ook Seldenrijk (2004: 178-179) meent dat het oosterse gastrecht zwaarder weegt dan de eer van zijn ongehuwde dochters. Wel meent hij dat homoseksualiteit wel degelijk een rol speelt in dit verhaal. Mohler meent niet alleen dat homoseksualiteit een rol speelt, maar stelt het volgende:
‘The text, however, cannot be made to play this game. The context indicates that the sin of Sodom is clearly homosexuality — and without this meaning, the passage makes no sense. The language and the structure of the text are clear. (…)This verse is sufficient to indicate the severity of the Bible’s condemnation of homosexuality.’ (Mohler 2009: 9)
Vastgesteld kan worden dat, ondanks de uitleg van Mohler, de invloed van Genesis 19 op de afwijzende houding wat betreft homoseksualiteit in de afgelopen jaren is afgenomen maar de wetten uit Leviticus en wat Paulus schrijft in Romeinen 1 zijn nog steeds in belangrijke mate van invloed op het denken over homoseksualiteit. Hierbij gaat het in het Oude Testament (O.T.) voornamelijk om de volgende twee teksten, die nu zullen worden besproken.
35
De schepping is zo (niet) bedoeld
Leviticus 18:22; 20:13 En gij zult geen gemeenschap hebben met een, die van het mannelijk geslacht is, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw: een gruwel is het. (Leviticus 18: 22) Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten. (Leviticus 20:13)
Eerder aangehaalde prof. dr. Hoek (tevens bestuurslid van RefoAnders) constateerde in 2007, op een studieweek voor aankomende studenten, dat overspel zondiger is dan een homorelatie en nuanceerde in zekere zin zijn eerder ingenomen standpunt, al blijft hij van mening dat de Bijbel geen ruimte biedt voor homoseksuele relaties, het Nederlands Dagblad wijdde een artikel aan deze lezing.
‘Volgens Hoek speelt daarbij mee dat in de Bijbel homoseksualiteit alleen als 'seksuele uitspatting' voorkwam, en niet in de 'relaties van liefde en trouw' zoals die vandaag de dag bestaan. Hij maakt een onderscheid tussen ,,enerzijds homoseksueel gedrag binnen een levensverbintenis en anderzijds promiscuïteit, losbandig en verwilderd seksueel gedrag''. Op grond hiervan waarschuwde hij ervoor mensen met een homoseksuele relatie al te zwaar te veroordelen. ,,Het mag niet zo zijn dat mensen die in een homoseksuele relatie leven als zondaars bij uitstek worden gezien en dat in vergelijking hiermee over bijvoorbeeld echtscheiding of heteroseksuele ontucht meer vergoelijkend wordt gedacht en gesproken'', aldus de hoogleraar. ,,Sterker nog: die man die overspel pleegt en daarmee zijn vrouw bedriegt, doet groter zonde dan wie in een homoseksuele relatie in liefde en trouw met een vriend samenwoont.'' Volgens Hoek is een zonde op homoseksueel gebied een ,,minder grove zonde'' dan de wereld uitbuiten, de hongerigen negeren of kinderen al in de moederschoot doden. ,,Wie hier de nuancering uit het oog verliest en elke homoseksuele handeling vereenzelvigt met de gruwelen uit Leviticus, kan pastoraal niets voor homofiele mensen betekenen.''’ (Nederlands Dagblad 24 augustus 2007)
Deze nuancering is echter niet in alle gevallen bij anderen terug te vinden. Zo reageert Yvette Lont enkele dagen later op bovenstaand artikel en zij stelt vast, niet te zien op welke manier overspel in het huwelijk een ‘zwaardere’ zonde zou kunnen zijn dan homoseksualiteit (Lont 2007). Vraag is nu waar deze teksten hun oorsprong vinden en wat hun reikwijdte was bij hun ontstaan. Reikwijdte en exacte betekenis van deze teksten hebben voor veel discussie gezorgd en op dit punt geldt dat er geen eensluidende verklaring 36
De schepping is zo (niet) bedoeld
is. Bigger (1979: 203) constateert dat de achtergrond van de wetten uit Leviticus moeilijk is vast te stellen, maar veronderstelt dat de oorsprong ligt in een dorpsgemeenschap of binnen het familieleven, gezien de nadruk die ligt op de ‘communal purity’.7
‘The two legislative texts in Lev 18:22 and 20:13 have very narrow and very precise purview. They envisage one situation only: anal intercourse between two men, one of whom is a free adult Israelite and takes the passive sexual role of being penetrated by the other. The underlying system of social values within which such laws should be understood is the gender construction of maleness in a society where honor and shame are foundational social values. The male sexual role is to be the active penetrator; the passive role of being penetrated brings shame to a man (at least to a free adult male citizen) who engages in it and, in the later redactional stratum, also to the one who penetrates him. Apart from this situation, the Hebrew Bible is silent. Was rape practiced in war as a way of humiliating enemy soldiers, as it has been throughout history? Was a male slave available for sexual penetration by the master, as a female slave was? Was sexual intercourse between two male slaves the object of social or legal condemnation? Our texts say nothing that affords any insight into such questions. Moreover, other forms of male-male sexual encounter, encompassing the whole range of physical expressions of affection that do not entail penetration, are not envisaged in these laws.’ (Walsh 2001: 209)8
Dergelijke gegevens ontbreken echter, aangezien de gegevens over homoseksuele praktijken in Ugarit en Kanaän, de cultuurhistorische context van Israël, zich verder beperken tot teksten over mannelijke tempelprostitutie als gevolg van de heidense invloed. 7 ‘Homosexual intercourse (v 22) was a perversion which may have been connected with idolatry and, since it involved the misuse of semen, would involve both individuals and society in great ritual danger.37 Homosexuality involved lying with a man "as with a woman" (RSV) and was therefore seen by the Hebrews as an unnatural variant of heterosexuality. This phrase is very reminiscent of the opposite P expression for heterosexual intercourse mislkab zakar, "the lying of a male,"38 and may have been part of the common language of the time. The parallel law in Lev 20:13 also described the offense as an "abomination" and demanded the death penalty. Bestiality was forbidden in two laws because it caused "confusion" (tebel, RSV "perversion"). This may have referred to the mixing of different types of semen in the receptive animal or woman, or the confusion of species and social roles. The value judgments given in vv 22-23, "it is an abomination" and "it is perversion" (both RSV) may be marks of the early forms of the laws (five different expressions of the same type were used in Lev 20:12-14, 17 and 21) and there are few signs of redactional interference in these two verses. Only tame', "to defile," in v 23 seems to be linked with H2. Despite the heavy redactionary activity in the present versions of the laws in vv 19-23, there is thus some evidence of earlier laws being used. Their background is hard to establish but the great interest shown in communal purity may suggest an origin in village or family life.’ (Bigger 1979: 203) 8 Loonstra (2005:13) constateert dat de bepalingen in Leviticus algemeen en absoluut zijn gesteld. Dit in tegenstelling tot de Assyrische wetten, waar strafbepalingen worden gegeven die gelden ‘voor een man die een andere man van dezelfde sociale status dwingt tot seks in de vrouwelijke rol.’ Opvallend is verder dat de levitische bepalingen zich niet beperken tot een veroordeling van de actieve rol; ‘Beide partners worden veroordeeld, wie ze ook zijn’ Dit in tegenstelling tot Walsh bovengenoemde constateringen.
37
De schepping is zo (niet) bedoeld
Loonstra meent voorts dat de teksten in de eerst plaats tot doel hebben heidense uitwassen aan de kaak te stellen (Loonstra 2005: 13,39). Feit blijft echter dat beide wetten algemeen en absoluut zijn gesteld. Er kan dan ook alleen maar geconcludeerd worden dat ‘seksuele gemeenschap tussen mannen, ook als die met wederzijdse instemming plaatsvindt, volgens het OT behoort tot de verwerpelijke seksuele aberraties’ (Houtman 2006: 479). Houtman constateert echter ook dat verschillende voorschriften uit Leviticus niet nageleefd worden ‘door hen die wel Lev. 18:22; 20:13 zeer serieus willen nemen met uitzondering van de in Lev. 20:13 vervatte sanctie’ (Houtman 2006: 479). Veenhof (1987: 113) stelt in het verlengde hiervan het volgende:
‘In de eerste plaats attendeer ik erop, dat de bewuste uitspraken in Leviticus voorkomen in een groter, samenhangend geheel, dat de hoofdstukken 17 tot 26 omvat en waaraan men de naam “Heiligheidswetgeving” gegeven heeft. (…) Deze en dergelijke voorschriften waren voor Israël destijds al uiterst moeilijk uitvoerbaar. Het is zelfs de vraag, of zij ooit in toepassing zijn gebracht. De rabbijnen hebben al vroeg aanwijzingen gegeven voor een andere dan een strikt letterlijke interpretatie. Christelijke uitleggers bewogen zich ook in dit voetspoor en verdedigden meermalen de mening, dat in deze teksten de ideale messiaanse situatie van de toekomst wordt aangeduid. Maar hoe dan ook: noch de Jood noch de christen houdt zich aan de letterlijke tekst van de hier gegeven geboden.’9
Kool (1995: 33-36) op zijn beurt meent dat de ceremoniële wetten van het O.T. algemeen als tijdgebonden worden ervaren (vergelijk: Veenhof 1987: 114), maar constateert dat de keuze, zoals bijvoorbeeld Veenhof die maakt, al snel erg subjectief en relatief wordt. Hij meent dat we op moeten passen Bijbelse gegevens bij voorbaat af te doen als tijdgebonden, omdat er schromelijk misbruik gemaakt zou kunnen worden van ‘nieuwe inzichten’. Romeinen 1:26-27 26 Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. 27 Eveneens hebben de mannen de natuurlijke
9
Als voorbeeld geeft Veenhof (1987: 114) het verbod op het eten van bloed. ‘In Lev. 17:10-14 (vgl. 19:26) wordt het eten van bloed uitdrukkelijk verboden als een vergrijp, dat evenals homoseksueel gedrag de doodstraf verdient. Men kan zich hier niet van afmaken door te stellen, dat hier enkel een ceremonieel voorschrift in geding is. Want het gaat in genoemde voorschriften niet alleen om offerbloed maar om alle bloed. Bovendien is op de eerste “synode” van de apostelen besloten, dat juist dit voorschrift uit de Heiligheidswet zou blijven gelden (Hand. 15:20,29). Toch heeft de latere kerk deze verordening naast zich neergelegd en de meeste hedendaagse christenen eten met een gerust geweten een bloedworst. De achtergrond daarvan is, dat bloed voor ons niet meer de geheimzinnige “lading” bezit, die de Heiligheidswet daaraan toeschreef (Lev. 17:11,14). Het feit, dat een gebod in de bijbel staat, is blijkbaar niet een voldoende reden voor de kerk om dat gebod onverkort te handhaven.’
38
De schepping is zo (niet) bedoeld
omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende. (Romeinen 1: 26,27)
Het is duidelijk dat Paulus van mening is dat homoseksuele gemeenschap indruist tegen de natuur en ook hier is, net als in het verhaal over Sodom en Gomorra, sprake van decadente seksuele praktijken. Opvallend is dat in deze passage gesproken wordt over ‘het vervangen’ van de natuurlijke omgang met de vrouw of man. Loonstra meent dat er wel degelijk een verklaring is voor bovenstaande passage, waarbij opmerkelijk is dat hij concludeert dat de tegennatuurlijke homoseksuele wellust het meest sprekende voorbeeld is van de mensonterende lusten.
‘De heidenen konden de ene ware God kennen, maar tegen beter weten in hebben zij zijn grootheid miskend en Hem vervangen door wat gelijkenis vertoont met schepselen. Daarom heeft God hen in zijn toorn overgegeven aan mensonterende lusten. De tegennatuurlijke homoseksuele wellust is daarvan het meest sprekende voorbeeld.’ (Loonstra 2005: 14)
Deze passage draait voor Loonstra in de eerste plaats om wellust en juist in wellust zit voor hem het verschil met een homoseksuele relatie in liefde en trouw, zoals we die heden ten dage kennen. Loonstra meent te kunnen constateren dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in de wijze waarop de homoseksuele relatie wordt vormgegeven. Iets wat door anderen wordt bestreden, zo wijst Hoek, in navolging van Graafland (1995), er op dat de consistente boodschap van Gods heil allerlei tijdgebonden cultuurbeelden overstijgt en tegelijk beheerst. Hij concludeert dat de Bijbel geen verschuivingen laat zien in de beoordeling van homoseksualiteit en dat het dus niet om een culturele context gaat, maar om ‘continu-blijvende scheppingsgegevens’ (Hoek 1995: 46) Ook Mohler meent dat er sprake is van een continu geldend verbod, waarbij voor hem de door God gecreëerde scheppingsorde doorslaggevend is:
‘Homosexual acts and homosexual desire, states Paul, are a rebellion against God’s sovereign intention in creation and a gross perversion of God’s good and perfect plan for His created order. Paul makes clear
39
De schepping is zo (niet) bedoeld
that homosexuality — among both males and females — is a dramatic sign of rebellion against God and His intention in creation.’ (Mohler 2009: 10)
Verwezen wordt verder naar de hellenistische wijze waarop Paulus in dit deel van zijn brieven verwijzingen naar de natuur doet, de natuur zegt dan niet alleen ‘iets over de fysische werkelijkheid, maar ook over een normatieve morele standaard voor de mensen’. Duidelijk is dat Paulus ook in andere geschriften deze wijze van denken ‘gebruikt’, zoals in Romeinen 2:14 waar hij spreekt over heidenen die ‘van nature’ doen wat God gebiedt en in 1 Korintiërs 11:14 gebruikt hij het volgende argument: ‘Leert de natuur zelf niet, …’ (Loonstra 2005: 15). Anderen menen dat Paulus in deze brief aan de natuur als schepping denkt, gezien het feit dat in de omgeving van de tekst steeds weer van God als Schepper wordt gesproken (Baarlink 1987 in: Loonstra, 2005: 14). Juist het scheppingsverhaal biedt, naast eerder besproken teksten, een aantal aanknopingspunten om homoseksualiteit te veroordelen. Zo is in Genesis 2:18-24 het volgende te lezen:
18 En de HERE God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. 19 En de HERE God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten. 20 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. 21 Toen deed de HERE God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. 22 En de HERE God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. 23 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal „mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is. 24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.
40
De schepping is zo (niet) bedoeld
Lanser (1999: 120) onderschrijft dat het scheppingsverhaal en de scheppingsorde10 een belangrijke rol spelen (vergelijk: RefoAnders 2008).11 Belangrijke vraag hierbij is in hoeverre verhalen uit de bijbel letterlijk genomen dienen te worden. CHJC veronderstelt meer ruimte voor interpretatie, RefoAnders, Different en Onze Weg menen dat er weinig tot geen ruimte voor interpretatie en ContrariO stelt zich hier in een middenpositie op. Loonstra (2005: 23) meent dat deze tekst van Paulus met een specifieke scopus zou moeten worden begrepen. Hij meent dat Paulus zijn gezichtsveld wordt bepaald door ‘de heidense praktijken van homoprostitutie en andere vormen van decadent homoseksueel gedrag binnen het heidendom.’ Zijns inziens heeft Paulus geen kennis gehad van langdurige homoseksuele relaties in liefde en trouw, zoals we die heden ten dage kennen. Dit wordt weersproken door Gagnon, die meent dat dit wel degelijk binnen het gezichtsveld van Paulus viel. Hij baseert zich op het feit dat Paulus’ oudere tijdgenoot, de Joodse geleerde Philo, reeds over ‘malakoi’ sprak. Philo schetst het beeld van mannen die zich kleden en gedragen als vrouwen en soms zelfs hun genitaliën verminken, maar dit soms ook niet doen. Gagnon meent dan ook dat het onrealistisch is te veronderstellen dat Paulus en Philo alleen de meest verwijfde vormen kenden, zeker gezien het feit dat Philo wel degelijk bekend was met de Griekse mythologie en filosofie. Ook Paulus, veronderstelt hij, moet op de hoogte zijn geweest van wat er in zijn tijd speelde. Het ligt, aldus Gagnon, voor de hand dat Paulus, mede gezien zijn algehele weerstand tegen seks buiten het huwelijk (1 Korinthiërs 5:10; 6:12; 20:17), onder ‘malakoi’ en ‘arsenokoitai’ alle deelnemers aan de homoseksuele gemeenschap vallen (Gagnon 2001: 327-331 in Loonstra 2005: 16). Kool (1995: 30-31) laat in het midden of Bijbelse profeten en apostelen met platonische vormen van liefde in aanraking zouden zijn gekomen of er van op de hoogte zijn geweest, maar stelt dat ‘zo zij er al mee te maken kregen’ zij er helemaal niets mee zouden kunnen beginnen. Loonstra vindt niet dat de door Gagnon gehanteerde redenering geheel overtuigend is, volgens hem is ons niet bekend wat Paulus wel of niet over homoseksuele
10
De scheppingsorde wordt gebaseerd op het feit dat God Adam eerst heeft geschapen en dat God aan hem de taak van hoofd heeft gegeven, terwijl Eva de roeping van helper toebedeeld heeft gekregen. Daarnaast was het Eva die in verleiding werd gebracht. ‘Eva nam het initiatief, in plaats van eerst Adam te raadplegen; Adam faalde door zijn vrouw niet te corrigeren’ (Klaassen 2008). 11 Uit recent onderzoek blijkt dat 21% van de Nederlanders gelooft dat hemel en aarde in zes dagen geschapen zijn. Dit zijn vooral gereformeerden, van hen gelooft 68 procent in het scheppingsverhaal. Ook onder de hervormden gelooft met 56% een groot aantal respondenten in het scheppingsverhaal. (Rooms-Katholiek 23%) Wordt gekeken naar opleiding dan valt op dat dit een grote invloed heeft op de beleving van personen. Van de hoog opgeleiden denkt 83% dat de evolutietheorie juist is (laag 33%, midden 58%) (Synovate 2009).
41
De schepping is zo (niet) bedoeld
praktijken heeft geweten en het feit dat knapenschenders en schandjongens in één adem worden genoemd met andere vormen van ‘liederlijk en manifest zondig gedrag’ wijst volgens hem eerder in de richting van prostitutie en een onbekendheid van Paulus met homoseksuele relaties in liefde en trouw (Loonstra 2005: 17). Opmerkelijk blijft echter dat Paulus in dit verband dus niet spreekt over betaalde homoprostitutie, terwijl tempelprostitutie (in de vorm van betaalde prostitutie), zoals we eerder hebben vastgesteld, wel degelijk voorkwam. Na de bespreking van de meest voorkomende Bijbelteksten en de uitleg welke zij binnen de verschillende stromingen krijgen kan worden vastgesteld dat de eerder besproken sociale bewegingen ieder in meer of mindere mate aan één van de gebruikte visies kunnen worden gekoppeld. Dat een homoseksuele relatie in de eerste plaats een zonde is lijkt op te gaan voor Onze Weg en Different, waarbij beiden vanuit de gebrokenheid der schepping menen te moeten strijden voor ‘verandering’. Ook RefoAnders past voor een belangrijk deel binnen deze visie, maar neigt op sommige momenten enigszins naar de tussenpositie, waarbij nog steeds centraal staat dat homoseksualiteit een gevolg is van de gebrokenheid der schepping, maar waarbij gemeend wordt dat iedereen in deze gebrokenheid leeft en dat niemand het onmogelijke gevraagd mag worden. Zo is Hoek betrokken bij RefoAnders als bestuurslid en bracht hij in 2007 enige nuance aan in eerder door hem gedane uitspraken (Nederlands Dagblad 24 augustus 2007). CHJC is een vereniging die als enige het woord ‘homoseksuelen’ in de visie heeft opgenomen en kiest daarmee voor het gelijkstellen van de homoseksuele relatie met de heteroseksuele relatie. Hiermee is zij een vertegenwoordiger van de tweede visie, waarbij homoseksualiteit misschien niet eens zo zeer gezien zou moeten worden als een gave, maar als een ‘andere’, maar zeker niet mindere, relatievorm dan het huwelijk tussen man en vrouw. Wel is het zo dat binnen CHJC zeer veel verschillende gelovigen zijn vertegenwoordigd en er dus sprake is van een grotere verscheidenheid binnen de achterban dan bij de andere bewegingen. Al deze gelovigen houden er een individueel beeld op na, zodat de rechtervleugel van deze vereniging op momenten ook neigt naar de tussenpositie. ContrariO is in deze moeilijk te plaatsen, aangezien besloten is de positiebepaling aan de individuele leden over te laten en geen verenigingsbrede positie in te nemen. In feite wordt hiermee echter de tussenpositie ingenomen, zeker wanneer gekeken wordt naar de omgeving waarbinnen ContrariO is ontstaan en moet bestaan. Enerzijds namelijk een regressief ingesteld kerkgenootschap met,
42
De schepping is zo (niet) bedoeld
zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken, ook meer progressief ingestelde leden en anderzijds een achterban die over de volle breedte uit de achterban afkomstig is.
Gemeenteleden vs. gemeenteleiders In zijn bijdrage aan Kerk en homoseksualiteit uit 1995 schrijft Hoek tot de ‘laatsten der mohikanen’ gerekend te worden (Hoek 1995: 40). Eerder in zijn artikel heeft hij al het volgende geconstateerd:
Er zijn natuurlijk wel bepaalde kerken en groepen in evangelische- of Pinksterkringen en ook wel in de ‘gereformeerde-gezindte’, waar het klassieke ‘neen’ nog recht overeind staat. Dat geldt trouwens ook van de officiële positie van de Rooms-Katholieke Kerk. Men krijgt de indruk dat zij, die homoseksuele relaties niet als legitiem ervaren in kerken als de Nederlands Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland (synodaal), momenteel alleen nog maar gedoogd worden. Hun visie wordt door velen als ‘onbehoorlijk’ gekenschetst. (…) De vraag is niet meer of homo’s erbij horen in de kerk, zo stelde een moderamenlid (ds. Y.C. de Groot), maar ‘hoe kunnen wij nog ruimte geven aan die mensen die moeite hebben met homoseksualiteit’.Let op het woordje ‘nog’!’ (Hoek 1995:39)
Ook Houtman (2006: 477) deelt de mening dat het slechts om een beperkte groep orthodoxe christenen gaat. Op academisch niveau lijkt de discussie omtrent homoseksualiteit grotendeels te zijn uitgekristalliseerd en over het algemeen heeft dit geleid tot een acceptatie van homoseksuele relaties in liefde en trouw (interview C. Houtman). Quist (interview) meent dat de argumenten tegen een homoseksuele relatie nog uiterst krachtig zijn en is van mening dat ‘vrijzinnige kringen’ het beeld neer willen zetten, dat wie nu nog gelooft dat de homoseksuele relatie op grond van de Bijbel niet kan achterhaald is en niet meer van deze tijd. Dat er eind jaren ’80 binnen de Gereformeerde Kerken (synodaal) sprake was van een kloof tussen ‘gemeentelden’en ‘gemeenteleiders’, blijkt uit de verhalen in een bundel uit 1987. In ‘Wie ben ik, dat ik dit NIET doen mag?’ komen een aantal ervaringen van homo-theologen in de Gereformeerde Kerken aan bod. Deze bundel is een reactie op de in 1985 door de synode ingestelde vertrouwenscommissie, die een oplossing moest bedenken voor het feit
43
De schepping is zo (niet) bedoeld
dat er nauwelijks plaats bleek te zijn voor homoseksuele predikanten (Palm 2005: 58). Uit twee van deze verhalen een korte passage:
‘Per 1 januari 1984 begin ik met dit werk. Eén van de gevolgen is, dat een groep gemeenteleden samen zo’n f 60.000,- aan jaarlijkse bijdragen gaat inhouden. De classis Rotterdam wordt er in gemengd, die t.a.v. de benoeming uitspreekt dat de kerkeraad niet principieel onjuist, maar wel overhaast(!!) heeft gehandeld. Er wordt een commissie van goede diensten benoemd, die moet proberen de vrede in de gemeente te herstellen.’ (Rougoor 1987: 32)
‘Daar rinkelt het telefoontoestel. Ds. Landman aan de lijn. Hij spreekt zacht en verslagen. “Ik moet je iets vreselijks vertellen… We kunnen je niet gaan beroepen. Je hebt de vereiste hoeveelheid stemmen niet gehaald. Er is van tevoren gelobbied. We hadden pas deze avond willen vertellen van jullie vriendschap, maar het is van tevoren uitgelekt. En mensen, die anders niet zo vaak naar de kerk komen, hebben elkaar opgetrommeld en zo de stemming vertekend. Ik vind het vreselijk. Maar aan de andere kant ben ik blij, dat jullie niet komen. Want ze hadden jullie hier afgemaakt…” De Kerkeraad Algemene Zaken zendt mij na deze avond een brief, waarin hij o.a. schrijft: “Wij zijn ook verdrietig over de gang van zaken op de vergadering van de gemeente en over de lasterkampagne vóór die tijd… Wij hopen, dat u een gemeente vindt die beter bij u past, en waar u in vrede kunt werken, tot opbouw van Zijn Kerk en tot eer van Zijn Naam.”’ (De Vries, 1987)
De kloof openbaart zich hier in het feit dat enerzijds de beslissing genomen is homoseksuelen in het ambt toe te laten en anderzijds er weinig tot geen ruimte is voor homoseksuelen in het ambt. Mensen zijn zich bewust van het feit dat het niet sociaal acceptabel is om homoseksualiteit negatief te beoordelen, maar blijken hier in de praktijk toch moeite mee te hebben (Sandfort 1998: 95). Het sociaal acceptabele antwoord is dat homoseksuelen tot het ambt moeten worden toegelaten, maar niet in de eigen kerk. In 1979 was namelijk in de synode van de Gereformeerde Kerken de radicale beslissing genomen dat avondmaal en ambten open moesten staan voor homo’s, of ze nu samenleefden of niet (Palm 2005: 57).12 Het doel van deze beslissing was om de achterstelling van homo’s in de samenleving te signaleren en te helpen overwinnen, maar in de praktijk bleek dit enkele jaren later binnen de verschillende gemeentes nog wel degelijk 12
Een beslissing die in 1971 al was genomen door de synode van Evangelisch-Lutherse Kerk (Palm 2005: 57)
44
De schepping is zo (niet) bedoeld
een probleem te zijn. Het openstellen van het ambt voor homoseksuelen wordt echter gezien als een stap verder dan het toelaten tot het avondmaal, getuige ook de gevoerde discussie binnen de Anglicaanse Kerk, waar een consensus geldt die inhoudt dat een homoseksuele relatie aanvaardbaar is voor gemeenteleden, maar niet voor geestelijken (Seldenrijk 2004: 238). In de afgelopen jaren is deze consensus echter losgelaten en in de zomer van 2003 wordt de eerste homoseksueel tot bisschop gewijd, maar zelfs in 2008 is dit een onderwerp dat nog zeer gevoelig ligt. ‘Ongeveer 200 bisschoppen, voornamelijk uit Afrika, boycotten de bijeenkomst van anglicaanse bisschoppen wegens de wijding van de Amerikaanse homoseksueel Gene Robinson.’ (Reformatorisch Dagblad 9 augustus 2008; zie ook: Trouw 5 augustus 2008; Houtman; 2008; Trouw 2 augustus 2008; Houtman 2008a). Binnen de Anglicaanse Kerk speelt echter een probleem dat deels anders is, dan het probleem binnen de Nederlandse protestantse kerken. Waar deze laatste kerken voornamelijk in Nederland actief zijn, is de Anglicaanse Kerk, als gevolg van het koloniale verleden van Groot Brittannië, een wereldkerk. En naast wereldkerk is de anglicaanse kerk ook staatskerk. Nederland kent daarentegen geen staatskerk, maar een protestants kerkelijk landschap dat uit een groot aantal verschillende kerken bestaat. Gevolg is dat de verschillen binnen de anglicaanse kerk groter zijn dan in de Nederlandse situatie, waar veel meer kleine kerken met ieder een eigen signatuur naast elkaar kunnen bestaan. Deze verschillen blijken ook bij de wijze waarop om gegaan wordt met homoseksuelen in het ambt. Zo is er binnen de PKN besloten ambten open te stellen voor homoseksuelen, maar is het per gemeente verschillend of een homoseksueel daadwerkelijk kans maakt om een ambt te bekleden. Binnen andere protestantse kerken is er voor gekozen deze beslissing aan de kerkenraden over te laten en gevolg is dat er plaatselijk grote verschillen zijn te ontdekken. Deze verschillen zijn lastig in kaart te brengen, maar over het geheel genomen blijft het een gevoelig onderwerp. Wel zijn er grote verschillen tussen de grote steden en de rest van Nederland. Zo komt het voor dat de kerkenraad weliswaar geen belemmering ziet om personen die leven in een homoseksuele relatie een ambt te laten vervullen, maar dat dit binnen de gemeente nog moeilijk bespreekbaar is en al helemaal niet uitvoerbaar. Een mogelijkheid is dan een principebesluit te nemen tot toelating van homoseksuelen tot het ambt, maar dit pas in een later stadium ten uitvoer te brengen. Ook Kuiper (2002: 177) stelt vast dat er na de Tweede Wereldoorlog, bij de gereformeerden, sprake was van een steeds groter wordende afstand tussen de universiteiten en ‘het gereformeerde volk’. Dat deze
45
De schepping is zo (niet) bedoeld
afstand er is blijkt ook uit de beslissing van de synode van de NHK uit 1989, waarin werd vastgesteld dat tuchtmaatregelen tegen homoseksuelen niet zijn toegestaan.13 Echter enkele maanden later werd onder druk van de lokale gemeenten deze beslissing afgezwakt en veranderd in een oproep terughoudend te zijn in de toepassing van tucht bij homoseksuelen. Het feit dat de kerkleiding over het geheel genomen progressiever is ingesteld dan de kerkleden heeft gevolgen voor de positie van de kerken. Zo is homoseksualiteit bij de meeste theologen nauwelijks nog een onderwerp waarover gediscussieerd wordt, maar binnen gemeenten wel. Het gevolg van het feit dat de kerken een bottom-up organisatie kennen, waarbij de gemeenten sterk vertegenwoordigd worden in alle lagen van het bestuur en daarnaast ook een grote mate van discretionaire ruimte hebben, is dat de mening van de gemeenteleden sterk vertegenwoordigd is. In een democratische organisatiestructuur zul je eerst de gewone leden moeten overtuigen waarna de top uiteindelijk bij herverkiezing gedragen of niet meer gedragen wordt (interview J. Quist). Wanneer deze situatie gekoppeld wordt aan de verschillende bewegingen blijkt dat de regressieve bewegingen juist de ‘vrijzinnige’ theologen als probleem veroorzaker zijn. In dit licht valt ook de opmerking van Hoek (1995: 40), dat hij tot de ‘laatsten der Mohikanen’ behoort, goed te plaatsen. Voor de progressieve bewegingen geldt juist dat de problemen op gemeentelijk niveau veroorzaakt worden en het gesprek op gang gebracht zou moeten worden. Opvallend is wel dat juist de progressieve verenigingen baat hebben bij het feit dat de regressieve bewegingen al een eerste aanzet geven tot discussie en een directe ingang hebben binnen de orthodoxe kerken (interview M. Luiten). Ook Johan Quist deelt deze mening:
Bespreekbaarheid bevorderen moet gebeuren van binnen uit. Mensen moeten overtuigd raken van de noodzaak hiervan. Scheve beeldvorming moet zowel bij de betrokkenen als bij de toeschouwers recht getrokken worden. Dit proces kan maar op één manier tot stand komen en dat is door openheid en eerlijkheid (Quist, 2009b).
13
Kerkelijke tucht houdt in dat de kerkenraad besluit tot afhouding van het Heilig Avondmaal. Doel van tucht (ook wel censuur genoemd) is het zuiver houden van de gemeente in leer en leven. Dit is een vorm van kerkelijke rechtspraak, waarbij de kerkenraad gehouden is aan een aantal procedures, zoals opgenomen in de kerkorde (Kamphuis, 1986).
46
De schepping is zo (niet) bedoeld
Hij legt sterk de nadruk op de openheid van de verteller en de luisteraar. Open zijn is niet alleen de verantwoording van de verteller maar ook van de luisteraar omdat zijn houding zodanig zal moeten zijn dat de verteller zijn verhaal durft te doen. Maar ook de verteller zal een houding moeten aannemen waardoor de luisteraar bereid kan/wil zijn om te luisteren (interview J. Quist). Het boek van Loonstra werd in 1995 ontvangen met een storm van kritiek en het Reformatorisch Dagblad (8 juli 2005) kopte: ‘Loonstra is weer een stap verder’. De angst voor een gesprek over homoseksuele relaties, die Loonstra zelf al had geconstateerd, bleek groter te zijn dan hij had gedacht. Duidelijk is dat de noodzakelijke openheid in het geval van het boek van Loonstra ontbrak. Juist bewegingen met regressieve standpunten kunnen een eerste stap zetten naar een open gesprek over homoseksualiteit.
Vrijheid van onderwijs vs. Algemene Wet Gelijke Behandeling In de afgelopen maand is de verhouding tussen de ‘reguliere’ homobeweging en de christelijke homobeweging verschillende malen in het nieuws geweest. Het feit dat een homoseksuele leraar in Emst geschorst is, vanwege het feit dat hij wil gaan samenwonen is een incident dat voor veel ophef heeft gezorgd. Naast de reguliere homobeweging en de christelijke homobeweging roerden ook andere partijen zich in deze discussie. Alleen de direct betrokkenen bleven betrekkelijk stil. Reeds op 18 december 2008 (nog voor het voorval in Emst speelde!) werd in het Reformatorisch Dagblad verwezen naar de invloed van de homolobby op dit onderwerp.
‘Het zal duidelijk zijn dat een reformatorische of een islamitische school de homoseksuele praxis zonder meer afwijst op grond van Bijbel of Koran. Het lijkt dan ook logisch dat dit soort scholen een (praktiserend) homoseksuele leraar of lesbische lerares moet kunnen weigeren. Niets is echter minder waar. De nimmer aflatende homolobby lijkt ook dit bolwerk binnen afzienbare tijd te slechten. Het is verbazend en beangstigend tegelijk hoe een relatief kleine groep mensen overal in de wereld de wetgeving naar zijn hand probeert te zetten, en in veel gevallen lukt dat ook.’ (Vlies 2008)
Opvallend is de teneur van het artikel, er wordt gesproken over het feit dat het ‘verbazend en beangstigend’ is dat een ‘relatief kleine groep mensen overal in de wereld de wetgeving naar zijn hand probeert te zetten.’ Verder wordt gesteld dat het ‘zondermeer logisch’ is dat bijzondere scholen op grond van de Bijbel of Koran ‘een (praktiserend) homoseksuele 47
De schepping is zo (niet) bedoeld
leraar of lesbische lerares moet kunnen weigeren.’ De woordkeuze is duidelijk en geeft de indruk dat de angst groot is dat er aan deze vrijheid van onderwijs getornd zal worden. De afgelopen maand was tijdens de meer specifieke discussie rondom de docent in Emst echter duidelijk dat moeilijk gesproken kan worden van een kleine groep die probeert de wetgeving naar zijn hand te zetten, getuige de publiekelijke verontwaardiging (Salm 2009; Trouw 20 mei 2009; NRC Handelsblad 20 mei 2009; Den Brok 2009; Dirks 2009; de Volkskrant 13 juni 2009). Deze vrijheid van onderwijs is een groot goed voor (orthodoxe) christenen en stevig verankerd in de grondwet, maar toch is de angst groot dat er via een omweg aan deze vrijheid wordt getornd. Belangrijk is echter om vast te stellen dat vanuit de Bijbelvisie van orthodoxe christenen, die homoseksualiteit als zonde ziet (visie 1), Bijbelgetrouwheid erg belangrijk is en dat in dit licht ook het eerder aangehaalde laatste oordeel uit Openbaringen 21: 6-8 moet worden bezien. Hierin wordt namelijk gesteld dat, alle ongelovigen en andere zondaars terecht zullen komen een poel, die brandt van vuur en zwavel (Op 21: 8).14 De discussie over bijzonder onderwijs en homoseksualiteit is echter al eerder ter sprake gekomen, want in juni 2008 is er (op aandringen van minister Plasterk) een ‘Visienota (homo)seksualiteit’ opgesteld door de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) en in deze nota was al een aanzet gegeven over hoe om gegaan zou moeten worden met een hypothetische situatie, zoals die zich nu in Emst in de praktijk voordeed.
Het aangaan van een homoseksuele relatie is een van de mogelijke situaties waarin de gegeven belofte niet wordt nagekomen. We proberen door gesprekken en eventueel pastorale steun de medewerker terug te brengen van deze weg. Wanneer hij bij zijn keus blijft, is een (handhaving van de) benoeming in strijd met de grondslag van de school. Vanuit het principe van goed werkgeverschap zullen we dan zoeken naar een passende oplossing binnen de wettelijke kaders. (VGS 2008: 6)
Voor het COC was de situatie, zoals die zich in Emst voordeed een reden om in actie te komen en het feit dat het COC in actie kwam was voor RefoAnders-voorzitter Johan Quist weer een reden om een commentaar op de website te zetten. De toon van dit commentaar is stevig en stelt onomwonden dat het COC zich in deze zaak gedraagt als een ongewenste 14
Opgemerkt dient wel te worden dat uit interviews sterk de indruk naar voren is gekomen dat de visie op homoseksualiteit ook zeker deels voortkomt uit een vooropgezet idee waar vervolgens Bijbelteksten bij worden gezocht (zie ook: Kuitert 1984 in: Lanser 1999).
48
De schepping is zo (niet) bedoeld
indringer die zich niet in interne zaken tussen deze leraar en zijn school zou moeten mengen (Quist 2009; zie ook: Quist 2009a). CHJC-voorzitter Veldhuizen reageert in De Stentor / Veluws Dagblad:
‘Het stuit ons als vereniging tegen de borst dat hij om zijn relatie moet vertrekken. Wat heeft een relatie met zijn vak in het onderwijs te maken? En het bestuur zou ook naar andere oplossingen kunnen kijken. Het is niet leuk voor de leraar, maar een optie is bijvoorbeeld dat zijn partner niet verschijnt bij officiële gelegenheden van de school’ (De Stentor/Veluws Dagblad 19 mei 2009)
ContrariO heeft niet direct op het bovenstaande incident gereageerd, maar doet op de eigen website in dezelfde tijd wel een oproep aan scholen om op vrijdag 15 mei aandacht te besteden aan de sociale acceptatie van homo’s en lesbiennes. Reden voor deze oproep is de International Day Against Homophobia (IDAHO), die jaarlijks op 17 mei wordt gehouden. Op 17 mei 1990 werd homoseksualiteit verwijderd uit de International Classification of Diseases van de Wereldgezondheidsorganisatie en daar wordt dan bij stil gestaan. ‘Wereldwijd vinden op deze dag allerlei acties en evenementen plaats te bevordering van de sociale acceptatie van homo’s en lesbiennes. In het bijzonder besteedt men dan aandacht aan de gevoelens van afkeer die homoseksualiteit bij bepaalde mensen kan oproepen’ (ContrariO 2009). Ook de politiek speelt een belangrijke rol in deze discussie, want het is Groen Links dat minister Plasterk naar de kamer roept ‘om diens visie te horen op het personeelsbeleid van de School met de Bijbel in Emst’ (Reformatorisch Dagblad 16 mei 2009).
Dat de kwestie, al voor bekend is of de school en de leerkracht er inderdaad samen uitkomen, toch breed wordt uitgemeten en becommentarieerd verbaast Vos niet. Voorstanders van homo-emancipatie zien de omgang van het bijzonder onderwijs met homofiele docenten als een probleem. Zij zijn er bij gebaat deze kwestie op te blazen. Als je het thema al tijdenlang uitvergroot, kun je niet anders dan deze casus zo veel mogelijk problematiseren. Men zal gaan porren en stoken en op die manier proberen aan de kwestie een nieuwe dynamiek te geven. Eigenlijk heel triest. Dat de zaak naar buiten komt in een tijd waarin veler ogen op het bijzonder onderwijs zijn gericht, maakt de zaak extra lastig, onderkent Vos. Hij verwijst naar de recente brief van minister Plasterk waarin deze,
49
De schepping is zo (niet) bedoeld
voor velen onverwacht en onterecht, klip-en-klaar stelde dat de wet bijzondere scholen op geen enkele wijze ruimte biedt voor het weren van homoseksuele docenten. Vos: Maar juridisch is dat nog geen uitgemaakte zaak. De politiek moet het debat over de zogenaamde enkelefeitconstructie, waarop bijzondere scholen zich nu beroepen, nog voeren. En rechterlijke uitspraken hierover zijn er nog niet, al wekt de brief de indruk dat de ruimte voor scholen al aan de wet is getoetst. (Reformatorisch Dagblad 16 mei 2009a)
De reactie van het VGS, bij monde van Vos, is niet verbazingwekkend, maar opmerkelijk is dat RefoAnders meent dat de minister zijn boekje te buiten gaat en door zijn opstelling in deze de emancipatie van homofielen en homoseksuelen slechts frustreert en tegenwerkt. In reactie op de brief van Plasterk over dit onderwerp wordt, vanuit het perspectief van RefoAnders, gesteld dat hij een aantal fouten maakt. Zo zou de minister besturen vanuit een ideologie en niet vanuit feeling met de specifieke problematiek en zou hij zich niet collegiaal opstellen ten opzichte van zijn mederegeringsverantwoordelijken (Quist 2009b; zie: bijlage C). Opvallend is dat Quist hier de minister verwijt te besturen vanuit een ideologie, juist het verwijt dat de minister eerder kreeg vanuit reformatorische kring toen hij besloot subsidie toe te kennen aan een aantal christelijke homobewegingen. Het belangrijkste verschil in dit conflict lijkt dan ook voornamelijk ideologisch van aard te zijn en zich te richten op de vraag wat emancipatie in zou moeten houden. Het spanningsveld in deze discussie is enerzijds het onderschrijven van de grondslag van een school voor bijzonder onderwijs en anderzijds de bescherming van onder andere seksuele geaardheid. Quist verwijst echter ook naar het feit dat Plasterk zich niet collegiaal zou gedragen richting zijn mede regeringsverantwoordelijkheden en één van deze personen, te weten André Rouvoet, reageert enige tijd later in de door hem gehouden Groen van Prinsterer lezing, als volgt:
Is er dan in geval van regeringsdeelname geen grens aan het compromis? Zeker wel. Er kan een moment zijn dat het te bereiken resultaat niet meer opweegt tegen wat moet worden prijsgegeven. Ik heb mij altijd goed thuis gevoeld bij de uitspraak van de onlangs herdachte christen-denker Kees Klop: “De grenzen van het compromis liggen daar waar aan fundamentele principes van één van beide partijen afbreuk zou worden gedaan.” Wat de ChristenUnie betreft kunnen we dan denken aan thema’s als de
50
De schepping is zo (niet) bedoeld
beschermwaardigheid van het leven, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs. (Rouvoet 2009)
Voor de confessionele kranten was dit bovenstaande citaat een reden om met een aantal koppen op de voorpagina’s te komen: ‘Rouvoet kritiseert Plasterk’ (Reformatorisch Dagblad 2009), ‘Geen wijziging ‘Plasterk gaat niet over grondslag school’ (Nederlands Dagblad 2009). Voor de niet confessionele kranten en Trouw was de nieuwswaarde van de lezing veel meer gelegen in het feit dat de minister kritiek had geuit op de PVV en de VVD en daarmee indirect ook op coalitiegenoot het CDA (zie: Goslinga 2009; NRC Handelsblad 14 mei 2009; Douwes 2009. Een opvallend verschillende interpretatie van dezelfde lezing, waarbij nog maar eens opvalt hoe belangrijk de ‘scopus’ van een verslaggever is. De situatie verandert echter op slag, als er een advies van de Raad van State (RvS) uitlekt. CHJC, RefoAnders en het COC baseren zich in de berichtgeving alle drie op hetzelfde artikel in het Nederlands Dagblad:
‘Wanneer het nieuwe advies van de Raad van State wordt overgenomen, wordt zo'n kwestie in het vervolg anders benaderd. Het 'persoonskenmerk' van de homoseksuele gerichtheid mag nooit reden zijn tot discriminatie, maar vervolgens kan een relatie of samenwonen wel strijdig zijn met de grondslag van de school. Een school die daar consequent de hand aan houdt, lijkt het recht aan z'n kant te hebben. Wel blijft het zo dat elke individuele kwestie apart moet worden beoordeeld.’ (Beverdam, 2009)
Dit artikel heeft als kop: ‘RvS: christelijke school mag eisen stellen; Ook gedragingen buiten het werk mogen worden getoetst aan de grondslag, vindt adviesorgaan’ (Beverdam 2009). Dat dit artikel ruimte biedt voor interpretatie blijkt uit de op dit bericht gebaseerde berichtgeving. COC en CHJC menen dat de RvS voor de afschaffing van de ‘enkele feitconstructie’ pleit (COC 2009; CHJC 2009a), terwijl voor RefoAnders de nadruk ligt op het feit dat een school een praktiserende homo mag weren (Quist 2009c). Hoewel gebaseerd op hetzelfde bericht is in dit geval de positie van de verschillende bewegingen eenvoudig te bepalen. Voor RefoAnders is de vrijheid van godsdienst en de bijbehorende vrijheid van onderwijs van het grootste belang en dit weegt zwaarder dan eventuele discriminatie op
51
De schepping is zo (niet) bedoeld
basis van seksuele geaardheid. Dit is ook niet geheel verwonderlijk, gezien de eerdere opiniestukken welke, door de voorzitter, op de website van RefoAnders zijn geplaatst (Zie: bijlage A, B en C). De overheid zou met dwang slechts de situatie verergeren en hiermee is voor RefoAnders de overheid een belangrijk deel van de probleemveroorzaker. Dit probleem zou slechts dan opgelost kunnen worden, als de overheid zich niet meer op dit vlak met de reformatorische wereld zou bemoeien. CHJC en COC zien juist wel heil in een overheid die optreedt tegen alle gevallen van discriminatie om seksuele geaardheid en menen dat de overheid niet de probleemveroorzaker is, maar de probleemoplosser. Problematisch is de opstelling van de bijzondere scholen, die menen dat homoseksuele moeten kunnen worden geweerd. ContrariO neemt in deze discussie geen standpunt in, maar wel wordt meegewerkt aan een interview in Trouw over dit onderwerp. Hier wordt melding van gemaakt op de website van ContrariO. In dit interview komt een bestuurslid aan het woord, die werkzaam is als docent op een middelbare school. Hij vertelt over zijn goede ervaringen op deze christelijke school. De conclusie van dit interview is dat in sommige gevallen homoseksueel zijn, een (seksuele) relatie hebben en werken op een reformatorische school wel samen kunnen gaan (Website Trouw a). Ondanks het feit dat ContrariO zegt geen uitspraken te doen over de keuzes van individuele leden, kan dit interview wel degelijk als zo worden geïnterpreteerd. De conclusie is dat het, vanuit de liefde van Christus, eigenlijk geen issue zou moeten zijn voor scholen en dat iedereen welkom zou moeten zijn. Er wordt aangedrongen op een interne oplossing via ‘natuurlijke’ emancipatie, zonder te veel druk van buitenaf. Impliciet wordt echter wel gesteld dat het de scholen zijn die vanuit hun visie op het geloof de problemen veroorzaken. Opvallend in deze situatie is het uitblijven van een reactie van Onze Weg, toch ooit opgericht in reactie op de AWGB en juist die komt hier ter sprake. Dat Different vanuit de eigen visie niet zal reageren is te voorzien, maar juist Onze Weg zou in dit geval met een reactie hebben moeten komen, want dit onderwerp raakt als geen ander aan de AWGB. Waarschijnlijk is deze opstelling gelegen in het feit dat in de afgelopen maanden de stichting veelvuldig negatief in het nieuws is geweest. Daarnaast zijn zij in de eerste plaats, net als Different, toch betrekkelijk eenzijdig gericht op heling in Christus wat in hun ogen zal leiden naar een verandering (interview J. Quist).
52
De schepping is zo (niet) bedoeld
CHJC reageert, zoals te verwachten was, op basis van de eerder vastgestelde positie en ziet in de eerste plaats een probleem waar het de discriminatie van de leraar betreft. Zij zien de oplossing in de eerst plaats in optreden van de overheid. RefoAnders ziet juist dezelfde overheid als probleemveroorzaker en meent dat de reformatorische kerken hun eigen manier van emancipatie moeten vinden en doormaken, zonder daarbij gestoord te worden door vervelende regelgeving. ContrariO kiest ook hier voor een positie in het midden door begrip te tonen voor beide standpunten en vervolgens te stellen dat het, vanuit de liefde van Christus, geen probleem zou behoren te zijn.
Conclusie De aanname in de inleiding was dat de verschillende christelijke homobewegingen allereerst progressieve bewegingen binnen een regressieve omgeving zouden zijn, maar de bestaande praktijk blijkt weerbarstiger te zijn dan de verwachting. Inderdaad zijn er progressieve bewegingen te ontdekken binnen CHJC, ContrariO en zelfs in zekere zin binnen RefoAnders, maar voor Onze Weg en Different geldt in de eerste plaats dat zij regressieve bewegingen zijn binnen een even regressieve omgeving.
Tabel 1: progressief / regressief overheid COC publieke opinie orthodoxe kerkgenootschappen
CHJC Onze Weg Different RefoAnders ContrariO
53
Progressief
Regressief
PKN
De schepping is zo (niet) bedoeld
Bovenstaande tabel geeft weer hoe de verdeling progressief /regressief naar mijn mening is. Overheid, COC en publieke opinie zijn over het geheel genomen progressieve stromingen die een progressieve invloed hebben of proberen te hebben. De orthodoxe kerkgenootschappen beslaan een breed spectrum, omdat de variëteit groot is waar het de mening over het onderwerp homoseksualiteit betreft. Er zijn verschillende kerkgenootschappen, maar ook verschillen binnen kerkgenootschappen tussen kerkleden en kerkleiding. Getuige ook het boek van Loonstra en de daarop volgende reacties. Aangenomen kan worden dat kerkleiders, over het algemeen, een progressievere attitude hebben ten aanzien van homoseksualiteit dan kerkleden. Iets wat zeer zeker ook geldt voor de PKN, deze fusiekerk herbergt een drietal kerken waar over het algemeen betrekkelijk weinig problemen zijn met homoseksualiteit, maar onderdeel van deze kerk zijn ook de leden van de ‘gereformeerde bond’ (voorheen een onderdeel van de NHK) en zij vormen een rechtervleugel die sterk neigt naar de geloofsideeën van de orthodoxe kerken. Vastgesteld is dat de sterk democratische organisatiewijze, en de grote mate van discretionaire bevoegdheid die aan kerkenraden wordt gegeven een negatieve invloed heeft op de bespreekbaarheid en emancipatie van homoseksualiteit. Het kost veel tijd om alle individuele leden te overtuigen van de noodzaak om het gesprek aan te gaan over homoseksualiteit. Pas in een later stadium zullen nieuwe inzichten van onderuit naar de top door kunnen komen. De door Kuitert (2002) geconstateerde afstand tussen universiteiten en de ‘gewone’ gemeenteleden is dan een extra complicerende factor. Wel is het zo dat een verandering vanuit de basis breder gedragen wordt dan een van boven opgelegde verandering. CHJC is niet alleen de grootste, maar ook de meest brede van alle christelijke homobewegingen. Naast een rechtervleugel hebben zij ook een linkervleugel en daarom beslaan zij een belangrijk deel van het spectrum, maar gezien de opstelling van de beweging, in onder andere de discussie rond de homodocent in Emst, neigt zij toch naar een zekere mate van progressiviteit. Onze Weg en Different zijn allereerst regressieve bewegingen, welke trachten hun geloofsbeelden uit te dragen en te vermeerderen. Niet ongewoon voor christelijke kerken, die over het algemeen een culturele doelstelling en cultuurkritische aard kennen (Dierickx 2008: 237). Zij vinden hun oorsprong in de regressieve orthodoxe kerken en zijn in veel gevallen nog orthodoxer dan de linkervleugel van de orthodoxe kerken. 54
De schepping is zo (niet) bedoeld
RefoAnders staat qua gedachtegoed dicht bij hen, maar biedt meer ruimte aan een meer progressieve houding en daarmee aan de progressieve stromingen binnen de orthodoxe kerken. Zo is het belangrijkste verschil gelegen in het feit dat RefoAnders wel degelijk het bestaan van homogevoelens als een vaststaand gegeven aanneemt. Men spreekt zich uit tegen homoseksuele relaties, maar biedt wel ruimte aan vriendschappen tussen homofiele mensen. De invulling hiervan is wat hen betreft een punt van discussie, waarbij de Bijbel als uitgangspunt genomen wordt. ContrariO is eigenlijk een geval apart. Het niet innemen van een standpunt wat betreft relaties maakt het moeilijk om de positie te bepalen. Echter individuele leden doen dit wel. Zij blijken over het geheel genomen het bestaan van seksuele relaties te aanvaarden. De conclusie is dan ook dat zij niet uitgesproken regressief, noch uitgesproken progressief zijn. Deze beweging weet op een goede manier de positie in het midden te gebruiken en gevolg is dat het een gesprekspartner is voor alle andere partijen, van regressief tot progressief. Ook uit de samenwerking met CHJC kan worden opgemaakt dat er een neiging is naar een meer progressieve koers. Alle bewegingen menen dat er een probleem is met de acceptatie van homoseksualiteit en daar houdt de te maken vergelijking grotendeels op. Het probleem zou kunnen worden omschreven als een probleem met de acceptatie of een probleem met de non-acceptatie. De regressieve bewegingen (Onze Weg, Different en RefoAnders) menen dat er een probleem is ontstaan door de sociale acceptatie van homoseksualiteit in de samenleving. Zij stellen zich op het Bijbelse standpunt dat homoseksualiteit een zonde is en een gevolg van de ‘gebrokenheid der schepping’. Zij baseren zich hierbij op een aantal teksten uit de Bijbel en zien geen ruimte voor een andere uitleg, dan een letterlijke. Opmerkelijk is wel dat andere Bijbelpassages, met een even dwingend karakter en een vergelijkbare strafmaat, niet universeel geldend worden verklaard. Het gevoel dat door sommigen een vooringenomen standpunt op Bijbelse gronden wordt ‘gerechtvaardigd’ lijkt dan ook niet geheel onterecht. Voor ContrariO geldt dat het probleem (opzettelijk) enkel en alleen gelegd wordt in de bespreekbaarheid van het onderwerp. Dit biedt de mogelijkheid om het gesprek met alle betrokkenen open te houden. Vervolgens kunnen individuele leden wel degelijk een standpunt innemen waar het gaat om de invulling van het eigen leven. Juist gezien het feit dat de meeste leden het standpunt innemen dat homoseksuele relaties (in liefde en trouw) op basis van de Bijbel gerechtvaardigd zijn ontstaat er een progressieve beweging. 55
De schepping is zo (niet) bedoeld
CHJC ziet het probleem breder en meent dat dit gelegen is in het feit dat homoseksuelen niet volledig zijn geïntegreerd binnen de kerken. Leden komen uit zeer veel verschillende kerken en voor sommige leden is dit ook een reden om bang te zijn dat het specifieke christelijke karakter verloren zal gaan. Uiteindelijk blijkt er sprake te zijn van een tweedeling in de christelijke homobeweging, namelijk enerzijds een regressieve beweging, die een probleem heeft met het feit dat niet langer wordt geaccepteerd dat gelovigen een probleem hebben met homoseksualiteit, en anderzijds een (min of meer) progressieve stroming die een probleem heeft met het feit dat de integratie van homoseksualiteit binnen de verschillende kerken onvoldoende tot stand is gekomen. Zo bezien is er sprake van botsende belangen van de verschillende homobewegingen. Dit heeft tot gevolg dat er twee verschillende problemen zijn, die op zeer verschillende wijze aangepakt moeten worden. De regressieve bewegingen menen dat het probleem deels met therapie opgelost zou kunnen worde, door de ‘genezing’ van homoseksualiteit zou het probleem op te lossen zijn. Opgemerkt dient te worden dat voorgaande in mindere mate geldt voor RefoAnders, aangezien zij wel degelijk homogevoelens als een bestaand gegeven accepteren. Echter hier seksueel uiting aan geven behoort niet tot de mogelijkheden op grond van de Bijbel. Verder is het van belang zo veel mogelijk mensen te bereiken met de Bijbelse boodschap over homoseksualiteit en dit kan mede door middel van een lespakket voor het VO. Daarnaast wordt informatie gegeven over het Bijbelse standpunt in kerken, verenigingen en voor belangstellenden. RefoAnders probeert daarnaast ook via de media aandacht te genereren en het standpunt onder de aandacht te brengen. Daarnaast wordt door alle bewegingen veel tijd gestoken in de hulp aan homoseksuelen die geen liefdesrelatie willen vanwege hun christelijke geloof. CHJC en ContrariO op hun beurt zijn ook sterk gericht op het voorlichten van anderen over hun visie op homoseksualiteit. ContrariO doet dit vanuit een ‘open’ perspectief, waarbij alle opties vanuit de Bijbel open worden gehouden en denkt op die manier het maximale bereik te hebben. CHJC daarentegen kiest voor het innemen van een standpunt dat veel dichter bij dat van de ‘reguliere’ homobeweging ligt en geeft hier voorlichting over aan belangstellenden. Daarnaast is er samenwerking gezocht met ContrariO op het punt van het vervaardigen van lesmateriaal en hier hebben ze een subsidie van het ministerie van OCW voor gekregen. Voorlichting moet vooral in de volle breedte gebeuren en de keuze aan hen 56
De schepping is zo (niet) bedoeld
gelaten die de les krijgen. Ook deze beide verenigingen rekenen het tot hun taak om de lotsverbondenheid te versterken van de leden en op die manier hulp te bieden aan de leden. Opvallend is dat de regressieve bewegingen zich in de eerste plaats beroepen op de wetgeving en menen dat de hulp vanuit de overheid moet komen door middel van de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs. Wordt hier aan getornd, of hebben ze dat gevoel, dan moet de overheid direct in actie komen om dit een halt toe te roepen. Deze twee vrijheden mogen in hun ogen nooit ingeperkt worden en daar dient de overheid zorg voor te dragen. De Bijbel is daarbij leidraad en van belang is dat de overheid ingesteld is door God en Zijn belangen moet nastreven. CHJC en ContrariO menen ook dat de overheid een rol speelt in de actie die ondernomen moet worden, maar zeker CHJC meent dat hier ook voor de kerken een grote rol is weggelegd, want zij moeten hun standpunt ten aanzien van homoseksualiteit aanpassen en de integratie van homoseksuelen mogelijk maken.
57
De schepping is zo (niet) bedoeld
Bijlagen Bijlage A COC gedraagt zich als ongewenste indringer Ondanks dat de Leraar uit Emst heeft aangegeven dat hij niet wil dat het COC naar de CGB stapt Wil COC Nederland toch doorgaan met deze stap. Op deze wijze gedraagt het COC zich als een ongewenste indringer in de christelijke orthodoxie die onder het valse voorwendsel van publieke belangen de eigenheid van de Christelijke orthodoxie wil aantasten en daarmee ook de integriteit van de christenen met homogevoelens beschadigt.
Geen publieke kwestie maar een groep-specifieke kwestie De kwestie van de homoseksuele leraar in Emst die een relatie wil aangaan, is geen publieke maar interne christelijke kwestie die zich alleen kan voordoen tussen een christelijke school met een Bijbelvisie die geen bijbelse ruimte ziet voor de homoseksuele praksis. En een leraar die in zijn Bijbelvisie wel ruimte ziet voor de homoseksuele praksis Van het COC is bekend dat zij christenen met homogevoelens die bij hun om hulp vragen regelmatig het advies geven om hun achterhaalde christelijke principes maar aan de kant te schuiven. Ook de suggestie van Plasterk dat belangengroepen als een vakbond of het COC in deze kwestie naar de CGB kunnen stappen is het ontkennen van eigenheid van deze groepspecifieke problematiek Als Plasterk dan hierbij een belangen organisatie had moeten noemen had dit een christelijke organisatie moeten zijn. Het COC vindt dat de vrijheid van onderwijs niet betekent dat het reformatorisch onderwijs praktiserende homo's mag weren. De grondwet verbiedt dat mensen gediscrimineerd worden. Maar deze gelijkheidsideologie gaat ten koste van de leraar en de ouders. doorgeschoten gelijkheid-denkers vinden dat de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst niet vóór het recht van gelijke behandeling gaat. Ze stellen daarmee de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWBG) boven andere grondrechten. Maar moet je in 58
De schepping is zo (niet) bedoeld
de discussie rond de leerkracht die praktiserend met zijn homogevoelens omgaat en toch les geeft op een orthodox-christelijke school, alleen maar kijken naar deze botsende grondrechten? Hebben de doorgeschoten gelijkheidsdenkers wel oog voor de belangen van de mensen die hierin een rol in spelen of gaat het simpel om hun ideologie? Stelt u eens voor dat ik hun lijn volg. Ik solliciteer op een orthodox-christelijke school en vertel dat ik mijn homogevoelens praktiseer in een relatie. De school mag mij niet op deze grond weigeren, want ik beloof de grondslag van de school getrouw uit te dragen. Voor ik naar mijn werk ga geef ik mijn partner een afscheidskus en overdenk ondertussen het thema 'relatie in Bijbels perspectief', dat ik die dag in de klas zal gaan behandelen. Volgens de Bijbelvisie van de school moet ik mijn eigen relatie als onbijbels betitelen. Terwijl ik dit overdenk, zie ik vanuit mijn ooghoeken een leerling van mij voorbij komen, oei...die zag net dat ik die afscheidskus gaf aan mijn vriend...
Dubbelzinnig gelijkheidsfanaten dragen de ideologie van gelijkwaardigheid te strikt uit en dit gaat ten koste van de integriteit van het orthodox-christelijk onderwijs. Dit schaadt de geloofwaardigheid en integriteit van de personen waarvoor ze denken op te komen. Deze ideologie gaat ook ten koste van de opvoeding die ouders aan hun kinderen willen geven vanuit de doopbelofte die zij hebben gedaan. Deze ideologie wil kinderen laten voorgaan in dubbelzinnig gedrag door hun leraar. Mogen wij dit schijnheilig of huichelen noemen? Is dit het eerlijk overbrengen van waarden en normen? Overigens, steeds horen we over slechts twee partijen, de school en de leerkracht. Waar zijn de ouders en hun kinderen bij deze discussie? Ook zij hebben een belang hierin! Mag dan het enkele belang van deze leerkracht, die blijkbaar een dubbelzinnig leven wil lijden, boven het belang gesteld worden van de opvoeding aan deze kinderen van de ouders die het aangaat?
Oprecht De Stichting 'RefoAnders' geeft uitvoering aan het project 'Coming True' en hierin leggen zij sterk de nadruk op waarden als oprechtheid en waarheid. Alleen vanuit die manier van leven kan respect afgedwongen worden door christenen met homogevoelens. Wanneer een 59
De schepping is zo (niet) bedoeld
christen met homogevoelens les wil geven op een orthodox-christelijke school, dan is dat prima. Maar sta dan in leer en leven wel 'oprecht en waar' in de Bijbelvisie die je gaat uitdragen. Zo niet, weet dan je plaats en solliciteer bij een school met een andere Bijbelvisie die wel aansluit op je eigen visie. (Quist 2009)
60
De schepping is zo (niet) bedoeld
Bijlage B COC probeert goedkoop te scoren door huichelen te legitimeren! De praktiserende homoleraar die aanblijft op een school die de Bijbelvisie uitdraagt dat seksualiteit alleen in een duurzame relatie van één man en één vrouw hoort, onderwijst in huichelen! Zou COC een bestuurslid willen die buiten zijn bestuursfunctie om homoseksualiteit zondig noemt? De kans is zeer groot dat dit bestuurslid ontslag krijgt! Mensen die zich aansluiten bij een groep moeten zich conformeren aan die groep, wil je dit niet, breng dan je punten in goede harmonie ter sprake, is er geen ruimte, zoek dan een groep die wel aansluit bij je visie. respecteer de ander cq groep in zijn levensvisie. Ook zal het opleggen van acceptatie via wetgeving of rechter niet de bespreekbaarheid en de echte acceptatie van binnenuit bevorderen. Waarschijnlijk maakt het COC zich daar ook niet echt druk om, het COC wil simpel snel scoren door via wetgeving te bereiken dat de praktiserende homoseksueel ruimte krijgt om op een orthodox christelijke school les te geven, de problemen die daarbij ontstaan bij ouders of de school of voor de leraar persoonlijk laten hun blijkbaar onverschillig. Halve betrokkenheid kenmerkt in deze COC RefoAnders echter probeert nu juist om door het gesprek de openheid op gang te krijgen en van binnen uit een in de orthodox christelijke Bijbelvisie verantwoorde consensus van acceptatie te bereiken een proces van lange adem wat niet even goedkoop via een rechterlijke uitspraak loopt en waarin zij ook niet willen forceren maar juist in gezamenlijkheid een weg willen zoeken. (Quist 2009a)
61
De schepping is zo (niet) bedoeld
Bijlage C Gedwongen acceptatie frustreert bespreekbaarheid van homogevoelens ! Het bevorderen van de bespreekbaarheid van homogevoelens is in orthodox christelijke kringen een uiterst gevoelige bezigheid op het scherpst van de snede. Ideologische voortvarendheid kan dit proces laten ontsporen. Constant dient er daarom feeling te zijn met wat er speelt en welke emoties door de gezindte ervaren word. Bespreekbaarheid bevorderen moet gebeuren van binnen uit. Mensen moeten overtuigd raken van de noodzaak hiervan. Scheve beeldvorming moet zowel bij de betrokkenen als bij de toeschouwers recht getrokken worden. Dit proces kan maar op één manier tot stand komen en dat is door openheid en eerlijkheid. In christelijke kringen is het dan tevens belangrijk dat men ervaart dat de persoon met homogevoelens evenzeer christen is. Dit geldt zowel voor zijn daden als voor zijn belijden. Door deze eerlijkheid en de raakvlakken op het gebied van geloof krijg je een integere bespreekbaarheid die uiteindelijk zal leiden tot een bepaalde consensus in de acceptatie. Deze natuurlijke gang naar een consensus in de acceptatie kan alleen vanuit de hierboven genoemde volgorde gebeuren en nooit andersom. Deze manier van werken is ook het recept van Stichting RefoAnders. Zij bevorderden zo de bespreekbaarheid van homogevoelens in orthodox christelijke kring . Wanneer echter deze natuurlijke gang van zaken wordt omgedraaid en acceptatie wordt afgedwongen, dan wordt juist weerstand opgeroepen. Het gevolg is dat mensen met homogevoelens juist meer in de knel komen en dus minder open in het leven durven te staan. Dit laatste is nu precies wat gebeurt middels de pressie die minister Plasterk uitoefent op de orthodox christelijke scholen. Plasterk vindt immers dat scholen een praktiserende homoseksuele leraar ook op godsdienstvrijheid berustende grondslagen niet meer mogen weigeren. Een mening dus die rechtstreeks conflicteert met de grondslag van deze scholen en deze scholen aantast in hun eigen identiteit. Naast het aantasten van artikel 23 uit de grondwet en de inperking van de 62
De schepping is zo (niet) bedoeld
godsdienstvrijheid, is ook zijn uitleg aan deze wet op dit punt zeer discutabel en vooruitlopend op de huidige politieke stand van zaken. (Zie artikel1) en (zie artikel2) Blijkbaar is ook bij Plasterk de wens de vader van de gedachten. Zijn ideologie lijkt hier te winnen van zijn nuchterheid.. De enkele feit-constructie in de Algemene Wet Gelijke Behandeling is een politiek zwaarbevochten compromis die onder de hoede van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) is komen te staan. Deze commissie dient een praktische uitwerking aan dit compromis te geven. Juist daar zit de pijnplek, want deze CGB heeft jarenlang onder de hoede gestaan van prof.dr. A.G. Castermans. Deze hoogleraar presteerde het om zelfs vlak voor zijn vertrek nog een zeer omstreden uitspraak te doen. Onder leiding van prof.dr. Castermans is deze politiek uiterst gevoelige constructie in een buitenparlementaire – en dus niet democratisch – bepaalde besluitvorming langzaam maar zeker uitgehold tot een bepaling zonder praktische inhoud. Niet voor niets gingen er stemmen op om deze enkele feit-constructie opnieuw op de politieke agenda te zetten en te heroverwegen. Deze constructie, die nu buiten de democratische rechtsorde om misvormd is, wordt door Plasterk als staande wetgeving gezien. Dit doet hij ondanks dat het kabinet heeft besloten om eerst een advies van de Raad van State inzake deze wetgeving af te wachten. Samengevat maakt Plasterk dus een aantal fouten: - Hij bestuurt in het kader van de beleidsnota “gewoon homo zijn” vanuit een ideologie, in plaats vanuit zorgvuldige feeling met de specifieke problematiek. - Hij accepteert op een zeer politiek gevoelig punt, buitendemocratisch uitgeholde wetgeving (CGB is een niet-democratisch gekozen instantie) - Hij toont zich een partner in het kabinet die zich op dit punt niet collegiaal gedraagt ten opzichte van zijn mede regeringsverantwoordelijken. - Hij wil acceptatie van gevoelige zaken bij bevolkingsgroepen opleggen, in plaats van dit op een natuurlijke ingebedde wijze te laten ontplooien. Door deze handelwijze frustreert minister Plasterk zijn eigen beleidsnota `Gewoon homo zijn` en maakt hij het werk van Stichting RefoAnders onnodig moeilijker.
63
De schepping is zo (niet) bedoeld
Dit artikel is verzonden naar alle landelijke bladen en naar de woordvoerders homo emancipatie in de tweede kamer. (Quist 2009b)
64
De schepping is zo (niet) bedoeld
Literatuur Andeweg, R., ‘De burger in de Nederlandse Politiek’ in R. Andeweg e.a. Politiek in Nederland. Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. 1993: pp.77-100 Benford, R. D. en D. A. Snow ‘Framing Processes and Social Movements: An Overview and Assessment’ Annual Review of Sociology, 26 (2000), pp.611-639 Beverdam, G. (2009) ‘RvS: christelijke school mag eisen stellen; Ook gedragingen buiten het werk mogen worden getoetst aan de grondslag, vindt adviesorgaan’, Nederlands Dagblad , 9 juni Bigger, S. ‘The Family Laws of Leviticus 18 in Their Setting’ Journal of Biblical Literature 98 (2), (1979), pp.187-203 Bond van Vrije Evangelische Gemeenten (2009) Ontstaan. geraadpleegd op 4 juni 2009: www.bondveg.nl Brok, Y. den (2009) ‘Op de school hoort homo of lesbo erbij’, Trouw, 29 mei Bruin, G. de (2005) ‘Dominees in de nesten door homostandpunt’, Provinciale Zeeuwse Courant , 26 oktober CGK (2009) Organisatie van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Geraadpleegd op 3 juni 2009: www.cgk.nl CHJC ‘De vereniging in cijfers’ in B. Rovers en T. van Hooijdonk (eds), Het is anders heel gewoon; Jubileumboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging van christelijke homo's, lesbiennes en biseksuelen CHJC. Schijndel: NPC 2008: 65-69 CHJC (2009) Doelstelling van CHJC, vereniging van christelijke homo’s, lesbiennes en biseksuelen. Geraadpleegd op 13 juni: www.chjc.nl CHJC (2009a) Nieuws. Geraadpleegd op 17 juni 2009: www.chjc.nl Christenunie (2008) Maakt overheidssubsidie christelijke organisaties onderhorig? 1 december, geraadpleegd op 12 juni 2009: www.christenunie.nl COC (2009) Nieuws. 9 juni, geraadpleegd op 17 juni 2009: www.coc.nl ContrariO (2009) GRIPen ContrariO doen oproep aan scholen en kerken. Geraadpleegd op 15 juni 2009: www.contrario.nl ContrariO (2009a) Over ContrariO. Geraadpleegd op 1 juni 2009: www.contrario.nl Dean Allen II, L. ‘Promise Keepers and Racism: Frame Resonance as an Indicator of Organizational Vitality’ Sociology of Religion, 61 (1), (2000), pp.55-72 65
De schepping is zo (niet) bedoeld
Dierickx, G. (2008) De buitenkant van religie: een menswetenschappelijke rondleiding. Apeldoorn: Uitgeverij Garant Different (2007) Different: Psychosociale hulpverlening rond (seksuele) identiteit en relaties: Jaarverslag 2006. Geraadpleegd op 14 juni 2009: www.different.nl Different (2009) Welkom op de site van Different. Geraadpleegd op 14 juni 2009: www.different.nl Dijk, M. van, en E. Hakkenes (2005) ‘Met een knetterende brief verbannen: De God van Nederland’ Trouw , 10 december Dirks, B. (2009) ‘Een ongemakkelijke werkelijkheid: Homo op christelijke school Onderwijsvrijheid of discriminatie?’, de Volkskrant, 11 juni Douma, J. ‘Homofilie en homoseksualiteit’ in B. Luiten (ed.), Homofilie en christen zijn. Barneveld: De Vuurbaak 1998: pp.33-37 Douwes, D. (2009) ‘Joods-christelijke waarden te pas en te onpas gebruikt’, de Volkskrant , 14 mei Dros, L. (2005) ‘Ondergaande zon’, Trouw , 11 juli Dros, L. (2005a) ‘Verlegenheid’, Trouw, 7 november Gagnon, R.A.J. (2001) The Bible and Homosexual Practice: Texts and Hermeneutics. Nashville: Abingdon Press Generale Synode (2008) Bouwstenen voor het gesprek over seksualiteit. Utrecht: Protestantse Kerken in Nederland. GKV (2008) Bestuur en Organisatie van Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Geraadplaagd op 3 juni 2009: www.gkv.nl Goslinga, H. (2009) ‘Zwalkend CDA in grote verlegenheid na aanval Rouvoet’ Trouw, 16 mei Graafland, C. ‘Schriftgezag en Schriftvertolking: Naschrift bij de derde brief van drs. W. Dekker’, Kontekstueel 9 (3) (1995), p.36 Hersteld Hervormde Kerk. (2009) Welkom bij de Hersteld Hervormde Kerk. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.hersteldhervormdekerk.nl Hoek, J. ‘Hoe gaan we bijbels verantwoord om met homoseksualiteit?’ in A. Kool e.a. Homoseksualiteit en kerk; Om de voortgang van het gesprek. Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum 1995: pp.39-57 Hogeboom, E. ‘Homoleraar’, De Pers, 11 juni
66
De schepping is zo (niet) bedoeld
Houtman, C. (2006) De Schrift wordt geschreven: Op zoek naar een christelijke hermeunetiek van het Oude Testament. Zoetermeer: Uitgeverij Meinema Houtman, W. (2008) ‘Een ander christelijk geloof’, Nederlands Dagblad, 4 augustus Houtman, W. (2008) ‘Wie kookt er bij hem?’, Nederlands Dagblad, 1 augustus Jensma, F. (2009) ‘Een handleiding om homo's te weren; Raad van State komt met nieuw criterium waarmee scholen leraren kunnen afwijzen’, NRC Handelsblad, 3 juni Jong, H. de (1997) Trouwen, scheiden en alleen blijven: Over Matteüs 19: 1-12. Kampen: Kok Voorhoeve Kamphuis, J. (1986) Om de heiligheid van de gemeente. Kampen: Van den Berg (3e druk), beschikbaar via: http://www.kerkrecht.nl/main.asp?pagetype=onderdeel&item=57&subitem=1654&page= (geraadpleegd 22 juni 2009) Kerkzoeker. (2009a) Gereformeerde Gemeente (in Nederland en Noord-Amerika). Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009b) Gereformeerde Gemeente in Nederland. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009c) Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009d) Hersteld Hervormde Kerk. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009a) Nederlands Gereformeerde Kerk. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009f). Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland . Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009g) Protestantse Kerk in Nederland. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009h) Voortgezet Gereformeerde Kerk. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Kerkzoeker. (2009i) Vrije (oud) Gereformeerde Gemeente. Geraadpleegd op 4 juni 2009: www.kerkzoeker.nl Klaassen, M. (2008) ‘Scheppingsorde norm voor vrouw en ambt’, Reformatorisch Dagblad, 4 september
67
De schepping is zo (niet) bedoeld
Knijff, H. de (1987) Venus aan de leiband : Europa's erotische cultuur en christelijke sexuele ethiek . Kampen: Kok Kool, A. ‘Homoseksualiteit: Overwegingen en perspectieven’ in A. Kool e.a. Homoseksualiteit en kerk; Om de voortgang van het gesprek. Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum 1995: pp.22-38 Kuiper , D. Th. ‘Emancipatie en (des)integratie: bespreking van een aantal sociologische studies over de veranderingen in de reformatorische en katholieke wereld’, in Bruijn, J. de, J.G.M. de Bruijn en G.J. Schutte (eds), Tussen observatie en participatie : twee eeuwen gereformeerde en antirevolutionaire wereld in ontwikkelingsperspectief : verzamelde opstellen. Hilversum: Verloren (2002), pp.173-194 Lanser, S. (1999) Het schip der kerk op roze golven: Over homobevrijding en ecclesiologie. Gorinchem: Narratio Leede, H. de ‘In gesprek over homoseksualiteit’ in A. Kool e.a. Homoseksualiteit en kerk; Om de voortgang van het gesprek. Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum 1995: pp.64-86 Ley, E. van (2005) ‘Kerkgangers boos om roze kauwgumballen’, Algemeen Dagblad , 31 augustus Lont, Y. (2007) ‘Andere weg voor homo's’, Nederlands Dagblad, 29 augustus Loonstra, B. (2005) 'Hij heeft een vriend': Homorelaties in de christelijke gemeente. Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum McQuail, D. (2005) McQuail’s Mass Communication Theory. London: Sage Publications (5th ed.) Mazzolari, D. ‘Eens homoseksueel, altijd homoseksueel?: Onderzoek van Spitzer bewijst het tegendeel!’ in Vogelvlucht; 25 jaar Onze Weg jubileumnummer BinnensteBuiten, 20 (3), (2007), pp.32-34. Mohler, A. (2009) Homosexuality and the Bible. Geraadplaagd op juni 13, 2009: www.albertmohler.com Mouwen, C. (2008) Strategische planning voor de moderne non-profit organisatie. Assen: Uitgeverij Van Gorcum Nederlands Bijbelgenootschap (1951) NBG-vertaling 1951. Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap NGK. (2008) Wie zijn we. 22 oktober, geraadpleegd op 4 juni 2009: www.ngk.nl Niet, M. de (1999) Preek over Genesis 19:1-29.24 oktober, geraadpleegd op 12 mei 2009: www.gvgroningen.nl
68
De schepping is zo (niet) bedoeld
Noordegraaf, M. (2004) Management in het publieke domein: Issues, instituties en instrumenten. Bussum: Uitgeverij Coutinho Onze Weg (2009) Welkom en doelstelling. Geraadpleegd op 24 juni 2009: www.onzeweg.nl Palm, L. ‘Levensbeschouwing: Homoseksuelen en hun godsdienst’ in T. Bartels en J. Versteegen, Homoencyclopedie van Nederland. Amsterdam: Anthos 2005: pp.53-68 PKN (2009) Bestuur en organisatie. Geraadpleegd op 24 juni 2009: www.pkn.nl Posthumus, K. (2004) Kringen in de branding: 40 jaar homo/lesbische emancipatiebeweging. Gorinchem: Narratio Quist, J. (2009) COC gedraagt zich als ongewenste indringer. RefoAnders, 21 mei, geraadpleegd op 22 mei 2009: www.refoanders.nl Quist, J. (2009a, mei 20) COC probeert goedkoop te scoren door huichelen te legitimeren! RefoAnders, 20 mei geraadpleegd op22 mei 2009: www.refoanders.nl Quist, J. (2009b) Dwang frustreert. RefoAnders, 1 mei, geraadpleegd op 18 mei 2009: www.refoanders.nl Quist, J. (2009c) RvS School mag praktiserende homo weren . RefoAnders, 9 juni, geraadpleegd op 17 juni 2009: www.refoanders.nl RefoAnders (2008) Visie document Stichting RefoAnders, 9 juni, geraadpleegd op 17 juni 2009: www.refoanders.nl Ridderbos, S. ‘Bijbel en homosexualiteit’ in A. Janse de Jonge, e.a., De homosexuele naaste. Baarn: Bosch & Keuning 1961: pp. 27-55(2e druk) Rougoor, M. ‘Fragmenten van een persoonlijke geschiedenis’ in S. Rozendaal (ed), Wie ben ik, dat ik dit NIET mag?: ervaringen van homo-theologen in de Gereformeerde Kerken. Kampen: Kok 1987: pp.23-35 Rouvoet, A. (2009). Macht dienstbaar maken aan gerechtigheid; Over de ChristenUnie en regeringsverantwoordelijkheid; Groen van Prinsterlezing 13 mei 2009. 14 mei, geraadpleegd op 30 mei 2009: www.christenunie.nl Rovers, B. ‘De leden van CHJC’ in B. Rovers en T. van Hooijdonk, Het is anders heel gewoon; Jubileumboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging van christelijke homo's, lesbiennes en biseksuelen CHJC. Schijndel: NPC 2008: 55-60 Salm, H. (2009) ‘'School mag homoleraar niet wegsturen': Hoogleraar onderwijsrecht: Ontslag druist in tegen Algemene wet gelijke behandeling’, Trouw, 19 mei 2009
69
De schepping is zo (niet) bedoeld
Sandfort, T. ‘Nog lang niet klaar: De permanente noodzaak van een lesbische en homobeweging’ in J. Veenker (ed) Roze tijden: Kansen en risico’s voor de lesbische en homobeweging. Amsterdam: Schorer Boeken 1998: pp.91-104 Schwendter, R. (1974). Visies op subcultuur. (R. Lagendijk, vert.) Meppel: Boom. Seldenrijk, R. (2004). Als je je anders voelt: homofiele gerichtheid, homoseksualiteit, transseksualiteit en de christelijke gemeente. Amsterdam: Oogst Publicaties / Uitgeverij Groen. SGP (2003) Toelichting op het program van beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij. 's Gravenhage: Staatkundig Gereformeerde Partij. Siebesma, R. ‘Lezing gehouden in de Jeruzalemkerk. in Nederlands Gereformeerde Kerk van Utrecht’, in NGK Utrecht, Bezinning op homoseksualiteit; Reader onder auspiciën van de Nederlandse Gereformeerde Kerk van Utrecht. Utrecht 2008: pp.31-42 Sleijster, W. (2005) ‘Botsing van culturen rond homoseksueel’, De Stentor, 27 augustus Staaij, E. van (2009) ‘CGB publiceert advies aan Plasterk’, Reformatorisch Dagblad, 30 april Staaij, E. van (2006) ‘Homoseksueel gedrag als zonde blijven zien’, Reformatorisch Dagblad, 8 september Sunier, T. (1996) Islam in beweging: Turkse jongeren en islamitische organisaties. Amsterdam: Het Spinhuis Synovate. (2009). Evolutie of schepping?; Nederlanders over het ontstaan van de mens. Amsterdam: Synovate Taccoen, L. (2005) Gehoorzaamheid en perversie: Over de wet van de taal als een verbod . Apeldoorn: Garant Timmers, L. (2008) Kunnen christelijke homo-organisaties fuseren?. 8 november, geraadpleegd op 12 juni 2009: http://weblogs.nos.nl/methetoogopmorgen Veenhof, J. ‘Bijbel en homosexualiteit’ in S. Rozendaal (ed), Wie ben ik, dat ik dit NIET mag?: ervaringen van homo-theologen in de Gereformeerde Kerken (pp. 10-22). Kampen: Kok 1987: pp.109-123 Veldhuizen, I. ‘Oud-voorzitters over 25 jaar CHJC’ in B. Rovers en T. van Hooijdonk (eds), Het is anders heel gewoon; Jubileumboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging van christelijke homo's, lesbiennes en biseksuelen CHJC. Schijndel: NPC 2008: 122-123 vGKN (2009). Nadere kennismaking... , 2 juni, geraadpleegd op 4 juni 2009: www.vgkn.nl
70
De schepping is zo (niet) bedoeld
VGS (2008) Visienota (homo)seksualiteit. Ridderkerk: VGS. Vlies, J. van (2008) ‘Recht op vrijheid van opvoeding moet blijven’, Reformatorisch Dagblad, 18 december Vries, H. de ‘Je komt er "gewoon" niet tussen’ in S. Rozendaal (ed), Wie ben ik, dat ik dit NIET mag?: ervaringen van homo-theologen in de Gereformeerde Kerken (pp. 10-22). Kampen: Kok 1987: pp.10-22 Wal, H. v. (2006). Een aanvechtbare en onzekere situatie: de Nederlandse Hervormde Kerk en Nieuw-Guinea 1949-1962. Hilversum: Uitgeverij Verloren Walsh, J. (2001 ). Leviticus 18:22 and 20:13: Who Is Doing What to Whom? Journal of Biblical Literature 120 nr. 2 , 201-209. Website Trouw: http://www.trouw.nl/religiefilosofie/nieuws/article2023282.ece/EO_laat_het_scheppingsverhaal_los_.html (geraadpleegd op24 juni 2009) Website Trouw a: http://www.trouw.nl/video/onderwijsvideo/?clip=2788987&pageIndex=1&start=1 Westergraaf, M. (2005). Hand in hand; Over homoseksualiteit, geloof en kerk. ContrariO (3e druk) Williams, R. ‘Introduction: Promise keepers: A comment on religion and social movements’ Sociology on religion ,61 (1) (2000), pp. 1-10.
71
De schepping is zo (niet) bedoeld
Geciteerde interviews
Interview anoniem, 6juni 2009 Interview C. Houtman, emeritus hoogleraar O.T. Protestantse Theologische Universitei, 12 maart 2009 Interview G. van Oosten, voormalig lid De Kringen, 12 mei 2009 Interview J. Quist, voorzitter RefoAnders, 19 juni 2009 Interview M. Luiten, bestuurslid regio Midden CHJC, 6 mei 2009
72
De schepping is zo (niet) bedoeld
Krantenartikelen (zonder auteur)
‘Bezwaarschrift tegen boek dr. B. Loonstra’ in Reformatorisch Dagblad, 22 augustus 2005 ‘Boek over homo's uit handel gehaald’ in Trouw, 22 oktober 2005 ‘Cgk Urk: Loonstra schorsingswaardig’ in Reformatorisch Dagblad, 30 september 2005 ‘COC in de bres voor homoseksuele onderwijzer’, Trouw, 20 mei 2009 ‘COC: ook onderzoek naar RefoAnders’ in Nederlands Dagblad, 9 januari 2009 ‘COC: oordeel over schorsen homoleraar: Commissie Gelijke Behandeling’, NRC Handelsblad, 20 mei 2009 ‘Commentaar: Botsende grondrechten’, de Volkskrant, 13 juni 2009 ‘Commentaar: Omzien naar gisteren’ in Reformatorisch dagblad, 31 december 2005 ‘De schepping is zo niet bedoeld’ in Trouw, 25 februari 2009 ‘Een aanval en een uitdaging’ in Reformatorisch Dagblad, 3 november 2009 ‘Een verstandig besluit, een wijze stap’ in Reformatorisch Dagblad, 21 oktober 2009a ‘Felle aanval op Williams in homoruzie bij anglicanen’ in Trouw, 2 augustus 2008 ‘Geen weg terug’ in de Volkskrant, 15 november 2007 ‘Geen wijziging ‘Plasterk gaat niet over grondslag school’ in Nederlands Dagblad, 14 mei 2009 ‘Gelovigen in Nederland worden niet bevoorrecht’ in Reformatorisch Dagblad, 13 november 2008 ‘GL: Kamerdebat over schorsen leraar’ in Reformatorisch Dagblad, 16 mei 2009 ‘Heb toch wat meer liefde’ in Trouw, 25 februari 2005a ‘Het is winst dat de EO zich niet laat opsluiten in het eigen dogmatische gelijk’ in Trouw, 7 februari 2009 ‘Homoboek’ Emmeloordse dominee uit handel’ in De Stentor, 25 oktober 2005 ‘Homorelatie in liefde en trouw geoorloofd’ in Reformatorisch Dagblad, 24 juni 2005 ‘In de opleiding staat heterobeeld centraal’ in Trouw, 26 februari 2009 ‘Kerkgangers boos om roze kauwgumballen’ in Algemeen Dagblad, 31 augustus 2005 73
De schepping is zo (niet) bedoeld
‘Loonstra is weer een stap verder’ in Reformatorisch Dagblad, 8 juli 2005 ‘Men zal gaan porren, stoken’ in Reformatorisch Dagblad, 16 mei 2009a ‘Misschien is dit wat God wil’ in Trouw, 26 februari 2009a ‘Naïef Relativeringen Hoek: overspel zondiger dan homorelatie’ in Nederlands Dagblad, 24 augustus 2007 ‘Positie Williams onhoudbaar’ in Reformatorisch Dagblad, 9 augustus 2008 ‘Raad van State blijft vaag over homoleraar; School mag 'beroepseisen' stellen’ in Trouw, 10 juni 2009 ‘RefoAnders’ in Nederlands Dagblad, 29 november 2008 ‘RefoAnders had subsidie niet moeten aanvaarden’ in Reformatorisch Dagblad, 27 november 2008 ‘Rouvoet kritiseert Plasterk’ in Reformatorisch Dagblad, 14 mei 2009 ‘Rouvoet: CDA verliest geloofwaardigheid’ in NRC Handelsblad, 14 mei 2009 ‘Tijd in voordeel van orthodoxen’ in Trouw, 5 augustus 2008 ‘Vereniging christelijke homo's betreurt pijnlijk incident in Emst’ in De Stentor/Veluws Dagblad, 19 mei 2009
74